ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 299

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
17 oktober 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1086/2014 van de Commissie van 14 oktober 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivels in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1087/2014 van de Commissie van 14 oktober 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Denemarken voeren

3

 

*

Verordening (EU) nr. 1088/2014 van de Commissie van 14 oktober 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op schartong in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1089/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1090/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot goedkeuring van permethrine als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18 ( 1 )

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1091/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot goedkeuring van tralopyril als nieuwe werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 21 ( 1 )

15

 

*

Verordening (EU) nr. 1092/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van zoetstoffen in bepaalde smeerbare fruit- en groenteproducten betreft ( 1 )

19

 

*

Verordening (EU) nr. 1093/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot wijziging en rectificatie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van bepaalde kleurstoffen in gearomatiseerde gerijpte kaas ( 1 )

22

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1094/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1095/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 december 2014 tot en met 28 februari 2015

27

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/716/EU, Euratom

 

*

Besluit van de Raad genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie van 15 oktober 2014 houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen en tot intrekking en vervanging van Besluit 2014/648/EU, Euratom

29

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 46/2014 van de Raad van 20 januari 2014 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus ( PB L 16 van 21.1.2014 )

32

 

*

Rectificatie van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) ( PB L 205 van 7.8.2007 )

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/1


VERORDENING (EU) Nr. 1086/2014 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivels in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

49/TQ43

Lidstaat

België

Bestand

ANF/8ABDE.

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Gebied

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

Datum van sluiting

13.9.2014


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/3


VERORDENING (EU) Nr. 1087/2014 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Denemarken voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

55/TQ43

Lidstaat

Denemarken

Bestand

SRX/2AC4-C

Soort

Roggen (Rajiformes)

Gebied

Wateren van de Unie van IIa en IV

Datum van sluiting

21.9.2014


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/5


VERORDENING (EU) Nr. 1088/2014 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op schartong in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

50/TQ43

Lidstaat

België

Bestand

LEZ/8ABDE.

Soort

Scharretong (Lepidorhombus spp.)

Gebied

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

Datum van sluiting

13.9.2014


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1089/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie (2) zijn de nettosaldo's vastgesteld die voor de uitgaven uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) beschikbaar zijn, alsook de bedragen die voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2020 voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) beschikbaar zijn op grond van artikel 10 quater, lid 2, artikel 136 en artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (3) en op grond van artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(2)

Overeenkomstig artikel 136 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben Frankrijk, Letland en het Verenigd Koninkrijk de Commissie uiterlijk op 31 december 2013 in kennis gesteld van hun besluit om een bepaald percentage van hun jaarlijkse nationale maxima voor de rechtstreekse betalingen voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 over te hevelen naar plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) uit het Elfpo worden gefinancierd. De desbetreffende nationale maxima zijn aangepast door middel van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie (6).

(3)

Overeenkomstig artikel 136 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben Kroatië, Malta, Polen en Slowakije de Commissie uiterlijk op 31 december 2013 in kennis gesteld van hun besluit om een bepaald percentage van het bedrag dat is toegewezen als steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 in de periode 2015-2020 uit het Elfpo worden gefinancierd, over te hevelen naar de rechtstreekse betalingen. De desbetreffende nationale maxima zijn aangepast door middel van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014.

(4)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (7) wordt het submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in het kader van het meerjarig financieel kader zoals opgenomen in bijlage I bij die verordening aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 6, lid 1, van die verordening ingevolge de overdrachten tussen het Elfpo en de rechtstreekse betalingen.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) beschikbaar is, en de bedragen die voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2020 voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) beschikbaar zijn op grond van artikel 10 quater, lid 2, artikel 136, artikel 136 bis en artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 en op grond van artikel 14 en artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, worden in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgesteld.”

.

2)

De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie van 10 april 2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 108 van 11.4.2014, blz. 13).

(3)  Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).

(4)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(5)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 280 van 24.9.2014, blz. 1).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).


