ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 334

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
21 november 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit 2014/821/GBVB van de Raad van 4 november 2014 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

1

 

 

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1241/2014 van de Commissie van 7 november 2014 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Westfälischer Pumpernickel (BGA))

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1242/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met betrekking tot de presentatie van de relevante cumulatieve gegevens over concrete acties

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met betrekking tot de door de lidstaten te verstrekken informatie en inzake de gegevensbehoeften en de synergieën tussen mogelijke gegevensbronnen

39

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1244/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp) ( 1 )

52

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

84

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/102/EU van de Raad van 7 november 2014 tot aanpassing van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië ( 1 )

86

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/822/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

88

 

 

Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

90

 

 

2014/823/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

93

 

 

2014/824/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling II — Europese Raad en Raad

94

 

 

Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling II — Europese Raad en Raad

95

 

 

2014/825/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van de organisatiestructuur en de werking van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en het Europees partnerschap voor innovatie-netwerk en tot intrekking van Besluit 2008/168/EG

98

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/1


BESLUIT 2014/821/GBVB VAN DE RAAD

van 4 november 2014

betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37, in samenhang met artikel 218, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 22 juli 2014 Besluit 2014/486/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op dezelfde dag heeft de Raad het besluit houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met Oekraïne met het oog op het sluiten van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de GVDB (Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid) -missie van de Europese Unie in Oekraïne vastgesteld.

(3)

Na onderhandelingen tussen de Unie en Oekraïne is er een Overeenkomst inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) („de overeenkomst”) tot stand gekomen.

(4)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst te ondertekenen, teneinde de Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 4 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  Besluit 2014/486/GVDB van de Raad van 22 juli 2014 betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42).


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/3


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Oekraïne inzake de status van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Europese Unie” of „de EU” genoemd,

enerzijds, en

OEKRAÏNE, hierna „Oekraïne” of „de gaststaat” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

REKENING HOUDEND MET:

de brief van 11 juli 2014 van de minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne aan de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Besluit 2014/486/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine),

het feit dat deze overeenkomst de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens internationale overeenkomsten en andere instrumenten tot instelling van internationale tribunalen, waaronder het statuut van het Internationaal Strafhof, onverlet laat,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Werkingssfeer en definities

1.   Deze overeenkomst is van toepassing op de adviesmissie van de Europese Unie in Oekraïne (EUAM Ukraine) en op het personeel van die missie.

2.   Deze overeenkomst is uitsluitend van toepassing op het grondgebied van Oekraïne.

3.   Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende definities:

a)   „EUAM Ukraine” of „de missie”: de adviesmissie van de EU voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne die door de Raad van de Europese Unie is ingesteld bij Besluit 2014/486/GBVB, met inbegrip van haar componenten, eenheden, hoofdkwartier en personeel, ingezet op het grondgebied van de gaststaat en toegewezen aan EUAM Ukraine;

b)   „hoofd van de missie”: het hoofd van de missie EUAM Ukraine, aangesteld door de Raad van de Europese Unie;

c)   „Europese Unie (EU)”: de permanente organen van de EU en hun personeel;

d)   „personeel van EUAM Ukraine”: het hoofd van de missie, het personeel van de missie dat gedetacheerd is door EU-lidstaten, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en EU-instellingen en door niet-EU-staten die door de EU verzocht zijn aan EUAM Ukraine deel te nemen, alsmede internationaal personeel dat op contractbasis door EUAM Ukraine is aangeworven met het oog op de voorbereiding, ondersteuning en uitvoering van de missie, en het personeel dat in het kader van de missie voor een zendstaat, een EU-instelling of de EDEO op missie is. Het personeel in dienst van commerciële contractanten of het ter plaatse aangeworven personeel valt buiten deze definitie;

e)   „hoofdkwartier”: het hoofdkwartier van EUAM Ukraine in Kiev;

f)   „zendstaat”: elke EU-lidstaat of niet-EU-staat die personeel detacheert bij de missie;

g)   „faciliteiten”: alle gebouwen, terreinen, installaties en land die nodig zijn voor de activiteiten van de missie alsmede voor de huisvesting van het personeel van de missie;

h)   „ter plaatse aangeworven personeel”: personeel dat onderdaan is van Oekraïne of er permanent verblijft;

i)   „officiële briefwisseling”: alle op EUAM Ukraine en haar taken betrekking hebbende briefwisseling;

j)   „vervoermiddelen van EUAM Ukraine”: alle voertuigen en andere vervoermiddelen die EUAM Ukraine in bezit heeft, huurt of chartert;

k)   „materieel van EUAM Ukraine”: uitrusting, waaronder vervoermiddelen, en consumptiegoederen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten van EUAM Ukraine.

Artikel 2

Algemene bepalingen

1.   EUAM Ukraine en het personeel van EUAM Ukraine eerbiedigen de wet- en regelgeving van de gaststaat en onthouden zich van alle acties en activiteiten die onverenigbaar zijn met de doeleinden van EUAM Ukraine.

2.   EUAM Ukraine is autonoom in de uitvoering van haar taken in het kader van deze overeenkomst. De gaststaat eerbiedigt het unitaire en internationale karakter van EUAM Ukraine.

3.   Het hoofd van de missie informeert de regering van de gaststaat regelmatig over het aantal personeelsleden van EUAM Ukraine dat op het grondgebied van de gaststaat is gestationeerd.

Artikel 3

Identificatie

1.   De lijst van de personeelsleden van EUAM Ukraine, met inbegrip van de data van hun aankomst en vertrek, wordt voor de duur van de missie overgemaakt aan het ministerie van Buitenlandse Zaken van Oekraïne (MBZ van Oekraïne) en indien nodig bijgewerkt. De personeelsleden van EUAM Ukraine ontvangen een door het MBZ van Oekraïne afgegeven identiteitskaart die de status van de personeelsleden van EUAM Ukraine bevestigt.

2.   Op alle vervoermiddelen van EUAM-Ukraine kunnen EUAM-Ukraine-herkenningstekens worden aangebracht, waarvan de bevoegde autoriteiten van de gaststaat een specimen ontvangen, alsmede kentekenplaten die worden verstrekt voor diplomatieke missies in Oekraïne.

3.   EUAM Ukraine heeft het recht op haar hoofdkwartier en elders, alleen of samen met de vlag van de gaststaat, de EU-vlag te voeren, zulks overeenkomstig het besluit van het hoofd van de missie. Nationale vlaggen of tekens van de nationale contingenten die deel uitmaken van EUAM Ukraine mogen op de faciliteiten, vervoermiddelen en uniformen van EUAM Ukraine worden aangebracht, een en ander overeenkomstig het besluit van het hoofd van de missie.

Artikel 4

Overschrijding van de grenzen van en verplaatsingen op het grondgebied van Oekraïne/de gaststaat

1.   Personeel, materieel en vervoermiddelen van EUAM Ukraine overschrijden de grens van de gaststaat via officiële grensdoorlaatposten, zeehavens en via de internationale luchtcorridors.

2.   De gaststaat vergemakkelijkt het betreden en het verlaten van zijn grondgebied voor het personeel van EUAM Ukraine en voor het materieel en de vervoermiddelen van EUAM Ukraine. Het personeel van EUAM Ukraine overschrijdt de staatsgrenzen van Oekraïne met een geldige paspoort. Bij het betreden en het verlaten van het grondgebied van de gaststaat zijn personeelsleden van EUAM Ukraine die in het bezit zijn van een identiteitskaart van de missie of een voorlopig bewijs van deelname aan EUAM Ukraine, op het grondgebied van de gaststaat vrijgesteld van douanecontroles, visum- en immigratievoorschriften, en andere vormen van immigratiecontrole.

3.   Het personeel van EUAM Ukraine is vrijgesteld van de voorschriften van de gaststaat inzake de registratie van en het toezicht op vreemdelingen, maar verwerft geen permanent verblijfs- of woonrecht op het grondgebied van de gaststaat.

4.   EUAM Ukraine voert onder vrijstelling van douanecontrole materieel, waaronder vervoersfaciliteiten voor officieel gebruik in Oekraïne, in het douanegebied van de gaststaat in, of voert het uit het douanegebied van Oekraïne uit. Die goederen, ook de voertuigen, worden aangegeven overeenkomstig de douanewetgeving van de gaststaat die op diplomatieke missies van toepassing is.

5.   Het personeel van EUAM Ukraine mag op het grondgebied van de gaststaat voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen en andere vervoermiddelen besturen, op voorwaarde dat het in het bezit is van een geldig nationaal of internationaal rijbewijs, vaarbewijs of vliegbrevet. De gaststaat aanvaardt door personeelsleden van EUAM Ukraine gehouden rijbewijzen of vergunningen zonder belasting of vergoeding als geldig.

6.   EUAM Ukraine en het personeel van EUAM Ukraine genieten samen met hun voertuigen en andere vervoermiddelen, uitrusting en voorraden vrij en onbeperkt verkeer op het hele grondgebied van de gaststaat, met inbegrip van de territoriale zee en het luchtruim, zulks met inachtneming van de wetgeving van Oekraïne.

Zo nodig kunnen er aanvullende regelingen worden getroffen overeenkomstig artikel 18.

7.   Voor reizen in het kader van officiële taken, mogen personeelsleden van EUAM Ukraine en ter plaatse aangeworven personeel gebruikmaken van openbare wegen, bruggen, veerponten, luchthavens en havens zonder rechten, kosten, tolheffingen, belastingen of andere vergoedingen te moeten betalen. EUAM Ukraine is niet vrijgesteld van betaling van een redelijke vergoeding voor gevraagde en ontvangen diensten op dezelfde voorwaarden als die welke voor de onderdanen van de gaststaat gelden.

Artikel 5

Door de gaststaat aan EUAM Ukraine verleende voorrechten en immuniteiten

1.   De faciliteiten zijn onschendbaar. Vertegenwoordigers van de gaststaat mogen deze alleen betreden met toestemming van het hoofd van de missie.

2.   De faciliteiten, alsmede het meubilair en ander materieel die zich daarin bevinden en de vervoermiddelen, genieten immuniteit van onderzoek, vordering, beslaglegging of executoriale maatregelen.

3.   EUAM Ukraine, alsmede de bezittingen en het materieel van EUAM Ukraine, ongeacht waar deze zich bevinden en door wie ze worden gehouden, genieten immuniteit van iedere vorm van gerechtelijke procedure.

4.   Het archief en de documenten van EUAM Ukraine zijn te allen tijde en waar ze zich ook bevinden onschendbaar.

5.   Officiële briefwisseling is onschendbaar.

6.   EUAM Ukraine geniet vrijstelling van alle nationale, regionale en gemeentelijke belastingen en heffingen en vergelijkbare rechten in verband met aangekochte of ingevoerde goederen, verleende diensten en faciliteiten die EUAM Ukraine voor EUAM Ukraine gebruikt. EUAM Ukraine geniet geen vrijstelling van belastingen, heffingen en rechten die gelden als betaling van verleende diensten.

7.   De gaststaat laat voor EUAM Ukraine bestemde goederen toe tot zijn grondgebied en verleent daarvoor vrijstelling van alle douanerechten, vergoedingen, tolgelden, belastingen en vergelijkbare heffingen, met uitzondering van kosten voor opslag, vervoer en andere geleverde diensten.

Artikel 6

Door de gaststaat aan het personeel van EUAM Ukraine verleende voorrechten en immuniteiten

1.   Het personeel van EUAM Ukraine is gevrijwaard van enigerlei vorm van aanhouding of vrijheidsbeneming.

2.   Papieren, briefwisseling en bezittingen van het personeel van EUAM Ukraine zijn onschendbaar, behalve in het geval van executoriale maatregelen die uit hoofde van lid 6 zijn toegestaan.

3.   Het personeel van EUAM Ukraine geniet onder alle omstandigheden immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de gaststaat. De aan het EUAM-personeel verleende voorrechten en de immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van Oekraïne houden voor dat personeel geen immuniteit in ten aanzien van de rechtsmacht van de zendstaat of de instellingen van de EU. De betrokken zendstaat of EU-instelling kan afstand doen van deze immuniteit van het personeel van EUAM Ukraine ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de gaststaat. Het afstand doen van de immuniteit dient altijd uitdrukkelijk kenbaar te worden gemaakt.

4.   Het personeel van EUAM Ukraine geniet immuniteit ten aanzien van de burgerlijke en administratieve rechtsmacht van de gaststaat wanneer het gaat om uitspraken of geschriften en alle handelingen die dit personeel verricht in het kader van de uitoefening van zijn officiële functies. Indien tegen personeel van EUAM Ukraine een burgerlijke procedure wordt aangespannen voor een rechterlijke instantie van de gaststaat, worden het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of EU-instelling onmiddellijk daarvan in kennis gesteld. Voordat de procedure voor de rechter wordt ingeleid, delen het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of EU-instelling de rechter mee of het personeel van EUAM Ukraine de handeling in kwestie heeft verricht in het kader van de uitoefening van zijn officiële functies. Indien dat het geval is, wordt de procedure niet ingeleid en gelden de bepalingen van artikel 16. Indien dat niet het geval is, kan de procedure worden voortgezet. De verklaring van het hoofd van de missie en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of de EU-instelling is bindend voor de rechterlijke instantie van de gaststaat, die de verklaring niet kan aanvechten. Indien personeel van EUAM Ukraine een procedure inleidt, kan het zich niet beroepen op immuniteit van de rechtsmacht wanneer er een tegenvordering wordt ingesteld die direct verband houdt met de hoofdvordering.

5.   Het personeel van EUAM Ukraine is niet verplicht als getuige op te treden.

6.   Tegen personeel van EUAM Ukraine mogen geen executoriale maatregelen worden genomen, behalve indien tegen personeel van EUAM Ukraine een burgerlijke procedure wordt ingeleid die geen verband houdt met zijn officiële functies. De bezittingen van het personeel van EUAM Ukraine waarvan het hoofd van de missie heeft verklaard dat zij nodig zijn voor de vervulling van de officiële functies van het personeel van EUAM Ukraine, mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel. In burgerlijke procedures mogen het personeel van EUAM Ukraine geen beperkingen van de persoonlijke vrijheid, noch andere dwangmaatregelen worden opgelegd.

7.   De immuniteit van het personeel van EUAM Ukraine ten aanzien van de rechtsmacht van de gaststaat houdt voor het personeel geen immuniteit in ten aanzien van de rechtsmacht van de respectieve zendstaten.

8.   Het personeel van EUAM Ukraine is ten aanzien van diensten die voor EUAM Ukraine zijn verleend, vrijgesteld van eventueel in de gaststaat geldende voorschriften op het terrein van de sociale zekerheid.

9.   Het personeel van EUAM Ukraine is vrijgesteld van elke vorm van belasting in de gaststaat over het salaris en de emolumenten die EUAM Ukraine of de zendstaten aan het personeel betalen, evenals van iedere belasting op inkomsten die van buiten de gaststaat worden ontvangen.

10.   De gaststaat laat de binnenkomst toe van goederen voor persoonlijk gebruik door personeel van EUAM Ukraine en verleent vrijstelling van alle douanerechten, belastingen en daarmee verband houdende heffingen, met uitzondering van heffingen voor opslag, vervoer en soortgelijke diensten, een en ander in overeenstemming met eventueel door deze staat aan te nemen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. De gaststaat laat tevens de uitvoer van dergelijke goederen toe. Voor op de binnenlandse markt aangekochte goederen of geleverde diensten, genieten personeelsleden van EUAM Ukraine vrijstelling van btw en belastingen, overeenkomstig de wetgeving van de gaststaat.

11.   De persoonlijke bagage van personeel van EUAM Ukraine wordt vrijgesteld van onderzoek, tenzij er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de bagage goederen bevat die niet bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door personeel van EUAM Ukraine, of goederen waarvan de in- of uitvoer bij wet verboden is of onderworpen is aan quarantainebepalingen van de gaststaat. Onderzoek van dergelijke persoonlijke bagage mag slechts plaatsvinden in aanwezigheid van het betrokken personeel van EUAM Ukraine of een gemachtigde vertegenwoordiger van EUAM Ukraine.

Artikel 7

Ter plaatse aangeworven personeel

Ter plaatse aangeworven personeel geniet slechts voorrechten en immuniteiten voor zover deze door de gaststaat worden toegestaan. De gaststaat moet zijn rechtsmacht over dit personeel evenwel uitoefenen op een wijze die de uitoefening van de functies van EUAM Ukraine niet onnodig bemoeilijkt.

Artikel 8

Rechtsmacht in strafzaken

De bevoegde autoriteiten van een zendstaat mogen, in overleg met de bevoegde autoriteiten van Oekraïne, de rechtsmacht in strafzaken en de tuchtrechtelijke bevoegdheden uitoefenen die hun door het recht van de zendstaat verleend worden met betrekking tot personeel van EUAM Ukraine op het grondgebied van de gaststaat.

Artikel 9

Beveiliging

1.   De gaststaat zorgt met inzet van zijn eigen middelen voor de beveiliging van het personeel van EUAM Ukraine.

2.   Voor de toepassing van lid 1 neemt de gaststaat alle nodige maatregelen voor de bescherming, veiligheid en beveiliging van EUAM Ukraine en het personeel van EUAM Ukraine. Eventuele specifieke bepalingen die door de gaststaat worden voorgesteld, worden, voordat zij worden uitgevoerd, overeengekomen met het hoofd van de missie. De gaststaat verleent toestemming en steun voor de verrichtingen in verband met de medische evacuatie van personeelsleden van EUAM Ukraine.

Zo nodig worden aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 18 getroffen.

Artikel 10

Uniform

1.   Het personeel van EUAM Ukraine mag een nationaal uniform of burgerkleding met een duidelijk EUAM Ukraine-identificatieteken dragen.

2.   Voor het dragen van uniformen gelden de door het hoofd van de missie uitgevaardigde voorschriften.

Artikel 11

Samenwerking en toegang tot informatie

1.   De gaststaat verleent volledige medewerking en steun aan EUAM Ukraine en het personeel van EUAM Ukraine. In voorkomend geval zal een beroep worden gedaan op de procedures waarin is voorzien in de Overeenkomst tussen Oekraïne en de Europese Unie inzake de beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens van 13 juni 2005.

Zo nodig worden voor de toepassing van de eerste alinea aanvullende regelingen als bedoeld in artikel 18 getroffen.

2.   Het hoofd van de missie en de gaststaat plegen regelmatig overleg en nemen passende maatregelen met het oog op nauwe en wederkerige verbindingsactiviteiten op elk passend niveau. De gaststaat kan een verbindingsofficier bij EUAM Ukraine aanstellen.

Artikel 12

Steun van de gaststaat en het sluiten van contracten

1.   De gaststaat staat EUAM Ukraine op verzoek bij het vinden van geschikte faciliteiten.

2.   De gaststaat stelt, indien nodig en voor zover beschikbaar, faciliteiten die zijn eigendom zijn, kosteloos ter beschikking. EUAM Ukraine mag faciliteiten bouwen, verbouwen of anderszins veranderen, naargelang van de operationele vereisten. De gaststaat verlangt geen compensatie voor bouwwerkzaamheden, verbouwingen of veranderingen van die faciliteiten.

Faciliteiten die particulier eigendom zijn, voor zover om deze faciliteiten wordt verzocht voor het verrichten van administratieve en operationele activiteiten door EUAM Ukraine, worden op basis van passende contractuele regelingen ter beschikking gesteld.

3.   Binnen de grenzen van zijn middelen en mogelijkheden helpt de gaststaat bij het voorbereiden, opzetten, uitvoeren en ondersteunen van EUAM Ukraine, met inbegrip van accommodatie en uitrusting van deskundigen van EUAM Ukraine.

Zo nodig kunnen er aanvullende regelingen worden getroffen overeenkomstig artikel 18.

4.   De hulp en ondersteuning van de gaststaat voor EUAM Ukraine worden verleend onder ten minste de voorwaarden die ook gelden voor hulp en ondersteuning aan de eigen onderdanen.

5.   EUAM Ukraine is voldoende handelingsbekwaam in de zin van de wetgeving van de gaststaat om haar taken te vervullen; in het bijzonder kan zij bankrekeningen openen, eigendommen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

6.   In elk contract dat EUAM Ukraine in de gaststaat sluit, wordt vastgelegd welk recht op dat contract van toepassing is.

7.   In door EUAM Ukraine gesloten contracten kan worden bepaald dat bij geschillen die voortvloeien uit de uitvoering van het contract, de in artikel 15, leden 3 en 4, bedoelde procedure voor het beslechten van geschillen wordt gehanteerd.

Artikel 13

Overleden personeelsleden van EUAM Ukraine

1.   Het hoofd van de missie mag zich belasten met de repatriëring van overleden personeelsleden van EUAM Ukraine en hun persoonlijke bezittingen en mag hiervoor passende regelingen treffen met inachtneming van de wetgeving van Oekraïne.

2.   Op overleden personeelsleden van EUAM Ukraine wordt geen lijkschouwing verricht zonder de instemming van de betrokken staat en de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van EUAM Ukraine en/of van de betrokken staat.

3.   De gaststaat en EUAM Ukraine verlenen elkaar alle medewerking om overleden personeelsleden van EUAM Ukraine zo spoedig mogelijk te repatriëren.

Artikel 14

Communicatie

1.   EUAM Ukraine mag, met inachtneming van de wetgeving van de gaststaat, zend- en ontvangststations voor radiocommunicatie en satellietsystemen installeren en gebruiken. EUAM Ukraine overlegt met de bevoegde autoriteiten van de gaststaat teneinde conflicten te vermijden bij het gebruik van de nodige frequenties.

2.   EUAM Ukraine heeft het recht op onbeperkte communicatie via radio (met inbegrip van satelliet-, cellulaire en draagbare systemen), telefoon, telegraaf, fax of anderszins, en om de noodzakelijke apparatuur voor de instandhouding van die communicatie binnen en tussen de faciliteiten van EUAM Ukraine te installeren, inclusief het recht te voorzien in de voor EUAM Ukraine benodigde kabels en grondverbindingen, zulks met inachtneming van de wetgeving van de gaststaat.

3.   EUAM Ukraine mag, wat de eigen faciliteiten betreft, de nodige voorzieningen treffen voor het bezorgen van post aan en van EUAM Ukraine en/of personeel van EUAM Ukraine.

Artikel 15

Schadevorderingen bij overlijden, lichamelijk letsel en verlies van goederen

1.   EUAM Ukraine, het personeel van EUAM Ukraine, de EU en de zendstaten zijn niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid die voortvloeien uit operationele behoeften of die het gevolg zijn van activiteiten in verband met verstoringen van de openbare orde of de bescherming van EUAM Ukraine.

2.   Om een minnelijke schikking te treffen, worden vorderingen bij beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid die niet onder lid 1 vallen, evenals vorderingen bij overlijden of lichamelijk letsel van personen en bij beschadiging of verlies van bezittingen van EUAM Ukraine, via de bevoegde autoriteiten van de gaststaat bij EUAM Ukraine ingediend indien het gaat om vorderingen van natuurlijke of rechtspersonen van de gaststaat, of bij de bevoegde autoriteiten van de gaststaat, indien het gaat om vorderingen van EUAM Ukraine.

3.   Indien geen minnelijke schikking kan worden getroffen, wordt de vordering voorgelegd aan een vorderingencommissie die bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van EUAM Ukraine en van de gaststaat. De vorderingen worden geregeld bij onderlinge overeenstemming.

4.   Indien binnen de vorderingencommissie geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt een geschil over vorderingen van hoogstens 40 000 EUR langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU. Voor vorderingen die dat bedrag overschrijden, wordt het geschil voorgelegd aan een scheidsgerecht, waarvan de beslissingen bindend zijn.

5.   Het in lid 4 bedoelde scheidsgerecht bestaat uit drie scheidsrechters, waarvan er één wordt benoemd door de gaststaat, één door EUAM Ukraine en één door de gaststaat en EUAM Ukraine tezamen. Indien een van beide partijen niet binnen twee maanden een scheidsrechter benoemt of indien de gaststaat en EUAM Ukraine het niet eens kunnen worden over de benoeming van de derde scheidsrechter, wordt de scheidsrechter in kwestie benoemd door de president van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

6.   EUAM Ukraine en de overheid van de gaststaat treffen een administratieve regeling waarin het mandaat van de vorderingencommissie en het scheidsgerecht worden vastgelegd, evenals de procedure die binnen deze twee instanties wordt gehanteerd en de voorwaarden voor het indienen van vorderingen.

Artikel 16

Contacten en geschillen

1.   Alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden gezamenlijk onderzocht door vertegenwoordigers van EUAM Ukraine en van de bevoegde autoriteiten van de gaststaat.

2.   Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU.

Artikel 17

Overige bepalingen

1.   De overheid van de gaststaat is verantwoordelijk voor de uitvoering en naleving door de bevoegde Oekraïense lokale autoriteiten van de immuniteiten, voorrechten en rechten van EUAM Ukraine en het personeel van EUAM Ukraine als bedoeld in deze overeenkomst.

2.   Niets in deze overeenkomst is bedoeld of mag worden geïnterpreteerd als een afwijking van eventueel voor een EU-lidstaat of voor een andere staat die bijdraagt tot EUAM Ukraine geldende rechten uit hoofde van andere overeenkomsten.

Artikel 18

Uitvoeringsbepalingen

Ter uitvoering van deze overeenkomst kunnen operationele, administratieve en technische aangelegenheden worden behandeld in afzonderlijke regelingen die worden gesloten tussen het hoofd van de missie en de administratieve autoriteiten van de gaststaat.

Artikel 19

Inwerkingtreding en opzegging

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de laatste schriftelijke kennisgeving dat de partijen de voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst vereiste interne procedures hebben voltooid, langs diplomatieke weg is ontvangen en blijft van kracht tot de door EUAM Ukraine opgegeven datum van vertrek van het laatste personeelslid van EUAM Ukraine.

2.   Deze overeenkomst kan worden gewijzigd of opgezegd op basis van schriftelijke onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

3.   De opzegging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst vóór de beëindiging ervan.

Gedaan te Brussel op zeventien november tweeduizend veertien in de Engelse en de Oekraïense taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Europese Unie

Image

Voor Oekraïne

Image


VERORDENINGEN

21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1241/2014 VAN DE COMMISSIE

van 7 november 2014

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Westfälischer Pumpernickel (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Duitsland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Westfälischer Pumpernickel” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Westfälischer Pumpernickel” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Westfälischer Pumpernickel” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 2.3. (Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren) in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 196 van 26.6.2014, blz. 20.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1242/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

tot vaststelling van voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met betrekking tot de presentatie van de relevante cumulatieve gegevens over concrete acties

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 97, lid 2,

Na raadpleging van het Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 97, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten de beheersautoriteiten van de lidstaten bij de Commissie relevante cumulatieve gegevens indienen over de tot het einde van het voorgaande jaar voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van de belangrijkste kenmerken van de begunstigden en de concrete acties zelf.

(2)

Om de consistentie en de volledigheid van de cumulatieve gegevens over de voor financiering geselecteerde concrete acties te garanderen, dienen gemeenschappelijke technische specificaties en voorschriften inzake de presentatie van die cumulatieve gegevens te worden vastgesteld. In dit verband is het passend gebruik te maken van de databankstructuur die is opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2014 van de Commissie (2).

