ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 1086/2014 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2014
tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivels in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
49/TQ43 |
Lidstaat |
België |
Bestand |
ANF/8ABDE. |
Soort |
Zeeduivel (Lophiidae) |
Gebied |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe |
Datum van sluiting |
13.9.2014 |
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 1087/2014 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2014
tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Denemarken voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
55/TQ43 |
Lidstaat |
Denemarken |
Bestand |
SRX/2AC4-C |
Soort |
Roggen (Rajiformes) |
Gebied |
Wateren van de Unie van IIa en IV |
Datum van sluiting |
21.9.2014 |
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 1088/2014 VAN DE COMMISSIE
van 14 oktober 2014
tot vaststelling van een verbod op de visserij op schartong in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe door vaartuigen die de vlag van België voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
50/TQ43 |
Lidstaat |
België |
Bestand |
LEZ/8ABDE. |
Soort |
Scharretong (Lepidorhombus spp.) |
Gebied |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe |
Datum van sluiting |
13.9.2014 |
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1089/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 16, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie (2) zijn de nettosaldo's vastgesteld die voor de uitgaven uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) beschikbaar zijn, alsook de bedragen die voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2020 voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) beschikbaar zijn op grond van artikel 10 quater, lid 2, artikel 136 en artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (3) en op grond van artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 136 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben Frankrijk, Letland en het Verenigd Koninkrijk de Commissie uiterlijk op 31 december 2013 in kennis gesteld van hun besluit om een bepaald percentage van hun jaarlijkse nationale maxima voor de rechtstreekse betalingen voor de kalenderjaren 2014 tot en met 2019 over te hevelen naar plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) uit het Elfpo worden gefinancierd. De desbetreffende nationale maxima zijn aangepast door middel van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie (6). |
(3) |
Overeenkomstig artikel 136 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben Kroatië, Malta, Polen en Slowakije de Commissie uiterlijk op 31 december 2013 in kennis gesteld van hun besluit om een bepaald percentage van het bedrag dat is toegewezen als steun voor maatregelen in het kader van plattelandsontwikkelingsprogramma's die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 in de periode 2015-2020 uit het Elfpo worden gefinancierd, over te hevelen naar de rechtstreekse betalingen. De desbetreffende nationale maxima zijn aangepast door middel van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (7) wordt het submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in het kader van het meerjarig financieel kader zoals opgenomen in bijlage I bij die verordening aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 6, lid 1, van die verordening ingevolge de overdrachten tussen het Elfpo en de rechtstreekse betalingen. |
(5) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) beschikbaar is, en de bedragen die voor de begrotingsjaren 2014 tot en met 2020 voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) beschikbaar zijn op grond van artikel 10 quater, lid 2, artikel 136, artikel 136 bis en artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 en op grond van artikel 14 en artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, worden in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgesteld.” . |
2) |
De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2014 van de Commissie van 10 april 2014 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 108 van 11.4.2014, blz. 13).
(3) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
(4) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(5) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 280 van 24.9.2014, blz. 1).
(7) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
BIJLAGE
„BIJLAGE
(miljoen EUR — huidige prijzen) |
|||||||
Begrotingsjaar |
Voor het Elfpo ter beschikking gestelde bedragen |
Uit het Elfpo overgedragen bedragen |
Voor uitgaven uit het ELGF beschikbare nettosaldo |
||||
Artikel 10 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
Artikel 136 van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
Artikel 136 ter van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
Artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 |
Artikel 136 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 |
Artikel 136 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 |
||
2014 |
296,3 |
51,6 |
|
4,0 |
|
|
43 778,1 |
2015 |
|
|
51,600 |
4,000 |
621,999 |
499,384 |
44 189,785 |
2016 |
|
|
|
4,000 |
648,733 |
498,894 |
44 474,161 |
2017 |
|
|
|
4,000 |
650,434 |
498,389 |
44 706,955 |
2018 |
|
|
|
4,000 |
652,110 |
497,873 |
44 730,763 |
2019 |
|
|
|
4,000 |
654,405 |
497,320 |
44 754,915 |
2020 |
|
|
|
4,000 |
656,699 |
496,647 |
44 776,948” |
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1090/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