BIJLAGE

„BIJLAGE

(miljoen EUR — huidige prijzen)

Begrotingsjaar

Voor het Elfpo ter beschikking gestelde bedragen

Uit het Elfpo overgedragen bedragen

Voor uitgaven uit het ELGF beschikbare nettosaldo

Artikel 10 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009

Artikel 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009

Artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009

Artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1307/2013

Artikel 136 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013

Artikel 136 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013

2014

296,3

51,6

 

4,0

 

 

43 778,1

2015

 

 

51,600

4,000

621,999

499,384

44 189,785

2016

 

 

 

4,000

648,733

498,894

44 474,161

2017

 

 

 

4,000

650,434

498,389

44 706,955

2018

 

 

 

4,000

652,110

497,873

44 730,763

2019

 

 

 

4,000

654,405

497,320

44 754,915

2020

 

 

 

4,000

656,699

496,647

44 776,948”


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1090/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

tot goedkeuring van permethrine als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die beoordeeld moeten worden met het oog op mogelijke opneming in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). Permethrine is in die lijst opgenomen.

(2)

Permethrine is overeenkomstig artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 beoordeeld voor gebruik in biociden voor productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen) en productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Ierland is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft de evaluatieverslagen samen met zijn aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 7 december 2010 bij de Commissie ingediend.

(4)

Op 8 april 2014 formuleerde het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens die adviezen kan van biociden die voor productsoorten 8 en 18 worden gebruikt en permethrine bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, op voorwaarde dat aan bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik wordt voldaan.

(6)

Bijgevolg moet permethrine worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18, mits aan die specificaties en voorwaarden wordt voldaan.

(7)

Aangezien de evaluaties niet nanomaterialen betroffen, mogen de goedkeuringen krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen.

(8)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Permethrine wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18, op voorwaarde dat aan de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3).

(3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiver-heidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Bijzondere voorwaarden (2)

Permethrine

IUPAC-naam:

3-fenoxybenzyl (1RS,3RS;1RS,3SR)-3-(2,2-dichloorvinyl)-2,2-dimethylcyclopropaancarboxylaat

EG-nummer: 258-067-9

CAS-nr.: 52645-53-1

De cis:trans verhouding is 25:75.

930 g/kg

1 mei 2016

30 april 2026

8

Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Voor biociden worden aan de toelating de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, moeten bij de toepassing van de producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

2.

Er moeten passende risicobeperkende maatregelen worden getroffen om de aquatische en bodemcompartimenten te beschermen. In het bijzonder: op de etiketten en zo nodig op de veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten moet worden aangegeven dat industrieel aanbrengen van het product moet worden uitgevoerd binnen een afgesloten gebied of op een ondoordringbare harde ondergrond met afdamming, dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak en/of op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen bij het aanbrengen van het product met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

3.

Producten worden niet toegelaten voor hout dat aan verwering zal worden blootgesteld, tenzij gegevens worden ingediend die aantonen dat het product zal voldoen aan de eisen van artikel 19 van en bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012, indien nodig door toepassing van passende risicobeperkende maatregelen.

4.

Er worden geen producten toegelaten voor de behandeling van constructies in de openlucht nabij of boven water, noch voor de behandeling van hout dat zal worden gebruikt voor constructies in de openlucht nabij of boven water, tenzij gegevens worden ingediend die aantonen dat het product geen onaanvaardbare risico's zal opleveren, zo nodig door passende risicobeperkende maatregelen te treffen.

Voor behandelde voorwerpen geldt de volgende voorwaarde: Wanneer een behandeld voorwerp met permethrine is behandeld of wanneer in een behandeld voorwerp doelbewust permethrine is verwerkt, en indien noodzakelijk met het oog op de mogelijkheid van huidcontact en het vrijkomen van permethrine onder normale gebruiksomstandigheden, zorgt de voor het in de handel brengen van het behandelde voorwerp verantwoordelijke persoon dat het etiket informatie verstrekt over het risico van huidsensibilisatie, alsook de informatie bedoeld in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

18

Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Voor biociden worden aan de toelating de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, moeten bij de toepassing van de producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

2.

