ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 267

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
6 september 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

1

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 953/2014 van de Commissie van 5 september 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

2

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/642/GBVB

 

*

Besluit EUCAP NESTOR/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 betreffende de verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

4

 

 

2014/643/GVDB

 

*

Besluit EUCAP Sahel Niger/3/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)

5

 

 

2014/644/GBVB

 

*

Besluit EUAM Ukraine/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

6

 

 

2014/645/GBVB

 

*

Besluit EUCAP NESTOR/2/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

7

 

 

2014/646/GBVB

 

*

Besluit EUFOR RCA/5/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 juli 2014 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA)

8

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2014/647/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 3 juni 2014 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/23 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (ECB/2014/21)

9

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 469/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (ECB/2014/18) ( PB L 141 van 14.5.2014 )

27

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven, zal op 1 oktober 2014 in werking treden, aangezien de in artikel 24, lid 2, van de overeenkomst bedoelde procedure op 7 augustus 2014 is voltooid.


VERORDENINGEN

6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 953/2014 VAN DE COMMISSIE

van 5 september 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 september 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

59,1

ZZ

59,1

0707 00 05

TR

124,2

ZZ

124,2

0709 93 10

TR

123,8

ZZ

123,8

0805 50 10

AR

173,1

BR

100,4

CL

209,3

IL

182,0

TR

227,6

UY

152,4

ZA

161,3

ZZ

172,3

0806 10 10

BR

163,5

TR

120,4

ZZ

142,0

0808 10 80

BR

63,0

CL

100,4

CN

120,7

NZ

122,1

US

129,1

ZA

130,0

ZZ

110,9

0808 30 90

CN

92,5

TR

123,8

XS

48,0

ZA

100,9

ZZ

91,3

0809 30

TR

135,5

ZZ

135,5

0809 40 05

BA

34,7

MK

41,9

ZZ

38,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/4


BESLUIT EUCAP NESTOR/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 24 juli 2014

betreffende de verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

(2014/642/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/389/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR), inclusief het besluit om, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Het PVC heeft op 23 juli 2013 Besluit EUCAP NESTOR/3/2013 (2) aangenomen, houdende benoeming van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS tot hoofd van de missie EUCAP NESTOR voor de periode van 16 juli 2013 tot en met 15 juli 2014.

(3)

De HV heeft op 3 juni 2014 voorgesteld het mandaat van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS als hoofd van de missie EUCAP NESTOR te verlengen tot en met 15 juli 2015,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Etienne DE MONTAIGNE DE PONCINS als hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) wordt verlengd tot en met 15 juli 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 16 juli 2014.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40.

(2)  Besluit EUCAP NESTOR/3/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 juli 2013 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (PB L 202 van 27.7.2013, blz. 23).


6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/5


BESLUIT EUCAP SAHEL NIGER/3/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 24 juli 2014

tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)

(2014/643/GVDB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/392/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van de missie EUCAP Sahel Niger, met inbegrip van met name het besluit een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Op 6 mei 2014 heeft het PVC Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 (2) vastgesteld, waarbij de heer Filip DE CEUNINCK wordt benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode van 6 mei 2014 tot en met 15 juli 2014.

(3)

Op 22 juli 2014 heeft de Raad Besluit 2014/482/GBVB (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van de missie EUCAP Sahel Niger wordt verlengd van 16 juli 2014 tot 15 juli 2016.

(4)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger te verlengen van 16 juli 2014 tot en met 15 juli 2015,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Filip DE CEUNINCK als hoofd van de missie van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) wordt hierbij verlengd tot en met 15 juli 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 16 juli 2014.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 187 van 17.7.2012, blz. 48.

(2)  Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 6 mei 2014 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)(PB L 136 van 9.5.2014, blz. 26).

(3)  Besluit 2014/482/GBVB van 22 juli 2014 tot wijziging van Besluit 2012/392/GBVB van de Raad betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 31).


6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/6


BESLUIT EUAM Ukraine/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 24 juli 2014

betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)

(2014/644/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2014/486/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 inzake de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (1), en met name artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Besluit 2014/486/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd om de passende besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle op en de strategische leiding van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine), met inbegrip van het besluit tot het benoemen van een hoofd van de missie.

(2)

Op 23 juli 2014 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de benoeming van de heer Kalman MIZSEI tot hoofd van de missie van EUAM Ukraine voor een periode van één jaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015 voorgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Kalman MIZSEI wordt benoemd tot hoofd van de missie van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) voor een periode van één jaar van 1 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42.


6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/7


BESLUIT EUCAP NESTOR/2/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 24 juli 2014

inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

(2014/645/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Besluit 2012/389/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen over de aanvaarding van door derde staten voorgestelde bijdragen.

(2)

Op grond van de aanbeveling van de civiele operationele commandant inzake een bijdrage van Australië dient de bijdrage van Australië te worden aanvaard.

(3)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bijdrage van Australië aan de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) wordt aanvaard en als significant aangemerkt.

2.   Australië wordt vrijgesteld van financiële bijdragen aan de begroting van EUCAP NESTOR.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40.


6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/8


BESLUIT EUFOR RCA/5/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 24 juli 2014

inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA)

(2014/646/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2014/73/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2014/73/GBVB, heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen over de aanvaarding van door derde staten voorgestelde bijdragen.

(2)

Op grond van de aanbeveling van de operationeel commandant van EUFOR RCA en het advies van het Militair Comité van de Europese Unie inzake een bijdrage van Servië, dient de bijdrage van Servië te worden aanvaard.

