ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2014/500/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/501/EU |
|
|
* |
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 juli 2014 tot wijziging van de bijlagen bij Beschikking 92/260/EEG wat betreft de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden uit Costa Rica en Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië en Costa Rica in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5166) ( 1 ) |
|
|
|
2014/502/EU |
|
|
* |
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 juli 2014 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Litouwen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5417) ( 1 ) |
|
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2014/503/EU |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 812/2014 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2014
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Salame Piacentino (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Italië ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Salame Piacentino”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 92/2011 (3). |
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4). |
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Salame Piacentino” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie van 1 juli 1996 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad(PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19).
(3) Verordening (EU) nr. 92/2011 van de Commissie van 3 februari 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Salame Piacentino (BOB))(PB L 30 van 4.2.2011, blz. 17).
(4) PB C 88 van 27.3.2014, blz. 25
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 813/2014 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2014
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Coppa Piacentina (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Italië ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Coppa Piacentina”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 894/2011 (3). |
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4). |
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Coppa Piacentina” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie van 1 juli 1996 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 894/2011 van de Commissie van 22 augustus 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Coppa Piacentina (BOB)) (PB L 231 van 8.9.2011, blz. 3).
(4) PB C 88 van 27.3.2014, blz. 20.
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 814/2014 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2014
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pancetta Piacentina (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Italië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Pancetta Piacentina”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1170/2010 (3). |
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4). |
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Pancetta Piacentina” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie van 1 juli 1996 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19).
(3) Verordening (EU) nr. 1170/2010 van de Commissie van 10 december 2010 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pancetta Piacentina (BOB)) (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 26).
(4) PB C 86 van 25.3.2014, blz. 8.
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 815/2014 VAN DE COMMISSIE
van 23 juli 2014
tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivels in VIIIc, IX en X en de wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening vermelde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
15/TQ43 |
Lidstaat |
Frankrijk |
Bestand |
ANF/8C3411 |
Soort |
Zeeduivels (Lophiidae) |
Gebied |
VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 |
Datum van sluiting |
7.7.2014 |
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 816/2014 VAN DE COMMISSIE
van 25 juli 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
TR |
44,1 |
XS |
56,8 |
|
ZZ |
50,5 |
|
0707 00 05 |
MK |
48,7 |
TR |
81,4 |
|
ZZ |
65,1 |
|
0709 93 10 |
TR |
93,7 |
ZZ |
93,7 |
|
0805 50 10 |
AR |
122,5 |
BO |
98,4 |
|
CL |
123,3 |
|
NZ |
145,2 |
|
TR |
74,0 |
|
UY |
143,2 |
|
ZA |
127,1 |
|
ZZ |
119,1 |
|
0806 10 10 |
BR |
154,3 |
CL |
81,7 |
|
EG |
176,8 |
|
MA |
152,9 |
|
TR |
162,9 |
|
ZZ |
145,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
191,5 |
BR |
88,5 |
|
CL |
117,6 |
|
NZ |
126,3 |
|
US |
145,0 |
|
ZA |
144,8 |
|
ZZ |
135,6 |
|
0808 30 90 |
AR |
69,5 |
CL |
71,9 |
|
NZ |
163,0 |
|
ZA |
86,4 |
|
ZZ |
97,7 |
|
0809 10 00 |
MK |
106,1 |
TR |
236,2 |
|
ZZ |
171,2 |
|
0809 29 00 |
CA |
344,6 |
TR |
286,0 |
|
US |
344,6 |
|
ZZ |
325,1 |
|
0809 30 |
MK |
72,6 |
TR |
138,8 |
|
ZZ |
105,7 |
|
0809 40 05 |
BA |
42,5 |
MK |
53,5 |
|
TR |
171,1 |
|
ZZ |
89,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 817/2014 VAN DE COMMISSIE
van 25 juli 2014
inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode juli 2014 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie (2) betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden. |
(2) |
Juli is de derde deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent en de tweede deelperiode voor de bij artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van die uitvoeringsverordening vastgestelde contingenten. |
(3) |
Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2014 zijn ingediend voor het contingent met volgnummer 09.4166, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van toewijzingscoëfficiënt die op de voor het betrokken contingent (de betrokken contingenten) aangevraagde hoeveelheid moet worden toegepast en die overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) wordt berekend, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven. |
(4) |
Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2014 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4148 — 09.4149 — 09.4150 — 09.4152 — 09.4153 en 09.4154, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. |
(5) |
Voorts dient voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 de totale hoeveelheid te worden vastgesteld die beschikbaar is voor de volgende deelperiode. |
(6) |
Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van het (de) bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent met de volgnummers 09.4166 die gedurende de eerste tien werkdagen van juli 2014 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.