Er moeten passende risicobeperkende maatregelen worden getroffen om de aquatische en bodemcompartimenten te beschermen. Op de etiketten en in voorkomend geval op de veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten moeten zulke vereiste maatregelen worden aangegeven. In het bijzonder moeten producten die zijn toegelaten voor de toepassing op textielvezels of andere materialen ter beperking van insectenschade aangeven dat pas behandelde vezels en andere relevante materialen zodanig moeten worden opgeslagen dat rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water voorkomen worden en dat verliezen bij het aanbrengen van het product met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

Voor behandelde voorwerpen geldt de volgende voorwaarde:

Wanneer een behandeld voorwerp met permethrine is behandeld of wanneer in een behandeld voorwerp doelbewust permethrine is verwerkt, en indien noodzakelijk met het oog op de mogelijkheid van huidcontact en het vrijkomen van permethrine onder normale gebruiksomstandigheden, zorgt de voor het in de handel brengen van het behandelde voorwerp verantwoordelijke persoon dat het etiket informatie verstrekt over het risico van huidsensibilisatie, alsook de informatie bedoeld in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/chemicals/biocides/index_en.htm.


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1091/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

tot goedkeuring van tralopyril als nieuwe werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 21

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 90, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 17 juli 2007 overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof tralopyril in bijlage I bij die richtlijn voor gebruik in productsoort 21 (aangroeiwerende middelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die verordening.

(2)

Tralopyril was op 14 mei 2000 niet op de markt als werkzame stof van een biocide.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 september 2009 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG het beoordelingsverslag met aanbevelingen bij de Commissie ingediend.

(4)

Op 8 april 2014 formuleerde het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, met betrekking tot de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit.

(5)

Volgens dat advies kan van biociden die voor productsoort 21 worden gebruikt en tralopyril bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, op voorwaarde dat aan bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik wordt voldaan.

(6)

Bijgevolg moet tralopyril worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoort 21, mits aan die specificaties en voorwaarden wordt voldaan.

(7)

Aangezien de evaluaties geen nanomaterialen betroffen, mogen de goedkeuringen krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen.

(8)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Tralopyril wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 21, onder voorbehoud van de naleving van de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Specifieke voorwaarden (2)

Tralopyril

IUPAC-naam:

4-broom-2-(4-chloorfenyl)-5-(trifluormethyl)-1H-pyrrool-3-carbonitril

EG-nummer: N.v.t.

CAS-nr.: 122454-29-9

975 g/kg

1 april 2015

31 maart 2025

21

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

Indien producten die tralopyril bevatten vervolgens mogen worden gebruikt bij niet-professionele aangroeiwerende middelen, moeten de personen die tralopyril-bevattende producten op de markt aanbieden aan niet-beroepsmatige gebruikers ervoor zorgen dat de producten samen met geschikte veiligheidshandschoenen worden geleverd.

Aan de toelating worden de volgende voorwaarden verbonden:

1.

Voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, moeten bij de toepassing van de producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt.

2.

Op de etiketten en zo nodig in de gebruiksaanwijzingen moet worden aangegeven dat kinderen moeten worden weggehouden tot de behandelde oppervlakken droog zijn.

3.

Op de etiketten en zo nodig op de veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten moet worden aangegeven dat toepassings-, onderhouds- en herstelactiviteiten worden uitgevoerd in een afgesloten gebied of op een ondoordringbare harde ondergrond met afdamming, of op een met een ondoordringbaar materiaal afgedekte ondergrond om verliezen te voorkomen en emissies in het milieu te beperken, en dat verliezen of afval dat tralopyril bevat met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

4.

Voor producten waarvan residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen achterblijven, moet worden nagegaan of nieuwe, dan wel gewijzigde maximumgehalten aan residuen (MRL's) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (4) en moeten de nodige risicobeperkende maatregelen worden genomen om te garanderen dat de geldende MRL's niet worden overschreden.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/chemicals/biocides/index_en.htm

(3)  Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

(4)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/19


VERORDENING (EU) Nr. 1092/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van zoetstoffen in bepaalde smeerbare fruit- en groenteproducten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

De EU-lijst van levensmiddelenadditieven kan op initiatief van de Commissie of ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(3)

Op 24 april 2014 is een aanvraag ingediend voor goedkeuring van het gebruik van zoetstoffen in alle producten behorend tot levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3, „Andere soortgelijke smeerbare groente- en fruitproducten”, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. Die categorie omvat smeerbare fruit- en groenteproducten die vergelijkbaar zijn met jam of confituur, gelei of marmelade zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/113/EG van de Raad (3). Deze aanvraag is vervolgens ter kennis van de lidstaten gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008.