(3)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bijdrage van Servië aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) wordt aanvaard en wordt als significant aangemerkt.

2.   Servië wordt vrijgesteld van financiële bijdragen aan de begroting van EUFOR RCA.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 40 van 11.2.2014, blz. 59.


RICHTSNOEREN

6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/9


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 3 juni 2014

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/23 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën

(ECB/2014/21)

(2014/647/EU)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Gezien Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (2),

Overwegende:

Richtsnoer ECB/2013/23 (3) moet gewijzigd worden om de wijziging bij Verordening (EU) nr. 220/2014 (4) van de Commissie van Verordening (EG) nr. 479/2009 weer te geven aangaande verwijzigingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

Bijlagen I en II bij Besluit ECB/2013/23 worden overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Vankrachtwording

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem voldoen met ingang van 1 september 2014 aan dit richtsnoer.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 3 juni 2014.

Voor de directie van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(3)  Richtsnoer ECB/2013/23 van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (PB L 2 van 7.1.2014, blz. 12).

(4)  Verordening (EU) nr. 220/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad met betrekking tot de verwijzingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 101).


BIJLAGE

1)

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2013/23 wordt als volgt vervangen:

„BIJLAGE I

GEGEVENSRAPPORTAGEVEREISTEN

Statistieken met betrekking tot inkomsten, uitgaven en tekort/overschot

Tabel 1A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = 7 – 22

1 = 3 + 4 + 5 + 6

waarvan: primair tekort (–) of overschot (+)

2 = 1 + 28

Centrale overheid

3

Deelstaatoverheid

4

Lagere overheid

5

Socialezekerheidsfondsen

6

Totaal inkomsten

7 = 8 + 20

Totaal lopende inkomsten

8 = 9 + 12 + 14 + 17 + 19

Directe belastingen

9

waarvan: verschuldigd door vennootschappen

10

waarvan: verschuldigd door huishoudens

11

Indirecte belastingen

12

waarvan: belasting over de toegevoegde waarde (btw)

13

Sociale premies (netto)

14

waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers

15

waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens

16

Overige lopende inkomsten

17

waarvan: ontvangen rente

18

Verkopen

19

Totaal kapitaalinkomsten

20

waarvan: vermogensheffingen

21

Totaal uitgaven

22 = 23 + 32

Totaal lopende uitgaven

23 = 24 + 28 + 29 + 31

Inkomensoverdrachten

24 = 25 + 26 + 27

Sociale uitkeringen

25

Subsidies, betaald

26

Overige lopende uitgaven

27

Rente, betaald

28

Beloning van werknemers

29

waarvan: lonen

30

Intermediair verbruik

31

Totaal kapitaaluitgaven

32 = 33 + 34 + 35

Investeringen

33

Overige mutaties van niet-financiële activa en voorraadmutaties

34

Kapitaaloverdrachten, betaald

35

Pro-memorieposten:

 

Bruto besparingen

36 = 8 – 23

Opbrengsten van 'universal mobile telecommunications system'

37

Werkelijke sociale premies

38 = 15 + 16

Sociale uitkeringen exclusief sociale overdrachten in natura

39


Tabel 1B

Categorie

Nummer en lineair verband

Inkomsten van de begroting van de Europese Unie (EU) uit de lidstaten

1 = 2 + 3 + 4 + 7

Indirecte belastingen

2

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking

3

Overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU

4

waarvan: derde, op de btw gebaseerde eigen middel

5

waarvan: vierde, op het bruto nationaal inkomen gebaseerde eigen middel

6

Kapitaaloverdrachten

7

Uitgaven van de begroting van de EU in de lidstaat

8 = 9 + 10 + 11 + 12 + 13

Subsidies

9

Inkomensoverdrachten naar overheid

10

Inkomensoverdrachten naar niet-overheidsinstellingen

11

Kapitaaloverdrachten naar overheid

12

Kapitaaloverdrachten naar niet-overheidsinstellingen

13

Balans van lidstaat tegenover EU-begroting (netto ontvanger +, netto betaler –)

14 = 8 – 1

Pro-memorieposten:

 

Inningskosten van eigen middelen

15


Tabel 1C

Categorie

Nummer en lineair verband

Consumptieve bestedingen

1 = 2 + 3

1 = 1A.29 + 1A.31 + 4 + 5 + 6 + 7 – 1A.19

Individuele consumptieve bestedingen

2

Collectieve consumptieve bestedingen

3

Sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten

4

Verbruik van vaste activa

5

Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies

6

Exploitatieoverschot (netto)

7

Pro-memorieposten:

 

Consumptieve bestedingen tegen prijzen van het voorafgaande jaar

8

Overheidsdeelnemingen tegen prijzen van het voorafgaande jaar

9

Bruto binnenlands product (BBP) in lopende prijzen

10

BBP in prijzen van het voorafgaande jaar

11

Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen

Tabel 2A

Categorie

Nummer en lineair verband

Correctie tussen financiële en niet-financiële rekeningen

1 = [1A.1] – 2

Netto saldo financiële transacties (geconsolideerd)

2 = 3 – 15

Financiële activa (geconsolideerd)

3 = 4 + 5 + 6 + 7 + 11 + 12 + 13

Chartaal geld en deposito's

4

Schuldbewijzen

5

Leningen

6

Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

7

Privatiseringen (netto)

8

Kapitaalinjecties (netto)

