ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2014/642/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/643/GVDB |
|
|
* |
||
|
|
2014/644/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/645/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/646/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
RICHTSNOEREN |
|
|
|
2014/647/EU |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/1 |
Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, zal op 1 oktober 2014 in werking treden, aangezien de in artikel 24, lid 2, van de overeenkomst bedoelde procedure op 7 augustus 2014 is voltooid.
VERORDENINGEN
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/2 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 953/2014 VAN DE COMMISSIE
van 5 september 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 september 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
59,1 |
ZZ |
59,1 |
|
0707 00 05 |
TR |
124,2 |
ZZ |
124,2 |
|
0709 93 10 |
TR |
123,8 |
ZZ |
123,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
173,1 |
BR |
100,4 |
|
CL |
209,3 |
|
IL |
182,0 |
|
TR |
227,6 |
|
UY |
152,4 |
|
ZA |
161,3 |
|
ZZ |
172,3 |
|
0806 10 10 |
BR |
163,5 |
TR |
120,4 |
|
ZZ |
142,0 |
|
0808 10 80 |
BR |
63,0 |
CL |
100,4 |
|
CN |
120,7 |
|
NZ |
122,1 |
|
US |
129,1 |
|
ZA |
130,0 |
|
ZZ |
110,9 |
|
0808 30 90 |
CN |
92,5 |
TR |
123,8 |
|
XS |
48,0 |
|
ZA |
100,9 |
|
ZZ |
91,3 |
|
0809 30 |
TR |
135,5 |
ZZ |
135,5 |
|
0809 40 05 |
BA |
34,7 |
MK |
41,9 |
|
ZZ |
38,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/4 |
BESLUIT EUCAP NESTOR/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 24 juli 2014
betreffende de verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)
(2014/642/GBVB)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (1), en met name artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/389/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR), inclusief het besluit om, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), een hoofd van de missie te benoemen. |
(2) |
Het PVC heeft op 23 juli 2013 Besluit EUCAP NESTOR/3/2013 (2) aangenomen, houdende benoeming van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS tot hoofd van de missie EUCAP NESTOR voor de periode van 16 juli 2013 tot en met 15 juli 2014. |
(3) |
De HV heeft op 3 juni 2014 voorgesteld het mandaat van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS als hoofd van de missie EUCAP NESTOR te verlengen tot en met 15 juli 2015, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het mandaat van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS als hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) wordt verlengd tot en met 15 juli 2015.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 16 juli 2014.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40.
(2) Besluit EUCAP NESTOR/3/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 juli 2013 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (PB L 202 van 27.7.2013, blz. 23).
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/5 |
BESLUIT EUCAP SAHEL NIGER/3/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 24 juli 2014
tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)
(2014/643/GVDB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (1), en met name artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/392/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van de missie EUCAP Sahel Niger, met inbegrip van met name het besluit een hoofd van de missie te benoemen. |
(2) |
Op 6 mei 2014 heeft het PVC Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 (2) vastgesteld, waarbij de heer Filip DE CEUNINCK wordt benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode van 6 mei 2014 tot en met 15 juli 2014. |
(3) |
Op 22 juli 2014 heeft de Raad Besluit 2014/482/GBVB (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van de missie EUCAP Sahel Niger wordt verlengd van 16 juli 2014 tot 15 juli 2016. |
(4) |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger te verlengen van 16 juli 2014 tot en met 15 juli 2015, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) wordt hierbij verlengd tot en met 15 juli 2015.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 16 juli 2014.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 187 van 17.7.2012, blz. 48.
(2) Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 6 mei 2014 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)(PB L 136 van 9.5.2014, blz. 26).
(3) Besluit 2014/482/GBVB van 22 juli 2014 tot wijziging van Besluit 2012/392/GBVB van de Raad betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 31).
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/6 |
BESLUIT EUAM Ukraine/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 24 juli 2014
betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)
(2014/644/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2014/486/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 inzake de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (1), en met name artikel 7, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ingevolge Besluit 2014/486/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd om de passende besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle op en de strategische leiding van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine), met inbegrip van het besluit tot het benoemen van een hoofd van de missie. |
(2) |
Op 23 juli 2014 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de benoeming van de heer Kalman MIZSEI tot hoofd van de missie van EUAM Ukraine voor een periode van één jaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015 voorgesteld, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Kalman MIZSEI wordt benoemd tot hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) voor een periode van één jaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42.
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/7 |
BESLUIT EUCAP NESTOR/2/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 24 juli 2014
inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)
(2014/645/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Besluit 2012/389/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen over de aanvaarding van door derde staten voorgestelde bijdragen. |
(2) |
Op grond van de aanbeveling van de civiele operationele commandant inzake een bijdrage van Australië dient de bijdrage van Australië te worden aanvaard. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De bijdrage van Australië aan de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) wordt aanvaard en als significant aangemerkt.