tot goedkeuring van permethrine als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die beoordeeld moeten worden met het oog op mogelijke opneming in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). Permethrine is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Permethrine is overeenkomstig artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 beoordeeld voor gebruik in biociden voor productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen) en productsoort 18 (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Ierland is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft de evaluatieverslagen samen met zijn aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 7 december 2010 bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Op 8 april 2014 formuleerde het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens die adviezen kan van biociden die voor productsoorten 8 en 18 worden gebruikt en permethrine bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, op voorwaarde dat aan bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik wordt voldaan. |
(6) |
Bijgevolg moet permethrine worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18, mits aan die specificaties en voorwaarden wordt voldaan. |
(7) |
Aangezien de evaluaties niet nanomaterialen betroffen, mogen de goedkeuringen krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen. |
(8) |
Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Permethrine wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 8 en 18, op voorwaarde dat aan de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden wordt voldaan.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
BIJLAGE
Triviale naam |
IUPAC-naam Identificatienummers |
Minimale zuiver-heidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Bijzondere voorwaarden (2) |
||||||||
Permethrine |
IUPAC-naam: 3-fenoxybenzyl (1RS,3RS;1RS,3SR)-3-(2,2-dichloorvinyl)-2,2-dimethylcyclopropaancarboxylaat EG-nummer: 258-067-9 CAS-nr.: 52645-53-1 De cis:trans verhouding is 25:75. |
930 g/kg |
1 mei 2016 |
30 april 2026 |
8 |
Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Voor biociden worden aan de toelating de volgende voorwaarden verbonden:
Voor behandelde voorwerpen geldt de volgende voorwaarde: Wanneer een behandeld voorwerp met permethrine is behandeld of wanneer in een behandeld voorwerp doelbewust permethrine is verwerkt, en indien noodzakelijk met het oog op de mogelijkheid van huidcontact en het vrijkomen van permethrine onder normale gebruiksomstandigheden, zorgt de voor het in de handel brengen van het behandelde voorwerp verantwoordelijke persoon dat het etiket informatie verstrekt over het risico van huidsensibilisatie, alsook de informatie bedoeld in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
||||||||
18 |
Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Voor biociden worden aan de toelating de volgende voorwaarden verbonden:
Voor behandelde voorwerpen geldt de volgende voorwaarde: Wanneer een behandeld voorwerp met permethrine is behandeld of wanneer in een behandeld voorwerp doelbewust permethrine is verwerkt, en indien noodzakelijk met het oog op de mogelijkheid van huidcontact en het vrijkomen van permethrine onder normale gebruiksomstandigheden, zorgt de voor het in de handel brengen van het behandelde voorwerp verantwoordelijke persoon dat het etiket informatie verstrekt over het risico van huidsensibilisatie, alsook de informatie bedoeld in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
(2) Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/chemicals/biocides/index_en.htm.
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/15 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1091/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
tot goedkeuring van tralopyril als nieuwe werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 21
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 90, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 17 juli 2007 overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof tralopyril in bijlage I bij die richtlijn voor gebruik in productsoort 21 (aangroeiwerende middelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die verordening. |
(2) |
Tralopyril was op 14 mei 2000 niet op de markt als werkzame stof van een biocide. |
(3) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 september 2009 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG het beoordelingsverslag met aanbevelingen bij de Commissie ingediend. |
(4) |
Op 8 april 2014 formuleerde het Comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen, met betrekking tot de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens dat advies kan van biociden die voor productsoort 21 worden gebruikt en tralopyril bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen, op voorwaarde dat aan bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik wordt voldaan. |
(6) |
Bijgevolg moet tralopyril worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoort 21, mits aan die specificaties en voorwaarden wordt voldaan. |
(7) |
Aangezien de evaluaties geen nanomaterialen betroffen, mogen de goedkeuringen krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen. |
(8) |
Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Tralopyril wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 21, onder voorbehoud van de naleving van de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
BIJLAGE
Triviale naam |
IUPAC-naam Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Productsoort |
Specifieke voorwaarden (2) |
||||||||
Tralopyril |
IUPAC-naam: 4-broom-2-(4-chloorfenyl)-5-(trifluormethyl)-1H-pyrrool-3-carbonitril EG-nummer: N.v.t. CAS-nr.: 122454-29-9 |
975 g/kg |
1 april 2015 |
31 maart 2025 |
21 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Indien producten die tralopyril bevatten vervolgens mogen worden gebruikt bij niet-professionele aangroeiwerende middelen, moeten de personen die tralopyril-bevattende producten op de markt aanbieden aan niet-beroepsmatige gebruikers ervoor zorgen dat de producten samen met geschikte veiligheidshandschoenen worden geleverd. Aan de toelating worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
(2) Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/chemicals/biocides/index_en.htm
(3) Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).
