ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot relevante passend gediversifieerde indexen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 944/2014 VAN DE COMMISSIE
van 2 september 2014
tot vaststelling van een verbod op de visserij op gaffelkabeljauw in de EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening bedoelde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 september 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).
BIJLAGE
Nr. |
24/DSS |
Lidstaat |
Spanje |
Bestand |
GFB/567- |
Soort |
Gaffelkabeljauw (Phycis blennoides) |
Gebied |
EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII |
Datum van sluiting |
12.8.2014 |
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 945/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot relevante passend gediversifieerde indexen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 344, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 344, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, kan het specifieke risico van een aandelenindexfuture die zou worden behandeld alsof het een afzonderlijk aandeel betrof, op grond van dat artikel buiten beschouwing worden gelaten indien de aandelenindexfuture in kwestie op de beurs wordt verhandeld en op een relevante passend gediversifieerde index berust. |
(2) |
Indien een ter beurze verhandelde aandelenindexfuture op passende wijze gediversifieerd is, mag worden aangenomen dat aan een dergelijke aandelenindex geen specifiek risico verbonden is. Dit wordt geacht het geval te zijn wanneer de index uit ten minste 20 aandelen is samengesteld, geen enkele daarin vervatte entiteit meer dan 25 % van de totale index uitmaakt en 10 % van de grootste aandelen (waarbij het aantal aandelen op het hogere natuurlijke getal wordt afgerond) minder dan 60 % van de totale index vertegenwoordigt. Daarnaast moet de index aandelen van ten minste één nationale markt en van ten minste vier van de volgende sectoren omvatten: aardolie en aardgas, grondstoffen, industrieproducten, consumptiegoederen, gezondheidszorg, consumentendiensten, telecommunicatie, nutsbedrijven, financiële instellingen en technologie. |
(3) |
Aangezien in artikel 344, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 melding wordt gemaakt van „relevante” in aanmerking komende indices, zijn alleen de voor financiële instellingen in de Unie relevant zijnde aandelenindices getoetst aan de criteria voor het identificeren van in aanmerking komende aandelenindices. |
(4) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(5) |
De Europese Bankautoriteit heeft open publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële desbetreffende kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 344 van Verordening (EU) nr. 575/2013 in aanmerking komende aandelenindices
De lijst van aandelenindices waarvoor de in artikel 344, lid 4, tweede zin, van Verordening (EU) nr. 575/2013 behandeling mogelijk is, is opgenomen in de bijlage.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.
BIJLAGE
Aandelenindexen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 344 van Verordening (EU) nr. 575/2013
Index |
Land |
||
|
Australië |
||
|
Oostenrijk |
||
|
België |
||
|
Brazilië |
||
|
Canada |
||
|
China |
||
|
Kroatië |
||
|
Denemarken |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Europa |
||
|
Frankrijk |
||
|
Frankrijk |
||
|
Duitsland |
||
|
Duitsland |
||
|
Duitsland |
||
|
Duitsland |
||
|
Griekenland |
||
|
Hongkong |
||
|
Hongkong |
||
|
India |
||
|
Italië |
||
|
Maleisië |
||
|
Malta |
||
|
Japan |
||
|
Japan |
||
|
Mexico |
||
|
Nederland |
||
|
Nederland |
||
|
Polen |
||
|
Portugal |
||
|
Singapore |
||
|
Spanje |
||
|
Zweden |
||
|
Zwitserland |
||
|
Verenigde Arabische Emiraten |
||
|
Verenigd Koninkrijk |
||
|
Verenigd Koninkrijk |
||
|
VS |
||
|
VS |
||
|
VS |
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 946/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een „nieuwe exporteur” op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
1. DE PROCEDURE
1.1. Vorige onderzoeken en bestaande antidumpingmaatregelen
(1) |
In juli 2005 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de „VRC”). De maatregel bestond in een ad-valoremantidumpingrecht, dat varieerde van 7,6 % tot 46,7 %. |
(2) |
In juli 2008 heeft de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek dat tot de productomschrijving beperkt was, bij Verordening (EG) nr. 684/2008 (3) de productomschrijving van het oorspronkelijke onderzoek verduidelijkt. |
(3) |
Naar aanleiding van een onderzoek naar ontwijking heeft de Raad in juni 2009 het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 op „alle overige ondernemingen” ingestelde definitieve antidumpingrecht bij Verordening (EG) nr. 499/2009 (4) uitgebreid tot handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand. |
(4) |
Na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Raad in oktober 2011 bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 (5) een definitief antidumpingrecht ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de VRC. Het uitgebreide recht zoals vermeld in overweging 3 werd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 gehandhaafd. |
(5) |
Momenteel geldt een anti-dumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 is ingesteld naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”) zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 (6) van de Raad naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 3, van de basisverordening („het tussentijdse nieuwe onderzoek”). Het recht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land” of „de VRC”) in de Unie is momenteel 70,8 %. Naar aanleiding van een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening zijn de maatregelen krachtens Uitvoeringsverordening (EG) nr. 499/2009 ook van toepassing op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan verzonden uit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek
(6) |
De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek voor een „nieuwe exporteur” te openen. Het verzoek werd ingediend op 3 mei 2013 door Ningbo Logitrans Handling Equipment Co., Ltd („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de VRC. |
(7) |
De indiener van het verzoek argumenteerde dat hij op marktvoorwaarden opereerde in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(8) |
Hij voerde verder aan geen handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan naar de Unie te hebben uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen waren gebaseerd, namelijk van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek”). Hij voerde aan het betrokken product ook niet te hebben uitgevoerd in het onderzoektijdvak van het daaropvolgende tussentijdse onderzoek, te weten van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. |
(9) |
Hij verklaarde bovendien dat hij geen banden heeft met een producent-exporteur van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan waarvoor de bovengenoemde antidumpingmaatregelen golden. |
(10) |
Voorts beweerde de indiener van het verzoek dat hij pas na het verstrijken van het oorspronkelijke onderzoektijdvak en het onderzoektijdvak van het latere tussentijdse nieuwe onderzoek, begonnen is met de uitvoer van de handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan naar de Unie. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur
(11) |
De Commissie heeft het door de indiener van het verzoek ingediende voorlopige bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen. Na raadpleging van het Raadgevend Comité en na de betrokken bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie een nieuw onderzoek geopend in overeenstemming met artikel 11, lid 4, van de basisovereenkomst bij Verordening (EU) nr. 32/2014 van de Commissie (7). |
(12) |
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 32/2014, werd het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, ingestelde antidumpingrecht ingetrokken ten aanzien van de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan die door de indiener van het verzoek worden geproduceerd en voor uitvoer naar de Unie verkocht. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 32/2014 opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren. |
(13) |
In Verordening (EU) nr. 32/2014 is vastgelegd dat indien uit het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek voldoet aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht, het noodzakelijk kan zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is krachtens artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013. |
1.4. Betrokken product
(14) |
Het betrokken product betreft handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 (Taric-codes 8427900011 en 8427900019) en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8431200011 en 8431200019), van oorsprong uit de VRC („het betrokken product”). |
1.5. Betrokken partijen
(15) |
De Commissie heeft de bedrijfstak van de Unie, de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord. |
(16) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van de status van nieuwe exporteur, van marktvoorwaarden en dumping noodzakelijk achtte, ingewonnen en gecontroleerd. De Commissie heeft de indiener van het verzoek en de verbonden ondernemingen een aanvraagformulier voor behandeling als marktgerichte onderneming toegezonden; het antwoord hierop heeft zij binnen de daarvoor gestelde termijnen ontvangen. Bij de indiener van het verzoek en bij de verbonden onderneming in Denemarken, Logitrans A/S, werd ter plaatse een controle verricht. |
1.6. Tijdvak van het nieuwe onderzoek
(17) |
Het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor de vaststelling van dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 juni 2013 („tijdvak van het nieuwe onderzoek”). |
2. ONDERZOEK
2.1. Status van nieuwe exporteur
(18) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek het betrokken product tijdens zowel het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, namelijk van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004, als het onderzoektijdvak van het latere tussentijdse nieuwe onderzoek, namelijk van 1 januari tot en met 31 december 2011, niet heeft uitgevoerd en dat het bedrijf pas na deze tijdvakken is begonnen met de uitvoer naar de Unie. |
(19) |
Bovendien kon de indiener van het verzoek aantonen geen directe of indirecte banden te hebben met enige van de Chinese producenten-exporteurs voor wie de antidumpingmaatregelen op het betrokken product gelden. |
