ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
III Andere handelingen |
|
|
|
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 13 mei 2014
betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het tussen de Europese Unie en de Unie der Comoren overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de thans geldende partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen
(2014/369/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, juncto artikel 218, lid 6, onder a), en lid 7,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 5 oktober 2006 heeft de Raad goedkeuring verleend aan de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie der Comoren (de „partnerschapsovereenkomst”), middels het vaststellen van Verordening (EG) nr. 1563/2006 (1). |
(2) |
De Europese Unie heeft met de Unie der Comoren onderhandeld over een nieuw protocol bij deze partnerschapsovereenkomst waarbij aan de vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden worden verleend in de wateren van de Comoren. |
(3) |
Het nieuwe protocol is ondertekend op grond van Besluit 2013/786/EU van de Raad (2) en wordt voorlopig toegepast vanaf 1 januari 2014. |
(4) |
De Europese Unie heeft er belang bij de partnerschapsovereenkomst ten uitvoer te leggen middels een protocol waarin de vangstmogelijkheden en de daartegenover staande financiële tegenprestatie worden vastgesteld en tevens wordt bepaald volgens welke voorwaarden de verantwoorde en duurzame visserij in de wateren van de Comoren moet worden bevorderd. |
(5) |
Bij de partnerschapsovereenkomst wordt een gemengde commissie opgericht die is belast met het toezicht op de toepassing van deze overeenkomst. Voorts kan de gemengde commissie in overeenstemming met het protocol bepaalde wijzigingen van het protocol goedkeuren. Om de goedkeuring van dergelijke wijzigingen te vergemakkelijken moet de Commissie ertoe worden gemachtigd deze wijzigingen, onder specifieke voorwaarden, goed te keuren volgens een vereenvoudigde procedure. |
(6) |
Het nieuwe protocol dient te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het tussen de Europese Unie en de Unie der Comoren overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie der Comoren (het „protocol”) wordt namens de Europese Unie gesloten (3).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht namens de Europese Unie de in artikel 14 van het protocol bedoelde kennisgeving.
Artikel 3
Onder voorbehoud van de in de bijlage opgenomen bepalingen en voorwaarden, wordt de Commissie ertoe gemachtigd om, namens de Europese Unie, wijzigingen aan het protocol goed te keuren in de gemengde commissie.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 13 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
E. VENIZELOS
(1) Verordening (EG) nr. 1563/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 betreffende de sluiting van een Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Unie van de Comoren (PB L 290 van 20.10.2006, blz. 6).
(2) Besluit 2013/786/EU van de Raad van 16 december 2013 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het tussen de Europese Unie en de Unie der Comoren overeengekomen Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de thans geldende partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen beide partijen (PB L 349 van 21.12.2013, blz. 4).
(3) Het protocol is samen met het besluit tot ondertekening ervan bekendgemaakt in PB L 349 van 21.12.2013, blz. 5.
BIJLAGE
Reikwijdte van de machtiging en procedure voor de vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de gemengde commissie
1. |
De Commissie is gemachtigd om met de Unie van de Comoren te onderhandelen en, waar passend en indien is voldaan aan de voorwaarden van punt 3 van deze bijlage, overeenstemming te bereiken over wijzigingen van het protocol die betrekking hebben op de volgende aspecten:
|
2. |
In de gemengde commissie die bij de partnerschapsovereenkomst is opgericht:
|
3. |
Ingeval er in een vergadering van de gemengde commissie een besluit moet worden genomen over wijzigingen van het protocol als bedoeld in punt 1, wordt het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat in het namens de Europese Unie in te nemen standpunt rekening wordt gehouden met de meest recente statistische, biologische en andere relevante informatie die aan de Commissie is toegezonden. Daartoe wordt op basis van die informatie, en tijdig vóór de betrokken vergadering van de gemengde commissie, een document met de nadere bijzonderheden van het voorgestelde standpunt van de Europese Unie toegezonden aan de Commissiediensten, aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties, met het oog op bespreking en goedkeuring. Met betrekking tot de in punt 1, onder a), bedoelde aspecten is voor de goedkeuring van het beoogde standpunt van de Europese Unie door de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist. In de andere gevallen wordt het beoogde standpunt van de Europese Unie in het voorbereidende document geacht te zijn goedgekeurd, tenzij een aantal lidstaten, die een blokkerende minderheid vormen, daartegen bezwaar maakt tijdens een vergadering van de voorbereidende instantie van de Raad of binnen twintig dagen na ontvangst van het voorbereidende document, al naargelang hetgeen zich het eerst voordoet. Indien bezwaren worden gemaakt, wordt de zaak naar de Raad terugverwezen. Indien er tijdens verdere vergaderingen, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het namens de Europese Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak naar de Raad of zijn voorbereidende instanties terugverwezen. De Commissie wordt verzocht te gelegener tijd stappen te nemen die noodzakelijk zijn voor de follow-up van het besluit van de gemengde commissie, met inbegrip van, waar passend, de bekendmaking van het betrokken besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, en de indiening van voorstellen die voor de uitvoering van dat besluit nodig zijn. |
VERORDENINGEN
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 663/2014 VAN DE RAAD
van 5 juni 2014
tot vervanging van de bijlagen A, B en C bij Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (1), en met name artikel 45,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de bijlagen A, B en C bij Verordening (EG) nr. 1346/2000 zijn de benamingen opgenomen die in de nationale wetgeving van de lidstaten worden gebruikt voor de procedures en de curatoren waarop die verordening van toepassing is. Bijlage A bevat een lijst van de in artikel 2, onder a), van die verordening bedoelde insolventieprocedures. Bijlage B bevat een lijst van de in artikel 2, onder c), van die verordening bedoelde liquidatieprocedures en bijlage C bevat een lijst van de in artikel 2, onder b), van die verordening bedoelde curatoren. |
(2) |
Op 5 februari 2013 heeft Litouwen de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A en C bij die verordening opgenomen lijsten. |
(3) |
Op 11 maart 2013 heeft Ierland de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A en C bij die verordening opgenomen lijsten. |
(4) |
Op 25 maart 2013 heeft Griekenland de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A, B en C bij die verordening opgenomen lijsten. |
(5) |
Op 25 maart 2013 heeft Luxemburg de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A, B en C bij die verordening opgenomen lijsten. |
(6) |
Op 26 april 2013 heeft Polen de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A en B bij die verordening opgenomen lijsten. |
(7) |
Op 22 mei 2013 heeft Portugal de Commissie overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen van de in de bijlagen A, B en C bij die verordening opgenomen lijsten. |
(8) |
Op 5 februari 2014 heeft Italië de Raad overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen in de in de bijlagen A, B en C bij die verordening opgenomen lijsten. Die kennisgeving is vervolgens gewijzigd op 10 april 2014. |
(9) |
Op 12 februari 2014 heeft Cyprus de Raad overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1346/2000 in kennis gesteld van de wijzigingen in de in de bijlagen A, B en C bij die verordening opgenomen lijsten. Die kennisgeving is vervolgens gewijzigd op 10 april 2014. |
(10) |
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 1346/2000 en nemen, op grond van artikel 45 van die verordening, derhalve deel aan de vaststelling en uitvoering van de onderhavige verordening. |
(11) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken. |
(12) |
De bijlagen A, B en C bij Verordening (EG) nr. 1346/2000 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen A, B en C bij Verordening (EG) nr. 1346/2000 worden vervangen door de teksten opgenomen in de bijlagen I, II en III bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Luxemburg, 5 juni 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
N. DENDIAS
(1) PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1.