2. Australië wordt vrijgesteld van financiële bijdragen aan de begroting van EUCAP NESTOR.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40.
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/8 |
BESLUIT EUFOR RCA/5/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 24 juli 2014
inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA)
(2014/646/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2014/73/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) (1), en met name artikel 8, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2014/73/GBVB, heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen over de aanvaarding van door derde staten voorgestelde bijdragen. |
(2) |
Op grond van de aanbeveling van de operationeel commandant van EUFOR RCA en het advies van het Militair Comité van de Europese Unie inzake een bijdrage van Servië, dient de bijdrage van Servië te worden aanvaard. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De bijdrage van Servië aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) wordt aanvaard en wordt als significant aangemerkt.
2. Servië wordt vrijgesteld van financiële bijdragen aan de begroting van EUFOR RCA.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 40 van 11.2.2014, blz. 59.
RICHTSNOEREN
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/9 |
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 3 juni 2014
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/23 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën
(ECB/2014/21)
(2014/647/EU)
DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,
Gezien Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (2),
Overwegende:
Richtsnoer ECB/2013/23 (3) moet gewijzigd worden om de wijziging bij Verordening (EU) nr. 220/2014 (4) van de Commissie van Verordening (EG) nr. 479/2009 weer te geven aangaande verwijzigingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie,
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging
Bijlagen I en II bij Besluit ECB/2013/23 worden overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd.
Artikel 2
Vankrachtwording
1. Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.
2. De centrale banken van het Eurosysteem voldoen met ingang van 1 september 2014 aan dit richtsnoer.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.
Gedaan te Frankfurt am Main, 3 juni 2014.
Voor de directie van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.
(2) PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.
(3) Richtsnoer ECB/2013/23 van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (PB L 2 van 7.1.2014, blz. 12).
(4) Verordening (EU) nr. 220/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad met betrekking tot de verwijzingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 101).
BIJLAGE
1) |
Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2013/23 wordt als volgt vervangen: „BIJLAGE I GEGEVENSRAPPORTAGEVEREISTEN Statistieken met betrekking tot inkomsten, uitgaven en tekort/overschot Tabel 1A
Tabel 1B
Tabel 1C
Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen Tabel 2A
Tabel 2B
Statistieken inzake overheidsschuld Tabel 3A
Tabel 3B
|
2) |
Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2013/23 wordt als volgt vervangen: „BIJLAGE II METHODOLOGISCHE DEFINITIES 1. Definities van sectoren en subsectoren Sectoren en subsectoren in het ESR 2010
2. Definities van de categorieën (1) (2) Tabel 1A
Tabel 1B
Tabel 1C
Tabel 2A
Tabel 2B
Tabel 3A
Tabel 3B
|
(1) [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.
(2) Tenzij anders vermeld, heeft de categorie betrekking op de sector overheid.
Rectificaties
6.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 267/27 |
Rectificatie van Verordening (EU) nr. 469/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)
(ECB/2014/18)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 141 van 14 mei 2014 )
Bladzijde 51: de verordening komt als volgt te luiden:
VERORDENING (EU) NR. 469/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 16 april 2014
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)
(ECB/2014/18)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 132, lid 3,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 34.3 en artikel 19.1,
Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1), inzonderheid artikel 6, lid 2,
Overwegende:
(1) |
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (2) toegepast om sancties op te leggen binnen haar uiteenlopende bevoegdheidsgebieden, waaronder met name de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid van de Unie, de werking van betalingssystemen en de verzameling van statistische gegevens. |
(2) |
Luidens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (3) kan de ECB administratieve financiële boeten aan de kredietinstellingen opleggen die onder haar supervisie staan, indien deze instellingen een direct toepasselijke bepaling van Unierecht schenden, alsook sancties opleggen ingeval van een schending van een ECB-verordening of -besluit. |
(3) |
De ECB heeft Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (4) vastgesteld tot nadere uitwerking van de procedures betreffende de uitoefening door de ECB, nationale bevoegde autoriteiten en nationale aangewezen autoriteiten van hun toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013. Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) bevat bepalingen betreffende de procedure voor de oplegging van administratieve boeten door de ECB en nationale bevoegde toezichthoudende autoriteiten. |
(4) |
De ECB heeft Aanbeveling ECB/2014/19 (5) vastgesteld ter invoering van een consistente regeling voor het opleggen van sancties door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). |
(5) |
In Verordening (EG) nr. 2157/1999 dient verduidelijkt te worden dat de verordening slechts van toepassing is op de sanctieoplegging door de ECB ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen, terwijl Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) van toepassing is op de oplegging van administratieve boeten door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken. |
(6) |