(20) |
Bijgevolg wordt bevestigd dat de indiener van het verzoek in de zin van artikel 11, lid 4, van de basisverordening als een nieuwe exporteur moet worden beschouwd en een individuele dumpingmarge voor de onderneming moet worden vastgesteld. |
2.2. Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)
(21) |
Krachtens artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening, stelt de Commissie de normale waarde vast in overeenstemming met artikel 2, leden 1 tot en met 6, van die verordening voor de producenten-exporteurs in de VRC die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van die verordening, zodat een BMO kon worden toegekend. |
(22) |
De indiener van het verzoek is een onderneming in particulier bezit, geheel in handen van een onderneming waarvan de rechtstreekse aandeelhouders ondernemingen in de Europese Unie zijn. Dagelijkse zakelijke besluiten worden genomen door de uitvoerend directeur, die een burger van de Europese Unie en ook lid van de raad van bestuur is. Belangrijke zakelijke besluiten worden genomen door de raad van aandeelhouders. Bij de besluitvorming was geen aan een staat verbonden functionaris aanwezig, noch heeft er enige andere staatsinmenging door de VRC plaatsgevonden. |
(23) |
Daarnaast waren de belangrijkste productiemiddelen voor handpallettrucks en essentiële delen daarvan in het geval van de indiener halfafgewerkte metalen delen van warmgewalste koolstofstalen die zijn gekocht bij verschillende leveranciers in de VRC, dat wil zeggen reeds tot delen verwerkte warmgewalste koolstofstaal. |
(24) |
Op basis van openbaar beschikbare informatie (8) werd vastgesteld dat de prijzen van de verwerkte metalen delen die door de indiener van het verzoek werden betaald, hoog genoeg waren om de staalprijzen op de internationale markt en de toegevoegde waarde van de verwerking van warmgewalste staal tot halfafgewerkte metalen delen te weerspiegelen. Als gevolg hiervan werd vastgesteld dat de tijdens het tussentijdse nieuwe onderzoek (9) vastgestelde verstoring van de prijzen van onverwerkte staal in de VRC niet was overgedragen op de door de indiener van het verzoek betaalde prijzen van de verwerkte metalen delen. |
(25) |
Op basis van het bovenstaande werd derhalve geconcludeerd dat de indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij voldeed aan criterium 1 onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(26) |
Voorts beschikte de indiener van het verzoek over een duidelijke basisboekhouding die gecontroleerd werd door een onafhankelijke accountant in overeenstemming met de internationale boekhoudnormen en die voor alle doeleinden werd toegepast. Derhalve werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij voldeed aan criterium 2 onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(27) |
Daarnaast had de indiener van het verzoek geen leningen lopen bij Chinese financiële instellingen, noch leningen die niet waren verstrekt onder marktvoorwaarden met betrekking tot garanties, rentetarieven en andere voorwaarden. Er waren geen aanwijzingen voor andere verstoringen of voordelen met betrekking tot de locatie of het terrein of een andere vorm van staatsinmenging in de activiteiten van de indiener van het verzoek. De indiener van het verzoek werd ook niet beschouwd als een onderneming die met geavanceerde technologie werkt, zodat het mogelijk in die hoedanigheid overheidssteun zou kunnen ontvangen. Derhalve werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij voldeed aan criterium 3 onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(28) |
Voorts werd vastgesteld dat de indiener van het verzoek was onderworpen aan de van kracht zijnde Chinese faillissements- en eigendomswetten, waarvan de toepassing bedoeld is om rechtszekerheid en stabiliteit voor de exploitatie van bedrijven te waarborgen. Er waren geen aanwijzingen dat deze wetten niet golden of van toepassing waren voor de indiener van het verzoek. Derhalve werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij voldeed aan criterium 4 onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(29) |
Tot slot zijn uit het onderzoek geen beperkingen ten aanzien van het gebruik en de omrekening van buitenlandse valuta naar voren gekomen. De valutatransacties van de indiener van het verzoek werden verricht tegen de marktkoers en hij kon vrijelijk over eigen middelen beschikken. Derhalve werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek heeft aangetoond dat hij voldeed aan criterium 5 onder artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. |
(30) |
Op grond van bovenstaande bevindingen is geconcludeerd dat de indiener van het verzoek een BMO kon worden toegekend, zodat de normale waarde kon worden bepaald overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, van de basisverordening. |
(31) |
De Commissie heeft de resultaten van het BMO-onderzoek bekendgemaakt aan de indiener van het verzoek, de autoriteiten van de VRC en de bedrijfstak van de Unie en stelde hen in de gelegenheid om opmerkingen te maken. |
(32) |
De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de internationale staalprijzen op basis van openbaar beschikbare informatie (zie overweging 24 hierboven) geen geschikte vergelijkingsbasis vormen, aangezien de prijzen die de kleinere marktdeelnemers op de staalmarkt betalen ten minste 20 % hoger zouden zijn dan de internationale referentieprijzen. De bedrijfstak van de Unie voerde voorts aan dat de prijs die betaald wordt voor verwerkte metalen delen die worden gebruikt bij de productie van handpallettrucks in de Unie, ver boven de prijzen zouden liggen die door de indiener van het verzoek worden betaald, wat erop zou kunnen wijzen dat de prijs die door de indiener van het verzoek voor dergelijke delen is betaald, verstoord zou zijn. |
(33) |
De internationale referentieprijzen werden ook gebruikt als basis voor vergelijking in het tussentijdse nieuwe onderzoek en deze prijzen zijn niet gecorrigeerd (10). Aangezien een eventuele toeslag over de internationale referentieprijzen afhangt van individuele factoren die specifiek zijn voor iedere marktdeelnemer, is er geen objectieve grond om een algemene correctie voor een vermeende toeslag aan te brengen. Het argument dat de internationale referentieprijzen gecorrigeerd zouden moeten worden, werd derhalve afgewezen. |
(34) |
Wat betreft de prijs die betaald wordt voor verwerkte metalen delen die worden gebruikt bij de productie van handpallettrucks in de Unie, kon het door de bedrijfstak van de Unie ingediende bewijsmateriaal niet uitwijzen dat de prijs die door de indiener van het verzoek voor dergelijke delen is betaald, verstoord zou zijn. De reden hiervoor was dat, zoals beschreven in overweging 33 hierboven, een toeslag over de internationale referentieprijzen afhangt van individuele factoren die specifiek zijn voor iedere marktdeelnemer en er derhalve geen objectieve grond is om een algemene correctie voor een vermeende toeslag aan te brengen. Bovendien blijkt uit het ingediende bewijsmateriaal dat de prijs van dergelijke metalen onderdelen wordt beïnvloed door een significant aantal andere factoren, waardoor er geen conclusies konden worden getrokken betreffende het gepaste niveau van dergelijke onderdelen dat als benchmark gebruikt had kunnen worden. Derhalve werd het argument dat in de Unie betaalde prijzen voor verwerkte metalen onderdelen erop zouden wijzen dat de prijs die door de indiener van het verzoek wordt betaald voor dergelijke onderdelen verstoord zou zijn, afgewezen. |
(35) |
De bedrijfstak van de Unie voerde ook aan dat de staalprijzen in China worden gesubsidieerd en in het algemeen verstoord zijn en dat dit feit op zich voldoende is om de prijzen van verder verwerkte metalen delen in de VRC ook als verstoord te beschouwen. |
(36) |
Terwijl de Commissie zich kan beroepen op macro-economische overwegingen, zoals verstoringen van grondstofprijzen op het niveau van de bedrijfstak/sector, dient volgens de rechtspraak van het Gerecht de BMO-beslissing afzonderlijk voor elk bedrijf te worden genomen, dat wil zeggen dat beoordeeld dient te worden of de prijzen die de individuele onderneming betaalt voor zijn productiemiddelen de marktwaarden weerspiegelen (11). Bovendien werd ook verduidelijkt dat de Commissie het gemiddelde van Chinese binnenlandse prijzen van de grondstof mogelijk zal vergelijken met het gemiddelde van de internationale prijzen om te bepalen of een BMO op deze grond dient te worden toegekend (12). |
(37) |
Zoals uiteengezet in overweging 24 is vastgesteld dat de waargenomen prijsverstoringen in de markt van onverwerkt staal in de VRC niet waren overgedragen op de door de indiener van het verzoek betaalde prijzen van de verwerkte metalen delen. Deze benadering is in overeenstemming met de rechtspraak aangezien rekening wordt gehouden met de individuele situatie van de indiener van het verzoek; het argument van de bedrijfstak van de Unie in dit opzicht werd derhalve afgewezen. |
(38) |
Ten slotte voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat het toewijzen van een individuele antidumpingmarge aan de indiener van de aanvraag een hoog risico op ontwijking met zich zou meebrengen gezien het feit dat de indiener van het verzoek reeds handpallettrucks heeft aangeschaft bij een andere leverancier in de VRC en deze vervolgens heeft uitgevoerd naar de Unie. |
(39) |
De bewering van een verhoogd risico van ontwijking werd niet met bewijsmateriaal gestaafd. In het bijzonder bleek de indiener van het verzoek niet verbonden te zijn aan de betrokken leverancier of welke andere leverancier in de VRC dan ook. Het onderzoek heeft derhalve niet bevestigd dat er in dit specifieke geval een verhoogd risico op ontwijking bestaat. Tot slot wordt het risico op ontwijking als zodanig niet als criterium genoemd in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening en is het derhalve niet relevant bij de beslissing of een onderneming in aanmerking komt voor een BMO. Derhalve werd dit argument verworpen. |
(40) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde de bedrijfstak van de Unie zijn argumenten dat staalprijzen op basis van openbaar beschikbare gegevens geen geschikte vergelijkingsbasis vormen, aangezien de prijzen die de kleinere marktdeelnemers op de staalmarkt betalen, hoger zouden zijn dan de internationale referentieprijzen en ook hoger dan de prijzen die worden betaald door de ondernemingen die werden onderzocht bij het in overweging 24 genoemde tussentijdse nieuwe onderzoek. De bedrijfstak van de Unie voerde ook aan dat de in overweging 24 genoemde prijsvergelijking door de Commissie niet afdoende rekening zou hebben gehouden met de verwerkingskosten van de metalen delen. |