BIJLAGE I
„BIJLAGE A
Insolventieprocedures als bedoeld in artikel 2, onder a)
BELGIQUE/BELGIË
— |
Het faillissement/La faillite, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord/La réorganisation judiciaire par accord collectif, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag/La réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, |
— |
De collectieve schuldenregeling/Le règlement collectif de dettes, |
— |
De vrijwillige vereffening/La liquidation volontaire, |
— |
De gerechtelijke vereffening/La liquidation judiciaire, |
— |
De voorlopige ontneming van beheer, bepaald in artikel 8 van de faillissementswet/Le dessaisissement provisoire, visé à l'article 8 de la loi sur les faillites, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Производство по несъстоятелност, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Konkurs, |
— |
Reorganizace, |
— |
Oddlužení, |
DEUTSCHLAND
— |
Das Konkursverfahren, |
— |
Das gerichtliche Vergleichsverfahren, |
— |
Das Gesamtvollstreckungsverfahren, |
— |
Das Insolvenzverfahren, |
EESTI
— |
Pankrotimenetlus, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Compulsory winding-up by the court, |
— |
Bankruptcy, |
— |
The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent, |
— |
Winding-up in bankruptcy of partnerships, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation of a court), |
— |
Arrangements under the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution, |
— |
Company examinership, |
— |
Debt Relief Notice, |
— |
Debt Settlement Arrangement, |
— |
Personal Insolvency Arrangement, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Η πτώχευση, |
— |
Η ειδική εκκαθάριση εν λειτουργία, |
— |
Σχέδιο αναδιοργάνωσης, |
— |
Απλοποιημένη διαδικασία επί πτωχεύσεων μικρού αντικειμένου, |
ESPAÑA
— |
Concurso, |
FRANCE
— |
Sauvegarde, |
— |
Redressement judiciaire, |
— |
Liquidation judiciaire, |
HRVATSKA
— |
Stečajni postupak, |
ITALIA
— |
Fallimento, |
— |
Concordato preventivo, |
— |
Liquidazione coatta amministrativa, |
— |
Amministrazione straordinaria, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Υποχρεωτική εκκαθάριση από το Δικαστήριο, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από μέλη, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από πιστωτές, |
— |
Εκκαθάριση με την εποπτεία του Δικαστηρίου, |
— |
Διάταγμα Παραλαβής και πτώχευσης κατόπιν Δικαστικού Διατάγματος, |
— |
Διαχείριση της περιουσίας προσώπων που απεβίωσαν αφερέγγυα, |
LATVIJA
— |
Tiesiskās aizsardzības process, |
— |
Juridiskās personas maksātnespējas process, |
— |
Fiziskās personas maksātnespējas process, |
LIETUVA
— |
Įmonės restruktūrizavimo byla, |
— |
Įmonės bankroto byla, |
— |
Įmonės bankroto procesas ne teismo tvarka, |
— |
Fizinio asmens bankroto byla, |
LUXEMBOURG
— |
Faillite, |
— |
Gestion contrôlée, |
— |
Concordat préventif de faillite (par abandon d'actif), |
— |
Régime spécial de liquidation du notariat, |
— |
Procédure de règlement collectif des dettes dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Csődeljárás, |
— |
Felszámolási eljárás, |
MALTA
— |
Xoljiment, |
— |
Amministrazzjoni, |
— |
Stralċ volontarju mill-membri jew mill-kredituri, |
— |
Stralċ mill-Qorti, |
— |
Falliment f'każ ta' negozjant, |
NEDERLAND
— |
Het faillissement, |
— |
De surséance van betaling, |
— |
De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Das Konkursverfahren (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren ohne Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Sanierungsverfahren mit Eigenverwaltung (Insolvenzverfahren), |
— |
Das Schuldenregulierungsverfahren, |
— |
Das Abschöpfungsverfahren, |
— |
Das Ausgleichsverfahren, |
POLSKA
— |
Postępowanie naprawcze, |
— |
Upadłość obejmująca likwidację, |
— |
Upadłość z możliwością zawarcia układu, |
PORTUGAL
— |
Processo de insolvência, |
— |
Processo especial de revitalização, |
ROMÂNIA
— |
Procedura insolvenței, |
— |
Reorganizarea judiciară, |
— |
Procedura falimentului, |
SLOVENIJA
— |
Stečajni postopek, |
— |
Skrajšani stečajni postopek, |
— |
Postopek prisilne poravnave, |
— |
Prisilna poravnava v stečaju, |
SLOVENSKO
— |
Konkurzné konanie, |
— |
Reštrukturalizačné konanie, |
SUOMI/FINLAND
— |
Konkurssi/konkurs, |
— |
Yrityssaneeraus/företagssanering, |
SVERIGE
— |
Konkurs, |
— |
Företagsrekonstruktion, |
UNITED KINGDOM
— |
Winding-up by or subject to the supervision of the court, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation by the court), |
— |
Administration, including appointments made by filing prescribed documents with the court, |
— |
Voluntary arrangements under insolvency legislation, |
— |
Bankruptcy or sequestration.” |
BIJLAGE II
„BIJLAGE B
Liquidatieprocedures als bedoeld in artikel 2, onder c)
BELGIQUE/BELGIË
— |
Het faillissement/La faillite, |
— |
De vrijwillige vereffening/La liquidation volontaire, |
— |
De gerechtelijke vereffening/La liquidation judiciaire, |
— |
De gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag/La réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Производство по несъстоятелност, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Konkurs, |
DEUTSCHLAND
— |
Das Konkursverfahren, |
— |
Das Gesamtvollstreckungsverfahren, |
— |
Das Insolvenzverfahren, |
EESTI
— |
Pankrotimenetlus, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Compulsory winding-up, |
— |
Bankruptcy, |
— |
The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent, |
— |
Winding-up in bankruptcy of partnerships, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation of a court), |
— |
Arrangements under the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Η πτώχευση |
— |
Η ειδική εκκαθάριση |
— |
Απλοποιημένη διαδικασία επί πτωχεύσεων μικρού αντικειμένου |
ESPAÑA
— |
Concurso, |
FRANCE
— |
Liquidation judiciaire, |
HRVATSKA
— |
Stečajni postupak, |
ITALIA
— |
Fallimento, |
— |
Concordato preventivo, |
— |
Liquidazione coatta amministrativa, |
— |
Amministrazione straordinaria, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Υποχρεωτική εκκαθάριση από το Δικαστήριο, |
— |
Εκκαθάριση με την εποπτεία του Δικαστηρίου, |
— |
Εκούσια εκκαθάριση από πιστωτές, με επιβεβαίωση του Δικαστηρίου, |
— |
Πτώχευση, |
— |
Διαχείριση της περιουσίας προσώπων που απεβίωσαν αφερέγγυα, |
LATVIJA
— |
Juridiskās personas maksātnespējas process, |
— |
Fiziskās personas maksātnespējas process, |
LIETUVA
— |
Įmonės bankroto byla |
— |
Įmonės bankroto procesas ne teismo tvarka, |
LUXEMBOURG
— |
Faillite, |
— |
Régime spécial de liquidation du notariat, |
— |
Liquidation judiciaire dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Felszámolási eljárás, |
MALTA
— |
Stralċ volontarju, |
— |
Stralċ mill-Qorti, |
— |
Falliment inkluż il-ħruġ ta' mandat ta' qbid mill-Kuratur f'każ ta' negozjant fallut, |
NEDERLAND
— |
Het faillissement, |
— |
De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Das Konkursverfahren (Insolvenzverfahren), |
POLSKA
— |
Upadłość obejmująca likwidację, |
PORTUGAL
— |
Processo de insolvência, |
ROMÂNIA
— |
Procedura falimentului, |
SLOVENIJA
— |
Stečajni postopek, |
— |
Skrajšani stečajni postopek, |
SLOVENSKO
— |
Konkurzné konanie, |
SUOMI/FINLAND
— |
Konkurssi/konkurs, |
SVERIGE
— |
Konkurs, |
UNITED KINGDOM
— |
Winding-up by or subject to the supervision of the court, |
— |
Winding-up through administration, including appointments made by filing prescribed documents with the court, |
— |
Creditors' voluntary winding-up (with confirmation by the court), |
— |
Bankruptcy or sequestration.” |
BIJLAGE III
„BIJLAGE C
Curatoren als bedoeld in artikel 2, onder b)
BELGIQUE/BELGIË
— |
De curator/Le curateur, |
— |
De gedelegeerd rechter/Le juge-délégué, |
— |
De gerechtsmandataris/Le mandataire de justice, |
— |
De schuldbemiddelaar/Le médiateur de dettes, |
— |
De vereffenaar/Le liquidateur, |
— |
De voorlopige bewindvoerder/L'administrateur provisoire, |
БЪЛГАРИЯ
— |
Назначен предварително временен синдик, |
— |
Временен синдик, |
— |
(Постоянен) синдик, |
— |
Служебен синдик, |
ČESKÁ REPUBLIKA
— |
Insolvenční správce, |
— |
Předběžný insolvenční správce, |
— |
Oddělený insolvenční správce, |
— |
Zvláštní insolvenční správce, |
— |
Zástupce insolvenčního správce, |
DEUTSCHLAND
— |
Konkursverwalter, |
— |
Vergleichsverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Vergleichsordnung), |
— |
Verwalter, |
— |
Insolvenzverwalter, |
— |
Sachwalter (nach der Insolvenzordnung), |
— |
Treuhänder, |
— |
Vorläufiger Insolvenzverwalter, |
EESTI
— |
Pankrotihaldur, |
— |
Ajutine pankrotihaldur, |
— |
Usaldusisik, |
ÉIRE/IRELAND
— |
Liquidator, |
— |
Official Assignee, |
— |
Trustee in bankruptcy, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Examiner, |
— |
Personal Insolvency Practitioner, |
— |
Insolvency Service, |
ΕΛΛΑΔΑ
— |
Ο σύνδικος, |
— |
Ο εισηγητής, |
— |
Η επιτροπή των πιστωτών, |
— |
Ο ειδικός εκκαθαριστής, |
ESPAÑA
— |
Administradores concursales, |
FRANCE
— |
Mandataire judiciaire, |
— |
Liquidateur, |
— |
Administrateur judiciaire, |
— |
Commissaire à l'exécution du plan, |
HRVATSKA
— |
Stečajni upravitelj, |
— |
Privremeni stečajni upravitelj, |
— |
Stečajni povjerenik, |
— |
Povjerenik, |
ITALIA
— |
Curatore, |
— |
Commissario giudiziale, |
— |
Commissario straordinario, |
— |
Commissario liquidatore, |
— |
Liquidatore giudiziale, |
ΚΥΠΡΟΣ
— |
Εκκαθαριστής και Προσωρινός Εκκαθαριστής, |
— |
Επίσημος Παραλήπτης, |
— |
Διαχειριστής της Πτώχευσης, |
LATVIJA
— |
Maksātnespējas procesa administrators, |
LIETUVA
— |
Bankroto administratorius, |
— |
Restruktūrizavimo administratorius, |
LUXEMBOURG
— |
Le curateur, |
— |
Le commissaire, |
— |
Le liquidateur, |
— |
Le conseil de gérance de la section d'assainissement du notariat, |
