ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 282

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
26 september 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1003/2014 van de Commissie van 18 september 2014 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1004/2014 van de Commissie van 18 september 2014 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 )

5

 

*

Verordening (EU) nr. 1005/2014 van de Commissie van 23 september 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Pacifische sneeuwkrabben in Groenlandse wateren van NAFO 1 door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

9

 

*

Verordening (EU) nr. 1006/2014 van de Commissie van 23 september 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op beryciden in de EU-wateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

11

 

*

Verordening (EU) nr. 1007/2014 van de Commissie van 23 september 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in wateren van de Unie van IIa en IV; wateren van de Unie en internationale wateren van Vb en VI door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2014 van de Commissie van 24 september 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine

15

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1009/2014 van de Commissie van 25 september 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

17

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1010/2014 van de Commissie van 25 september 2014 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode september 2014 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

19

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2014/673/GBVB van de Raad van 25 september 2014 tot wijziging van Besluit 2013/527/GBVB tot wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika

22

 

*

Besluit 2014/674/GBVB van de Raad van 25 september 2014 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/565/GBVB betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo)

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/1


VERORDENING (EU) Nr. 1003/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 september 2014

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone met magnesiumchloride en magnesiumnitraat is momenteel toegestaan als conserveringsmiddel in alle cosmetische producten, met een maximale concentratie van 0,0015 % van een mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone in een verhouding van 3:1.

(2)

Het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) heeft op 8 december 2009 een advies uitgebracht over de veiligheid van het mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone (2).

(3)

Het WCCV concludeerde dat een mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone in een verhouding van 3:1 geen risico voor de gezondheid van de consument vormt wanneer het als conserveringsmiddel wordt gebruikt, tot een maximale toegestane concentratie van 0,0015 % in cosmetische producten die worden af-, uit- of weggespoeld, afgezien van het huidsensibiliserend effect. Het WCCV gaf aan dat inductie en elicitatie minder waarschijnlijk zijn bij een product dat wordt af-, uit- of weggespoeld dan wanneer dezelfde concentratie aanwezig is in een product dat niet wordt af-, uit- of weggespoeld.

(4)

De kwestie van stabilisatoren voor dat mengsel is besproken door het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten (WCCNVP), later vervangen door het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (WCC) krachtens Besluit 2004/210/EG van de Commissie (3), dat later werd vervangen door het WCCV, krachtens Besluit 2008/721/EG van de Commissie (4), in een advies van 24-25 juni 2003 (5). Het Comité verklaarde dat, rekening houdend met het feit dat de werkzame bestanddelen en hun verhouding ongewijzigd blijven in de cosmetische producten die momenteel in de handel zijn, en dat de concentratie van het stabilisatorsysteem in het cosmetische eindproduct te verwaarlozen is, de vervanging van magnesiumchloride en magnesiumnitraat door kopersulfaat of een ander toegestaan cosmetisch ingrediënt als stabilisator in het mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone, het toxicologisch profiel van dat mengsel niet verandert. Naar aanleiding van een verzoek van de Commissie om de interpretatie van de term „toegestaan” te verduidelijken, antwoordde het comité, in een advies van 7 december 2004 (6), dat de zinsnede „toegestaan cosmetisch ingrediënt” opgevat moest worden als „ieder ingrediënt dat, in het licht van de richtlijn van de Raad (7), toegestaan of niet verboden is en gebruikt mag worden in cosmetische producten, onder het voorbehoud dat stoffen die behoren tot de categorieën ingrediënten in de bijlagen III tot en met VII (8) van de richtlijn alleen gebruikt mogen worden als zij in de betreffende bijlage worden vermeld”. De conclusie van het advies van het WCCV van 8 december 2009 omvat een beoordeling van de veiligheid van het mengsel zelf en gaat niet in op de stabilisatoren.