9

Overige

10

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen

11

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers

12

Overige financiële activa

13

waarvan: lopende maar nog niet betaalde belastingen en sociale-verzekeringspremies

14

Passiva (geconsolideerd)

15 = 16 + 17 + 18 + 19 + 21 + 22 + 23

Chartaal geld en deposito's

16

Kortlopende schuldbewijzen

17

Langlopende schuldbewijzen

18

Leningen

19

waarvan: leningen van centrale bank

20

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen

21

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers

22

Overige passiva

23

Financieringsbehoefte van de overheid

24 = 16 + 17 + 18 + 19

24 = 26 + 27 + 28

24 = 1 – [1A.1] + 3 – 21 – 22 – 23

waarvan: langlopend

25

In nationale valuta luidend

26

In valuta's van eurogebiedlidstaten luidend

27

In overige valuta's luidend

28

Overige stromen

29 = 30 + 33

Herwaarderingseffecten op schulden

30 = 31 + 32

Waarderingsverschillen van vreemde valuta

31

Overige herwaarderingseffecten — nominale waarde

32 = 34 – 24 – 31 – 33

Overige volumemutaties in schulden

33

Mutaties in overheidsschuld

34 = 24 + 29

34 = 1 – [1A.1] + 3 – 21 – 22 – 23 + 29

34 = [3A.1][T] – [3A.1][T-1]


Tabel 2B

Categorie

Nummer en lineair verband

Transacties in overheidsschuldinstrumenten (niet-geconsolideerd)

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

Chartaal geld en deposito's

2

Kortlopende schuldbewijzen

3

Langlopende schuldbewijzen

4

Leningen van centrale bank

5

Overige leningen.

6

Consoliderende transacties

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Chartaal geld en deposito's

8 = 2 – [2A,16]

Kortlopende schuldbewijzen

9 = 3 – [2A,17]

Langlopende schuldbewijzen

10 = 4 – [2A,18]

Leningen

11 = 6 – ([2A.19] – [2A.20])

Statistieken inzake overheidsschuld

Tabel 3A

Categorie

Nummer en lineair verband

Overheidsschuld (geconsolideerd)

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

1 = 7 + 12

1 = 13 + 14 + 15

1 = 16 + 17

1 = 19 + 20 + 22

Chartaal geld en deposito's

2

Kortlopende schuldbewijzen

3

Langlopende schuldbewijzen

4

Leningen van centrale bank

5

Overige leningen.

6

Aangehouden door ingezetenen van de lidstaat

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Centrale bank

8

Overige monetaire financiële instellingen

9

Overige financiële instellingen

10

Overige ingezetenen

11

Aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat

12

In nationale valuta luidend

13

In valuta's van eurogebiedlidstaten luidend

14

In overige valuta's luidend

15

Kortlopende schuld

16

Langlopende schuld

17

waarvan: variabele rentevoet

18

Resterende looptijd tot en met één jaar

19

Resterende looptijd langer dan één en tot vijf jaar

20

waarvan: variabele rentevoet

21

Resterende looptijd langer dan vijf jaar

22

waarvan: variabele rentevoet

23

Pro-memorieposten:

 

Gemiddelde resterende looptijd van schuld

24

Overheidsschuld — Nulcouponobligaties

25


Tabel 3B

Categorie

Nummer en lineair verband

Overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren)

1 = 7 + 9 + 11 + 13

Consoliderende elementen

2 = 3 + 4 + 5 + 6

2 = 8 + 10 + 12 + 14

2 = 15 + 16 + 17 + 18

Chartaal geld en deposito's

3

Kortlopende schuldbewijzen

4

Langlopende schuldbewijzen

5

Leningen

6

Uitgegeven door centrale overheid (geconsolideerd)

7

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

8

Uitgegeven door centrale overheid (geconsolideerd)

9

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

10

Uitgegeven door lagere overheid (geconsolideerd)

11

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

12

Uitgegeven door socialezekerheidsfondsen (geconsolideerd)

13

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

14

Pro-memorieposten:

 

Door centrale overheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

15

Door deelstaatoverheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

16

Door lagere overheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

17

Door socialezekerheidsfondsen aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

18”

2)

Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2013/23 wordt als volgt vervangen:

„BIJLAGE II

METHODOLOGISCHE DEFINITIES

1.   Definities van sectoren en subsectoren

Sectoren en subsectoren in het ESR 2010

Totale economie

S.1

Niet-financiële vennootschappen

S.11

Financiële instellingen

S.12

Centrale bank

S.121

Deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

S.122

Geldmarktfondsen

S.123

Beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

S.124

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.125

Financiële hulpbedrijven

S.126

Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

S.127

Verzekeringsinstellingen

S.128

Pensioenfondsen

S.129

Monetaire financiële instellingen

S.121 + S.122 + S.123

Overheid

S.13

Centrale overheid (m.u.v. sociale zekerheid)

S.1311

Deelstaatoverheid (m.u.v. sociale zekerheid)

S.1312

Lagere overheid (m.u.v. sociale zekerheid)

S.1313

Socialezekerheidsfondsen

S.1314

Huishoudens

S.14

Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

S.15

Buitenland

S.2

Lidstaten en instellingen en organen van de Europese Unie (EU)

S.21

EU-lidstaten

S.211

Instellingen en organen van de EU

S.212

De Europese Centrale Bank (ECB)

S.2121

Europese instellingen en organen m.u.v. de ECB

S.2122

Niet-lidstaten en internationale organisaties die niet in de EU gevestigd zijn

S.22

2.   Definities van de categorieën  (1)  (2)

Tabel 1A

1.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.13, is gelijk aan totaal inkomsten [1A.7] minus totaal uitgaven [1A.22], en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.3], plus tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.4], plus tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.5], plus tekort (–) of overschot (+) van de socialezekerheidsfondsen [1A.6].