— |
Le liquidateur dans le cadre du surendettement, |
MAGYARORSZÁG
— |
Vagyonfelügyelő, |
— |
Felszámoló, |
MALTA
— |
Amministratur Proviżorju, |
— |
Riċevitur Uffiċjali, |
— |
Stralċjarju, |
— |
Manager Speċjali, |
— |
Kuraturi f'każ ta' proċeduri ta' falliment, |
NEDERLAND
— |
De curator in het faillissement, |
— |
De bewindvoerder in de surséance van betaling, |
— |
De bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, |
ÖSTERREICH
— |
Masseverwalter, |
— |
Sanierungsverwalter, |
— |
Ausgleichsverwalter, |
— |
Besonderer Verwalter, |
— |
Einstweiliger Verwalter, |
— |
Sachwalter, |
— |
Treuhänder, |
— |
Insolvenzgericht, |
— |
Konkursgericht, |
POLSKA
— |
Syndyk, |
— |
Nadzorca sądowy, |
— |
Zarządca, |
PORTUGAL
— |
Administrador de insolvência, |
— |
Administrador judicial provisório, |
ROMÂNIA
— |
Practician în insolvență, |
— |
Administrator judiciar, |
— |
Lichidator, |
SLOVENIJA
— |
Upravitelj prisilne poravnave, |
— |
Stečajni upravitelj, |
— |
Sodišče, pristojno za postopek prisilne poravnave, |
— |
Sodišče, pristojno za stečajni postopek, |
SLOVENSKO
— |
Predbežný správca, |
— |
Správca, |
SUOMI/FINLAND
— |
Pesänhoitaja/boförvaltare, |
— |
Selvittäjä/utredare, |
SVERIGE
— |
Förvaltare, |
— |
Rekonstruktör, |
UNITED KINGDOM
— |
Liquidator, |
— |
Supervisor of a voluntary arrangement, |
— |
Administrator, |
— |
Official Receiver, |
— |
Trustee, |
— |
Provisional Liquidator, |
— |
Judicial factor.” |
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/17 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 664/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2013
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 5, lid 4, eerste en tweede alinea, artikel 12, lid 7, eerste alinea, artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, eerste alinea, artikel 23, lid 4, eerste alinea, artikel 25, lid 3, artikel 49, lid 7, eerste alinea, artikel 51, lid 6, eerste alinea, artikel 53, lid 3, eerste alinea, en artikel 54, lid 2, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (2) en Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (3) zijn ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012. Verordening (EU) nr. 1151/2012 machtigt de Commissie om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Met het oog op een vlotte werking van de kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen in het nieuwe rechtskader dienen bepaalde regels door middel van dergelijke handelingen te worden goedgekeurd. Deze nieuwe regels vervangen de uitvoeringsbepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 509/2006 en (EG) nr. 510/2006 die respectievelijk zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie van 14 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (4) en Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie van 18 oktober 2007 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (5). |
(2) |
Om rekening te houden met de specifieke aard en in het bijzonder met de fysieke en materiële beperkingen van de productie van producten van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als een beschermde oorsprongsbenaming, dienen in het productdossier van dergelijke producten afwijkingen te worden toegestaan betreffende het betrekken van diervoeder. Deze afwijkingen mogen geen enkele invloed hebben op het verband tussen de geografische omgeving en de specifieke aard of kenmerken van het product die hoofdzakelijk of uitsluitend aan die omgeving zijn toe te schrijven. |
(3) |
Om rekening te houden met de specifieke aard van bepaalde producten waarvan de naam als beschermde geografische aanduiding moet worden geregistreerd, dienen in het productdossier van dergelijke producten beperkingen betreffende het betrekken van grondstoffen te worden toegestaan. Deze beperkingen dienen te worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria die in overeenstemming zijn met de algemene beginselen van de regeling voor beschermde geografische aanduidingen en die ertoe bijdragen dat de producten nog beter aansluiten bij de doelstellingen van de regeling. |
(4) |
Om te garanderen dat de consument in kennis wordt gesteld van de juiste informatie, dienen de symbolen van de Unie te worden vastgesteld die beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten aanduiden. |
(5) |
Om ervoor te zorgen dat productdossiers van gegarandeerde traditionele specialiteiten enkel relevante en beknopte informatie bevatten en om te vermijden dat de aanvragen voor registratie of voor goedkeuring van een wijziging van een productdossier van een gegarandeerde traditionele specialiteit al te uitgebreid zijn, dienen grenzen te worden gesteld aan de omvang van productdossiers. |
(6) |
Om het aanvraagproces te vergemakkelijken dienen aanvullende regels te worden vastgesteld inzake nationale bezwaarprocedures in geval van gezamenlijke aanvragen die betrekking hebben op meer dan één nationaal grondgebied. Aangezien het recht om bezwaar in te dienen op het hele grondgebied van de Unie moet worden gewaarborgd, dient te worden voorzien in de verplichting om nationale bezwaarprocedures toe te passen in alle lidstaten waarop de gezamenlijke aanvragen betrekking hebben. |
(7) |
Met het oog op duidelijkheid in de stappen van de bezwaarprocedure dient te worden vermeld wat de procedurele verplichtingen van de aanvrager zijn indien het gepaste overleg na indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift tot een overeenkomst leidt. |
(8) |
Om de behandeling van aanvragen tot wijziging van een productdossier te vergemakkelijken, dienen aanvullende regels betreffende het onderzoek van de wijzigingsaanvragen en betreffende de indiening en beoordeling van minimale wijzigingen te worden vastgesteld. Gezien de dringende aard van tijdelijke wijzigingen dient hiervoor een afwijking van de standaardprocedure te worden toegestaan en dienen deze te worden vrijgesteld van formele goedkeuring door de Commissie. De Commissie dient echter wel ten volle in kennis te worden gesteld van de inhoud en de motiveringen van dergelijke wijzigingen. |
(9) |
Om te garanderen dat alle partijen de gelegenheid krijgen hun rechten en rechtmatige belangen te verdedigen, dienen aanvullende regels betreffende de annuleringsprocedure te worden vastgesteld. De annuleringsprocedure dient in overeenstemming te worden gebracht met de in de artikelen 49 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde standaardregistratieprocedure. Eveneens dient te worden verduidelijkt dat ook de lidstaten behoren tot de rechtspersonen die een rechtmatig belang kunnen hebben bij het indienen van een annuleringsverzoek uit hoofde van artikel 54, lid 1, eerste alinea, van die verordening. |
(10) |
Om de rechtmatige belangen van de betrokken producenten of belanghebbenden te beschermen moet het mogelijk blijven dat enige documenten van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen die vóór 31 maart 2006 zijn geregistreerd en waarvoor geen enig document werd bekendgemaakt, worden bekendgemaakt op vraag van de betrokken lidstaten. |
(11) |
In artikel 12, lid 3, en in artikel 23, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is bepaald dat voor producten uit de Unie die in de handel worden gebracht met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding of als gegarandeerde traditionele specialiteit, de bijbehorende symbolen van de Unie op de etikettering worden aangebracht en dat de desbetreffende vermeldingen of afkortingen op de etikettering kunnen worden aangebracht. In artikel 23, lid 3, tweede alinea, is vastgesteld dat het symbool facultatief is op de etikettering van buiten de Unie geproduceerde gegarandeerde traditionele specialiteiten. Deze bepalingen zijn slechts van toepassing vanaf 4 januari 2016. Nochtans was in de Verordeningen (EG) nr. 509/2006 en (EG) nr. 510/2006, die zijn ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 1151/2012, voorzien in de verplichting om op de etikettering van op het grondgebied van de Unie geproduceerde producten het symbool of de volledige vermelding aan te brengen en in de mogelijkheid om de vermelding „gegarandeerde traditionele specialiteit” te gebruiken op de etikettering van buiten het grondgebied van de Unie geproduceerde gegarandeerde traditionele specialiteiten. Omwille van de continuïteit tussen de twee ingetrokken verordeningen en Verordening (EU) nr. 1151/2012 dienen de verplichting om de symbolen van de Unie of de respectieve vermeldingen op de etikettering van in de Unie geproduceerde producten aan te brengen en de mogelijkheid om de vermelding „gegarandeerde traditionele specialiteit” te gebruiken op de etikettering van buiten de Unie geproduceerde gegarandeerde traditionele specialiteiten te worden beschouwd als impliciet vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1151/2012 en reeds van toepassing. Met het oog op rechtszekerheid en bescherming van de rechten en rechtmatige belangen van de betrokken producenten of belanghebbenden dienen de voorwaarden voor het gebruik van symbolen en vermeldingen op de etikettering als vastgesteld in de Verordeningen (EG) nr. 509/2006 en (EG) nr. 510/2006 van toepassing te blijven tot en met 3 januari 2016. |
(12) |
Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dienen de Verordeningen (EG) nr. 1898/2006 en (EG) nr. 1216/2007 te worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Specifieke voorschriften inzake het betrekken van diervoeder en grondstoffen
1. Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt diervoeder volledig betrokken uit het afgebakende geografische gebied voor producten van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als beschermde oorsprongsbenaming.