(5)

In het licht van het hierboven vermelde advies van het WCCV is de Commissie van mening dat, om een potentieel risico voor de gezondheid van de mens te vermijden, het gebruik van een mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone moet worden beperkt, zoals aanbevolen door het WCCV, en dat de verwijzing naar de stabilisatoren magnesiumchloride en magnesiumnitraat moeten worden geschrapt uit de chemische benaming.

(6)

Verduidelijkt dient te worden dat het gebruik van het mengsel van Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone onverenigbaar is met het gebruik van Methylisothiazolinone alleen in hetzelfde product, aangezien daardoor de toegestane verhouding van 3:1 voor het mengsel gewijzigd zou worden (9).

(7)

Verordening (EG) nr. 1223/2009 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8)

De toepassing van de bovengenoemde beperkingen moet worden uitgesteld om de bedrijven in staat te stellen de nodige aanpassingen in hun productformuleringen aan te brengen. Meer in het bijzonder moeten ondernemingen nadat deze verordening in werking is getreden negen maanden de tijd krijgen om producten die aan de eisen voldoen in de handel te brengen, en achttien maanden om producten die niet aan de eisen voldoen uit de handel te nemen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Vanaf 16 juli 2015 worden alleen cosmetische producten die voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1223/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, in de Unie in de handel gebracht.

Vanaf 16 april 2016 worden alleen cosmetische producten die aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1223/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, op de markt van de Unie aangeboden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 juli 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 september 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  SCCS/1238/09.

(3)  Besluit 2004/210/EG van de Commissie van 3 maart 2004 tot instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu (PB L 66 van 4.3.2004, blz. 45).

(4)  Besluit 2008/721/EG van de Commissie van 5 september 2008 tot instelling van een adviesstructuur van wetenschappelijke comités en deskundigen op het gebied van consumentenveiligheid, volksgezondheid en het milieu en tot intrekking van Besluit 2004/210/EG (PB L 241 van 10.9.2008, blz. 21).

(5)  SCCNFP/0670/03 definitief.

(6)  SCCP/0849/04.

(7)  Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169).

(8)  De Commissie gaat ervan uit dat het WCC doelde op stoffen die gebruikt worden als kleurstoffen, conserveringsmiddelen of uv-filters, waarvoor nadrukkelijk toestemming moet worden verleend door opname in de bijlagen IV, VI en VII bij Richtlijn 76/768/EEG. Deze drie bijlagen moeten daarom worden vermeld, en niet „bijlagen III tot en met VII”.

(9)  Dit is in overeenstemming met het advies van het WCCV over methylisothiazolinone van 12 december 2013 (SCCS/1521/13) waarin duidelijk wordt gesteld dat methylisothiazolinone niet moet worden gebruikt als een toevoeging op een cosmetisch product dat al het mengsel van methylchloroisothiazolinone (en) methylisothiazolinone bevat.


BIJLAGE

De vermeldingen 39 en 57 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten worden vervangen door de volgende tekst:

 

Identiteit van de stof

Voorwaarden

 

Referentienummer

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

a

b

c

d

e

f

g

h

i

„39

Mengsel van 5-chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on en 2-methyl-4-isothiazoline-3-on

Methylchloroisothiazolinone (en) Methylisothiazolinone (1)

26172-55-4, 2682-20-4, 55965-84-9

247-500-7, 220-239-6

Producten die worden af-, uit- of weggespoeld

0,0015 % (van een mengsel in een verhouding 3:1 van 5-chloor-2-methyl-4-isothiazoline-3-on en 2-methyl-4-isothiazoline-3-on”

 

 

„57

2-Methyl-2H-isothiazool-3-on

Methylisothiazolinone (2)

2682-20-4

220-239-6

 

0,01 %”

 

 


(1)  Methylisothiazolinone is ook gereguleerd in vermelding 57. De twee vermeldingen sluiten elkaar uit: het gebruik van het mengsel van methylchloroisothiazolinone (en) methylisothiazolinone is onverenigbaar met het gebruik van methylisothiazolinone alleen in hetzelfde product.