2. De totale hoeveelheid die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 en 09.4166 beschikbaar is voor de volgende deelperiode, wordt vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 juli 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Hoeveelheden die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode juli 2014 moeten worden toegewezen, dan wel beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode
a) |
Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
|
b) |
Het in artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:
|
c) |
Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:
|
d) |
Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
|
(1) De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.
(2) Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.
(3) Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.
(4) Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.
(5) De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.
(6) Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.
BESLUITEN
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/14 |
BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ ATALANTA/4/2014
van 24 juli 2014
tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) en tot intrekking van Besluit Atalanta/1/2014
(2014/500/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,
Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1), en met name artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ingevolge artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB, heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité („PVC”) gemachtigd om besluiten te nemen tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust („commandant van de EU-strijdkrachten”). |
(2) |
Het PVC heeft op 18 maart 2014 Besluit Atalanta/1/2014 vastgesteld (2), waarbij schout-bij-nacht (LH) Jürgen zur MÜHLEN werd benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten. |
(3) |
De operationeel commandant van de Europese Unie heeft aanbevolen schout-bij-nacht Guido RANDO te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-strijdkrachten, als opvolger van schout-bij-nacht (LH) Jürgen zur MÜHLEN. |
(4) |
Het Militair Comité van de EU heeft zijn steun voor deze aanbeveling uitgesproken. |
(5) |
Besluit Atalanta/1/2014 dient derhalve te worden ingetrokken. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Schout-bij-nacht Guido RANDO wordt met ingang van 6 augustus 2014 benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta).
Artikel 2
Besluit Atalanta/1/2014 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 6 augustus 2014.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.
(2) Besluit Atalanta/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 maart 2014 houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) en tot intrekking van Besluit Atalanta/3/2013 (PB L 85 van 21.3.2014, blz. 8).
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/16 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 24 juli 2014
tot wijziging van de bijlagen bij Beschikking 92/260/EEG wat betreft de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden uit Costa Rica en Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Brazilië en Costa Rica in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden is toegestaan
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5166)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/501/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, bij Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name artikel 17, lid 3, onder a),
Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (2), en met name artikel 12, leden 1 en 4, artikel 15, onder a), artikel 16, lid 2, en artikel 19, inleidende zin en onder a) en b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van levende paardachtigen in de Unie. Zij bepaalt onder meer dat de invoer van paardachtigen in de Unie uitsluitend is toegestaan uit derde landen die sedert twee jaar vrij van Venezolaanse paardenencefalomyelitis en sedert zes maanden vrij van kwade droes zijn. |
(2) |
Beschikking 92/260/EEG van de Commissie (3) stelt veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering vast voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden in de Unie voor een periode van minder dan 90 dagen uit derde landen die in bijlage I bij die beschikking zijn ingedeeld in specifieke gezondheidscategorieën. |
(3) |
Beschikking 2004/211/EG van de Commissie (4) bevat een lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de tijdelijke toelating van geregistreerde paarden, het na tijdelijke uitvoer opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden en de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen moeten toestaan, evenals de voorwaarden voor de invoer van paardachtigen uit derde landen. |
(4) |
Het Hoofdstedelijk gebied San José in Costa Rica is in de lijst van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG opgenomen voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties na tijdelijke uitvoer voor een periode van niet meer dan 30 dagen, in overeenstemming met Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (5). |
(5) |