Voor zover het technisch niet haalbaar is om alle voeder uit het afgebakende geografische gebied te betrekken, mag buiten dat gebied geproduceerd voeder worden toegevoegd op voorwaarde dat de aard of de kenmerken van het product die hoofdzakelijk aan de geografische omgeving zijn toe te schrijven, hierdoor niet worden aangetast. In geen geval mag diervoeder dat afkomstig is van buiten het afgebakende geografische gebied op jaarbasis meer dan 50 % van de droge stof uitmaken.
2. Beperkingen met betrekking tot de oorsprong van grondstoffen die zijn opgenomen in het productdossier van een product waarvan de naam is geregistreerd als beschermde geografische aanduiding, worden gemotiveerd in het licht van het in artikel 7, lid 1, onder f), ii), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde verband.
Artikel 2
Symbolen van de Unie
De in artikel 12, lid 2, en in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde symbolen van de Unie worden vastgesteld als aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Begrenzing van het productdossier voor gegarandeerde traditionele specialiteiten
Het in artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde productdossier is beknopt en bevat niet meer dan 5 000 woorden, tenzij in naar behoren gemotiveerde gevallen.
Artikel 4
Nationale bezwaarprocedures voor gezamenlijke aanvragen
In geval van gezamenlijke aanvragen als bedoeld in artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden de desbetreffende nationale bezwaarprocedures toegepast in alle betrokken lidstaten.
Artikel 5
Kennisgevingsverplichting betreffende overeenstemming in bezwaarprocedure
Wanneer de betrokken partijen na het in artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde overleg overeenstemming bereiken, stellen de autoriteiten van de lidstaat of van het derde land van waaruit de aanvraag werd ingediend, de Commissie in kennis van alle factoren die tot die overeenstemming hebben geleid, met inbegrip van de standpunten van de aanvrager en van de autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of andere natuurlijke of rechtspersonen die bezwaar hebben aangetekend.
Artikel 6
Wijzigingen in een productdossier
1. De in artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde aanvraag voor een wijziging van een productdossier die niet-minimaal is, bevat een exhaustieve beschrijving en de specifieke redenen voor elke wijziging. De beschrijving vergelijkt voor elke wijziging in detail het originele productdossier en, indien van toepassing, het originele enig document met de voorgestelde gewijzigde versie.
De aanvraag staat op zichzelf. Ze bevat alle wijzigingen van het productdossier en, indien van toepassing, van het enig document waarvoor goedkeuring wordt gevraagd.
Een aanvraag voor een niet-minimale wijziging die niet voldoet aan de eerste en tweede alinea is niet ontvankelijk. De Commissie brengt de aanvrager op de hoogte indien de aanvraag niet-ontvankelijk wordt geacht.
De goedkeuring door de Commissie van een aanvraag voor een niet-minimale wijziging van een productdossier heeft enkel betrekking op de in de aanvraag vervatte wijzigingen.
2. Aanvragen voor een minimale wijziging van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat waartoe het geografische gebied van de benaming of aanduiding behoort. Aanvragen voor een minimale wijziging van een productdossier van een gegarandeerde traditionele specialiteit worden ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat waar de groepering is gevestigd. Indien de aanvraag voor een minimale wijziging van een productdossier niet afkomstig is van de groepering die de aanvraag tot registratie van de naam of namen waarop het productdossier betrekking heeft, had ingediend, geeft de lidstaat die groepering — indien zij nog bestaat — de kans opmerkingen te maken over de aanvraag. Indien de lidstaat meent dat is voldaan aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en van de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen, kan hij een aanvraagdossier voor een minimale wijziging indienen bij de Commissie. Aanvragen voor een minimale wijziging van een productdossier van in derde landen geproduceerde producten mogen door een groepering met een rechtmatig belang rechtstreeks bij de Commissie of via de autoriteiten van dat derde land worden ingediend.
De aanvraag voor een minimale wijziging betreft enkel minimale wijzigingen in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012. In de aanvraag moeten deze minimale wijzigingen zijn beschreven en voorzien van een beknopte motivering en moet worden aangetoond dat de voorgestelde wijzigingen overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal moeten worden beschouwd. Voor elke wijziging moet een vergelijking worden gemaakt tussen het originele productdossier en, indien van toepassing, het originele enig document en de voorgestelde gewijzigde versie. De aanvraag staat op zichzelf en bevat alle wijzigingen van het productdossier en, indien van toepassing, van het enig document waarvoor goedkeuring wordt gevraagd.
De in artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde minimale wijzigingen worden geacht te zijn goedgekeurd indien de Commissie de aanvrager niet binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag in kennis stelt van het tegendeel.
Een aanvraag voor een minimale wijziging die niet voldoet aan de tweede alinea van dit lid is niet ontvankelijk. De in de derde alinea van het onderhavige lid bedoelde stilzwijgende goedkeuring is niet van toepassing op dergelijke aanvragen. Indien de aanvraag niet-ontvankelijk wordt geacht, stelt de Commissie de aanvrager binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag hiervan in kennis.
De Commissie maakt de goedgekeurde minimale wijziging van een productdossier die geen wijziging van de in artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde elementen meebrengt, openbaar.
3. De in de artikelen 49 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde procedure is niet van toepassing op wijzigingen betreffende een tijdelijke verandering van het productdossier ingevolge een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die door de overheid is opgelegd of ingevolge door de bevoegde autoriteiten officieel erkende natuurrampen of ongunstige weersomstandigheden.
Deze wijzigingen worden uiterlijk twee weken na goedkeuring meegedeeld aan de Commissie, samen met de motivering. Tijdelijke wijzigingen van een productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden aan de Commissie meegedeeld door de autoriteiten van de lidstaat waartoe het geografische gebied van de benaming of aanduiding behoort. Tijdelijke wijzigingen van een productdossier van een gegarandeerde traditionele specialiteit worden aan de Commissie meegedeeld door de autoriteiten van de lidstaat waar de groepering is gevestigd. Tijdelijke wijzigingen betreffende in derde landen geproduceerde producten worden aan de Commissie meegedeeld door een groepering met een rechtmatig belang of door de autoriteiten van dat derde land. De lidstaten maken tijdelijke wijzigingen van het productdossier bekend. In mededelingen betreffende een tijdelijke wijziging van een productdossier over een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding sturen de lidstaten enkel de verwijzing naar de bekendmaking mee. In mededelingen betreffende een tijdelijke wijziging van een productdossier van een gegarandeerde traditionele specialiteit, sturen zij de tijdelijke wijziging van het productdossier als bekendgemaakt mee. In mededelingen betreffende in derde landen geproduceerde producten worden de goedgekeurde tijdelijke wijzigingen van het productdossier aan de Commissie toegezonden. In alle mededelingen betreffende tijdelijke wijzigingen verschaffen lidstaten en derde landen bewijsstukken van de gezondheids- of fytosanitaire maatregelen en een kopie van de erkenning van de natuurramp of van de ongunstige weersomstandigheden. De Commissie maakt dergelijke wijzigingen openbaar.
Artikel 7
Annulering
1. De in de artikelen 49 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde procedure is van overeenkomstige toepassing op de annulering van een registratie als bedoeld in artikel 54, lid 1, eerste en tweede alinea, van die verordening.
2. De lidstaten mogen op eigen initiatief een annuleringsverzoek indienen overeenkomstig artikel 54, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
3. De annuleringsaanvraag wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 50, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
4. Met redenen omklede bezwaarschriften met betrekking tot een annulering zijn slechts ontvankelijk indien zij aantonen dat een belanghebbende persoon blijvend commercieel afhankelijk is van de geregistreerde naam.
Artikel 8
Overgangsbepalingen
1. Voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen die vóór 31 maart 2006 zijn geregistreerd, maakt de Commissie op verzoek van een lidstaat een door die lidstaat ingediend enig document bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De bekendmaking gaat vergezeld van de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier.
2. Tot en met 3 januari 2016 zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a) |
voor uit de Unie afkomstige producten waarbij de geregistreerde naam is aangebracht op de etikettering, gaat deze naam vergezeld van het desbetreffende symbool van de Unie of van de desbetreffende aanduiding als bedoeld in artikel 12, lid 3, of artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012; |
b) |
voor buiten de Unie geproduceerde producten is de in artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde aanduiding facultatief op de etikettering van gegarandeerde traditionele specialiteiten. |
Artikel 9
Intrekking
De Verordeningen (EG) nr. 1898/2006 en (EG) nr. 1216/2007 worden ingetrokken.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5 is uitsluitend van toepassing op bezwaarprocedures waarvoor de in artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde termijn van drie maanden niet is verstreken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.
(3) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(4) PB L 369 van 23.12.2006, blz. 1.
(5) PB L 275 van 19.10.2007, blz. 3.