(3)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen onverwijld kunnen worden toegepast, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De beheersautoriteiten dienen de technische specificaties en voorschriften voor de presentatie van de cumulatieve gegevens over de voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van de voornaamste kenmerken van de begunstigden en de concrete acties zelf, zoals bepaald in artikel 97, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 508/2014, in acht te nemen overeenkomstig de in de bijlagen bij deze verordening opgenomen formulieren en tabellen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2014 van de Commissie van 20 november 2014 tot vaststelling van voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met betrekking tot de door de lidstaten te verstrekken informatie en inzake de gegevensbehoeften en de synergieën tussen mogelijke gegevensbronnen (zie bladzijde 39 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE I

Voor elke concrete actie te verstrekken informatie, op te voeren in de volgende gegevensvelden als omschreven in de databankstructuur die is vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1243/2014

Cumulatieve gegevens over de van 1 januari 2014 tot en met 31 december … voor financiering geselecteerde concrete acties

Veld

Inhoud van het veld

1

CCI

2

Unieke identificatiecode (ID) van de concrete actie

3

Naam van de concrete actie

5

NUTS-code

6

Begunstigde

7

Geslacht van de begunstigde

8

Omvang van de onderneming

9

Staat van voortgang van de actie

10

Totale subsidiabele kosten

11

Totale subsidiabele overheidskosten

12

Ondersteuning uit het EFMZV

13

Datum van goedkeuring

14

Totale subsidiabele uitgaven

15

Totale subsidiabele overheidsuitgaven

16

Uit het EFMZV subsidiabele uitgaven

17

Datum eindbetaling aan begunstigde

18

Betrokken maatregel

19

Outputindicator


BIJLAGE II

Informatie die voor elke concrete actie alleen moet worden verstrekt indien de actie betrekking heeft op vlootmaatregelen — op te voeren in de volgende gegevensvelden als omschreven in de databankstructuur die is vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1243/2014

Cumulatieve gegevens over de van 1 januari 2014 tot en met 31 december … voor financiering geselecteerde concrete acties

Veld

Inhoud van het veld

1

CCI

2

Unieke identificatiecode (ID) van de concrete actie

4

Vaartuignummer (nummer van het vaartuig in het EU-vlootregister (CFR))


BIJLAGE III

Informatie die voor elke concrete actie moet worden verstrekt met betrekking tot de projectuitvoering, op te voeren in de volgende gegevensvelden als omschreven in de databankstructuur die is vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1243/2014

Cumulatieve gegevens over de van 1 januari 2014 tot en met 31 december … voor financiering geselecteerde concrete acties

Veld

Inhoud van het veld

1

CCI

2

Unieke identificatiecode (ID) van de concrete actie

20

Uitvoeringsgegevens betreffende de actie

21

Waarde van de uitvoeringsgegevens


BIJLAGE IV

Informatie die voor elke actie moet worden verstrekt met betrekking tot resultaatindicatoren, op te voeren in de volgende gegevensvelden als omschreven in de databankstructuur die is vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1243/2014

Cumulatieve gegevens over de van 1 januari 2014 tot en met 31 december … voor financiering geselecteerde concrete acties

Veld

Inhoud van het veld

1

CCI

2

Unieke identificatiecode (ID) van de concrete actie

22

Resultaatindicator(en) met betrekking tot de actie

23

Indicatief resultaat zoals verwacht door begunstigde

24

Waarde van de resultaatindicator wanneer gevalideerd na de uitvoering


BIJLAGE V

Referentietabellen

Tabel 1 — Uitvoeringsgegevens betreffende het project

Code van de maatregel

Maatregelen binnen het EFMZV

Uitvoeringsgegevens betreffende het project

Code van de uitvoeringsgegevens

Mogelijke waarde en soort waarde

Nummer in het EU-vlootregister (CFR) verplicht (ja of neen)

Kolom 18

Kolom 20

Kolom 21

Hoofdstuk I: Duurzame ontwikkeling van de visserij

I.1

Artikel 26 en artikel 44, lid 3

Innovatie

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort innovatie: producten en uitrusting; processen en technieken; beheers- en organisatiesysteem

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal personen binnen ondersteunde bedrijven dat rechtstreeks van de actie profiteert

3

Numeriek

I.2

Artikel 27 en artikel 44, lid 3

Adviesdiensten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort adviesdienst: haalbaarheidsstudies en adviesdiensten; professioneel advies; bedrijfsstrategieën

2

Zie tabel 3, numerieke code

I.3

Artikel 28 en artikel 44, lid 3

Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort activiteiten: netwerken; partnerschapsovereenkomst of beroepsvereniging; gegevensverzameling en -beheer; studies; proefprojecten; kennisverspreiding; seminars; beste praktijken

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal wetenschappers dat betrokken is bij het partnerschap

3

Numeriek

Aantal vissers dat betrokken is bij het partnerschap

4

Numeriek

Aantal overige instanties dat profiteert van de actie

5

Numeriek

I.4

Artikel 29, leden 1 en 2, en artikel 44, lid 1, onder a)

Verbetering van het menselijk kapitaal, scheppen van banen en sociale dialoog — opleiding, netwerkvorming, sociale dialoog, ondersteuning van echtgenotes/echtgenoten en levenspartners

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort activiteiten: opleiding en leren; netwerkvorming; sociale dialoog

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal echtgenotes/echtgenoten en levenspartners dat profiteert van de actie

3

Numeriek

Aantal personen of organisaties dat profiteert van de actie (deelnemers aan de opleiding, leden van een netwerk, organisaties die betrokken zijn bij de acties in het kader van de sociale dialoog)

4

Numeriek

I.5

Artikel 29, lid 3, en artikel 44, lid 1, onder a)

Verbetering van het menselijk kapitaal, scheppen van banen en sociale dialoog — stagiairs aan boord van schepen van de kleinschalige kustvisserij

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort activiteiten: opleiding en leren

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal stagiairs dat profiteert van de actie

3

Numeriek

I.6

Artikel 30 en artikel 44, lid 4

Diversifiëring en nieuwe bronnen van inkomsten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort diversifiëring: investeringen aan boord, hengeltoerisme, restaurants, milieudiensten met betrekking tot visserij en educatieve activiteiten

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal betrokken vissers

3

Numeriek

I.7

Artikel 31 en artikel 44, lid 2

Starterssteun voor jonge vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Leeftijd van de jonge vissers die profiteren van de actie

2

Numeriek

I.8

Artikel 32 en artikel 44, lid 1, onder b)

Gezondheid en veiligheid

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort voorzieningen: investeringen aan boord; afzonderlijke voorzieningen

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat betrokken is bij de actie

3

Numeriek

I.9

Artikel 33

Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

Aantal betrokken vissers

1

Numeriek

Ja

Aantal betrokken dagen

2

Numeriek

I.10

Artikel 34

Definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

Aantal betrokken vissers

1

Numeriek

Ja

I.11

Artikel 35

Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen — instelling van een fonds

Naam van het onderlinge fonds

1

Tekst

Neen

I.12

Artikel 35

Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen — betaalde compensaties

Compensatie uitgekeerd voor: economische verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen of bergingskosten

1

Zie tabel 3, numerieke code

Ja

Aantal betrokken bemanningsleden

2

Numeriek

I.13

Artikel 36

Steun voor de systemen voor het toewijzen van vangstmogelijkheden

Soort activiteiten: ontwerp, uitwerking, controle, evaluatie, beheer

1

Zie tabel 2, numerieke code

Neen

Soort begunstigde

2

Zie tabel 4, numerieke code

I.14

Artikel 37

Steun voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking

Soort activiteiten: ontwerp, ontwikkeling en monitoring; participatie van de belanghebbende partijen; rechtstreeks uitzetten van vis

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal betrokken visbestanden (indien van toepassing)

2

Numeriek

Totale oppervlakte waarop het project van toepassing is (in km2) (indien van toepassing)

3

Numeriek

I.15

Artikel 38 en artikel 44, lid 1, onder c)

Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort investering: selectiviteit van vistuig; vermindering van teruggooi of vermindering van ongewenste vangsten; voorkoming van effecten op het ecosysteem en de zeebodem; bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels; visaantrekkende apparatuur in de ultraperifere gebieden

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

I.16

Artikel 39 en artikel 44, lid 1, onder c)

Innovatie in verband met de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort actie: ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken; invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken; ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken; invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

I.17

Artikel 40, lid 1, onder a)

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit — verzamelen van afval op zee

Aantal vissers dat profiteert van de actie

1

Numeriek

Ja

I.18

Artikel 40, lid 1, onder b) tot en met g), en i), en artikel 44, lid 6

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit — bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding; bouwen, installeren of moderniseren van vaste of verplaatsbare voorzieningen; opstelling van beschermings- en beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en speciale beschermingszones; beheer, herstel en monitoring van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van Natura 2000-gebieden; vergroting van milieubewustzijn; deelname aan andere acties met het oog op de instandhouding en de ontwikkeling van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort actie: investering in voorzieningen; beheer van hulpbronnen; opstelling van beheerplannen voor Natura 2000 en speciale beschermingszones; beheer van Natura 2000; beheer van beschermde mariene gebieden; bewustmaking; overige acties ter verbetering van de biodiversiteit

2

Zie tabel 3, numerieke code

Totale oppervlakte van de Natura 2000-gebieden (in km2) (indien van toepassing)

3

Numeriek

Totale oppervlakte van de beschermde mariene gebieden (in km2) (indien van toepassing)

4

Numeriek

Aantal betrokken vissers

5

Numeriek

I.19

Artikel 40, lid 1, onder h)

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit —totstandbrenging van regelingen voor de vergoeding van schade aan vangsten die wordt veroorzaakt door zoogdieren en vogels

Aantal vissers dat profiteert van de actie

1

Numeriek

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

I.20

Artikel 41, lid 1, onder a) tot en met c), en artikel 44, lid 1, onder d)

Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering — investeringen in uitrusting aan boord, audits en regelingen voor energie-efficiëntie, studies

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op de zee (alleen voor artikel 41, lid 1, onder a)

Soort actie: uitrusting aan boord; vistuig; audits en regelingen voor energie-efficiëntie; studies

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

Percentuele afname van het brandstofverbruik

4

Numeriek

Percentuele afname van de CO2-uitstoot, indien van toepassing

5

Numeriek

I.21

Artikel 41, lid 2, en artikel 44, lid 1, onder d)

Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering — vervanging of modernisering van motoren

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort actie: vervanging van motoren; modernisering

2

Zie tabel 3, numerieke code

kW vóór interventie (gecertificeerd of fysiek gecontroleerd)

3

Numeriek

kW na interventie (gecertificeerd of fysiek gecontroleerd)

4

Numeriek

Aantal vissers dat profiteert van de actie

5

Numeriek

Percentuele afname van het brandstofverbruik

6

Numeriek

Percentuele afname van de CO2-uitstoot, indien van toepassing

7

Numeriek

I.22

Artikel 42 en artikel 44, lid 1, onder e)

Toegevoegde waarde, productkwaliteit en benutting van ongewenste vangsten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Soort actie: investeringen die waarde toevoegen aan visserijproducten; investeringen aan boord ter verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten

2

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

I.23

Artikel 43, leden 1 en 3, en artikel 44, lid 1, onder f)

Vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen — investeringen in de verbetering van de infrastructuur van vissershavens en afslagen of van aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen; investeringen ter verhoging van de veiligheid van de vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

1

Zie tabel 2, numerieke code

Ja, indien de actie betrekking heeft op zee

Categorie van de investering: vissershavens; aanlandingsplaatsen; afslagen; beschuttingsplaatsen

2

Zie tabel 5, numerieke code

Soort investering: kwaliteit, controle en traceerbaarheid; energie-efficiëntie; milieubescherming; veiligheids- en arbeidsomstandigheden

3

Zie tabel 3, numerieke code

Aantal vissers dat profiteert van de actie

4

Numeriek

Aantal andere havengebruikers of andere werknemers die profiteren van de actie

5

Numeriek

I.24

Artikel 43, lid 2

Vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen —investeringen ter bevordering van de naleving van de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten

Categorie van de investering: vissershavens; aanlandingsplaatsen; afslagen; beschuttingsplaatsen

1

Zie tabel 5, numerieke code

Neen

Aantal vissers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Hoofdstuk II: Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur

II.1

Artikel 47

Innovatie

Soort innovatie: ontwikkelen van kennis; op de markt brengen van nieuwe aquacultuursoorten; haalbaarheidsstudies

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Soort onderzoeksinstantie die erbij betrokken is

2

Zie tabel 4, numerieke code

Aantal werknemers dat binnen de ondersteunde ondernemingen rechtstreeks van de actie profiteert

3

Numeriek

II.2

Artikel 48, lid 1, onder a) tot en met d), en f) tot en met h)

Productieve investeringen in de aquacultuur

Soort investering: productief; diversificatie; modernisering; diergezondheid en dierenwelzijn; kwaliteit van producten; herstel; aanvullende activiteiten

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

II.3

Artikel 48, lid 1, onder e), i) en j)

Productieve investeringen in de aquacultuur — hulpbronnenefficiëntie, vermindering van het watergebruik en gebruik van chemische stoffen, recirculatiesystemen ter minimalisering van het watergebruik

Soort investering: milieu en hulpbronnen; watergebruik en -kwaliteit; gesloten systemen

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

II.4

Artikel 48, lid 1, onder k)

Productieve investeringen in de aquacultuur — vergroting van de energie-efficiëntie, hernieuwbare energie

- Soort investering: energie-efficiëntie; hernieuwbare energie

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

II.5

Artikel 49

Beheer-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven

Soort actie: opzetten van beheerdiensten; verwerven van bedrijfsadviezen; bedrijfsverzorgings- en bedrijfsadviesdiensten (gericht op naleving van de milieuwetgeving); bedrijfsverzorgings- en bedrijfsadviesdiensten (gericht op milieu-effectbeoordeling); bedrijfsverzorgings- en bedrijfsadviesdiensten (gericht op naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn, gezondheid en veiligheid en volksgezondheid); bedrijfsverzorgings- en bedrijfsadviesdiensten (gericht op marketing en bedrijfsstrategieën)

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

II.6

Artikel 50

Bevordering van het menselijk kapitaal en netwerkvorming

Soort activiteit: beroepsopleiding; een leven lang leren; kennisverspreiding; nieuwe beroepsvaardigheden; verbetering van arbeidsomstandigheden en bevordering van veiligheid op het werk; netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Aantal echtgenotes/echtgenoten en levenspartners dat profiteert van de actie

3

Numeriek

II.7

Artikel 51

Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties

Soort actie: inventarisatie van gebieden; verbetering van ondersteuningsvoorzieningen en -infrastructuur; voorkoming van ernstige schade; acties naar aanleiding van de vaststelling van verhoogde sterfte of ziekten

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

II.8

Artikel 52

Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten die aan duurzame aquacultuur doen

Totale oppervlakte waar het om gaat (in km2)

1

Numeriek

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

II.9

Artikel 53

Omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur

Soort actie: omschakeling naar biologische aquacultuur; deelname aan milieubeheer- en milieu-auditsystemen (EMAS)

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Totale oppervlakte waar het om gaat (in km2)

3

Numeriek

II.10

Artikel 54

Aquacultuur die milieudiensten levert

Soort actie: aquacultuur in Natura 2000-gebieden; instandhouding en voortplanting ex situ; concrete aquacultuuracties, onder meer op het gebied van milieubehoud en verbetering van het milieu en de biodiversiteit

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Totale oppervlakte van de Natura 2000-gebieden (in km2)

3

Numeriek

Totale oppervlakte buiten de Natura 2000-gebieden (in km2)

4

Numeriek

II.11

Artikel 55

Maatregelen op het gebied van de volksgezondheid

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

1

Numeriek

Neen

II.12

Artikel 56

Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

Soort actie: bestrijding en uitroeiing van ziekten; beste praktijken en gedragscodes; vermindering van de afhankelijkheid van diergeneesmiddelen; veterinaire of farmaceutische studies en beste praktijken; groeperingen voor gezondheidsbescherming; compensatie voor schelpdierkwekers

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

2

Zie tabel 3, numerieke code

II.13

Artikel 57

Aquacultuurbestandsverzekering

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

1

Numeriek

Neen

Hoofdstuk III: Duurzame ontwikkeling van visserijen en aquacultuurgebieden

III.1

Artikel 62, lid 1, onder a)

Voorbereidende steun

Soort begunstigde

1

Zie tabel 4, numerieke code

Neen

III.2

Artikel 63

Uitvoering van lokale ontwikkelingsstrategieën

Selectie van plaatselijke actiegroepen visserij (1)

Totale bevolking die onder een plaatselijke actiegroep visserij valt (in eenheden)

1

Numeriek

Neen

Aantal publieke partners in de plaatselijke actiegroep visserij

2

Numeriek

Aantal private partners in de plaatselijke actiegroep visserij

3

Numeriek

Aantal maatschappelijke organisaties in de plaatselijke actiegroep visserij

4

Numeriek

Aantal voor administratie ingezette FTE's in dienst van de plaatselijke actiegroep visserij

5

Numeriek

Aantal voor stimulering ingezette FTE's in dienst van de plaatselijke actiegroep visserij

6

Numeriek

III.3

Artikel 63

Uitvoering van lokale ontwikkelingsstrategieën

Projecten ondersteund door plaatselijke actiegroepen visserij (met inbegrip van operationele kosten en stimulering)

Soort actie: toevoegen van waarde; diversifiëring; milieu; sociaal-cultureel; governance; operationele kosten en stimulering

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Soort begunstigde

2

Zie tabel 4, numerieke code

III.4

Artikel 64

Samenwerkingsactiviteiten

Soort actie: voorbereidende steun; projecten binnen dezelfde lidstaat; projecten in samenwerking met andere lidstaten; projecten in samenwerking met partners van buiten de EU

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal partners, indien van toepassing

2

Numeriek

Hoofdstuk IV: Maatregelen in verband met afzet en verwerking

IV.1

Artikel 66

Productie- en afzetprogramma's

Aantal leden van producentenorganisaties die betrokken zijn

1

Numeriek

Neen

IV.2

Artikel 67

Opslagsteun

Aantal leden van producentenorganisaties dat profiteert van de actie

1

Numeriek

Neen

IV.3

Artikel 68

Afzetmaatregelen

Soort actie: opzetten van producentenorganisaties, verenigingen of brancheorganisaties; vinden van nieuwe markten en verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op soorten met afzetpotentieel); vinden van nieuwe markten en verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op ongewenste vangsten); vinden van nieuwe markten en verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op producten met relatief weinig impact op het milieu of biologische producten); verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op de certificering en bevordering van duurzame producten); verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op kwaliteitsregelingen); verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op rechtstreekse afzet); verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op de verpakking); transparantie van de productie; traceerbaarheid en milieukeuren; standaardcontracten; communicatie- en promotiecampagnes

1

Zie tabel 3, numerieke code

 

Aantal ondernemingen dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Aantal leden van producentenorganisaties dat profiteert van de actie

3

Numeriek

IV.4

Artikel 69

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

Soort investering: energiebesparing of reductie van de milieu-impact; verbeteren van de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden; verwerking van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie kan worden bestemd; verwerking van bijproducten; verwerking van biologische aquacultuurproducten; nieuwe of verbeterde producten, processen of beheersystemen

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Aantal ondersteunde bedrijven

2

Numeriek

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

Hoofdstuk V: Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

V.1

Artikel 70

Compensatieregeling

Compensatie van extra kosten

1

Numeriek

Neen

Aantal ondernemingen dat profiteert van de actie

2

Numeriek

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

3

Numeriek

Hoofdstuk VI: Begeleidende maatregelen voor het GVB onder gedeeld beheer

VI.1

Artikel 76

Controle en handhaving

- Soort actie: aankoop, installatie en ontwikkeling van technologieën; ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn voor de transmissie van gegevens; ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid; uitvoering van programma's voor het uitwisselen en analyseren van gegevens; modernisering en aankoop van patrouillevaartuigen, -vliegtuigen en -helikopters; aankoop van andere controlemiddelen; ontwikkeling van innovatieve controle- en monitoringsystemen en uitvoering van proefprojecten; programma's voor de opleiding en uitwisseling van personeelsleden; kosten-batenanalyses en evaluatie van audits; seminars en media-instrumenten; operationele kosten; uitvoering van een actieplan

1

Zie tabel 3, numerieke code

Ja, indien er investeringen aan boord nodig zijn

Soort begunstigde

2

Zie tabel 4, numerieke code

VI.2

Artikel 77

Verzameling van gegevens

Soort begunstigde

1

Zie tabel 4, numerieke code

Neen

Hoofdstuk VII: Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

VII.1

Artikel 78

Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

Soort actie: uitvoering van het operationele programma; IT-systemen; verbeteren van de administratieve capaciteit; communicatieactiviteiten; evaluatie; studies; controle en audit; netwerk van plaatselijke actiegroepen visserij; overige

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Hoofdstuk VIII: Bevordering van de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid

VIII.1

Artikel 80, lid 1, onder a)

Integratie van maritieme bewaking

Soort actie: bijdragen aan de integratie van maritieme bewaking; bijdragen aan de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Soort begunstigde

2

Zie tabel 4, numerieke code

VIII.2

Artikel 80, lid 1, onder b)

Bevordering van de bescherming van het mariene milieu en het duurzame gebruik van de rijkdommen van de zee en van de kust

Soort actie: beschermd marien gebied; Natura 2000

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Oppervlakte van het desbetreffende beschermd marien gebied (in km2) (indien van toepassing)

2

Numeriek

Oppervlakte van het desbetreffende Natura 2000-gebied (in km2) (indien van toepassing)

3

Numeriek

Soort begunstigde

4

Zie tabel 4, numerieke code

VIII.3

Artikel 80, lid 1, onder c)

Verbeteren van de kennis over de toestand van het mariene milieu

Soort actie: opstellen van een monitoringprogramma; invoeren van maatregelen in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie

1

Zie tabel 3, numerieke code

Neen

Soort begunstigde

2

Zie tabel 4, numerieke code


Tabel 2 — Soort visserij

Code

Beschrijving

1

Zee

2

Binnenvisserij

3

Beide


Tabel 3 — Soorten acties

Code

Beschrijving

Gekoppeld aan code maatregel(en)

1

Producten en voorzieningen

I.1

2

Processen en technieken

I.1

3

Beheer- en organisatiesysteem

I.1

4

Haalbaarheidsstudies en adviesdiensten

I.2

5

Professioneel advies

I.2

6

Bedrijfsstrategieën

I.2

7

Netwerken

I.3

8

Partnerschapsovereenkomst of vereniging

I.3

9

Gegevensverzameling en -beheer

I.3

10

Studies

I.3

11

Proefprojecten

I.3

12

Verspreiding

I.3

13

Seminars

I.3

14

Beste praktijken

I.3

15

Opleiding en leren

I.4, I.5

16

Netwerkvorming

I.4

17

Sociale dialoog

I.4

18

Investeringen aan boord

I.6

19

Hengeltoerisme

I.6

20

Restaurants

I.6

21

Milieudiensten

I.6

22

Educatieve activiteiten

I.6

23

Investering aan boord

I.8

24

Afzonderlijke voorzieningen

I.8

25

Ongunstige weersomstandigheden

I.12

26

Milieuongevallen

I.12

27

Bergingskosten

I.12

28

Ontwerp

I.13, I.14

29

Ontwikkeling

I.13, I.14

30

Monitoring

I.13, I.14

31

Evaluatie

I.13

32

Beheer

I.13

33

Participatie van belanghebbenden

I.14

34

Rechtstreeks uitzetten van vis

I.14

35

Selectiviteit van het vistuig

I.15

36

Vermindering van teruggooi en uitbanning van ongewenste vangsten

I.15

37

Voorkoming van effecten op het ecosysteem en de zeebodem

I.15

38

Bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels

I.15

39

Visaantrekkende apparatuur in de ultraperifere gebieden

I.15

40

Ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken

I.16

41

Invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken

I.16

42

Ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken

I.16

43

Invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken

I.16

44

Investeringen in voorzieningen

I.18

45

Beheer van hulpbronnen

I.18

46

Beheerplannen voor Natura 2000 en speciale beschermingszones

I.18

47

Beheer van Natura 2000

I.18

48

Beheer van beschermde mariene gebieden

I.18

49

Bewustmaking

I.18

50

Overige acties ter verbetering van de biodiversiteit

I.18

51

Voorzieningen aan boord

I.20

52

Vistuig

I.20

53

Audits en regelingen voor energie-efficiëntie

I.20

54

Studies

I.20

55

Vervanging van de motor

I.21

56

Modernisering

I.21

57

Investeringen die waarde toevoegen aan producten

I.22

58

Investeringen aan boord die kwaliteit de van de visproducten vergroten

I.22

59

Kwaliteit

I.23

60

Controle en traceerbaarheid

I.23

61

Energie-efficiëntie

I.23

62

Milieubescherming

I.23

63

Veiligheid en arbeidsomstandigheden

I.23

64

Ontwikkeling van kennis

II.1.

65

Op de markt brengen van nieuwe soorten

II.1.

66

Haalbaarheidsstudies

II.1.