(2)  Methylisothiazolinone is ook gereguleerd in vermelding 39 in een mengsel met methylchloroisothiazolinone. De twee vermeldingen sluiten elkaar uit: het gebruik van het mengsel van methylchloroisothiazolinone (en) methylisothiazolinone is onverenigbaar met het gebruik van methylisothiazolinone alleen in hetzelfde product.


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/5


VERORDENING (EU) Nr. 1004/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 september 2014

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Parabenen zijn gereguleerd als conserveermiddelen en ingedeeld onder vermelding 12 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten, onder de benaming „4-hydroxybenzoëzuur, zouten en esters daarvan”. De maximaal toelaatbare concentratie bedraagt 0,4 % voor één enkele ester en 0,8 % voor estermengsels.

(2)

Het bij Besluit 2008/721/EG van de Commissie (2) ingestelde Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid („WCCV”) heeft in december 2010 een advies over parabenen (3) uitgebracht. Dit advies werd in oktober 2011 gevolgd door een verduidelijking (4) in antwoord op een eenzijdig besluit van Denemarken overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad (5) om propylparaben en butylparaben en de isovormen en de zouten daarvan wegens de potentiële endocriene werking ervan te verbieden in cosmetische producten voor kinderen beneden de drie jaar. Het WCCV heeft zijn conclusies uit 2010 en 2011 bevestigd in een aanvullend advies van mei 2013 (6). De Commissie had om dit advies gevraagd in het licht van een nieuw onderzoek naar de reprotoxiciteit van propylparaben.

(3)

In de bovengenoemde adviezen, die betrekking hebben op alle parabenen met een lange keten, heeft het WCCV bevestigd dat methylparaben en ethylparaben bij de maximaal toelaatbare concentraties veilig zijn.

(4)

Isopropylparaben, isobutylparaben, fenylparaben, benzylparaben en pentylparaben werden verboden bij Verordening (EU) nr. 358/2014 van de Commissie (7).

(5)

Het WCCV achtte het gebruik van butylparaben en propylparaben als conserveermiddelen in cosmetische eindproducten veilig voor de consument zolang de som van de afzonderlijke concentraties ervan niet meer bedraagt dan 0,19 % (als esters).

(6)

Met betrekking tot algemene cosmetische producten die butylparaben en propylparaben bevatten — met uitzondering van specifieke producten voor het luiergebied — nam het WCCV het standpunt in dat de veiligheid van kinderen (alle leeftijdsgroepen) niet in het geding is aangezien de veiligheidsmarge, zowel wat toxiciteit als blootstelling betreft, op zeer voorzichtige aannames is gebaseerd.

(7)

Met betrekking tot butyl- en propylparaben in cosmetische producten die niet worden afgespoeld en bestemd zijn om in het luiergebied te worden aangebracht bij kinderen onder de zes maanden was het WCCV echter van mening dat een risico niet kan worden uitgesloten, gelet op zowel de onvolledig ontwikkelde stofwisseling van deze kinderen als de eventueel beschadigde huid in het luiergebied. Bij het ongunstigste blootstellingsscenario zou de veiligheid in het geding kunnen zijn.

(8)

Er is geen bezorgdheid geuit over de veiligheid van 4-hydroxybenzoëzuur en de zouten daarvan (calciumparaben, natriumparaben, kaliumparaben).

(9)

De Commissie is van mening dat het verdere gebruik van butylparaben en propylparaben onder de huidige voorwaarden mogelijk een risico voor de volksgezondheid kan opleveren. Zij is daarom van oordeel dat de gebruiksvoorwaarden voor deze stoffen met de aanbevelingen van het WCCV in overeenstemming moeten worden gebracht.

(10)

Ter wille van de samenhang met de bestaande vermelding 12 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet voor de in vermelding 12a genoemde stoffen de aanbevolen maximumconcentratie van 0,19 % als esters worden gewijzigd in 0,14 % als zuurequivalent. Daarnaast moeten de natrium- en kaliumzouten van butyl- en propylparaben aan dezelfde gebruiksvoorwaarden worden onderworpen als butyl- en propylparaben zelf, aangezien het WCCV in geen van zijn eerdere adviezen afwijkend gedrag (wat de chemie of toxiciteit betreft) van de zouten vergeleken met de esters heeft vastgesteld.