BIJLAGE
Symbool van de Unie voor „Beschermde oorsprongsbenaming”
Symbool van de Unie voor „Beschermde geografische aanduiding”
Symbool van de Unie voor „Gegarandeerde traditionele specialiteit”
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/23 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 665/2014 VAN DE COMMISSIE
van 11 maart 2014
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor het gebruik van de facultatieve kwaliteitsaanduiding „product uit de bergen”
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 31, leden 3 en 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 is een regeling voor facultatieve kwaliteitsaanduidingen vastgesteld om het producenten van landbouwproducten op de interne markt makkelijker te maken de waardetoevoegende kenmerken of eigenschappen van hun landbouwproducten kenbaar te maken. Bij die verordening zijn de voorwaarden voor het gebruik van de facultatieve kwaliteitsaanduiding „product uit de bergen” vastgesteld en wordt de Commissie ertoe gemachtigd om, in naar behoren gemotiveerde gevallen en om rekening te houden met de natuurlijke beperkingen die van invloed zijn op de landbouw in berggebieden, middels gedelegeerde handelingen afwijkingen van deze gebruiksvoorwaarden vast te stellen. Die verordening machtigt de Commissie ook tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen inzake de bepaling van de productiemethoden en andere criteria die relevant zijn voor de toepassing van die aanduiding. |
(2) |
Om misleiding van de consument te voorkomen, moet het gebruik van de aanduiding „product uit de bergen” voor producten van dierlijke oorsprong worden verduidelijkt. Voor producten die door dieren worden geproduceerd, zoals melk en eieren, moet de productie plaatsvinden in berggebieden. Voor producten van dierlijke oorsprong, zoals vlees, moeten de dieren in berggebieden worden gehouden. Aangezien landbouwers vaak jonge dieren kopen, moeten zulke dieren ten minste twee derde van hun leven in berggebieden doorbrengen. |
(3) |
In veel gebieden van de Unie wordt transhumance, met inbegrip van transhumance tussen berggebieden en niet-berggebieden, toegepast om gebruik te kunnen maken van de beschikbare begraasbare vegetatie. Dit waarborgt de instandhouding van hogergelegen weilanden die niet geschikt zijn voor standweiden en van traditionele cultuurlandschappen in berggebieden. Transhumance levert ook directe milieuvoordelen op, bijvoorbeeld een lager risico op erosie en lawines. Met het oog op de instandhouding van de transhumance moet daarom worden toegestaan dat de aanduiding „product uit de bergen” wordt toegepast op producten die afkomstig zijn van transhumante dieren die ten minste een kwart van hun leven op weilanden in berggebieden hebben doorgebracht. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat diervoeders voor landbouwhuisdieren hoofdzakelijk uit berggebieden komen, moet worden verduidelijkt dat, in beginsel, per jaar ten minste de helft van hun voeding, uitgedrukt als percentage droge stof, moet bestaan uit diervoeders uit berggebieden. |
(5) |
Aangezien herkauwers in berggebieden over diervoeders beschikken die meer dan de helft van hun jaarlijkse dieet vertegenwoordigen, moet dit percentage droge stof in hun geval hoger zijn. |
(6) |
Vanwege natuurlijke beperkingen en het feit dat in berggebieden geproduceerde diervoeders in de eerste plaats voor herkauwers zijn bestemd, is thans slechts een klein deel van het varkensvoer afkomstig uit berggebieden. Om het juiste evenwicht tussen beide doelstellingen van de aanduiding „product uit de bergen” zoals vastgesteld in overweging 45 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 te vinden, te waarborgen dat de varkensproductie in berggebieden kan doorgaan en aldus het plattelandsweefsel in stand te houden, dient te worden bepaald dat het uit dergelijke gebieden afkomstige aandeel varkensvoer minder dan de helft van het jaarlijkse dieet van de dieren moet bedragen. |
(7) |
De beperkingen inzake diervoeder voor transhumante dieren moeten gelden zolang deze dieren zich in berggebieden bevinden. |
(8) |
Aangezien ook het verplaatsen van bijenkasten als een vorm van transhumance kan worden gezien, moet de toepassing van de aanduiding „product uit de bergen” op producten van de bijenteelt worden verduidelijkt. Omdat voor bijenvoeding gebruikte suiker normaal echter niet uit berggebieden afkomstig is, dient te worden bepaald dat de beperkingen inzake diervoeder niet gelden ten aanzien van bijen. |
(9) |
Om misleiding van de consument te voorkomen, moet worden bepaald dat de aanduiding „product uit de bergen” uitsluitend mag worden gebruikt voor producten van plantaardige oorsprong indien de desbetreffende planten in berggebieden worden geteeld. |
(10) |
Bepaald moet worden dat verwerkte producten als ingrediënt grondstoffen zoals suiker, zout en kruiden die niet in berggebieden kunnen worden geproduceerd, mogen bevatten, voor zover deze niet meer dan 50 % van het totale gewicht van de ingrediënten uitmaken. |
(11) |
In berggebieden in bepaalde delen van de Unie zijn er onvoldoende faciliteiten voor het produceren van melk en zuivelproducten uit rauwe melk, het slachten van dieren en het uitsnijden en uitbenen van karkassen, en het persen van olijfolie. Natuurlijke beperkingen hebben een weerslag op de beschikbaarheid van geschikte verwerkingsfaciliteiten in berggebieden en maken verwerking moeilijk en onrendabel. Dat producten uit de bergen op andere plaatsen in de nabijheid van berggebieden worden verwerkt, doet geen afbreuk aan hun aard van uit de bergen afkomstig product. Daarom moet worden toegestaan dat de aanduiding „product uit de bergen” op zulke producten wordt toegepast wanneer zij buiten berggebieden worden verwerkt. Gezien de ligging van de verwerkingsfaciliteiten in bepaalde lidstaten en de behoefte om te voldoen aan de verwachtingen van de consument, moet de verwerking plaatsvinden binnen 30 km van het berggebied in kwestie. |
(12) |
Om ervoor te zorgen dat bestaande faciliteiten voor de productie van melk en zuivelproducten hun activiteiten kunnen voortzetten, mogen enkel faciliteiten die op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1151/2012 in bedrijf waren, de aanduiding „product uit de bergen” gebruiken. Omdat de beschikbaarheid van zulke faciliteiten verschilt van berggebied tot berggebied, moeten de lidstaten worden gemachtigd strengere eisen met betrekking tot de afstand op te leggen of deze mogelijkheid geheel te schrappen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Producten van dierlijke oorsprong
1. De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten die door dieren worden geproduceerd in berggebieden als bedoeld in artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en in zulke gebieden worden verwerkt.
2. De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten van dieren die ten minste twee derde van hun leven in die berggebieden zijn gehouden, indien de producten in dergelijke gebieden worden verwerkt.
3. In afwijking van lid 2 mag de aanduiding „product uit de bergen” worden toegepast op producten van transhumante dieren die ten minste een kwart van hun leven in het kader van het transhumancesysteem weiland in berggebieden hebben begraasd.
Artikel 2
Diervoeders
1. Voor de toepassing van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden diervoeders voor landbouwhuisdieren geacht hoofdzakelijk uit berggebieden te komen indien het aandeel van het jaarlijkse dieet van de dieren dat niet in berggebieden kan worden geproduceerd, uitgedrukt als percentage droge stof, niet meer dan 50 % en, in het geval van herkauwers, 40 %, bedraagt.
2. In afwijking van lid 1 bedraagt voor varkens het aandeel diervoeders dat niet in berggebieden kan worden geproduceerd, uitgedrukt als percentage droge stof, niet meer dan 75 % van het jaarlijkse dieet van de dieren.
3. Lid 1 is niet van toepassing op diervoeders voor transhumante dieren als bedoeld in artikel 1, lid 3, wanneer deze buiten berggebieden worden gehouden.
Artikel 3
Producten van de bijenteelt
1. De aanduiding „product uit de bergen” mag worden toegepast op producten van de bijenteelt indien de bijen de nectar en het stuifmeel uitsluitend in berggebieden hebben verzameld.
2. In afwijking van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 hoeft voor bijenvoeding gebruikte suiker niet uit berggebieden afkomstig te zijn.
