ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 242

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
14 augustus 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 882/2014 van de Commissie van 31 juli 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Torrone di Bagnara (BGA))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 883/2014 van de Commissie van 5 augustus 2014 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Jamón de Serón (BGA))

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 884/2014 van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1152/2009 ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 885/2014 van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van okra's en kerrieblad uit India en houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 ( 1 )

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 886/2014 van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

27

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/529/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 12 augustus 2014 betreffende de door België overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad genomen maatregel om een bepaald type gehoorbeschermende oordoppen bij de eindgebruiker terug te roepen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5670)

29

 

 

2014/530/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 augustus 2014 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Letland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5915)  ( 1 )

31

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Nr. 305/13/COL van 10 juli 2013 betreffende de herkapitalisatie van verzekeringsmaatschappij Sjóvá (IJsland)

33

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 882/2014 VAN DE COMMISSIE

van 31 juli 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Torrone di Bagnara (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Torrone di Bagnara” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Torrone di Bagnara” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Torrone di Bagnara” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 2.3. (Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren) in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 juli 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Ferdinando NELLI FEROCI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 89 van 28.3.2014, blz. 62.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 883/2014 VAN DE COMMISSIE

van 5 augustus 2014

tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Jamón de Serón (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Jamón de Serón” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Jamón de Serón” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Jamón de Serón” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)) als opgenomen in bijlage XIbij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 augustus 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Martine REICHERTS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 101 van 5.4.2014, blz. 10.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 884/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2014

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1152/2009

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1152/2009 van de Commissie (2) moet ingrijpend worden gewijzigd en de werkingssfeer moet worden uitgebreid tot diervoeders.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (3) zijn ter bescherming van de volksgezondheid toelaatbare maximumgehalten voor aflatoxinen in levensmiddelen vastgesteld. Voor bepaalde levensmiddelen uit bepaalde landen blijken deze maximumgehalten herhaaldelijk te worden overschreden. Een dergelijke verontreiniging vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid in de Unie en daarom moeten op EU-niveau bijzondere voorwaarden worden vastgesteld.

(3)

Bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn ter bescherming van de gezondheid van mens en dier toelaatbare maximumgehalten aan aflatoxine B1 in diervoeders vastgesteld. Voor bepaalde diervoeders uit bepaalde landen blijken de maximumgehalten aan aflatoxine B1 herhaaldelijk te worden overschreden. Een dergelijke verontreiniging vormt een ernstige bedreiging voor de diergezondheid en de volksgezondheid in de Unie en daarom moeten op EU-niveau bijzondere voorwaarden worden vastgesteld.

(4)

Voor de bescherming van de diergezondheid en de volksgezondheid is het belangrijk dat uit verschillende ingrediënten samengestelde diervoeders en levensmiddelen die een significante hoeveelheid diervoeders en levensmiddelen bevatten waarop deze verordening betrekking heeft, ook onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Om te zorgen voor een geharmoniseerde handhaving van de controles in de gehele EU op verwerkte en uit verschillende ingrediënten samengestelde levensmiddelen en diervoeders, dient een drempelwaarde te worden vastgesteld. Verder is het passend niet-commerciële zendingen uit te sluiten van de toepassing van de bepalingen van deze verordening. De bemonstering en de analyse van zendingen moeten worden verricht in overeenstemming met de relevante wetgeving van de Unie.

(5)

De bepalingen over bemonstering en analyse voor de controle op aflatoxinen zijn voor diervoeders vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (5) en voor levensmiddelen bij Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (6).

(6)

Gezien het feit dat voor de toepassing van de bijzondere voorwaarden op de invoer van diervoeders uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen gelijkaardige bepalingen gelden als die voor de toepassing van de bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen, is het wenselijk om diervoeders en levensmiddelen waarvoor vanwege het risico van verontreiniging met aflatoxinen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, in één verordening op te nemen. Het is daarom passend om de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 van de Commissie (7) vastgelegde bepalingen ten aanzien van grondnoten uit India en Ghana en zaden van watermeloenen uit Nigeria in deze verordening op te nemen. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 moet tegelijkertijd worden vervangen door een nieuwe verordening tot vaststelling van de bepalingen voor okra's en kerrieblad uit India.

(7)

Op basis van de controleresultaten en de uitkomsten van audits van het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) is het passend dat de volgende wijzigingen in producten onderworpen zijn aan specifieke voorwaarden en/of controlefrequenties:

het schrappen van bijzondere voorwaarden voor de invoer van amandelen uit de VS vanwege gunstige controleresultaten en gunstige uitkomsten van de VVB-audit;

het verminderen van de bemonsteringsfrequentie voor hazelnoten uit Turkije, gezien de gunstige controleresultaten en gunstige uitkomsten van de VVB-audit;

het verminderen van de bemonsteringsfrequentie voor paranoten in de dop uit Brazilië, aangezien er geen sprake is van niet-naleving en omdat de in de EU ingevoerde hoeveelheden zeer gering zijn.

(8)

Het controlesysteem voor de diervoeders en levensmiddelen die onder deze verordening vallen, is sinds vele jaren van toepassing en is voortdurend verbeterd aan de hand van de opgedane ervaringen. Een volledige harmonisatie van de controles op de invoer van levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong is echter niet mogelijk omdat het onmogelijk is om alle vereiste materiële controles op aflatoxinen op het aangewezen punt van binnenkomst uit te voeren. De controle op de aanwezigheid van aflatoxinen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 401/2006 is tijdrovend en vergt het lossen van de zending. Bovendien worden veel van de onder deze verordening vallende goederen in vacuümverpakking vervoerd en kan beschadiging van de vacuümverpakkingen bij bemonstering resulteren in kwaliteitsverlies indien de zending na de materiële controle over een grote afstand moet worden vervoerd. Om de administratieve rompslomp te verminderen is het passend de administratieve documenten met betrekking tot de controles van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong zo veel mogelijk te harmoniseren. Hoewel de voorwaarden voor invoer voor onder deze verordening vallende diervoeders en levensmiddelen niet dezelfde zijn als die voor de onder Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (8) vallende diervoeders en levensmiddelen, moet daarom gebruik worden gemaakt van het gemeenschappelijke document van binnenkomst (GDB) met het oog op administratieve vereenvoudiging voor de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven. Voor de toepassing van dat GDB voor deze verordening moeten in de richtsnoeren echter nadere aanwijzingen worden gegeven om rekening te houden met de verschillen in de controlesystemen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Onverminderd de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (9) is deze verordening van toepassing op de invoer van de volgende levensmiddelen en diervoeders die zijn ingedeeld onder de GN-codes en Taric-classificaties zoals beschreven in bijlage I:

a)

paranoten in de dop en mengsels van noten of gedroogde vruchten die paranoten in de dop bevatten (levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit Brazilië;

b)

grondnoten, in de dop en zonder dop, pindakaas, grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd (diervoeders en levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit China;

c)

grondnoten, in de dop en zonder dop, pindakaas, grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd (diervoeders en levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit Egypte;

d)

pistaches, in de dop en zonder dop, pistaches, op andere wijze bereid of verduurzaamd (levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit Iran;

e)

de volgende levensmiddelen van oorsprong of verzonden uit Turkije:

i)

gedroogde vijgen;

ii)

hazelnoten (Corylus sp.) in de dop en zonder dop;

iii)

pistaches, in de dop en zonder dop;

iv)

mengsels van noten of gedroogde vruchten die vijgen, hazelnoten of pistaches bevatten;

v)

pasta van vijgen, pistaches of hazelnoten;

vi)

hazelnoten, vijgen en pistaches, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels:

vii)

meel, gries en poeder van hazelnoten en pistaches;

viii)

hazelnoten in stukken of in schijven dan wel gebroken;

ix)

hazelnootolie;

f)

grondnoten, in de dop en zonder dop, pindakaas, grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd (diervoeders en levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit Ghana;

g)

grondnoten, in de dop en zonder dop, pindakaas, grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd (diervoeders en levensmiddelen) van oorsprong of verzonden uit India;

h)

zaden van watermeloenen en afgeleide producten (levensmiddelen) van oorsprong uit of verzonden uit Nigeria.

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op verwerkte diervoeders en levensmiddelen die zijn afgeleid uit diervoeders en levensmiddelen als bedoeld in lid 1, en uit verschillende ingrediënten samengestelde diervoeders en levensmiddelen die minder dan 20 % van de in de lid 1 bedoelde diervoeders of levensmiddelen bevatten.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op zendingen diervoeders en als bedoeld in de leden 1 en 2 die bestemd zijn bestemd zijn voor een particulier, uitsluitend voor persoonlijke consumptie of gebruik. Bij twijfel ligt de bewijslast bij de ontvanger van de zending.

Artikel 2

Definities

Voor de uitvoering van deze verordening zijn de definities in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing.

Voorts wordt verstaan onder:

a)

„aangewezen punten van invoer”, de door de bevoegde autoriteit aangewezen punten via welke de in artikel 1 bedoelde levensmiddelen in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd;

b)

„aangewezen punt van binnenkomst (APB)”, het punt van binnenkomst, als gedefinieerd in artikel 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 669/2009.

Voor de toepassing van deze verordening komt een zending overeen met een partij als bedoeld in de Verordeningen (EG) nr. 401/2006 en (EG) nr. 152/2009.

Artikel 3

Invoer in de Unie

Zendingen diervoeders en levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2 (hierna diervoeders en levensmiddelen genoemd), mogen alleen in de EU worden ingevoerd in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde procedures.

Artikel 4

Resultaten van bemonstering en analyse

1.   Elke zending diervoeders en levensmiddelen gaat vergezeld van de resultaten van de bemonstering en analyse, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is, om te bevestigen dat is voldaan aan de wetgeving van de Unie inzake maximumgehalten aan aflatoxinen.

2.   De bemonstering en de analyse als bedoeld in lid 1 worden verricht in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 152/2009 voor aflatoxinen in diervoeders en met Verordening (EG) nr. 401/2006 voor aflatoxinen in levensmiddelen.

Artikel 5

Gezondheidscertificaat

1.   Elke zending gaat ook vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage II.

2.   Het gezondheidscertificaat wordt ingevuld, ondertekend en geverifieerd door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is.

De bevoegde autoriteit van het land van oorsprong is:

a)

het Ministério da Agricultura, Pecuária e Abastecimento (MAPA) voor levensmiddelen uit Brazilië;

b)

de State Administration for Entry-Exit inspection and Quarantine van de Volksrepubliek China voor diervoeders en levensmiddelen uit China;

c)

het Egyptische Ministerie van Landbouw voor diervoeders en levensmiddelen uit Egypte;

d)

het Iraanse Ministerie van Volksgezondheid voor levensmiddelen uit Iran;

e)

het directoraat-generaal Bescherming en Controle van het Ministerie van Landbouw en Plattelandsaangelegenheden van de Republiek Turkije voor levensmiddelen uit Turkije;

f)

de Ghanese Standards Authority voor diervoeders en levensmiddelen uit Ghana;

g)

de Export Inspection Council van het Ministerie van Handel en Industrie van India voor diervoeders en levensmiddelen uit India;

h)

het National Agency for Food and Drug Administration and Control (Nafdac) voor levensmiddelen uit Nigeria.

3.   Het gezondheidscertificaat moet worden opgesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar het aangewezen punt van binnenkomst zich bevindt. Een lidstaat kan er echter mee instemmen dat gezondheidscertificaten worden opgesteld in een andere officiële taal van de Unie.

4.   Het gezondheidscertificaat is slechts geldig gedurende vier maanden vanaf de datum van afgifte.

Artikel 6

Identificatie

Elke zending van levensmiddelen en diervoeders wordt geïdentificeerd met een identificatiecode (code van de zending) die overeenkomt met de identificatiecode in de resultaten van de bemonstering en de analyse als bedoeld in artikel 4, en in het gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 5. Die identificatiecode wordt op elke afzonderlijke zak of andere soort verpakking van de zending aangegeven.

Artikel 7

Vooraanmelding van zendingen

1.   De exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers melden van tevoren de fysieke aankomst van de diervoeders en levensmiddelen bij de bevoegde autoriteiten op het aangewezen punt van binnenkomst, onder opgave van de vermoedelijke datum en tijd alsmede de aard van de zending.

2.   Voor de vooraanmelding vullen zij deel I van het in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 669/2009 bedoelde gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) in en zenden dat ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van binnenkomst.

3.   Voor het invullen van het GDB in het kader van deze verordening houden exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven rekening met de richtsnoeren in bijlage III.

4.   Indien het aangewezen punt van invoer verschilt van het APB doet de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending kennisgeving aan de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer. De kennisgeving gebeurt door toezending door de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf van een kopie van het ingevulde GDB met betrekking tot de van de documentencontrole door de bevoegde autoriteit op het APB.

5.   GDB's moeten worden opgesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar het APB zich bevindt. Een lidstaat kan er echter mee instemmen dat GDB's in een andere officiële taal van de Unie worden opgesteld.

Artikel 8

Aangewezen punten van invoer

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten zien erop toe dat het aangewezen punt van invoer aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

er is goed opgeleid personeel voor de uitvoering van de officiële controles op zendingen diervoeders en levensmiddelen aanwezig;

b)

er zijn gedetailleerde instructies beschikbaar voor de bemonstering en de verzending van de monsters naar het laboratorium overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 152/2009 voor diervoeders en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 401/2006 voor levensmiddelen;

c)

het is mogelijk om op het aangewezen punt van invoer in een overdekte ruimte te lossen en te bemonsteren; indien de zending met instemming van de bevoegde autoriteit moet worden vervoerd naar een plaats in de onmiddellijke nabijheid van het aangewezen punt van invoer om daar te worden bemonsterd, is het mogelijk om de zending van diervoeders of levensmiddelen vanaf het aangewezen punt van invoer onder officiële controle van de bevoegde autoriteit te plaatsen;

d)

er zijn opslagruimten en entrepots beschikbaar om de tegengehouden zendingen diervoeders en levensmiddelen in goede omstandigheden op te slaan in afwachting van de resultaten van de analyse;

e)

er zijn loshulpmiddelen en adequate bemonsteringsapparatuur beschikbaar;

f)

er is een officieel laboratorium voor de analyse van aflatoxinen beschikbaar dat zodanig gelegen is dat de monsters er binnen korte tijd heen kunnen worden gebracht en dat in staat is de analyse binnen een redelijke termijn uit te voeren.

De lidstaten houden een bijgewerkte lijst van de aangewezen punten van invoer bij en maken deze openbaar. De lidstaten delen de aangewezen punten van invoer aan de Commissie mede.

De Commissie vermeldt op haar website ter informatie de nationale links naar die lijsten.

De exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven dragen er zorg voor dat de zending diervoeders en levensmiddelen wordt gelost wanneer dat nodig is voor een representatieve bemonstering.

In het geval van een bijzonder transport of bijzondere vormen van verpakking moeten zij de officiële inspecteur geschikte bemonsteringsapparatuur ter beschikking stellen indien het niet mogelijk is om met de gebruikelijke bemonsteringsapparatuur representatieve monsters te nemen.

Artikel 9

Officiële controles

1.   Alle officiële controles voorafgaande aan de invulling van het GDB worden verricht binnen 15 werkdagen na het tijdstip waarop de zending voor invoer wordt aangeboden en fysiek voor bemonstering op het aangewezen punt van invoer beschikbaar is.

2.   Zendingen diervoeders en levensmiddelen kunnen alleen de Unie binnenkomen via het APB. De bevoegde autoriteit op het APB verricht documentencontroles op alle zendingen van diervoeders en levensmiddelen die zijn bestemd voor invoer in de Unie om na te gaan of aan de voorschriften van de artikelen 4 en 5 is voldaan.

Voor de toepassing van deze verordening kunnen punten van binnenkomst worden aangewezen die alleen worden gemachtigd voor het uitvoeren van documentencontroles. In dit geval hoeven deze APB's niet te voldoen aan de minimumvoorschriften als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 669/2009.

3.   Wanneer een zending diervoeders en levensmiddelen niet vergezeld gaat van de bemonsterings- en analyseresultaten en het gezondheidscertificaat of wanneer de resultaten van bemonstering en analyse of het gezondheidscertificaat niet voldoen aan de bepalingen van de verordening, mag de zending de Unie niet binnenkomen voor invoer in de Unie en wordt zij naar het land van oorsprong teruggezonden dan wel vernietigd.