(4) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/19 |
VERORDENING (EU) Nr. 1092/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van zoetstoffen in bepaalde smeerbare fruit- en groenteproducten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor. |
(2) |
De EU-lijst van levensmiddelenadditieven kan op initiatief van de Commissie of ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(3) |
Op 24 april 2014 is een aanvraag ingediend voor goedkeuring van het gebruik van zoetstoffen in alle producten behorend tot levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3, „Andere soortgelijke smeerbare groente- en fruitproducten”, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. Die categorie omvat smeerbare fruit- en groenteproducten die vergelijkbaar zijn met jam of confituur, gelei of marmelade zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/113/EG van de Raad (3). Deze aanvraag is vervolgens ter kennis van de lidstaten gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(4) |
In Richtlijn 2001/113/EG van de Raad worden jam of confituur, gelei en marmelade omschreven en gedefinieerd. Smeerbare fruit- en groenteproducten vergelijkbaar met jam of confituur, gelei en marmelade, die onder levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3 vallen, kunnen andere dan de in bijlage II bij Richtlijn 2001/113/EG genoemde ingrediënten bevatten (bv. vitaminen, mineralen en aroma's). |
(5) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 staat het gebruik toe van de zoetstoffen aspartaam (E 951), neotaam (E 961) en aspartaam-acesulfaamzout (E 962) in jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde, alsmede in andere soortgelijke smeerbare fruitproducten zoals broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers. |
(6) |
Een uitbreiding van het gebruik van deze zoetstoffen tot alle andere soortgelijke smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde zal het gebruik ervan mogelijk maken op dezelfde wijze als in jam of confituur, gelei en marmelade met verlaagde energetische waarde. |
(7) |
Aangezien smeerbare fruit- en groenteproducten geconsumeerd worden als een alternatief voor jam of confituur, gelei en marmelade, zal het gebruik van zoetstoffen in deze smeerbare producten niet tot verhoogde blootstelling van de consument leiden, en zijn gezondheid en veiligheid dus niet in het geding. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op de bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien het bij de uitbreiding van het gebruik van aspartaam (E 951), neotaam (E 961) en aspartaam-acesulfaamzout (E 962) tot alle andere soortgelijke smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde gaat om een bijwerking van die lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens, behoeft het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet te worden ingewonnen. |
(9) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67).
BIJLAGE
In deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden in de levensmiddelensubcategorie 04.2.5.3, „Andere soortgelijke smeerbare groente- en fruitproducten”, de vermeldingen voor E 951, E 961 en E 962 vervangen door:
|
„E 951 |
Aspartaam |
1 000 |
|
alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers |
|
E 961 |
Neotaam |
32 |
|
alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers |
|
E 962 |
Aspartaam-acesulfaamzout |
1 000 |
(11)b (49) (50) |
alleen smeerbare fruit- en groenteproducten met verlaagde energetische waarde en broodsmeersels op basis van gedroogde vruchten met verlaagde energetische waarde of zonder toegevoegde suikers” |
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/22 |
VERORDENING (EU) Nr. 1093/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
tot wijziging en rectificatie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van bepaalde kleurstoffen in gearomatiseerde gerijpte kaas
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor. |
(2) |
De EU-lijst van levensmiddelenadditieven kan op initiatief van de Commissie of ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(3) |
De EU-lijst van levensmiddelenadditieven is opgesteld op basis van levensmiddelenadditieven waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan overeenkomstig Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad (3), Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad (4) en Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad (5), en na een beoordeling van de overeenstemming ervan met de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008. De EU-lijst rangschikt de levensmiddelenadditieven aan de hand van de categorieën levensmiddelen waaraan zij mogen worden toegevoegd. |
(4) |
Wegens moeilijkheden bij het onderbrengen van levensmiddelenadditieven in het nieuwe, in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vastgestelde categorisatiesysteem, voorzag die lijst niet in het gebruik van toegestane levensmiddelenkleurstoffen in bepaalde levensmiddelen, omdat toentertijd geen informatie was verstrekt over het gebruik en de noodzaak van het gebruik van levensmiddelenkleurstoffen in gearomatiseerde gerijpte kazen, zoals kaas met groene en rode pesto, wasabikaas en groene gemarmerde kruidkaas. |
(5) |
Op 2 april 2013 is een aanvraag ingediend voor rectificatie van de EU-lijst om gebruik te kunnen blijven maken van kopercomplexen van chlorofylen en chlorofylinen (E 141) en paprika-extract, capsanthine, capsorubine (E 160c), en voor goedkeuring van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) in bepaalde gearomatiseerde gerijpte kazen. Deze aanvraag is ter kennis van de lidstaten gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(6) |
Cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) zijn momenteel goedgekeurd voor gebruik in bepaalde gerijpte kazen. Dezelfde technologische noodzaak is ook vastgesteld voor het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) in kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) in kaas met groene en rode pesto. |
(7) |
Bij de huidige goedkeuringen van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) en annatto, bixine, norbixine (E 160b) wordt rekening gehouden met de door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding in 1983 respectievelijk 1979 vastgestelde aanvaardbare dagelijkse inname (ADI). |
(8) |
Kaas met groene en rode pesto neemt slechts een gering volume in van de totale kaasmarkt. Naar verwachting zal de goedkeuring van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) in kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) in kaas met groene en rode pesto geen significante gevolgen hebben voor de totale blootstelling aan beide kleurstoffen. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op de bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien het bij de uitbreiding van het gebruik van cochenille, karmijnzuur, karmijn (E 120) tot kaas met rode pesto en van annatto, bixine, norbixine (E 160b) tot kaas met groene en rode pesto gaat om een bijwerking van die lijst die waarschijnlijk geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens, behoeft het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet te worden ingewonnen. |
(10) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd en gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 3).