2.

De categorie primair tekort (–) of overschot (+) [1A.2] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], plus betaalde rente [1A.28].

3.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.3] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.

4.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.4] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.

5.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.5] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.

6.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van socialezekerheidsfondsen [1A.6] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.

7.

De categorie totaal inkomsten [1A.7] is gelijk aan totaal lopende inkomsten [1A.8], plus totaal kapitaalinkomsten [1A.20].

8.

De categorie totaal lopende inkomsten [1A.8] is gelijk aan directe belastingen [1A.9], plus indirecte belastingen [1A.12], plus sociale premies (netto) [1A.14], plus overige lopende inkomsten [1A.17], plus verkopen [1A.19].

9.

De categorie directe belastingen [1A.9] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen, etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.

10.

De categorie directe belastingen waarvan verschuldigd door vennootschappen [1A.10] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.11 en S.12.

11.

De categorie directe belastingen waarvan verschuldigd door huishoudens [1A.11] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen etc. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.14.

12.

De categorie indirecte belastingen [1A.12] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13.

13.

De categorie indirecte belastingen waarvan belasting over de toegevoegde waarde (btw) [1A.13] is gelijk aan belastingen van het type belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13.

14.

De categorie sociale premies (netto) [1A.14] is gelijk aan sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.

15.

De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers [1A.15] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.6111) geregistreerd onder middelen van S.13.

16.

De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens [1A.16] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613) geregistreerd onder middelen van S.13.

17.

De categorie overige lopende inkomsten [1A.17] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) geregistreerd onder middelen van S.13, m.u.v. middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies op productie (D.39) die ook bestedingen zijn van S.13.

18.

De categorie overige lopende inkomsten waarvan ontvangen rente [1A.18] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie verkopen [1A.19] is gelijk aan marktoutput (P.11), plus output voor eigen finaal gebruik (P.12), plus betalingen voor overige niet-marktoutput (P.131) geregistreerd onder middelen van S.13.

20.

De categorie totaal kapitaalinkomsten [1A.20] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva en vermogenssaldi van S.13, en geregistreerd als een door alle sectoren behalve S.13 betaalde kapitaaloverdracht.

21.

De categorie totaal kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.21] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldi van S.13.

22.

De categorie totaal uitgaven [1A.22] is gelijk aan totaal lopende uitgaven [1A.23], plus totaal kapitaaluitgaven [1A.32].

23.

De categorie totaal lopende uitgaven [1A.23] is gelijk aan inkomensoverdrachten [1A.24], plus betaalde rente [1A.28], plus beloning van werknemers [1A.29], plus intermediair verbruik [1A.31].

24.

De categorie inkomensoverdrachten [1A.24] is gelijk aan sociale uitkeringen [1A.25], plus betaalde subsidies [1A.26], plus overige lopende uitgaven [1A.27].

25.

De categorie sociale uitkeringen [1A.25] is gelijk aan sociale uitkeringen, m.u.v. sociale overdrachten in natura (D.62), plus sociale uitkeringen, m.u.v. sociale overdrachten in natura in verband met door overheid aangekochte marktproducten (D.632) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

26.

De categorie betaalde subsidies [1A.26] is gelijk aan minus subsidies (– D.3) geregistreerd onder de middelen van S.13.

27.

De categorie overige lopende uitgaven [1A.27] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5), plus overige belastingen op productie (D.29), plus inkomen uit vermogen (D.4), m.u.v. rente (D.41), plus overige overdrachten (D.7) geregistreerd onder bestedingen van S.13, m.u.v. overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen S.15 plus correcties voor mutaties in pensioenrechten geregistreerd onder bestedingen van S.13.

28.

De categorie betaalde rente [1A.28] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

29.

De categorie beloning van werknemers [1A.29] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

30.

De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.30] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

31.

De categorie intermediair verbruik [1A.31] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

32.

De categorie totaal kapitaaluitgaven [1A.32] is gelijk aan beleggingen [1A.33], plus overige nettoverwerving van niet-financiële activa [1A.34], plus betaalde kapitaaloverdrachten [1A.35].

33.

De categorie beleggingen [1A.33] is gelijk aan bruto investeringen in vaste activa (P.51g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

34.

De categorie overige nettoverwerving van niet-financiële activa en de mutaties in voorraden [1A.34] zijn gelijk aan mutaties in voorraden (P. 52), plus het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), plus het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

35.

De categorie betaalde kapitaaloverdrachten [1A.35] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een door alle sectoren behalve S.13 ontvangen kapitaaloverdracht.

36.

De categorie bruto besparingen [1A.36] is gelijk aan totaal lopende inkomsten [1A.8], minus totaal lopende uitgaven [1A.23].

37.

De categorie opbrengst van de verkoop van UMTS (universal mobile telecommunication systems) licenties [1A.37] is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van de derde-generatie mobiele telefoonlicenties, geregistreerd als de verkoop van een niet-financieel activum volgens het besluit van Eurostat betreffende de toewijzing van mobiele telefoonlicenties.

38.