4.   De bevoegde autoriteit op het APB verleent toestemming voor de overbrenging van de zending naar een aangewezen punt van invoer nadat de in lid 2 bedoelde controles naar tevredenheid zijn voltooid. Het originele certificaat, de resultaten van de bemonstering en analyse als bedoeld in artikel 4 en het GDB vergezellen de zending gedurende de overbrenging. De bevoegde autoriteit van het APB stelt de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer onmiddellijk in kennis van de verzending van de zending en de exploitant stelt de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending in kennis van de aankomst van de zending. Indien de exploitant besluit het aangewezen punt van invoer te veranderen nadat de zending het APB heeft verlaten, worden de documenten ter goedkeuring aangeboden aan de bevoegde autoriteit van het APB voor het aanbrengen van de nodige wijzigingen in het GDB, en stelt de bevoegde autoriteit van het APB derhalve de desbetreffende aangewezen punten van invoer in kennis van deze wijzigingen.

5.   De bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer verricht een overeenstemmingscontrole en een materiële controle door met de in bijlage I bij deze verordening aangegeven frequentie bij bepaalde zendingen een monster te nemen voor een analyse van de verontreiniging met aflatoxine B1 voor diervoeders of van de verontreiniging met aflatoxine B1 en de totale aflatoxineverontreiniging in levensmiddelen voordat de zendingen in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht. De bemonstering wordt uitgevoerd voor diervoeders in overeenstemming met bijlage I bij Verordening (EG) nr. 152/2009 en voor levensmiddelen in overeenstemming met bijlage I bij Verordening (EG) nr. 401/2006.

6.   Na beëindiging van de controles verrichten de bevoegde autoriteiten voor de door hen uitgevoerde controles de volgende handelingen:

a)

zij vullen de relevante punten van deel II van het GDB in;

b)

zij voegen hierbij de bemonsterings- en analyseresultaten;

c)

zij vermelden het GDB-referentienummer op het GDB;

d)

zij stempelen en ondertekenen het origineel van het GDB;

e)

zij maken en bewaren een kopie van het ondertekende en afgestempelde GDB.

Voor het invullen van het GDB in het kader van deze verordening houdt de bevoegde autoriteit rekening met de richtsnoeren in bijlage III.

7.   Het origineel van het gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 5, de resultaten van bemonstering en analyse als bedoeld in artikel 4 en het GDB vergezellen de zending tijdens de overbrenging, totdat deze in het vrije verkeer wordt gebracht.

Artikel 10

Splitsing van zendingen

1.   Zendingen mogen niet worden gesplitst voordat alle officiële controles zijn uitgevoerd en het GDB door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 9 is ingevuld.

2.   Indien de zending naderhand wordt gesplitst, gaat tijdens het vervoer elk deel van de zending vergezeld van een gewaarmerkte kopie van het GDB totdat deze in het vrije verkeer wordt gebracht.

Artikel 11

In het vrije verkeer brengen

Het in het vrije verkeer brengen van zendingen is afhankelijk van de overlegging (fysiek of met elektronische middelen) door de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger aan de douaneautoriteiten van een GDB dat door de bevoegde autoriteit naar behoren is ingevuld zodra alle officiële controles zijn uitgevoerd. De douaneautoriteiten staan het in het vrije verkeer brengen van de zending pas toe als in vak II.14 van het GDB is vermeld dat de bevoegde autoriteit een positief besluit heeft genomen en in vak II.21 een handtekening is geplaatst.

Artikel 12

Niet-naleving

Indien uit de officiële controles blijkt dat de desbetreffende wetgeving van de Unie niet is nageleefd, vult de bevoegde autoriteit deel III van het GDB in en worden overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 882/2004 maatregelen genomen.

Artikel 13

Verslagen

De lidstaten brengen elke drie maanden verslag uit aan de Commissie over alle analyseresultaten van officiële controles van zendingen van diervoeders en levensmiddelen overeenkomstig deze verordening. Dat verslag wordt ingediend in de maand die volgt op het betrokken kwartaal.

Het verslag moet de volgende informatie bevatten:

het aantal ingevoerde zendingen;

het aantal zendingen waarvan monsters zijn genomen voor analyse;

de resultaten van de in artikel 9, lid 5, bedoelde controles;

Artikel 14

Kosten

Alle kosten die voortvloeien uit de officiële controles, met inbegrip van bemonstering, analyse, opslag en eventuele maatregelen die als gevolg van niet-naleving zijn genomen, komen ten laste van de exploitanten van de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven.

Artikel 15

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1152/2009 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen met de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1152/2009 van de Commissie van 27 november 2009 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Beschikking 2006/504/EG (PB L 313 van 28.11.2009, blz. 40).

(3)  Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

(4)  Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10).

(5)  Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie van 23 februari 2006 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen (PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 van de Commissie van 31 januari 2013 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van grondnoten uit Ghana en India, okra's en kerrieblad uit India en zaden van watermeloenen uit Nigeria en houdende wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009 en (EG) nr. 1152/2009 (PB L 33 van 2.2.2013, blz. 2).

(8)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(9)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen die zijn onderworpen aan de bepalingen van deze verordening:

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onderverdeling

Land van oorsprong of land van verzending

Frequentie van fysieke en identiteitscontroles (%) bij invoer

Paranoten in de dop

0801 21 00

 

Brazilië (BR)

Aselect

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die paranoten in de dop bevatten;

ex 0813 50

(Levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

China (CN)

20

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Egypte (EG)

20

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Iran (IR)

50

Pistaches zonder dop

0802 52 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die pistaches bevatten

ex 0813 50

Pasta van pistaches

ex 2007 10 of 2007 99

Pistaches, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

2008 19 13;

2008 19 93

ex 2008 97

Meel, gries en poeder van pistaches;

ex 1106 30 90

(Levensmiddelen)

 

Gedroogde vijgen

0804 20 90

 

Turkije (TR)

20

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die vijgen bevatten

ex 0813 50

Pasta van vijgen

ex 2007 10 of 2007 99

Vijgen, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

ex 2008 99

ex 2008 97

(Levensmiddelen)

 

Hazelnoten (Corylus sp.) in de dop

0802 21 00

 

Turkije (TR)

Aselect

Hazelnoten (Corylus sp.), zonder dop

0802 22 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die hazelnoten bevatten

ex 0813 50

Pasta van hazelnoten

ex 2007 10 of 2007 99

Hazelnoten, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

ex 2008 19

ex 2008 97

Meel, gries en poeder van hazelnoten;

ex 1106 30 90

Hazelnoten in stukken of in schijven dan wel gebroken

ex 0802 22 00; 2008 19

Olie van hazelnoten

ex 1515 90 99

(Levensmiddelen)

 

Pistaches in de dop

0802 51 00

 

Turkije (TR)

50

Pistaches zonder dop

0802 52 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten die pistaches bevatten

ex 0813 50

Pasta van pistaches

ex 2007 10 of 2007 99

Pistaches, bereid of verduurzaamd, met inbegrip van mengsels

2008 19 13;

2008 19 93

ex 2008 97

Meel, gries en poeder van pistaches;

ex 1106 30 90

(Levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Ghana (GH)

50

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

India (IN)

20

Grondnoten, zonder dop

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Zaden van watermeloenen (egusi, Citrullus lanatus) en afgeleide producten

ex 1207 70 00;

ex 1106 30 90;

ex 2008 99 99;

10

30

50

Nigeria (NG)

50

(Levensmiddelen)

 


BIJLAGE II

Image


BIJLAGE III

Richtsnoeren voor het gebruik van het GDB overeenkomstig deze verordening in het geval van voor verontreiniging met aflatoxinen vatbare diervoeders en levensmiddelen die worden ingevoerd uit derde landen

Algemeen

Wanneer het GDB overeenkomstig deze verordening wordt gebruikt, moet „APB” steeds worden gelezen als „aangewezen punt van binnenkomst” of „aangewezen punt van invoer”, zoals bepaald in de richtsnoeren voor elk van de vakken. „Controlepunt” moet steeds worden gelezen als „aangewezen punt van invoer”.

Vul het document in in hoofdletters. De richtsnoeren hebben telkens betrekking op het met het nummer aangegeven vak.

Deel I

Dit deel moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger, tenzij anders aangegeven

Vak I.1.

Verzender: naam en volledig adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) die de zending verzendt. Vermelding van telefoon- en fax of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.2.

Alle drie velden in dit vak moeten worden ingevuld door de autoriteiten van het aangewezen punt van invoer zoals omschreven in artikel 2. Vermeld een GDB-referentienummer in het eerste veld, Het referentienummer van het GDB kan door de autoriteiten van het APB worden ingevuld. Vul de naam en het nummer van het aangewezen punt van invoer in respectievelijk het tweede en het derde veld in.

Vak I.3.

Geadresseerde: vul de naam en het volledige adres in van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) voor wie de zending bestemd is. Vermelding van telefoon- en fax of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.4.

Voor de zending verantwoordelijke persoon (ook agent, declarant of exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf): naam en volledig adres van degene die met de zending belast is wanneer deze bij het APB wordt aangeboden en die namens de importeur de nodige aangiften bij de bevoegde autoriteiten doet. Vermelding van telefoon- en fax of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.5.

Land van oorsprong: het land van oorsprong van de goederen, waar zij worden geteeld, geoogst of geproduceerd.

Vak I.6.

Land van verzending: het land waar de zending is geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie is gebracht.

Vak I.7.

Importeur: naam en volledig adres. Vermelding van telefoon- en fax of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.8.

Plaats van bestemming: leveringsadres in de Unie. Vermelding van telefoon- en fax of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.9.

Aankomst op het APB (verwachte datum): geef de datum aan waarop de zending naar verwachting op het APB zal aankomen.

Vak I.10.

Documenten: vermeld de datum van afgifte en het nummer van de officiële documenten waarvan de zending in voorkomend geval vergezeld gaat.

Vak I.11.

Vervoermiddel: kruis het vakje aan voor het vervoermiddel waarmee de goederen aankomen.

Identificatie: vermeld alle gegevens betreffende het vervoermiddel. Voor vliegtuigen het vluchtnummer. Voor schepen de naam van het schip. Voor wegvoertuigen het kentekennummer en eventueel ook het nummer van de aanhanger. Voor vervoer per spoor de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer.

Referenties van documenten: nummer van de luchtvrachtbrief, de zeevrachtbrief of commercieel registratienummer van de trein of het voertuig.

Vak I.12.

Omschrijving van de goederen: geef een gedetailleerde omschrijving van de goederen; gebruik hiervoor de terminologie van artikel 1.

Vak I.13.

Goederencode: gebruik de code waarmee de goederen worden geïdentificeerd, zoals vermeld in bijlage I (met inbegrip van de Taric-onderverdeling indien van toepassing).

Vak I.14.

Brutogewicht: totaal gewicht in kg of t. Dit wordt omschreven als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief transportcontainers en andere transportmiddelen.

Nettogewicht: gewicht van het product zelf in kg of t, exclusief de verpakking. Dit wordt omschreven als de massa van de producten zelf zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Vak I.15.

Aantal colli: het aantal verpakkingseenheden waaruit de zending bestaat.

Vak I.16.

Temperatuur: kruis de passende vervoer-/opslagtemperatuur aan.

Vak I.17.

Aard van de verpakking: vermeld de aard van de verpakking van de producten.

Vak I.18.

Goederen bestemd voor: kruis het passende vakje aan, naargelang de goederen bestemd zijn voor menselijke consumptie zonder voorafgaande sortering of materiële behandeling (kruis in dat geval „Menselijke consumptie” aan), of voor menselijke consumptie na een dergelijke behandeling (kruis in dat geval „Verdere verwerking” aan), of voor gebruik als diervoeder (kruis in dat geval „Diervoeders” aan).

Vak I.19.

Zegelnummer en containernummer: vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vak I.20.

Voor overbrenging naar controlepunt: kruis dit vak aan indien de zending bestemd is voor invoer (zie vak I.22) en de exploitant gebruikmaakt van de mogelijkheid om de overeenstemmings- en materiële controles bij een bepaald aangewezen punt van invoer te laten uitvoeren, en vermeld in details het aangewezen punt van invoer.

Vak I.21.

Niet van toepassing.

Vak I.22.

Voor invoer: kruis dit vak aan indien de zending bestemd is voor invoer.

Vak I.23.

Niet van toepassing.

Vak I.24.

Vervoermiddel naar controlepunt: kruis het vervoermiddel aan dat wordt gebruikt voor de overbrenging naar het aangewezen punt van invoer.

Deel II

Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld

Algemeen

Vak II.1 moet worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van het aangewezen punt van invoer. De vakken II.2 tot en met II.9, met uitzondering van vak II.4, moeten worden ingevuld door de douanediensten of de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de controle van de documenten. De vakken II.10 tot en met II.21 moeten worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van het aangewezen punt van invoer.

Vak II.1.

Referentienummer van het GDB: gebruik hetzelfde referentienummer als in vak I.2.

Vak II.2.

Referentie van het douanedocument: voor gebruik door de douanediensten indien nodig.

Vak II.3.

Documentencontrole: in te vullen voor alle zendingen.

Vak II.4.

Zending geselecteerd voor materiële controles: niet van toepassing in het kader van deze verordening.

Vak II.5.

TOEGELATEN voor overbrenging: indien de zending na een bevredigende controle van de documenten is toegelaten voor overbrenging naar een aangewezen punt van invoer, kruist de bevoegde autoriteit van het APB het vakje aan en vermeldt zij het aangewezen punt van invoer waarnaar de zending moet worden overgebracht voor een eventuele materiële controle (in aansluiting op informatie gegeven in vak I.20).

Verder vervoer is niet van toepassing op deze verordening.

Vak II.6.

NIET TOEGELATEN: indien de zending na een onbevredigende controle van de documenten niet is toegelaten voor overbrenging naar een aangewezen punt van invoer, kruist de bevoegde autoriteit van het APB het vakje aan en geeft zij duidelijk aan welke maatregel moet worden genomen in geval van afwijzing van de zending. Het adres van de inrichting van bestemming in geval van „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” en „Gebruik voor ander doel” moet in vak II.7 worden vermeld.

Vak II.7.

Gegevens betreffende de gecontroleerde bestemmingen (II.6): vermeld in voorkomend geval het erkenningsnummer en adres (of scheepsnaam en haven) voor alle bestemmingen waar verdere controle van de zending vereist is, bijvoorbeeld voor vak II.6 „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.

Vak II.8.

Volledige identificatie van het APB en officieel stempel: vermeld de volledige identificatie van het APB en breng het officiële stempel van de bevoegde autoriteit ter plekke aan.

Vak II.9.

Officiële inspecteur: handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit op het APB.

Vak II.10.

Niet van toepassing.

Vak II.11.

Overeenstemmingscontrole: kruis de vakjes aan om aan te geven of de overeenstemmingscontroles zijn uitgevoerd en wat daarvan het resultaat was.

Vak II.12.

Materiële controle: vermeld hier het resultaat van de fysieke controles bij de fysieke controle heeft plaatsgevonden.

Vak II.13.

Laboratoriumtests: kruis het vakje aan om aan te geven of de zending is geselecteerd voor monsterneming en analyse.

Getest op: vermeld voor welke stoffen (aflatoxine B1 en/of totaal) en met welke analytische methode een laboratoriumtest is uitgevoerd.

Resultaten: vermeld de resultaten van de laboratoriumtest en kruis het desbetreffende vakje aan.

Vak II.14.

TOEGELATEN om in het vrije verkeer te worden gebracht: kruis het vakje aan wanneer de zending in de Unie in het vrije verkeer kan worden gebracht.

Kruis een van de vakjes („Menselijke consumptie”, „Verdere verwerking”, „Diervoeders” of „Ander”) aan om het verdere gebruik aan te geven.

Vak II.15.

Niet van toepassing.

Vak II.16.

NIET TOEGELATEN: kruis het vakje aan wanneer de zending is afgewezen wegens het onbevredigende resultaat van de overeenstemmingstest of de fysieke test.

Geef in dat geval duidelijk de uit te voeren maatregel aan door één van de vakjes aan te kruisen („Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”). Het adres van de inrichting van bestemming moet worden vermeld in vak II.18.

Vak II.17.

Redenen voor de weigering: kruis het passende vakje aan. Gebruik dit vak voor zover nodig om relevante informatie toe te voegen.

Vak II.18.

Gegevens betreffende de gecontroleerde bestemmingen (II.16): vermeld in voorkomend geval het erkenningsnummer en adres (of scheepsnaam en haven) voor alle bestemmingen waar een nadere controle van de zending vereist is naar aanleiding van de informatie in vak II.16.

Vak II.19.

Zending opnieuw verzegeld: gebruik dit vak wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

Vak II.20.

Volledige identificatie van het APB/controlepunt en officieel stempel: vermeld de volledige identificatie van het aangewezen punt van invoer en breng het officiële stempel van de bevoegde autoriteit ter plekke aan.

Vak II.21.

Officiële inspecteur: vermeld naam (in hoofdletters), datum van afgifte en handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer.

Deel III

Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld

Vak III.1.