(41) |
De argumenten van de bedrijfstak van de Unie werden echter niet gestaafd met nader bewijsmateriaal. Derhalve werd geoordeeld dat deze opmerkingen slechts een herhaling vormden van de eerdere argumenten die al aan bod zijn gekomen in de hierboven genoemde overwegingen 32 tot en met 37 en werden ze verworpen. |
2.3. Dumping
Normale waarde
(42) |
Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product van de indiener van het verzoek representatief was, namelijk of die binnenlandse verkoop ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft vastgesteld dat de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt niet representatief was, aangezien deze onder de drempel van 5 % lag. |
(43) |
Aangezien er geen representatieve binnenlandse verkoop was, heeft de Commissie een normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. |
(44) |
De normale waarde werd berekend door bij de gemiddelde productiekosten tijdens het onderzoektijdvak de gemaakte gewogen gemiddelde verkoop-, algemene en administratieve kosten („VAA-kosten”) op te tellen alsmede de gewogen gemiddelde winst die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek door de indiener van het verzoek werd gemaakt op binnenlandse verkopen van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties. |
Uitvoerprijs
(45) |
De indiener van het verzoek voerde handpallettrucks uit, maar ook essentiële (hydraulische) onderdelen daarvan die ook onderdeel uitmaken van het betrokken product. De uitvoer van de hydraulische onderdelen was van een betrekkelijk lage waarde en laag volume in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Bovendien werden de hydraulische onderdelen niet doorverkocht aan onafhankelijke afnemers door de verbonden onderneming in de Unie. Zij werden in plaats daarvan uitsluitend voor de productie van handpallettrucks gebruikt door de verbonden onderneming in de Unie die het eindproduct (handpallettrucks) vervolgens op de markt van de Unie verkocht. Er was derhalve geen wederverkoopprijs voor de hydraulische onderdelen. Aangezien het huidige nieuwe onderzoek bovendien slechts één onderneming betreft, waren er geen andere gegevens beschikbaar op grond waarvan redelijkerwijs een wederverkoopprijs van de hydraulische onderdelen kon worden vastgesteld. Gezien het bovenstaande is er geen uitvoerprijs vastgesteld voor de hydraulische onderdelen. In overleg met de indiener van het verzoek werd de vastgestelde uitvoerprijs voor de handpallettrucks geacht representatief te zijn voor de belangrijke onderdelen, en werd dus als zodanig gebruikt. |
(46) |
Uitvoer vond plaats via de verbonden importeur in de Unie, die het product verder naar onafhankelijke afnemers in de Unie verkocht. De uitvoerprijs werd dus overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening samengesteld aan de hand van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht, door alle gemaakte kosten tussen invoer en wederverkoop (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge daarvan af te trekken. De werkelijke VAA-kosten van de verbonden importeur werden gebruikt. Doordat er geen andere informatie beschikbaar was, werd er met betrekking tot de redelijke winstmarge een geraamde winstmarge van 5 % toegepast. |
(47) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen, betwistte de indiener van het verzoek de hoogte van de tijdens het onderzoek vastgestelde VAA-kosten met betrekking tot de verkoop van het betrokken product, en stelde dat hogere kosten die worden gemaakt bij de verkoop van andere producten niet moeten worden toegeschreven aan het betrokken product. Dit argument was in tegenspraak met de gecontroleerde gegevens. De indiener van het verzoek kon ook geen alternatieve kostenallocatie verstrekken, noch bewijsmateriaal om zijn argument te staven, dat derhalve werd afgewezen. |
(48) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen, betoogde de indiener van het verzoek dat ondanks de relatie tussen de exporteur en de verbonden importeur in de Unie, de uitvoerprijzen marktconform zijn en niet als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd. Derhalve was de indiener van het verzoek van mening dat de uitvoerprijs in overeenstemming met artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld diende te worden als de prijs die door de verbonden importeur werd betaald. |
(49) |
De bewering dat de prijs op marktconforme wijze tot stand was gebracht, werd niet bevestigd door het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal. De verrekenprijs tussen de verbonden ondernemingen was dus niet op een niveau dat de verbonden importeur in staat stelde in de Unie een redelijke winst te maken. Op basis hiervan concludeerde de Commissie dat de interne verrekenprijs de toepasselijke marktwaarde van het betrokken product niet vertegenwoordigde en werd dit argument afgewezen. |
(50) |
De indiener van het verzoek voerde daarnaast aan, ook na de mededeling van feiten en overwegingen, dat de betaalde antidumpingrechten wel degelijk weerspiegeld werden in de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de Unie en dat daarom bij de berekening van de uitvoerprijs het voor antidumpingrechten betaalde bedrag niet dient te worden afgetrokken overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening. |
(51) |
Het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal toonde echter niet aan dat de antidumpingrechten afdoende werden weerspiegeld in wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de Unie. Het bewijsmateriaal wees op een zeer geringe stijging, die zelfs na het onderzoektijdvak plaatsvond. Derhalve werd dit argument afgewezen. |
Vergelijking
(52) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking te waarborgen, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening door middel van correcties rekening gehouden met verschillen die de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Op grond hiervan werden rechtstreeks op de uitvoerprijs correcties toegepast voor vervoer, verpakkingskosten en invoerheffingen, inclusief douanerechten (4 %) en antidumpingrechten (46,7 % en 70,8 %, respectievelijk ingesteld door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 en gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013), in alle gevallen waarin werd aangetoond dat er verschillen waren die de vergelijkbaarheid van prijzen beïnvloeden. De bovengenoemde vervoer- en verpakkingskosten worden overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening beschouwd als vertrouwelijke informatie. De Commissie heeft deze gegevens echter wel gecontroleerd en geconstateerd dat ze niet van de gebruikelijke niveaus afweken. |
(53) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen, vroeg de indiener van het verzoek om een correctie voor verschil in handelsstadium, omdat er een verschil zou zijn tussen de verkoop op de binnenlandse markt en de verkoop op de exportmarkt. De indiener van het verzoek voerde aan dat op de binnenlandse markt alleen aan eindgebruikers wordt verkocht, terwijl de verkoop in de Unie voor handelaren of importeurs bestemd was. De indiener van het verzoek vroeg om een speciale correctie uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder d), onder ii), van de basisverordening. |
(54) |
De indiener van het verzoek verstrekte geen nieuwe of aanvullende informatie om zijn argument te staven. Op basis van de tijdens het onderzoek verzamelde en gecontroleerde gegevens kon niet worden vastgesteld dat de kortingen aan handelaren en importeurs verband hielden met een verschil in verkoopfuncties. Daarom kon niet worden aangetoond dat het vermeende verschil in handelsstadium gevolgen had voor de verkoopprijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen heeft beïnvloed. Op grond hiervan werd het argument afgewezen. |
Dumpingmarge
(55) |
Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs zoals hierboven vastgesteld. |
(56) |
Uit de vergelijking bleek dat de dumping 54,1 % bedroeg, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs (kosten, verzekering en vracht), grens Unie, vóór inklaring. |
3. WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN
(57) |
De vastgestelde dumpingmarge was lager dan de voor het gehele land geldende schademarge die voor de VRC was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, bedoeld in bovenstaande overweging 1. Een recht op basis van de dumpingmarge moet derhalve worden ingesteld op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan geproduceerd door Ningbo Logitrans Handling Equipment Co., Ltd en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
4. REGISTRATIE
(58) |
Gezien de bovenstaande bevindingen moet het vastgestelde antidumpingrecht met terugwerkende kracht worden geheven op de overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 32/2014 geregistreerde invoer van het betrokken product. |
5. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN EN DUUR VAN DE MAATREGELEN
(59) |
De betrokken partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen een gewijzigd antidumpingrecht op door de indiener van het verzoek vervaardigde handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan in te stellen en dit recht met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer te heffen. Hun opmerkingen werden onderzocht en werden waar nodig in aanmerking genomen. |
(60) |
Dit nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop de maatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 verstrijken overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. |
(61) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. In artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013, die artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 vervangt, wordt het volgende ingevoegd in de tabel met betrekking tot de Volksrepubliek China:
Onderneming |
Recht (%) |
Aanvullende Taric-code |
Ningbo Logitrans Handling Equipment Co., Ltd |
54,1 % |
A070 |
2. Het hierbij ingestelde recht wordt ook met terugwerkende kracht geheven op de overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 32/2014 geregistreerde invoer van het betrokken product.