De categorie werkelijke sociale premies [1A.38] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.611) [1A.15], plus werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613) [1A.16] geregistreerd onder middelen van S.13.

39.

De categorie sociale uitkeringen m.u.v. sociale overdrachten in natura [1A.39] is gelijk aan sociale uitkeringen m.u.v. sociale overdrachten in natura (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

Tabel 1B

1.

De categorie inkomsten van de begroting van de Europese Unie (EU) van de lidstaat [1B.1] is gelijk aan de door de EU-begroting ontvangen indirecte belastingen [1B.2], plus inkomensoverdrachten in verband met internationale samenwerking (D.74) betaald door de overheid aan de EU-begroting [1B.4], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) betaald door de overheid aan de EU-begroting [1B.5], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].

2.

De categorie indirecte belastingen [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.2122.

3.

De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking [1B.3] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

4.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. en eigen middelen van de EU [1B.4] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D. 75), plus op belasting over de toegevoegde waarde (btw) en op bruto nationaal inkomen van elke lidstaat gebaseerde eigen middelen van de EU (D.76) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

5.

De categorie overige inkomensoverdrachten waarvan het op btw-gebaseerde derde eigen middel [1B.5] is gelijk aan het op btw-gebaseerde derde eigen middel (D.761) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

6.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. waarvan het op het bruto nationaal inkomen gebaseerde vierde eigen middel [1B.6] is gelijk aan het op bruto nationaal inkomen gebaseerde vierde eigen middel (D.762) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

7.

De categorie kapitaaloverdrachten [1B.7] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en geregistreerd als een door S.2122 ontvangen kapitaaloverdracht.

8.

De categorie uitgaven van de EU-begroting in de lidstaat [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) betaald uit de EU-begroting [1B.9], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) betaald uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.7) betaald uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) betaald uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13].

9.

De categorie subsidies [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de bestedingen van S.2122.

10.

De categorie aan de overheid betaalde inkomensoverdrachten [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.2122.

11.

De categorie inkomensoverdrachten aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.2122 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie aan de overheid betaalde kapitaaloverdrachten [1B.12] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en onder mutaties in activa van S.2122.

13.

De categorie aan niet-overheidsinstellingen betaalde kapitaaloverdrachten [1B.13] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in activa van S.2122 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie saldo van lidstaat ten opzichte van de EU-begroting (netto-ontvanger +, nettobetaler) [1B.14] is gelijk aan de uitgaven uit de EU-begroting in de lidstaat [1B.8], minus de inkomsten van van de EU-begroting uit de lidstaat [1B.1].

15.

De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.15] is het gedeelte van niet-marktoutput (P.13) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de kosten van inning van eigen middelen betaald uit de EU-begroting.

Tabel 1C

1.

De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

2.

De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

3.

De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

4.

De categorie sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten [1C.4] is gelijk aan sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten (D.632) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

5.

De categorie verbruik van vaste activa [1C.5] is gelijk aan verbruik van vaste activa (P.51c) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

6.

De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.6] is gelijk aan niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies op productie (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

7.

De categorie exploitatieoverschot (netto) [1C.7] is gelijk aan exploitatieoverschot (netto) (B.2n) van S.13.

8.

De categorie consumptieve bestedingen in prijzen van het voorgaande jaar[1C.8] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume van consumptieve bestedingen (P.3), geregistreerd onder bestedingen van S.13 in prijzen van het voorgaande jaar.

9.

De categorie overheidsinvesteringen in prijzen van het voorgaande jaar [1C.9] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume van bruto-investeringen in vaste activa (P.51g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, in prijzen van het voorgaande jaar.

10.

De categorie bruto binnenlands product (BBP) in lopende prijzen [1C.10] is gelijk aan BBP (B.1*g) tegen marktprijzen.

11.

De categorie BBP in prijzen van het voorafgaande jaar [1C.11] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume van het BBP (B1*g) in prijzen van het voorafgaande jaar.

Tabel 2A

1.

De categorie correctie tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.1] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], minus nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.2].

2.

De categorie nettotransacties in financiële activa en passiva (geconsolideerd) [2A.2] is gelijk aan transacties in mutaties van financiële activa [2A.3], minus de mutaties van transacties in financiële passiva [2A.15].

3.

De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd)[2A.3] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.4], plus transacties in schuldbewijzen (F.3) [2A.5], plus transacties in leningen (F.4) [2A.6], plus transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) [2A.7] plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [F.6][2A.11], plus transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.12], plus transacties in overige financiële activa [2A.13], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

4.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's [2A.4] is gelijk aan mutaties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

5.

De categorie transacties schuldbewijzen [2A.5] is gelijk aan mutaties in schuldbewijzen (F.3) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

6.

De categorie transacties in leningen [2A.6] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

7.

De categorie transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen [2A.7] is gelijk aan mutaties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

8.

De categorie privatiseringen (netto) [2A.8] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR 2010 paragraaf 2.36 tot en met 2.39) door S.13 over de eenheid die debiteur is; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.

9.

De categorie kapitaalinjecties (netto) [2A.9] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap over de eenheid die debiteur is door S.13, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.

10.

De categorie overige [2A.10] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13, die niet worden uitgevoerd bij het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.

11.

De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.11] is gelijk aan mutaties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.12] is gelijk aan de nettobetalingen betreffende financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

13.