Gegevens betreffende de terugzending: de bevoegde autoriteit op het APB of het aangewezen punt van invoer vermeldt het gebruikte vervoermiddel, de identificatie ervan, het land van bestemming en de datum van terugzending, zodra deze gegevens bekend zijn.

Vak III.2.

Follow-up: vermeld in voorkomend geval de voor het toezicht verantwoordelijke eenheid van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel” van de zending. De bevoegde autoriteit vermeldt hier het resultaat van de aankomst van de zending en de overeenstemming ervan.

Vak III.3.

Officiële inspecteur: handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van invoer in geval van „Terugzending”. Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit ter plaatse in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.


BIJLAGE IV

Concordantietabel als bedoeld in artikel 15

Verordening (EG) nr. 1152/2009

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1 en bijlage I

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 5

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 7, lid 2

artikel 9, leden 2 en 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 9, lid 4

Artikel 7, lid 4

Artikel 9, lid 5

Artikel 7, lid 5

Bijlage I

Artikel 7, lid 6

Artikel 9, lid 6

Artikel 7, lid 7

Artikel 9, lid 7

Artikel 7, lid 8

Artikel 11

Artikel 7, lid 9

Artikel 13

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 16

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III


14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 885/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2014

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van okra's en kerrieblad uit India en houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de gezondheid van mens of dier of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met door de betrokken lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (3) voorziet in meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong.

(3)

Onder andere is gedurende meer dan twee jaar de frequentie verhoogd van de officiële controles van de invoer van kerrieblad uit India op residuen van bestrijdingsmiddelen, en gedurende bijna twee jaar van okra's uit India.

(4)

De resultaten van de verhoogde frequentie van de controles wijzen op een voortdurend hoge frequentie van niet-naleving van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen die in de wetgeving van de Unie zijn vastgesteld, en enkele malen werden zeer hoge concentraties geconstateerd. Uit deze resultaten blijkt dat de invoer van deze levensmiddelen risico's inhoudt voor de menselijke gezondheid. Na deze periode van verhoogde frequentie van de controles aan de grenzen van de Unie kon geen verbetering van de situatie worden geconstateerd. Bovendien werd er van de Indiase autoriteiten geen concreet en bevredigend actieplan ontvangen om de tekortkomingen en gebreken in de productie- en controlesystemen te verhelpen, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de Europese Commissie.

(5)

Om de menselijke gezondheid in de Unie te beschermen, waren er aanvullende garanties nodig met betrekking tot die levensmiddelen uit India. In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 (4) was derhalve bepaald dat alle zendingen van kerrieblad en okra's uit India vergezeld moeten gaan van een certificaat waarin wordt verklaard dat de producten zijn bemonsterd en geanalyseerd op de aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen en dat zij aan de wetgeving van de Unie voldoen.

(6)

Voor een efficiënte organisatie en een zekere mate van harmonisatie op Unieniveau van de invoercontroles op de aanwezigheid van aflatoxinen in bepaalde diervoeders en levensmiddelen uit bepaalde derde landen, is het raadzaam om alle levensmiddelen en diervoeders uit derde landen die onderworpen zijn aan specifieke voorwaarden in verband met de aanwezigheid van aflatoxinen, te integreren in één verordening. Derhalve dienen de bepalingen met betrekking tot grondnoten uit India en Ghana en zaden van watermeloenen uit Nigeria te worden geïntegreerd in één verordening met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1152/2009 van de Commissie (5).

(7)

Voor een efficiënte organisatie en een zekere mate van harmonisatie op Unieniveau van de invoercontroles, is het raadzaam om in deze verordening maatregelen vast te stellen die gelijkwaardig zijn aan de bestaande maatregelen als vastgelegd in Verordening (EG) nr. 669/2009 voor de fysieke controle op residuen van bestrijdingsmiddelen op kerrieblad en okra's uit India.

(8)

De bemonstering en de analyse van zendingen moet worden verricht in overeenstemming met de relevante wetgeving van de Unie. De maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (6). De bepalingen met betrekking tot de bemonstering voor de officiële controles op bestrijdingsmiddelenresiduen zijn vastgesteld bij Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie (7).

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op zendingen van de volgende levensmiddelen die zijn ingedeeld onder de GN-codes en Taric-classificaties zoals beschreven in bijlage I:

a)

okra's (levensmiddelen, vers en ingevroren) van oorsprong of verzonden uit India;

b)

kerrieblad (levensmiddelen, verse kruiden) van oorsprong of verzonden uit India.

2.   Deze verordening is ook van toepassing op samengestelde levensmiddelen die meer dan 20 % van een van de levensmiddelen zoals genoemd in lid 1 bevatten.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op zendingen levensmiddelen als bedoeld in de leden 1 en 2 die bestemd zijn bestemd zijn voor een particulier, uitsluitend voor persoonlijke consumptie of gebruik. Bij twijfel ligt de bewijslast bij de ontvanger van de zending.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 2 van Verordening (EG) nr. 882/2004 en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 669/2009 van toepassing.

Voor de toepassing van deze verordening komt een zending overeen met een partij als bedoeld in Richtlijn 2002/63/EG.

Artikel 3

Invoer in de Unie

Zendingen levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, mogen alleen in de Unie worden ingevoerd in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde procedures.

Zendingen van dergelijke levensmiddelen mogen alleen de Unie worden binnengebracht via een aangewezen punt van binnenkomst (APB).

Artikel 4

Resultaten van bemonstering en analyse

1.   Zendingen van levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, gaan vergezeld van de resultaten van de bemonstering en analyse, uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is, om te bevestigen dat is voldaan aan de wetgeving van de Unie inzake de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen voor de levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) en b), met inbegrip van samengestelde levensmiddelen die meer dan 20 % van deze levensmiddelen bevatten.

2.   De bemonstering als bedoeld in lid 1 moet worden verricht overeenkomstig Richtlijn 2002/63/EG voor residuen van bestrijdingsmiddelen.

Artikel 5

Gezondheidscertificaat

1.   Zendingen gaan ook vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage II.

2.   Het gezondheidscertificaat wordt ingevuld, ondertekend en geverifieerd door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong, of van het land van waaruit de zending is verzonden indien dit een ander land dan het land van oorsprong is.

3.   Het gezondheidscertificaat wordt opgesteld in de officiële taal, of in één van de officiële talen, van de lidstaat waar het APB is gelegen. Een lidstaat kan er echter mee instemmen dat gezondheidscertificaten worden opgesteld in een andere officiële taal van de Unie.

4.   Het gezondheidscertificaat is slechts geldig gedurende vier maanden vanaf de datum van afgifte.

Artikel 6

Identificatie

Elke zending van de levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, wordt geïdentificeerd met een code die overeenkomt met de code die wordt vermeld in de resultaten van de bemonstering en de analyse als bedoeld in artikel 4, en in het gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 5. Die identificatiecode wordt op elke afzonderlijke zak of andere soort verpakking van de zending aangegeven.

Artikel 7

Voorafgaande kennisgeving van zendingen

1.   Levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers stellen de bevoegde autoriteiten van het APB vooraf in kennis van de verwachte datum en tijd van de fysieke aankomst van een zending van de in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde levensmiddelen, en van de aard van de zending.

2.   Met het oog op de voorafgaande kennisgeving vullen zij deel I van het gemeenschappelijke document van binnenkomst (GDB) in en zenden dat document ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit op het APB.

3.   Voor het invullen van het GDB voor de toepassing van deze verordening houden de levensmiddelenbedrijven voor de levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) en b), van deze verordening, met inbegrip van samengestelde levensmiddelen die meer dan 20 % van dergelijke levensmiddelen bevatten, rekening met de richtsnoeren voor het gebruik van het GDB, vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009.

Artikel 8

Officiële controles

1.   De bevoegde autoriteit op het APB verricht documentencontroles op alle zendingen van levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, om na te gaan of aan de voorschriften van de artikelen 4 en 5 is voldaan.

2.   De identiteits- en fysieke controles op de levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) en b), en de daarmee samenhangende samengestelde levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van deze verordening worden uitgevoerd in overeenstemming met de artikelen 8, 9 en 19 van Verordening (EG) nr. 669/2009 met de frequentie die is bepaald in bijlage I bij deze verordening.

3.   Na beëindiging van de controles doen de bevoegde autoriteiten het volgende:

a)

zij vullen de relevante punten van deel II van het GDB in;

b)

zij voegen de resultaten van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel verrichte bemonsteringen en analyses bij;

c)

zij vermelden het GDB-referentienummer op het GDB;

d)

zij stempelen en ondertekenen het origineel van het GDB;

e)

zij maken en bewaren een kopie van het ondertekende en afgestempelde GDB.

4.   Het origineel van het GDB en van het gezondheidscertificaat en de bijbehorende resultaten van bemonstering en analyse als bedoeld in artikel 4 vergezellen de zending tijdens het vervoer, totdat deze in het vrije verkeer wordt gebracht. Voor levensmiddelen als bedoeld in artikel 1, leden 1 en 2, wordt in geval van de verlening van een vergunning voor verder vervoer van de zendingen in afwachting van de resultaten van de fysieke controles, te dien einde een gewaarmerkte kopie van het originele GDB afgegeven.

Artikel 9

Splitsing van zendingen

1.   Zendingen mogen niet worden gesplitst voordat alle officiële controles zijn uitgevoerd en het GDB door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 8 volledig is ingevuld.

2.   Indien de zending naderhand wordt gesplitst, gaat tijdens het vervoer elk deel van de zending vergezeld van een gewaarmerkte kopie van het GDB totdat deze in het vrije verkeer wordt gebracht.

Artikel 10

In het vrije verkeer brengen

Het in het vrije verkeer brengen van zendingen is afhankelijk van de overlegging (fysiek of met elektronische middelen) door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger aan de douaneautoriteiten van een GDB dat door de bevoegde autoriteit naar behoren is ingevuld zodra alle officiële controles zijn uitgevoerd. De douaneautoriteiten staan het in het vrije verkeer brengen van de zending pas toe als in vak II.14 van het GDB is vermeld dat de bevoegde autoriteit een positief besluit heeft genomen en in vak II.21 een handtekening is geplaatst.

Artikel 11

Niet-naleving

Indien uit de officiële controles blijkt dat de desbetreffende wetgeving van de Unie niet is nageleefd, vult de bevoegde autoriteit deel III van het GDB in en worden overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 882/2004 maatregelen genomen.

Artikel 12

Verslagen

De lidstaten brengen elke drie maanden verslag uit aan de Commissie over alle analyseresultaten van officiële controles van zendingen van levensmiddelen overeenkomstig deze verordening. Dat verslag wordt ingediend in de maand die volgt op het betrokken kwartaal.

Het verslag moet de volgende informatie bevatten:

het aantal ingevoerde zendingen,

het aantal zendingen waarvan monsters zijn genomen voor analyse,

de resultaten van de in artikel 8, lid 2, bedoelde controles.

Artikel 13

Kosten

Alle kosten in verband met de officiële controles, zoals die van bemonstering, analyse, opslag en alle maatregelen die worden genomen wanneer de levensmiddelen niet aan de eisen voldoen, komen voor rekening van de exploitanten van de levensmiddelenbedrijven.

Artikel 14

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 wordt ingetrokken.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 91/2013 van de Commissie van 31 januari 2013 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van grondnoten uit Ghana en India, okra's en kerrieblad uit India en zaden van watermeloenen uit Nigeria en houdende wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009 en (EG) nr. 1152/2009 (PB L 33 van 2.2.2013, blz. 2).

(5)  Verordening (EG) nr. 1152/2009 van de Commissie van 27 november 2009 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde levensmiddelen uit bepaalde derde landen in verband met het risico van verontreiniging met aflatoxinen en tot intrekking van Beschikking 2006/504/EG (PB L 313 van 28.11.2009, blz. 40).

(6)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2002/63/EG van de Commissie van 11 juli 2002 houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Richtlijn 79/700/EEG (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 30).


BIJLAGE I

Levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn onderworpen aan de bepalingen van deze verordening:

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onder-verdeling

Land van oor-sprong

Gevaar

Frequentie van fysieke en identiteits- controles (%) bij invoer

Okra's

(Levensmiddelen — vers en ingevroren)

ex 0709 99 90

20

India (IN)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (2)

20

Kerrieblad (Bergera/Murraya koenigii)

(Levensmiddelen — kruiden — vers, gedroogd en ingevroren)

ex 1211 90 86

10

India (IN)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (3)

20


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en in de goederennomenclatuur geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.

(2)  Certificering door het land van oorsprong en de controle bij invoer door de lidstaten om de naleving te verzekeren van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1), met name residuen van: acefaat, methamidofos, triazofos, endosulfan, monocrotofos, methomyl, thiodicarb, diafenthiuron, thiamethoxam, fipronil, oxamyl, acetamipirid, indoxacarb, mandipropamid.

(3)  Certificering door het land van oorsprong en de controle bij invoer door de lidstaten om de naleving te verzekeren van Verordening (EG) nr. 396/2005, met name residuen van: triazofos, oxydemeton-methyl, chloorpyrifos, acetamiprid, thiamethoxam, clothianidin, methamidofos, acefaat, propargite, monocrotofos.


BIJLAGE II

Image


14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 886/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0707 00 05

TR

81,4

ZZ

81,4

0709 93 10

TR

99,6

ZZ

99,6

0805 50 10

AR

158,9

CL

209,1

TR

74,0

UY

129,8

ZA

144,7

ZZ

143,3

0806 10 10

BR

184,0

EG

209,1

MA

171,3

MX

246,5

TR

156,9

ZZ

193,9

0808 10 80

AR

89,3

BR

96,2

CL

107,3

CN

120,6

NZ

117,6

US

142,8

ZA

113,5

ZZ

112,5

0808 30 90

AR

217,5

CL

84,2

TR

142,5

ZA

84,6

ZZ

132,2

0809 30

MK

67,3

TR

134,9

ZZ

101,1

0809 40 05

BA

43,4

MK

49,3

TR

127,6

ZA

204,6

ZZ

106,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/29


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 augustus 2014

betreffende de door België overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad genomen maatregel om een bepaald type gehoorbeschermende oordoppen bij de eindgebruiker terug te roepen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5670)

(2014/529/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In juni 2013 hebben de Belgische autoriteiten aan de Europese Commissie een maatregel gemeld voor het terugroepen van het product, bij de eindgebruiker, van gehoorbeschermende oordoppen van het type Climax 13 (herbruikbaar model), geproduceerd door Productos Climax SA, Polígono Industrial Sector Mollet, c/Llobregat no 1, 08150 Parets del Valles (Barcelona), Spanje. Volgens de bij de Commissie ingediende documenten werd dit beschermingsmiddel onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure van artikel 11.A van de richtlijn, getuige het EG-typegoedkeuringscertificaat uitgegeven door de Spaanse aangemelde instantie „Centro Nacional de Medios de Protección — Instituto Nacional de Seguridad e Higiene en el Trabajo” (NB nr. 0159), waarin naar de desbetreffende punten van de geharmoniseerde norm EN 352-2:1993 wordt verwezen.

(2)

De Belgische autoriteiten hebben het product in januari 2013 in Rapex gemeld (kennisgeving nr. A12/0039/13).

(3)

Als reden voor de maatregel hebben de Belgische autoriteiten opgegeven dat het product niet in overeenstemming is met punten § 4.1.1, 4.2.2, 4.3.6, 5 en 6 van de geharmoniseerde norm EN 352-2:1993 Gehoorbeschermers — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden — Deel 2: Oorproppen, in verband met de volgende fundamentele gezondheids- en veiligheidsvoorschriften die zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn 89/686/EEG:

1.4. Gebruiksaanwijzing van de fabrikant: de instructies zijn niet opgesteld in de officiële talen van België.

3.5. Bescherming tegen de schadelijke gevolgen van lawaai: het laboratorium dat het product voor de Belgische autoriteiten heeft getest was niet in staat het opgegeven beschermingsniveau te bevestigen vanwege een gebrek aan homogeniteit bij de productie (verschillen in de diameter van de doppen). Deze verschillen zijn aanzienlijk, en doen afbreuk aan de bescherming van de gebruiker.

(4)

De Belgische autoriteiten kwamen tot de conclusie dat, aangezien het beschermingsniveau niet kan worden bepaald, de producten als gevaarlijk beschouwd moeten worden omdat het gebruik ervan tot letsel kan leiden, wat onverenigbaar is met de eisen voor persoonlijke beschermingsmiddelen (risicocategorie: gehoorschade).