Venezolaanse paardenencefalomyelitis is in Costa Rica voor het laatst gemeld in augustus 2012 in Alajuela, op ongeveer 20 km afstand van San José, en in november 2012 in Guanacaste in het noordwesten van het land, op ongeveer 200 km afstand van San José. Beide uitbraken zijn door vaccinatie bestreden. Volgens officiële berichten hebben die uitbraken geen gevolgen gehad voor het Hoofdstedelijk gebied San José. Het is derhalve mogelijk om geregistreerde paarden uit dat deel van het grondgebied van Costa Rica die zich hebben gekwalificeerd voor deelname aan de World Equestrian Games in Frankrijk, voor een beperkte periode tijdelijk toe te laten. Aangezien deze paarden worden getraind voor endurancewedstrijden in buitengebieden, moet evenwel door middel van aanvullende tests op Venezolaanse paardenencefalomyelitis worden aangetoond dat die gevaccineerde paarden vrij zijn van besmetting, en worden verlangd dat zij vanaf het tijdstip van bemonstering voor de voorgeschreven tests tot het tijdstip van lading tegen vectorinsecten beschermd zijn. |
(6) |
Gedurende de afgelopen zes maanden is in Costa Rica vesiculaire stomatitis opgetreden. Bijgevolg moet door middel van verplichte tests op vesiculaire stomatitis worden aangetoond dat die paarden vrij zijn van besmetting. |
(7) |
Het is derhalve noodzakelijk om de lijst van derde landen in bijlage I bij Beschikking 92/260/EEG aan te passen, een vereiste voor het testen op Venezolaanse paardenencefalomyelitis in bijlage II, deel D, op te nemen en de gegevens voor Costa Rica in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG te wijzigen. |
(8) |
Bij brief van 4 juli 2014 heeft Brazilië de Commissie meegedeeld de deelstaten Rio Grande do Sul, Santa Catarina, Mato Grosso do Sul, Goiás, Distrito Federal en Rio de Janeiro sedert zes maanden vrij zijn van kwade droes. |
(9) |
De gegevens voor die regio in Brazilië in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Bijlage I en bijlage II, deel D, bij Beschikking 92/260/EEG en bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I en bijlage II, deel D, bij Beschikking 92/260/EEG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor de Commissie
Tonio BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.
(2) PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.
(3) Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden (PB L 130 van 15.5.1992, blz. 67).
(4) Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1).
(5) Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1).
BIJLAGE I
Beschikking 92/260/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt Gezondheidscategorie D vervangen door: „Gezondheidscategorie D (1) Argentinië (AR), Barbados (BB), Bermuda (BM), Bolivia (BO), Brazilië (3) (BR), Chili (CL), Costa Rica (3) (CR), Cuba (CU), Jamaica (JM), Mexico (3) (MX), Peru (3) (PE), Paraguay (PY), Uruguay (UY)” . |
2) |
In bijlage II, deel D, afdeling III van het gezondheidscertificaat, wordt de volgende tekst toegevoegd:
. |
BIJLAGE II
Bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De rij voor Brazilië wordt vervangen door:
|
2) |
De rij voor Costa Rica wordt vervangen door:
|
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/20 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 24 juli 2014
tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Litouwen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 5417)
(Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/502/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Afrikaanse varkenspest is een virale infectieziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de varkenshouderij waardoor de handel in de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord. |
(2) |
Bij een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere varkenshouderijen en naar wilde varkens wordt verspreid. Dan kan de ziekte zich van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen verspreiden door de handel in levende varkens of producten daarvan. |
(3) |
Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (3) stelt in de Unie toe te passen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vast. Artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij uitbraken van die ziekte, waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn vastgestelde maatregelen moeten worden toegepast. |
(4) |
Litouwen heeft de Commissie in kennis gesteld van de huidige situatie op het gebied van Afrikaanse varkenspest op zijn grondgebied en heeft overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn bedoelde maatregelen worden toegepast. |
(5) |
Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moet in samenwerking met de betrokken lidstaat een EU-lijst worden opgesteld van de gebieden in Litouwen waarvoor beperkingen in verband met Afrikaanse varkenspest gelden, dat wil zeggen de beschermingsgebieden en de toezichtsgebieden („de beperkingsgebieden”). |
(6) |
Dienovereenkomstig moet, in afwachting van de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, een lijst van de beperkingsgebieden in Litouwen in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen en moet de duur van die regionalisering worden vastgesteld. |
(7) |
Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Litouwen ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden omvatten.
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing tot en met 15 augustus 2014.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot Republiek Litouwen.
Gedaan te Brussel, 24 juli 2014.
Voor de Commissie
Tonio BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest(PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).