De douaneautoriteiten wordt hierbij opgedragen de registratie van de invoer van het door Ningbo Logitrans Handling Equipment Co., Ltd vervaardigde betrokken product te beëindigen.
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op handpallettrucks en essentiële delen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 189 van 21.7.2005, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 684/2008 van de Raad van 17 juli 2008 tot verduidelijking van het toepassingsgebied van de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 zijn ingesteld op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 499/2009 van de Raad van 11 juni 2009 tot uitbreiding van het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde definitieve antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot hetzelfde product verzonden vanuit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand (PB L 151 van 16.6.2009, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad van 10 oktober 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China zoals uitgebreid tot handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan verzonden uit Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 268 van 13.10.2011, blz. 1).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad van 22 april 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 112 van 24.4.2013, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 32/2014 van de Commissie van 14 januari 2014 tot opening van een nieuw onderzoek voor een nieuwe exporteur in verband met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1008/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China, als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad, tot intrekking van het recht ten aanzien van één exporteur in dat land en tot registratie van deze invoer (PB L 10 van 15.1.2014, blz. 11).
(8) Worldsteelprices.com — door Management Engineering & Production Services (EP) International Ltd
(9) Het tussentijdse nieuwe onderzoek heeft vastgesteld dat de staalprijzen die zijn betaald door de medewerkende producent-exporteur in de VRC aanzienlijk verstoord waren en dat zij niet met de internationale prijzen overeenstemden, zie overweging 20 van Verordening (EU) nr. 372/2013 van de Raad van 22 april 2013.
(10) Zie overwegingen 20 tot en met 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2013.
(11) Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09 Ningbo Yonghong Fasteners tegen Raad van de Europese Unie/arrest van 10 oktober 2012 (punt 117).
(12) Arrest van het Gerecht van 10 oktober 2012 in zaak T-150/09 Ningbo Yonghong Fasteners Fasteners tegen Raad van de Europese Unie (punten 81-95).
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/15 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 947/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot opening van de particuliere opslag voor boter en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 18, lid 2, artikel 20, eerste alinea, onder c), f), l), m) en n), en artikel 223, lid 3, onder c),
Gezien Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 4,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (3), en met name artikel 62, lid 2, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 17, eerste alinea, onder e), van Verordening (EG) nr. 1308/2013 kan steun worden verleend voor de particuliere opslag van boter. |
(2) |
Op 7 augustus 2014 heeft de Russische regering een verbod ingevoerd op de import van bepaalde producten, waaronder zuivel, uit de Unie naar Rusland. De ontwikkelingen van de prijzen en de voorraden van boter wijzen op een bijzonder nijpende marktsituatie die geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen door opslag. Gezien de huidige marktsituatie dient steun voor de particuliere opslag van boter te worden verleend en dient het steunbedrag op voorhand te worden vastgesteld. |
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie (4) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van een regeling inzake particuliere-opslagsteun. |
(4) |
Op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 826/2008 moet een vooraf vastgesteld steunbedrag worden verleend volgens de in hoofdstuk III van die verordening bedoelde nadere bepalingen en voorwaarden. |
(5) |
Om artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 826/2008 in acht te nemen en om te garanderen dat homogene en beheerbare partijen worden opgeslagen, moeten de vereisten voor een „opslagpartij” nader worden omschreven. |
(6) |
Omwille van administratieve doelmatigheid en vereenvoudiging moet, aangezien de vereiste informatie betreffende de opslag reeds in de steunaanvraag is opgenomen, worden afgezien van de in artikel 20, eerste alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008 vervatte eis om na de sluiting van het contract diezelfde informatie te verstrekken. |
(7) |
Omwille van vereenvoudiging en logistieke doelmatigheid moet het de lidstaten worden toegestaan af te zien van de eis om het contractnummer op elke opgeslagen eenheid aan te brengen, mits dat nummer is opgenomen in het register van de opslagplaats. |
(8) |
Omwille van administratieve doelmatigheid en vereenvoudiging moeten, rekening houdend met de bijzondere situatie voor de opslag van boter, de in artikel 36, lid 6, van Verordening (EG) nr. 826/2008 bedoelde controles worden verricht voor ten minste de helft van de contracten. Bijgevolg moet van dat artikel worden afgeweken. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1370/2013 moet de vooraf vastgestelde steun voor particuliere opslag zijn gebaseerd op de opslagkosten en/of andere relevante marktelementen. Er dient een steunbedrag te worden vastgesteld voor de vaste opslagkosten van het in- en uitslaan van de betrokken producten en een steunbedrag per opslagdag voor de kosten van de gekoelde opslag en de financiering. |
(10) |
Om artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 826/2008 in aanmerking te nemen en om het gebruik van deze maatregel van nabij te volgen, moet worden gespecificeerd welke termijn geldt voor de indiening van de in artikel 35, lid 1, onder a), van die verordening bedoelde mededelingen. |
(11) |
Om een onmiddellijk effect op de markt te hebben en bij te dragen aan de stabilisering van de prijzen moet de in de onderhavige verordening vastgestelde tijdelijke steunmaatregel in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Bij deze verordening wordt steun verleend voor de particuliere opslag van boter als bedoeld in artikel 17, eerste alinea, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
2. Verordening (EG) nr. 826/2008 is van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
De in artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 826/2008 bedoelde eenheid voor de berekening is de „opslagpartij” die overeenkomt met de producthoeveelheid die onder deze verordening valt, ten minste één ton weegt, homogeen van samenstelling en kwaliteit is, in één fabriek is geproduceerd en op één dag in één opslagplaats is ingeslagen.
Artikel 3
1. Artikel 20, eerste alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008 is niet van toepassing.
2. De lidstaten mogen afzien van de in artikel 22, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 826/2008 vermelde eis het contractnummer op de opgeslagen producten aan te brengen, mits de beheerder van de opslagplaats het contractnummer opneemt in het in bijlage I, punt III, van die verordening bedoelde register.
3. In afwijking van artikel 36, lid 6, van Verordening (EG) nr. 826/2008, verifieert de voor de controles bevoegde autoriteit aan het einde van de contractuele opslagperiode, voor ten minste de helft van de contracten en aan de hand van steekproeven, het gewicht en de identificatie van de opgeslagen boter.
Artikel 4
1. De steun voor de in artikel 1 bedoelde producten bedraagt:
— |
18,93 EUR per opgeslagen ton voor de vaste opslagkosten, |
— |
0,28 EUR per ton per dag contractuele opslag. |
2. De contractuele opslag eindigt op de dag die voorafgaat aan de uitslag.
3. De steun mag alleen worden verleend als de contractuele opslagperiode 90 tot 210 dagen bedraagt.
Artikel 5
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen aanvragen voor particuliere-opslagsteun worden ingediend. De uiterste datum voor het indienen van aanvragen is 31 december 2014.
Artikel 6
De lidstaten melden de volgende gegevens aan de Commissie:
(a) |
uiterlijk op elke dinsdag, voor de vorige week: de hoeveelheden waarvoor contracten zijn gesloten, alsmede de producthoeveelheden waarvoor aanvragen om contracten te sluiten zijn ingediend, zoals vereist op grond van artikel 35, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008; |
(b) |
uiterlijk aan het einde van elke maand, voor de vorige maand: de gegevens over de voorraden, zoals vereist op grond van artikel 35, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 826/2008. |
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(4) Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3).