(11)

Aangezien het WCCV geen aanwijzingen voor het tegendeel heeft gegeven, moet de maximumconcentratie van 0,8 % voor de som van alle parabenen in een cosmetisch product die reeds in vermelding 12 van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 is bepaald, worden gehandhaafd.

(12)

In het licht van de bezorgdheid van het WCCV over het gebruik van parabenen in cosmetische producten die niet worden afgespoeld en bestemd zijn om te worden aangebracht in het luiergebied bij kinderen onder de zes maanden, en uit praktische overwegingen (omdat producten voor zuigelingen normaliter op de markt worden gebracht voor kinderen beneden de drie jaar), moeten butylparaben en propylparaben worden verboden in cosmetische producten die niet worden afgespoeld en bestemd zijn om te worden aangebracht in het luiergebied bij kinderen beneden de drie jaar.

(13)

Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De toepassing van de bovengenoemde beperkingen moet worden uitgesteld om de bedrijven in staat te stellen de nodige aanpassingen in hun productformuleringen aan te brengen. In het bijzonder moeten ondernemingen nadat deze verordening in werking is getreden zes maanden de tijd krijgen om producten die aan de eisen voldoen in de handel te brengen, en twaalf maanden om producten die niet langer aan de eisen voldoen uit de handel te nemen.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Vanaf 16 april 2015 worden alleen cosmetische producten die aan de eisen van deze verordening voldoen in de Unie op de markt gebracht.

Vanaf 16 oktober 2015 worden alleen cosmetische producten die aan de eisen van deze verordening voldoen in de Unie op de markt aangeboden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 16 april 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 september 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  Besluit 2008/721/EG van de Commissie van 5 september 2008 tot instelling van een adviesstructuur van wetenschappelijke comités en deskundigen op het gebied van consumentenveiligheid, volksgezondheid en het milieu en tot intrekking van Besluit 2004/210/EG (PB L 241 van 10.9.2008, blz. 21).

(3)  SCCS/1348/10. Herziening 22 maart 2011.

(4)  SCCS/1446/11.

(5)  Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169).

(6)  SCCS/1514/13.

(7)  Verordening (EU) nr. 358/2014 van de Commissie van 9 april 2014 tot wijziging van de bijlagen II en V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 5).


BIJLAGE

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Vermelding 12 wordt vervangen door:

 

Identiteit van de stof

Voorwaarden

 

Referentienummer

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

a

b

c

d

e

f

g

h

i

„12

4-Hydroxybenzoëzuur en de methyl- en ethylesters daarvan, alsmede zouten daarvan

4-Hydroxybenzoic acid

methylparaben

potassium ethylparaben

potassium paraben

sodium methylparaben

sodium ethylparaben

ethylparaben

sodium paraben

potassium methylparaben

calcium paraben

99-96-7

99-76-3

36457-19-9

16782-08-4

5026-62-0

35285-68-8

120-47-8

114-63-6

26112-07-2

69959-44-0

202-804-9

202-785-7

253-048-1

240-830-2

225-714-1

252-487-6

204-399-4

204-051-1

247-464-2

274-235-4

 

0,4 % (als zuur) voor één enkele ester

0,8 % (als zuur) voor estermengsels”

 

 

2)

Vermelding 12a wordt ingevoegd:

 

Identiteit van de stof

Voorwaarden

 

Referentienummer

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

a

b

c

d

e

f

g

h

i

„12a

Butyl-4-hydroxybenzoaat en zouten daarvan

Propyl-4-hydroxybenzoaat en zouten daarvan

Butylparaben

propylparaben

sodium propylparaben

sodium butylparaben

potassium butylparaben

potassium propylparaben

94-26-8

94-13-3

35285-69-9

36457-20-2

38566-94-8

84930-16-5

202-318-7

202-307-7

252-488-1

253-049-7

254-009-1

284-597-5

 

0,14 % (als zuur) voor de som van de afzonderlijke concentraties

0,8 % (als zuur) voor in vermelding 12 en 12a genoemde mengsels van stoffen, wanneer de som van de afzonderlijke concentraties van butyl- en propylparaben en de zouten daarvan niet meer dan 0,14 % bedraagt.