BIJLAGE
Gebieden in Litouwen |
Beperkingsgebieden als bedoeld in artikel 1 |
Datum einde geldigheid |
Beschermingsgebied |
Het subdistrict Kazitiskis in het district Ignalina |
15 augustus 2014 |
Toezichtsgebied |
Het gehele district Ignalina, voor zover niet opgenomen in het beschermingsgebied |
15 augustus 2014 |
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/22 |
BESLUIT Nr. 1/2014 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE REGIONALE CONVENTIE BETREFFENDE DE PAN-EURO-MEDITERRANE PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS
van 21 mei 2014
tot vaststelling van zijn reglement van orde
(2014/503/EU)
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, en met name artikel 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels („de conventie”) is op 1 december 2012 in werking getreden. |
(2) |
Bij artikel 3, lid 1, van de conventie is een Gemengd Comité opgericht waarin elke partij vertegenwoordigd moet zijn. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de conventie stelt het Gemengd Comité zijn reglement van orde vast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het reglement van orde van het Gemengd Comité van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 21 mei 2014.
Voor het Gemengd Comité
De voorzitter
P.-J. LARRIEU
BIJLAGE
REGLEMENT VAN ORDE VAN HET GEMENGD COMITÉ OPGERICHT BIJ DE REGIONALE CONVENTIE BETREFFENDE DE PAN-EURO-MEDITERRANE PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS
Artikel 1
Samenstelling
1. Het Gemengd Comité (hierna „het comité” genoemd) is samengesteld uit vertegenwoordigers van:
— |
de in artikel 1, lid 3, bedoelde partijen bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (hierna „de conventie” genoemd) waarvoor de conventie in werking is getreden, en |
— |
de partijen die daadwerkelijk tot de conventie zijn toegetreden overeenkomstig artikel 5, lid 6, van de conventie, |
hierna „de partijen waarvoor de conventie in werking is getreden” genoemd.
De partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, hebben stemrecht. Iedere partij heeft één stem.
2. De partijen als bedoeld in artikel 1, lid 3, van de conventie waarvoor de conventie nog niet in werking is getreden, en derde landen die door het comité zijn uitgenodigd om partij bij de conventie te worden, hebben overeenkomstig artikel 5, lid 9, de status van waarnemer in het comité.
Deze partijen, hierna „de partijen met de status van waarnemer” genoemd, hebben geen stemrecht. Zij kunnen echter wel actief deelnemen aan het discussieforum van het comité en voorstellen indienen.
3. De secretariaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), de Overeenkomst van Agadir en de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst (Cefta) hebben ook de status van waarnemer in het comité. Deze waarnemers hebben geen stemrecht; zij kunnen echter wel actief deelnemen aan het discussieforum van het comité en voorstellen indienen.
In voorkomend geval kan het comité op ad-hocbasis ook andere waarnemers uitnodigen, mits geen van de partijen daartegen bezwaar maakt. Deze waarnemers hebben geen stemrecht; zij kunnen echter wel actief deelnemen aan het discussieforum van het comité.
4. Vóór elke vergadering stellen de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde leden van het comité (hierna „leden van het comité” genoemd) het secretariaat schriftelijk in kennis van de samenstelling van hun delegatie. Het aantal afgevaardigden is in de regel beperkt tot drie per delegatie. Wijzigingen in de samenstelling worden uiterlijk zeven kalenderdagen vóór de vergadering schriftelijk meegedeeld aan het secretariaat.
Artikel 2
Voorzitter
Het Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd).
Artikel 3
Secretariaat
De Commissie fungeert als het secretariaat van het comité en, indien nodig, van de overeenkomstig artikel 13 opgerichte subcomités en werkgroepen.
Artikel 4
Correspondentie
1. Correspondentie betreffende het comité wordt aan de Commissie toegezonden, ter attentie van de voorzitter van het comité, in beginsel langs elektronische weg.
2. Correspondentie voor leden van het comité wordt door het secretariaat aan de leden toegezonden, in beginsel langs elektronische weg.
Artikel 5
Vergaderingen
1. De vergaderingen van het comité worden door de voorzitter bijeengeroepen op diens eigen initiatief of op verzoek van een partij.
2. De vergaderingen worden gehouden in Brussel of, mits geen van de partijen daartegen bezwaar maakt, op een andere plaats.