De categorie transacties in overige financiële activa [2A.13] is gelijk aan mutaties in monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, plus overige vorderingen (F.8) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie transacties in overige financiële activa waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en sociale premies [2A.14] is gelijk aan overige vorderingen (F.8 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D2, D5, D6 and D91, minus de werkelijk geïnde bedragen aan belastingen, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie transacties in passiva (geconsolideerd)[2A.15] is gelijk aan geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.16], plus transacties in kortlopende schuldbewijzen (F.31) [2A.17], plus transacties in langlopende schuldbewijzen (F.32) [2A.18], plus transacties in leningen (F.4) [2A.19], plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) [2A.21], transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.22], plus transacties in overige passiva [2A.23], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

16.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's [2A.16] is gelijk aan de mutaties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

17.

De categorie transacties in kortlopende schuldbewijzen [2A.17] is gelijk aan de mutataties in kortlopende schuldbewijzen (F.31) met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar of korter, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

18.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.18] is gelijk aan de mutataties in langlopende schuldbewijzen (F.32) met een oorspronkelijke looptijd van langer dan 1 jaar, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie transacties in leningen [2A.19] is gelijk aan nieuw afgesloten leningen (F.4), na aftrek van terugbetalingen van bestaande leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

20.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2A.20] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

21.

De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.21] is gelijk aan mutaties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

22.

De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.22] is gelijk aan netto-ontvangsten betreffende financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve sectoren behalve S.13.

23.

Transacties in overige passiva [2A.23] is gelijk aan mutaties in monetair goud en speciale trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve sectoren behalve S.13, plus deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13, plus Overige vorderingen/schulden (F.8), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

24.

De categorie financieringsbehoefte van de overheid [2A.24] is gelijk aan de mutaties in passiva in chartaal geld en deposito's (F.2) [2A.16], plus schuldbewijzen [2A.17 en 2A.18] (F.3), plus leningen (F.4) [2A.19]. Het is tevens gelijk aan geconsolideerde transacties in overheidsschuldinstrumenten.

25.

De categorie transacties in langlopende schuldinstrumenten [2A.25] is gelijk aan de mutaties in passiva in schuldinstrumenten [2A.24] met oorspronkelijke looptijd van langer dan 1 jaar.

26.

De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in nationale valuta [2A.26] is gelijk aan de mutaties in passiva in schuldinstrumenten [2A.24] luidende in het wettig betaalmiddel van de lidstaat.

27.

De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in valuta's van eurogebiedlidstaten [2A.27] is gelijk aan de mutaties in passiva in schuldinstrumenten [2A.24] luidende in ECU, plus schuldinstrumenten luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt, plus schuldinstrumenten luidende in het wettige betaalmiddel van een eurogebiedlidstaat voordat die lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt.

28.

De categorie transacties in schuldinstrumenten luidende in overige valuta's [2A.28] is gelijk aan de mutaties in passiva in schuldinstrumenten [2A.24], niet inbegrepen in [2A.26] of [2A.27].

29.

De categorie overige stromen [2A.29] is gelijk aan herwaarderingseffecten op schulden [2A.30], plus overige volumemutaties in schuld [2A.33].

30.

De categorie herwaarderingseffecten op schulden [2A.30] is gelijk aan waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.31], plus overige herwaarderingseffecten — nominale waarde [2A.32].

31.

De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.31] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.7) van schuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.

32.

De categorie overige herwaarderingseffecten — nominale waarde [2A.32] is gelijk aan mutaties in schulden [2A.34], minus transacties in schuldinstrumenten (geconsolideerd) [2A.24], minus waarderingsverschillen van vreemde valuta [2.A31], minus overige volumemutaties in schulden [2A.33].

33.

De categorie overige volumemutaties in schulden [2A.33] is gelijk aan overige volumemutaties (K.1, K.2, K.3, K.4, K.5 en K.6) in passiva ingedeeld als chartaal geld en deposito's (AF.2), schuldbewijzen (AF.3), of leningen (AF.4), die geen activa van S.13 zijn.

34.

De categorie mutaties in overheidsschuld [2A.34] is gelijk aan schuld [3A.1] in jaar t, minus schuld [3A.1] in jaar t-1.

Tabel 2B

1.

De categorie transacties in overheidsschuldinstrumenten (niet-geconsolideerd) [2B.1] is gelijk aan niet-geconsolideerd transacties in chartaal geld en deposito's [2B.2], plus transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3], plus transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4], plus transacties in leningen van de centrale bank [2B.5], plus transacties in overige leningen [2B.6].

2.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's [2B.2] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

3.

De categorie transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is (F.31), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

4.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is (F.32), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

5.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2B.5] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

6.

De categorie transacties in overige leningen [2B.6] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.121.

7.

De categorie consoliderende transacties [2B.7] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in schuldinstrumenten [2B.1], minus geconsolideerde transacties in schuldinstrumenten [2A.24].

8.

De categorie consoliderende transacties — chartaal geld en deposito's [2B.8] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's [2B.2], minus geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's [2A.16].

9.

De categorie consoliderende transacties — kortlopende schuldbewijzen [2B.9] is gelijk aan (passiva) niet-geconsolideerde transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3], minus geconsolideerde transacties in kortlopende schuldbewijzen [2A.17].

10.

De categorie consoliderende transacties — langlopende schuldbewijzen [2B.10] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4], minus geconsolideerde transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.18].

11.