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 948/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot opening van de particuliere opslag voor mageremelkpoeder en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 18, lid 2, artikel 20, eerste alinea, onder c), f), l), m) en n), en artikel 223, lid 3, onder c),
Gezien Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 4,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (3), en met name artikel 62, lid 2, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 17, eerste alinea, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kan steun worden verleend voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder. |
(2) |
Op 7 augustus 2014 heeft de Russische regering een verbod ingevoerd op de import van bepaalde producten, waaronder zuivel, uit de Unie naar Rusland. De ontwikkelingen van de prijzen en de voorraden van mageremelkpoeder wijzen op een bijzonder nijpende marktsituatie die geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen door opslag. Gezien de huidige marktsituatie dient steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder te worden verleend en dient het steunbedrag op voorhand te worden vastgesteld. |
(3) |
Bij Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie (4) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van een regeling inzake particuliere-opslagsteun. |
(4) |
Op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 826/2008 moet een vooraf vastgesteld steunbedrag worden verleend volgens de in hoofdstuk III van die verordening bedoelde nadere bepalingen en voorwaarden. |
(5) |
Om artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 826/2008 in acht te nemen en om te garanderen dat homogene en beheerbare partijen worden opgeslagen, moeten de vereisten voor een „opslagpartij” nader worden omschreven. |
(6) |
Omwille van administratieve doelmatigheid en vereenvoudiging moet, aangezien de vereiste informatie betreffende de opslag reeds in de steunaanvraag is opgenomen, worden afgezien van de in artikel 20, eerste alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008 vervatte eis om na de sluiting van het contract diezelfde informatie te verstrekken. |
(7) |
Omwille van vereenvoudiging en logistieke doelmatigheid moet het de lidstaten worden toegestaan af te zien van de eis om het contractnummer op elke opgeslagen eenheid aan te brengen, mits dat nummer is opgenomen in het register van de opslagplaats. |
(8) |
Omwille van administratieve doelmatigheid en vereenvoudiging moeten, rekening houdend met de bijzondere situatie voor de opslag van mageremelkpoeder, de in artikel 36, lid 6, van Verordening (EG) nr. 826/2008 bedoelde controles worden verricht voor ten minste de helft van de contracten. Bijgevolg moet van dat artikel worden afgeweken. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1370/2013 moet de vooraf vastgestelde steun voor particuliere opslag zijn gebaseerd op de opslagkosten en/of andere relevante marktelementen. Er dient een steunbedrag te worden vastgesteld voor de vaste opslagkosten van het in- en uitslaan van de betrokken producten en een steunbedrag per opslagdag voor de kosten van de opslag en de financiering. |
(10) |
Om artikel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 826/2008 in aanmerking te nemen en om het gebruik van deze maatregel van nabij te volgen, moet worden gespecificeerd welke termijn geldt voor de indiening van de in artikel 35, lid 1, onder a), van die verordening bedoelde mededelingen. |
(11) |
Om een onmiddellijk effect op de markt te hebben en bij te dragen aan de stabilisering van de prijzen moet de in de onderhavige verordening vastgestelde tijdelijke steunmaatregel in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Bij deze verordening wordt steun verleend voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder als bedoeld in artikel 17, eerste alinea, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
2. Verordening (EG) nr. 826/2008 is van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
De in artikel 16, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 826/2008 bedoelde eenheid voor de berekening is de „opslagpartij” die overeenkomt met de producthoeveelheid die onder deze verordening valt, ten minste één ton weegt, homogeen van samenstelling en kwaliteit is, in één fabriek is geproduceerd en op één dag in één opslagplaats is ingeslagen.
Artikel 3
1. Artikel 20, eerste alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008 is niet van toepassing.
2. De lidstaten mogen afzien van de in artikel 22, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 826/2008 vermelde eis het contractnummer op de opgeslagen producten aan te brengen, mits de beheerder van de opslagplaats het contractnummer opneemt in het in bijlage I, punt V, van die verordening bedoelde register.
3. In afwijking van artikel 36, lid 6, van Verordening (EG) nr. 826/2008, verifieert de voor de controles bevoegde autoriteit aan het einde van de contractuele opslagperiode, voor ten minste de helft van de contracten en aan de hand van steekproeven, het gewicht en de identificatie van het opgeslagen mageremelkpoeder.
Artikel 4
1. De steun voor de in artikel 1 bedoelde producten bedraagt:
— |
8,86 EUR per opgeslagen ton voor de vaste opslagkosten, |
— |
0,16 EUR per ton per dag contractuele opslag. |
2. De contractuele opslag eindigt op de dag die voorafgaat aan de uitslag.
3. De steun mag alleen worden verleend als de contractuele opslagperiode 90 tot 210 dagen bedraagt.
Artikel 5
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen aanvragen voor particuliere-opslagsteun worden ingediend. De uiterste datum voor het indienen van aanvragen is 31 december 2014.
Artikel 6
De lidstaten melden de volgende gegevens aan de Commissie:
(a) |
uiterlijk op elke dinsdag, voor de vorige week: de hoeveelheden waarvoor contracten zijn gesloten, alsmede de producthoeveelheden waarvoor aanvragen om contracten te sluiten zijn ingediend, zoals vereist op grond van artikel 35, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 826/2008; |
(b) |
uiterlijk aan het einde van elke maand, voor de vorige maand: de gegevens over de voorraden, zoals vereist op grond van artikel 35, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 826/2008. |
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12.
(3) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(4) Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3).
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/21 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 949/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2014
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 219, lid 1, in samenhang met artikel 228,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 7 augustus 2014 heeft de Russische regering een verbod ingevoerd op de import van onder meer melk en zuivel uit de Unie naar Rusland. Dit verbod heeft als resultaat dat de markt dreigt te worden verstoord aangezien zich aanzienlijke prijsdalingen kunnen voordoen die terug te voeren zijn op het plotse wegvallen van een belangrijke exportmarkt. |
(2) |
Op de markt is een situatie ontstaan waarvoor de normale, in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beschikbare maatregelen ontoereikend blijken te zijn. |
(3) |
Krachtens artikel 12, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is de openbare interventie voor boter en mageremelkpoeder open van 1 maart tot en met 30 september. |
(4) |
Om te voorkomen dat de situatie op het gebied van prijzen en verstoring van de markt erg verslechtert, is het van essentieel belang dat de openbare interventie ook na 30 september 2014 beschikbaar is. |
(5) |
Daarom dient de interventie-aankoopperiode voor boter en mageremelkpoeder te worden verlengd tot en met 31 december 2014. |
(6) |
Om een onmiddellijk effect op de markt te hebben en bij te dragen aan de stabilisering van de prijzen moet de in de onderhavige verordening vastgestelde tijdelijke steunmaatregel in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 12, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt de periode waarin de openbare interventie voor boter en mageremelkpoeder in 2014 open is, verlengd tot en met 31 december 2014.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/22 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 950/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot opening van een tijdelijke buitengewone regeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 219, lid 1, in samenhang met artikel 228,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 7 augustus 2014 heeft de Russische regering een verbod ingevoerd op de import van bepaalde producten, waaronder zuivel, uit de Unie naar Rusland. Het zuivelproduct dat de meeste gevolgen van het verbod ondervindt, is kaas. 33 % van de totale uitvoer van kaas uit de Unie heeft als bestemming Rusland. Bovendien is Rusland, wat kaas betreft, een exclusieve handelspartner voor Finland en de Baltische staten en een belangrijke bestemming voor andere lidstaten, zoals Duitsland, Nederland en Polen. |
(2) |
In 2013 is meer dan 250 000 ton kaas naar Rusland geëxporteerd. Het risico bestaat dat een groot aandeel van die hoeveelheid door de interne markt moet worden geabsorbeerd, met marktverstoringen en neerwaartse druk op de prijzen tot gevolg. |
(3) |
De in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beschikbare marktinterventiemaatregelen zijn beperkt tot kaas met een geografische aanduiding en blijken daarom niet te volstaan voor de recent ontstane situatie. |
(4) |
De dreiging van een ernstige marktverstoring op de kaasmarkt kan geheel of gedeeltelijk worden weggenomen door middel van opslag. Daarom moet steun voor de particuliere opslag van kaas worden verleend en moet het steunbedrag vooraf worden vastgesteld. |
(5) |