(5)

De Commissie heeft de fabrikant en de distributeur voor België schriftelijk om opmerkingen verzocht over de door de Belgische autoriteiten genomen maatregel. De fabrikant gaf in zijn antwoord aan dat, na ontvangst van het verslag van de Belgische autoriteiten en na een bezoek van een inspecteur van de „Agència Catalana del Consum” (overheidsorgaan dat afhangt van de Catalaanse regionale regering in Spanje) die de resterende voorraden van het desbetreffende product in beslag heeft genomen, het product uit de nationale en internationale handel is genomen. De klanten hebben vervolgens gerichte instructies gekregen. Nadat deze maatregel genomen was, werden de resterende voorraden van het product vernietigd.

(6)

Naar aanleiding van de kennisgeving van de Belgische autoriteiten hebben de Spaanse autoriteiten medegedeeld dat een maatregel tot het uit de handel nemen van het product was genomen, en dat de onderneming Productos Climax SA het uit de handel nemen van het product heeft aangekondigd.

(7)

Op basis van de beschikbare documentatie, de opmerkingen en de maatregelen van de betrokken partijen, is de Commissie van oordeel dat gehoorbeschermende oordoppen van het type Climax 13 (herbruikbaar model) niet in overeenstemming zijn met punten § 4.1.1, 4.2.2, 4.3.6, 5 en 6 van de geharmoniseerde norm EN 352-2:1993 in verband met de fundamentele gezondheids- en veiligheidsvoorschriften 1.4 en 3.5 die zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn 89/686/EEG aangezien letsel kan veroorzaakt worden bij het inbrengen in het oor.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door de Belgische autoriteiten genomen maatregel, waarbij de terugroeping, bij de eindgebruiker, wordt gelast van gehoorbeschermende oordoppen van het type Climax 13 (herbruikbare model), geproduceerd door Productos Climax SA, is gerechtvaardigd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 augustus 2014.

Voor de Commissie

Ferdinando NELLI FEROCI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.


14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/31


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2014

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Letland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5915)

(Slechts de tekst in de Letse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/530/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een virale infectieziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de varkenshouderij waardoor de handel in de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Bij een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere varkenshouderijen en naar wilde varkens wordt verspreid. Dan kan de ziekte zich van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen verspreiden door de handel in levende varkens of producten daarvan.

(3)

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (3) stelt in de Unie toe te passen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vast. Artikel 15 van Richtlijn 2002/60/EG voorziet in de afbakening van een besmet gebied na de bevestiging van één of meer gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens.

(4)

Letland heeft de Commissie in kennis gesteld van de huidige situatie op het gebied van Afrikaanse varkenspest op zijn grondgebied en heeft overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/60/EG een besmet gebied afgebakend waar de in artikel 15 van die richtlijn bedoelde maatregelen worden toegepast.

(5)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet op het niveau van de Unie het besmette gebied voor Afrikaanse varkenspest in Letland worden vastgesteld, in samenwerking met die lidstaat.

(6)

Dienovereenkomstig moet, in afwachting van de vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, in de bijlage bij dit besluit het gebied worden vermeld dat als besmet gebied in Letland is vastgesteld en moet de duur van die regionalisering worden vastgesteld.

(7)

Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Letland ziet erop toe dat het overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/60/EG afgebakende besmette gebied ten minste het in de bijlage bij dit besluit vermelde besmette gebied omvat.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 15 september 2014.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).


BIJLAGE

Vastgesteld besmet gebied in Letland, als bedoeld in artikel 1

Datum einde geldigheid

In de gemeente Krustpils: de pagast Varieši

In de gemeente Pļaviņas: de pagast Aiviekste

In de gemeente Madona: de pagasti Kalsnava en Ļaudona

15 september 2014


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

14.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/33


BESCHIKKING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 305/13/COL

van 10 juli 2013

betreffende de herkapitalisatie van verzekeringsmaatschappij Sjóvá (IJsland)

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd),

GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-overeenkomst” genoemd), en met name artikel 61, lid 3, onder b), en Protocol nr. 26,

GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna „de Toezichtsovereenkomst” genoemd), en met name artikel 24,

GEZIEN Protocol nr. 3 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna „Protocol nr. 3” genoemd), en met name artikel 1, leden 2 en 3, van deel I en artikel 7, lid 3, en artikel 13 van deel II,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   FEITEN

1.   PROCEDURE

(1)

De Autoriteit heeft in de zomer van 2009 via de IJslandse media kennis gekregen van het IJslandse overheidsoptreden bij verzekeringsmaatschappij Sjóvá-Almennar tryggingar hf. (hierna „Sjóvá” genoemd). Naar aanleiding daarvan heeft de Autoriteit deze zaak op de agenda gezet van een jaarlijkse bijeenkomst betreffende lopende zaken op het gebied van staatssteun tussen de Autoriteit en de IJslandse overheid, die op 5 november 2009 plaatsvond in Reykjavik. Tijdens deze bijeenkomst heeft de IJslandse overheid beknopte informatie over de achtergrond en geschiedenis van de zaak verstrekt. Tijdens dezelfde bijeenkomst heeft de Autoriteit, gezien de complexiteit van het overheidsoptreden en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, de IJslandse overheid verzocht gedetailleerde schriftelijke informatie te verstrekken.

(2)

Op 7 juni 2010 ontving de Autoriteit een klacht ( feit nr. 559496) over staatssteun die zou zijn verleend toen de IJslandse staat bij Sjóvá ingreep.

(3)

Na het verzenden van schriftelijke verzoeken om informatie en het aannemen van een besluit houdende een bevel tot het verstrekken van gegevens betreffende het overheidsoptreden bij Sjóvá, alsmede de daaropvolgende correspondentie, deelde de Autoriteit de IJslandse overheid bij brief van 22 september 2010 mede dat zij had besloten de procedure van artikel 1, lid 2, van deel I van Protocol nr. 3 in te leiden met betrekking tot de herkapitalisatie van Sjóvá.

(4)

Beschikking nr. 373/10/COL van de Autoriteit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure (hierna de „beschikking tot inleiding van de procedure” genoemd) van 22 september 2010 is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en het EER-supplement daarbij (1). De Autoriteit heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen in te dienen.

(5)

De IJslandse overheid, Sjóvá en Íslandsbanki hebben bij brief van 14 januari 2011 hun opmerkingen ingediend (feit nr. 583507). De Autoriteit ontving ook opmerkingen van twee concurrenten van Sjóvá. Bij brief van 31 januari 2011 (feit nr. 584930) heeft de Autoriteit deze commentaren doorgestuurd aan de IJslandse overheid, die de kans kreeg om erop te reageren. Zij reageerde bij brief van 25 februari 2011 (feit nr. 588606).

(6)

Op 3 oktober 2011 diende de IJslandse overheid een eerste herstructureringsplan voor Sjóvá in (feit nr. 610472), dat werd bijgewerkt op 13 april 2012 (feit nr. 631003) en 28 mei 2013 (feit nr. 673746). Verder diende zij aanvullende informatie in op 6 maart 2013 (feit nr. 665021). Aanvullende voorstellen voor verbintenissen zijn ontvangen op 25 juni 2012 (feit nr. 641330), 4 oktober 2012 (feit nr. 648708), 3 mei 2013 (feit nr. 671655), 28 mei 2013 (feit nr. 673746) en 2 juli 2013 (feit nr. 677440).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Achtergrond

(7)

In 2005 kocht de financiële groep Moderna/Milestone Finance (hierna „Milestone” genoemd) (2) 66,6 % van de aandelen van Sjóvá van Glitnir en in 2006 verwierf deze groep de volledige eigendom. Daarna besloot Milestone in het bijzonder het zwaartepunt van de beleggingen van Sjóvá naar buitenlandse vastgoedprojecten met een hoge schuldenlast te verplaatsen en ruil van activa en de toekenning van niet-gegarandeerde leningen aan aandeelhouders mogelijk te maken, waardoor de financiële situatie van Sjóvá verslechterde. Volgens een verslag (3) van de IJslandse financiële toezichthoudende autoriteit (FME, Fjármálaeftirlitið) leidden deze beleggingen tot grote financiële problemen en voldeden ze niet aan de voorschriften van artikel 34, lid 2, van Wet nr. 60/1994 op het verzekeringsbedrijf.

(8)

Van oktober 2008 tot en met september 2009 stond Sjóvá onder bijzonder toezicht van de FME op grond van artikel 90 van Wet nr. 60/1994 op het verzekeringsbedrijf. Vanaf dat moment namen de crediteuren van Sjóvá het bestuur van de onderneming over tot Glitnir — de grootste crediteur — deze in maart 2009 overnam. Glitnir verwierf ook de zeggenschap over Askar Capital, een IJslandse zakenbank die voorheen onder de zeggenschap stond van Milestone, alsmede over haar dochteronderneming Avant hf. (hierna „Avant” genoemd), die actief was op het gebied van autofinancieringen.

(9)

In april 2009 benaderden Glitnir en Íslandsbanki, die ook een belangrijke crediteur van Sjóvá was, de IJslandse staat met een verzoek om hulp bij de herfinanciering en herstructurering van Sjóvá, omdat alle andere marktoplossingen om de onderneming te redden waren uitgeput.

(10)

Op 20 juni 2009 ondertekenden enerzijds Sjóvá en anderzijds Glitnir, Íslandsbanki en SAT Eignarhaldsfélag hf. (een houdstermaatschappij die volledig eigendom is van Glitnir, hierna „SAT Holding” genoemd) namens SA tryggingar hf. een overeenkomst tot vermogensoverdracht, waarin was vastgelegd dat alle activa en passiva van Sjóvá met betrekking tot de verzekeringsactiviteiten van de onderneming, inclusief de verzekeringsportefeuille, in overeenstemming met artikel 86 van Wet nr. 60/1994 op het verzekeringsbedrijf aan SA tryggingar hf. werden overgedragen. De overige activa van Sjóvá werden ondergebracht in SJ Eignarhaldsfélag (hierna „SJE” genoemd), een houdstermaatschappij. SJE zou vervolgens worden geliquideerd middels een reguliere insolventieprocedure.

(11)

Na de transactie werd de nieuwe onderneming, SA tryggingar hf., omgedoopt tot Sjóvá. Volgens de statuten, gedateerd op 20 juni 2009, zouden de aandeelhouders van de nieuwe onderneming (Glitnir, Íslandsbanki en SAT Holding) de ongeveer 16 miljard ISK aan nieuw aandelenkapitaal bijdragen die nodig was om de verzekeringsactiviteiten te kunnen voortzetten. De verdeling was als volgt (4):

Onder-neming

Bedrag

Wijze van betaling

Aande-lenbezit

Glitnir

2,8 miljard ISK

Obligatie uitgegeven door Avant tegen REIBOR-rente plus 3,75 % met de volgende zekerheidsrechten:

vierde prioriteit (later veranderd in derde prioriteit parallel aan een obligatie uitgegeven door Askar Capital, zie verder) op de portefeuille van Avant

eerste prioriteit op de vordering van Glitnir op Milestone, gelijk aan 54,9 % van de totale vorderingen op Milestone

17,67 %

Íslandsbanki

1,5 miljard ISK

Diverse obligaties uitgegeven door tien verschillende ondernemingen en gemeenten

9,30 %

SAT Holding

11,6 miljard ISK

Obligatie uitgegeven door Askar Capital en obligatie uitgegeven door Landsvirkjun (de nationale energiemaatschappij) verkregen van de IJslandse staat (zie verder)

73,03 %

(12)

Op dezelfde datum kwamen de aandeelhouders van Sjóvá ook overeen hun aandelen in de onderneming binnen 18 maanden te verkopen. De opbrengst zou worden gebruikt om de als aandelenkapitaal gebruikte activa weer over te dragen aan de aandeelhouders. Begin 2010 werd daarom een open verkoopprocedure voor Sjóvá gestart en het was de bedoeling om eind maart 2010 een verkoop- en koopovereenkomst te ondertekenen. De verkooppogingen eindigden echter in november 2010, toen de hoogste bieder zijn bod introk.

(13)

In de beschikking tot inleiding van de procedure heeft de Autoriteit een meer gedetailleerde beschrijving gegeven van de gebeurtenissen, feiten en economische en politieke ontwikkelingen die met het omvallen en de sanering van Sjóvá verband houden.

3.   BESCHRIJVING VAN HET OVERHEIDSOPTREDEN

3.1.   De begunstigde

(14)

Sjóvá is opgericht in 1918 en speelt sindsdien een belangrijke rol op de IJslandse verzekeringsmarkt. De onderneming levert diensten aan zowel particulieren als organisaties van elke omvang en biedt via een groot dienstennetwerk in het hele land een breed scala aan producten aan. Sjóvá is een van de belangrijkste drie verzekeringsmaatschappijen in IJsland en biedt zijn klanten het volledige assortiment van schade- en levensverzekeringen.

(15)

Sjóvá heeft zes productklassen gedefinieerd: onroerend goed, motorvoertuigen, ongevallen en ziekte, zee-, lucht- en wegvervoer, aansprakelijkheid en leven. De onderneming richt zich echter met name op het leveren van alomvattende verzekeringsdiensten in plaats van productspecifieke diensten.

(16)

Sjóvá bezit één dochteronderneming, Sjóvá Life. Overeenkomstig artikel 12 van Wet nr. 56/2010 op het verzekeringsbedrijf mogen levensverzekeringen niet worden aangeboden door een onderneming die ook directe schadeverzekeringen aanbiedt. Sjóvá Life is weliswaar een andere rechtspersoon dan Sjóvá, met een gescheiden boekhouding en balans, maar via een overeenkomst met Sjóvá koopt Sjóvá Life alle dagelijkse bedrijfsactiviteiten en de toegang tot IT-systemen en -ondersteuning in. Voorts zijn de producten van Sjóvá Life in het productaanbod van Sjóvá geïntegreerd.

(17)

Zoals hierboven is aangegeven, is Sjóvá in IJsland zowel op de markt voor levensverzekeringen als op de markt voor schadeverzekeringen actief. In het segment van de schadeverzekeringen heeft Sjóvá een marktaandeel van ongeveer 28 %. De belangrijkste concurrenten hebben bij benadering de volgende marktaandelen: Vátryggingafélag Íslands hf. (hierna „VIS” genoemd) 35 %, Tryggingamiðstöðin hf. (hierna „TM” genoemd) 26 % en Vörður tryggingar hf. 11 %. In het segment levensverzekeringen zijn de marktaandelen ongeveer als volgt verdeeld: Sjóvá Life 35 %, Okkar (Arion Bank) 27 %, LÍS (onderdeel van VIS) 24 %, LM (onderdeel van TM) 10 % en Vörður Lif 4 % (5).

3.2.   De herkapitalisatie van Sjóvá

(18)

De IJslandse staat heeft twee maatregelen genomen om Sjóvá te herkapitaliseren: hij heeft rechtstreeks bijgedragen aan de initiële herkapitalisatie van Sjóvá in 2009 door de overdracht van twee obligaties aan SAT Holding (zie de overwegingen 19 tot en met 22) en hij heeft nog eens 683 à 739 miljoen ISK bijgedragen aan de stabilisatie van Sjóvá in 2010 (zie de overwegingen 24, 29, 30 en 31).

(19)

De staatssteun voor de initiële herkapitalisatie van Sjóvá is op 8 juli 2009 verleend door middel van een overeenkomst tot overdracht aan SAT Holding van obligaties (6) („Samningur um kröfukaup”) die eigendom waren van de IJslandse staat.

(20)

Op dat moment had Sjóvá een negatief eigen vermogen van 13,5 miljard ISK. Wettelijk was een positief eigen vermogen van ten minste 2 miljard ISK vereist. Om aan het minimale vermogensvereiste te voldoen, was derhalve een kapitaalinjectie van ten minste 15,5 miljard ISK nodig.

(21)

De overeenkomst tussen de staat en SAT Holding had betrekking op de volgende twee obligaties, die in het bezit waren van de staat en op 16 juni 2009 zijn getaxeerd door een externe deskundige:

Activa

Geschatte waarde

Beschrijving en gestelde zekerheden

Vordering op Askar Capital

6 071 443 539 ISK

Een geïndexeerde leningsovereenkomst met 3 % rente. De lening was in het bezit van de staat gekomen toen die in 2008 de zekerheden van de centrale bank overnam. De lening is gedekt door:

een zekerheidsrecht met derde prioriteit op de portefeuille van Avant (parallel aan een obligatie uitgegeven door Avant aan Glitnir — de boekwaarde van de portefeuille was 26 miljard ISK — en een pandrecht met eerste prioriteit van Landsbanki Íslands van 16 miljard ISK), en

een zekerheidsrecht met eerste prioriteit op geïndexeerde obligaties uitgegeven door Landsvirkjun (de nationale energiemaatschappij) met een nominale waarde van 4,7 miljard ISK.

Obligatie uitgegeven door Landsvirkjun (de nationale energiemaatschappij)

5 558 479 575 ISK

Uitgegeven in 2005 en te betalen in 2020, met staatsgarantie, geïndexeerd en met 3 % rente. De obligatie kwam in bezit van de staat als zekerheid voor de lening die de centrale bank aan Landsbanki Íslands heeft verstrekt.