De categorie consoliderende transacties — leningen [2B.11] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in overige leningen [2B.6], minus geconsolideerde transacties in leningen [2A.19], plus geconsolideerde transacties in leningen van de centrale bank [2A.20].

Tabel 3A

1.

De categorie overheidsschuld (geconsolideerd) [3A.1] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 479/2009. Het is tevens gelijk aan geconsolideerde passiva van S.13 in het instrument chartaal geld en deposito's [3A.2], plus kortlopende schuldbewijzen [3A.3], plus kortlopende schuldbewijzen [3A.4], plus leningen van de centrale bank [3A.5], plus overige leningen [3A.6].

2.

De categorie schuld — chartaal geld en deposito's [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito's (AF.2).

3.

De categorie schuld — kortlopende schuldbewijzen [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar is of korter (AF.31).

4.

De categorie schuld — langlopende schuldbewijzen [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen, waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is (AF.32).

5.

De categorie schuld — leningen van de centrale bank [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.

6.

De categorie schuld — overige leningen [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat geen activum is van S.121.

7.

De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], plus schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], plus schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] plus schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].

8.

De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.121.

9.

De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.122 of S.123.

10.

De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.124, S.125, S.126, S.127, S.128 of S.129.

11.

De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.

12.

De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.2.

13.

De categorie schuld luidende in valuta's van eurogebiedlidstaten [3A.14] is — voordat de lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettig betaalmiddel van één van de eurogebiedlidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ecu of in euro.

14.

De categorie schuld luidende in overige valuta's [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.13] of [3A.14].

15.

De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar is of korter.

16.

De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

17.

De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.

18.

De categorie schuld met een resterende looptijd tot en met 1 jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van 1 jaar of korter.

19.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van langer dan 1 en tot en met 5 jaar.

20.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.

21.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van langer dan 5 jaar.

22.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.

23.

Gemiddelde resterende looptijd van schuld [3A.24] is gelijk aan de gemiddelde resterende looptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.

24.

De categorie overheidsschuld nulcouponobligaties [3A.25] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in de vorm van nulcouponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de aflossingswaarde en de uitgifteprijs.

Tabel 3B

1.

De categorie overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren) [3B.1] is gelijk aan de niet-geconsolideerde passiva van S.13, met uitzondering van a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn; b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn; c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn; d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].

2.

De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa van S.13 zijn, m.u.v.; a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn; b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn; c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn, en d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in het instrument chartaal geld en deposito's [3B.3], plus kortlopende schuldbewijzen [3B.4], plus langlopende schuldbewijzen [3B.5], plus leningen[3B.6].

3.

De categorie consoliderende elementen in chartaal geld en deposito's [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito's (F.2).

4.

De categorie consoliderende elementen in kortlopende schuldbewijzen [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar is of korter (F.31).

5.

De categorie consoliderende elementen in langlopende schuldbewijzen [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is (F.32).

6.

De categorie consoliderende elementen in leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).

7.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid (geconsolideerd) [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

8.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

9.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid (geconsolideerd) [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

10.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

11.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid (geconsolideerd) [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

12.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

13.

De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen (geconsolideerd) [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

14.

De categorie schuld uitgegeven door socialezekerheidsfondsen waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

15.

De categorie door centrale overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1312, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

16.

De categorie door deelstaatoverheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

17.

De categorie door lagere overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

18.

De categorie door socialezekerheidsfondsen aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].”


(1)  [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

(2)  Tenzij anders vermeld, heeft de categorie betrekking op de sector overheid.


Rectificaties

6.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/27


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 469/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)

(ECB/2014/18)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 141 van 14 mei 2014 )

Bladzijde 51: de verordening komt als volgt te luiden:

VERORDENING (EU) NR. 469/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 16 april 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2157/1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4)

(ECB/2014/18)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 132, lid 3,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 34.3 en artikel 19.1,

Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (1), inzonderheid artikel 6, lid 2,

Overwegende:

(1)

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank (ECB/1999/4) (2) toegepast om sancties op te leggen binnen haar uiteenlopende bevoegdheidsgebieden, waaronder met name de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid van de Unie, de werking van betalingssystemen en de verzameling van statistische gegevens.

(2)

Luidens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (3) kan de ECB administratieve financiële boeten aan de kredietinstellingen opleggen die onder haar supervisie staan, indien deze instellingen een direct toepasselijke bepaling van Unierecht schenden, alsook sancties opleggen ingeval van een schending van een ECB-verordening of -besluit.

(3)

De ECB heeft Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (4) vastgesteld tot nadere uitwerking van de procedures betreffende de uitoefening door de ECB, nationale bevoegde autoriteiten en nationale aangewezen autoriteiten van hun toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013. Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) bevat bepalingen betreffende de procedure voor de oplegging van administratieve boeten door de ECB en nationale bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

(4)

De ECB heeft Aanbeveling ECB/2014/19 (5) vastgesteld ter invoering van een consistente regeling voor het opleggen van sancties door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

(5)

In Verordening (EG) nr. 2157/1999 dient verduidelijkt te worden dat de verordening slechts van toepassing is op de sanctieoplegging door de ECB ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen, terwijl Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17) van toepassing is op de oplegging van administratieve boeten door de ECB ter uitoefening van haar toezichttaken.

(6)

Bij de nadere uitwerking van de procedurele regels aangaande de initiatie en het voeren van de in Verordening (EG) nr. 2532/98 vastgelegde niet-nakomingsprocedures moet de ECB rekening houden met de ernst van de overwogen sanctie.