Artikel 4
Producten van plantaardige oorsprong
In afwijking van artikel 31, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 mag de aanduiding „product uit de bergen” uitsluitend op plantaardige producten worden toegepast indien de desbetreffende plant is geteeld in berggebieden als bedoeld in artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
Artikel 5
Ingrediënten
Bij gebruik in de in artikel 1 en 4 bedoelde producten mogen de volgende ingrediënten van buiten berggebieden afkomstig zijn, op voorwaarde dat zij niet meer dan 50 % van het totale gewicht van de ingrediënten vertegenwoordigen:
a) |
niet in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten, en |
b) |
kruiden, specerijen en suiker. |
Artikel 6
Verwerkingsactiviteiten buiten berggebieden
1. In afwijking van artikel 31, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en artikel 1, leden 1 en 2, van de onderhavige verordening mogen de volgende verwerkingsactiviteiten plaatsvinden buiten berggebieden, voor zover de afstand van het berggebied in kwestie niet meer dan 30 km bedraagt:
a) |
activiteiten voor de verwerking van melk en zuivelproducten in verwerkingsfaciliteiten die in bedrijf waren op 3 januari 2013; |
b) |
het slachten van dieren en het uitsnijden en ontbenen van karkassen; |
c) |
het persen van olijfolie. |
2. De lidstaten mogen ten aanzien van de op hun grondgebied verwerkte producten bepalen dat de afwijking van lid 1, onder a), niet van toepassing is of dat de verwerkingsfaciliteiten zich binnen een te specificeren afstand van minder dan 30 km van het berggebied in kwestie moeten bevinden.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/26 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 666/2014 VAN DE COMMISSIE
van 12 maart 2014
tot vaststelling van de materiële voorschriften voor een inventarisatiesysteem van de Unie en teneinde rekening te houden met wijzigingen in de aardopwarmingsvermogens en internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (1), en met name artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 6, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen is nodig om te beoordelen in welke mate de Unie en de lidstaten hun verplichtingen nakomen met betrekking tot de beperking of vermindering van de emissies van alle broeikasgassen uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad (2), het Protocol van Kyoto, goedgekeurd bij Besluit 2002/358/EG van de Raad (3) en het geheel van uniale rechtshandelingen die zijn vastgesteld in 2009, hierna samen het „klimaat- en energiepakket” genoemd. |
(2) |
In Besluit 19/CMP.1 van de Conferentie van de partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen zijn de richtsnoeren voor nationale systemen vastgesteld die de partijen moeten toepassen. De voorschriften inzake het inventarisatiesysteem van de Unie moeten daarom worden gespecificeerd om te voldoen aan de verplichtingen krachtens dat besluit en om de tijdigheid, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de verslaglegging over de uitstoot van broeikasgassen aan het secretariaat van het UNFCCC te waarborgen. |
(3) |
Om de kwaliteit van het inventarisatiesysteem van de Unie te garanderen, is het nodig nadere voorschriften vast te stellen betreffende het kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma voor de broeikasgasinventaris van de Unie. |
(4) |
Om te zorgen voor de volledigheid van de inventaris van de Unie, in overeenstemming met de richtsnoeren voor het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen is het noodzakelijk te voorzien in de methoden en de gegevens die door de Commissie worden gebruikt bij het maken van ramingen wanneer gegevens ontbreken in de inventaris van een lidstaat, in overleg en nauwe samenwerking met de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 525/2013. |
(5) |
Om te zorgen voor de tijdige en effectieve tenuitvoerlegging van de verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto van het UNFCCC is het noodzakelijk om een tijdpad vast te stellen voor de samenwerking en de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten tijdens de jaarlijkse rapportage en de UNFCCC-beoordeling. |
(6) |
Er moet rekening worden gehouden met wijzigingen in de waarden voor het aardopwarmingsvermogen en met internationaal overeengekomen richtsnoeren voor nationale inventarissen van antropogene emissies uit bronnen en verwijderingen door putten van broeikasgassen overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de organen van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto. |
(7) |
Teneinde de samenhang met de uitvoering van bewakings- en rapportageverplichtingen van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto te waarborgen, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2015 van toepassing zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp
1. De broeikasgasinventaris van de Unie is de som van de emissies van broeikasgassen in de lidstaten uit bronnen en verwijderingen door putten voor het grondgebied van de Europese Unie overeenkomstig artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en wordt vastgesteld aan de hand van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten, zoals gerapporteerd uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013, voor de volledige tijdreeks van inventarisatiejaren.
2. Deze verordening stelt voorschriften vast betreffende de vereisten voor een inventarisatiesysteem van de Unie, waarbij nadere invulling wordt gegeven aan de voorschriften inzake de voorbereiding en het beheer van de broeikasgasinventaris van de Unie, met inbegrip van voorschriften inzake samenwerking met de lidstaten tijdens de jaarlijkse rapportage en de beoordeling van de inventaris in het kader van Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC).
3. Deze verordening stelt ook voorschriften vast met betrekking tot de waarden voor het aardopwarmingsvermogen en de internationaal overeengekomen richtsnoeren voor inventarisering die door de lidstaten en de Commissie moeten worden gebruikt bij het bepalen en het rapporteren van de broeikasgasinventaris.
Artikel 2
Broeikasgasinventaris van de Unie
1. Bij de voorbereiding en de opstelling van de broeikasgasinventaris van de Unie tracht de Commissie ervoor te zorgen dat:
a) |
dat de broeikasgasinventaris van de Unie door de toepassing van de in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 525/2013 vastgestelde procedure volledig is; |
b) |
dat de broeikasgasinventaris van de Unie een transparante aggregatie vormt van de broeikasgasemissies door de lidstaten en verwijderingen door putten en de bijdrage van de emissies van de lidstaten en verwijderingen door putten aan de broeikasgasinventaris van de EU op een transparente manier weerspiegelt; |
c) |
dat het totaal van de uitstoot van broeikasgassen in de EU en verwijderingen door putten van broeikasgassen voor een verslagjaar gelijk is aan de som van de emissies van de lidstaten en verwijderingen door putten die voor dat jaar zijn gerapporteerd overeenkomstig de leden 1 tot en met 5 van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013; |
d) |
dat de inventarisatie van broeikasgassen van de Unie een consistente tijdreeks van emissies en verwijderingen door putten bevat voor alle jaren waarover verslag is uitgebracht. |
2. De Commissie en de lidstaten streven naar het vergroten van de vergelijkbaarheid van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten.
Artikel 3
Kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma voor de broeikasgasinventaris van de Unie
1. Het in artikel 6, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 525/2013 bedoelde kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma van de Unie is een aanvulling op de kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontroleprogramma's die door de lidstaten worden uitgevoerd.
2. De lidstaten waarborgen de kwaliteit van activiteitsgegevens, emissiefactoren en andere parameters die voor hun nationale broeikasgasinventarissen gebruikt worden, onder meer door de toepassing van de artikelen 6 en 7.
3. De lidstaten leveren aan de Commissie en het Europees Milieuagentschap alle relevante informatie uit hun archieven die zijn opgezet en worden beheerd overeenkomstig lid 16, onder a) van de bijlage bij Besluit 19/CMP.1 van de Conferentie van de partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, indien vereist tijdens de beoordelingen door het UNFCCC van de broeikasgasinventaris van de Unie.
Artikel 4
Discrepanties wegwerken („Gap filling”)
1. De ramingen van de Commissie voor ontbrekende gegevens in de broeikasgasinventaris van een lidstaat als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 525/2013, zijn gebaseerd op de volgende methoden en gegevens:
a) |
wanneer een lidstaat in het voorgaande jaar een consistente tijdreeks van ramingen heeft ingediend voor de desbetreffende broncategorie, waarin geen aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht en een van de volgende situaties zich voordoet:
|
b) |
wanneer in voorgaande jaren voor de desbetreffende broncategorie aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht en de betrokken lidstaat heeft geen herziene raming ingediend op basis van de door het technische beoordelingsteam van deskundigen gebruikte methode zoals vastgelegd in de technische leidraad voor methoden voor aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zonder dat de in deze richtsnoeren gedefinieerde conservativiteitsfactor wordt toegepast; |
c) |
wanneer een raming voor de betrokken categorie in de voorgaande jaren het onderwerp was van technische correcties op grond van artikel 19, lid 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 525/2013 en de betrokken lidstaat geen herziene raming heeft ingediend, op basis van de methode die door het technische beoordelingsteam van deskundigen gebruikt is voor de berekening van de technische correctie; |
d) |
wanneer een consistente tijdreeks van gerapporteerde ramingen voor de desbetreffende broncategorie niet beschikbaar is en in de raming voor de broncategorie geen aanpassingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto zijn aangebracht, betreffende de technische leidraad voor aanpassingen zonder dat de in deze richtsnoeren gedefinieerde conservativiteitsfactor wordt toegepast. |
2. De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde ramingen op voor 31 maart van het verslagjaar in overleg met de betreffende lidstaat.
3. De betrokken lidstaat gebruikt de in lid 1 bedoelde ramingen om zijn nationale inventaris voor 15 april bij het UNFCCC-secretariaat in te dienen om te zorgen voor samenhang tussen de broeikasgasinventaris van de Unie en de nationale broeikasgasinventarissen.
Artikel 5
Het tijdpad voor de samenwerking en de coördinatie tijdens de jaarlijkse rapportage en de UNFCCC-beoordeling
1. Wanneer een lidstaat voornemens is haar inventaris voor 27 mei opnieuw bij het secretariaat van het UNFCCC in te dienen, dan rapporteert die lidstaat dezelfde inventaris vooraf en uiterlijk op 8 mei bij de Commissie. De aan de Commissie gemelde gegevens mogen niet verschillen van de gegevens die aan het secretariaat van het UNFCCC zijn verstrekt.
2. Wanneer een lidstaat voornemens is haar inventaris na 27 mei opnieuw bij het secretariaat van het UNFCCC in te dienen waarbij deze andere informatie bevat dan die reeds bij de Commissie is ingediend, dan rapporteert deze lidstaat deze informatie uiterlijk een week na nieuwe indiening bij het secretariaat van het UNFCCC aan de Commissie.