67

Productieve investeringen

II.2

68

Diversifiëring

II.2

69

Modernisering

II.2

70

Dierengezondheid

II.2

71

Kwaliteit van producten

II.2

72

Herstel

II.2

73

Aanvullende activiteiten

II.2

74

Milieu en hulpbronnen

II.3

75

Waterverbruik en -kwaliteit

II.3

76

Gesloten systemen

II.3

77

Energie-efficiëntie

II.4

78

Hernieuwbare energie

II.4

79

Opzetten van beheer

II.5

80

Verwerven van bedrijfstechnische adviesdiensten

II.5

81

Verzorgings- en adviesdiensten (gericht op naleving van de milieuwetgeving)

II.5

82

Verzorgings- en adviesdiensten (gericht op milieu-effectbeoordelingen)

II.5

83

Verzorgings- en adviesdiensten (gericht op naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn, gezondheid en veiligheid en volksgezondheid)

II.5

84

Verzorgings- en adviesdiensten (gericht op marketing en bedrijfsstrategieën)

II.5

85

Beroepsopleiding

II.6

86

Een leven lang leren

II.6

87

Kennisverspreiding

II.6

88

Nieuwe beroepsvaardigheden

II.6

89

Verbetering van arbeidsomstandigheden en bevordering van veiligheid op de werkvloer

II.6

90

Netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen

II.6

91

Inventarisatie van gebieden

II.7

92

Verbetering van ondersteuningsvoorzieningen en -infrastructuur

II.7

93

Voorkoming van ernstige schade

II.7

94

Acties naar aanleiding van de vaststelling van verhoogde sterfte of ziekten

II.7

95

Omschakeling naar biologische aquacultuur

II.9

96

Deelname aan milieubeheer- en milieu-auditsystemen (EMAS)

II.9

97

Aquacultuur in Natura 2000-gebieden

II.10

98

Instandhouding en voortplanting ex situ

II.10

99

Concrete aquacultuuracties, onder meer op het gebied van milieubehoud en verbetering van het milieu en de biodiversiteit

II.10

100

Bestrijding en uitroeiing van ziekten

II.12

101

Beste praktijken en gedragscodes

II.12

102

Vermindering van de afhankelijkheid van diergeneesmiddelen

II.12

103

Veterinaire of farmaceutische studies en beste praktijken

II.12

104

Groeperingen voor gezondheidsbescherming

II.12

105

Compensatie voor schelpdierkwekers

II.12

106

Toevoegen van waarde

III.3

107

Diversifiëring

III.3

108

Milieu

III.3

109

Sociaal-cultureel

III.3

110

Governance

III.3

111

Operationele kosten en stimulering

III.3

112

Voorbereidende steun

III.4

113

Projecten binnen dezelfde lidstaat

III.4

114

Projecten in samenwerking met andere lidstaten

III.4

115

Projecten in samenwerking met partners van buiten de EU

III.4

116

Producentenorganisaties, verenigingen of brancheorganisaties opzetten

IV.3

117

Het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op soorten met afzetpotentieel)

IV.3

118

Het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op ongewenste vangsten)

IV.3

119

Het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen (gericht op producten met relatief weinig impact op het milieu of biologische producten)

IV.3

120

Verbetering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op de certificering en bevordering van duurzame producten)

IV.3

121

Verbetering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op kwaliteitsregelingen)

IV.3

122

Verbetering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op rechtstreekse afzet)

IV.3

123

Verbetering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde (gericht op de verpakking)

IV.3

124

Transparantie van de productie

IV.3

125

Traceerbaarheid en milieukeuren

IV.3

126

Standaardcontracten

IV.3

127

Communicatie- en promotiecampagnes

IV.3

128

Energiebesparing of reductie van de milieu-impact

IV.4

129

Verbetering van de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden

IV.4

130

Verwerking van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie kan worden bestemd

IV.4

131

Verwerking van bijproducten

IV.4

132

Verwerking van biologische aquacultuurproducten

IV.4

133

Nieuwe of verbeterde producten, processen of beheersystemen

IV.4

134

Aankoop, installatie en ontwikkeling van technologieën

VI.1

135

Ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn voor de transmissie van gegevens

VI.1

136

Ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid

VI.1

137

Uitvoering van programma's voor het uitwisselen en analyseren van gegevens

VI.1

138

Modernisering en aankoop van patrouillevaartuigen, -vliegtuigen en -helikopters

VI.1

139

Aankoop van andere controlemiddelen

VI.1

140

Ontwikkeling van innovatieve controle- en monitoringsystemen en uitvoering van proefprojecten

VI.1

141

Opleidings- en uitwisselingsprogramma's

VI.1

142

Kosten-batenanalyses en evaluatie van audits

VI.1

143

Seminars en media-instrumenten

VI.1

144

Operationele kosten

VI.1

145

Uitvoering van een actieplan

VI.1

146

Uitvoering van het operationele programma

VII.1

147

IT-systemen

VII.1

148

Verbeteren van de administratieve capaciteit

VII.1

149

Communicatieactiviteiten

VII.1

150

Evaluatie

VII.1

151

Studies

VII.1

152

Controle en audit

VII.1

153

Netwerk van plaatselijke actiegroepen visserij

VII.1

154

Overige

VII.1

155

Bijdragen aan de integratie van maritieme bewaking

VIII.1

156

Bijdragen aan de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur

VIII.1

157

Beschermd marien gebied

VIII.2

158

Natura 2000

VIII.2

159

Opstellen van een monitoringprogramma

VIII.3

160

Invoeren van maatregelen in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie

VIII.3


Tabel 4 — Soorten begunstigden

Code

Beschrijving

1

Overheidsinstantie

2

Rechtspersoon

3

Natuurlijke persoon

4

Vissersorganisatie

5

Producentenorganisatie

6

Ngo

7

Onderzoekscentrum/universiteit

8

Gemengd


Tabel 5 — Soorten investeringen

Code

Beschrijving

Gekoppeld aan code maatregel(en)

1

Vissershavens

I.23, I.24

2

Aanlandingsplaatsen

I.23, I.24

3

Afslagen

I.23, I.24

4

Beschuttingsplaatsen

I.23, I.24


(1)  Informatie alleen vereist indien een plaatselijke actiegroep visserij is geselecteerd.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1243/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

tot vaststelling van voorschriften op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, met betrekking tot de door de lidstaten te verstrekken informatie en inzake de gegevensbehoeften en de synergieën tussen mogelijke gegevensbronnen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 107, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Die verordening vereist van de beheersautoriteiten van de lidstaten dat zij een systeem opzetten voor de registratie en opslag in elektronische vorm van de voor toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit vereiste gegevens over elke concrete actie, met inbegrip van gegevens over de afzonderlijke acties.

(2)

Bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (3) bevat een lijst van de gegevens die voor elke concrete actie in elektronische vorm moeten worden geregistreerd en opgeslagen in het monitoringsysteem dat door elke lidstaat is ingesteld.

(3)

Er zijn aanvullende voorschriften inzake gegevensregistratie en -transmissie vereist voor de werking van het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem waarin artikel 107 van Verordening (EU) nr. 508/2014 voorziet. Overeenkomstig artikel 107, lid 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 dienen deze voorschriften te specificeren welke informatie door de lidstaten moet worden verstrekt, terwijl tevens moet worden gestreefd naar de grootst mogelijke synergie met andere potentiële gegevensbronnen, zoals de lijst met gegevens die moeten worden geregistreerd en opgeslagen op grond van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen onverwijld kunnen worden toegepast, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld inzake de informatie die door de lidstaten aan de Commissie moet worden toegezonden teneinde de monitoring en evaluatie mogelijk te maken van acties onder gedeeld beheer die worden gefinancierd uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).

Artikel 2

Lijst met gegevens en databankstructuur

1.   Elke lidstaat dient een lijst met gegevens die de in artikel 107, lid 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde informatie bevat en waarvan de structuur overeenkomt met de structuur die is vastgesteld in bijlage I bij deze verordening, in zijn databank als bedoeld in artikel 125, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 te registreren en aan de Commissie te verstrekken.

2.   De lijst met gegevens wordt geregistreerd en aan de Commissie verstrekt voor elke concrete actie die is geselecteerd voor financiering uit hoofde van het operationele programma dat steun ontvangt uit het EFMZV.

Artikel 3

Invoeren van informatie in de databank

De gegevens als bedoeld in artikel 2 worden in de databank ingevoerd in de volgende twee fasen:

a)

op het tijdstip van de goedkeuring van de actie,

b)

zodra de actie is voltooid.

Artikel 4

Uitvoeringsgegevens met betrekking tot de actie

De informatie bedoeld in deel D van bijlage I (Uitvoeringsgegevens met betrekking tot de actie) dient gebaseerd te zijn op de in bijlage II omschreven gegevensvelden.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).


BIJLAGE I

DATABANKSTRUCTUUR

DEEL A

Administratieve informatie:

Veld

Inhoud van het veld

Beschrijving

Gegevensbehoeften en synergieën

1

CCI

Gemeenschappelijke identificatiecode van het operationele programma

Gegevensveld 19 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (1)

2

Unieke identificatiecode (ID) van de concrete actie

Verplicht voor alle acties die steun krijgen uit het fonds

Gegevensveld 5 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

3

Naam van de concrete actie

Indien beschikbaar en indien veld 2 een getal bevat

Gegevensveld 5 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

4

Vaartuignummer (nummer van het vaartuig in het EU-vlootregister (CFR (2)))

Indien van toepassing

Specifiek voor het EFMZV

5

NUTS-code (3)

Vul hier het meest relevante NUTS-niveau in (standaard = niveau III)

Specifiek voor het EFMZV

6

Begunstigde

Naam van de begunstigde (alleen rechtspersonen en natuurlijke personen overeenkomstig het nationaal recht)

Gegevensveld 1 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

7

Geslacht van de begunstigde

Indien relevant (mogelijke waarden: 1: man; 2: vrouw; 3: overig)

Specifiek voor het EFMZV

8

Omvang van de onderneming

Indien relevant (4) (mogelijke waarden: 1: micro; 2: klein; 3: middelgroot; 4: groot)

Specifiek voor het EFMZV

9

Staat van voortgang van de actie

1 cijfer:

Code 0

=

concrete actie waaraan op grond van een besluit steun is toegekend, maar waarvoor nog geen uitgaven bij de Commissie zijn gedeclareerd

Code 1

=

concrete actie die tijdelijk is onderbroken na gedeeltelijk te zijn uitgevoerd (waarvoor reeds een deel van de uitgaven bij de Commissie is gedeclareerd)

Code 2

=

concrete actie die is stopgezet na gedeeltelijk te zijn uitgevoerd (waarvoor reeds een deel van de uitgaven bij de Commissie is gedeclareerd)

Code 3

=

concrete actie die is voltooid (waarvoor alle uitgaven bij de Commissie zijn gedeclareerd)

Specifiek voor het EFMZV

DEEL B

Geplande uitgaven (in de munteenheid die van toepassing is op de concrete actie)

Veld

Inhoud van het veld

Beschrijving

Gegevensbehoeften en synergieën

10

Totale subsidiabele kosten

Bedrag van de totale subsidiabele kosten van de concrete actie, zoals goedgekeurd in het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

Gegevensveld 41 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

11

Totale subsidiabele overheidskosten

Bedrag aan totale subsidiabele kosten die overheidsuitgaven zijn zoals omschreven in artikel 2, punt 15), van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Gegevensveld 42 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

12

Ondersteuning uit het EFMZV

Bedrag aan overheidssteun, zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

Specifiek voor het EFMZV

13

Datum van goedkeuring

Datum van het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

Gegevensveld 12 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

DEEL C

Financiële uitvoering van de concrete actie (in EUR)

Veld

Inhoud van het veld

Beschrijving

Gegevensbehoeften en synergieën

14

Totale subsidiabele uitgaven

Bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten, in voorkomend geval vermeerderd met bijdragen in natura en afschrijvingen

Gegevensveld 53 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

15

Totale subsidiabele overheidsuitgaven

Overheidsuitgaven, zoals omschreven in artikel 2, punt 15), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, die overeenkomen met de aan de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van de daadwerkelijk vergoede en betaalde kosten, in voorkomend geval vermeerderd met bijdragen in natura en afschrijvingen

Gegevensveld 54 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie

16

Uit het EFMZV subsidiabele uitgaven

Uitgaven van het EFMZV overeenkomstig de subsidiabele uitgaven die bij de Commissie zijn gedeclareerd

Specifiek voor het EFMZV

17

Datum eindbetaling aan begunstigde

 

Gegevensveld 45 van bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (alleen datum van laatste betaling aan begunstigde)

DEEL D

Uitvoeringsgegevens van de actie

Veld

Inhoud van het veld

Opmerking

Gegevensbehoeften en synergieën

18

Betrokken maatregel

Code van de maatregel (zie bijlage II)

Specifiek voor het EFMZV

19

Outputindicator

Numerieke waarde

Specifiek voor het EFMZV

20

Uitvoeringsgegevens betreffende de actie

Zie bijlage II

Specifiek voor het EFMZV

21

Waarde van de uitvoeringsgegevens

Numerieke waarde

Specifiek voor het EFMZV

DEEL E

Resultaatindicatoren

Veld

Inhoud van het veld

Opmerking

Gegevensbehoeften en synergieën

22

Resultaatindicator(en) met betrekking tot de actie

Codenummer van de resultaatindicator (5)

Specifiek voor het EFMZV

23

Indicatief resultaat zoals verwacht door begunstigde

Numerieke waarde

Specifiek voor het EFMZV

24

Waarde van de resultaatindicator wanneer gevalideerd na de uitvoering

Numerieke waarde

Specifiek voor het EFMZV


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).

(2)  Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25).

(3)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(4)  Overeenkomstig artikel 2, lid 28, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320) voor het mkb.

(5)  Vastgesteld overeenkomstig artikel 107, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014.


BIJLAGE II

UITVOERINGSGEGEVENS BETREFFENDE DE ACTIE

Code van de maatregel

Maatregelen in Verordening (EU) nr. 508/2014.

Uitvoeringsgegevens betreffende de actie

Hoofdstuk I: Duurzame ontwikkeling van de visserij

I.1

Artikel 26 en artikel 44, lid 3

Innovatie

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort innovatie: producten en uitrusting; processen en technieken; beheer- en organisatiesysteem

Aantal personen binnen ondersteunde bedrijven dat rechtstreeks van de actie profiteert

I.2

Artikel 27 en artikel 44, lid 3

Adviesdiensten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort adviesdienst: haalbaarheidsstudies en adviesdiensten; professioneel advies; bedrijfsstrategieën

I.3

Artikel 28 en artikel 44, lid 3

Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort activiteiten: netwerken; partnerschapsovereenkomst of beroepsvereniging; gegevensverzameling en -beheer; studies; proefprojecten; kennisverspreiding; seminars; beste praktijken

Aantal wetenschappers dat betrokken is bij het partnerschap

Aantal vissers dat betrokken is bij het partnerschap

Aantal overige instanties dat betrokken is bij de actie

I.4

Artikel 29, leden 1 en 2, en artikel 44, lid 1, onder a)

Verbetering van het menselijk kapitaal, scheppen van banen en sociale dialoog — opleiding, netwerkvorming, sociale dialoog, ondersteuning van echtgenotes/echtgenoten en levenspartners

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort activiteiten: opleiding en leren; netwerkvorming; sociale dialoog

Aantal echtgenotes/echtgenoten en levenspartners dat van de actie profiteert

Aantal personen of organisaties dat van de actie profiteert (deelnemers aan de opleiding, leden van een netwerk, organisaties die betrokken zijn bij de acties in het kader van de sociale dialoog)

I.5

Artikel 29, lid 3, en artikel 44, lid 1, onder a)

Verbetering van het menselijk kapitaal, scheppen van banen en sociale dialoog — stagiairs aan boord van schepen van de kleinschalige kustvisserij

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort activiteiten: opleiding en leren

Aantal stagiairs dat profiteert van de actie

I.6

Artikel 30 en artikel 44, lid 4

Diversifiëring en nieuwe bronnen van inkomsten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort diversifiëring: investeringen aan boord, hengeltoerisme, restaurants, milieudiensten met betrekking tot visserij en educatieve activiteiten

Aantal betrokken vissers

I.7

Artikel 31 en artikel 44, lid 2

Starterssteun voor jonge vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Leeftijd van de jonge vissers die profiteren van de actie

I.8

Artikel 32 en artikel 44, lid 1, onder b)

Gezondheid en veiligheid

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort voorzieningen: investeringen aan boord; afzonderlijke voorzieningen

Aantal vissers dat betrokken is bij de actie

I.9

Artikel 33

Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten

Aantal betrokken vissers

Aantal betrokken dagen

I.10

Artikel 34

Definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

Aantal betrokken vissers

I.11

Artikel 35

Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen — instelling van een fonds

Naam van het onderlinge fonds

I.12

Artikel 35

Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen — betaalde compensaties

Compensatie uitgekeerd voor: economische verliezen ten gevolge van ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen of bergingskosten

Aantal betrokken vaartuigen

Aantal betrokken bemanningsleden

I.13

Artikel 36

Steun voor de systemen voor het toewijzen van vangstmogelijkheden

Soort activiteiten: ontwerp, uitwerking, controle, evaluatie, beheer

Soort begunstigde: overheidsinstantie, rechtspersoon of natuurlijke persoon, vissersorganisatie, producentenorganisatie, overige

I.14

Artikel 37

Steun voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking

Soort activiteiten: ontwerp, ontwikkeling en monitoring; participatie van de belanghebbende partijen; rechtstreeks uitzetten van vis

Aantal betrokken visbestanden (indien van toepassing)

Totale oppervlakte waarop het project van toepassing is (in km2)

I.15

Artikel 38 en artikel 44, lid 1, onder c)

Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort investering: selectiviteit van vistuig; vermindering van teruggooi of vermindering van ongewenste vangsten; voorkoming van effecten op het ecosysteem en de zeebodem; bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels; visaantrekkende apparatuur in de ultraperifere gebieden

Aantal vissers dat profiteert van de actie

I.16

Artikel 39, en artikel 44, lid 1, onder c)

Innovatie in verband met de instandhouding van biologische rijkdommen van de zee

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort actie: ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken; invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om de milieu-impact te beperken; ontwikkeling van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken; invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis om een duurzaam gebruik te verwezenlijken

Aantal vissers dat profiteert van de actie

I.17

Artikel 40, lid 1, onder a)

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit — verzamelen van afval op zee

Aantal vissers dat profiteert van de actie

I.18

Artikel 40, lid 1, onder b) tot en met g), en i), en artikel 44, lid 6

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit — bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding; bouwen, installeren of moderniseren van vaste of verplaatsbare voorzieningen; opstelling van beschermings- en beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en speciale beschermingszones; beheer, herstel en monitoring van beschermde mariene gebieden, met inbegrip van Natura 2000-gebieden; vergroting van milieubewustzijn; deelname aan andere acties met het oog op de instandhouding en de ontwikkeling van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort actie: investeren in voorzieningen; beheer van hulpbronnen; opstelling van beheerplannen voor Natura 2000 en speciale beschermingszones; beheer van Natura 2000; beheer van beschermde mariene gebieden; bewustmaking; overige acties ter verbetering van de biodiversiteit

Totale oppervlakte van de Natura 2000-gebieden (in km2)

Totale oppervlakte van de beschermde mariene gebieden (in km2)

Aantal betrokken vissers

I.19

Artikel 40, lid 1, onder h)

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit — totstandbrenging van regelingen voor de vergoeding van schade aan vangsten die wordt veroorzaakt door zoogdieren en vogels

Aantal vissers dat profiteert van de actie

I.20

Artikel 41, lid 1), onder a) tot en met c), en artikel 44, lid 1, onder d)

Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering — investeringen in uitrusting aan boord, audits en regelingen voor energie-efficiëntie, studies

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort actie: uitrusting aan boord; vistuig; audits en regelingen voor energie-efficiëntie; studies

Aantal vissers dat profiteert van de actie

Percentuele afname van het brandstofverbruik

Percentuele afname van de CO2-uitstoot, indien van toepassing

I.21

Artikel 41, lid 2, en artikel 44, lid 1, onder d)

Energie-efficiëntie en mitigatie van de klimaatverandering — vervanging of modernisering van motoren

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort actie: vervanging van motoren; modernisering

kW vóór interventie (gecertificeerd of fysiek gecontroleerd)

kW na interventie (gecertificeerd of fysiek gecontroleerd)

Aantal vissers dat profiteert van de actie

Percentuele afname van het brandstofverbruik

Percentuele afname van de CO2-uitstoot, indien van toepassing

I.22

Artikel 42 en artikel 44, lid 1, onder e)

Toegevoegde waarde, productkwaliteit en benutting van ongewenste vangsten

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Soort actie: investeringen die waarde toevoegen aan visserijproducten; investeringen aan boord ter verbetering van de kwaliteit van de visserijproducten

Aantal vissers dat profiteert van de actie

I.23

Artikel 43, leden 1 en 3, en artikel 44, lid 1, onder f)

Vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen —investeringen in de verbetering van de infrastructuur van vissershavens en afslagen of van aanlandingsplaatsen en beschuttingsplaatsen; investeringen ter verhoging van de veiligheid van de vissers

Vermelding of de actie visserij op zee, binnenvisserij of beide betreft

Categorie van de investering: vissershavens; aanlandingsplaatsen; afslagen; beschuttingsplaatsen

Soort investering: kwaliteit, controle en traceerbaarheid; energie-efficiëntie; milieubescherming; veiligheids- en arbeidsomstandigheden

Aantal vissers dat profiteert van de actie

Aantal andere havengebruikers of andere werknemers die profiteren van de actie

I.24

Artikel 43, lid 2

Vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen —investeringen ter bevordering van de naleving van de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten

Categorie van de investering: vissershavens; aanlandingsplaatsen; afslagen; beschuttingsplaatsen

Aantal vissers dat profiteert van de actie

Hoofdstuk II: Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur

II.1.

Artikel 47

Innovatie

Soort innovatie: ontwikkelen van kennis; op de markt brengen van nieuwe aquacultuursoorten; haalbaarheidsstudies

Soort onderzoeksinstantie die erbij betrokken is: privaat, publiek

Aantal werknemers dat binnen de ondersteunde ondernemingen rechtstreeks van de actie profiteert

II.2

Artikel 48, lid 1, onder a) tot en met d), en f) tot en met h)

Productieve investeringen in de aquacultuur

Soort investering: productief; diversificatie; modernisering; diergezondheid en dierenwelzijn; kwaliteit van producten; herstel; aanvullende activiteiten

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.3

Artikel 48, lid 1, onder e), i) en j)

Productieve investeringen in aquacultuur — hulpbronnenefficiëntie, vermindering van het watergebruik en gebruik van chemische stoffen, recirculatiesystemen ter minimalisering van het watergebruik

Soort investering: milieu en hulpbronnen; watergebruik en -kwaliteit; gesloten systemen

II.4

Artikel 48, lid 1, onder k)

Productieve investeringen in de aquacultuur — vergroting van de energie-efficiëntie, hernieuwbare energie

Soort investering: energie-efficiëntie; hernieuwbare energie

II.5

Artikel 49

Beheer-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven

Soort actie: opzetten van beheer-, verzorgings- en adviesdiensten; verwerven van bedrijfstechnische adviesdiensten

Soort adviesdienst, indien van toepassing: naleving van de milieuwetgeving; milieu-effectbeoordelingen; naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn, gezondheid en veiligheid en volksgezondheid; marketing en bedrijfsstrategieën

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.6

Artikel 50

Bevordering van het menselijk kapitaal en netwerkvorming

Soort activiteit: beroepsopleiding; een leven lang leren; kennisverspreiding; nieuwe beroepsvaardigheden; verbetering van arbeidsomstandigheden en bevordering van veiligheid op het werk; netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Aantal echtgenotes/echtgenoten en levenspartners dat profiteert van de actie

II.7

Artikel 51

Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties

Soort actie: inventarisatie van gebieden; verbetering van ondersteuningsvoorzieningen en -infrastructuur; voorkoming van ernstige schade; acties naar aanleiding van de vaststelling van verhoogde sterfte of ziekten

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.8

Artikel 52

Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten die aan duurzame aquacultuur doen

Totale oppervlakte waar het om gaat (in km2)

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.9

Artikel 53

Omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur

Soort actie: omschakeling naar biologische aquacultuur; deelname aan milieubeheer- en milieu-auditsystemen (EMAS)

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Totale oppervlakte waar het om gaat (in km2)

II.10

Artikel 54

Aquacultuur die milieudiensten levert

Soort actie: aquacultuur in Natura 2000-gebieden; instandhouding en voortplanting ex situ; concrete aquacultuuracties, onder meer op het gebied van milieubehoud en verbetering van het milieu en de biodiversiteit

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Totale oppervlakte van de Natura 2000-gebieden (in km2)

Totale oppervlakte buiten de Natura-2000-gebieden (in km2)

II.11

Artikel 55

Maatregelen op het gebied van de volksgezondheid

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.12

Artikel 56

Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

Soort actie: bestrijding en uitroeiing van ziekten; beste praktijken en gedragscodes; vermindering van de afhankelijkheid van diergeneesmiddelen; veterinaire of farmaceutische studies en beste praktijken; groeperingen voor gezondheidsbescherming; compensatie voor schelpdierkwekers

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

II.13

Artikel 57

Aquacultuurbestandsverzekering

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Hoofdstuk III: Duurzame ontwikkeling van visserijen en aquacultuurgebieden

III.1

Artikel 62, lid 1, onder a)

Steun uit het EFMZV voor door de eigen gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling — voorbereidende steun

Soort begunstigde: overheidsinstantie; ngo; ander collectief orgaan; particulier persoon

III.2

Artikel 63

Uitvoering van lokale ontwikkelingsstrategieën — selectie van plaatselijke actiegroepen visserij (1)

Totale bevolking die onder een plaatselijke actiegroep visserij valt (in eenheden)

Aantal publieke partners in de plaatselijke actiegroep visserij

Aantal private partners in de plaatselijke actiegroep visserij

Aantal maatschappelijke organisaties in de plaatselijke actiegroep visserij

Aantal voor administratie ingezette FTE's in dienst van de plaatselijke actiegroep visserij

Aantal voor stimulering ingezette FTE's in dienst van de plaatselijke actiegroep visserij

III.3

Artikel 63

Uitvoering van lokale ontwikkelingsstrategieën — projecten ondersteund door plaatselijke actiegroepen visserij (met inbegrip van operationele kosten en stimulering)

Soort actie: toevoegen van waarde; diversifiëring; milieu; sociaal-cultureel; governance; operationele kosten en stimulering

III.4

Artikel 64

Samenwerkingsactiviteiten

Soort actie: voorbereidende steun; projecten binnen dezelfde lidstaat; projecten in samenwerking met andere lidstaten; projecten in samenwerking met partners van buiten de EU

Aantal partners, indien van toepassing

Hoofdstuk IV: Maatregelen in verband met afzet en verwerking

IV.1

Artikel 66

Productie- en afzetprogramma's

Aantal leden van producentenorganisaties die betrokken zijn

IV.2

Artikel 67

Opslagsteun

Aantal leden van producentenorganisaties dat profiteert van de actie

IV.3

Artikel 68

Afzetmaatregelen

Soort actie: het opzetten van producentenorganisaties, verenigingen of brancheorganisaties; het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen; het verbeteren van de kwaliteit en de toegevoegde waarde; transparantie van de productie; traceerbaarheid en milieukeuren; standaardcontracten; communicatie- en promotiecampagnes

Voor projecten die gericht zijn op het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen: vissoorten met afzetpotentieel; ongewenste vangsten; producten met relatief weinig impact op het milieu of biologische producten

Voor projecten die gericht zijn op de bevordering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde: kwaliteitsregelingen; certificering en bevordering van duurzame producten; rechtstreekse afzet; verpakking

Aantal ondernemingen dat profiteert van de actie

Het aantal leden van producentenorganisaties dat profiteert van de actie

IV.4

Artikel 69

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

Soort investering: energiebesparing of reductie van de milieu-impact; verbeteren van de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden; verwerking van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie kan worden bestemd; verwerking van bijproducten; verwerking van biologische aquacultuurproducten; nieuwe of verbeterde producten, processen of beheersysteem

Aantal ondersteunde bedrijven

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Hoofdstuk V: Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

V.1

Artikel 70

Compensatieregeling

Compensatie van extra kosten

Aantal ondernemingen dat profiteert van de actie

Aantal werknemers dat profiteert van de actie

Hoofdstuk VI: Begeleidende maatregelen voor het GVB onder gedeeld beheer

VI.1

Artikel 76

Controle en handhaving

Soort actie: aankoop, installatie en ontwikkeling van technologieën; ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn voor de transmissie van gegevens; ontwikkeling, aankoop en installatie van de componenten die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid; uitvoering van programma's voor het uitwisselen en analyseren van gegevens; modernisering en aankoop van patrouillevaartuigen, -vliegtuigen en -helikopters; aankoop van andere controlemiddelen; ontwikkeling van innovatieve controle- en monitoringsystemen en uitvoering van proefprojecten; programma's voor de opleiding en uitwisseling van personeelsleden; kosten-batenanalyses en evaluatie van audits; seminars en media-instrumenten; operationele kosten; uitvoering van een actieplan

Soort begunstigde: privaat, publiek en gemengd

Aantal betrokken vissersvaartuigen, indien van toepassing

VI.2

Artikel 77

Verzameling van gegevens

Soort begunstigde: privaat, publiek en gemengd

Hoofdstuk VII: Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

VII.1

Artikel 78

Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

Soort actie: uitvoering van het operationele programma; IT-systemen; verbeteren van de administratieve capaciteit; communicatieactiviteiten; evaluatie; studies; controle en audit; netwerk van plaatselijke actiegroepen visserij; overige

Hoofdstuk VIII: Bevordering van de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid

VIII.1

Artikel 80, lid 1, onder a)

Integratie van maritieme bewaking

Soort actie: bijdragen aan de integratie van maritieme bewaking; bijdragen aan de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur

Soort begunstigde: privaat, publiek en gemengd

VIII.2

Artikel 80, lid 1, onder b)

Bevordering van de bescherming van het mariene milieu en het duurzame gebruik van de rijkdommen van de zee en van de kust

Soort actie: beschermd marien gebied; Natura 2000

Oppervlakte van desbetreffende beschermd marien gebied (in km2)

Oppervlakte van het desbetreffende Natura 2000-gebied (in km2)

Soort begunstigde: privaat, publiek en gemengd

VIII.3

Artikel 80, lid 1, onder c)

Verbeteren van de kennis over de toestand van het mariene milieu

Soort actie: opstellen van een monitoringprogramma; invoeren van maatregelen in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie

Soort begunstigde: privaat, publiek en gemengd


(1)  Informatie die alleen vereist is indien een plaatselijke actiegroep visserij is geselecteerd.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/52


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1244/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening („EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp”)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (hierna „EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp” genoemd) (1), met name artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 1, en artikel 12, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 375/2014 dient de Commissie normen en procedures vast te stellen met betrekking tot de noodzakelijke voorwaarden, nadere regelingen en vereisten die uitzendende en ontvangende organisaties moeten hanteren bij de identificatie, selectie, voorbereiding, het beheer en de inzet van kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ter ondersteuning van humanitaire hulpacties in derde landen. In Verordening (EU) nr. 375/2014 is bepaald dat deze normen dienen te worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen en de procedures door middel van uitvoeringshandelingen.