Bij de nadere uitwerking van de procedurele regels aangaande de initiatie en het voeren van de in Verordening (EG) nr. 2532/98 vastgelegde niet-nakomingsprocedures moet de ECB rekening houden met de ernst van de overwogen sanctie. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 2157/1999 moet daarom dienovereenkomstig gewijzigd worden, |
HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Verordening (EG) nr. 2157/1999 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Een nieuw artikel 1 bis wordt ingevoegd na artikel 1: „Artikel 1 bis Toepassingsgebied Deze verordening is slechts van toepassing op sancties die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen. De verordening is niet van toepassing op administratieve boeten die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar toezichttaken.” . |
2) |
Nieuw artikel 1 ter wordt ingevoegd na artikel 1 bis: „Artikel 1 ter Onafhankelijke onderzoekseenheid 1. Om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren uit hoofde van artikel 2 en ter uitoefening van de in artikel 3 vastgelegde bevoegdheden, richt de ECB een interne onafhankelijke onderzoekseenheid op (hierna „onderzoekseenheid”) bestaande uit onderzoeksambtenaren die hun onderzoekstaken onafhankelijk van de directie en de Raad van bestuur uitoefenen, en die niet deelnemen aan het overleg van de directie en de Raad van bestuur. 2. Indien de ECB redenen heeft te vermoeden dat een of meer schendingen worden of zijn begaan, wordt die aangelegenheid naar de directie verwezen. 3. Indien de directie meent dat de toepasselijke sanctie hoger is dan de drempel van artikel 10, lid 1, dan is de vereenvoudigde procedure van artikel 10 niet van toepassing en verwijst de directie die aangelegenheid naar de onderzoekseenheid. De onderzoekseenheid besluit om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren. 4. Enige verwijzing naar de ECB in artikel 2 tot en met 4, artikel 5, lid 1 tot en met 3, en artikel 6, dient gelezen te worden als een verwijzing naar de onderzoekseenheid van de ECB dan wel, indien de vereenvoudigde procedure van artikel 10 van toepassing is, als verwijzing naar de directie. 5. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de bevoegde nationale centrale bank om een niet-nakomingsprocedure te initiëren en een onderzoek uit te voeren overeenkomstig deze verordening.” . |
3) |
In artikel 2 wordt lid 1 wordt als volgt gewijzigd: „1. Op basis van dezelfde feiten wordt tegen dezelfde onderneming niet meer dan een niet-nalevingsprocedure geinitieerd. Te dien einde neemt de ECB of de bevoegde nationale centrale bank geen beslissing om al dan niet een niet-nalevingsprocedure te initiëren vooraleer zij elkaar hebben geïnformeerd en met elkaar overlegd hebben.” . |
4) |
In artikel 2 wordt lid 3 als volgt vervangen: „3. Hetzij de ECB of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, is, op verzoek, gerechtigd bijstand te verlenen aan en samen te werken met de andere bij de uitvoering van de niet-nalevingsprocedure, met name door het overhandigen van relevante geachte informatie.” . |
5) |
Een nieuw artikel 7 bis wordt ingevoegd na artikel 7: „Artikel 7 bis Indiening van een voorstel bij de directie 1. Indien de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, van mening is dat na de voltooiing van de niet-nakomingsprocedure een sanctie aan de betrokken onderneming opgelegd moet worden, dient deze een voorstel in bij de directie waarin de onderzoekseenheid stelt dat de betrokken onderneming een schending heeft begaan en bepaalt het bedrag van de op te leggen sanctie. 2. De onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, baseren hun voorstel slechts op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken. 3. Indien de directie van mening is dat het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende dossier, al naar gelang, onvolledig is, kan zij het dossier aan de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank retourneren met een onderbouwd verzoek voor aanvullende informatie. 4. Indien de directie op basis van een volledig dossier instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, om een sanctie aan de betrokken onderneming op te leggen, besluit zij overeenkomstig het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende voorstel. 5. Indien de directie op basis van een volledig dossier meent dat de door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, in het voorstel beschreven feiten niet voldoende bewijs voor een schending lijken te vormen, kan de directie besluiten de zaak te sluiten. 6. Indien de directie op basis van een volledig dossier ermee instemt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, zoals bedoeld in het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar het niet eens is met de voorgestelde sanctie, neemt zij een besluit waarin een door haar passend geachte sanctie wordt vastgelegd. 7. Indien de directie op basis van een volledig dossier niet instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar vaststelt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, dan wel dat er een andere feitelijke grondslag bestaat voor het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, stelt het de betrokken onderneming schriftelijk van haar bevindingen en van de tegen de betrokken onderneming opgeworpen bezwaren in kennis. 8. De directie stelt in een besluit vast of de betrokken onderneming al dan niet een schending heeft begaan, alsook de op te leggen sanctie, indien van toepassing. Door de directie vastgestelde besluiten worden slechts gegrond op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.” . |
Artikel 2
Slotbepalingen
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Frankfurt am Main, 16 april 2014.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.
(2) Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).
(3) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(4) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17). Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
(5) Aanbeveling ECB/2014/19 van 16 april 2014 voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2532/98 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (PB C 144 van 14.5.2014, blz. 2).