3. De lidstaten dienen de volgende gegevens in bij de Commissie:
a) |
aanwijzingen van een beoordelingsteam van deskundigen omtrent een potentieel probleem met de broeikasgasinventaris van de desbetreffende lidstaat in verband met voorschriften met een dwingend karakter en die kunnen leiden tot een aanpassing of een potentieel vraagstuk met betrekking tot de uitvoering (het „zaterdagverslag”) binnen één week na de ontvangst van de informatie van het secretariaat van het UNFCCC; |
b) |
correcties in de ramingen van de broeikasgasemissies die in onderling overleg tussen de lidstaat en het beoordelingsteam van deskundigen worden toegepast in de betrokken ingediende broeikasgasinventaris tijdens het beoordelingsproces zoals vervat in het antwoord op de aanwijzingen als bedoeld in punt a), binnen een week na de datum van verzending aan het secretariaat van het UNFCCC. |
c) |
het ontwerpbeoordelingsverslag van een bepaalde inventaris dat de aangepaste ramingen van broeikasgasemissies bevat of een kwestie van uitvoering wanneer de lidstaat het door het beoordelingsteam van deskundigen geconstateerde probleem niet heeft opgelost, binnen één week na ontvangst van dat verslag van het secretariaat van het UNFCCC. |
d) |
het antwoord van de lidstaat op het ontwerpbeoordelingsverslag van een bepaalde inventaris wanneer een voorgestelde aanpassing niet wordt aanvaard, vergezeld van een samenvatting waarin de lidstaat aangeeft welke voorgestelde aanpassingen zij aanvaardt of verwerpt, binnen een week na indiening van het antwoord bij het secretariaat van het UNFCCC. |
e) |
de definitieve beoordelingsverslag van een bepaalde inventaris, binnen één week na ontvangst van het secretariaat van het UNFCCC. |
f) |
eventuele vragen omtrent de uitvoering die bij het nalevingscomité van het Protocol van Kyoto zijn ingediend, de kennisgeving van het nalevingcomité dat het nader op de vraag omtrent de uitvoering ingaat en alle voorlopige bevindingen en besluiten van het nalevingscomité en de afdelingen daarvan ten aanzien van de lidstaat, binnen één week in kennis van de ontvangst van het secretariaat van het UNFCCC. |
4. De diensten van de Commissie verstrekken een samenvatting van de in lid 3 bedoelde informatie aan alle lidstaten.
5. De diensten van de Commissie verstrekken de in lid 3 bedoelde informatie aan alle lidstaten en passen dat lid overeenkomstig toe op de broeikasgasinventaris van de Unie.
6. Eventuele correcties, als bedoeld in lid 3, onder b), met betrekking tot de indiening van de broeikasgasinventaris van de Unie worden in samenwerking met de betrokken lidstaat uitgevoerd.
7. Wanneer aanpassingen worden toegepast op de broeikasgasinventaris van een lidstaat uit hoofde van het nalevingsmechanisme van het Protocol van Kyoto, dan overlegt die lidstaat met de Commissie over haar antwoord op het beoordelingsproces in verband met verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 525/2013, binnen de volgende termijnen:
a) |
binnen de uit hoofde van het Protocol van Kyoto vastgestelde tijdschema's, indien de aangepaste ramingen in één jaar of de cumulatieve aanpassingen in opeenvolgende jaren van de verplichtingsperiode voor een of meer lidstaten zodanige aanpassingen in de broeikasgasinventaris van de Unie zouden inhouden dat niet langer wordt voldaan aan de methodologische en rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 7, lid 1, van het Protocol van Kyoto met het oog op de voorschriften voor het recht om deel te nemen, zoals bepaald in de uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto goedgekeurde richtsnoeren; |
b) |
uiterlijk twee weken vóór de indiening van:
|
8. Tijdens de week waarin de UNFCCC-beoordeling van de inventaris van de Unie plaatsvindt, dienen de lidstaten zo spoedig mogelijk antwoorden te verstrekken met betrekking tot de kwesties die onder hun verantwoordelijkheid vallen overeenkomstig artikel 4, leden 2 en 3, van deze verordening op de vragen van de UNFCCC-beoordelaars.
Artikel 6
Richtsnoeren voor de broeikasgasinventarissen
De lidstaten en de Commissie stellen broeikasgasinventarissen als bedoeld in artikel 7, leden 1 tot en met 5, van Verordening (EU) nr. 525/2013 op in overeenstemming met:
a) |
de door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) opgestelde richtsnoeren uit 2006 voor nationale broeikasgasinventarissen; |
b) |
de „IPCC 2013 Revised Supplementary Methods and Good Practice Guidance Arising from the Kyoto Protocol” (de herziene richtsnoeren van het IPCC uit 2013 inzake aanvullende methoden en goede werkwijzen die uit het Protocol van Kyoto voortvloeien); |
c) |
het supplement uit 2013 bij de IPCC-richtsnoeren van 2006 voor nationale broeikasgasinventarissen: wetlands, inzake de ontwatering en vernatting van wetlands als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 525/2013; |
d) |
de richtsnoeren van het UNFCCC voor de samenstelling van de nationale mededelingen door de in bijlage I van het verdrag opgenomen partijen, deel I: UNFCCC-richtsnoeren voor rapportage over jaarlijkse inventarissen als vastgesteld in Besluit 24/CP.19 van de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC. |
e) |
de richtsnoeren voor de voorbereiding van de informatie die vereist is uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto zoals nader omschreven in de besluiten vastgesteld door de Conferentie van de Partijen bij het UNFCCC of door de Conferentie van de Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen. |
Artikel 7
Aardopwarmingsvermogen
De lidstaten en de Commissie maken gebruik van de aardopwarmingsvermogens die worden genoemd in bijlage III bij Besluit 24/CP.19 van de Conferentie van de partijen bij het UNFCCC voor de bepaling en rapportage van broeikasgasinventarissen overeenkomstig van artikel 7, leden 1 tot en met 5, van Verordening (EU) nr. 525/2013 en van de broeikasgasinventaris van de Unie.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 maart 2014.
Voor de Commissie,
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13.
(2) Besluit 94/69/EG van de Raad van 15 december 1993 betreffende de sluiting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11).
(3) Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/31 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 667/2014 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2014
ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met procedureregels betreffende door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters opgelegde geldboeten, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer en termijnbepalingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 64, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 is aan de Commissie de bevoegdheid verleend om procedureregels vast te stellen met het oog op de uitoefening van de bevoegdheid van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen aan transactieregisters en bij transactieregisters betrokken personen. Overeenkomstig deze verordening dient rekening te worden gehouden met de in Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgestelde organisatorische regels, waaronder met name de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités of panels in overeenstemming met artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, met volledige inachtneming van het recht van verweer van personen op wie het onderzoek betrekking heeft, en van het collegialiteitsbeginsel dat van toepassing is op de activiteiten van de ESMA. |
(2) |
Het recht van verweer is erkend in het Handvest van de grondrechten. Om het recht van verweer van transactieregisters en van andere personen tegen wie de ESMA een procedure heeft ingesteld, te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat de ESMA bij de vaststelling van handhavingsbesluiten met alle relevante feiten rekening houdt, dient de ESMA de betrokken transactieregisters en eventuele andere betrokkenen te horen. Personen op wie het onderzoek betrekking heeft, dienen derhalve het recht te verkrijgen om schriftelijke opmerkingen te maken naar aanleiding van mededelingen van bevindingen door de onderzoeksfunctionaris en de ESMA, inclusief in geval van materiële wijziging van de aanvankelijke mededeling van bevindingen. |
(3) |
Nadat het transactieregister de onderzoeksfunctionaris schriftelijke opmerkingen heeft doen toekomen, wordt het volledige dossier, met inbegrip van deze opmerkingen, aan de ESMA voorgelegd. Het kan echter gebeuren dat sommige elementen van de door het transactieregister aan de onderzoeksfunctionaris of de ESMA voorgelegde schriftelijke opmerkingen niet duidelijk of gedetailleerd genoeg zijn, zodat zij door het transactieregister nader moeten worden toegelicht. Indien dit naar het oordeel van de onderzoeksfunctionaris of de ESMA het geval is, kan het transactieregister of de personen die op wie het onderzoek betrekking heeft, verzocht worden deze elementen tijdens een hoorzitting te verduidelijken. |
(4) |
Het recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim, is erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In artikel 64, lid 5, en artikel 67 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is bepaald dat personen die betrokken zijn bij ESMA-procedures, gerechtigd zijn toegang tot het dossier van de ESMA te verkrijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen en van hun persoonsgegevens. Het recht op toegang tot het dossier dient niet van toepassing te zijn op vertrouwelijke informatie. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (3) voorziet in nadere voorschriften inzake verjaringstermijnen voor gevallen waarin de Commissie krachtens artikel 101 of artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie boeten kan opleggen aan ondernemingen. Ook de wetgeving van de lidstaten voorziet, in het kader van ofwel het specifieke effectenrecht, ofwel het algemene bestuursrecht, in voorschriften inzake verjaringstermijnen. Het is derhalve aangewezen de regels inzake verjaringstermijnen te baseren op gemeenschappelijke kenmerken die uit deze nationale voorschriften en uit de Uniewetgeving zijn afgeleid. |
(6) |
In Verordening (EU) nr. 648/2012 en in deze verordening wordt naar termijnen en data verwezen. Dit is onder meer het geval in bepalingen waarin verjaringstermijnen worden vastgesteld voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties. Met het oog op een correcte berekening van deze termijnen is het raadzaam om voorschriften toe te passen die in de wetgeving van de Unie reeds van toepassing zijn op besluiten van de Raad en de Commissie, zoals bedoeld in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (4). |
(7) |
In artikel 68, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 is bepaald dat de door de ESMA overeenkomstig de artikelen 65 en 66 van deze verordening genomen besluiten tot oplegging van geldboeten en dwangsommen een executoriale titel vormen en dat de tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan deze plaatsvindt. De overeenkomstige bedragen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie. |
(8) |
In het belang van een onmiddellijke uitoefening van doeltreffende toezicht- en handhavingsactiviteiten dient deze verordening zo snel mogelijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden procedureregels vastgesteld met betrekking tot geldboeten en dwangsommen die door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA) moeten worden opgelegd aan transactieregisters en andere personen die aan een onderzoeks- en handhavingsprocedure van de ESMA zijn onderworpen, met inbegrip van bepalingen betreffende het recht van verweer en de verjaringstermijnen.