3. De voorzitter vermijdt zoveel mogelijk dat vergaderingen worden bijeengeroepen op een feestdag van een van de partijen. Te dien einde kunnen de partijen vóór het einde van elk kalenderjaar de data van hun officiële feestdagen van het volgende jaar aan het secretariaat meedelen.
4. Uitnodigingen voor een vergadering worden ten minste een maand vóór de vergadering aan alle leden van het comité toegezonden.
5. Tenzij het comité anders beslist, zijn de vergaderingen niet openbaar.
Artikel 6
Agenda
1. De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda vast.
2. De voorlopige agenda wordt in beginsel uiterlijk één maand vóór de vergadering aan alle leden van het comité toegezonden.
3. Aanvullende punten kunnen als hoofdagendapunt worden toegevoegd op voorwaarde dat zij uiterlijk 15 kalenderdagen vóór de vergadering bij de voorzitter zijn ingediend. Aanvullende punten kunnen onder „diversen” op de voorlopige agenda worden geplaatst indien het verzoek werd ingediend vóór de goedkeuring van de agenda.
4. De agenda wordt door het comité goedgekeurd bij het begin van elke vergadering, indien geen van de partijen daartegen bezwaar maakt.
Artikel 7
Notulen
1. Van elke vergadering worden notulen opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter. In de notulen worden de aanbevelingen en conclusies van het comité ten aanzien van elk agendapunt vermeld en in de bijlagen bij de notulen worden tijdens de vergadering ingediende documenten en een lijst van deelnemers opgenomen.
2. De voorzitter zendt de ontwerpnotulen onverwijld, doch uiterlijk één maand na de vergadering, toe aan de leden van het comité.
De leden van het comité doen opmerkingen over de ontwerpnotulen uiterlijk één maand nadat deze zijn toegezonden schriftelijk aan de voorzitter toekomen. Indien er verschil van mening bestaat, wordt de kwestie door het comité besproken. Indien het comité geen overeenstemming bereikt, worden de betrokken opmerkingen als bijlage bij de definitieve notulen gevoegd.
Artikel 8
Uitvoering en geschillenregeling
1. De partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, bespreken de door hen opgedane ervaringen en geconstateerde problemen bij de uitvoering en de toepassing van de conventie.
2. Overeenkomstig artikel 33 van aanhangsel I bij de conventie tracht het comité een voor alle betrokken partijen aanvaardbare oplossing te vinden voor geschillen over de interpretatie van de conventie.
Artikel 9
Beheer van de conventie
1. Partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, stellen het comité in kennis van met elkaar gesloten vrijhandelsovereenkomsten die betrekking hebben op de conventie, en delen het secretariaat de datum van toepassing van de conventie met betrekking tot deze vrijhandelsovereenkomsten mee.
Het secretariaat neemt de nodige stappen voor de publicatie van berichten in het Publicatieblad van de Europese Unie waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van cumulatie.
2. De partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, delen de Commissie iedere wijziging mee van de tussen hen gesloten vrijhandelsovereenkomsten die van invloed kan zijn op de voorwaarden voor toepassing van diagonale cumulatie.
Artikel 10
Toetreding van nieuwe partijen
1. Het comité onderzoekt schriftelijke verzoeken om toetreding van derde landen die door de depositaris worden voorgelegd in beginsel op de vergadering die volgt op de ontvangst van een dergelijk verzoek.
2. Het comité gaat na of overgangsmaatregelen zijn vereist in afwachting van de sluiting van vrijhandelsovereenkomsten tussen de toetredende partij en andere partijen, met name om onzekerheden met betrekking tot cumulatie met de toetredende partij te vermijden.
Artikel 11
Wijzigingen van het reglement van orde en van de conventie
1. Het reglement van orde van het comité kan worden herzien op verzoek van een van de partijen waarvoor de conventie in werking is getreden.
2. Indien een in aanhangsel II van de conventie opgenomen bijzondere bepaling door de betrokken partijen wordt gewijzigd of indien een dergelijke bijzondere bepaling door twee partijen wordt aangenomen, doen deze de wijziging in kwestie toekomen aan het secretariaat.
3. Het secretariaat deelt wijzigingen van de conventie, met inbegrip van de aanhangsels, die door het comité zijn goedgekeurd, mee aan de depositaris en de partijen.