(22)

De aankoopprijs bedroeg 11,6 miljard ISK en SAT Holding moest de obligaties binnen 18 maanden betalen, dat wil zeggen vóór eind 2010, zonder dat er over die periode rente zou worden berekend. Als garantie voor de betaling van de verkoopprijs van de obligaties ontving de staat een zekerheidsrecht met eerste prioriteit op de aandelen van SAT Holding in Sjóvá.

(23)

De overeenkomst bood de mogelijkheid te betalen door het oorspronkelijke belang van 73,03 % van SAT Holding in Sjóvá aan de staat over te dragen, wat zou worden gezien als een volledige betaling. SAT Holding kon van deze mogelijkheid gebruikmaken zonder dat voorafgaande toestemming van de staat was vereist.

(24)

Daarnaast accepteerde de IJslandse staat, voorafgaand aan de oprichting van SA tryggingar hf. (later Sjóvá genoemd) op 20 juni 2009, dat het zekerheidsrecht van Glitnir op de door Avant uitgegeven obligatie werd opgewaardeerd van vierde naar derde prioriteit, in lijn met de prioriteit van het zekerheidsrecht op de portefeuille van Avant die de staat zelf in bezit had. Dit werd nodig geacht om ervoor te zorgen dat de FME de bijdrage van Glitnir aan het aandelenkapitaal van Sjóvá zou accepteren. In ruil daarvoor droeg Glitnir 12,5 % van haar vorderingen op SJE, die de voormalige beleggingsportefeuille van Sjóvá in bezit had, over aan de IJslandse staat.

3.2.1.   Glitnir verkoopt haar aandelen in Sjóvá aan haar dochteronderneming SAT Holding

(25)

De FME was van mening dat Glitnir, in moratorium en in liquidatie, geen gekwalificeerde deelneming in Sjóvá mocht bezitten. Daarom verkocht Glitnir op 16 september 2009 haar belang van 17,67 % aan SAT Holding. Na die transactie waren de aandeelhouders van Sjóvá:

Onderneming

Belang (%)

Íslandsbanki

9,30

SAT Holding

90,70

(26)

Op 22 september 2009 verleende de FME uiteindelijk een vergunning voor het verrichten van verzekeringsactiviteiten aan Sjóvá en werd het speciale toezicht opgeheven waaronder Sjóvá sinds oktober 2008 stond. De overdracht van de portefeuille vond plaats op 1 oktober 2009 (7).

3.2.2.   De staat wordt de grootste aandeelhouder van Sjóvá via een mogelijkheid waarvan SAT Holding heeft gebruikgemaakt

(27)

Eind 2009 werd het beheer van de vorderingen die eigendom waren van het ministerie van Financiën en de centrale bank van IJsland (CBI) samengevoegd en overgedragen aan een nieuwe entiteit: CBI activabeheer (ESI). Vanaf dat moment nam ESI (dat volledig onder de zeggenschap staat van de IJslandse staat) het beheer van de vorderingen op SAT Holding over.

(28)

Op 3 mei 2010 maakteSAT Holding gebruik van de mogelijkheid om 73,03 % van de aandelen in Sjóvá over te dragen aan de staat in plaats van de schuld terug te betalen. Vanaf dat moment waren de aandeelhouders van Sjóvá:

Onderneming

Belang (%)

Íslandsbanki

9,30

SAT Holding

17,67

ESI (de staat)

73,03

(29)

Op 16 juni 2010 oordeelde het IJslandse hooggerechtshof dat leningen die verstrekt waren in ISK maar gekoppeld waren aan een pakket buitenlandse valuta illegaal waren. Dit was van invloed op de waarde van de obligaties die door zowel Avant als Askar Capital waren uitgegeven en die voor de herkapitalisatie van Sjóvá waren gebruikt. Om het kapitaal van Sjóvá in stand te houden, werd op 28 juli 2010 een overeenkomst tot vermogensoverdracht getekend tussen Sjóvá enerzijds en SAT Holding, ESI en Íslandsbanki anderzijds. Deze overeenkomst zorgde ervoor i) dat SAT Holding de obligatie van Avant verwierf voor 2,1 miljard ISK (waarbij het verschil met de oorspronkelijke waardering van 2,8 miljard ISK werd gedekt door Sjóvá) en ii) dat ESI de obligatie van Landsvirkjun, die voor de door Askar Capital uitgegeven obligatie als zekerheid was gesteld, overdroeg aan Sjóvá.

(30)

ESI kocht vervolgens de obligatie van Avant voor 880 miljoen ISK van SAT Holding. Deze obligatie had een nominale waarde van 2,813 miljard ISK, maar deze waarde was onzeker, aangezien de obligatiehouders van Avant verwachtten slechts 5 à 7 % van de waarde van de obligatie terug te krijgen na de liquidatie van Avant. Dat zou betekenen dat de door ESI verworven obligatie een waarde had van 141 à 197 miljoen ISK. ESI droeg dus nog eens 683 à 739 miljoen ISK bij aan de stabilisatie van Sjóvá.

(31)

In december 2010 keurden de crediteuren van Avant een akkoord met de onderneming goed. Op dat moment werd de portefeuille van Avant gewaardeerd op ongeveer 13 miljard ISK. De aanspraak met eerste prioriteit op de portefeuille had een waarde van ongeveer 15 miljard ISK. Het zekerheidsrecht met derde prioriteit op de portefeuille, die gezamenlijk eigendom was van Glitnir en ESI, was dus waardeloos.

3.2.3.   Verkoop aan SF1

(32)

Op 18 januari 2011 verklaarde SF1 slhf (hierna „SF1” genoemd), een fonds dat werd beheerd door Stefnir hf., zich bereid 52,4 % van Sjóvá van ESI te kopen voor 4,9 miljard ISK. Na de wettelijk vereiste goedkeuring vond de transactie plaats op 1 juli 2011.

(33)

Daarnaast kreeg SF1 de mogelijkheid het resterende belang van 20,63 % van ESI te kopen voor 2,4 miljard ISK. Van deze mogelijkheid werd in juli 2012 gebruikgemaakt.

(34)

Na die transactie zag de aandeelhoudersstructuur van Sjóvá er als volgt uit:

Onderneming

Belang (%)

Íslandsbanki

9,30

SAT Holding

17,67

SF1

73,03

(35)

De IJslandse overheid wist dus haar belang in Sjóvá te verkopen voor een totaalbedrag van 7,3 miljard ISK. De aanvankelijke waarde van de obligaties die IJsland gebruikte voor de bijdrage aan de herkapitalisatie van Sjóvá bedroeg 11,6 miljard ISK.

4.   GRONDEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

(36)

In haar beschikking tot inleiding van de procedure kwam de Autoriteit tot de voorlopige conclusie dat de deelname van de IJslandse staat aan de herkapitalisatie van Sjóvá steun vormt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst. Bovendien uitte de Autoriteit twijfel over de vraag of deze maatregelen voldoen aan artikel 61, lid 3, van de EER-overeenkomst, in combinatie met de vereisten die zijn vastgelegd in de richtsnoeren van de Autoriteit inzake de financiële crisis.

(37)

De Autoriteit stelde in het bijzonder dat de IJslandse overheid geen informatie had ingediend om aan te tonen dat de systeembrede effecten die uit een faillissement van Sjóvá hadden kunnen voortvloeien, een zodanige omvang zouden hebben bereikt dat ze „een ernstige verstoring van de economie” van IJsland zouden hebben gevormd, zoals bedoeld in artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst. Zij stelde ook dat er slechts beperkte informatie was ingediend over de activiteiten van Sjóvá, de oorzaken van de problemen en de herstructurering zelf. De ingediende informatie volstond niet om de Autoriteit in staat te stellen de maatregel te toetsen aan artikel 61, lid 3, onder b), alsmede in het bijzonder aan het hoofdstuk betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (hierna de „herstructureringsrichtsnoeren” genoemd) van de richtsnoeren van de Autoriteit inzake staatssteun (8).

5.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(38)

De Autoriteit heeft van de volgende belanghebbenden opmerkingen ontvangen.

5.1.   Opmerkingen van Sjóvá en Islandsbanki

(39)

De begunstigde, Sjóvá, en Islandsbanki, een van de aandeelhouders ervan, hebben opmerkingen ingediend bij de Autoriteit.

(40)

De bijdrage van Sjóvá bevat vooral informatie over de herstructureringsmaatregelen die door het nieuwe bestuur van de onderneming zijn genomen en financiële gegevens over de activiteiten.

(41)

Íslandsbanki stelt in haar opmerkingen dat de IJslandse staat gehandeld heeft als een particuliere investeerder in een markteconomie bij zijn deelname aan de herkapitalisatie van Sjóvá. Als de Autoriteit echter tot de conclusie zou komen dat de transactie staatssteun vormde, stelt Íslandsbanki dat de steun verenigbaar moet worden geacht met artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst. In de opmerkingen wordt in het bijzonder het accent gelegd op het belang van de maatregelen voor de IJslandse financiële markt, de bijdragen van particuliere partijen (Glitnir en Íslandsbanki) aan de herkapitalisatie en het succes van de herstructurering van Sjóvá tot nu toe.

5.2.   Opmerkingen van concurrenten

(42)

De Autoriteit heeft ook opmerkingen ontvangen van VIS en TM. Dit zijn allebei IJslandse verzekeringsmaatschappijen en rechtstreekse concurrenten van Sjóvá.

(43)

VIS stelt in haar opmerkingen dat het overheidsoptreden om de herkapitalisatie van Sjóvá mogelijk te maken, als staatssteun moet worden gezien. VIS merkt in het bijzonder op dat het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie niet van toepassing is op het optreden, gezien de economische situatie van Sjóvá en meer in het algemeen in IJsland op dat moment, alsmede gezien de voorwaarden voor het optreden. Geen enkele particuliere investeerder zou onder die omstandigheden aan de herkapitalisatie hebben deelgenomen. Bovendien stelt VIS dat de steun niet verenigbaar mag worden geacht. Er wordt in het bijzonder aangevoerd dat artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst niet van toepassing is omdat het faillissement van Sjóvá geen ernstige verstoring van de IJslandse economie tot gevolg zou hebben gehad. De steun was derhalve niet nodig. VIS stelt dat de steun hoe dan ook niet voldoet aan de herstructureringsrichtsnoeren, vanwege het ontbreken van een herstructureringsplan en gezien het verstorende effect ervan op de concurrentie, zoals de mogelijkheid dat Sjóvá een agressief prijsbeleid gaat voeren.

(44)

TM wijst er in zijn opmerkingen op dat het optreden van de IJslandse overheid bij de herkapitalisatie van Sjóvá niet volgens marktvoorwaarden is gebeurd en derhalve als staatssteun moet worden aangemerkt. Wat de verenigbaarheid van de maatregel betreft, stelt TM dat de uitzonderingen in artikel 61, lid 3, onder b) en c), van de EER-overeenkomst niet op deze zaak van toepassing zijn. Met betrekking tot artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst stelt TM dat dit terughoudend moet worden toegepast en niet mag worden gebruikt om de problemen van één enkele onderneming op te lossen. Daarnaast is TM van mening dat een verzekeringsmaatschappij niet als systeemrelevant moet worden gezien en dus veilig kan worden geliquideerd binnen het bestaande regelgevingskader. TM stelt dat de steun aan Sjóvá hoe dan ook niet nodig, niet doelgericht en niet proportioneel was. Ook ontbrak er een herstructureringsplan dat voor voldoende lastendeling zorgt en was er evenmin voorzien in maatregelen om verstoringen van de concurrentie te voorkomen, in het bijzonder wat het prijsbeleid van Sjóvá betreft.

6.   OPMERKINGEN VAN DE IJSLANDSE OVERHEID

(45)

De IJslandse overheid betwist de voorlopige bevindingen van de Autoriteit niet dat de deelname van de IJslandse staat aan de kapitalisatie van Sjóvá staatssteun vormt in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst. Zij betwist meer bepaald de voorlopige conclusie van de Autoriteit niet dat het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie niet van toepassing is. IJsland ontkent evenmin dat het terugkopen van de obligatie van Avant door ESI — via SAT Holding — een element van staatssteun aan Sjóvá kan hebben ingehouden.

(46)

De IJslandse overheid voert echter aan dat de staatssteun verenigbaar is met de werking van de EER-overeenkomst op grond van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst, aangezien het optreden vereist was om een ernstige verstoring van de economie van een overeenkomstsluitende partij te verhelpen. Zij legt uit hoe moeilijk de economische situatie in IJsland was ten tijde van de maatregel. Na een ernstige waardevermindering van de IJslandse kroon vanaf september 2008 en het omvallen van alle drie de belangrijke banken in oktober 2008 had IJsland te maken met de ernstigste economische crisis in zijn recente geschiedenis. De IJslandse regering moest vergaande maatregelen nemen om het financiële stelsel van het land te behoeden voor een volledige instorting, waarvan de gevolgen voor de IJslandse samenleving niet te overzien waren geweest. Op het moment dat de maatregel werd genomen, was het financiële stelsel van IJsland in beroering en had het te lijden onder een algemeen gebrek aan vertrouwen in financiële instellingen.

(47)

Als een van de belangrijkste drie verzekeringsmaatschappijen in IJsland is Sjóvá systeemrelevant voor het IJslandse financiële stelsel. Als Sjóvá omgevallen zou zijn, zou dat niet alleen betekend hebben dat een groot deel van de IJslandse bevolking onverzekerd was en het recht op schadeclaims kwijtraakte in een tijd waarin de IJslandse samenleving het toch al erg moeilijk had, het zou ook het vertrouwen in de instellingen van het financiële stelsel nog verder hebben ondermijnd en de financiële crisis verder hebben verspreid naar de verzekeringssector. Het vertrouwen van de bevolking in de IJslandse verzekeringssector was begin 2009 al ernstig afgenomen, aangezien niet alleen Sjóvá, maar ook de eigenaars van de andere twee belangrijke verzekeringsmaatschappijen waren overgenomen door de crediteuren van hun respectieve moederondernemingen. Het faillissement van Sjóvá zou er dus zeer waarschijnlijk toe hebben geleid dat de crisis in de financiële markt zich had uitgebreid van de bankensector naar de verzekeringssector.

(48)

Deze analyse wordt gedeeld door de FME, die opmerkt dat een faillissement van Sjóvá ernstige gevolgen zou hebben gehad voor de economie van het land. De geloofwaardigheid van de financiële markt en de economie in het algemeen had grote schade opgelopen door het omvallen van de IJslandse banken in oktober 2008. De overgebleven instellingen waren fragiel, evenals het vertrouwen in financiële instellingen. Het voortbestaan van Sjóvá was belangrijk voor het functioneren van de IJslandse financiële markt. Een faillissement zou overloopeffecten hebben gehad op de markten voor schade- en levensverzekeringen in het algemeen. Het zou nadelig zijn geweest voor de inspanningen van de IJslandse overheid om de rust op de financiële markten te herstellen.

(49)

Met betrekking tot de omvang van de noodzakelijke herstructurering stelt de IJslandse overheid dat de Autoriteit rekening moet houden met het feit dat de financiële problemen van Sjóvá uitsluitend waren veroorzaakt door de ongebruikelijke beleggingsactiviteiten en de transacties met de voormalige eigenaar Milestone. Deze waren mogelijk het gevolg van ontoereikende risicobeheersing en corporate governance. Ze houden geen verband met de dagelijkse verzekeringsactiviteiten zoals die momenteel door Sjóvá worden voortgezet. De levensvatbaarheid van de verzekeringsdiensten van Sjóvá blijkt niet alleen uit de financiële prognoses van het herstructureringsplan, maar wordt ook bevestigd door de FME. Daarnaast bewijst de bereidheid van een externe particuliere investeerder om een meerderheidsbelang in de onderneming van de staat te kopen dat de markt Sjóvá levensvatbaar acht. Deze transactie leidde er ook toe dat het merendeel van de steun kon worden terugbetaald aan de IJslandse staat.

(50)

De IJslandse overheid benadrukt dat de historische eigenaars van Sjóvá hun volledige investering zijn kwijtgeraakt en dat zowel Glitnir als Íslandsbanki heeft deelgenomen aan de herkapitalisatie. Bovendien levert Sjóvá een bijdrage aan de herstructurering door te bezuinigingen en zijn kapitaal weer op te bouwen met de ingehouden winsten. Er is dus sprake van substantiële lastendeling tussen de aandeelhouders van Sjóvá en de onderneming zelf.