(2)

Alle bij het initiatief EU-vrijwilligers betrokken partijen, met inbegrip van de vrijwilligers zelf en de uitzendende en ontvangende organisaties, moeten worden aangemoedigd om in het kader van het initiatief een gevoel van identiteit te delen.

(3)

Het is van belang dat de kandidaat-vrijwilligers worden geïdentificeerd en geselecteerd volgens een niet-discriminerende, billijke en transparante procedure, die gebaseerd is op een partnerschap tussen de uitzendende en ontvangende organisaties en beantwoordt aan de reële, op lokaal niveau door de ontvangende organisaties geformuleerde behoeften.

(4)

Zowel de uitzendende als de ontvangende organisaties moeten zorgen voor een grondige introductie om misverstanden over de taken en verwachtingen te voorkomen en de vrijwilligers een passende, praktische voorbereiding op de inzet te bieden. Dit bevordert het vertrouwen en de aanvaarding binnen de ontvangende gemeenschappen en zorgt ervoor dat ten volle rekening wordt gehouden met de culturele gevoeligheden.

(5)

Opleiding is een essentieel onderdeel van de aan de inzet voorafgaande voorbereiding waarbij aan alle kandidaat-vrijwilligers binnen een gestructureerd programma verplichte en facultatieve cursussen worden aangeboden. Bovendien moeten junior professionals de gelegenheid krijgen hun competenties verder te ontwikkelen en nieuwe specifieke kennis en vaardigheden te verwerven op het gebied van de humanitaire hulp, eventueel door middel van een stage. Deze opleiding dient te zijn afgestemd op de activiteiten en de context van de uitzendende en ontvangende organisaties.

(6)

De uitzendende en ontvangende organisaties dienen een passend toezicht- en beheersysteem in te voeren. Zij moeten de prestaties en resultaten van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp gezamenlijk controleren en beoordelen en feedback geven over hun taken en doelstellingen. Dit draagt bij tot de verbetering van de verantwoordingsplicht van het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

(7)

Naast het toezicht en het beheer moeten mentorsystemen worden opgezet om de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp vóór, tijdens en na hun inzet aanvullende steun te bieden.

(8)

Tijdens de inzet in derde landen dient een kanaal voor voortdurende communicatie en aanvullende steun van de uitzendende organisatie te worden opgezet. Alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hebben recht op een nabespreking en ondersteuning aan het einde van hun opdracht.

(9)

Er moet voor adequate arbeids- en levensomstandigheden gezorgd worden zodat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hun taken in een veilige en hygiënische omgeving kunnen verrichten en zonder persoonlijke ontberingen aan hun basisbehoeften kunnen voldoen, waarbij zij een bescheiden, niet-opzichtige levensstijl aanhouden. Onkostenvergoedingen en andere betalingen aan EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden niet beschouwd als een salaris voor reguliere arbeid. De betaalde bedragen mogen niet worden vastgesteld afhankelijk van de beroepservaring, deskundigheid of prestaties van de vrijwilliger, maar zijn alleen bedoeld ter dekking van de kosten van het levensonderhoud tijdens de inzet. Om een hoog en gelijk niveau van bescherming te garanderen, dienen alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te worden gedekt door een alomvattende verzekeringspolis die specifiek bedoeld is om hen te beschermen tijdens de gehele duur van hun inzet in derde landen en alle relevante tijdvakken ervoor en erna.

(10)

De zorgplicht is van het allergrootste belang en is een gedeelde verantwoordelijkheid. De uitzendende en ontvangende organisaties moeten, voor zover mogelijk, zorg dragen voor de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging en het welzijn van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en passende beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsprocedures uitwerken. De EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp moeten op hun beurt ook alles in het werk stellen om te zorgen voor hun eigen gezondheid, veiligheid en beveiliging, en die van anderen op de werkplek.

(11)

De monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp moet een continu proces zijn gedurende de hele inzet. Deze beoordeling moet gebaseerd zijn op een toezicht- en prestatiebeheersysteem en gegevens opleveren waaruit blijkt in welke mate de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp — wat betreft resultaten en impact — bijdragen aan de doelstellingen van het project en het gehele initiatief.

(12)

Door middel van een degelijk certificeringsmechanisme moet ervoor worden gezorgd dat de uitzendende en ontvangende organisaties voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie en de in deze verordening vastgestelde procedures. Een dergelijk certificeringsmechanisme moet gebaseerd zijn op de beginselen van vereenvoudiging en voorkoming van dubbel werk, differentiatie tussen uitzendende en ontvangende organisaties, kosteneffectiviteit, transparantie en onpartijdigheid, het aanmoedigen van verscheidenheid en toegankelijkheid.

(13)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 26 van Verordening (EU) nr. 375/2014 ingestelde comité.

(14)

Om de tijdige uitvoering van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp te garanderen, moet deze verordening onverwijld in werking treden, aangezien daarin de bepalingen zijn opgenomen voor het inzetten van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in derde landen door de uitvoerende organisaties,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Algemene bepalingen

In deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van de volgende in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 1 en artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) nr. 375/2014 opgenomen aspecten:

a)

de te volgen procedures voor de identificatie, selectie en noodzakelijke voorbereiding van kandidaat-vrijwilligers vóór de inzet, met inbegrip van stages waar nodig;

b)

regelingen voor het opleidingsprogramma en de procedure voor de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaat-vrijwilliger voor uitzending;

c)

bepalingen met het oog op de inzet en het beheer van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in derde landen, met inbegrip van, onder meer, toezicht ter plaatse, voortdurende ondersteuning door middel van begeleiding, mentorsystemen, aanvullende opleiding, noodzakelijke arbeidsvoorwaarden en ondersteuning na afloop van de inzet;

d)

bepalingen inzake een verzekeringsdekking ten behoeve van de vrijwilligers en inzake de levensomstandigheden, waaronder een vergoeding voor levensonderhoud, huisvesting, reizen en andere relevante uitgaven;

e)

de te volgen procedures vóór, tijdens en na afloop van de inzet met het oog op waarborging van de zorgplicht en passende maatregelen op het gebied van veiligheid en beveiliging, waaronder protocollen voor medische evacuatie en veiligheidsplannen voor noodevacuatie uit derde landen, met inbegrip van de noodzakelijke procedures voor contactname met nationale autoriteiten;

f)

procedures voor de monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp;

g)

een certificeringsmechanisme om te waarborgen dat de uitzendende organisaties voldoen aan de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde normen en procedures, alsmede een gedifferentieerd certificeringsmechanisme voor ontvangende organisaties.

Artikel 2

Definities

Voor de tenuitvoerlegging van deze verordening zijn de definities van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 375/2014 en de definities van de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen uitvoeringsverordening van de Commissie van toepassing. Daarnaast wordt verstaan onder:

a)   „competentiekader”: een kader overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;

b)   „leer- en ontwikkelingsplan”: een plan overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;

c)   „opleider”: een persoon die is aangeworven door de opleidingsaanbieder om één of meer opleidingsmodules te geven of scenario-gebaseerde simulatieoefeningen te faciliteren en om de competenties van de kandidaat-vrijwilliger te beoordelen;

d)   „opleidingsmentor”: een opleider die is aangeworven door de opleidingsaanbieder en een coördinerende rol heeft bij de beoordeling van de geschiktheid van de kandidaat-vrijwilligers voor uitzending. Hij of zij is verantwoordelijk voor een groep van kandidaat-vrijwilligers. Hij of zij coördineert de beoordeling van hun competenties op basis van feedback van andere opleiders, en onderhoudt individuele contacten met de kandidaat-vrijwilligers om hun zelfevaluatie en beoordeling door de opleiders gezamenlijk te bespreken;

e)   „mentoring”: een proces van informele overdracht van kennis, sociaal kapitaal en psychosociale hulp in verband met het werk, de loopbaan of de professionele ontwikkeling. Mentoring is gebaseerd op informele communicatie, gewoonlijk van persoon tot persoon en over een langere periode, tussen een persoon die door de ontvangende organisatie als mentor wordt aangewezen en over relevante kennis, deskundigheid en ervaring beschikt, enerzijds, en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, anderzijds;

f)   „nabespreking”: een proces waarbij de uitzendende en ontvangende organisaties en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp duidelijke informatie krijgen over de resultaten van de opdracht en de prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, waarbij op basis van de opgedane ervaring aanbevelingen worden gedaan en kennis wordt overgedragen, en aandacht wordt besteed aan de kapitalisatie van de kennis en een positieve professionele afsluiting van de inzet.

HOOFDSTUK 2

PROCEDURES VOOR DE IDENTIFICATIE EN SELECTIE VAN KANDIDAAT-VRIJWILLIGERS

Artikel 3

Identificatie- en selectieprocedure

1.   De uitzendende en ontvangende organisaties zetten gezamenlijk een identificatie- en selectieprocedure op. De taken, verantwoordelijkheden en processen worden vastgesteld zodat een transparante, eerlijke en doeltreffende aanwervingsprocedure is gegarandeerd, met inachtneming van de normen inzake gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie, als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie.

2.   De identificatie- en selectieprocedure is gebaseerd op een partnerschap tussen de uitzendende en ontvangende organisaties waarbij een snelle en voortdurende communicatie is gewaarborgd. De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de ontvangende organisatie permanent betrokken is bij de gehele aanwervingsprocedure.

3.   De overeengekomen identificatie- en de selectieprocedure is van toepassing op alle fasen van de aanwervingsprocedure.

4.   De identificatie- en selectieprocedure omvat ten minste de volgende onderdelen:

a)

taakomschrijving, competentieprofiel en selectiecriteria voor de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, zoals bepaald in artikel 4;

b)

bekendmaking en toepassing zoals bepaald in artikel 5;

c)

beoordeling, longlist en shortlist van kandidaten zoals bepaald in artikel 6;

d)

selectie zoals bepaald in artikel 7.

Artikel 4

Taakomschrijving, competentieprofiel en selectiecriteria voor de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp

1.   Op basis van een behoeftenanalyse die overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie wordt verricht, doet de ontvangende organisatie, overeenkomstig de in punt 1 van bijlage I opgenomen voorschriften, een voorstel van taakomschrijving voor de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, waarbij enige flexibiliteit in acht wordt genomen om rekening te houden met de input van de vrijwilliger bij aanwerving.

2.   De uitzendende organisatie kan deze taakomschrijving in voorkomend geval aanpassen, met het oog op een passende en realistische afstemming van vraag en aanbod, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte competenties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en de absorptiecapaciteit en de behoeften van de ontvangende organisatie.

3.   Op basis van de taakomschrijving en het competentiekader stellen de uitzendende en ontvangende organisaties een competentieprofiel van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp vast, alsmede selectiecriteria met minimumeisen die in de aanwervingsprocedure worden gebruikt. Het competentieprofiel geeft ook aan of de vrijwilliger een senior of junior professional is en of een stage noodzakelijk is.

Artikel 5

Bekendmaking en toepassing

1.   De uitzendende organisatie is verantwoordelijk voor de bekendmaking van de inzet. Met medewerking van de ontvangende organisatie stelt de uitzendende organisatie een informatiepakket op om het initiatief bekend te maken en kandidaat-vrijwilligers aan te trekken.

2.   De bekendmaking, die ten minste in het Engels en in duidelijke, concrete en begrijpelijke bewoordingen wordt opgesteld, bevat informatie over de inzetmogelijkheid die de kandidaat-vrijwilliger wordt aangeboden overeenkomstig de voorschriften in punt 2 van bijlage I.

3.   Zij wordt gedurende een periode van minstens één maand op het centrale platform van het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp gepubliceerd, waarbij eventueel aanvullende promotiemogelijkheden worden benut om kandidaten attent te maken op het centrale platform. In naar behoren gemotiveerde omstandigheden — in het geval van een inzet als reactie op een humanitaire crisis — kan de bekendmaking gedurende minder dan één maand, maar niet minder dan één week, worden gepubliceerd.

4.   De kandidaten dienen hun aanvraag met behulp van een gestandaardiseerd sollicitatieformulier in, en voegen een gestructureerd curriculum vitae bij. De kandidaten vullen eveneens een gestandaardiseerde vragenlijst voor zelfbeoordeling in, aan de hand waarvan wordt nagegaan of zij de volgens het competentiekader vereiste competenties hebben, of zij geschikt zijn voor de toegewezen opdracht en zich kunnen aanpassen aan de levens- en arbeidsomstandigheden zoals omschreven in de bekendmaking. Zij moeten hierover hun toestemming geven.

Artikel 6

Beoordeling, longlist en shortlist

1.   De uitzendende organisatie beoordeelt de kandidaten aan de hand van de in het sollicitatieformulier en de vragenlijst voor zelfbeoordeling vermelde informatie, een verklaring betreffende hun motivatie om deel te nemen aan het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp — en aan de specifieke inzet — en een evaluatie van hun vermogen om een scenario voor humanitaire hulp te analyseren door middel van een schriftelijke test, een essay of soortgelijke test.

2.   Op basis van deze beoordeling verstrekt de uitzendende organisatie aan de ontvangende organisatie een longlist van kandidaten, waarna beide organisaties in onderling overleg een shortlist opstellen van de kandidaten die voor een onderhoud worden uitgenodigd.

3.   De kandidaten op de shortlist worden uitgenodigd voor een gestructureerd onderhoud op grond van het competentiekader. Het onderhoud kan rechtstreeks van persoon tot persoon of met behulp van telecommunicatietechnologieën plaatsvinden; indien mogelijk neemt de ontvangende organisatie daaraan deel. Als aanvullende beoordelingsmethoden komen evaluatiecentra, groepsactiviteiten en simulatieoefeningen in aanmerking.

4.   In voorkomend geval kan de uitzendende organisatie de persoonlijke en professionele referenties controleren alvorens de definitieve selectie te maken. De kandidaten worden bij het begin van de procedure in de bekendmaking geïnformeerd over de screeningsprocedure.

Artikel 7

Selectie

1.   De ontvangende organisatie neemt het definitieve besluit over de geselecteerde kandidaat-vrijwilliger en deelt dit mee aan de uitzendende organisatie, die verantwoordelijk is voor het aanbieden van een inzetmogelijkheid en het voorbereiden van de introductiefase. Voor elke inzetmogelijkheid kunnen plaatsvervangers worden aangewezen om de kandidaten te vervangen die ontslag nemen of niet meer beschikbaar zijn.

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties moeten hun selectiebesluit kunnen rechtvaardigen en kunnen aantonen dat zij tijdens de gehele identificatie- en selectieprocedure de beginselen van gelijke behandeling, gelijke kansen en non-discriminatie in acht hebben genomen.

3.   De selectieprocedure wordt binnen een redelijke termijn voltooid. De uitzendende organisatie informeert alle kandidaten over het selectiebesluit en wijst op de mogelijkheid om feedback te krijgen. Zij verzoekt de definitief geselecteerde kandidaat-vrijwilligers schriftelijk te bevestigen dat zij belangstelling hebben om deel te nemen aan het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

4.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de documentatie in verband met de identificatie- en selectieprocedure traceerbaar is en bewaard wordt in overeenstemming met de gegevensbeschermingsnorm als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie.

Artikel 8

Beoordeling van de leerbehoeften

1.   Op basis van de resultaten van de aanwervingsprocedure, de behoeften van de ontvangende organisatie en de geplande inzet, beoordeelt de uitzendende organisatie, in overleg met de ontvangende organisatie en de kandidaat-vrijwilliger, de leerbehoeften en stelt zij een opleidingsprogramma vast op basis van de volgende criteria:

a)

beroepservaring, waarbij senior professionals de mogelijkheid hebben zich op de verplichte modules te concentreren en de passende opleiding te kiezen wat betreft projectbeheer en facultatieve gespecialiseerde modules;

b)

de specifieke competentiebehoeften van de ontvangende organisatie, waarop kan worden ingespeeld door de deelname van de kandidaat-vrijwilliger aan facultatieve modules;

c)

de algemene competenties van de kandidaat-vrijwilliger, waarop kan worden ingespeeld door deelname aan facultatieve modules.

2.   De uitzendende organisatie vult het leer- en ontwikkelingsplan als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie in en geeft aan welke competenties de geselecteerde kandidaat-vrijwilligers hebben en wat hun leerbehoeften zijn, en stellen de opleidingsaanbieders hiervan in kennis.

HOOFDSTUK 3

OPLEIDINGSPROGRAMMA VAN HET EU-VRIJWILLIGERSINITIATIEF VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 9

Opleidingsprogramma

1.   De opleidingsaanbieders stellen een opleidingsprogramma op voor alle geselecteerde kandidaat-vrijwilligers, eventueel met input van de uitzendende en ontvangende organisaties en voormalige vrijwilligers.

2.   Het opleidingsprogramma is gebaseerd op het competentiekader en kan worden aangepast aan de behoeften van zowel de junior als de senior professionals.

3.   Het opleidingsprogramma omvat een leerconcept waarbij e-leren en modules in de klas worden gecombineerd.

4.   In de verplichte modules voor alle kandidaat-vrijwilligers moeten de volgende onderwerpen aan bod komen:

a)

algemene inleiding over de Unie, de externe betrekkingen en het crisisresponssysteem van de Unie;

b)

inleiding over de humanitaire hulpverlening, het EU-beleid inzake humanitaire hulp en het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp;

c)

maatregelen inzake persoonlijke veiligheid, beveiliging en gezondheid;

d)

projectbeheer;

e)

intercultureel bewustzijn (en transversale aangelegenheden);

f)

een scenario-gebaseerde simulatieoefening om de verworven competenties aan te tonen.

5.   In de facultatieve modules moeten de volgende onderwerpen aan bod komen:

a)

voorlichting en communicatie;

b)

psychologische eerste hulp;

c)

opleiding van opiniemakers;

d)

organisatie van het vrijwilligerswerk;

e)

ontwikkeling van de organisatie;

f)

op maat gesneden modules, waar nodig, in het bijzonder ter aanpassing van de technische competenties van kandidaat-vrijwilligers aan de context van humanitaire hulp.

6.   De kandidaat-vrijwilligers moeten alle verplichte modules volgen en kunnen een of meer facultatieve modules kiezen overeenkomstig artikel 8.

7.   Het opleidingsplan, waarin elke module in detail wordt beschreven, waaronder de status ervan, doelgroep, tijdschema, behandelde competenties en desbetreffende leerresultaten, wordt overeenkomstig bijlage II opgesteld.

Artikel 10

Beoordeling van de kandidaat-vrijwilligers tijdens en na de opleiding

1.   Tijdens en na afloop van de opleiding worden de kandidaat-vrijwilligers op basis van het competentiekader beoordeeld op hun geschiktheid voor inzet.

2.   De beoordeling wordt gezamenlijk door de opleiders verricht, waarbij een belangrijke coördinerende rol is weggelegd voor de opleidingsmentor van de kandidaat-vrijwilliger.

3.   De competenties worden geëvalueerd aan de hand van de door de opleiders verrichte beoordeling van de kennis, vaardigheden en houding van de kandidaat-vrijwilliger, met inbegrip van:

a)

de zelfevaluatie die wordt ingevuld door de kandidaat-vrijwilliger na de scenario-gebaseerde simulatieoefening;

b)

het door de opleiders na elke module en na de scenario-gebaseerde simulatieoefening opgesteld observatieverslag;

c)

de beoordeling van de opleidingsmentor, bestaande uit een kritische evaluatie van de zelfbeoordeling en het observatieverslag van een persoonlijke mentoringsessie tussen de opleidingsmentor en de kandidaat-vrijwilliger op basis van feedback van de opleiders.

4.   De beoordeling van alle competenties wordt opgenomen in het leer- en ontwikkelingsplan van de kandidaat-vrijwilliger. Dit plan wordt bijgewerkt na afloop van de opleiding en geeft aan welke cursussen werden gevolgd en welke resultaten werden verkregen.

5.   Kandidaat-vrijwilligers die een van de transversale of specifieke competenties niet voldoende beheersen, worden uitgesloten. De opleiders en de opleidingsmentor moeten hun beoordeling en besluit in voorkomend geval kunnen toelichten en rechtvaardigen.

HOOFDSTUK 4

PROCEDURES VOOR DE AAN DE INZET VOORAFGAANDE VOORBEREIDING VAN KANDIDAAT-VRIJWILLIGERS

Artikel 11

Introductieprogramma

1.   Het introductieprogramma maakt de kandidaat-vrijwilliger of EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp vertrouwd met de cultuur, beleidslijnen en praktijken van de uitzendende en ontvangende organisaties en met de verwachtingen in verband met de opdracht.

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties zetten gezamenlijk een introductieprogramma op. In het programma worden de taken en verantwoordelijkheden vastgelegd, waar mogelijk met de inbreng van teruggekeerde EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, zodat lessen kunnen worden getrokken uit hun ervaringen uit de eerste hand. Het programma omvat de volgende elementen:

a)

aan de inzet voorafgaande introductie door de uitzendende organisatie als bepaald in artikel 12;

b)

introductie in het land door de ontvangende organisatie als bepaald in artikel 18.

3.   De uitzendende en ontvangende organisaties organiseren in voorkomend geval gezamenlijke sessies met alle kandidaten of EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp samen.

Artikel 12

Aan de inzet voorafgaande introductie

1.   De uitzendende organisaties zorgen ervoor dat alle kandidaat-vrijwilligers vóór hun inzet een grondige en passende persoonlijke introductie krijgen. Deze introductie dient ten minste de volgende aspecten in te houden:

a)

organisatie- en managementstructuur en -processen, de teams die bij het project betrokken zijn (met inbegrip van de projectbeheerder, crisisbeheerder, menselijke middelen), taakomschrijving van de organisatie en doelstellingen in verband met het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp;

b)

uitgebreide informatie over de achtergrond van het project waaraan de kandidaat-vrijwilliger zal deelnemen, de taakomschrijving en de behoeftenanalyse die daaraan ten grondslag ligt, de verwachte arbeids- en levensomstandigheden, zoals bepaald in artikel 22 en de artikelen 24 tot en met 27;

c)

het relevante rechtskader voor de vrijwilliger als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;

d)

de normen en procedures die van belang zijn voor de vrijwilliger, met name op het gebied van tucht- en klachtenprocedures, fraude en corruptie, de bescherming van kinderen en kwetsbare volwassenen, de gedragscode als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie;

e)

de verplichte contextspecifieke beveiligingsbriefing en gezondheids- en veiligheidsbriefing (met inbegrip van een medisch onderzoek vóór vertrek) als bedoeld in de artikelen 28 en 30;

f)

toezicht- en prestatiebeheersysteem en procedures, en ondersteunende mechanismen, met inbegrip van mentoring en andere ondersteuning als bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21;

g)

het leer- en ontwikkelingsplan;

h)

informatie over het netwerk voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp en de manier waarop vrijwilligers voor, tijdens en na hun inzet worden ondersteund;

i)

informatie over de geplande communicatie- en voorlichtingsactiviteiten binnen het project, op basis van het communicatieplan als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 375/2014, met inbegrip van de contactgegevens van de verantwoordelijke regionale voorlichtingsambtenaar van de Commissie;

j)

de nabesprekingsprocedure zoals bepaald in artikel 23.

2.   In het kader van het introductieprogramma verstrekt de uitzendende organisatie ook informatie over het plaatselijk bureau voor humanitaire hulp van de Europese Commissie dat verantwoordelijk is voor het land van inzet en stelt zij dit bureau in kennis van de aanstaande inzet van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

3.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de kandidaat-vrijwilligers alle tijdens het introductieprogramma verstrekte informatie gelezen en begrepen hebben en dat deze informatie gemakkelijk toegankelijk blijft gedurende hun inzet.

Artikel 13

Stages voor junior professionals

1.   Kandidaat-vrijwilligers die junior professionals zijn, kunnen worden verzocht om naast de opleiding een stage bij een uitzendende organisatie te volgen om ervaring op te doen op het gebied van procedures, ethiek en context van de humanitaire activiteiten, als aanvullende voorbereiding op de geplande inzet als EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. De stage duurt maximaal zes maanden, waarbij een beperkte mogelijkheid van verlenging bestaat in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen.

2.   In overleg met de ontvangende organisatie en de stagiair-vrijwilliger toetst en actualiseert de uitzendende organisatie de in het leer- en ontwikkelingsplan opgenomen opleidingsbehoeften in functie van de stageplaats. Het leer- en ontwikkelingsplan bevat met name:

a)

de leerresultaten die van de stagiair-vrijwilliger worden verwacht tijdens zijn stageperiode;

b)

de taken die de stagiair-vrijwilliger zal uitvoeren in het kader van het leerproces en de middelen die daarvoor nodig zijn;

c)

de doelstellingen en resultaten die de stagiair-vrijwilliger moet hebben bereikt aan het einde van de stageperiode.