Krachtens artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kan steun worden verleend voor de particuliere opslag van kaas met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2). Hoewel er wel kazen met een geografische aanduiding zijn die gevolgen ondervinden van het invoerverbod, maken deze slechts een minimaal deel uit van het hele assortiment kazen dat naar Rusland wordt uitgevoerd. Met het oog op de operationele en administratieve efficiëntie moet voor alle soorten kaas één enkele steunregeling voor particuliere opslag worden opgezet. |
(6) |
Verse kaas dient weliswaar van deze regeling te worden uitgesloten, aangezien deze niet geschikt is voor opslag. |
(7) |
Om het beheer en de controle te vergemakkelijken, moet steun voor particuliere opslag in de regel uitsluitend worden verleend aan marktdeelnemers die in de Unie zijn gevestigd en voor btw-doeleinden in de Unie zijn ingeschreven. |
(8) |
Om een behoorlijke monitoring van de regelingen te garanderen, moet in deze verordening worden vastgesteld welke voor de sluiting van het opslagcontract vereiste gegevens moeten worden verstrekt en welke verplichtingen de contractanten moeten nakomen. |
(9) |
Om de steunverlening doeltreffender te maken, moeten de contracten worden gesloten voor een bepaalde minimumhoeveelheid en moeten de verplichtingen van de contractant erin worden omschreven, met name de verplichtingen die de verantwoordelijke, voor de controle van de opslag bevoegde autoriteit in staat stellen de opslagomstandigheden doeltreffend te controleren. |
(10) |
De opslag van de contractuele hoeveelheid voor de overeengekomen periode vormt één van de primaire eisen voor toekenning van steun voor particuliere opslag. Om met de handelspraktijk rekening te houden en om praktische redenen moet ten aanzien van de voor steun in aanmerking te nemen hoeveelheid een zekere tolerantie worden toegestaan. |
(11) |
Voor een behoorlijk beheer van de opslag moeten bepalingen worden vastgesteld om het te betalen steunbedrag te verlagen wanneer de tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de contractuele hoeveelheid en wanneer de opslagperiode niet volledig in acht wordt genomen. |
(12) |
Het steunbedrag moet worden vastgesteld op basis van de opslagkosten en/of andere relevante marktelementen. Er dient een steunbedrag te worden vastgesteld voor de vaste opslagkosten van het in- en uitslaan van de betrokken producten en een steunbedrag per opslagdag voor de kosten van de gekoelde opslag en de financiering. |
(13) |
Er moeten voorwaarden worden vastgesteld voor de verlening van een voorschot, de aanpassing van de steun in gevallen waarin de opgeslagen hoeveelheid niet volledig overeenstemt met de contractuele hoeveelheid, de controles op de inachtneming van het recht op steun, de eventuele sancties en de gegevens die de lidstaten aan de Commissie moeten meedelen. |
(14) |
De mogelijkheid moet worden geboden om een verlagingscoëfficiënt voor nog niet afgehandelde aanvragen vast te stellen wanneer dat nodig is om te voorkomen dat de hoeveelheden waarvoor de particuliere-opslagsteunregeling is opgezet, worden overschreden. |
(15) |
Tevens moeten voorschriften worden vastgesteld die betrekking hebben op de documentatie, de boekhouding en de frequentie en aard van de controles, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt een tijdelijke buitengewone steunregeling vastgesteld voor de particuliere opslag van kaas van de GN-codes 0406 20, 0406 30, 0406 40 en 0406 90, en diepgevroren wrongel van GN-code 0406 10.
Deze tijdelijke regeling betreft een maximumhoeveelheid van 155 000 ton.
Artikel 2
Definitie
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „de bevoegde autoriteiten van de lidstaten” verstaan de door de lidstaten als betaalorgaan geaccrediteerde diensten of instanties die voldoen aan artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).
Artikel 3
In aanmerking komende producten
1. Om voor de in artikel 1 bedoelde particuliere-opslagsteun (hierna „steun” genoemd) in aanmerking te komen, moet de kaas van gezonde handelskwaliteit zijn, als oorsprong de Unie hebben en op de dag waarop het opslagcontract ingaat, een minimumouderdom hebben die overeenstemt met de rijpingsperiode die bijdraagt tot het verhogen van de waarde van de kaas.
2. De kaas voldoet aan de volgende eisen:
(a) |
elke partij weeg ten minste 0,5 ton; |
(b) |
de kaas is voorzien van een eventueel in code weergegeven, onuitwisbare vermelding van de fabriek waar hij is vervaardigd en van de dag van vervaardiging; |
(c) |
de kaas is voorzien van de datum van inslag; |
(d) |
de kaas is niet eerder voorwerp van een opslagcontract geweest. |
3. De lidstaten mogen ontheffing verlenen van de verplichting de in lid 2, onder c), bedoelde datum van inslag op de kaas te vermelden, mits de beheerder van de opslagplaats zich ertoe verbindt een register bij te houden waarin op de dag van inslag de in lid 2, onder b), bedoelde gegevens worden opgenomen.
Artikel 4
Steunaanvragen
1. Marktdeelnemers die particuliere-opslagsteun wensen te ontvangen, dienen daartoe een aanvraag in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de producten zijn opgeslagen.
2. Marktdeelnemers die steun aanvragen, zijn in de Unie gevestigd en voor btw-doeleinden in de Unie ingeschreven.
3. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen steunaanvragen worden ingediend. De uiterste datum voor het indienen van aanvragen is 31 december 2014.
4. Steunaanvragen hebben betrekking op producten die reeds volledig zijn opgeslagen.
5. De aanvragen worden ingediend volgens het procedé dat de betrokken lidstaat ter beschikking van de marktdeelnemers stelt.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen eisen dat elektronische aanvragen vergezeld gaan van een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), of van een elektronische handtekening die met betrekking tot de functies van een handtekening gelijkwaardige garanties biedt, en daartoe passen zij dezelfde regels en voorwaarden toe als die welke zijn vervat in de voorschriften van de Commissie voor elektronische en digitale documenten, als vastgesteld bij Besluit nr. 2004/563/EG, Euratom van de Commissie (5), en de bepalingen voor de uitvoering daarvan.
6. Aanvragen zijn slechts ontvankelijk wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a) |
ze bevatten een verwijzing naar deze verordening; |
(b) |
ze bevatten de identificatiegegevens van de aanvrager (naam, adres en btw-nummer); |
(c) |
ze verwijzen naar het product, met vermelding van de betrokken zescijferige GN-code; |
(d) |
ze verwijzen naar de hoeveelheid producten; |
(e) |
ze verwijzen naar de opslagperiode; |
(f) |
ze bevatten de naam en het adres van de opslagplaats, het nummer van de opslagpartij en, in voorkomend geval, het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek; |
(g) |
ze bevatten buiten de in deze verordening vastgestelde voorwaarden geen aanvullende, door de aanvrager opgelegde voorwaarden; |
(h) |
ze zijn opgesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend. |
7. Eenmaal ingediende aanvragen mogen niet inhoudelijk worden gewijzigd.
Artikel 5
Het sluiten van het contract
1. Het contract wordt gesloten tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de producten zijn opgeslagen en de aanvrager (hierna „contractant” genoemd).
2. Het contract wordt gesloten binnen 30 dagen nadat de in artikel 4, lid 6, onder f), bedoelde gegevens zijn ontvangen en nadat, in voorkomend geval, vervolgens is bevestigd dat de producten voor steun in aanmerking komen overeenkomstig artikel 14, lid 2, tweede alinea. Indien niet wordt bevestigd dat de producten voor steun in aanmerking komen, wordt het contract als nietig beschouwd.
Artikel 6
Verplichtingen van de contractant
1. In het contract wordt op zijn minst bepaald dat de contractant:
(a) |
op eigen risico en voor eigen rekening de contractuele hoeveelheid moet opslaan gedurende de hele contractuele opslagperiode in omstandigheden die borg staan voor het behoud van de kenmerken van de producten, zonder dat de opgeslagen producten worden vervangen of naar een andere opslagplaats worden overgebracht. De bevoegde autoriteit kan echter op een naar behoren met redenen omkleed verzoek van de contractant overbrenging van de opgeslagen producten toestaan; |
(b) |
de wegingsdocumenten moet bewaren die bij de inslag zijn opgesteld; |
(c) |
de bevoegde autoriteit de gelegenheid moet bieden om te allen tijde te controleren of alle contractuele verplichtingen worden nagekomen; |
(d) |
erop toe moet zien dat de opgeslagen producten vlot toegankelijk en individueel identificeerbaar zijn: elke individueel opgeslagen eenheid moet worden gemarkeerd met de datum van inslag, het contractnummer, het product en het gewicht. De lidstaten mogen evenwel afzien van de eis het contractnummer op de opgeslagen producten aan te brengen, mits de beheerder van de opslagplaats het contractnummer in het in artikel 3, lid 2, bedoelde register opneemt. |
2. De contractant houdt voor elk contract de volgende gegevens ter beschikking van de voor de controle van alle documenten bevoegde autoriteit om haar in staat te stellen de particulier opgeslagen producten met name op de volgende punten te controleren:
(a) |
het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek en de lidstaat van productie; |
(b) |
de oorsprong en de vervaardigingsdatum van de producten; |
(c) |
de inslagdatum; |
(d) |
het gewicht en het aantal verpakte eenheden; |
(e) |
de aanwezigheid in het pakhuis en het adres van het pakhuis; |
(f) |
de datum waarop de contractuele opslagperiode naar verwachting zal verstrijken, later aangevuld met de werkelijke datum van uitslag. |
3. De contractant of, in voorkomend geval, de beheerder van de opslagplaats voert een in het pakhuis beschikbaar gehouden voorraadboekhouding waarin per contractnummer de volgende gegevens worden vermeld:
(a) |
de identificatie van de producten die zich in particuliere opslag bevinden, per partij; |
(b) |
de datum van inslag en van uitslag; |
(c) |
de hoeveelheid opgeslagen producten per partij; |
(d) |
de plaats waar de producten zich in de opslagplaats bevinden. |
Artikel 7
Contractuele opslagperiode
1. De contractuele opslagperiode begint op de dag nadat de bevoegde autoriteiten de in artikel 4, lid 6, onder f), bedoelde gegevens ontvangen.