(7)

Verordening (EG) nr. 2157/1999 moet daarom dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2157/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Een nieuw artikel 1 bis wordt ingevoegd na artikel 1:

„Artikel 1 bis

Toepassingsgebied

Deze verordening is slechts van toepassing op sancties die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar centralebanktaken die geen toezichthouding betreffen. De verordening is niet van toepassing op administratieve boeten die de ECB kan opleggen ter uitoefening van haar toezichttaken.”

.

2)

Nieuw artikel 1 ter wordt ingevoegd na artikel 1 bis:

„Artikel 1 ter

Onafhankelijke onderzoekseenheid

1.   Om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren uit hoofde van artikel 2 en ter uitoefening van de in artikel 3 vastgelegde bevoegdheden, richt de ECB een interne onafhankelijke onderzoekseenheid op (hierna „onderzoekseenheid”) bestaande uit onderzoeksambtenaren die hun onderzoekstaken onafhankelijk van de directie en de Raad van bestuur uitoefenen, en die niet deelnemen aan het overleg van de directie en de Raad van bestuur.

2.   Indien de ECB redenen heeft te vermoeden dat een of meer schendingen worden of zijn begaan, wordt die aangelegenheid naar de directie verwezen.

3.   Indien de directie meent dat de toepasselijke sanctie hoger is dan de drempel van artikel 10, lid 1, dan is de vereenvoudigde procedure van artikel 10 niet van toepassing en verwijst de directie die aangelegenheid naar de onderzoekseenheid. De onderzoekseenheid besluit om al dan niet een niet-nakomingsprocedure te initiëren.

4.   Enige verwijzing naar de ECB in artikel 2 tot en met 4, artikel 5, lid 1 tot en met 3, en artikel 6, dient gelezen te worden als een verwijzing naar de onderzoekseenheid van de ECB dan wel, indien de vereenvoudigde procedure van artikel 10 van toepassing is, als verwijzing naar de directie.

5.   De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de bevoegde nationale centrale bank om een niet-nakomingsprocedure te initiëren en een onderzoek uit te voeren overeenkomstig deze verordening.”

.

3)

In artikel 2 wordt lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

„1.   Op basis van dezelfde feiten wordt tegen dezelfde onderneming niet meer dan een niet-nalevingsprocedure geinitieerd. Te dien einde neemt de ECB of de bevoegde nationale centrale bank geen beslissing om al dan niet een niet-nalevingsprocedure te initiëren vooraleer zij elkaar hebben geïnformeerd en met elkaar overlegd hebben.”

.

4)

In artikel 2 wordt lid 3 als volgt vervangen:

„3.   Hetzij de ECB of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, is, op verzoek, gerechtigd bijstand te verlenen aan en samen te werken met de andere bij de uitvoering van de niet-nalevingsprocedure, met name door het overhandigen van relevante geachte informatie.”

.

5)

Een nieuw artikel 7 bis wordt ingevoegd na artikel 7:

„Artikel 7 bis

Indiening van een voorstel bij de directie

1.   Indien de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, van mening is dat na de voltooiing van de niet-nakomingsprocedure een sanctie aan de betrokken onderneming opgelegd moet worden, dient deze een voorstel in bij de directie waarin de onderzoekseenheid stelt dat de betrokken onderneming een schending heeft begaan en bepaalt het bedrag van de op te leggen sanctie.

2.   De onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, baseren hun voorstel slechts op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.

3.   Indien de directie van mening is dat het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende dossier, al naar gelang, onvolledig is, kan zij het dossier aan de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank retourneren met een onderbouwd verzoek voor aanvullende informatie.

4.   Indien de directie op basis van een volledig dossier instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, om een sanctie aan de betrokken onderneming op te leggen, besluit zij overeenkomstig het door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank ingediende voorstel.

5.   Indien de directie op basis van een volledig dossier meent dat de door de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, in het voorstel beschreven feiten niet voldoende bewijs voor een schending lijken te vormen, kan de directie besluiten de zaak te sluiten.

6.   Indien de directie op basis van een volledig dossier ermee instemt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, zoals bedoeld in het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar het niet eens is met de voorgestelde sanctie, neemt zij een besluit waarin een door haar passend geachte sanctie wordt vastgelegd.

7.   Indien de directie op basis van een volledig dossier niet instemt met het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, maar vaststelt dat de betrokken onderneming een andere schending heeft begaan, dan wel dat er een andere feitelijke grondslag bestaat voor het voorstel van de onderzoekseenheid of de bevoegde nationale centrale bank, al naar gelang, stelt het de betrokken onderneming schriftelijk van haar bevindingen en van de tegen de betrokken onderneming opgeworpen bezwaren in kennis.

8.   De directie stelt in een besluit vast of de betrokken onderneming al dan niet een schending heeft begaan, alsook de op te leggen sanctie, indien van toepassing. Door de directie vastgestelde besluiten worden slechts gegrond op feiten en bezwaren waar de betrokken onderneming opmerkingen over heeft kunnen maken.”

.

Artikel 2

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 april 2014.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(2)  Verordening (EG) nr. 2157/1999 van de Europese Centrale Bank van 23 september 1999 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (ECB/1999/4) (PB L 264 van 12.10.1999, blz. 21).

(3)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(4)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17). Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5)  Aanbeveling ECB/2014/19 van 16 april 2014 voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2532/98 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (PB C 144 van 14.5.2014, blz. 2).