3.   De volgende artikelen van deze verordening zijn mutatis mutandis van toepassing op stages en houden verplichtingen in voor de uitzendende organisaties ten aanzien van de stagiair-vrijwilligers:

a)

artikel 19, leden 4, 5, 6 en 9, en de artikelen 21 en 22;

b)

artikel 24, behalve lid 5. Kandidaat-vrijwilligers uit EU-landen of uit derde landen, die onder de in artikel 23, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 375/2014 genoemde voorwaarden vallen, en gedekt zijn door het nationale socialezekerheidsstelsel of de ziekteverzekering van het land van hun woonplaats en in bovengenoemde landen stage lopen, komen slechts in aanmerking voor aanvullende dekking. Dit betekent dat hun verzekeringsdekking is beperkt tot de kosten die niet door het nationale socialezekerheidsstelsel of de ziekteverzekering worden gedekt. In uitzonderlijke gerechtvaardigde gevallen, waarin het nationale socialezekerheidsstelsel of de ziekteverzekering de kosten slechts gedeeltelijk of helemaal niet dekt, als bedoeld in artikel 24, lid 5, kunnen de gemaakte kosten ten belope van 100 % worden vergoed;

c)

artikel 25, met uitzondering van lid 6, artikel 26 en artikel 27, lid 1, indien van toepassing;

d)

artikel 28, leden 1, 8, en 14, en artikel 30, leden 1, 4, 5, 6 en 7.

Artikel 14

Beoordeling van de kandidaat-vrijwilligers na de stage

1.   Aan het einde van de stage vult de stagiair-vrijwilliger een zelfevaluatie in op basis van het competentiekader en het leer- en ontwikkelingsplan.

2.   De lijnmanager van de uitzendende organisatie evalueert, in overleg met de ontvangende organisatie, de zelfbeoordeling en beoordeelt de stagiair-vrijwilliger, met name wat betreft:

a)

zijn prestaties in vergelijking met de voorgenomen doelstellingen;

b)

de vraag of de overeengekomen resultaten zijn bereikt;

c)

de leerresultaten die hij heeft bereikt.

3.   Kandidaat-vrijwilligers die een van de transversale of specifieke competenties niet voldoende beheersen, worden uitgesloten en komen niet in aanmerking als EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. De lijnmanager van de uitzendende organisatie moet zijn beoordeling en besluit kunnen toelichten en rechtvaardigen in voorkomend geval.

Artikel 15

Aanvullende opleiding voorafgaand aan de inzet

De uitzendende organisatie kan, ongeacht of de kandidaat-vrijwilliger deelneemt aan het opleidingsprogramma of een stage volgt, voorafgaand aan de inzet aanvullende opleidingen verstrekken, bijvoorbeeld om de technische competenties van de kandidaat-vrijwilliger aan te passen aan de behoeften van de ontvangende organisatie, of om een voor het land van inzet nuttige taal te leren.

Artikel 16

Contract met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp

1.   Op grond van de resultaten van het introductieprogramma en, in voorkomend geval, van de stage en andere aan de inzet voorafgaande opleiding als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 15, bevestigt de uitzendende organisatie, in overleg met de ontvangende organisatie, definitief of de kandidaat-vrijwilliger kan worden ingezet als EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

2.   De uitzendende organisatie en de geschikt bevonden EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp ondertekenen een contract als bedoeld in artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) nr. 375/2014.

3.   In het contract, dat wordt opgesteld in nauw overleg met de ontvangende organisaties, worden de specifieke voorwaarden voor de inzet en de rechten en plichten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp vastgesteld. Hierin worden tevens de op het contract toepasselijke wetgeving en de rechterlijke bevoegdheid over het contract vastgesteld, overeenkomstig de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie. Het contract bevat ten minste de volgende elementen:

a)

een gedetailleerde beschrijving van de rol en de functie van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, duur en plaats van de inzet, uit te voeren taken overeenkomstig de taakomschrijving, met inbegrip van de in het communicatieplan als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 375/2014 vervatte elementen;

b)

contractduur, met inbegrip van de begin- en einddatum;

c)

prestatiebeheer, met inbegrip van:

informatie inzake beheer, onder meer wat betreft de verantwoordelijke lijnmanager van de ontvangende organisatie en het contactpunt voor permanente ondersteuning door de uitzendende organisatie;

regelingen inzake mentoring;

d)

arbeidsomstandigheden, waaronder werktijden en verlofregeling;

e)

de financiële rechten en plichten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, met inbegrip van de volgende aspecten:

onkosten- en inrichtingsvergoeding;

informatie over de toepasselijke fiscale en socialezekerheidsregelgeving;

verzekeringsdekking;

accommodatie;

reizen;

f)

praktische regelingen:

medische controles;

visa en werkvergunningen;

g)

vertrouwelijkheid;

h)

een aanhangsel bij het contract met een gedragscode en regels inzake het verwachte gedrag van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, onder meer wat betreft integriteit, de bescherming van kinderen en kwetsbare volwassenen, met inbegrip van nultolerantie tegenover seksueel misbruik;

i)

disciplinair beleid en beëindiging van het vrijwilligersstatuut;

j)

bemiddelingsmechanisme voor probleemoplossing, afhandeling van klachten en geschillenbeslechting;

k)

beleid en verantwoordelijkheden met betrekking tot veiligheid, beveiliging en gezondheid;

l)

leren en ontwikkeling:

opleiding en introductieprogramma;

nabespreking.

4.   In het geval van een geschil tussen de ontvangende of uitzendende organisatie en een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, heeft deze laatste recht op een doeltreffend rechtsmiddel, overeenkomstig de voor de uitzendende organisatie geldende nationale bepalingen.

Artikel 17

Opneming in de database

Na de uitdrukkelijke instemming van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, neemt de uitzendende organisatie de gegevens van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp op in de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 375/2014 bedoelde database (hierna „de database” genoemd). Alle persoonsgegevens met betrekking tot deze database worden verwerkt overeenkomstig de gegevensbeschermingsnorm als bedoeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie. Alle persoonsgegevens met betrekking tot deze database worden door de Commissie verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 (2).

HOOFDSTUK 5

PROCEDURES VOOR DE INZET EN HET BEHEER VAN DE EU-VRIJWILLIGERS VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 18

Introductie in het land van inzet

1.   De ontvangende organisaties zorgen ervoor dat alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp bij aankomst in het land van inzet een grondige en passende introductie in het land krijgen, die minstens de volgende aspecten behelst:

a)

organisatie- en managementstructuur en -processen, de teams die bij het project betrokken zijn (met inbegrip van projectbeheerder, operationele en technische teams, crisisbeheerder, ondersteunende teams zoals personeelsdienst en financiën); projectlocatie(s) alsmede opdracht van de organisatie en doelstellingen in verband met het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp;

b)

uitgebreide informatie over de opdracht, taken en projecten van de ontvangende organisatie; betrokken gemeenschappen; operationele context; verwachtingen inzake de prestaties en resultaten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, alsmede de behoeftenanalyse die daaraan ten grondslag ligt;

c)

het voor de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp relevante rechtskader;

d)

de verplichte contextspecifieke veiligheidsbriefing en gezondheids- en veiligheidsbriefing, als bedoeld in de artikelen 28 en 30;

e)

toezicht- en prestatiebeheersysteem en -procedures, en ondersteunende mechanismen, met inbegrip van mentoring en andere ondersteuning als bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21;

f)

culturele informatie over het land, de regio en de plaats van inzet, waaronder richtsnoeren over passend gedrag;

g)

nabespreking in het land zoals bepaald in artikel 23.

2.   De ontvangende organisatie zorgt ervoor dat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp alle tijdens deze introductiefase verstrekte informatie gelezen en begrepen hebben en dat deze informatie gedurende hun deelname aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp gemakkelijk toegankelijk blijft.

Artikel 19

Toezicht en prestatiebeheer

1.   De uitzendende en ontvangende organisaties ontwikkelen gezamenlijk een prestatiebeheersysteem op basis van de prestatiedoelstellingen en verwachte resultaten, om op grond van de taakomschrijving de vooruitgang en de kwaliteit van het werk van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp te meten.

2.   In het kader van de prestatiebeheerprocedure bepalen de uitzendende en ontvangende organisaties hun respectieve rol en verantwoordelijkheid met het oog op het toezicht op de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

3.   Tijdens de introductiefase stellen de uitzendende en ontvangende organisaties, samen met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, de prestatiedoelstellingen vast, waarbij de vrijwilligers de gelegenheid krijgen zich uit te spreken over de flexibele onderdelen van de taakomschrijving.

4.   De ontvangende organisatie stelt een lijnmanager aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. De lijnmanager houdt met de vrijwilliger een redelijk en praktisch aantal opvolgingsvergaderingen.

5.   Afhankelijk van de duur van de inzet verrichten de uitzendende organisatie en de lijnmanager van de ontvangende organisatie, samen met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, een gezamenlijke tussentijdse prestatiebeoordeling om het integratieproces en de geboekte vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen formeel te beoordelen en de doelstellingen, de taakomschrijving en het opleidings- en ontwikkelingplan bij te stellen.

6.   Indien uit de tussentijdse evaluatie blijkt dat de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp de transversale of specifieke competenties niet voldoende beheerst, kan de ontvangende organisatie in overleg met de uitzendende organisatie besluiten de inzet vroegtijdig te beëindigen. Zij moeten hun beoordeling en besluit kunnen toelichten en rechtvaardigen in voorkomend geval.

7.   De uitzendende organisatie en de lijnmanager van de ontvangende organisatie verrichten samen met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp aan het eind van de inzet een definitieve prestatiebeoordeling om de resultaten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp op basis van de doelstellingen, de taakomschrijving en het opleidings- en ontwikkelingplan te evalueren.

8.   De uitkomst van de prestatiebeoordeling wordt geïntegreerd in het leer- en ontwikkelingsplan van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

9.   De uitzendende organisatie behoudt de prestatiebeoordelingsverslagen overeenkomstig de gegevensbeschermingsnormen die zijn vermeld in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie en bevestigt in de database dat de inzet al dan niet met succes werd afgerond; in dit laatste geval geeft zij de redenen daarvan aan.

Artikel 20

Voortdurende ondersteuning door de uitzendende organisatie

1.   Voorafgaand aan de inzet wijst de uitzendende organisatie een contactpersoon aan die voor de duur van de inzet beschikbaar is en regelmatige contacten onderhoudt met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp om:

a)

de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp te ondersteunen in de aanloop- en overgangsfase;

b)

de noodzakelijke aanvullende ondersteuning te bieden aan de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp en de ontvangende organisatie;

c)

deel te nemen aan de tussentijdse en eindevaluatie en andere vergaderingen, in voorkomend geval; en

d)

te bemiddelen in geval van onenigheid tussen de ontvangende organisatie en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

2.   Indien de aangewezen contactpersoon niet meer in staat is om deze opdracht tijdens de inzet te vervullen, wordt zo spoedig mogelijk een vervanger aangewezen met het oog op de continuïteit van de ondersteuning.

Artikel 21

Mentoring

1.   De ontvangende organisatie stelt een of meer mentors aan om de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp onder meer op de volgende gebieden te ondersteunen:

a)

ontwikkeling van professionele vaardigheden en verbetering van prestaties en kennis;

b)

culturele integratie en aanpassing;

c)

begeleiding met betrekking tot de toegewezen taken; en

d)

hulp bij psychosociale problemen.

2.   De mentors hebben toegang tot het leer- en ontwikkelingsplan en de taakomschrijving van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, en stemmen hun begeleiding hierop af. De mentors houden regelmatige bijeenkomsten met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp om de gemaakte vooruitgang te bespreken en een oplossing te vinden voor eventuele persoonlijke kwesties en problemen in verband met de inzet.

3.   Bij de mentoring wordt rekening gehouden met de realiteit van het terrein; waar mogelijk wordt deze mentoring toegankelijk gemaakt voor de lokale vrijwilligers.

4.   De uitzendende organisatie vergemakkelijkt het organiseren van mentoring door in samenwerking met de ontvangende organisatie capaciteitsopbouw te ondersteunen op het gebied van analyse en opleiding, en door in de eigen structuren en netwerken geschikte personen met complementaire vaardigheden aan te wijzen indien er onvoldoende lokale capaciteit voorhanden is.

5.   In voorkomend geval kan mentoring op afstand in overweging worden genomen, met name door gebruik te maken van het netwerk voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp.

Artikel 22

Arbeidsomstandigheden

1.   Alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hebben recht op passende arbeidsomstandigheden zodat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen en hun welzijn, motivatie, gezondheid en veiligheid wordt gewaarborgd. De arbeidsomstandigheden dienen in overeenstemming te zijn met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 89/391/EG (3) en Richtlijn 2003/88/EG (4).

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties stellen gezamenlijk passende arbeidsomstandigheden vast die aangepast zijn aan de lokale en nationale operationele context.

3.   De ontvangende organisatie verstrekt de nodige informatie en stelt de arbeidsvoorwaarden voor. De uitzendende organisatie beoordeelt de geschiktheid en adequaatheid van deze arbeidsomstandigheden om na te gaan of deze in overeenstemming zijn met de zorgplicht en algemene beleidslijnen en praktijken van de uitzendende organisatie.

4.   De uitzendende en ontvangende organisaties zorgen er samen voor dat beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsrisico's worden voorkomen, beheerst en verminderd en dat de voorgestelde arbeidsomstandigheden voldoen aan de in de artikelen 28, 29 en 30 vermelde overeengekomen beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsprocedures, alsmede aan de in punt 3 van bijlage I vermelde voorwaarden inzake werktijden, verlof, minimale dagelijkse en wekelijkse rusttijden en werkplek.

Artikel 23

Ondersteuning aan het eind van de inzet en daarna

1.   De uitzendende en ontvangende organisaties leggen samen vast hoe de nabespreking voor alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, met inbegrip van degenen die vroegtijdig terugkeren, inhoudelijk en praktisch geregeld wordt.

2.   De ontvangende organisatie biedt de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp een persoonlijke of groepsnabespreking, met inbegrip van de definitieve prestatiebeoordeling als bedoeld in artikel 19, lid 7, en zorgt eventueel voor de overdracht van het project aan het team of de collega's die de activiteiten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp zullen voortzetten, met het oog op de duurzaamheid en continuïteit van het project.

3.   De uitzendende organisatie biedt de teruggekeerde EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp bijtijds een persoonlijke of groepsnabespreking, en operationele of projectnabesprekingen, op basis van de feedback van de ontvangende organisatie en het laatste leer- en ontwikkelingsplan.

4.   De uitzendende organisatie faciliteert een medisch controleonderzoek na de terugkeer van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp en biedt adviesgesprekken en psychosociale ondersteuningsgesprekken aan indien de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp dit wenst.

5.   De uitzendende en ontvangende organisaties informeren de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp over de mogelijkheden om actief te blijven op het gebied van de humanitaire hulp en een actief Europees burgerschap, bijvoorbeeld door een engagement in het netwerk voor het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp.

6.   De uitzendende organisatie nodigt de teruggekeerde EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp uit om constructieve feedback te geven over het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, waarbij zij bijvoorbeeld toelicht hoe hun bijdrage toekomstige missies kan inspireren.

HOOFDSTUK 6

BEPALINGEN INZAKE VERZEKERING EN LEVENSOMSTANDIGHEDEN

Artikel 24

Verzekeringsdekking

1.   Alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden gedekt door een volledige verzekeringspolis die specifiek is opgesteld om hen tijdens de gehele duur van de inzet in derde landen en alle relevante tijdvakken ervoor en erna te beschermen.

2.   De dekking geldt wereldwijd, 24 uur per dag. Zij vangt aan op de dag waarop de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp van zijn woonplaats vertrekt naar het derde land van inzet en eindigt op de dag waarop hij het land van inzet verlaat en weer in zijn woonplaats aankomt (hierna: „eerste periode van dekking” genoemd).

3.   Indien de periode van verzekeringsdekking meer dan 12 weken beslaat, wordt zij verlengd met 8 weken in het thuisland van de verzekerde, ter dekking van de medische nabehandeling van ziekten en letsels die tijdens de eerste periode van dekking zijn opgelopen.

4.   De dekking geldt voor alle activiteiten in het kader van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp alsmede voor de persoonlijke activiteiten van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp tijdens de eerste periode van dekking.

5.   Alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp genieten een volledige (100 %-)dekking op de volgende gebieden:

a)

medische en tandheelkundige verzorging;

b)

zwangerschap en geboorte;

c)

ongeval;

d)

repatriëring;

e)

levensverzekering;

f)

permanente of tijdelijke invaliditeit of arbeidsongeschiktheid;

g)

wettelijke aansprakelijkheid;

h)

verlies of diefstal van documenten, reisdocumenten en persoonlijke bezittingen;

i)

aanvullende bijstand.

6.   Om een gelijke behandeling en dekking van alle EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te waarborgen kan de Commissie via een aanbestedingsprocedure overeenkomsten aangaan met een of meerdere verzekeraars.

Artikel 25

Onkosten- en inrichtingsvergoeding

1.   De uitzendende organisatie betaalt de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, die niet als werknemers worden beschouwd, bijtijds en in regelmatige termijnen een forfaitair bedrag ter dekking van de kosten van het levensonderhoud.

2.   Deze forfaitaire onkostenvergoedingen zijn gebaseerd op een consumptiepakket voor reguliere uitgaven van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp voor de volgende posten:

a)

levensmiddelen;

b)

toiletartikelen en huishoudelijke producten;

c)

kleding;

d)

lokaal vervoer en vervoer in het land;

e)

overige uitgaven die nodig worden geacht om een passende levensstandaard en participatie in de plaatselijke samenleving mogelijk te maken (het totale bedrag voor de in de punten a) tot en met d) vermelde posten kan met maximaal 20 % worden verhoogd om andere uitgaven te vergoeden, bijvoorbeeld voor vrijetijdsactiviteiten, kapper, kranten en papierwaren).

f)

toeslag voor EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp die in gebieden verblijven waarvan de index boven het landelijk gemiddelde ligt (maximaal 10 % van het bedrag voor de in de punten a) tot en met d) vermelde posten).

3.   Huisvestingskosten maken geen deel uit van de forfaitaire onkostenvergoeding.

4.   De Commissie publiceert informatie over de forfaitaire onkostenvergoedingen voor de landen van inzet op basis van indexcijfers voor de desbetreffende landen. Aanvullend op de onkostenvergoeding kunnen kosten voor speciale behoeften in verband met een handicap of andere gerechtvaardigde uitzonderlijke omstandigheden worden vergoed.

5.   De EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden bijtijds in kennis gesteld van de aanpassing van de indexen en onkostenvergoedingen tijdens hun inzet, in het bijzonder in landen met hoge inflatie- of deflatiepercentages.

6.   Na een succesvolle afronding van de inzet verstrekt de uitzendende organisatie de teruggekeerde EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp een regelmatig geïndexeerde inrichtingsvergoeding van 100 euro per maand, naargelang de duur van hun inzet.

Artikel 26

Huisvesting

1.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de ontvangende organisatie de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp passende huisvesting ter beschikking stelt, tegen redelijke kosten in de lokale context.

2.   De uitzendende en ontvangende organisaties zorgen er samen voor dat beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsrisico's worden voorkomen, beheerst en verminderd en dat de voorgestelde huisvesting voldoet aan de in de artikelen 28, 29 en 30 vermelde overeengekomen beveiligings-, gezondheids- en veiligheidsprocedures, alsmede aan de in punt 4 van bijlage I vermelde voorwaarden.

3.   De kosten voor huisvesting, verwarming en andere daarmee verband houdende kosten worden waar mogelijk rechtstreeks gedragen door de ontvangende organisatie. De ontvangende organisatie verzorgt de contractuele relaties met de verhuurders en neemt alle nodige stappen om de gastheren en verhuurders te informeren over het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

Artikel 27

Reiskosten en aanverwante kosten

1.   De uitzendende organisatie organiseert de reis van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp van en naar de plaats van inzet, ook in gevallen van vervroegde terugkeer, en draagt de kosten ervan.

2.   Op verzoek van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp organiseert de uitzendende organisatie in de volgende gevallen een extra heen- en terugreis, waarvan zij de kosten draagt:

a)

thuisverlof voor de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, indien hun inzetperiode meer dan 18 maanden bedraagt;

b)

ouderschapsverlof voor de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp die een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben die jonger zijn dan 12 jaar, indien hun inzetperiode meer dan 6 maanden bedraagt;

c)

buitengewoon verlof in geval van een begrafenis of een door een medisch attest gestaafde ernstige ziekte van een rechtstreekse bloedverwant in opgaande of neergaande lijn, echtgenoot of geregistreerde partner, zus of broer.

3.   De reiskosten kunnen vergoed worden op basis van de werkelijke kosten van een reis in economy class of tweede klasse, dan wel in de vorm van een forfaitair bedrag op basis van een redelijke methode voor de berekening van de afstand.

4.   De uitzendende organisatie verleent informatie en praktische hulp aan de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp met betrekking tot de visumaanvraag; de ontvangende organisatie ondersteunt in voorkomend geval de visumprocedure. De uitzendende organisatie draagt de kosten in verband met het verkrijgen van de benodigde visa, met inbegrip van de noodzakelijke reiskosten.

HOOFDSTUK 7

PROCEDURES TER WAARBORGING VAN ZORGPLICHT, VEILIGHEID EN BEVEILIGING

Artikel 28

Veiligheidsbeheer en risicobeoordeling

1.   De uitzendende organisatie zet een intern veiligheidsbeleid en risicobeoordelingsprocedures op die geschikt zijn voor en van toepassing zijn op de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, en indien nodig worden aangepast.

2.   Op basis van het interne veiligheidsbeleid van de uitzendende organisatie werken de uitzendende en ontvangende organisaties gezamenlijk een veiligheidsbeheer- en evacuatieplan uit voor acties in het kader van het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp. Deze plannen voldoen ten minste aan de in punt 5 van bijlage I vermelde voorwaarden.

3.   De uitzendende en ontvangende organisaties maken gezamenlijk een schriftelijke beoordeling van de in het land van inzet bestaande veiligheids-, reis- en gezondheidsrisico's. Deze beoordelingen voldoen ten minste aan de in punt 6 van bijlage I vermelde voorwaarden.

4.   De in lid 3 bedoelde risicobeoordeling wordt naargelang de context — en ten minste vóór de inzet van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp — regelmatig herzien en geactualiseerd. Wanneer uit de risicobeoordeling blijkt dat de inzet zou plaatsvinden in een gebied waar internationale of niet-internationale gewapende conflicten bestaan of dreigen te ontstaan, wordt de inzet afgelast of, indien reeds een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp was geselecteerd, geannuleerd.

5.   In de taakomschrijving en bij de aanwervingsprocedure wordt gewezen op de voorschriften inzake veiligheid en gepast gedrag in het kader van het risico- en veiligheidsbeheer.

6.   De betrokken nationale autoriteiten van de lidstaten en andere deelnemende landen worden overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) nr. 375/2014 door de uitzendende organisatie op de hoogte gebracht voordat een van hun burgers wordt uitgezonden als EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. Worden EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ingezet die geen burgers van de Unie zijn, bepaalt de uitzendende organisatie vóór de inzet de regels inzake consulaire bescherming door het land van de nationaliteit van de vrijwilliger of een ander land.

7.   De uitzendende en ontvangende organisaties zorgen ervoor dat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp volledig geïnformeerd worden over de beveiligings- en veiligheidsprocedures en dat zij deze informatie begrijpen. In het kader van de introductiefase wordt vóór het vertrek en binnen 24 uur na aankomst in het land van inzet een contextspecifieke veiligheidsbriefing georganiseerd. Deze briefing moet het volgende omvatten: de resultaten van de risicobeoordeling, de evacuatie- en veiligheidsbeheerplannen, inclusief de melding van veiligheidsincidenten, de procedures voor evacuatie en repatriëring, de communicatiekanalen, de contactpersonen inzake crisisbeheer en de contactgegevens voor ambassades, politie, brandweer en ziekenhuizen.

8.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp ten minste wordt gedekt door een verzekering als bedoeld in artikel 24.

9.   Naast de verplichte veiligheidsopleiding in het kader van het opleidingsprogramma, biedt de uitzendende organisatie de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp de mogelijkheid deel te nemen aan alle andere relevante veiligheidsopleidingen die zij haar eigen internationaal personeel aanbiedt.

10.   Bij de ondertekening van het in artikel 16, lid 2, vermelde contract bevestigen de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp dat zij de veiligheidsvoorschriften begrijpen en zullen naleven, zich zullen informeren over en hun gedrag aanpassen aan de actuele veiligheidssituatie, hun persoonlijke verantwoordelijkheid op veiligheidsgebied zullen opnemen ten aanzien van henzelf, andere personen en de organisatie, en zich zullen onthouden van risicogedrag. De uitzendende en ontvangende organisaties maken de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp attent op de gevolgen van een inbreuk op de veiligheidsvoorschriften, met name die welke een vroegtijdig gedwongen einde aan de inzet maken.

11.   De uitzendende organisatie beveelt de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp aan zich bij aankomst in het land van inzet aan te melden bij de ambassade of het consulaat van het land waarvan zij de nationaliteit hebben, en wijst hen op de mogelijkheid om te verzoeken om consulaire bijstand. Indien het land waarvan de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp de nationaliteit heeft, niet beschikt over een consulaire vertegenwoordiging in het land van inzet, beveelt de uitzendende organisatie de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, die burgers van de Unie zijn, aan zich aan te melden bij een consulaat of ambassade van een andere lidstaat, en wijst hen op de mogelijkheid om te verzoeken om consulaire bijstand van dit land.

12.   Aan de hand van de door de ontvangende organisatie verstrekte geactualiseerde gegevens werken de uitzendende en ontvangende organisaties het evacuatieplan regelmatig bij om ervoor te zorgen dat het te allen tijde afgestemd is op de operationele context. De frequentie van bijwerking is afhankelijk van het resultaat van de risicobeoordeling; zo nodig past de ontvangende organisatie het plan op basis van de geactualiseerde gegevens aan. Het evacuatieplan wordt bewaard op een plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

13.   De ontvangende organisatie zorgt ervoor dat de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp geïnformeerd wordt over elke wijziging in de operationele context en de daaruit voortvloeiende wijziging van de veiligheidsprocedures of -protocollen.

14.   De ontvangende organisatie is op de hoogte van de plaats waar de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp zich bevindt, en vervoegt over contactgegevens om de vrijwilliger te allen tijde, ook tijdens het verlof, te bereiken.

Artikel 29

Procedures in geval van incident of evacuatie

1.   In geval van een veiligheidsincident krijgt de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp zo snel mogelijk een debriefing. Naar gelang van de ernst van het incident en de procedures van de uitzendende en ontvangende organisaties, kan deze debriefing door de lijnmanager of mentor van de ontvangende organisatie dan wel de crisisbeheerder van de uitzendende organisatie worden verzorgd, en tevens psychologische ondersteuning omvatten.

2.   In geval van evacuatie wordt het evacuatieplan gevolgd en blijft de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp te allen tijde onder de hoede van de organisatie. in voorkomend geval worden de procedures ten uitvoer gelegd van de consulaten of ambassades waarbij de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp overeenkomstig artikel 28, lid 11, is aangemeld.

3.   De uitzendende organisatie neemt contact op met de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp na hun terugkeer om ervoor te zorgen dat zij een adequate follow-up krijgen, inclusief een debriefing en psychosociale en medische hulp.

4.   De uitzendende en ontvangende organisaties nemen veiligheidskwesties op in hun toezicht- en beoordelingskader en de met betrekking tot veiligheidsincidenten opgedane ervaring wordt in aanmerking genomen met het oog op de herziening en verbetering van projecten.