2. De contractuele opslag eindigt op de dag die voorafgaat aan de uitslag.
3. De steun mag alleen worden verleend als de contractuele opslagperiode 60 tot 210 dagen bedraagt.
Artikel 8
Uitslag
1. Met de uitslag van de producten mag worden begonnen op de dag na de laatste dag van de contractuele opslagperiode.
2. De uitslag moet steeds een volledige opslagpartij omvatten, tenzij de bevoegde autoriteit de uitslag van een kleinere hoeveelheid toestaat. In het in artikel 14, lid 4, onder a), bedoelde geval mag echter slechts een verzegelde hoeveelheid worden uitgeslagen.
3. De contractant stelt de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 14, lid 5, in kennis van zijn voornemen met de uitslag van de producten te beginnen.
4. Wanneer de in lid 3 vastgestelde voorwaarde niet wordt nageleefd, maar naar mening van de bevoegde autoriteit binnen 30 dagen na de uitslag voldoende bewijsstukken zijn geleverd inzake de datum van uitslag en de betrokken hoeveelheden, wordt de steun met 15 % verlaagd en wordt deze slechts betaald over de periode waarin het product blijkens bewijsstukken die de contractant ten genoegen van de bevoegde autoriteit overlegt, contractueel opgeslagen is gebleven.
5. Wanneer de in lid 3 vastgestelde voorwaarde niet wordt nageleefd en naar mening van de bevoegde autoriteit binnen 30 dagen na de uitslag onvoldoende bewijsstukken zijn geleverd inzake de datum van uitslag en de betrokken hoeveelheden, wordt voor het betrokken contract geen steun betaald.
Artikel 9
Steunbedragen
De steun bedraagt:
— |
15,57 EUR per opgeslagen ton voor de vaste opslagkosten, |
— |
0,40 EUR per ton per dag contractuele opslag. |
Artikel 10
Voorschot op de steun
1. Na 60 dagen opslag kan op verzoek van de contractant één enkel voorschot op de steun worden betaald, op voorwaarde dat de contractant een zekerheid stelt die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, vermeerderd met 10 %.
2. Het voorschot mag niet hoger zijn dan de steun voor een opslagperiode van 90 dagen of drie maanden, in voorkomend geval. De in lid 1 bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven zodra het saldo van de steun is betaald.
Artikel 11
Betaling van de steun
1. De steun of, wanneer op grond van artikel 10 een voorschot is verleend, het saldo van de steun wordt betaald op basis van een betalingsaanvraag die de contractant binnen drie maanden na de contractuele opslagperiode moet indienen.
2. Wanneer de contractant binnen de termijn van drie maanden geen bewijsstukken kon overleggen ondanks pogingen van zijn kant om deze tijdig te verkrijgen, kan hem een verlenging worden toegestaan van maximaal drie maanden.
3. De steun of het saldo van de steun wordt betaald binnen 120 dagen na de indiening van een aanvraag tot betaling van de steun, op voorwaarde dat de contractuele verplichtingen zijn vervuld en de eindcontrole is verricht. Hangende een administratief onderzoek wordt de betaling pas verricht wanneer het recht op steun is erkend.
4. Wanneer de tijdens de contractuele opslagperiode feitelijk opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de contractuele hoeveelheid en ten minste 95 % van deze hoeveelheid bedraagt, wordt de steun voor de feitelijk opgeslagen hoeveelheid betaald tenzij in gevallen van overmacht. Indien de bevoegde autoriteit echter constateert dat de contractant met opzet of nalatig handelde, mag deze autoriteit besluiten de steun verder te verlagen of niet te betalen.
5. Wanneer de tijdens de contractuele opslagperiode feitelijk opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan de in lid 4 vastgestelde percentages, maar ten minste 80 % van de contractuele hoeveelheid bedraagt, wordt de steun voor de feitelijk opgeslagen hoeveelheid gehalveerd tenzij in gevallen van overmacht. Indien de bevoegde autoriteit echter constateert dat de contractant met opzet of nalatig heeft gehandeld, mag deze autoriteit besluiten de steun verder te verlagen of niet te betalen.
6. Indien de feitelijk tijdens de contractuele opslagperiode opgeslagen hoeveelheid kleiner is dan 80 % van de contractuele hoeveelheid, wordt geen steun betaald tenzij in gevallen van overmacht.
7. Wanneer bij de controles tijdens de opslag of bij de uitslag ondeugdelijke producten worden aangetroffen, wordt voor deze hoeveelheden geen steun betaald. De nog voor steun in aanmerking komende rest van de opslagpartij mag niet kleiner zijn dan de in artikel 3, lid 2, vastgestelde minimumhoeveelheid. Hetzelfde geldt wanneer een deel van een opslagpartij om die reden is uitgeslagen vóór het verstrijken van de minimale opslagperiode.
Ondeugdelijke producten worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in de leden 4, 5 en 6 bedoelde feitelijk opgeslagen hoeveelheid.
8. Wanneer de contractant het verstrijken van de in artikel 7, lid 3, bedoelde contractuele opslagperiode niet in acht neemt voor de volledige opgeslagen hoeveelheid, wordt het steunbedrag voor het betrokken contract met 10 % verlaagd voor elke kalenderdag waarin deze bepalingen niet worden nageleefd, tenzij in gevallen van overmacht. Deze verlaging mag echter niet meer bedragen dan 100 % van het steunbedrag.
Artikel 12
Meldingen en monitoring
1. De lidstaten melden uiterlijk op elke dinsdag, voor de vorige week, aan de Commissie voor welke, per uitslagperiode uitgesplitste hoeveelheden contracten zijn gesloten en voor welke producthoeveelheden steunaanvragen zijn ingediend.
De Commissie waarschuwt de lidstaten zodra zij vaststelt dat de hoeveelheden waarvoor steunaanvragen zijn ingediend, de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid benaderen.
Wanneer de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de hoeveelheden waarvoor steunaanvragen zijn ingediend, de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid benaderen, melden de lidstaten elke werkdag vóór 14.00 u (plaatselijke tijd Brussel) aan de Commissie voor welke producthoeveelheden tijdens de vorige werkdag steunaanvragen zijn ingediend.
2. De Commissie vergewist er zich aan de hand van de krachtens lid 1 ontvangen meldingen van dat de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid niet is overschreden.
Stelt de Commissie aan de hand van die meldingen vast dat de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid is overschreden, dan meldt zij dit onmiddellijk aan alle lidstaten.
3. Wanneer de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid is overschreden, melden de lidstaten dat aan de marktdeelnemers.
4. De lidstaten melden uiterlijk aan het eind van elke maand, voor de vorige maand, de volgende gegevens aan de Commissie:
(a) |
de tijdens de betrokken maand ingeslagen en uitgeslagen producthoeveelheden; |
(b) |
de aan het einde van de betrokken maand in de opslagplaats aanwezige producthoeveelheden; |
(c) |
de producthoeveelheden waarvoor de contractuele opslagperiode is verstreken. |
5. De in de leden 1 en 4 bedoelde meldingen van de lidstaten worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (6).
Artikel 13
Maatregelen met het oog op de inachtneming van de maximumhoeveelheid
Wanneer het aanvaarden van de volledige producthoeveelheid waarvoor op een bepaalde dag steunaanvragen zijn ingediend, ertoe zou leiden dat de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid wordt overschreden, neemt de Commissie zonder toepassing van de procedure van artikel 229, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een uitvoeringshandeling aan tot vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden in de op die dag aan de Commissie gemelde aanvragen. Door die toewijzingscoëfficiënt toe te passen wordt de totale producthoeveelheid die voor de tijdelijke buitengewone particuliere-opslagsteun in aanmerking komt, beperkt tot de in artikel 1 vermelde maximumhoeveelheid.