(4)

In Richtlijn 2001/113/EG van de Raad worden jam of confituur, gelei en marmelade omschreven en gedefinieerd. Smeerbare fruit- en groenteproducten vergelijkbaar met jam of confituur, gelei en marmelade, die onder levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3 vallen, kunnen andere dan de in bijlage II bij Richtlijn 2001/113/EG genoemde ingrediënten bevatten (bv. vitaminen, mineralen en aroma's).

(5)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 staat het gebruik toe van de zoetstoffen aspartaam (E 951), neotaam (E 961) en aspartaam-acesulfaamzout (E 962) in jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde, alsmede in andere soortgelijke smeerbare fruitproducten zoals broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers.

(6)

Een uitbreiding van het gebruik van deze zoetstoffen tot alle andere soortgelijke smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde zal het gebruik ervan mogelijk maken op dezelfde wijze als in jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde.

(7)

Aangezien smeerbare fruit- en groenteproducten geconsumeerd worden als een alternatief voor jam of confituur, gelei en marmelade, zal het gebruik van zoetstoffen in deze smeerbare producten niet tot verhoogde blootstelling van de consument leiden, en zijn gezondheid en veiligheid dus niet in het geding.

(8)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op de bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien het bij de uitbreiding van het gebruik van aspartaam (E 951), neotaam (E 961) en aspartaam-acesulfaamzout (E 962) tot alle andere soortgelijke smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde gaat om een bijwerking van die lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens, behoeft het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet te worden ingewonnen.

(9)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67).


BIJLAGE

In deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden in de levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3, „Andere soortgelijke smeerbare groente- en fruitproducten”, de vermeldingen voor E 951, E 961 en E 962 vervangen door:

 

„E 951

Aspartaam

1 000

 

alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 961

Neotaam

32

 

alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers

 

E 962

Aspartaam-acesulfaamzout

1 000

(11)b (49) (50)

alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers”


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/22


VERORDENING (EU) Nr. 1093/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

tot wijziging en rectificatie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van bepaalde kleurstoffen in gearomatiseerde gerijpte kaas

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

De EU-lijst van levensmiddelenadditieven kan op initiatief van de Commissie of ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(3)

De EU-lijst van levensmiddelenadditieven is opgesteld op basis van levensmiddelenadditieven waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan overeenkomstig Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad (3), Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad (4) en Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad (5), en na een beoordeling van de overeenstemming ervan met de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008. De EU-lijst rangschikt de levensmiddelenadditieven aan de hand van de categorieën levensmiddelen waaraan zij mogen worden toegevoegd.

(4)

Wegens moeilijkheden bij het onderbrengen van levensmiddelenadditieven in het nieuwe, in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vastgestelde categorisatiesysteem, voorzag die lijst niet in het gebruik van toegestane levensmiddelenkleurstoffen in bepaalde levensmiddelen, omdat toentertijd geen informatie was verstrekt over het gebruik en de noodzaak van het gebruik van levensmiddelenkleurstoffen in gearomatiseerde gerijpte kazen, zoals kaas met groene en rode pesto, wasabikaas en groene gemarmerde kruidkaas.

(5)

Op 2 april 2013 is een aanvraag ingediend voor rectificatie van de EU-lijst om gebruik te kunnen blijven maken van kopercomplexen van chlorofylen en chlorofylinen (E 141) en paprika-extract, capsanthine, capsorubine (E 160c), en voor goedkeuring van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) in bepaalde gearomatiseerde gerijpte kazen. Deze aanvraag is ter kennis van de lidstaten gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008.

(6)

Cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) zijn momenteel goedgekeurd voor gebruik in bepaalde gerijpte kazen. Dezelfde technologische noodzaak is ook vastgesteld voor het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) in kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) in kaas met groene en rode pesto.

(7)

Bij de huidige goedkeuringen van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) wordt rekening gehouden met de door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding in 1983 respectievelijk 1979 vastgestelde aanvaardbare dagelijkse inname (ADI).

(8)

Kaas met groene en rode pesto neemt slechts een gering volume in van de totale kaasmarkt. Naar verwachting zal de goedkeuring van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) in kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) in kaas met groene en rode pesto geen significante gevolgen hebben voor de totale blootstelling aan beide kleurstoffen.