Niet gebruiken in producten die niet worden afgespoeld en bedoeld zijn om in het luiergebied van kinderen beneden de drie jaar te worden aangewend.

Voor producten die niet worden afgespoeld en bedoeld zijn voor kinderen beneden de drie jaar:

„Niet gebruiken in het luiergebied””


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/9


VERORDENING (EU) Nr. 1005/2014 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Pacifische sneeuwkrabben in Groenlandse wateren van NAFO 1 door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

33/TQ43

Lidstaat

Ierland

Bestand

PCR/N1GRN

Soort

Pacifische sneeuwkrabben (Chionoecetes spp.)

Gebied

Groenlandse wateren van NAFO 1

Datum van sluiting

28.8.2014


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/11


VERORDENING (EU) Nr. 1006/2014 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op beryciden in de EU-wateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

34/DSS

Lidstaat

Ierland

Bestand

ALF/3X14-

Soort

Beryciden (Beryx spp.)

Gebied

Wateren van de Unie en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

Datum van sluiting

28.8.2014


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/13


VERORDENING (EU) Nr. 1007/2014 VAN DE COMMISSIE

van 23 september 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in wateren van de Unie van IIa en IV; wateren van de Unie en internationale wateren van Vb en VI door vaartuigen die de vlag van Ierland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

32/TQ43

Lidstaat

Ierland

Bestand

GHL/2A-C46

Soort

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

Gebied

Wateren van de Unie van IIa en IV; wateren van de Unie en internationale wateren van Vb en VI

Datum van sluiting

28.8.2014


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1008/2014 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet bijgevolg worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

125,5

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

136,4

0

AR

145,4

0

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

303,3

0

AR

227,6

22

BR

329,1

0

CL

268,5

9

TH

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

196,0

5

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

146,4

0

AR

138,5

1

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

350,2

0

BR

351,5

0

CL

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

293,6

0

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1009/2014 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

53,3

TR

83,3

XS

79,6

ZZ

72,1

0707 00 05

MK

34,9

TR

102,3

ZZ

68,6

0709 93 10

TR

107,9

ZZ

107,9

0805 50 10

AR

149,3

CL

150,2

IL

114,0

TR

125,0

UY

109,8

ZA

140,9

ZZ

131,5

0806 10 10

BR

166,0

MK

34,4

TR

118,6

ZZ

106,3

0808 10 80

BR

52,5

CL

117,7

NZ

133,5

US

135,4

ZA

157,3

ZZ

119,3

0808 30 90

AR

218,6

CN

105,0

TR

120,5

ZZ

148,0

0809 30

TR

121,6

ZZ

121,6

0809 40 05

MK

9,0

ZZ

9,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1010/2014 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2014

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode september 2014 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie (2) betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening zijn verdeeld over de landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden.

(2)

September is de vierde deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent, de derde deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder d), van die uitvoeringsverordening vastgestelde contingent en de eerste deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder e), van die uitvoeringsverordening vastgestelde contingent.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van september 2014 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4112 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4168, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheid moet worden toegepast en die overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) wordt berekend, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van september 2014 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 en 09.4116, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 wordt de hoeveelheid van de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 en 09.4130 die niet voor de deelperiode september is benut, voor de volgende deelperiode overgedragen naar het contingent met volgnummer 09.4138.

(6)

Voorts dient voor de contingenten met de volgnummers 09.4138 en 09.4168 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 de totale hoeveelheid te worden vastgesteld die beschikbaar is voor de volgende deelperiode.