Artikel 30

Gezondheid en veiligheid

1.   De uitzendende organisatie stelt een intern gezondheids- en veiligheidsbeleid op dat geschikt is voor en van toepassing is op de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, en indien nodig wordt aangepast. Het bevat richtsnoeren over, onder andere:

a)

persoonlijke gezondheid, zoals lichamelijke gezondheid (preventie van ziekten, advies inzake eet- en slaapgewoonten, sensibilisering voor risico's met betrekking tot klimaat en geografische omgeving, behandelingsmogelijkheden);

b)

geestelijke gezondheid (advies over het evenwicht tussen werk en privéleven, stressmanagement, aanpassingsmechanismen en ontspanningsmethoden, contactpunten voor psychosociale steun).

2.   Op basis van hun interne gezondheids- en veiligheidsbeleid werken de uitzendende en ontvangende organisaties gezamenlijk een omvattend pakket beleidslijnen en richtsnoeren inzake gezondheid en veiligheid uit, om te voldoen aan hun zorgplicht en het lichamelijke en geestelijke welzijn van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te waarborgen.

3.   In het kader van de in artikel 28, lid 3, bedoelde risicobeoordeling en vóór het vastleggen van de taakomschrijving gaan de uitzendende en ontvangende organisaties gezamenlijk op basis van de in punt 7 van bijlage I opgenomen indicatoren na of voor de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp veilige arbeids- en levensomstandigheden kunnen worden gegarandeerd.

4.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp ten minste wordt gedekt door een alomvattende ziekte- en reisverzekering als bedoeld in artikel 24.

5.   Tijdens de introductiefase geeft de uitzendende organisatie de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp toelichting over de in de leden 1 en 2 genoemde veiligheids- en gezondheidsrichtsnoeren, onder meer met betrekking tot ziekten, eerste-hulpmaatregelen, gebruik van locaties, voertuigen en uitrusting, werkplek, evenwicht tussen werk en privéleven, gezondheids- en veiligheidsincidenten en procedures voor medische evacuatie.

6.   De uitzendende organisatie zorgt ervoor dat de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp vóór zijn vertrek een grondige medische controle ondergaat, en verstrekt de aanbevolen medicijnen en vaccinaties — afhankelijk van de risico's in het land van inzet -, en verstrekt eventueel de nodige uitrusting, zoals eerste hulp-benodigdheden en insecten werende kits.

7.   De uitzendende organisaties zorgt ervoor dat de zorgplicht in acht wordt genomen bij de dagelijkse organisatie van het vrijwilligerswerk en verstrekt de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp tijdens de introductiefase de volgende informatie:

a)

actuele informatie over de lokale hulpmiddelen op het gebied van gezondheid en veiligheid, zoals contactgegevens van artsen, ziekenhuizen en paramedische diensten;

b)

advies over lokale gewoonten en normen — in het kader van hun introductie in het land van inzet — om veiligheidsrisico's te beperken en de integratie te bevorderen.

8.   De uitzendende organisatie zorgt voor een medische controle na de terugkeer van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp en biedt in het kader van de debriefing advies en psychosociale ondersteuning aan. De uitzendende en ontvangende organisaties promoten het netwerk voor het EU-vrijwilligersinitiatief als alternatief ondersteuningsmechanisme voor, tijdens en na de inzet.

HOOFDSTUK 8

PROCEDURES VOOR DE MONITORING EN BEOORDELING VAN DE INDIVIDUELE PRESTATIES VAN DE EU-VRIJWILLIGERS VOOR HUMANITAIRE HULP

Artikel 31

Monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp

1.   Op basis van de in artikel 19 bedoelde procedure voor toezicht en prestatiebeheer monitoren en beoordelen de uitzendende en ontvangende organisaties de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp en meten zij de vooruitgang en resultaten op basis van de taakomschrijving en doelstellingen.

2.   De monitoring en beoordeling van de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp maken deel uit van een continu proces gedurende de volledige periode van inzet waarbij ten minste in de volgende stadia evaluaties worden verricht:

a)

aan het einde van de in artikel 14 bedoelde stage, indien van toepassing;

b)

tijdens de definitieve prestatiebeoordeling als bedoeld in artikel 19 en voor zover een tussentijdse beoordeling passend wordt geacht;

c)

tijdens de nabespreking zoals bepaald in artikel 23.

3.   De uitzendende en ontvangende organisaties verstrekken gegevens waaruit blijkt in welke mate de individuele prestaties van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp — wat betreft resultaten en impact — bijdragen aan de doelstellingen van het project en het gehele initiatief, waarbij zij rekening houden met de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 375/2014 genoemde indicatoren. Deze gegevens bevatten geanonimiseerde inlichtingen over de kwaliteit van de prestaties en de resultaten van het werk van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, die beschikbaar worden gesteld voor beoordelingsdoeleinden. Deze gegevens worden verwerkt overeenkomstig de gegevensbeschermingsnormen als opgenomen in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie.

4.   De uitzendende organisatie ondersteunt de opbouw van capaciteit van de ontvangende organisaties om de vooruitgang en resultaten op basis van de taakomschrijving en doelstellingen van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te meten.

HOOFDSTUK 9

CERTIFICERINGSMECHANISME VOOR DE UITZENDENDE EN ONTVANGENDE ORGANISATIES

Artikel 32

Certificeringsmechanisme voor de ontvangende organisaties

1.   Ontvangende organisaties die certificering ambiëren, verstrekken een objectieve en waarheidsgetrouwe zelfevaluatie die aan de in punt 1 van bijlage III vermelde voorwaarden voldoet, waarbij zij hun bestaande beleidsmaatregelen en praktijken toetsen aan de vereisten inzake normen en procedures die gelden voor de kandidaat-vrijwilligers en de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp als vastgesteld in deze verordening en in de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 375/2014 vast te stellen gedelegeerde verordening van de Commissie.

2.   In de zelfbeoordeling vermeldt de ontvangende organisatie alle leemten en gebieden die verbetering behoeven, en waarvoor eventueel capaciteit moet worden opgebouwd om volledige conformiteit te bereiken.

3.   In het kader van de zelfevaluatie overlegt de ontvangende organisatie overeenkomstig de in punt 1 van bijlage III vermelde voorschriften drie referenties om uitvoerige informatie te verstrekken over alle vereisten inzake normen en procedures met betrekking tot kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp. Twee van de referenties moeten ten minste van de volgende categorieën actoren afkomstig zijn:

a)

een gecertificeerde uitzendende of ontvangende organisatie waarmee de aanvragende organisatie reeds een partnerschap voor deelname aan het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp heeft opgezet, of overweegt dit te doen;

b)

een humanitaire partnerorganisatie waarmee de Commissie een (partnerschaps)kaderovereenkomst heeft gesloten en waarmee de aanvragende organisatie met succes heeft samengewerkt in een project voor humanitaire hulp;

c)

een relevante internationale organisatie, non-profit organisatie of publiekrechtelijke civiele organisatie waarmee de aanvragende organisatie met succes heeft samengewerkt in een project voor humanitaire hulp;

d)

een accreditatie- of auditorganisatie die de aanvragende organisatie heeft gecertificeerd op terreinen die relevant zijn voor het initiatief EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, in welk geval de desbetreffende accreditatie- of auditdocumenten eveneens moeten worden verstrekt.

4.   De ingevulde zelfbeoordeling wordt ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordiger van de ontvangende organisatie, wiens handtekening juridisch bindend is, en wordt samen met de in lid 3 vermelde referenties aan de Commissie toegezonden.

5.   De Commissie evalueert de aanvraag op basis van de zelfbeoordeling en de referenties, waarna zij een van de volgende besluiten neemt:

a)

zij kent certificering toe, indien zij van mening is dat de aanvragende organisatie volledig voldoet aan de vereisten inzake normen en procedures;

b)

zij kent geen certificering toe, indien zij van mening is dat de aanvragende organisatie niet volledig voldoet aan de vereisten inzake normen en procedures.

6.   Binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag stelt de Commissie de aanvragende organisatie in kennis van de uitkomst van de certificering, en wijst zij zo nodig op mogelijkheden om de capaciteitsopbouw te ondersteunen, indien de aanvraag opnieuw zou worden ingediend. Indien in het kader van een programma voor capaciteitsopbouw voor de aanvragende ontvangende organisatie behoeften worden vastgesteld, komt deze organisatie prioritair in aanmerking voor steun voor capaciteitsopbouw.

Artikel 33

Certificeringsmechanisme voor de uitzendende organisaties

1.   Uitzendende organisaties die certificering ambiëren, verstrekken een objectieve en waarheidsgetrouwe, op feiten gebaseerde zelfevaluatie die aan de in punt 2 van bijlage III vermelde voorwaarden voldoet, waarbij zij hun bestaande beleidsmaatregelen en praktijken toetsen aan de vereisten inzake normen en procedures met betrekking tot kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

2.   In de op feiten gebaseerde zelfbeoordeling vermeldt de uitzendende organisatie alle leemten en gebieden die verbetering behoeven, en waarvoor eventueel technische bijstand moet worden verstrekt om volledige conformiteit te bereiken. De zelfbeoordeling omvat tevens representatieve bewijsstukken, op grond waarvan kan worden nagegaan of de beleidsmaatregelen en praktijken waarnaar wordt verwezen in elk van de vereisten inzake normen en procedures worden toegepast, met name ten aanzien van vrijwilligers.

3.   De ingevulde, op feiten gebaseerde zelfbeoordeling wordt ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordiger van de uitzendende organisatie, wiens handtekening juridisch bindend is, en wordt samen met de in lid 2 vermelde begeleidende documenten aan de Commissie toegezonden.

4.   De Commissie evalueert de aanvraag op basis van de op feiten gebaseerde zelfbeoordeling en de verstrekte begeleidende documenten, waarna zij een van de volgende besluiten neemt:

a)

zij kent certificering toe, indien zij van mening is dat de aanvragende organisatie volledig voldoet aan de vereisten inzake normen en procedures;

b)

zij kent geen certificering toe, indien zij van mening is dat de aanvragende organisatie niet volledig voldoet aan de vereisten inzake normen en procedures.

5.   Binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag stelt de Commissie de uitzendende organisatie in kennis van de uitkomst van de certificering, en wijst zo nodig op de mogelijkheid om technische bijstand te ontvangen, indien de aanvraag opnieuw zou worden ingediend. Indien in het kader van een programma voor technische bijstand voor de aanvragende uitzendende organisatie behoeften worden vastgesteld, komt deze organisatie prioritair in aanmerking voor technische bijstand.

Artikel 34

Rechtsmiddelen

1.   Indien de Commissie besluit geen certificering toe te kennen en de aanvraag af te wijzen, deelt zij de afgewezen aanvrager mee dat hij slechts een nieuwe aanvraag mag indienen na een periode van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het besluit tot afwijzing is ontvangen. In het besluit is eveneens aangegeven welke rechtsmiddelen tegen het besluit kunnen worden ingeroepen.

2.   Overeenkomstig de artikelen 256 en 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het Gerecht van de Europese Unie bevoegd inzake handelingen van de Europese Commissie die beogen rechtsgevolgen ten aanzien van derden te hebben. Op grond van artikel 256, 268 en 340 VWEU is het Gerecht van de Europese Unie eveneens bevoegd inzake geschillen over de vergoeding van schade die door de Europese Commissie is veroorzaakt in geval van niet-contractuele aansprakelijkheid.

Artikel 35

Financiële levensvatbaarheid en interne capaciteit van de organisatie

De beoordeling van de financiële levensvatbaarheid en de interne capaciteit van de gecertificeerde uitzendende en ontvangende organisaties valt niet onder de certificeringsprocedure. Deze levensvatbaarheid en capaciteit zijn een voorwaarde voor de toekenning van financiële bijstand van de Unie en worden in de fase van de aanvraagprocedure beoordeeld na een oproep tot het indienen van voorstellen.

Artikel 36

Geldigheidsduur van de certificering en periodieke controles

1.   De gecertificeerde uitzendende en ontvangende organisaties dienen zich drie jaar na ontvangst van het besluit van de Commissie tot toekenning van certificering, of telkens wanneer de normen en procedures voor de desbetreffende kwesties ingrijpend worden gewijzigd, opnieuw te laten certificeren.

2.   Tijdens de geldigheidsduur van de certificering kunnen de gecertificeerde uitzendende en ontvangende organisaties, in voorkomend geval, worden onderworpen aan periodieke controles door de Commissie.

3.   De gecertificeerde uitzendende en ontvangende organisaties stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging van hun juridische, financiële, technische of organisatorische situatie die de naleving van de normen en procedures kan belemmeren, of kan leiden tot belangenconflicten. Zij stellen de Commissie ook in kennis van elke wijziging van hun benaming, adres of wettelijke vertegenwoordiger.

Artikel 37

Opschorting en beëindiging van certificering

1.   Op basis van de door de gecertificeerde uitzendende of ontvangende organisatie verstrekte informatie, de periodieke controles als bedoeld in artikel 36, lid 2, of langs een andere weg verkregen informatie, kan de Commissie tot de conclusie komen dat de gecertificeerde uitzendende of ontvangende organisatie niet meer voldoet aan een of meer normen of procedures. In dergelijke gevallen kan de Commissie overeenkomstig de in punt 3 van bijlage III bedoelde procedure passende maatregelen treffen, met inbegrip van de opschorting of beëindiging van de certificering.

2.   De uitzendende of ontvangende organisaties waarvan de certificering wordt opgeschort of beëindigd, mogen vanaf de datum van de opschorting of beëindiging geen EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp meer uitzenden of ontvangen en komen niet in aanmerking voor financiële steun van de Unie voor dit doel.

3.   Afhankelijk van de redenen van opschorting of beëindiging van de certificering, met name wanneer de veiligheid en beveiliging van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in gevaar komt, kan de Commissie verlangen dat de op het ogenblik van de opschorting of beëindiging uitgezonden EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp worden gerepatrieerd.

4.   De uitzendende of ontvangende organisatie heeft geen recht op schadevergoeding in geval van opschorting of beëindiging van de certificering.

Artikel 38

Aansprakelijkheid

De Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor verliezen of schade die veroorzaakt of geleden werden door de uitzendende of ontvangende organisatie, of door derden, op grond van hun status van gecertificeerde organisatie.

HOOFDSTUK 10

SLOTBEPALINGEN

Artikel 39

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 122 van 24.4.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  Richtlijn 89/391/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).


BIJLAGE I

1.   Vereisten inzake de taakomschrijving

De taakomschrijving bevat ten minste de volgende elementen:

a)

gedetailleerde beschrijving van de rol en de functie van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, beschrijving van het team en lijnmanagement, duur en plaats van de inzet;

b)

gedetailleerde beschrijving van de relevante op behoeften gebaseerde activiteiten die door de ontvangende organisatie(s) zijn gevalideerd en goed omlijnde taken die de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp moet uitvoeren, alsook de in het communicatieplan vervatte elementen;

c)

gedetailleerde beschrijving van de competenties die vereist zijn voor het uitvoeren van de taken. Deze competenties worden geformuleerd aan de hand van het competentiekader;

d)

definitie van de prestatiedoelstellingen, waarbij rekening wordt gehouden met de duur en de specifieke kenmerken van de inzet van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp, en de taken die gepast zijn voor een vrijwilliger;

e)

indicatoren inzake de verwachte resultaten en eventueel de gevolgen van de inzet, die moeten worden gebruikt voor het prestatiebeheer van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp;

f)

flexibele elementen, zodat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp, in de mate van het mogelijke, invloed kunnen uitoefenen op de taken en deze mede vorm kunnen geven afhankelijk van hun persoonlijk profiel en interesses;

g)

details over werktijden, verlof, werkplek en ondersteunende begeleiding;

h)

duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de uitzendende en ontvangende organisaties op vlak van beheer en veiligheidsbeheer; en

i)

eventuele informatie over beveiligingsbewustzijn en passend gedrag in het licht van risico-en beveiligingsbeheer.

2.   Vereisten inzake de bekendmaking

In de bekendmaking worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

a)

heldere en precieze informatie over het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, de humanitaire aard van het initiatief en de doelstellingen van het vrijwilligerswerk;

b)

beschrijving van het project, inclusief details over de operationele context, de veiligheidscontext en/of informatie betreffende de vraag of de uitzendende en/of ontvangende organisaties al dan niet religieuze organisaties zijn;

c)

beschrijving van de taken die de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp moet uitvoeren;

d)

beschrijving van de competenties en de motivatie die vereist zijn om aan het profiel te beantwoorden;

e)

toelatingscriteria en eventuele uitzonderingcriteria wat betreft de beginselen inzake gelijke kansen en non-discriminatie;

f)

de selectiecriteria en de minimumvereisten die dienen als uitsluitingcriteria (niveau van de competenties, motivatie en andere relevante criteria zoals ervaring, talenkennis, medische geschiktheid om te reizen en werken in ontwikkelingslanden, beschikbaarheid) en een vermelding of junior of senior professionals worden gezocht;

g)

vermelding of de betrekking naar verwachting met een stage zal worden gecombineerd;

h)

arbeidsvoorwaarden, waarbij de volgende gegevens worden vermeld: details over de duur van de uitzending, leermogelijkheden, woon- en werkomstandigheden, huisvesting en onkostenvergoeding, vluchten, verzekeringsdekking, medische controles en noodzakelijke inentingen, enz.;

i)

uiterste datum en uur voor de indiening van sollicitaties;

j)

tijdsverloop van de voorselectie en gesprek(ken);

k)

selectiegesprekken;

l)

verwachte datum waarop het resultaat wordt meegedeeld; en

m)

verwacht tijdschema (datum van opleidingen en de eventuele stage, voorbereiding op de uitzending en introductie, activiteiten tijdens en na de uitzending).

3.   Vereisten inzake werktijden, verlofregeling en werkplek

Factoren

Algemene vereisten

Minimumvereisten

Werktijden

De passende werktijden worden door de uitzendende en ontvangende organisaties bepaald in overeenstemming met het beleid van de ontvangende organisatie. Deze werktijden worden vervolgens besproken en overeengekomen met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

Buiten de overeengekomen werktijden moet er ruimte zijn voor de ontwikkeling van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp zoals vastgesteld in de taakomschrijving en de prestatiedoelstellingen.

Normale werktijden bedragen gemiddeld niet meer dan 40 uur per week, berekend over een periode van vier maanden.

Over overuren en werkuren met betrekking tot noodgevallen worden met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp onderhandeld, rekening houdend met de psychologische en lichamelijke gezondheid van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

Overuren, werkuren met betrekking tot noodgevallen en rusttijden moeten voldoen aan de in Richtlijn 2003/88/EG (1) en de relevante nationale wetgeving vastgelegde minimumvereisten.

Verlofregeling

De passende verlofregeling wordt door de uitzendende en ontvangende organisaties bepaald in overeenstemming met het beleid van de ontvangende organisatie. Deze verlofregeling wordt vervolgens besproken en overeengekomen met de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

Indien de verlofregeling van beroepsgroep tot beroepsgroep zou verschillen, dan is de verlofregeling voor het plaatselijk personeel uit dezelfde of een vergelijkbare beroepsgroep van toepassing.

De verlofregeling omvat:

maandelijks verlof;

ziekteverlof;

thuisverlof, indien de uitzending langer duurt dan 18 maanden;

ouderschapsverlof, inclusief moederschaps- en vaderschapsverlof. Op verzoek van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp mag, indien de uitzending langer duurt dan zes maanden, het ouderschapsverlof ook worden gebruikt om dagen vrijaf te nemen om terug te keren naar het land waar kind(eren) ten laste verblijven die jonger dan 12 jaar zijn;

Buitengewoon verlof in geval van een begrafenis of een door een medisch attest gestaafde ernstige ziekte van een rechtstreekse bloedverwant in opgaande of neergaande lijn, echtgenoot of geregistreerde partner, zus of broer.

Op plaatsen waar het aantal verlofdagen van de lokale medewerkers gering is, garandeert de uitzendende organisatie dat de regeling voor het internationaal personeel als minimumijkpunt wordt gebruikt voor de verlofregeling van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

In ieder geval omvat de verlofregeling twee dagen per maand die de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp moet nemen in het kader van zijn/haar uitzending.

Verlofperiodes

Opneming van de maandelijkse verlofdagen wordt ontmoedigd aan het begin of het einde van de inzet.

De EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp kan thuisverlof aanvragen negen maanden na het begin van de inzet en ruim op tijd vóór het einde ervan.

 

Werkplek

De ontvangende organisatie zorgt voor een specifieke werkplek voor de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp die in overeenstemming is met de taakomschrijving en de op basis van de in punt 7 van bijlage I vastgelegde indicatoren voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

 

4.   Vereisten inzake huisvesting

1.

Elke EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp heeft een schone, afsluitbare kamer met toegang tot schoon water en sanitaire voorzieningen tot zijn beschikking. De kamer is gelegen op een redelijke afstand van de belangrijkste werkplek van de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp.

2.

De huisvesting voor EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp kan onder andere op de volgende manier georganiseerd worden: een kamer in een gastgezin, een individuele woning of een gedeelde woning met andere EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

3.

In de mate van het mogelijke wordt er bij de huisvesting op gelet dat de integratie van EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp in de lokale gemeenschap wordt vergemakkelijkt en dat de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp contacten kunnen hebben met de expatgemeenschap.

4.

Bij de beoordeling van de huisvestingsmogelijkheden wordt rekening gehouden met taalaspecten.

5.

De EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp hebben toegang tot communicatiemiddelen waarmee zij contact kunnen opnemen met de ontvangende en uitzendende organisaties en met hun familieleden.

5.   Vereisten inzake het veiligheidsbeheer en evacuatieplan

Het beveiligingsbeheer en evacuatieplan bevatten ten minste de volgende elementen:

a)

informatie over de crisisbeheerleider/het crisisbeheerteam in de uitzendende organisatie en desbetreffende contactgegevens die aan de ontvangende organisatie en de EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp worden meegedeeld.

b)

het organisatieschema van alle personeelsleden met verantwoordelijkheden voor veiligheidsbeheer in zowel de uitzendende als de ontvangende organisatie, inclusief actuele contactgegevens;

c)

duidelijke procedures, taken en verantwoordelijkheden in geval van een noodsituatie;

d)

een mechanisme voor de rapportage van veiligheidsincidenten voor de uitzendende en ontvangende organisaties;

e)

een evacuatieplan;

f)

voorschriften voor een medische evacuatie overeenkomstig de in artikel 24 bedoelde verzekeringsbepalingen;

g)

door de ontvangende organisatie verstrekte contextspecifieke informatie, richtlijnen en regels;

h)

een mechanisme voor de regelmatige beoordeling door de uitzendende organisatie, waarvan de ontvangende organisatie actuele gegevens verstrekt (afhankelijk van de landenspecifieke context);

i)

door de uitzendende organisatie samen met de ontvangende organisatie georganiseerde scenarioplanning om mogelijke risicosituaties te beoordelen en het veiligheidsbeheer en evacuatieplan te testen; er worden indien mogelijk oefeningen georganiseerd met het oog op een vlotte samenwerking tussen de uitzendende en ontvangende organisaties in een noodsituatie;

j)

informatie over de ondersteuning door de uitzendende en ontvangende organisaties voor de lichamelijke, materiële en psychologische beveiliging en veiligheid van de EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp.

6.   Vereisten inzake de risicobeoordeling

De risicobeoordeling bevat ten minste de volgende elementen:

a)

een overzicht van de algemene situatie van het land van het inzet (economische situatie, recente geschiedenis en verwachte veranderingen ter bepaling van risico's en conflicten, onzekerheidsfactoren met betrekking tot de politieke instabiliteit en complexiteit, conflicten, civiele onrust, etnische en religieuze dynamiek, enz. Dit overzicht wordt opgemaakt om dreigingen, de kans dat een dreiging zich voordoet en de waarschijnlijke effecten daarvan in kaart te brengen);

b)

een overzicht van de risico's op natuurlijke rampen;

c)

plaatselijke houding en de mate waarin de plaatselijke gemeenschappen en autoriteiten het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp aanvaarden;

d)

andere agentschappen die op dezelfde locatie actief zijn;

e)

nood- en evacuatieplannen;

f)

infrastructuur (kantoren en huisvesting);

g)

mechanismen voor rapportage en monitoring van veiligheidsincidenten;

h)

beschikbare connectiviteit en communicatiemiddelen, inclusief toegankelijkheid en betrouwbaarheid van deze middelen; en

i)

beschikbaarheid van vervoer en actuele kaarten, inclusief vrijheid van verkeer en vlotte toegankelijkheid.

7.   Indicatoren voor veilige en gezonde arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden

De volgende indicatoren voor veilige en gezonde arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden worden in aanmerking genomen:

a)

een overzicht van de ziekten in het gebied (overgebracht via water, muggen, mensen, seizoensgebonden ziekten, enz.), inclusief van de waarschijnlijkheid dat deze ziekten voorkomen en de gevolgen ervan.

b)

beschikbaarheid en toegankelijkheid van interne en externe eerstehulpverlening, brandwachten en brandweer, medische voorzieningen en medewerkers (bv. ziekenhuizen, verpleegkundigen, toegang tot geneesmiddelen);

c)

mate van instandhouding van alle locaties (kantoren en huisvesting); beschikbaarheid van elektriciteit, verlichting, ventilatie, sanitaire en hygiënische voorzieningen;

d)

mate van instandhouding van de voertuigen, regelmatige keuring en onderhoud ervan, geschikte uitrusting (bv. radio, verbandtrommels, veiligheidsgordels, water, dekens);

e)

beschikbaarheid en kwaliteit van werktafels, stoelen, computerapparatuur;

f)

bepalingen inzake verlof en werktijden; toegang tot recreatieve activiteiten en sportvoorzieningen, bibliotheken, markten, enz.; afstand tot deze voorzieningen; toegang tot privéruimtes, religieuze gebouwen;

g)

mechanismen voor de rapportage en monitoring van gezondheids -en veiligheidsincidenten.


(1)  Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).


BIJLAGE II

Opleidingsprogramma

Titel van de module

Aantal dagen contactonderwijs

Doelgroep/ status

Belangrijkste leerdoelen: de deelnemers …

Belangrijkste beoogde competenties

1)

Algemene inleiding over de Unie, de externe betrekkingen en het crisisresponssysteem van de Unie

0,5

Alle groepen/ verplicht

begrijpen en beschrijven de EU, haar basiswerking en beginselen;

begrijpen en verklaren het externe optreden van de EU, inclusief het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en crisisresponssysteem, alsook de integrale aanpak van de EU van externe crises;

begrijpen en verklaren de rol van het directoraat-generaal Humanitaire Hulp en Civiele Bescherming op het gebied van humanitaire hulp en civiele bescherming, inclusief zijn lokale netwerk;

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

2)

Inleiding over de humanitaire hulpverlening, het EU-beleid inzake humanitaire hulp en het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp

1,5

Alle groepen/ verplicht

 

 

Het humanitaire beleid van de Unie en het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp

 

 

begrijpen het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, inclusief zijn communicatieplan, de werking en de mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren;

hebben ten aanzien van hun inzet realistische verwachtingen;

handelen op zelfstandige wijze en creëren hun eigen „vrijwilligerservaring”;

begrijpen hoe hun publieke optreden en gedrag het imago van het EU-vrijwilligersinitiatief en de opdracht beïnvloeden;

zijn zich bewust van de tijdens de inzet geldende gedragsregels op het gebied van onder andere communicatie met de media, publicatie van informatie op sociale media, deelname aan betogingen, enz.