(9)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op de bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien het bij de uitbreiding van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) tot kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) tot kaas met groene en rode pesto gaat om een bijwerking van die lijst die waarschijnlijk geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens, behoeft het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet te worden ingewonnen.

(10)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd en gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 3).

(4)  Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13).

(5)  Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1).


BIJLAGE

In deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt de levensmiddelencategorie 1.7.2, „Gerijpte kaas”, als volgt gewijzigd:

1)

De vermelding voor E 120 wordt vervangen door:

 

„E 120

Cochenille, karmijnzuur, karmijn

125

(83)

alleen rode gemarmerde kaas en kaas met rode pesto”

2)

De vermelding voor E 141 wordt vervangen door:

 

„E 141

Kopercomplexen van chlorofylen en chlorofylinen

quantum satis

 

alleen Sage Derby-kaas, kaas met groene en rode pesto, wasabikaas en groene gemarmerde kruidkaas”

3)

De eerste vermelding voor E 160b waarbij de maximaal te gebruiken hoeveelheid wordt vastgesteld op 15 mg/l of mg/kg, wordt vervangen door:

 

„E 160b

Annatto, bixine, norbixine

15

 

alleen gerijpte oranje, gele en gebroken-witte kaas, en kaas met groene en rode pesto”

4)

De vermelding voor E 160c wordt vervangen door:

 

„E 160c

Paprika-extract, capsanthine, capsorubine

quantum satis

 

alleen gerijpte oranje, gele en gebroken-witte kaas, en kaas met rode pesto”


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1094/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

59,9

MA

141,8

MK

63,3

ZZ

88,3

0707 00 05

TR

158,2

ZZ

158,2

0709 93 10

TR

142,8

ZZ

142,8

0805 50 10

AR

82,0

CL

106,8

TR

113,9

UY

109,1

ZA

101,1

ZZ

102,6

0806 10 10

BR

200,4

MK

34,4

TR

143,7

ZZ

126,2

0808 10 80

BA

36,3

BR

49,0

CL

84,1

CN

117,9

NZ

147,6

US

192,1

ZA

137,5

ZZ

109,2

0808 30 90

CN

75,7

TR

116,3

ZA

80,2

ZZ

90,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1095/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 oktober 2014

betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 december 2014 tot en met 28 februari 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (3) is voorzien in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en de instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten.

(2)

De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 door traditionele importeurs en door nieuwe importeurs A-certificaten zijn aangevraagd gedurende de eerste zeven dagen van oktober 2014, overtreffen de beschikbare hoeveelheden voor producten van oorsprong uit China.

(3)

Derhalve moet, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, worden vastgesteld in welke mate de uiterlijk op 14 oktober 2014 aan de Commissie toegezonden aanvragen van A-certificaten kunnen worden ingewilligd overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 341/2007.

(4)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvragen voor A-invoercertificaten die op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 zijn ingediend gedurende de eerste zeven dagen van oktober 2014 en die aan de Commissie zijn toegezonden uiterlijk op 14 oktober 2014, worden ingewilligd tot de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde percentages van de gevraagde hoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).


BIJLAGE

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt

Argentinië

 

 

Traditionele importeurs

09.4104

100 %

Nieuwe importeurs

09.4099

100 %

China

 

 

Traditionele importeurs

09.4105

52,561008 %

Nieuwe importeurs

09.4100

0,407882 %

Andere derde landen

 

 

Traditionele importeurs

09.4106

100 %

Nieuwe importeurs

09.4102

„—”: er is de Commissie geen certificaataanvraag toegezonden.


BESLUITEN

17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/29


BESLUIT VAN DE RAAD

genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie

van 15 oktober 2014

houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen en tot intrekking en vervanging van Besluit 2014/648/EU, Euratom

(2014/716/EU, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 17, leden 3 en 5, en lid 7, tweede alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien Besluit 2013/272/EU van de Europese Raad van 22 mei 2013 betreffende het aantal leden van de Europese Commissie (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het mandaat van de Commissie die benoemd is bij Besluit 2010/80/EU van de Europese Raad (2), eindigt op 31 oktober 2014.