(7)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4112 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4168 die gedurende de eerste tien werkdagen van september 2014 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   De totale hoeveelheid die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4138 en 09.4168 beschikbaar is voor de volgende deelperiode, wordt vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode september 2014 moeten worden toegewezen, dan wel beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2014

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2014 (in kg)

Verenigde Staten

09.4127

 (1)

 

Thailand

09.4128

 (1)

 

Australië

09.4129

 (1)

 

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

 

Alle landen

09.4138

 

12 464 195

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2014

Thailand

09.4112

25 %

Verenigde Staten

09.4116

 (3)

India

09.4117

5,558945 %

Pakistan

09.4118

5,923367 %

Andere landen van oorsprong

09.4119

38,907271 %

Alle landen

09.4166

 (4)

c)

Het in artikel 1, lid 1, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode september 2014

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2014 (in kg)

Alle landen

09.4168

0,972741 %

0


(1)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(2)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.

(3)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(4)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.


BESLUITEN

26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/22


BESLUIT 2014/673/GBVB VAN DE RAAD

van 25 september 2014

tot wijziging van Besluit 2013/527/GBVB tot wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2, en artikel 33;

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 8 december 2011 Besluit 2011/819/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de heer Alexander RONDOS werd benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Hoorn van Afrika.

(2)

De Raad heeft op 24 oktober 2013 Besluit 2013/527/GBVB (2) vastgesteld tot wijziging en verlenging van het mandaat van de SVEU voor de Hoorn van Afrika tot31 oktober 2014.

(3)

Het mandaat van de SVEU moet met nog eens vier maanden worden verlengd.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het extern optreden van de Unie kan belemmeren.

(5)

Besluit 2013/527/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/527/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het mandaat van de heer Alexander RONDOS als SVEU voor de Hoorn van Afrika wordt verlengd tot en met 28 februari 2015. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.”

.

2)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 november 2013 tot en met 31 oktober 2014 beloopt 2 720 000 EUR.

Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 november 2014 tot en met 28 februari 2015 beloopt 890 000 EUR.”

.

3)

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie uiterlijk eind april 2014 een voortgangsverslag, en uiterlijk eind november 2014 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.”

.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 september 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

F. GUIDI


(1)  Besluit 2011/819/GBVB van de Raad van 8 december 2011 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika(PB L 327 van 9.12.2011, blz. 62).

(2)  Besluit 2013/527/GBVB van de Raad van 24 oktober 2013 tot wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 284 van 26.10.2013, blz. 23).


26.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/24


BESLUIT 2014/674/GBVB VAN DE RAAD

van 25 september 2014

tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/565/GBVB betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 september 2010 Besluit 2010/565/GBVB (1) vastgesteld, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2013/468/GBVB (2). Besluit 2010/565/GBVB verstrijkt op 30 september 2014.

(2)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) heeft op 18 juni 2014 zijn goedkeuring gehecht aan de voorwaarden voor de overdracht van EUSEC RD Congo, binnen het kader van de toekomstige inzet van de EU voor de ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC), waaronder begrepen het verlengen van EUSEC RD Congo met negen maanden, tot en met 30 juni 2015, met het oog op de definitieve overdracht van haar taken.

(3)

EUSEC RD Congo zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/565/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Taakomschrijving

In nauwe samenwerking en coördinatie met de overige actoren van de internationale gemeenschap, met name de Verenigde Naties en de Monusco, en ter verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, streeft de missie ernaar praktische steun te verlenen op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector door de voorwaarden te scheppen voor de uitvoering, op korte en middellange termijn, van activiteiten en projecten op basis van de richtsnoeren die de Congolese autoriteiten hebben vastgesteld in het hervormingsplan voor de FARDC en die zijn overgenomen in het actieprogramma van de missie, met name door:

a)

de steun op strategisch niveau te handhaven en daarbij een centrale plaats in te ruimen voor de activiteiten in verband met de strijd tegen de straffeloosheid in het kader van de eerbiediging van de mensenrechten, ook wat seksueel geweld betreft;

b)

de steun te handhaven voor de consolidatie van het overheidsapparaat en de totstandbrenging van een systeem voor het beheer van personele middelen te ondersteunen op basis van de lopende werkzaamheden om de autonomie van het proces te vergroten;

c)

de operationele capaciteiten van de FARDC te vergroten, door met de militaire autoriteiten samen te werken met het oog op een duurzaam militair opleidingssysteem, waarbij de focus gericht wordt op scholen voor officieren en onderofficieren.”