(51)

Met betrekking tot de noodzaak van compenserende maatregelen stelt de IJslandse overheid dat geen verdere structurele maatregelen nodig zouden moeten zijn, aangezien de herstructurering de balans van Sjóvá al met ongeveer 70 % heeft verkleind en eventuele afstotingen van kernactiviteiten de levensvatbaarheid in gevaar zouden brengen. De IJslandse overheid merkt ook op dat Sjóvá als een kleine en middelgrote onderneming kan worden aangemerkt, wat de noodzaak van compenserende maatregelen verder vermindert. Tot slot stelt zij dat de voorgestelde verbintenissen, zowel wat het gedrag van Sjóvá als wat wijzigingen in de regelgeving betreft, volstaan om eventuele verstoringen van de concurrentie tot een minimum te beperken.

(52)

In reactie op de opmerkingen van VIS en TM verwijst de IJslandse overheid hoofdzakelijk naar eerdere bijdragen en verstrekt zij verdere economische gegevens.

7.   HET HERSTRUCTURERINGSPLAN

(53)

Op 3 oktober 2011 heeft de IJslandse overheid een eerste herstructureringsplan voor Sjóvá ingediend. Dit plan werd verder bijgewerkt op 13 april 2012 en 28 mei 2013.

(54)

Het herstructureringsplan is gericht op de essentiële kwesties van levensvatbaarheid, lastendeling en beperking van de verstoring van de concurrentie. Volgens het herstructureringsplan zal Sjóvá het algemene risicoprofiel van haar beleggingsportefeuille verlagen, de beleggings- en risicobeheersingsprocedures aanscherpen, de corporate governance verbeteren en de winstgevendheid vergroten.

7.1.   Financiële vooruitzichten

(55)

De IJslandse overheid heeft gedetailleerde financiële informatie en financiële vooruitzichten voor Sjóvá tot 2016 ingediend, waaronder een basisscenario en drie stressscenario's. Hoewel de herstructureringsperiode maar duurt tot eind 2014, heeft de IJslandse overheid aanvullende planningsgegevens ingediend voor 2015 en 2016. Deze informatie helpt de Autoriteit in het bijzonder bij het beoordelen van de stressscenario's, waarin rekening is gehouden met stressgebeurtenissen die specifiek zijn voor de IJslandse markt en waarvan de effecten langer doorwerken dan de herstructureringsperiode.

(56)

In alle vier de scenario's waren aannamen verwerkt voor de periode 2013-2016 met betrekking tot de groei van het bruto binnenlands product (bbp), de inflatie, de ontwikkeling van het marktaandeel, het rendement van geïndexeerde staatsobligaties, het kasrendement, de aandelenrisicopremie, de vermogensallocatie en de verhoudingen schadegevallen/premies en kosten/premies van Sjóvá.

7.1.1.   Basisscenario

(57)

In het basisscenario zijn de financiële vooruitzichten gebaseerd op de vijfjarenprognose voor de bbp-groei en de inflatie van de IJslandse economie die het IJslandse bureau voor de statistiek op 30 maart 2012 heeft gepubliceerd en bijgewerkt op basis van de daadwerkelijke resultaten van Sjóvá en de daadwerkelijke gegevens over de IJslandse economie in 2012 op 28 mei 2013. Bij het basisscenario wordt in het bijzonder uitgegaan van gematigde economische groei, een verlaging van de inflatie en een vlakke ontwikkeling van de rentestanden, alsmede een gelijkblijvend marktaandeel van Sjóvá.

Basisscenario: aannamen

 

2012

2013

2014

2015

2016

Bbp-groei

1,6 %

2,5 %

2,8 %

2,8 %

2,7 %

Inflatie

4,2 %

3,4 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

Marktaandeel Sjóvá

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Geïndexeerde staatsobligaties

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

Reëel kasrendement

1 %

1 %

1 %

1 %

1 %

Aandelenrisicopremie

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

Vermogensallocatie

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schaden/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Kosten/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

(58)

De verwachte winst-en-verliesrekening en de balans in het basisscenario zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Basisscenario: winst-en-verliesrekening (in miljoen ISK)

 

2012

2013

2014

2015

2016

Geïnde premies

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schaden

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Overige inkomsten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

 

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Operationele uitgaven

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

W/V van verzekeringsactiviteiten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Beleggingsinkomsten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Inkomsten vóór belasting en afschrijving

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Afschrijving van goodwill

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Winst voor belasting

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Inkomstenbelasting

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Winst

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]


Basisscenario: balans (in miljoen ISK)

 

2012

2013

2014

2015

2016

Activa:

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bedrijfsactiva

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Goodwill

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Overig immaterieel

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Belastingaftrek

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Effecten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Herverzekeringsactiva

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Vorderingen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Geldmiddelen en kasequivalenten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale activa

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

 

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Eigen vermogen:

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Eigen vermogen aan begin van de periode

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Winst gedurende het jaar

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Dividend

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totaal eigen vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

 

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Passiva:

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Technische voorzieningen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Tech. voorzieningen voor levensverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schulden

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale passiva

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

 

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Eigen vermogen en vreemd vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

(59)

De belangrijkste financiële ratio's zoals voorzien in het basisscenario zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Basisscenario: belangrijkste financiële ratio's

 

2012

2013

2014

2015

2016

Aangepaste solvabiliteit

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Rendement op eigen vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

(60)

Aan het einde van de herstructureringsperiode zal de geraamde winst op het eigen vermogen van Sjóvá in het basisscenario ongeveer […] % bedragen.

7.1.2.   Stressscenario: „double dip”

(61)

De IJslandse overheid heeft een simulatie van een „double dip”-stressscenario ingediend. Bij de aannamen voor het bbp in de periode 2013 tot en met 2016 wordt uitgegaan van een aanhoudende recessie en hogere inflatie. Als extra stressfactor wordt bovendien aangenomen dat de rentestanden ongewijzigd blijven en dat de aandelenrisicopremie negatief wordt. Het „double dip”-scenario simuleert dus een diepe recessie in combinatie met verdere stresselementen.

Stressscenario „double dip”: aannamen

 

2012

2013

2014

2015

2016

Bbp-groei

1,6 %

1,2 %

– 6,6 %

– 4,0 %

2,6 %

Inflatie

4,2 %

12,4 %

12,0 %

5,4 %

4,0 %

Marktaandeel Sjóvá

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Geïndexeerde staatsobligaties

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

Reëel kasrendement

1 %

1 %

1 %

1 %

1 %

Aandelenrisicopremie

5 %

5 %

-70 %

– 7,9 %

5 %

Vermogensallocatie

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schaden/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Kosten/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]


Stressscenario „double dip”: financiële positie (in miljoen ISK, tenzij anders aangegeven)

 

2012

2013

2014

2015

2016

W/V van verzekeringsactiviteiten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale winst

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Aangepaste solvabiliteit

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Rendement op eigen vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

7.1.3.   Stressscenario: „kapitaalcontroles”

(62)

De IJslandse overheid heeft een simulatie van een stressscenario „kapitaalcontroles” ingediend. In deze stresstest wordt aangenomen dat in IJsland in 2014 de kapitaalcontroles worden opgeheven. Als gevolg daarvan deprecieert de ISK naar zijn huidige waarde in het buitenland, die ongeveer 30 % lager is dan de officiële wisselkoers. Dat vertaalt zich naar een stijging van de inflatie. Die hogere inflatie verhoogt vervolgens weer de verliesratio. Aangenomen wordt dat de reële rente zal stijgen tot 6,5 % en dat de premie voor aandelenrisico's — 50 % zal worden als gevolg van kapitaalvlucht.

Stressscenario „kapitaalcontroles”: aannamen

 

2012

2013

2014

2015

2016

Bbp-groei

1,6 %

2,5 %

2,8 %

2,8 %

2,7 %

Inflatie

4,2 %

3,4 %

2,5 %

10,5 %

5 %

Marktaandeel Sjóvá

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Geïndexeerde staatsobligaties

2,5 %

2,5 %

6,5 %

6,5 %

6,5 %

Reëel kasrendement

1 %

1 %

1 %

1 %

1 %

Aandelenrisicopremie

5 %

5 %

– 50 %

5 %

5 %

Vermogensallocatie

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schaden/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Kosten/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]


Stressscenario „Kapitaalcontroles”: financiële positie (in miljoen ISK, tenzij anders aangegeven)

 

2012

2013

2014

2015

2016

W/V van verzekeringsactiviteiten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale winst

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Aangepaste solvabiliteit

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Rendement op eigen vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

7.1.4.   Stressscenario: „koude winter II”

(63)

De IJslandse overheid heeft een simulatie van een stressscenario „koude winter II” ingediend. In dit stressscenario wordt het basisscenario aangepast door uit te gaan van twee uitzonderlijk koude winters. Dit leidt tot een significante toename van het aantal verliezen (in het bijzonder wegens auto-ongelukken) die relatief klein zijn en derhalve niet worden gedekt door de herverzekering. Aangenomen wordt dat het totaalbedrag van de verliezen 100 % van de premies bedraagt.

Stressscenario „koude winter II”: aannamen

 

2012

2013

2014

2015

2016

Bbp-groei

1,6 %

2,5 %

2,8 %

2,8 %

2,7 %

Inflatie

4,2 %

3,4 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

Marktaandeel Sjóvá

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Geïndexeerde staatsobligaties

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

2,5 %

Reëel kasrendement

1 %

1 %

1 %

1 %

1 %

Aandelenrisicopremie

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

Vermogensallocatie

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Schaden/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Kosten/premies onder aftrek van herverzekering

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]


Stressscenario „koude winter II”: financiële positie (in miljoen ISK, tenzij anders aangegeven)

 

2012

2013

2014

2015

2016

W/V van verzekeringsactiviteiten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale winst

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Aangepaste solvabiliteit

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Rendement op eigen vermogen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

7.1.5.   Stressscenario's: conclusie

(64)

In alle drie de stressscenario's blijft de solvabiliteit gedurende de hele herstructureringsperiode sterk en zou Sjóvá winstgevend zijn, met uitzondering van specifieke stressgebeurtenissen in bepaalde jaren. Volgens de aanvullende planningsgegevens voor 2015 en 2016 zou Sjóvá echter zelfs in die omstandigheden snel daarna weer winstgevend zijn.

7.2.   Beschrijving van de herstructureringsmaatregelen

(65)

De herstructurering van Sjóvá omvat diverse structurele en gedragsmaatregelen, die hieronder zijn beschreven.

7.2.1.   Loskoppeling van verzekeringsactiviteiten en afbouw van beleggingen

(66)

Zoals hiervoor is beschreven, kwamen de voornaamste problemen die tot de financiële moeilijkheden van Sjóvá hebben geleid, voort uit de beleggingsbeslissingen van en de leningen binnen de groep door de voormalige eigenaar, Milestone. Als gevolg daarvan ondervond Sjóvá ernstige problemen met betrekking tot haar beleggingsportefeuille. Een essentiële stap in de herstructurering van Sjóvá was dus de overdracht, in de zomer van 2009, van haar verzekeringsactiviteiten aan een nieuwe onderneming (later omgedoopt tot Sjóvá) en de afbouw van de beleggingsportefeuille die de onderneming nog had.

7.2.2.   Veranderingen op het gebied van corporate governance en controlestructuren

(67)

In 2010 werd in IJsland een nieuwe wet op het verzekeringsbedrijf van kracht. Deze bevat strengere regels voor corporate governance en andere controlemechanismen binnen verzekeringsmaatschappijen.

(68)

De relevante wijzigingen zijn:

een bestuurder van een verzekeringsmaatschappij mag geen bestuurder zijn van een andere financiële instelling of verzekeringsmaatschappij. De FME kan hierop een uitzondering maken in geval van dochterondernemingen;

iedere CEO of bestuurder moet door de FME worden getoetst op zijn geschiktheid en kennis. De FME mag weigeren personen die deze toetsing niet met goed gevolg afleggen te accepteren als bestuurder of CEO van een verzekeringsmaatschappij;

de raad van bestuur moet het volgende vaststellen: regels voor het bestuur, de interne inspectie, de interne audits en de financiële activiteiten en procedures, regels en procedures met betrekking tot alle mogelijke leenactiviteiten, alsook regels en procedures voor zakelijke betrekkingen met verbonden partijen;

de raad van bestuur moet regels vaststellen voor de handel in financiële instrumenten door de onderneming zelf en door de bestuurders, de CEO en gespecificeerde medewerkers in sleutelposities binnen de onderneming persoonlijk;

de FME stelt regels vast die gelden voor elk type bonusregeling dat deel uitmaakt van de beloningspakketten binnen verzekeringsmaatschappijen;

de raad van bestuur moet bindende speciale regels vaststellen voor de beleggingsprocedures en het verrichten van beleggingsactiviteiten waarbij de onderneming voornemens is te beleggen in financiële instrumenten die niet in de officiële notering van een effectenbeurs zijn opgenomen;

de raad van bestuur moet bindende regels vaststellen voor vastgoed dat uitsluitend bestemd is als belegging en niet voor eigen gebruik door de onderneming;

alle hierboven beschreven wettelijk verplichte interne regels moeten aan de FME worden voorgelegd ter beoordeling en bevestiging.

(69)

Sjóvá heeft de relevante wijzigingen in de wetgeving geïmplementeerd. In overeenstemming met de nieuwe wettelijke eisen heeft de raad van bestuur van Sjóvá regels vastgesteld met betrekking tot beleggingen; elke wijziging in deze regels moet worden goedgekeurd door de FME. De raad van bestuur van Sjóvá heeft de regels betreffende corporate governance op 4 april 2011 vastgesteld en ondertekend en bij de FME ingediend. De CEO heeft ook regels vastgesteld en ondertekend waarin de minimale kwalificaties van medewerkers in sleutelposities zijn bepaald en vastgelegd.

(70)

Daarnaast heeft Sjóvá in april 2010 de nieuwe afdeling „Risico & Analyse” opgericht. Deze afdeling valt rechtstreeks onder de CEO, wordt geleid door een gekwalificeerde actuaris en telt nog zes andere medewerkers. De taken van deze afdeling zijn:

opstellen en handhaven van een wettelijke en prudente risicobeheersingsprocedure binnen de bedrijfsonderdelen schadeverzekeringen en levensverzekeringen van Sjóvá;

analyseren van de verzekeringstechnische resultaten van alle categorieën verzekeringen die Sjóvá in portefeuille heeft;

rapporteren van en voorstellen van wijzigingen in tarieven;

zorgen voor correcte tarieven voor alle categorieën verzekeringsactiviteiten;

handhaven van alle procedures binnen Sjóvá die betrekking hebben op risicobeheersing;

periodiek analyseren van de technische voorzieningen en zorgen voor correcte reserveringen voor schadeclaims;

uitvoeren van stresstests en van de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit;

toezien op de tenuitvoerlegging van Solvabiliteit II en op de handhaving van de Solvabiliteit II-vereisten binnen Sjóvá;

periodiek verslag uitbrengen over eventuele kwesties met betrekking tot risicobeheersing aan de CEO en de raad van bestuur, en

communiceren met en rapporteren aan de financiële toezichthoudende autoriteit in verband met alle zaken die te maken hebben met risicobeheersing en technische resultaten en wettelijk vereiste verslagen.

(71)

Tot slot heeft de raad van bestuur conform de wettelijke vereisten een interne auditcommissie opgericht.

7.2.3.   Overige maatregelen ter bevordering van de levensvatbaarheid

(72)

Sjóvá heeft maatregelen genomen om de marges van haar verzekeringsactiviteiten te vergroten en kosten te besparen. Deze maatregelen omvatten loonmatigingen, bezuinigingen op het gebied van marketing en ander bedrijfskosten, en invoering van strenge regels voor verzekeringsoffertes. Bovendien zijn er op dit moment geen compenserende bonusregelingen voor werknemers. Tot slot is Sjóvá gestopt met haar herverzekeringsactiviteiten, waarmee de onderneming in het verleden een internationale risicoportefeuille had verworven.

(73)

Deze maatregelen zijn in het bijzonder bedoeld om ervoor te zorgen dat de gecombineerde ratio onder de 100 % blijft, d.w.z. dat de verzekeringsactiviteiten zichzelf in stand kunnen houden, zonder dat er ongewenste risico's worden genomen met beleggingen. Als gevolg van deze maatregelen kon Sjóvá zijn gecombineerde ratio verbeteren van 114,4 % in 2005 tot 95,6 % in 2010. Volgens de vooruitzichten in het basisscenario zal de ratio tot 2016 onder de 100 % blijven.

7.3.   Verbintenissen

(74)

Zoals in de bijlage is beschreven, hebben de IJslandse regering en Sjóvá zich verbonden tot beperkingen met betrekking tot het prijsbeleid voor verzekeringsoffertes voor bepaalde zakelijke klanten en tot een verbod op bepaalde acquisities en reclameactiviteiten.

(75)

De IJslandse overheid heeft zich er ook toe verbonden bepaalde wijzigingen in de regelgeving inzake het functioneren van de verzekeringsmarkt aan te brengen, zoals eveneens in de bijlage is beschreven.