(4) Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13).
(5) Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1).
BIJLAGE
In deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt de levensmiddelencategorie 1.7.2, „Gerijpte kaas”, als volgt gewijzigd:
1) |
De vermelding voor E 120 wordt vervangen door:
|
2) |
De vermelding voor E 141 wordt vervangen door:
|
3) |
De eerste vermelding voor E 160b waarbij de maximaal te gebruiken hoeveelheid wordt vastgesteld op 15 mg/l of mg/kg, wordt vervangen door:
|
4) |
De vermelding voor E 160c wordt vervangen door:
|
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/25 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1094/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
59,9 |
MA |
141,8 |
|
MK |
63,3 |
|
ZZ |
88,3 |
|
0707 00 05 |
TR |
158,2 |
ZZ |
158,2 |
|
0709 93 10 |
TR |
142,8 |
ZZ |
142,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
82,0 |
CL |
106,8 |
|
TR |
113,9 |
|
UY |
109,1 |
|
ZA |
101,1 |
|
ZZ |
102,6 |
|
0806 10 10 |
BR |
200,4 |
MK |
34,4 |
|
TR |
143,7 |
|
ZZ |
126,2 |
|
0808 10 80 |
BA |
36,3 |
BR |
49,0 |
|
CL |
84,1 |
|
CN |
117,9 |
|
NZ |
147,6 |
|
US |
192,1 |
|
ZA |
137,5 |
|
ZZ |
109,2 |
|
0808 30 90 |
CN |
75,7 |
TR |
116,3 |
|
ZA |
80,2 |
|
ZZ |
90,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/27 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1095/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2014
betreffende de afgifte van certificaten voor de invoer van knoflook voor de deelperiode van 1 december 2014 tot en met 28 februari 2015
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (3) is voorzien in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en de instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten. |
(2) |
De hoeveelheden waarvoor op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 door traditionele importeurs en door nieuwe importeurs A-certificaten zijn aangevraagd gedurende de eerste zeven dagen van oktober 2014, overtreffen de beschikbare hoeveelheden voor producten van oorsprong uit China. |
(3) |
Derhalve moet, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, worden vastgesteld in welke mate de uiterlijk op 14 oktober 2014 aan de Commissie toegezonden aanvragen van A-certificaten kunnen worden ingewilligd overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 341/2007. |
(4) |
Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aanvragen voor A-invoercertificaten die op grond van artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 341/2007 zijn ingediend gedurende de eerste zeven dagen van oktober 2014 en die aan de Commissie zijn toegezonden uiterlijk op 14 oktober 2014, worden ingewilligd tot de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde percentages van de gevraagde hoeveelheden.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).