(2)

Er dient een nieuwe Commissie, bestaande uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, te worden benoemd voor de periode tot en met 31 oktober 2019.

(3)

De Europese Raad heeft de heer Jean-Claude JUNCKER bij het Europees Parlement voorgedragen voor het ambt van voorzitter van de Commissie, en het Europees Parlement heeft hem in zijn plenaire vergadering van 15 juli 2014 verkozen tot voorzitter van de Commissie.

(4)

Op 30 augustus 2014 heeft de Europese Raad, met instemming van de verkozen voorzitter van de Commissie, mevrouw Federica MOGHERINI benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie

(5)

Bij Besluit 2014/648/EU, Euratom (3) heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie, de lijst vastgesteld van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2019.

(6)

In onderlinge overeenstemming met de gekozen voorzitter van de Commissie, dient Besluit 2014/648/EU, Euratom te worden ingetrokken voordat de daarin opgenomen lijst ter goedkeuring aan een stemming van het Europees Parlement wordt onderworpen, en te worden vervangen door dit besluit.

(7)

Overeenkomstig artikel 17, lid 7, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, worden de voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In onderlinge overeenstemming met de heer Jean-Claude JUNCKER, verkozen voorzitter van de Commissie, stelt de Raad voor de volgende personen tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2019:

 

De heer Vytenis Povilas ANDRIUKAITIS

 

De heer Andrus ANSIP

 

De heer Miguel ARIAS CAÑETE

 

De heer Dimitris AVRAMOPOULOS

 

Mevrouw Elżbieta BIEŃKOWSKA

 

Mevrouw Violeta BULC

 

Mevrouw Corina CREȚU

 

De heer Valdis DOMBROVSKIS

 

Mevrouw Kristalina GEORGIEVA

 

De heer Johannes HAHN

 

De heer Jonathan HILL

 

De heer Phil HOGAN

 

Mevrouw Věra JOUROVÁ

 

De heer Jyrki KATAINEN

 

Mevrouw Cecilia MALMSTRÖM

 

De heer Neven MIMICA

 

De heer Carlos MOEDAS

 

De heer Pierre MOSCOVICI

 

De heer Tibor NAVRACSICS

 

De heer Günther OETTINGER

 

De heer Maroš ŠEFČOVIČ

 

De heer Christos STYLIANIDES

 

Mevrouw Marianne THYSSEN

 

De heer Frans TIMMERMANS

 

De heer Karmenu VELLA

 

Mevrouw Margrethe VESTAGER

alsook:

 

Mevrouw Federica MOGHERINI, benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

Artikel 2

Besluit 2014/648/EU, Euratom wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit wordt voorgelegd aan het Europees Parlement.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  PB L 165 van 18.6.2013, blz. 98.

(2)  Besluit 2010/80/EU van de Europese Raad van 9 februari 2010 houdende benoeming van de Europese Commissie (PB L 38 van 11.2.2010, blz. 7).

(3)  Besluit van de Raad genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie van 5 september 2014 houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen (2014/648/EU, Euratom) (PB L 268 van 9.9.2014, blz. 5).


Rectificaties

17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/32


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 46/2014 van de Raad van 20 januari 2014 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

( Publicatieblad van de Europese Unie L 16 van 21 januari 2014 )

Bladzijde 4, bijlage:

in plaats van:

„In Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006, wordt rubriek nr. 210 vervangen door het volgende:”

te lezen:

„In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006, wordt rubriek nr. 199 vervangen door het volgende:”

Bladzijde 4, bijlage, tabel, eerste kolom:

In plaats van:

„210.”

te lezen:

„199.”


17.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/33


Rectificatie van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 205 van 7 augustus 2007 )

Bladzijde 70, artikel 13:

in plaats van:

„De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot SIS II-gegevens de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale controleautoriteit bedoeld in artikel 59.”

te lezen:

„De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot SIS II-gegevens de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale controleautoriteit.”

Bladzijde 71, artikel 15, lid 8:

In plaats van:

„8.   Het operationele beheer van het centrale SIS II omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS II overeenkomstig deze verordening 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen.”

te lezen:

„8.   Het operationele beheer van het centrale SIS II omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS II overeenkomstig dit besluit 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen.”