Artikel 14
Controles
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen. De maatregelen omvatten een exhaustieve administratieve controle van de steunaanvragen, aangevuld met controles ter plaatse overeenkomstig de leden 2 tot en met 8.
2. De voor de controles bevoegde autoriteit controleert de ingeslagen producten binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van de in artikel 4, lid 6, onder f), bedoelde informatie.
Onverminderd lid 5, eerste alinea, onder a), van het onderhavige artikel, wordt, om te garanderen dat de opgeslagen producten voor steun in aanmerking komen, een representatieve steekproef van ten minste 5 % van de ingeslagen hoeveelheden fysiek gecontroleerd teneinde vast te stellen dat de opslagpartijen, met name wat het gewicht, de identificatie en de aard van de producten betreft, in overeenstemming zijn met de gegevens in de aanvraag tot sluiting van het contract.
3. Om door de lidstaat naar behoren gemotiveerde redenen kan de in lid 2 vastgestelde termijn van 30 dagen met 15 dagen worden verlengd.
4. De voor de controles bevoegde autoriteit:
(a) |
verzegelt bij de in lid 2 bedoelde controle de producten per contract, per opslagpartij of per kleinere hoeveelheid, of |
(b) |
verricht een onaangekondigde controle om zich ervan te vergewissen dat de contractuele hoeveelheid zich in de opslagplaats bevindt. |
De in de eerste alinea, onder b), bedoelde controle wordt verricht op ten minste 10 % van de totale contractuele hoeveelheid en moet representatief zijn. Deze controles omvatten een onderzoek van de in artikel 6, lid 3, bedoelde voorraadboekhouding en van bewijsstukken zoals wegingsbewijzen en leveringsbonnen, alsmede een controle van het gewicht, de soort en de identificatie van de producten, die wordt uitgevoerd op ten minste 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controle betrekking heeft.
5. Aan het einde van de contractuele opslagperiode verifieert de voor de controles bevoegde autoriteit voor ten minste de helft van de contracten aan de hand van steekproeven het gewicht en de identificatie van de opgeslagen producten. Met het oog op deze controle waarschuwt de contractant de bevoegde autoriteit, met vermelding van de betrokken opslagpartijen, ten minste vijf werkdagen:
(a) |
vóór het einde van de maximale contractuele opslagperiode, of |
(b) |
vóór het begin van de uitslag wanneer de producten worden uitgeslagen voordat de maximale contractuele opslagperiode is verstreken. |
De lidstaat kan instemmen met een waarschuwingstermijn van minder dan vijf werkdagen.
6. Bij toepassing van het bepaalde in lid 4, onder a), wordt aan het einde van de contractuele opslagperiode geverifieerd of de zegels aanwezig en intact zijn. De verzegelingskosten en de kosten van de goederenbehandeling zijn voor rekening van de contractant.
7. De steekproeven voor het controleren van de kwaliteit en de samenstelling van de producten worden genomen door ambtenaren van de voor de controles bevoegde autoriteit of in aanwezigheid van deze ambtenaren.
Bij de weging wordt een fysieke controle of verificatie van het gewicht uitgevoerd in aanwezigheid van deze ambtenaren.
Om de continuïteit van het auditspoor te verzekeren, worden de door die ambtenaren gecontroleerde voorraadboekhouding, financiële boekhouding en documenten tijdens het controlebezoek afgestempeld of geparafeerd. Wanneer computerbestanden worden geverifieerd, wordt daarvan een afdruk gemaakt die in het controledossier wordt bewaard.
Artikel 15
Rapportage over controles
1. De voor de controles bevoegde autoriteit stelt over elke controle ter plaatse een controleverslag op. In het verslag worden de verschillende gecontroleerde aspecten nauwkeurig beschreven.
De volgende gegevens worden in het verslag opgenomen:
(a) |
de datum en het begintijdstip van de controle; |
(b) |
nauwkeurige gegevens over de aankondiging van de controle; |
(c) |
de duur van de controle; |
(d) |
de aanwezige verantwoordelijke personen; |
(e) |
de aard en de omvang van de uitgevoerde controles, met vermelding van, met name, gegevens over de onderzochte documenten en producten; |
(f) |
de bevindingen en conclusies; |
(g) |
de eventuele behoefte aan follow-up. |
Het verslag wordt ondertekend door de verantwoordelijke ambtenaar en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, de beheerder van de opslagplaats, en wordt bij het betalingsdossier gevoegd.
2. Wanneer belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen die betrekking hebben op 5 % of meer van de gecontroleerde producthoeveelheid waarvoor eenzelfde contract is afgesloten, wordt de verificatie uitgebreid tot een grotere, door de voor de controles bevoegde autoriteit te bepalen steekproef.
3. De voor de controles bevoegde autoriteit registreert op basis van de criteria ernst, omvang, permanent karakter en herhaling elk geval van niet-naleving dat kan leiden tot uitsluiting overeenkomstig artikel 16, lid 1, en/of terugbetaling van ten onrechte betaalde steun, eventueel inclusief rente, overeenkomstig lid 4 van dat artikel.
Artikel 16
Sancties
1. Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat constateert dat een door een aanvrager ingediend document betreffende de toekenning van uit deze verordening voortvloeiende rechten, onjuiste informatie bevat die doorslaggevend is voor de toekenning van die rechten, sluit die bevoegde autoriteit de aanvrager gedurende één jaar vanaf het tijdstip waarop een definitief administratief besluit over de onregelmatigheid is vastgesteld, uit van de procedure tot verlening van steun voor het product waarover onjuiste informatie is verstrekt.
2. De in lid 1 bedoelde uitsluiting wordt niet toegepast wanneer de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantoont dat de in dat lid omschreven situatie te wijten is aan overmacht of een klaarblijkelijke vergissing.
3. Ten onrechte betaalde steun, inclusief rente, wordt teruggevorderd van de betrokken marktdeelnemers. Artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie (7) is van overeenkomstige toepassing.
4. De in het onderhavige artikel bedoelde toepassing van administratieve sancties en terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen vinden plaats onverminderd de mededeling van onregelmatigheden aan de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie (8).
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
(4) Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).
(5) Besluit 2004/563/EG, Euratom van de Commissie van 7 juli 2004 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 251 van 27.7.2004, blz. 9).
(6) Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).
(7) Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij de Verordeningen (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 73/2009 van de Raad, en inzake de randvoorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18).
(8) Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56).
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/30 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 951/2014 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 september 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
55,3 |
ZZ |
55,3 |
|
0707 00 05 |
TR |
116,3 |
ZZ |
116,3 |
|
0709 93 10 |
TR |
123,3 |
ZZ |
123,3 |
|
0805 50 10 |
AR |
196,5 |
CL |
200,0 |
|
TR |
227,6 |
|
UY |
138,0 |
|
ZA |
175,4 |
|
ZZ |
187,5 |
|
0806 10 10 |
BR |
166,0 |
TR |
118,7 |
|
ZZ |
142,4 |
|
0808 10 80 |
BR |
63,5 |
CL |
100,3 |
|
CN |
120,7 |
|
NZ |
121,8 |
|
US |
146,8 |
|
ZA |
122,9 |
|
ZZ |
112,7 |
|
0808 30 90 |
CL |
96,0 |
CN |
92,5 |
|
TR |
123,6 |
|
XS |
48,0 |
|
ZA |
52,7 |
|
ZZ |
82,6 |
|
0809 30 |
MK |
73,4 |
TR |
128,9 |
|
ZZ |
101,2 |
|
0809 40 05 |
BA |
34,7 |
MK |
41,9 |
|
ZZ |
38,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
Rectificaties
5.9.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 265/32 |
Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 528/2014 van de Commissie van 12 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor niet-deltarisico van opties in het kader van de standaardbenadering voor marktrisico
( Publicatieblad van de Europese Unie L 148 van 20 mei 2014 )
Bladzijde 33, artikel 7, laatste alinea:
in plaats van:
„Voor de toepassing van punt c) …”,
te lezen:
„Voor de toepassing van punt b) …”.
Bladzijde 35, bijlage I:
in plaats van:
„Gamma impact = ^ × Gamma × VU2”,
te lezen:
„Gamma impact = × Gamma × VU2”.
Bladzijde 35, bijlage II, onder a):
in plaats van:
„… het betrokken scenario bepaald in stap c) van artikel 8, lid 2;”,
te lezen:
„… het betrokken scenario bepaald in stap c) van artikel 9;”.
Bladzijde 35, bijlage II, onder b), ii):
in plaats van:
„… het betrokken scenario bepaald in stap c) van artikel 8, lid 2.”,
te lezen:
„… het betrokken scenario bepaald in stap c) van artikel 9.”.