BIJLAGE
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt |
||
Argentinië |
|
|
||
|
09.4104 |
100 % |
||
|
09.4099 |
100 % |
||
China |
|
|
||
|
09.4105 |
52,561008 % |
||
|
09.4100 |
0,407882 % |
||
Andere derde landen |
|
|
||
|
09.4106 |
100 % |
||
|
09.4102 |
— |
||
„—”: er is de Commissie geen certificaataanvraag toegezonden. |
BESLUITEN
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/29 |
BESLUIT VAN DE RAAD
genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie
van 15 oktober 2014
houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen en tot intrekking en vervanging van Besluit 2014/648/EU, Euratom
(2014/716/EU, Euratom)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 17, leden 3 en 5, en lid 7, tweede alinea,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien Besluit 2013/272/EU van de Europese Raad van 22 mei 2013 betreffende het aantal leden van de Europese Commissie (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het mandaat van de Commissie die benoemd is bij Besluit 2010/80/EU van de Europese Raad (2), eindigt op 31 oktober 2014. |
(2) |
Er dient een nieuwe Commissie, bestaande uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, te worden benoemd voor de periode tot en met 31 oktober 2019. |
(3) |
De Europese Raad heeft de heer Jean-Claude JUNCKER bij het Europees Parlement voorgedragen voor het ambt van voorzitter van de Commissie, en het Europees Parlement heeft hem in zijn plenaire vergadering van 15 juli 2014 verkozen tot voorzitter van de Commissie. |
(4) |
Op 30 augustus 2014 heeft de Europese Raad, met instemming van de verkozen voorzitter van de Commissie, mevrouw Federica MOGHERINI benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie |
(5) |
Bij Besluit 2014/648/EU, Euratom (3) heeft de Raad, in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie, de lijst vastgesteld van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2019. |
(6) |
In onderlinge overeenstemming met de gekozen voorzitter van de Commissie, dient Besluit 2014/648/EU, Euratom te worden ingetrokken voordat de daarin opgenomen lijst ter goedkeuring aan een stemming van het Europees Parlement wordt onderworpen, en te worden vervangen door dit besluit. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 7, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, worden de voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In onderlinge overeenstemming met de heer Jean-Claude JUNCKER, verkozen voorzitter van de Commissie, stelt de Raad voor de volgende personen tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2019:
|
De heer Vytenis Povilas ANDRIUKAITIS |
|
De heer Andrus ANSIP |
|
De heer Miguel ARIAS CAÑETE |
|
De heer Dimitris AVRAMOPOULOS |
|
Mevrouw Elżbieta BIEŃKOWSKA |
|
Mevrouw Violeta BULC |
|
Mevrouw Corina CREȚU |
|
De heer Valdis DOMBROVSKIS |
|
Mevrouw Kristalina GEORGIEVA |
|
De heer Johannes HAHN |
|
De heer Jonathan HILL |
|
De heer Phil HOGAN |
|
Mevrouw Věra JOUROVÁ |
|
De heer Jyrki KATAINEN |
|
Mevrouw Cecilia MALMSTRÖM |
|
De heer Neven MIMICA |
|
De heer Carlos MOEDAS |
|
De heer Pierre MOSCOVICI |
|
De heer Tibor NAVRACSICS |
|
De heer Günther OETTINGER |
|
De heer Maroš ŠEFČOVIČ |
|
De heer Christos STYLIANIDES |
|
Mevrouw Marianne THYSSEN |
|
De heer Frans TIMMERMANS |
|
De heer Karmenu VELLA |
|
Mevrouw Margrethe VESTAGER alsook: |
|
Mevrouw Federica MOGHERINI, benoemd tot hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. |
Artikel 2
Besluit 2014/648/EU, Euratom wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit wordt voorgelegd aan het Europees Parlement.
Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 15 oktober 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) PB L 165 van 18.6.2013, blz. 98.
(2) Besluit 2010/80/EU van de Europese Raad van 9 februari 2010 houdende benoeming van de Europese Commissie (PB L 38 van 11.2.2010, blz. 7).
(3) Besluit van de Raad genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie van 5 september 2014 houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die de Raad voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen (2014/648/EU, Euratom) (PB L 268 van 9.9.2014, blz. 5).
Rectificaties
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/32 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 46/2014 van de Raad van 20 januari 2014 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus
( Publicatieblad van de Europese Unie L 16 van 21 januari 2014 )
Bladzijde 4, bijlage:
in plaats van:
„In Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006, wordt rubriek nr. 210 vervangen door het volgende:”
te lezen:
„In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006, wordt rubriek nr. 199 vervangen door het volgende:”
Bladzijde 4, bijlage, tabel, eerste kolom:
In plaats van:
„210.”
te lezen:
„199.”
17.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 299/33 |
Rectificatie van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 205 van 7 augustus 2007 )
Bladzijde 70, artikel 13:
in plaats van:
„De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot SIS II-gegevens de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale controleautoriteit bedoeld in artikel 59.”
te lezen:
„De lidstaten zorgen ervoor dat elke instantie met toegangsrecht tot SIS II-gegevens de nodige maatregelen treft met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale controleautoriteit.”
Bladzijde 71, artikel 15, lid 8:
In plaats van:
„8. Het operationele beheer van het centrale SIS II omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS II overeenkomstig deze verordening 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen.”
te lezen:
„8. Het operationele beheer van het centrale SIS II omvat alle taken die nodig zijn om het centrale SIS II overeenkomstig dit besluit 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de voor de goede werking van het systeem onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen.”