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

Zelfstandigheid

Tonen van leiderschap

Beheer van eigen verwachtingen

Vrijwilligersmentaliteit

Communicatie

Algemeen kader voor humanitaire hulp

 

 

geven definities van humanitaire hulp;

noemen drie humanitaire beginselen;

begrijpen en beschrijven de belangrijkste elementen van het internationale systeem voor rampenrisicovermindering, respons, humanitaire hulp en wederopbouw;

begrijpen en beschrijven de rol en verantwoordelijkheden van de belangrijkste internationale actoren in rampgebieden, voor en na de ramp;

begrijpen en verklaren de centrale en algemene coördinerende rol van de VN in het bevorderen van een samenhangende, internationale reactie op humanitaire crises;

beschikken over kennis van regionale samenwerkingsmechanismen voor rampenbeheer;

begrijpen en verklaren de vereisten, beperkingen en doelstellingen van de verschillende actoren en de uitdagingen op het vlak van de coördinatie tussen de actoren in humanitaire acties, en zien het verband tussen rampenbestrijding, herstel en weerbaarheid;

begrijpen de veranderende aard van paradigmen op het gebied van hulpverlening en ontwikkeling, en de benadering inzake weerbaarheid;

kennen de internationale agenda voor de periode na 2015.

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

Verantwoordingsplicht

Bereiken en overbrengen van resultaten in het kader van het optreden en capaciteitsopbouw

Samenwerken met anderen

Internationaal humanitair recht

 

 

benoemen de belangrijkste punten van de vier Verdragen van Genève van 1949 en de aanvullende protocollen van 1977;

begrijpen de rol van het internationaal humanitair recht (IHR) in het internationale humanitaire systeem en de toepassing ervan op concrete noodsituaties;

hebben een elementaire kennis van het internationaal recht inzake rampenbestrijding en het internationaal recht inzake de mensenrechten;

kennen de belangrijkste punten van de Europese consensus inzake humanitaire hulp en de Europese consensus inzake ontwikkelingshulp;

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

Verantwoordingsplicht

Inleiding tot de sectoren van humanitaire hulp

 

 

kennen en beschrijven de specifieke noden in de onderstaande sectoren van humanitaire hulp:

voedselvoorziening;

gezondheid;

watervoorziening, sanitaire voorzieningen en hygiëne;

rampenrisicovermindering;

bescherming;

onderdak;

vluchtelingen en intern ontheemden;

bestaansmiddelen;

koppeling van noodhulp, herstel en ontwikkeling;

weerbaarheid;

gendergelijkheid;

conflictpreventie.

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

Tonen van leiderschap

Gedragscodes en normen

 

 

kennen de „Sphere”-basisnormen en beschermingsbeginselen en passen deze toe;

kennen de gedragscode van People in Aid en passen deze toe;

kennen de „Standard in Accountability and Quality Management” van de Humanitarian Accountability Partnership (HAP) en passen deze toe;

kennen het „Accountability Charter” van de internationale niet-gouvernementele organisaties (INGO) en passen deze toe;

kennen en interpreteren de definitie van verantwoordingsplicht volgens HAP;

benoemen de zes HAP-benchmarks;

benoemen de negen beginselen van het INGO-handvest;

begrijpen verantwoordingsplicht en kunnen verantwoording afleggen tegenover de eindbegunstigden van humanitaire hulp.

Kennis van de humanitaire context en toepassing van de humanitaire beginselen

Verantwoordingsplicht

Tonen van leiderschap

3)

Maatregelen inzake persoonlijke veiligheid, beveiliging en gezondheid

1,5

Alle vrijwilligers/verplicht

kennen en volgen de veiligheidsstrategieën-en procedures;

begrijpen het belang van het naleven van de veiligheidsprocedures van de organisatie tijdens de inzet;

weten hoe ze zich moeten voorbereiden op de inzet;

kunnen risico's tijdens een opdracht erkennen, voorkomen en beperken;

kunnen ingrijpen in bedreigende situaties;

beschikken over een basiskennis EHBO;

beschikken over een basiskennis stressbeheer en psychologische eerste hulp.

Beheer van persoonlijke veiligheid, gezondheid en beveiliging

Zelfbewustzijn en weerbaarheid

Zelfstandigheid

4)

Projectbeheer, Inleiding niveau 1 (Inleiding tot de levenscyclus van humanitaire hulpacties/projecten)

1,5

Junior professionals

beschrijven de belangrijkste fasen van de projectcyclus en de specifieke beginselen die in het kader van humanitaire hulp in deze fasen worden toegepast;

stellen een plan op voor een eenvoudige projectaanvraag;

voeren een eenvoudige behoeftenanalyse uit onder leiding van een ervaren collega;

stellen in overleg met ervaren collega's een uitvoeringsplan op voor een eenvoudig project in hun vakgebied

ontwikkelen basisinstrumenten voor het financieel beheer van een project;

stellen de belangrijkste rollen en taken vast van personen die nodig zijn in het project;

ontwikkelen een aanpak voor het toezicht op een eenvoudig project;

stippelen een evaluatieaanpak uit voor een eenvoudig project;

Projectbeheer in een humanitaire context

Verantwoordingsplicht

Tonen van leiderschap

Bereiken en overbrengen van resultaten van actie en capaciteitsopbouw

5)

Projectbeheer, Gevorderd niveau 2 (Inleiding tot de cyclus van humanitaire hulpacties/projecten en programma's)

1,5

Senior professionals

passen hun ervaring op het gebied van de projectcyclus toe op de sector van humanitaire hulp waarin ze werken;

hebben kennis van de beginselen van humanitaire hulp en kunnen deze beginselen toepassen op de projectcyclus wat betreft de betrokkenheid van de plaatselijke gemeenschap, verantwoordingsplicht, met inachtneming van genderkwesties en kwetsbare groepen;

voeren een behoeftenanalyse uit voor een project in hun vakgebied;

stellen een projectaanvraag op;

stellen een uitvoeringsplan op voor een project in hun vakgebied;

ontwikkelen instrumenten voor het financiële beheer van een project;

stellen de belangrijkste rollen en taken vast van personen die nodig zijn in het project;

stellen de behoeften inzake briefing en richtsnoeren vast;

voeren een risicoanalyse g uit voor het project;

ontwikkelen een aanpak voor het toezicht op het project;

stippelen een evaluatieaanpak uit voor het project;

hebben kennis van de belangrijkste beginselen van succesvolle rapportage;

stellen de belangrijkste vereisten vast voor financiële en administratieve rapportage.

Projectbeheer in een humanitaire context

Verantwoordingsplicht

Tonen van leiderschap

Bereiken en overbrengen van resultaten in het kader van het optreden en capaciteitsopbouw

6)

Intercultureel bewustzijn (en transversale aangelegenheden)

1

Alle vrijwilligers/ verplicht

begrijpen het belang van begrip voor de plaatselijke cultuur;

zijn zich bewust van de mogelijke negatieve gevolgen van stereotiep gedrag;

beschrijven wat stereotypen zijn en hoe deze worden overgedragen;

beschrijven de verschillende reacties bij confrontatie met een nieuwe cultuur (terugtrekking, rancune, superieure houding, over-identificatie, enz.);

begrijpen de belangrijkste kenmerken van een cultuur en hoe deze in de praktijk worden uitgedrukt;

begrijpen het belang van non-verbale communicatie;

begrijpen verschillen in communicatiestijlen en zijn in staat hun communicatiestijl aan te passen;

beschrijven de kernbeginselen van constructieve feedback en passen deze toe;

zijn zich bewust van het belang van genderbewust gedrag;

Begrijpen de belangrijkste beginselen van mainstreaming.

Intercultureel bewustzijn

Samenwerken met anderen

Communicatie

Omgang met de eigen verwachtingen

7)

Scenario-gebaseerde oefening

3

Alle vrijwilligers/ verplicht

Het doel van dit onderdeel is na te gaan in welke mate de deelnemers de belangrijkste leerdoelen van de vorige modules hebben verworven. In dit onderdeel zal nagegaan worden of de kandidaten in staan zijn:

de context van een denkbeeldige humanitaire situatie te analyseren en de belangrijkste veiligheidsrisico's voor de organisatie en het personeel aan te geven;

procedures vast te stellen om veiligheidsrisico's te beperken;

veiligheidsrichtsnoeren uit te voeren;

een snelle inschatting te maken van te verzamelen, te analyseren en te communiceren informatie;

met andere actoren samen te werken;

een projectschema op te zetten en middelen voor projecten bijeen te brengen om de opbouw te bevorderen of het risico op rampen te beperken;

in een team te werken en een eenvoudig projectplan te evalueren en ten uitvoer te brengen;

informatie over de vooruitgang en de resultaten van het project naar de actoren toe te communiceren.

 

8)

Communicatie en sensibilisering

1

Alle groepen/ facultatief

begrijpen het belang van ethische overwegingen in het kader van de sensibilisering voor humanitaire hulp;

leggen culturele gevoeligheid aan de dag bij communicatie en sensibilisering;

maken een overzicht van de bij de humanitaire hulp betrokken actoren en geven aan welke de communicatiekanalen het meest geschikt zijn om deze te bereiken;

stellen een communicatiestrategie op;

onderwerpen communicatiestrategieën aan een grondige beoordeling en gaan na welke verbeteringen nodig zijn.

Communicatie

Tonen van leiderschap

Intercultureel bewustzijn

9)

Psychologische eerste hulp

1

Alle groepen/ facultatief

duiden de vier gebieden aan waarop menselijke emoties in de nasleep van een ramp, noodgeval of een andere traumatische gebeurtenis in een stresscyclus tot uitdrukking komen;

omschrijven twee verschillende soorten van rampen en noodsituaties en de draagwijdte ervan;

beschrijven twee beginselen van ethologische reactie van mensen op een ramp;

tonen aan dat ze ten minste drie vaardigheden op he gebied van psychologische eerste hulp beheersen die in het opleidingsprogramma aan bod zijn gekomen;

geven aan op welke wijze psychologische eerste hulp kan worden verstrekt;

geven de bevolkingsgroepen aan waarvoor psychologische eerste hulp wenselijk is.

Beheer van persoonlijke veiligheid, gezondheid en beveiliging

Zelfbewustzijn en weerbaarheid

10)

Opleiding van multiplicatoren

2

Senior professionele vrijwilligers/ facultatief

benoemen de beginselen van volwassenonderwijs en passen deze toe;

benoemen de fasen van de opleidingscyclus en de belangrijkste vereisten voor iedere fase;

formuleren doelstellingen en leerdoelen van opleidingscursussen;

hebben kennis van de aanpak waarbij de lerende centraal staat in de opleiding en kunnen deze aanpak in de praktijk toepassen;

passen verscheidene opleidingsvaardigheden -en technieken toe;

selecteren de passende methoden, het leesmateriaal en de hulpbronnen voor opleiding in verband met humanitaire hulp;

ontwikkelen instrumenten voor de beoordeling na afloop van de opleiding.

Bereiken en overbrengen van resultaten in het kader van het optreden en capaciteitsopbouw

Communicatie

11)

Organisatie van het vrijwilligerswerk

1

Senior professionele vrijwilligers/ facultatief

begrijpen de rechtskaders voor de organisatie van vrijwilligerswerk en passen deze toe;

plannen de werkzaamheden van plaatselijke vrijwilligers in het ontvangende land;

organiseren de aanwerving en selectie van vrijwilligers;

zetten systemen voor regelmatig toezicht, de ondersteuning van en de organisatie van vrijwilligers en brengen deze systemen in de praktijk;

plannen introductiesessies en korte opleidingscursussen voor vrijwilligers;

zetten systemen op waardoor de veiligheid en beveiliging van plaatselijke vrijwilligers worden gegarandeerd;

zorgen dat de leiding in de plaatselijke organisatie formeel haar verantwoordelijkheid heeft genomen voor het welzijn van de vrijwilligers, met een passend lijnmanagement en rapportagesysteem;

zetten systemen op en controleren deze.

Bereiken en overbrengen van resultaten in het kader van het optreden en capaciteitsopbouw

Tonen van leiderschap

Samenwerken met anderen

Intercultureel bewustzijn

12)

Ontwikkeling van de organisatie

2

Senior professionele vrijwilligers/ facultatief

benoemen enkele belangrijke kenmerken van capaciteitsopbouw;

benoemen en beschrijven verschillende maatregelen in het kader van organisatieontwikkeling;

beschrijven de verschillende elementen van organisatiedoorlichting;

beoordelen de sterke en zwakke punten van een plaatselijke organisatie;

zijn in staat een behoeftenanalyse voor capaciteitsopbouw te verrichten;

staan plaatselijke organisaties bij inzake het ontwikkelen van nieuw beleid;

stellen capaciteitsindicatoren vast voor het toezicht op organisatieontwikkeling;

Bereiken en overbrengen van resultaten in het kader van het optreden en capaciteitsopbouw

Tonen van leiderschap


BIJLAGE III

1.   Zelfbeoordeling en referenties voor de ontvangende organisaties

1.

De zelfbeoordeling van de ontvangende organisaties heeft betrekking op alle normen en procedures in verband waarmee een aanvragende ontvangende organisatie beleidsregels of praktijken moet vaststellen om aan de nodige vereisten met betrekking tot kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te voldoen. De organisatie vermeldt voor elke vereiste ten aanzien van elke norm en procedure, of:

a)

de minimumvereiste door haar beleidsregels/praktijken wordt nageleefd en/of ze zich ertoe verbindt deze minimumvereiste uit te voeren;

b)

de betrokken personeelsleden hiervan op de hoogte zijn en dit in de praktijk toepassen; en

c)

er specifieke behoeften zijn voor verder maatregelen/acties om lacunes aan te pakken.

2.

In de zelfbeoordeling worden eveneens antwoorden gegeven op de volgende vragen in verband met veiligheid, beveiliging en de organisatie van vrijwilligerswerk:

a)

hoe garandeert de ontvangende organisatie de veiligheid en de beveiliging van de internationale vrijwilligers?;

b)

hoe worden de vrijwilligers begeleid en ondersteund tijdens hun verblijf?

c)

in verband met welke aspecten (indien van toepassing) van de normen en procedures versterkt de organisatie momenteel haar capaciteit?

3.

In de referentie wordt vermeld wat er wordt verlangd van een ontvangende organisatie tijdens de uitzending van een EU-vrijwilliger voor humanitaire hulp. Er wordt eveneens een beroep gedaan op de ervaring van de verstrekker van de referentie inzake de vereisten voor elke norm en procedure, voorzover deze informatie kan verstrekken. In de referentie wordt met name:

a)

de ervaring van de referentieverstrekkende organisatie vermeld met betrekking tot de minimumvereisten voor relevante normen en procedures die moeten worden toegepast door de ontvangende organisatie (conform of niet-conform);

b)

elke beoordelingen verantwoord/uitgelegd;

c)

vermeld of er specifieke behoeften zijn voor verder maatregelen/acties om lacunes aan te pakken.

4.

De Commissie stelt, met het oog op de vereenvoudiging, de normen en procedures vast waarvoor de aanvragende ontvangende organisatie geen verdere maatregelen moet nemen indien deze laatste een humanitaire partner van de Commissie is die een van kracht zijnde kader-partnerschapsovereenkomst heeft ondertekend.

2.   Op feiten gebaseerde zelfbeoordeling voor uitzendende organisaties

1.

De op feiten gebaseerde zelfbeoordeling van de uitzendende organisaties heeft betrekking op alle normen en procedures in verband waarmee een aanvragende ontvangende organisatie beleidsregels of praktijken moet vaststellen om aan de nodige vereisten met betrekking tot kandidaat-vrijwilligers en EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te voldoen. De uitzendende organisatie vermeldt voor elke vereiste ten aanzien van elke norm en procedure, of:

a)

de minimumvereiste door haar beleidsregels/praktijken wordt nageleefd en/of ze zich ertoe verbindt deze minimumvereiste uit te voeren;

b)

de betrokken personeelsleden hiervan op de hoogte zijn en dit in de praktijk toepassen;

c)

er specifieke behoeften zijn voor verder maatregelen/acties om lacunes aan te pakken.

d)

de vereiste door certificering/accreditering door een ander erkend mechanisme wordt vervuld (bv. nationale, Europese of internationale regelingen).

2.

Ter verantwoording van de verklaringen in de zelfbeoordeling voegt de aanvragende uitzendende organisatie bewijsmateriaal en verificatiemiddelen toe om na te gaan of de beleidsregels en de praktijken waarnaar wordt verwezen in elk van de normen en procedures worden uitgevoerd, met name ten aanzien van vrijwilligers.

3.

De Commissie stelt, met het oog op de vereenvoudiging, de normen en procedures vast waarvoor de aanvragende uitzendende organisatie geen verdere maatregelen moet nemen indien deze laatste een humanitaire partner van de Commissie is die een van kracht zijnde kader-partnerschapsovereenkomst heeft ondertekend.

4.

In elke fase van het certificeringsproces kan de Commissie de aanvragende uitzendorganisatie verzoeken om, indien nodig, aanvullende bewijzen te leveren.

3.   Procedure voor opschorting of beëindiging van de certificering

1.

Indien de Commissie voornemens is de certificering op te schorten of te beëindigen, stelt ze de uitzendende of ontvangende organisatie daarvan vooraf formeel in kennis en geeft ze de redenen op voor het opschorten of beëindigen van de certificering. Voorts verzoekt ze de uitzendende of ontvangende organisatie binnen 45 kalenderdagen na de ontvangst van de kennisgeving haar opmerkingen kenbaar te maken.

2.

Indien de Commissie, na beoordeling van de opmerkingen van de uitzendende of ontvangende organisatie, besluit om de opschortings- of beëindigingsprocedure stop te zetten, dan wordt de uitzendende of ontvangende organisatie hiervan formeel in kennis gesteld.

3.

Indien geen opmerkingen zijn ingediend of indien de Commissie ondanks de opmerkingen beslist de procedure tot opschorting of beëindiging voort te zetten, dan heeft zij twee mogelijkheden:

a)

de certificering opschorten, waarbij zij de organisatie formeel in kennis stelt van de opschorting en vermeldt wat daarvoor de redenen zijn; alsook de indicatieve datum aangeeft waarop de nodige verificaties afgerond zullen zijn; of

b)

de organisatie formeel in kennis stellen van de beëindiging, waarbij zij vermeldt wat daarvoor de redenen zijn, alsook de datum aangeeft waarop de beëindiging ingaat..

4.

De opschorting gaat in op de dag waarop de uitzendende of ontvangende organisatie de in punt 3, onder a), bedoelde kennisgeving ontvangt, of op een latere datum indien dat in de kennisgeving wordt vermeld.

5.

Tenzij de certificering is beëindigd overeenkomstig punt 3, onder b), stelt de Commissie, zodra zij van mening is dat de redenen voor de opschorting niet langer gelden of de nodige verificaties verricht zijn, de uitzendende of ontvangende organisatie formeel in kennis van de opheffing van de opschorting.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/84


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1245/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

76,3

MA

76,7

MK

78,8

ZZ

77,3

0707 00 05

AL

68,7

JO

194,1

TR

137,4

ZZ

133,4

0709 93 10

MA

40,4

TR

132,7

ZZ

86,6

0805 20 10

MA

113,2

ZZ

113,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

PE

74,4

TR

70,6

ZZ

72,5

0805 50 10

TR

79,2

ZZ

79,2

0808 10 80

AU

203,7

BR

53,1

CA

133,4

CL

87,9

MD

29,7

NZ

155,4

US

135,6

ZA

138,6

ZZ

117,2

0808 30 90

CN

73,0

US

201,1

ZZ

137,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/86


RICHTLIJN 2014/102/EU VAN DE RAAD

van 7 november 2014

tot aanpassing van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 50,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 50 van de Akte van toetreding van Kroatië bepaalt dat, indien handelingen van de instellingen aangenomen vóór de toetreding naar aanleiding van de toetreding moeten worden aangepast en in de Akte van toetreding of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, de Raad, met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie, daartoe de nodige handelingen vaststelt indien de oorspronkelijke handeling niet door de Commissie was vastgesteld.

(2)

De relevante soorten van Kroatische ondernemingen moeten worden opgenomen in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) om het toepassingsgebied van de door die richtlijn voor Kroatië voorziene coördinatiemaatregelen vast te stellen. De wijzigingen moeten zich beperken tot technische aanpassingen die nodig zijn naar aanleiding van de toetreding van Kroatië.

(3)

Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2013/34/EU wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 20 juli 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten kunnen bepalen dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen eerst van toepassing zijn op financiële overzichten voor de boekjaren die beginnen op 1 januari 2016 of gedurende het kalenderjaar 2016.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste maatregelen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

P.C. PADOAN


(1)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).


BIJLAGE

Richtlijn 2013/34/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt na de vermelding voor Frankrijk het volgende ingevoegd:

„—

in Kroatië:

dioničko društvo, društvo s ograničenom odgovornošću;”

.

2)

In bijlage II wordt na de vermelding voor Frankrijk het volgende ingevoegd:

„—

in Kroatië:

javno trgovačko društvo, komanditno društvo, gospodarsko interesno udruženje;”

.


BESLUITEN

21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/88


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2014

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

(2014/822/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014),

gezien zijn besluit van 3 april 2014 (2) tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2012 en de bijgaande resolutie,

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (4), en met name artikel 208,

gezien Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau daarvan (5), en met name artikel 13,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6),

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële kaderregeling voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), en met name artikel 108,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0011/2014),

1.

verleent het comité van beheer van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2012;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan het comité van beheer van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Martin SCHULZ

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 365 van 13.12.2013, blz. 9.

(2)  PB L 266 van 5.9.2014, blz. 353.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(5)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/90


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2014

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014),

gezien zijn besluit van 3 april 2014 (2) tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2012 en de bijgaande resolutie,

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (4), en met name artikel 208,

gezien Verordening (EC) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau daarvan (5), en met name artikel 13,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6),

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële kaderregeling voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), en met name artikel 108,

gelet op artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0011/2014),

Opmerkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen

1.

constateert dat het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie („het Bureau”) om de tekortkomingen op het punt van de wettigheid en regelmatigheid van transacties aan te pakken, in zijn financiële- en boekhoudhandleidingen duidelijke procedures, gedetailleerde maatregelen en workflows heeft opgenomen die door alle financiële actoren moeten worden toegepast; stelt tot zijn voldoening vast dat speciale aandacht is besteed aan de procedures met betrekking tot de overdracht van kredieten naar het volgende begrotingsjaar;

Financieel en begrotingsbeheer

2.

merkt op dat uit de definitieve jaarrekening van het Bureau blijkt dat zowel het uitvoeringspercentage van de begroting (89,55 %) als het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten (76,57 %) verbeteringen te zien geven ten opzichte van de resultaten van 2012; stelt vast dat er inderdaad stappen zijn ondernomen om het uitvoeringspercentage van de begroting te verbeteren; is echter van mening dat er nog ruimte is voor verbetering en roept het Bureau ertoe op zijn inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht in de toekomst nog verder op te voeren;

Vastleggingen en overdrachten

3.

is ingenomen met de door het Bureau genomen maatregelen om de problemen in verband met vastleggingen en overdrachten op te lossen, bijvoorbeeld door middel van een betere budgettaire planning en strikte controle van de maandelijkse en eindejaarsbetalingen; neemt ter kennis dat het Bureau een aantal belangrijke personele posten met directe impact op het financiële circuit heeft opgevuld en zijn beleid wat betreft de tijdige indiening en vergoeding van door deskundigen ingediende kostendeclaraties heeft verbeterd;

4.

stelt met bezorgdheid vast dat het percentage geannuleerde vastgelegde kredieten dat naar het begrotingsjaar 2013 is overgedragen met 28 % nog steeds hoog te noemen is, hoewel het ten opzichte van het percentage over het voorgaande jaar (45 %) beduidend is teruggelopen; concludeert uit het verslag van de Rekenkamer dat deze overdrachten voornamelijk verband hielden met in de tweede helft van 2013 gesloten contracten met betrekking tot voor 2013 en 2014 geplande activiteiten;

5.

constateert dat het percentage ongebruikte kredieten van 17 % in 2012 is teruggelopen tot 14,6 % in 2013, evenals het percentage overdrachten naar 2014, dat van 611 223 EUR (19 %) is verminderd tot 461 983 EUR (13 %); dringt er bij het Bureau op aan zijn planning en de uitvoering van zijn activiteiten te blijven verbeteren en de overdrachtspercentages nog verder te verlagen;

Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

6.

neemt er kennis van dat de financiële handleiding van het Bureau inmiddels voorziet in een verplichte en gedetailleerde controlelijst voor aanbestedingen, evenals de aanstelling van een aanbestedingsfunctionaris en in een algemene aanbestedingsopleiding voor alle personeelsleden; constateert met voldoening dat deze maatregelen hebben geresulteerd in een betere voorbereiding, uitvoering, documentaire onderbouwing en coördinatie van de aanbestedingsprocedures van het Bureau;

7.

is ingenomen met de aanpassingen en verbeteringen die in de bestaande aanwervingsprocedures zijn aangebracht om te voldoen aan de verzoeken van de kwijtingsautoriteit en om de transparantie van het aanwervingsproces te vergroten, met name wat betreft:

de vaststelling van schriftelijke toetsten en vragen voor sollicitatiegesprekken, evenals de bepaling van drempelscores alvorens tot het onderzoek van sollicitaties over te gaan;

de goedkeuring van de benoeming en veranderingen in de samenstelling van de jury door het tot aanstelling bevoegde gezag;

de herziening van de in 2013 toegepaste aanwervingsrichtsnoeren;

8.

is ingenomen met het herziene communicatiebeleid van het Bureau, dat voorziet in het verschaffen van mobiele telefoons aan personeelsleden op basis van professionele behoeften, en in interne controles om toe te zien op de naleving van dat beleid;

9.

neemt kennis van de sluiting van een nieuw bancair contract met een over een „A+/A–1”-beoordeling beschikkende bank voor de contante verrichtingen van het Bureau; neemt er kennis van dat er in het boekhoudingshandboek van het Bureau richtsnoeren voor kasmiddelenbeheer zijn opgenomen;

Preventie en beheer van belangenconflicten en transparantie

10.

constateert dat de jaarlijkse verklaringen inzake belangenconflicten van de raad van regelgevers, het comité van beheer en de administratief directeur van het Bureau zijn bekendgemaakt via speciale rubrieken van het openbaar documentenregister van het Bureau; merkt op dat het belangenconflictenbeleid ten aanzien van personeelsleden van het Bureau op dezelfde principes is gebaseerd, en dat de verklaringen inzake belangenconflicten van de personeelsleden ook beschikbaar zijn via het openbaar register van het Bureau;

11.

neemt er kennis van dat het Bureau geen plannen heeft voor een herziening van zijn belangenconflictenbeleid, en dat het van oordeel is dat alle relevante maatregelen met betrekking tot belangenconflicten in overeenstemming zijn met de richtsnoeren van de Commissie van december 2013 betreffende de preventie van en de omgang met belangenconflicten in de gedecentraliseerde agentschappen van de EU; erkent dat het Bureau ernaar streeft de bekendheid van zijn belangenconflictenbeleid en die van zijn raad van regelgevers te vergroten en dat het nauw zal toezien op alle relevante veranderingen op dit terrein;

Interne controle

12.

merkt op dat het Bureau heeft voldaan aan alle formele vereisten voor de internecontrolenormen (Internal Control Standard — ICS) inzake informatie en communicatie (ICS 12);

13.

neemt er kennis van dat het Bureau zijn planning- en rapportageactiviteiten zal aanpassen en daartoe meetbare doelstellingen zal formuleren voor de implementatie van zijn ICS inzake doelstellingen en prestatie-indicatoren (ICS 5); merkt op dat het Bureau inmiddels de laatste hand heeft gelegd aan zijn eigen procedurehandleidingen en met het oog op de implementatie van de ICS inzake proces en procedures (ICS 8) een gedetailleerde interne procedure heeft vastgesteld voor de registratie van alle niet-conforme voorvallen; merkt op dat het Bureau zijn interne procedures inzake documentenbeheer heeft bijgewerkt om te voldoen aan de ICS inzake documentenbeheer (ICS 11);

14.

neemt er kennis van dat het Bureau een inventarisprocedure heeft vastgesteld voor het registreren en afstoten van vaste activa, die is opgenomen in zijn financieel handboek; merkt op dat er in augustus 2013 een fysieke inventarisatie is uitgevoerd; constateert met voldoening dat er conform de procedures van het Bureau elk jaar een inventaris van activa wordt opgemaakt;

15.

merkt op dat er door de dienst Interne Audit een herziening van de ICS is gepland; dringt er bij het Bureau op aan bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de resultaten van die herziening zodra deze beschikbaar zijn;

Prestaties

16.

is ingenomen met de stappen die recentelijk door het Bureau zijn ondernomen ter verbetering van de communicatie met de Europese burgers over de gevolgen van zijn werkzaamheden voor de burger, waarbij speciaal de nadruk ligt op meetbare en duidelijk omschreven doelstellingen die het mogelijk maken zijn activiteiten beter te beoordelen;

17.

wijst erop dat het Bureau zich sterker is gaan profileren als EU-orgaan, door op een aantal plaatsen op zijn website het EU-logo op te nemen, en hoopt dat het logo ook op de homepage van het Bureau zal worden gezet en systematisch zal worden afgebeeld op alle communicatie-uitingen, om zo duidelijk te maken dat het Bureau een bijdrage ontvangt uit de EU-begroting;

18.

verwijst voor de andere horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 3 april 2014 (8) over de prestaties, het financieel beheer en de controle op de agentschappen.