Artikel 12
Besluiten en aanbevelingen
1. Besluiten en aanbevelingen worden bij stemming aangenomen door de partijen waarvoor de conventie in werking is getreden en die op de vergadering van het comité aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Het quorum bedraagt ten minste twee derde van deze partijen.
Onthoudingen vormen geen beletsel voor de vaststelling van besluiten door het comité waarvoor eenparigheid van stemmen vereist is.
Een partij waarvoor de conventie in werking is getreden, kan ten hoogste één andere partij waarvoor de conventie in werking is getreden, vertegenwoordigen. De partij die wordt vertegenwoordigd, brengt de voorzitter hiervan vóór de vergadering schriftelijk op de hoogte.
De partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, houden zoveel mogelijk rekening met de standpunten van partijen met de status van waarnemer.
2. Besluiten en aanbevelingen van het comité worden voorzien van een nummer, de datum van aanneming en een titel die naar het onderwerp verwijst.
3. Elke partij kan de door het comité aangenomen besluiten en aanbevelingen in haar respectieve officiële ta(a)l(en) en staatsblad(en) publiceren in overeenstemming met haar interne regels.
4. Wanneer een aangelegenheid dringend is en er geen vergadering kan worden belegd, kan het comité besluiten aannemen of aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, indien aldus wordt overeengekomen door de partijen waarvoor de conventie in werking is getreden. Lid 1 is van toepassing op een dergelijke schriftelijke procedure.
De voorzitter kan met name de schriftelijke procedure gebruiken om de goedkeuring van het comité te verkrijgen wanneer een ontwerpbesluit of -aanbeveling tijdens een vergadering van het comité al besproken werd.
In dat geval stuurt de voorzitter het voorgestelde ontwerpbesluit of de voorgestelde ontwerpaanbeveling ter goedkeuring toe, waarbij hij met inachtneming van de urgentie van de zaak een termijn voor het indienen van opmerkingen en standpunten vaststelt.
De partijen waarvoor de conventie in werking is getreden, delen het secretariaat binnen de vastgestelde termijn mee of zij al dan niet instemmen met de goedkeuring van het desbetreffende besluit of de desbetreffende aanbeveling. Een partij waarvoor de conventie in werking is getreden, die vóór het verstrijken van deze termijn geen bezwaar maakt tegen het ontwerpbesluit of de ontwerpaanbeveling, wordt geacht stilzwijgend in te stemmen met het voorgestelde ontwerpbesluit of de voorgestelde ontwerpaanbeveling.
De voorzitter stelt alle partijen onverwijld, doch uiterlijk veertien kalenderdagen na het verstrijken van de termijn, in kennis van het resultaat van een schriftelijke procedure.
Artikel 13
Subcomités en werkgroepen
1. Subcomités of werkgroepen opgericht overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de conventie kunnen aanbevelingen doen, besluiten voorbereiden en iedere andere taak die het comité aan hen heeft gedelegeerd, uitvoeren.
2. Subcomités en werkgroepen brengen regelmatig verslag uit aan het comité, en ten minste één maand vóór elke vergadering van het comité.
3. Partijen met de status van waarnemer en waarnemers als bedoeld in artikel 1, lid 3, kunnen met dezelfde status van waarnemer in subcomités of werkgroepen vertegenwoordigd zijn.
Artikel 14
Officiële taal
1. De werktalen van het comité zijn het Engels en het Frans.
2. De aan het comité voorgelegde ontwerpbesluiten worden opgesteld in het Engels en het Frans.
Artikel 15
Inwerkingtreding
Dit reglement van orde treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Rectificaties
26.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 222/27 |
Proces-verbaal van verbetering van het intern akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, ondertekend te Luxemburg en Brussel, respectievelijk op 24 juni en 26 juni 2013
( Publicatieblad van de Europese Unie L 210 van 6 augustus 2013 )
Deze verbetering werd uitgevoerd bij proces-verbaal van verbetering dat op 28 april 2014 te Brussel werd ondertekend en waarvan de Raad depositaris is.
Bladzijde 7, artikel 11, lid 6:
in plaats van:
„6. Overeenkomstig lid 9 van dit artikel oefent de Rekenkamer …”
te lezen:
„6. Overeenkomstig lid 8 van dit artikel oefent de Rekenkamer …”