.

2)

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   EUSEC RD Congo wordt gestructureerd overeenkomstig de desbetreffende planningdocumenten.”

.

3)

In artikel 5 wordt lid 4 geschrapt.

4)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 moet dekken, is 12 600 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 moet dekken, is 13 600 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 moet dekken, is 11 000 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014 moet dekken, is 8 455 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015 moet dekken, is 4 600 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten door EUSEC RD Congo staan zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Voorts gelden er voor de door EUSEC RD Congo aangekochte goederen geen oorsprongsregels. Met goedkeuring van de Commissie mag de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, het gastland, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en werkruimten aan EUSEC RD Congo.

3.   EUSEC RD Congo is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent de missie een overeenkomst met de Commissie.

4.   Onverminderd de bepalingen betreffende de status van EUSEC RD Congo en het personeel daarvan, is EUSEC RD Congo verantwoordelijk voor eventuele vorderingen en verplichtingen die uit de uitvoering van het mandaat voortvloeien, met uitzondering van vorderingen met betrekking tot ernstig wangedrag van het hoofd van de missie, waarvoor de verantwoordelijkheid op laatstgenoemde rust.

5.   Bij de uitvoering van de financiële regelingen wordt de commandostructuur zoals bepaald in de artikelen 5 en 7 geëerbiedigd en wordt voldaan aan de operationele vereisten van EUSEC RD Congo, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

6.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.”

.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Projectcel

1.   EUSEC RD Congo beschikt over een projectcel om projecten vast te stellen en uit te voeren. Op gebieden die verband houden met het mandaat van EUSEC RD Congo en ter bevordering van de doelstellingen ervan, faciliteert EUSEC RD Congo, in voorkomend geval, de projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, en voorziet zij deze van advies.

2.   Onder voorbehoud van lid 3 is EUSEC RD Congo gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die zijn aangemerkt als een consistente aanvulling op andere acties van EUSEC RD Congo, op voorwaarde dat:

a)

het project is opgenomen in het financieel memorandum bij dit besluit; of

b)

het project tijdens de duur van het mandaat op verzoek van het hoofd van de missie wordt geïntegreerd door middel van een wijziging van het financieel memorandum.

EUSEC RD Congo sluit een regeling met de betrokken staten, waarin met name wordt vastgelegd volgens welke specifieke procedures klachten van derden worden behandeld betreffende schade die is veroorzaakt door handelingen of nalatigheden van EUSEC RD Congo bij de besteding van de middelen die door de betrokken staten ter beschikking zijn gesteld. In geen geval wordt de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk gesteld voor handelingen of nalatigheden van EUSEC RD Congo bij de besteding van de middelen van die staten.

3.   Financiële bijdragen van derde staten voor de projectcel moeten worden aanvaard door het PVC.”

.

6)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” die ten behoeve van de missie zijn opgesteld, indien dit passend en in overeenstemming met de behoeften van de missie is, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (3) vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde landen.

(3)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).”"

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De HV kan de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bevoegdheden alsook de bevoegdheid om de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder zijn gezag staan en/of aan het hoofd van de missie.”

.

7)

In artikel 17 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het is van toepassing tot en met 30 juni 2015.”

.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing vanaf 1 oktober 2014.

Gedaan te Brussel, 25 september 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

F. GUIDI


(1)  Besluit 2010/565/GBVB van de Raad van 21 september 2010 betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo) (PB L 248 van 22.9.2010, blz. 59).

(2)  Besluit 2013/468/GBVB van de Raad van 23 september 2013 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/565/GBVB betreffende de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (EUSEC RD Congo) (PB L 252 van 24.9.2013, blz. 29).