II.   BEOORDELING

1.   DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN

(76)

Artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst luidt als volgt:

„Behoudens de afwijkingen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn steunmaatregelen van de lidstaten van de EG, de EVA-staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de werking van deze Overeenkomst, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de overeenkomstsluitende partijen ongunstig beïnvloedt.”

(77)

De Autoriteit zal de volgende maatregelen beoordelen die in overweging 18 zijn beschreven:

1.

De IJslandse staat heeft bijgedragen aan de herkapitalisatie van Sjóvá door de overdracht aan SAT Holding van twee in zijn bezit zijnde obligaties (waarvan de waarde door een externe deskundige op 11,6 miljard ISK (circa 76 miljoen EUR) is geraamd) om als aandelenkapitaal van Sjóvá te worden gebruikt.

2.

De IJslandse staat is ook akkoord gegaan met de verhoging van het zekerheidsrecht van Glitnir op de door Avant uitgegeven obligatie van vierde naar derde prioriteit om de bijdrage van Glitnir aan het kapitaal van Sjóvá mogelijk te maken. Omdat de obligatie van Avant het grootste deel van haar waarde was verloren na de uitspraak van het IJslandse hooggerechtshof op 16 juni 2010, ging de IJslandse staat (via ESI) op 28 juli 2010 een overeenkomst tot vermogensoverdracht aan. Deze overeenkomst leidde ertoe dat ESI nog eens 683 à 739 miljoen ISK bijdroeg aan de stabilisatie van Sjóvá door de obligatie van Avant te kopen van SAT Holding voor 880 miljoen ISK.

(78)

Deze maatregelen zullen hierna de „herkapitalisatiemaatregelen” worden genoemd.

1.1.   Aanwezigheid van staatsmiddelen

(79)

Zoals de Autoriteit al voorlopig had geconcludeerd in haar beschikking tot inleiding van de procedure, is het duidelijk dat de eerste herkapitalisatiemaatregel is gefinancierd met staatsmiddelen die zijn verstrekt door de IJslandse staat.

(80)

Voor de tweede herkapitalisatiemaatregel werd de betaling voor de latere verwerving van de obligatie van Avant van SAT Holding ook door de IJslandse staat uitgevoerd met staatsmiddelen. Bovendien verkleinde de opwaardering van het zekerheidsrecht van Glitnir op de obligatie van Avant de kans dat de staat een terugbetaling voor de obligatie zou ontvangen, waardoor de waarde van de vordering daalde. Deze waardevermindering was dus ook van invloed op de staatskas.

(81)

De Autoriteit concludeert derhalve dat bij beide herkapitalisatiemaatregelen ten gunste van Sjóvá staatsmiddelen betrokken waren.

1.2.   Begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties

(82)

Om als staatssteun te worden aangemerkt, moet een maatregel leiden tot selectieve begunstiging van bepaalde ondernemingen of van de productie van bepaalde goederen.

(83)

Doel van de herkapitalisatiemaatregelen was ervoor te zorgen dat Sjóvá kon voldoen aan de minimale wettelijke kapitaalvereisten, zodat de onderneming actief kon blijven op de verzekeringsmarkt.

(84)

De IJslandse overheid heeft bevestigd dat de staat heeft deelgenomen aan de herkapitalisatie van de verzekeringsactiviteiten van Sjóvá omdat Glitnir en Íslandsbanki zelf niet voldoende middelen hadden om het vereiste kapitaal te leveren en omdat er geen particuliere investeerder kon worden gevonden die hiertoe bereid was. Dit bevestigt het standpunt van de Autoriteit in de beschikking tot inleiding van de procedure dat de IJslandse staat bij de deelname aan de herkapitalisatie van Sjóvá niet heeft gehandeld als een particuliere investeerder in een markteconomie.

(85)

De Autoriteit concludeert derhalve dat de herkapitalisatiemaatregelen Sjóvá een voordeel hebben verschaft. Dit voordeel is duidelijk selectief, aangezien de maatregelen van dien aard waren dat alleen Sjóvá ervan zou profiteren.

(86)

Het staatssteunelement komt overeen met het eigen vermogen dat Sjóvá niet zou hebben ontvangen zonder deelname van de staat, d.w.z. de aanvankelijke bijdrage van de IJslandse staat van 11,6 miljard ISK en de verdere bijdrage van ESI van 683 à 739 miljoen ISK in het kader van de overeenkomst tot vermogensoverdracht van 28 juli 2010. De Autoriteit raamt het steunelement derhalve op ongeveer 12,3 miljard ISK.

1.3.   Verstoring van de mededinging en effect op de handel tussen overeenkomstsluitende partijen

(87)

De herkapitalisatiemaatregelen hebben de positie van Sjóvá in vergelijking met concurrenten (of potentiële concurrenten) in IJsland en andere EER-staten versterkt. Zoals hierboven is beschreven, is Sjóvá een onderneming die actief is op de verzekeringsmarkt, die in de EER voor internationale concurrentie is opengesteld. Hoewel de IJslandse financiële markten momenteel vrij geïsoleerd zijn, vooral als gevolg van kapitaalcontroles, bestaat er nog altijd grensoverschrijdende handel in verzekeringsdiensten, die zal toenemen zodra de kapitaalcontroles worden opgeheven. Dat betekent dat de herkapitalisatiemaatregelen de mededinging verstoren of dreigen te verstoren op een manier die de handel tussen overeenkomstsluitende partijen beïnvloedt, zoals bedoeld in artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

1.4.   Conclusie over de aanwezigheid van staatssteun

(88)

Op grond van het bovenstaande concludeert de Autoriteit dat de herkapitalisatiemaatregelen staatssteun inhouden in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

2.   PROCEDURELE VOORSCHRIFTEN

(89)

Artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 luidt als volgt: „De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt voldoende tijdig op de hoogte gebracht van elk voornemen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen […]. De betrokken staat mag de voorgenomen maatregelen niet uitvoeren alvorens deze procedure heeft geleid tot een definitieve beslissing.”.

(90)

De IJslandse overheid heeft de Autoriteit niet op de hoogte gesteld van de herkapitalisatiemaatregelen voordat deze ten uitvoer zijn gelegd. De Autoriteit concludeert derhalve dat de IJslandse overheid de overeenkomstig artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. De verlening van deze steunmaatregelen was bijgevolg onwettig.

3.   VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN

(91)

Vooraf merkt de Autoriteit op dat het onbetwist is dat Sjóvá zonder overheidsoptreden failliet zou zijn gegaan omdat de onderneming dan niet aan de wettelijke kapitaalvereisten had kunnen voldoen. Ten tijde van de eerste herkapitalisatiemaatregel was Sjóvá dus een onderneming in moeilijkheden.

(92)

De Autoriteit merkt ook op dat de IJslandse overheid meent dat de herkapitalisatiemaatregelen ten gunste van Sjóvá onder de uitzondering van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst vallen en aan de vereisten van de herstructureringsrichtsnoeren van de Autoriteit voldoen.

3.1.   Rechtsgrond voor de beoordeling van verenigbaarheid: artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst en de herstructureringsrichtsnoeren van de Autoriteit

(93)

Hoewel staatssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, zoals Sjóvá, normaliter wordt beoordeeld op grond van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst, staat artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst staatssteun toe om „een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat van de EG of een EVA-staat op te heffen”.

3.1.1.   Toepasselijkheid van artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst

(94)

Zoals hiervoor is beschreven, heeft de IJslandse overheid via een overeenkomst tot overdracht van obligaties van 8 juli 2009 de initiële middelen verstrekt die nodig waren voor de herkapitalisatie van Sjóvá.

(95)

Op deze datum had de IJslandse economie nog sterk te lijden onder de financiële crisis. De grote commerciële banken stonden onder curatele, de regering had kapitaalcontroles ingesteld, de inflatie liet een dramatische stijging zien en IJsland moest een bezuinigingsprogramma doorvoeren als een van de voorwaarden voor de stand-by-overeenkomst met en de lening van het IMF. Tegen deze specifieke achtergrond waarschuwde de FME voor de ernstige gevolgen voor de IJslandse economie en samenleving als Sjóvá failliet zou gaan, waaronder het risico van een systeembreed effect op de financiële markten (9).

(96)

De Autoriteit merkt op dat het faillissement van één enkele onderneming in de verzekeringssector normaliter minder snel een systeembreed effect zal sorteren dan in de bankensector. In het onderhavige geval moet het effect van een faillissement van Sjóvá echter worden beoordeeld tegen de achtergrond van de ernstige financiële en economische crisis die IJsland in 2008-2009 doormaakte.

(97)

De Autoriteit is het eens met de analyse van de IJslandse overheid dat, zolang het vertrouwen in het financiële stelsel niet is hersteld, het potentiële effect van een dergelijke crisis mogelijk niet beperkt blijft tot Sjóvá alleen, of zelfs tot het financiële stelsel.

(98)

De Autoriteit is derhalve van mening dat de deelname van de staat aan de herkapitalisatie in juli 2009 kan worden geacht bedoeld te zijn geweest om een ernstige verstoring in de IJslandse economie op te heffen.

3.1.2.   Toepassing van de herstructureringsrichtsnoeren

(99)

In de herstructureringsrichtsnoeren van de Autoriteit zijn de staatssteunregels vastgelegd die van toepassing zijn op de herstructurering van financiële instellingen in de financiële crisis.

(100)

Volgens de herstructureringsrichtsnoeren is de herstructurering van een financiële instelling in de context van de financiële crisis verenigbaar met artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst als zij:

leidt tot herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming;

een voldoende eigen bijdrage van de begunstigde omvat (lastendeling), en

toereikende maatregelen omvat om de verstoring van de mededinging te beperken.

(101)

Op basis van het voor Sjóvá ingediende herstructureringsplan zal de Autoriteit daarom hierna beoordelen of aan deze criteria is voldaan en of de hierboven beschreven steunmaatregelen als verenigbare herstructureringssteun kunnen worden aangemerkt.

3.2.   Herstel van levensvatbaarheid

(102)

Volgens de Autoriteit zijn de problemen van Sjóvá die tot het overheidsoptreden hebben geleid, op de volgende oorzaken terug te voeren: i) ongepaste beleggingspraktijken; ii) ontoereikende corporate governance en risicobeheersing, en iii) onvoldoende winstgevendheid van verzekeringsproducten.

(103)

Met het herstructureringsplan worden zowel deze oorzaken van de problemen als andere risicofactoren binnen de onderneming aangepakt.

3.2.1.   Beoordeling van de herstructureringsmaatregelen — loskoppeling van verzekeringsactiviteiten en afbouw van beleggingen

(104)

De overdracht van de verzekeringsactiviteiten van Sjóvá aan een nieuwe onderneming heeft de verzekeringsactiviteiten bevrijd van de risico's die voortkwamen uit de nog bestaande beleggingsportefeuille. Door deze maatregel kon Sjóvá zich na de herkapitalisatie weer concentreren op haar verzekeringsactiviteiten.

(105)

De Autoriteit is van mening dat Sjóvá na deze overdracht geen overmatig risico meer loopt als gevolg van deze nog bestaande beleggingsportefeuille, die in een aparte entiteit wordt afgebouwd.

3.2.2.   Beoordeling van de herstructureringsmaatregelen — verbetering van corporate governance en risicobeheersing

(106)

De Autoriteit merkt op dat Sjóvá de vereisten van de in 2010 van kracht geworden IJslandse wet op het verzekeringsbedrijf ten uitvoer heeft gelegd. Deze wet voorziet onder meer in strengere regels voor corporate governance en andere controlemechanismen. Deze wijzigingen hebben de corporate governance van Sjóvá verbeterd en voorzien in uitgebreid toezicht door de FME, onder meer op het beleggingsbeleid.

(107)

Bovendien heeft Sjóvá een afdeling „Risico & Analyse” opgericht met substantiële middelen om de risicobeheersing en het operationele toezicht te verbeteren, alsmede een interne auditcommissie. De onderneming heeft ook essentiële beleidsonderdelen geformaliseerd, bijvoorbeeld met betrekking tot de prijzen van verzekeringsoffertes en het beleggingsbeleid. Of de medewerkers zich aan dit beleid houden, wordt regelmatig gecontroleerd.

(108)

Tot slot merkt de Autoriteit op dat de CEO en de bestuursleden die door de voormalige aandeelhouder Milestone waren aangesteld, in 2009 zijn vervangen.

(109)

De Autoriteit is van mening dat de hiervoor beschreven maatregelen afdoende zijn voor het aanpakken van de tekortkomingen op het gebied van corporate governance en risicobeheersing die de financiële problemen van Sjóvá in de hand hebben gewerkt.

3.2.3.   Beoordeling van de herstructureringsmaatregelen — maatregelen ter bevordering van de winstgevendheid

(110)

De Autoriteit neemt kennis van de maatregelen die Sjóvá heeft genomen om de winstgevendheid te verhogen, zowel door de marges te vergroten als door kosten te besparen. Als gevolg van deze maatregelen heeft Sjóvá haar gecombineerde ratio aanzienlijk kunnen verbeteren en haar verzekeringsactiviteiten winstgevend kunnen maken. In het herstructureringsplan wordt uitgegaan van verdere verbeteringen van de winstgevendheid.

(111)

De Autoriteit is van mening dat deze maatregelen ervoor zouden moeten zorgen dat de verzekeringsactiviteiten van Sjóvá winstgevend zijn en dat de onderneming minder afhankelijk wordt van beleggingsinkomsten, zodat Sjóvá een voorzichtiger beleggingsbeleid kan voeren. Tegelijkertijd zouden de maatregelen Sjóvá moeten helpen haar aandelenkapitaal te versterken, in het bijzonder in geval van ongunstige ontwikkelingen, zoals die welke in de ingediende stressscenario's zijn gesimuleerd.

3.2.4.   Beoordeling van de financiële vooruitzichten

(112)

Zoals bij punt 13 van de herstructureringsrichtsnoeren wordt voorgeschreven, heeft de IJslandse overheid financiële vooruitzichten verstrekt die zowel een basisscenario als drie stressscenario's omvatten.

(113)

Bij de financiële vooruitzichten die in het herstructureringsplan zijn opgenomen, wordt in het basisscenario uitgegaan van aannamen die voldoende voorzichtig en behoudend zijn. In het basisscenario zou Sjóvá gedurende de gehele planningsperiode winst maken en haar kapitaalbasis consolideren. Volgens het basisscenario bedraagt het verwachte rendement op het eigen vermogen van Sjóvá ongeveer […] % aan het einde van de herstructureringsperiode, wat lijkt aan te sluiten bij de huidige marktvereisten voor de branche. Bovendien wordt verwacht dat de gecombineerde ratio van Sjóvá onder de 100 % zal blijven, wat aangeeft dat de verzekeringsactiviteiten van de onderneming winstgevend zullen blijven en dat Sjóvá geen onnodig risicovolle beleggingsstrategie hoeft te volgen om voldoende inkomsten te genereren.

(114)

De Autoriteit betwist niet dat de aannamen in de stressscenario's een voldoende mate van stress bevatten om te kunnen beoordelen of Sjóvá solvabel kan blijven. Volgens de daaruit voortvloeiende financiële vooruitzichten zou Sjóvá in alle drie de stressscenario's gedurende de hele planningsperiode solvabel blijven. De Autoriteit is van mening dat de verstrekking van drie verschillende stressscenario's, die zelfs tot na de herstructureringsperiode doorlopen, de robuustheid van de stresstest versterkt. De scenario's hebben in het bijzonder betrekking op een aanhoudende economische recessie, alsmede op andere stressfactoren die specifiek van toepassing zijn op de situatie in IJsland (bijvoorbeeld kapitaalcontroles). In alle drie de stressscenario's zou gedurende de gehele planningsperiode aan de wettelijke solvabiliteitsvereisten worden voldaan.

(115)

Gezien het bovenstaande concludeert de Autoriteit dat de financiële vooruitzichten van Sjóvá duiden op een herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming, zoals door de herstructureringsrichtsnoeren wordt voorgeschreven. De Autoriteit merkt ook op dat SF1, een particuliere investeerder, bereid is gevonden van de IJslandse staat een meerderheidsbelang in Sjóvá te kopen. De bereidheid van een particuliere marktdeelnemer om een significante investering in de onderneming te doen, bevestigt deze conclusie.

3.3.   Eigen bijdrage — lastendeling

(116)

De herstructureringsrichtsnoeren schrijven voor dat een passende bijdrage van de begunstigde noodzakelijk is om de steun tot het minimum te beperken en om verstoring van de mededinging en moreel risico te vermijden. Daartoe is het noodzakelijk ten eerste dat de herstructureringskosten worden beperkt en ten tweede dat ook het steunbedrag wordt beperkt door middel van een significante eigen bijdrage.