(1)  PB C 365 van 13.12.2013, blz. 9.

(2)  PB L 266 van 5.9.2014, blz. 353.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(5)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

(8)  PB L 266 van 5.9.2014, blz. 359.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/93


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2014

over de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012

(2014/823/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014),

gezien zijn besluit van 3 april 2014 (2) tot uitstel van het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2012 en de bijgaande resolutie,

gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (4), en met name artikel 208,

gezien Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau daarvan (5), en met name artikel 13,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6),

gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële kaderregeling voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), en met name artikel 108,

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0011/2014),

1.

hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie voor het begrotingsjaar 2012;

2.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan het comité van beheer van het Bureau van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Martin SCHULZ

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB C 365 van 13.12.2013, blz. 9.

(2)  PB L 266 van 5.9.2014, blz. 353.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(5)  PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(7)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/94


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2014

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling II — Europese Raad en Raad

(2014/824/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (1),

gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (COM(2013) 570 — C7-0275/2013) (2),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2012 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (4), als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn besluit van 3 april 2014 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2012, alsmede de antwoorden van de Raad,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (7), en met name de artikelen 164, 165 en 166,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (8),

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0010/2014),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Raad en de Raad voor het begrotingsjaar 2012;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Dienst voor extern optreden, en te zorgen voor bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Martin SCHULZ

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)  PB L 56 van 29.2.2012.

(2)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 1.

(3)  PB C 331 van 14.11.2013, blz. 1.

(4)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 122.

(5)  PB C 266 van 5.9.2014, blz. 24.

(6)  PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(8)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/95


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 23 oktober 2014

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012, afdeling II — Europese Raad en Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (1),

gezien de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 (COM(2013) 570 — C7-0275/2013) (2),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2012 waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd (4), als bedoeld in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien zijn besluit van 3 april 2014 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2012, alsmede de antwoorden van de Raad,

gezien artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (7), en met name de artikelen 164, 165 en 166,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (8),

gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0010/2014),

A.

overwegende dat alle instellingen van de Unie transparant moeten zijn en dat zij ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de hun als instelling van de Unie toevertrouwde middelen;

B.

overwegende dat de Europese Raad en de Raad, als instellingen van de Unie, een democratische verantwoordingsplicht hebben tegenover de burgers van de Unie voor zover zij begunstigden zijn van middelen van de algemene begroting van de Europese Unie;

C.

overwegende dat het Parlement van alle EU-instellingen het enige rechtstreeks verkozen orgaan is en belast is met het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

1.

benadrukt de rol die het Parlement overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vervult bij het verlenen van kwijting voor de begroting;

2.

wijst erop dat de Unie, ingevolge artikel 335 VWEU, „wordt vertegenwoordigd door elk van de instellingen, uit hoofde van hun administratieve autonomie, voor de aangelegenheden die verband houden met hun respectieve werking”, en dat de instellingen derhalve, met inachtneming van artikel 55 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (het Financieel Reglement), individueel verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun begroting;

3.

benadrukt de rol van het Parlement en de andere instellingen in de kwijtingsprocedure, zoals die geregeld is in het Financieel Reglement en met name in de artikelen 164 t/m 166 daarvan;

4.

wijst erop dat, ingevolge artikel 94 van het Reglement van het Parlement, „de bepalingen inzake de verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de begroting eveneens van toepassing zijn voor de procedure voor de verlening van kwijting aan […] de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de begrotingen van de overige instellingen en organen van de Europese Unie, zoals de Raad (voor wat betreft zijn uitvoerende activiteiten)”;

Advies van de Rekenkamer betreffende de Europese Raad en de Raad in zijn betrouwbaarheidsverklaring voor het begrotingsjaar 2012

5.

benadrukt dat de Rekenkamer in het jaarverslag inzake het begrotingsjaar 2012 opmerkingen heeft geformuleerd over de Europese Raad en de Raad met betrekking tot fouten in het ontwerp van de aanbestedingsprocedures; merkt op dat één fout betrekking heeft op het uitvoeren van een procedure van gunning door onderhandeling en dat een andere fout betrekking heeft op de toepassing van een selectiecriterium;

6.

neemt nota van het antwoord van de Raad dat „de Raad en de Europese Raad beschikken over een degelijk gecentraliseerd aanbestedingskader, dat recentelijk is aangepast aan het nieuwe Financieel Reglement en aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, en zal worden versterkt met nieuw uitgewerkte templates voor opdrachten en uitnodigingen tot inschrijving; daarnaast zullen specifieke opleidingscursussen worden ontwikkeld met het oog op het omschrijven en hanteren van selectie- en gunningscriteria”;

7.

onderschrijft de aanbevelingen van de Rekenkamer dat de ordonnateurs van de Europese Raad en de Raad het ontwerp, de coördinatie en het functioneren van aanbestedingen moeten verbeteren door middel van passende controles en betere begeleiding;

8.

wijst erop dat de Raad niet nader is ingegaan op de aanbevelingen van de Rekenkamer;

Hangende zaken

9.

herhaalt zijn oproep aan de Raad om het Parlement te informeren over de voortgang bij de bouw en de definitieve kostenraming van het „Europa”-gebouw;

10.

verzoekt de Raad een toelichting te geven op alle maatregelen die gedurende de bouw van het Europagebouw ten uitvoer zijn gelegd om de uitvoering van het project te verbeteren;

11.

herinnert de Raad aan het verzoek van het Parlement om een overzicht te krijgen van de vooruitgang bij het „Résidence Palace”-bouwproject evenals een nauwkeurige uitsplitsing van de tot dusver gemaakte kosten;

12.

dringt er bij de Raad op aan een gedetailleerde schriftelijke uitleg te verstrekken over de totale omvang van de financiële middelen die werden gebruikt voor de aankoop van het Résidence Palace-gebouw, de begrotingsonderdelen waar deze kredieten vandaan zijn gekomen, de betalingen die tot dusver zijn verricht, de betalingen die nog verricht moeten worden en het doel waarvoor het gebouw moet dienen;

13.

herinnert aan zijn verzoek aan de Raad om informatie te verstrekken over het proces van administratieve modernisering, met name over de concrete uitvoeringsmaatregelen van dat proces, alsook over het verwachte effect ervan op de begroting van de Raad;

14.

betreurt de moeilijkheden die tot op heden herhaaldelijk werden ondervonden in de kwijtingsprocedures als gevolg van een gebrek aan samenwerkingsbereidheid van de Raad; wijst erop dat het Parlement de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting heeft verleend voor de begrotingsjaren 2009, 2010 en 2011 vanwege de redenen die uiteen zijn gezet in de resoluties van 10 mei 2011 (9), 25 oktober 2011 (10), 10 mei 2012 (11), 23 oktober 2012 (12), 17 april 2013 (13) en 9 oktober 2013 (14), en zijn besluit om de secretaris-generaal van de Raad kwijting te verlenen voor het begrotingsjaar 2012 heeft uitgesteld wegens de redenen die uiteen zijn gezet in zijn resolutie van 3 april 2014;

15.

herhaalt dat een effectieve begrotingscontrole alleen mogelijk is indien het Parlement en de Raad samenwerken, als uiteengezet in zijn resolutie van 3 april 2014; bevestigt dat het Parlement niet in staat is met kennis van zaken een besluit te nemen over de verlening van kwijting;

16.

herinnert eraan dat het Parlement, op grond van zijn op 17 april 2013 aangenomen kwijtingsbesluit, de vragen van de Raad aan de Commissie heeft toegestuurd, en dat de Commissie per brief dd. 23 januari 2014 heeft geantwoord; herinnert de Raad aan het standpunt van de Commissie dat alle instellingen volledig deel uitmaken van het follow-upproces ten aanzien van de opmerkingen die het Parlement in het kader van de kwijtingsprocedure formuleert, en dat alle instellingen moeten samenwerken teneinde het soepele verloop van de kwijtingsprocedure te waarborgen;

17.

wijst erop dat de Commissie in bovengenoemde brief heeft verklaard dat zij geen toezicht zal houden op de tenuitvoerlegging van de begrotingen van de andere instellingen en dat beantwoording van de vragen die aan een andere instelling zijn gericht de autonomie van die instelling zou schenden om haar eigen afdeling van de begroting ten uitvoer te leggen;

18.

betreurt dat de Raad blijft verzuimen de vragen van het Parlement te beantwoorden; herinnert aan de conclusies van de workshop van het Parlement van 27 september 2012 over het recht van het Parlement om kwijting te verlenen aan de Raad, waar deskundigen uit juridische en academische milieus het er grotendeels over eens waren dat het Parlement recht had op informatie; verwijst in dit verband naar artikel 15, lid 3, derde alinea, VWEU, waarin wordt bepaald dat elke instelling, elk orgaan of elke instantie zorgt voor transparantie in zijn of haar werkzaamheden;

19.

benadrukt nogmaals dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden gecontroleerd als de uitgaven van andere instellingen, en dat de fundamentele onderdelen van een dergelijke controle zijn vastgelegd in zijn kwijtingsresoluties van de afgelopen jaren, met name in de resolutie van 23 oktober 2012;

20.

onderstreept de bevoegdheid van het Parlement om kwijting te verlenen krachtens de artikelen 316, 317 en 319 VWEU, in overeenstemming met de huidige interpretatie en praktijk, namelijk verlening van kwijting voor elke rubriek van de begroting afzonderlijk, teneinde de transparantie en de democratische verantwoordingsplicht ten aanzien van de belastingbetalers van de Unie te waarborgen;

21.

is van mening dat het onvermogen om de gevraagde documenten aan het Parlement te verstrekken bovenal het recht van burgers van de Unie op informatie en transparantie ondermijnt en een bron van zorg wordt, aangezien het een zeker democratisch tekort binnen de instellingen van de Unie blootlegt; dringt er derhalve bij de Raad op aan de verzoeken van het Parlement om informatie niet te beschouwen als pogingen om institutionele suprematie te verwerven, maar prioriteit te geven aan het recht van het publiek om volledig te worden geïnformeerd;

22.

is van mening dat het noodzakelijk is verschillende mogelijkheden te overwegen om de regels voor het verlenen van kwijting als vastgelegd in het VWEU te actualiseren;

23.

vindt dat het Parlement en de Raad enige vooruitgang zouden kunnen boeken door een „modus vivendi”-procedure op te zetten tezamen met een lijst van documenten die moeten worden uitgewisseld om hun respectievelijke rol in het kwijtingsproces te vervullen; moedigt de Raad in dit verband aan te zoeken naar een politieke oplossing voor het verlenen van kwijting aan de Raad, ongeacht het feit dat de het Parlement en de Raad daarover nog steeds uiteenlopende juridische standpunten hebben;

24.

is van mening dat een bevredigende samenwerking tussen het Parlement, de Europese Raad en de Raad als gevolg van een open en formele dialoog een positief signaal kan zijn aan de burgers van de Unie.


(1)  PB L 56 van 29.2.2012.

(2)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 1.

(3)  PB C 331 van 14.11.2013, blz. 1.

(4)  PB C 334 van 15.11.2013, blz. 122.

(5)  PB L 266 van 5.9.2014, blz. 24.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(8)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(9)  PB L 250 van 27.9.2011, blz. 25.

(10)  PB L 313 van 26.11.2011, blz. 13.

(11)  PB L 286 van 17.10.2012, blz. 23.

(12)  PB L 350 van 20.12.2012, blz. 71.

(13)  PB L 308 van 16.11.2013, blz. 22.

(14)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 97.


21.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/98


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

tot vaststelling van de organisatiestructuur en de werking van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling en het Europees partnerschap voor innovatie-netwerk en tot intrekking van Besluit 2008/168/EG

(2014/825/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 52, lid 4, en artikel 53, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 52, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 is een Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling opgericht om op Unieniveau een netwerk te vormen van de op het gebied van plattelandsontwikkeling werkzame nationale netwerken, organisaties en overheidsdiensten.

(2)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 is een Europees partnerschap voor innovatie-netwerk (hierna „het EIP-netwerk” genoemd) opgericht ter ondersteuning van het in artikel 55 van die verordening bedoelde EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, en om de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk te maken.

(3)

Er dienen bijgevolg regels te worden vastgesteld met betrekking tot de organisatiestructuur en de werking van zowel het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (hierna „het ENPO” genoemd) als het EIP-netwerk.

(4)

Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 52, lid 2, en artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 genoemde doelstellingen inzake netwerkvorming voor het platteland op Europees niveau van respectievelijk het ENPO en het EIP-netwerk, en met het oog op de uitvoering van de in artikel 52, lid 3, en artikel 53, lid 3, van diezelfde verordening genoemde taken van respectievelijk het ENPO en het EIP-netwerk, moet een vergadering van netwerken voor het platteland worden opgericht, waarvan tevens de taken en de structuur moeten worden vastgesteld, overeenkomstig het witboek van de Commissie over Europese governance (2) en de mededeling van de voorzitter aan de Commissie over een kader voor deskundigengroepen van de Commissie — horizontale voorschriften en openbaar register (3) (hierna „het kader voor deskundigengroepen van de Commissie” genoemd).

(5)

De vergadering moet in het bijzonder de uitwisseling en netwerkvorming stimuleren tussen publieke en private entiteiten die werkzaam zijn op het gebied van plattelandsontwikkeling en innovatie met het oog op productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. De vergadering moet zorgen voor coördinatie tussen het ENPO en het EIP-netwerk, moet het strategisch kader bieden voor de werkzaamheden van deze netwerken, ook voor de thematische werkzaamheden, en moet de monitoring en de evaluatie van deze werkzaamheden verzorgen. De vergadering moet de leden van de stuurgroep voordragen.

(6)

De vergadering moet bestaan uit nationale netwerken voor het platteland, beheersautoriteiten, betaalorganen, organisaties die op Unieniveau werkzaam zijn op het gebied van plattelandsontwikkeling, plaatselijke groepen LEADER, aanbieders van landbouwadvies die werkzaam zijn op het gebied van innovatieondersteuning met betrekking tot operationele groepen, en onderzoeksinstellingen die werkzaam zijn op het gebied van innovatie met betrekking tot operationele groepen.

(7)

Om een open, transparante en evenwichtige vertegenwoordiging te garanderen, dienen de op het gebied van plattelandsontwikkeling op Unieniveau werkzame organisaties die lid zijn van de vergadering, de organisaties te zijn die in het kader van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling (hierna „de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling” genoemd) overeenkomstig Besluit 2013/767/EU van de Commissie (4) zijn benoemd.

(8)

Om de doeltreffendheid en de efficiëntie van de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk te garanderen, moet overeenkomstig de adviezen van de vergadering een stuurgroep netwerken voor het platteland worden opgericht, waarvan tevens de taken en de structuur moeten worden vastgesteld.

(9)

De stuurgroep moet in het bijzonder zorgen voor de voorbereiding, uitvoering en follow-up van de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk. De stuurgroep moet de thematische werkzaamheden van de netwerken coördineren en zorgen voor de coördinatie van de werkzaamheden van de vergadering met die van andere deskundigengroepen en comités die in de context van plattelandsontwikkeling en van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen zijn opgericht.

(10)

De stuurgroep moet bestaan uit beheersautoriteiten en/of nationale netwerken voor het platteland, organisaties die op Unieniveau werkzaam zijn op het gebied van plattelandsontwikkeling, nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de evaluatie van plattelandsontwikkelingsprogramma's, aanbieders van landbouwadvies en/of onderzoeksinstellingen die werkzaam zijn op het gebied van landbouw.

(11)

Om een open en regelmatige dialoog te onderhouden tussen het ENPO, het EIP-netwerk en de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling, moeten de voorzitter en de vicevoorzitters van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld in de hoedanigheid van waarnemer deel kunnen nemen aan de vergaderingen van de stuurgroep.

(12)

Er dienen voorschriften inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de vergadering en van de stuurgroep te worden vastgesteld.

(13)

Persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(14)

Bij Besluit 2008/168/EG van de Commissie (6) is de organisatiestructuur van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 vastgesteld. Dat besluit moet bijgevolg worden ingetrokken.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit worden de organisatiestructuur en de werking van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (hierna „het ENPO” genoemd) en het Europees partnerschap voor innovatie-netwerk voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (hierna „het EIP-netwerk” genoemd) vastgesteld door een vergadering en een stuurgroep op te richten en hun samenstelling, taken en werkingsregels vast te stellen.

HOOFDSTUK II

VERGADERING VAN NETWERKEN VOOR HET PLATTELAND

Artikel 2

Vergadering van netwerken voor het platteland

De vergadering van het ENPO en het EIP-netwerk, hierna „de vergadering” genoemd, wordt opgericht.

Artikel 3

Taken van de vergadering

De vergadering heeft met name de volgende taken:

a)

de uitwisseling en netwerkvorming stimuleren tussen publieke en private entiteiten die werkzaam zijn op het gebied van plattelandsontwikkeling en innovatie met het oog op productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

b)

de coördinatie tussen het ENPO en het EIP-netwerk garanderen;

c)

het strategisch kader bieden voor de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk, ook voor de thematische werkzaamheden;

d)

passende monitoring en evaluatie van de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk garanderen in het licht van de in artikel 52, lid 2, en artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde doelstellingen en de in artikel 52, lid 3, en artikel 53, lid 3, van die verordening vastgestelde taken;

e)

de leden van de stuurgroep voordragen aan de directeur-generaal voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (hierna „de directeur-generaal” genoemd).

Artikel 4

Leden van de vergadering

1.   De vergadering bestaat uit de volgende leden:

a)

nationale netwerken voor het platteland zoals bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 (één lid per lidstaat);

b)

beheersautoriteiten zoals bedoeld in artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 (één lid per lidstaat);

c)

betaalorganen zoals bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) (één lid per lidstaat);

d)

EU-brede niet-gouvernementele organisaties die geregistreerd zijn in het gezamenlijke Europese Transparantieregister, benoemd zijn tot lid van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling overeenkomstig Besluit 2013/767/EU (hierna „de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling” genoemd) en belangstelling hebben getoond voor deelname aan de vergadering (maximaal 29 leden);

e)

EU-brede organisaties die regionale en/of lokale autoriteiten vertegenwoordigen die werkzaam zijn op het gebied van plattelandsontwikkeling, ook met betrekking tot de banden tussen stedelijke en plattelandsgebieden (maximaal 3 leden);

f)

plaatselijke groepen LEADER zoals bedoeld in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 (één lid per lidstaat);

g)

aanbieders van landbouwadvies die werkzaam zijn op het gebied van innovatieondersteuning met betrekking tot operationele groepen (één lid per lidstaat);

h)

instellingen voor landbouwkundig onderzoek die werkzaam zijn op het gebied van innovatie met betrekking tot operationele groepen (één lid per lidstaat).

2.   De in lid 1, onder a), b), c), f), g) en h), bedoelde leden worden benoemd door de respectievelijke lidstaat.

De in lid 1, onder e), bedoelde leden worden door de directeur-generaal benoemd op basis van een uitnodiging tot aanmelding.

3.   De autoriteiten van de lidstaten benoemen de permanente vertegenwoordigers voor elke in lid 1, onder a), b), c), f), g) en h), genoemde categorie.

De in lid 1, onder d) en e), genoemde organisaties benoemen hun permanente vertegenwoordigers.

4.   De leden van de vergadering worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie (hierna „het register” genoemd) en op de website van het ENPO en het EIP-netwerk.

5.   Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Werking van de vergadering

1.   De vergadering wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De voorzitter roept ten minste één keer per jaar een vergadering bijeen.

2.   In overleg met de Commissie kan de vergadering subgroepen oprichten over specifieke thema's die verband houden met de doelstellingen en taken van het ENPO en het EIP-netwerk, waaronder permanente subgroepen inzake:

a)

innovatie voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

b)

LEADER en vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling; en

c)

evaluatie van plattelandsontwikkelingsprogramma's.

De subgroepen verrichten thematische werkzaamheden op basis van een door de vergadering vastgelegd mandaat.

Niet-permanente subgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben vervuld.

3.   De vertegenwoordiger van de Commissie kan deskundigen en waarnemers van buiten de vergadering met specifieke bekwaamheid met betrekking tot een bepaald agendapunt op ad-hocbasis uitnodigen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de vergadering of de subgroepen.

4.   De leden van de vergadering, alsook gastdeskundigen en waarnemers, voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (8). Bij niet-nakoming van die verplichtingen neemt de Commissie alle passende maatregelen.

5.   De vergadering en de subgroepen komen bijeen in de gebouwen van de Commissie, tenzij de voorzitter anders beslist. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat. Andere betrokken ambtenaren van de Commissie mogen de bijeenkomsten van de vergadering en de subgroepen bijwonen.

6.   De vergadering stelt haar reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde voor deskundigengroepen.

7.   De Commissie publiceert alle relevante documenten over de werkzaamheden van de vergadering (zoals agenda's, notulen en verklaringen van deelnemers) in het register of via een link in het register naar een specifieke website.

8.   De werkzaamheden van de vergadering worden gecoördineerd met die van andere deskundigengroepen en comités die zijn opgericht in de context van de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling alsook in de context van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) en de fondsspecifieke verordeningen zoals bedoeld in die verordening.

Artikel 6

Vergoeding van kosten

1.   De leden van de vergadering ontvangen geen bezoldiging voor hun diensten.

2.   De reis- en verblijfkosten van de leden van de vergadering voor hun deelname aan de bijeenkomsten van de vergadering, de subgroepen ervan inbegrepen, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de geldende voorschriften van de Commissie.

3.   De in lid 2 bedoelde kosten worden vergoed voor zover de middelen die volgens de jaarlijkse toewijzingsprocedure zijn toegekend, hiervoor volstaan.

HOOFDSTUK III

STUURGROEP NETWERKEN VOOR HET PLATTELAND

Artikel 7

Stuurgroep netwerken voor het platteland

De stuurgroep voor het ENPO en het EIP-netwerk, hierna „de stuurgroep” genoemd, wordt opgericht.

Artikel 8

Taken van de stuurgroep

De stuurgroep heeft met name de volgende taken:

a)

zorgen voor de voorbereiding, uitvoering en follow-up van de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk, overeenkomstig het door de vergadering geboden strategisch kader;

b)

de thematische werkzaamheden coördineren overeenkomstig het kader van de vergadering en zorgen voor de follow-up ervan;

c)

op permanente basis de doeltreffendheid en efficiëntie van de werkzaamheden van het ENPO en het EIP-netwerk beoordelen;

d)

de werkzaamheden van de vergadering coördineren met die van andere deskundigengroepen en comités die zijn opgericht in de context van de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling alsook in de context van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de fondsspecifieke verordeningen zoals bedoeld in die verordening;

e)

aan de vergadering verslag uitbrengen over zijn activiteiten.

Artikel 9

Leden van de stuurgroep

1.   De stuurgroep bestaat uit de volgende leden van de vergadering:

a)

beheersautoriteiten en/of nationale netwerken voor het platteland (één lid per lidstaat);

b)

EU-brede organisaties zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d) en e) (maximaal twaalf leden);

c)

nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de evaluatie van plattelandsontwikkelingsprogramma's (maximaal vier leden);

d)

aanbieders van landbouwadvies en/of instellingen voor landbouwkundig onderzoek zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder g) en h) (maximaal vier leden).

2.   De leden van de stuurgroep worden door de directeur-generaal benoemd op basis van een voorstel van de vergadering dat de geografische en thematische diversiteit van de leden van het ENPO en het EIP-netwerk weerspiegelt en rekening houdt met de bereidverklaring van de voorgestelde leden.

Voor elke in lid 1 genoemde categorie kan de vergadering een toerbeurtsysteem voor deelname aan de stuurgroep voorstellen.

3.   Een lid van de stuurgroep kan door de directeur-generaal op voorstel van de vergadering worden vervangen indien het lid:

a)

zich uit de stuurgroep terugtrekt;

b)

niet regelmatig vertegenwoordigers aanwijst voor de bijeenkomsten van de stuurgroep;

c)

niet langer in staat is doeltreffend bij te dragen aan de taken van de stuurgroep;

d)

zich niet houdt aan de geheimhoudingsplicht betreffende informatie die valt onder het beroepsgeheim als bepaald in artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.   De voorzitter en de vicevoorzitters van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling kunnen in de hoedanigheid van waarnemer deelnemen aan de bijeenkomsten van de stuurgroep.

Artikel 10

Werkings- en vergaderkosten van de stuurgroep

Met betrekking tot de werkings- en vergaderkosten van de stuurgroep zijn de artikelen 5 en 6 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Intrekking

Besluit 2008/168/EG wordt ingetrokken.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.

(2)  Witboek van de Commissie — Europese governance, 25 juli 2001, COM(2001) 428 definitief.

(3)  Communication from the President to the Commission — Framework for Commission expert groups: horizontal rules and public register, 10 november 2012, C(2010) 7649 final.

(4)  Besluit 2013/767/EU van de Commissie van 16 december 2013 tot invoering van een kader voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld betreffende zaken die vallen onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Besluit 2004/391/EG (PB L 338 van 17.12.2013, blz. 115).

(5)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(6)  Besluit 2008/168/EG van de Commissie van 20 februari 2008 tot vaststelling van de organisatiestructuur voor het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (PB L 56 van 29.2.2008, blz. 31).

(7)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

(8)  Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).