(117)

Met betrekking tot de beperking van de herstructureringskosten is in punt 23 van de herstructureringsrichtsnoeren bepaald dat de herstructureringssteun beperkt moet blijven tot de kosten die nodig zijn om de levensvatbaarheid te herstellen. Om het steunbedrag tot een minimum te beperken, moeten financiële instellingen bovendien eerst hun eigen vermogen gebruiken voor de financiering van de herstructurering. De kosten van de herstructurering moeten dus niet alleen worden gedragen door de staat, maar ook door degenen die in de instelling hebben geïnvesteerd, zodat verliezen door het beschikbare kapitaal worden geabsorbeerd en zodat voor de overheidsmaatregelen een afdoende vergoeding wordt betaald.

3.3.1.   Beperking van herstructureringskosten

(118)

De herkapitalisatie van Sjóvá is beperkt gebleven tot wat nodig was om aan de wettelijke minimale eigenvermogensvereisten te voldoen en de IJslandse staat heeft alleen het bedrag bijgedragen dat de voornaamste crediteuren van Sjóvá, Glitnir en Íslandsbanki, niet konden verstrekken.

(119)

De overdracht van de verzekeringsactiviteiten aan een nieuwe entiteit heeft ervoor gezorgd dat de herkapitalisatie beperkt bleef tot wat nodig was voor het uitvoeren van de verzekeringsactiviteiten en niet ook de verliezen uit de nog bestaande beleggingsportefeuille dekte.

(120)

Het feit dat de herkapitalisatie tot een minimum beperkt is gebleven, legde ook de mogelijkheden van Sjóvá om op de markt te concurreren aan banden. Ook waren geen van de in het herstructureringsplan vermelde kosten bestemd om nieuwe markten te betreden of om de bedrijfsactiviteiten van Sjóvá op enigerlei wijze uit te breiden.

(121)

Om die redenen is de Autoriteit van mening dat er passende maatregelen zijn genomen om de omvang van de herstructureringssteun te beperken.

3.3.2.   Lastendeling/eigen bijdrage

(122)

Zoals in punt 24 van de herstructureringsrichtsnoeren is aangegeven, moeten ondernemingen hun eigen vermogen gebruiken voor de financiering van de herstructurering. Daarnaast onderzoekt de Autoriteit of de financiële positie van bestaande aandeelhouders geheel of gedeeltelijk is verwaterd als gevolg van de kapitaalinjectie.

(123)

De Autoriteit stelt vast dat de historische eigenaars van Sjóvá aan de kosten van de herstructurering hebben bijgedragen. Meer in het bijzonder is Milestone bij de overname van Sjóvá door Glitnir haar volledige belang in de onderneming kwijtgeraakt zonder daarvoor enige vergoeding te hebben ontvangen. De afbouw van de overgebleven beleggingsportefeuille, die nu in handen is van SJE, zal de verliezen van de beleggers nog verder doen oplopen. Deze maatregelen dragen bij aan de lastendeling en verkleinen het aan de steun verbonden morele risico.

(124)

Wat de bijdrage aan de herstructureringskosten uit door Sjóvá gegenereerde interne middelen betreft, merkt de Autoriteit op dat Sjóvá maatregelen heeft genomen om zowel de winstgevendheid te vergroten als op de kosten te besparen. Deze maatregelen zorgen ervoor dat Sjóvá voldoende winst zal maken om de kapitaalbasis geleidelijk te versterken. De Autoriteit merkt op dat het herstructureringsplan geen dividendbetalingen voorziet tot 2014.

(125)

Tot slot is de IJslandse staat erin geslaagd al zijn aandelen in Sjóvá binnen een periode van slechts drie jaar aan een particuliere investeerder te verkopen, waarmee bijna twee derden van de als staatssteun verstrekte middelen is terugverdiend.

(126)

Gezien de bovenstaande maatregelen is de Autoriteit van mening dat het herstructureringsplan in een voldoende lastendeling en eigen bijdrage aan de herstructurering voorziet.

3.4.   Maatregelen om verstoringen van de mededinging te beperken

(127)

In punt 31 van de herstructureringsrichtsnoeren is bepaald dat de Autoriteit bij het beoordelen van het steunbedrag en de daaruit voortvloeiende verstoring van de mededinging rekening moet houden met zowel de absolute als de relatieve omvang van de ontvangen staatssteun.

(128)

Zoals hiervoor is beschreven, heeft Sjóvá in totaal ongeveer 12,3 miljard ISK (ongeveer 77 miljoen EUR) aan staatssteun ontvangen. Dit bedrag vertegenwoordigde bijna 80 % van het tekort aan eigen vermogen ten tijde van de initiële herkapitalisatie. Dat betekent dat het door Sjóvá ontvangen steunbedrag vrij hoog was. Bovendien zou Sjóvá de markt hebben verlaten als de staat niet had ingegrepen.

(129)

Op basis van deze elementen heeft de Autoriteit eerst gekeken naar de structurele maatregelen om de verstoring van de mededinging te beperken. De Autoriteit beoordeelde in het bijzonder de mogelijke afstoting van de levensverzekeringsactiviteiten van Sjóvá die werden uitgevoerd door de dochteronderneming Sjóvá Life.

(130)

De IJslandse overheid heeft gedetailleerde informatie verstrekt over het belang van de levensverzekeringsactiviteiten voor de levensvatbaarheid van Sjóvá. Zij benadrukte in het bijzonder de integratie van deze bedrijfstak in het productenpakket van Sjóvá, de vraag van de klanten naar verzekeringspakketten met zowel schade- als levensverzekeringsproducten en het vermogen van de belangrijkste concurrenten in de schadeverzekeringssector om aan deze vraag te voldoen. Op basis daarvan stelde de IJslandse overheid dat de Autoriteit het in punt 32 van de herstructureringsrichtsnoeren vastgelegde beginsel moet toepassen dat maatregelen die de verstoring van de mededinging beperken, de vooruitzichten op herstel van de levensvatbaarheid niet in gevaar mogen brengen.

(131)

Gezien het voorgaande, concludeert de Autoriteit dat het niet gepast zou zijn geweest om van Sjóvá te eisen haar levensverzekeringsactiviteiten af te stoten.

(132)

Bij gebrek aan structurele maatregelen moet de Autoriteit gedragsmaatregelen beoordelen.

(133)

De Autoriteit merkt op dat het marktaandeel van Sjóvá sinds het begin van de financiële crisis aanzienlijk is gekrompen. De IJslandse overheid heeft in het bijzonder gewezen op het effect op de marktaandelen van de 30 dagen durende „overstapperiode” in september 2009, waarin de concurrenten alle klanten van Sjóvá in het schadeverzekeringssegment met concurrerende aanbiedingen mochten benaderen. De IJslandse overheid stelt dat met deze wettelijke maatregel een deel van de verstoring van de mededinging is aangepakt.

(134)

De Autoriteit merkt verder op dat het herstructureringsplan niet in een agressieve groei van het marktaandeel van Sjóvá voorziet en dat het nieuwe prijs- en risicobeheersingsbeleid ontwikkeld is om ervoor te zorgen dat Sjóvá alleen aanbiedingen doet voor voldoende winstgevende activiteiten.

(135)

Verder hebben de IJslandse overheid en Sjóvá zich voor de duur van de herstructureringsperiode tot een prijsbeperking verbonden met betrekking tot offertes voor bepaalde zakelijke klanten, zoals is te lezen in de bijlage. Deze verbintenis vormt een eerste bescherming tegen potentieel agressief marktgedrag door Sjóvá en de concurrenten van Sjóvá profiteren van de eventueel als gevolg van de verbintenis misgelopen verzekeringsactiviteiten.

(136)

De Autoriteit merkt op dat deze verbintenis alleen voor bepaalde typen verzekeringsactiviteiten geldt. Gezien de hoge mate van concentratie in de IJslandse verzekeringsmarkt is de Autoriteit echter van mening dat een uitgebreidere prijsbeperking zou leiden tot een vermindering van de effectieve concurrentie en dus ongepast zou zijn.

(137)

De Autoriteit is ingenomen met de toezegging van de IJslandse overheid om bepaalde wijzigingen aan te brengen in de regelgeving inzake de werking van de verzekeringsmarkt, zoals is beschreven in de bijlage. In overeenstemming met de punten 44 en 45 van de herstructureringsrichtsnoeren zouden de voorgestelde wijzigingen de effectieve concurrentie versterken en een gunstig effect hebben op de openstelling van de markt en de toegang voor nieuwe marktdeelnemers. Ze zouden het in het bijzonder voor klanten gemakkelijker maken om over te stappen, wat de concurrentie tussen de bestaande deelnemers aan de markt zou versterken.

(138)

Zoals punt 40 van de herstructureringsrichtsnoeren voorschrijft, verbindt Sjóvá zich tot een acquisitieverbod voor de duur van de herstructureringsperiode, zoals is aangegeven in de bijlage. Het acquisitieverbod houdt in dat Sjóvá geen significant belang mag verwerven in andere financiële ondernemingen, maar wel zo nodig kleinschalige investeringen mag doen.

(139)

Tot slot zal Sjóvá de ontvangen steun of eventuele voordelen die daaruit voortvloeien, niet voor reclamedoeleinden gebruiken.

(140)

De Autoriteit komt tot de conclusie dat in overeenstemming met punt 39 van de herstructureringsrichtsnoeren de herstructurering voorziet in voldoende maatregelen om de verstoring van de mededinging te beperken en ervoor te zorgen dat de staatssteun niet wordt gebruikt ten nadele van concurrenten die geen steun hebben ontvangen.

4.   CONCLUSIE

(141)

De Autoriteit concludeert dat krachtens artikel 61, lid 3, onder b), van de EER-overeenkomst de herkapitalisatiemaatregelen ten gunste van Sjóvá verenigbaar zijn met de werking van deze overeenkomst.

(142)

De Autoriteit concludeert ook dat de IJslandse overheid de staatssteun in kwestie onwettig ten uitvoer heeft gelegd, nl. in strijd met artikel 1, lid 3, van deel I van Protocol nr. 3.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De herkapitalisatiemaatregelen die ten gunste van Sjóvá zijn genomen, vormen staatssteun in de zin van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

Artikel 2

De aan Sjóvá verleende staatssteun is verenigbaar met de werking van de EER-overeenkomst krachtens artikel 61, lid 3, onder b), van deze overeenkomst, op voorwaarde dat de in de bijlage bij deze beschikking beschreven verbintenissen worden nagekomen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot IJsland.

Artikel 4

Slechts de tekst van deze beschikking in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

De voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


(1)  Beschikking nr. 373/10/COL van 22 september 2010 betreffende staatssteunkwesties met betrekking tot de herkapitalisatie van verzekeringsmaatschappij Sjóvá in IJsland (PB C 341 van 16.12.2010, blz. 15, en EER-supplement bij het Publicatieblad nr. 69 van 16.12.2010, blz. 2).

(2)  Moderna Finance AB was een Zweedse houdstermaatschappij die eigendom was van de IJslandse onderneming Milestone hf. Meer informatie over Sjóvá en Milestone en hun banden met Glitnir Bank zijn te vinden in het verslag van de bijzondere onderzoekscommissie van het IJslandse parlement (SIC), beschikbaar op http://rna.althingi.is/ (IJslandse versie) en http://sic.althingi.is/ (samenvattingen in het Engels).

(3)  Reactie van de FME op het overheidsoptreden bij de herkapitalisatie van Sjóvá Almennar tryggingar hf., d.d. 23 november 2010.

(4)  Mits de FME daarmee instemde. Deze instemming werd op 22 september 2009 verleend.

(5)  De schattingen van de marktaandelen zijn gebaseerd op het aandeel in de totale premie-inkomsten in 2012. Vóór de financiële crisis had Sjóvá een marktaandeel van meer dan 40 % in het segment van de schadeverzekeringen.

(6)  In het kader van deze beschikking worden de door de staat aan SAT Holding overgedragen activa als obligaties aangeduid.

(7)  Op hetzelfde moment publiceerde de FME op grond van de artikelen 86 en 87 van de toen geldende Wet nr. 60/1994 op het verzekeringsbedrijf een openbare kennisgeving aan alle polishouders om hen eraan te herinneren dat zij hun polissen, ongeacht de vernieuwingsdatum, konden opzeggen binnen een „overstapperiode” van 30 dagen.

(8)  Beschikbaar op de website van de Autoriteit: http://www.eftasurv.int/state-aid/legal-framework/state-aid-guidelines.

(9)  Zie het Memorandum van de FME van 29 juni 2009.


BIJLAGE

Verbintenissen met betrekking tot de gedragingen van Sjóvá

De IJslandse overheid meldt de volgende verbintenissen met betrekking tot Sjóvá:

1.

Sjóvá verbindt zich ertoe haar commerciële aanbiedingen te beperken door bij haar offertes voor verzekeringsrisico's niet lager te gaan dan […]. Commerciële aanbiedingen zijn gedefinieerd als offertes die de volledige verzekeringsaccount van de klant omvatten (hierna „commerciële aanbiedingen” genoemd).

Deze verbintenis is van toepassing op commerciële aanbiedingen voor commerciële entiteiten met een jaarlijkse premieomzet van meer dan […] ISK.

Deze verbintenis is van toepassing op commerciële aanbiedingen waarvan de aanbiedingsdocumenten of overige contractinformatie historische verliesgegevens bevatten waarin de betaalde en openstaande verliezen over een periode van ten minste […] jaar zijn vermeld.

Bij de evaluatie van de historische verliesgegevens mag Sjóvá individuele verliezen van meer dan […] het voorgestelde premiebod uit zijn berekening verwijderen om tot een gelijkmatigere en stabielere statistische verliesconclusie te komen.

2.

Sjóvá verbindt zich ertoe gelijke of hogere premieniveaus te handhaven bij het vernieuwen van individuele verzekeringsaccounts als de historische verliesgegevens (berekende technische verliesratio) […] % van de premies overtreffen.

Deze verbintenis is van toepassing op de vernieuwing van zakelijke accounts, maar de verlieshistorie moet meer zijn dan […] jaar.

Bij de evaluatie van de historische verliesgegevens mag Sjóvá de individuele verliezen begrenzen op […]. Dit om tot een gelijkmatigere en stabielere statistische verliesconclusie te komen.

3.

Sjóvá zal niet meer dan […] % van de aandelen van kredietinstellingen, beleggingsondernemingen (zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten), verzekerings- of herverzekeringsmaatschappijen verwerven. Nadat Sjóvá daarvoor van de Autoriteit toestemming heeft gekregen, mag de onderneming activiteiten overnemen, met name indien zulks noodzakelijk is om de financiële stabiliteit of effectieve mededinging veilig te stellen.

4.

Sjóvá zal de herkapitalisatie of de eventuele concurrentievoordelen die op enige wijze uit de herkapitalisatie voortvloeien, niet voor reclamedoeleinden gebruiken.

Deze verbintenissen blijven van kracht tot en met 31 december 2014.

Verbintenis met betrekking tot de regelgeving

Om de mobiliteit van consumenten op de IJslandse verzekeringsmarkt te verbeteren, verbindt de IJslandse overheid zich tot het volgende:

het IJslandse ministerie van Financiën en Economische Zaken richt een deskundigengroep op die tot taak heeft de bepalingen van Wet nr. 30/2004 inzake verzekeringscontracten die op de mobiliteit van consumenten betrekking hebben te evalueren, met name in het licht van de recente wijzigingen in de Noorse wet inzake verzekeringscontracten — waarop de IJslandse wetgeving is gebaseerd — en de Deense wet inzake financiële activiteiten. De deskundigengroep moet zijn bevindingen uiterlijk op 31 december 2013 presenteren en moet onderzoek doen naar de mogelijke gevolgen van een wijziging van de bepalingen met betrekking tot de opzegging van verzekeringscontracten door personen die naar een andere verzekeringsmaatschappij willen overstappen, met de bedoeling het overstappen voor klanten gemakkelijker te maken en de concurrentie op de verzekeringsmarkt te bevorderen;

indien de deskundigengroep tot de bevinding komt dat dergelijke bepalingen gunstig zouden zijn voor de werking van de IJslandse verzekeringsmarkt, moet de groep bij de minister van Financiën en Economische Zaken een wetsontwerp tot wijziging van de wet inzake verzekeringscontracten indienen. Het ministerie staat positief tegenover een wijziging die de mobiliteit van klanten op de verzekeringsmarkt verder zou bevorderen. Na ontvangst van de bevindingen van de deskundigengroep zal de minister, tenzij naar behoren kan worden gerechtvaardigd dat zulks niet noodzakelijk is, in de loop van 2014 een wetsontwerp op basis van de bevindingen van de deskundigengroep aan het IJslandse parlement voorleggen.