Artikel 2
Het recht om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord
1. Na beëindiging van het onderzoek en alvorens het dossier overeenkomstig artikel 3, lid 1, aan de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijk in kennis van zijn bevindingen en stelt hij hem in de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen overeenkomstig lid 3. In deze mededeling van bevindingen worden de feiten vermeld die het aannemelijk maken dat één of meer van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken zijn gepleegd, met inbegrip van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.
2. In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. De onderzoeksfunctionaris is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zijn ontvangen nadat deze termijn is verstreken.
3. In zijn schriftelijke opmerkingen kan de aan het onderzoek onderworpen persoon alle feiten uiteenzetten waarvan hij kennis heeft en die dienstig kunnen zijn voor zijn verweer. Hij legt alle relevante documenten tot staving van de aangevoerde feiten over. Hij kan voorstellen dat de onderzoeksfunctionaris andere personen hoort die de in zijn opmerkingen uiteengezette feiten kunnen bevestigen.
4. De onderzoeksfunctionaris kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de onderzoeksfunctionaris aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.
Artikel 3
Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot geldboeten en toezichtmaatregelen
1. Het volledige, door de onderzoeksfunctionaris aan de ESMA voor te leggen dossier bevat ten minste de volgende documenten:
— |
een kopie van de door de onderzoeksfunctionaris tot het transactieregister of de aan het onderzoek onderworpen persoon gerichte mededeling van bevindingen, |
— |
een kopie van de schriftelijke opmerkingen van het transactieregister of de aan het onderzoek onderworpen persoon, |
— |
notulen van eventuele hoorzittingen. |
2. Indien de ESMA van oordeel is dat het door de onderzoeksfunctionaris voorgelegde dossier onvolledig is, stuurt zij het dossier aan de onderzoeksfunctionaris terug met een met redenen omkleed verzoek om aanvullende documenten.
3. Indien de ESMA op basis van het volledige dossier van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen beschreven feiten geen inbreuk vormen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012, sluit zij de zaak en stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dit besluit.
4. Indien de ESMA niet instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, legt zij de aan het onderzoek onderworpen personen een nieuwe mededeling van bevindingen voor.
In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete als bedoeld in de artikelen 65 en 73 van Verordening (EU) nr. 648/2012, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.
De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.
5. Indien de ESMA geheel of gedeeltelijk instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen daarvan in kennis. In deze kennisgeving wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen maken. Wanneer de ESMA een besluit neemt over het bestaan van een inbreuk en over het instellen van toezichtmaatregelen of het opleggen van een geldboete als bedoeld in de artikelen 65 en 73 van Verordening (EU) nr. 648/2012, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.
De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.
6. Indien de ESMA besluit dat de aan een onderzoek onderworpen persoon één of meer van de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken heeft gepleegd, en zij een besluit tot oplegging van een geldboete overeenkomstig artikel 65 van deze verordening heeft genomen, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dit besluit.
Artikel 4
Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot dwangsommen
Alvorens overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) nr. 648/2012 een besluit tot oplegging van een dwangsom te nemen, legt de ESMA de aan de procedure onderworpen persoon een mededeling van bevindingen voor met de redenen voor het opleggen van een dwangsom en de hoogte van het bedrag van de dwangsom per dag van niet-naleving. In de mededeling van bevindingen wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de betrokken persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over een dwangsom, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn zijn ontvangen.
Zodra het transactieregister of de betrokken persoon voldoet aan het desbetreffende besluit bedoeld in artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012, kan geen dwangsom meer worden opgelegd.
Het besluit tot oplegging van een dwangsom maakt melding van de rechtsgrond en de motieven voor het besluit, het bedrag en aanvangsdatum van de dwangsom.
De ESMA kan de aan de procedure onderworpen persoon eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.
Artikel 5
Toegang tot het dossier en gebruik van documenten
1. Op verzoek verleent de ESMA toegang tot het dossier aan de partijen aan wie de onderzoeksfunctionaris of de ESMA een mededeling van bevindingen heeft gezonden. De toegang tot het dossier wordt verleend na kennisgeving van een mededeling van bevindingen.
2. De documenten van het dossier waartoe overeenkomstig lid 1 toegang is verkregen, kunnen alleen worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.
Artikel 6
Verjaringstermijnen voor de oplegging van sancties
1. De aan de ESMA verleende bevoegdheid tot oplegging van geldboeten en dwangsommen aan transactieregisters verjaart na vijf jaar.
2. De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn gaat in op de dag na die waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortgezette of herhaalde inbreuken gaat deze verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.
3. De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de ESMA ter instructie of vervolging van een inbreuk op Verordening (EU) nr. 648/2012. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan het transactieregister of aan de persoon die aan het onderzoek of de procedure is onderworpen met betrekking tot een inbreuk op Verordening (EU) nr. 648/2012.
4. Na elke stuiting begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen. De verjaring treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaring in overeenstemming met lid 5 wordt geschorst.
5. De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de ESMA het voorwerp vormt van een procedure bij de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EU) nr. 648/2012.
Artikel 7
Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties
1. De bevoegdheid van de ESMA tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 65 en 66 van Verordening (EU) nr. 648/2012 genomen besluiten verjaart na vijf jaar.
2. De in lid 1 bedoelde termijn van vijf jaar gaat in op de dag na die waarop het besluit definitief wordt.
3. De verjaring voor de tenuitvoerlegging wordt gestuit door:
a) |
een kennisgeving door de ESMA aan het transactieregister of een andere betrokken persoon van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd; |
b) |
elke handeling van de ESMA of van een autoriteit van een lidstaat die op verzoek van de ESMA handelt, tot invordering van de geldboete of de dwangsom of tot handhaving van de aan de betaling daarvan gestelde voorwaarden. |
4. Na elke stuiting begint de verjaringstermijn opnieuw te lopen.
5. De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:
a) |
zolang een betalingstermijn is toegestaan; |
b) |
zolang de tenuitvoerlegging is opgeschort op grond van een lopende procedure bij de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 69 van Verordening (EU) nr. 648/2012. |
Artikel 8
Inning van geldboeten en dwangsommen
De bedragen van door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen worden op een door de rekenplichtige van de ESMA geopende rentedragende rekening gestort totdat zij definitief worden. Deze bedragen worden niet in de begroting van de ESMA opgenomen of als begrotingsposten geregistreerd.
Zodra de rekenplichtige op basis van de uitkomst van alle mogelijke juridische beroepsprocedures vaststelt dat de geldboeten en/of dwangsommen definitief zijn, draagt hij deze bedragen inclusief eventueel ontvangen rente over aan de Commissie. Deze bedragen worden vervolgens als algemene inkomsten in de begroting van de EU opgenomen.
De rekenplichtige van de ESMA brengt regelmatig verslag uit aan de rekenplichtige van DG MARKT over de bedragen van de opgelegde geldboeten en dwangsommen en de status daarvan.
Artikel 9
Berekening van termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden
Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 is van toepassing op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden als vastgesteld in deze verordening.
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(4) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/36 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 668/2014 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2014
houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 2, tweede alinea, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 7, tweede alinea, artikel 19, lid 2, tweede alinea, artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 4, tweede alinea, artikel 44, lid 3, artikel 49, lid 7, tweede alinea, artikel 51, lid 6, tweede alinea, artikel 53, lid 3, tweede alinea en artikel 54, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (2) en Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (3) zijn ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012. Verordening (EU) nr. 1151/2012 machtigt de Commissie om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Met het oog op een vlotte werking van de kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen in het nieuwe rechtskader dienen bepaalde regels door middel van dergelijke handelingen te worden vastgesteld. Deze nieuwe regels vervangen de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie van 14 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (4) en van Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie van 18 oktober 2007 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (5). Deze verordeningen zijn ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels (6). |
(2) |
Er dienen specifieke regels te worden vastgesteld betreffende het gebruik van lettertekens voor een beschermde oorsprongsbenaming, een beschermde geografische aanduiding of een gegarandeerde traditionele specialiteit en de vertalingen van de claim bij een gegarandeerde traditionele specialiteit om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers en de consumenten in alle lidstaten in staat zijn deze benamingen en claims te lezen en te begrijpen. |
(3) |
Het geografische gebied van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen moet in het productdossier worden omschreven op een gedetailleerde en precieze wijze die geen aanleiding tot dubbelzinnigheid geeft, zodat de producenten, de bevoegde autoriteiten en de controleorganen hun activiteiten kunnen verrichten op basis van een zekere en betrouwbare bron. |
(4) |
Er dient een verplichting te worden vastgesteld om gedetailleerde voorschriften betreffende de oorsprong en de kwaliteit van diervoeders op te nemen in de productdossiers van producten van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als beschermde oorsprongsbenaming om een uniforme kwaliteit van het product te waarborgen en de wijze van het opstellen van deze regels te harmoniseren. |
(5) |
Het productdossier voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen dient de maatregelen te vermelden die ervoor moeten zorgen dat het product van oorsprong is uit het afgebakende geografische gebied als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Deze maatregelen moeten duidelijk en gedetailleerd zijn met het oog op de traceerbaarheid van het product, de grondstoffen, de diervoeders en andere zaken die afkomstig zijn uit het afgebakende geografische gebied. |
(6) |
Voor aanvragen tot registratie van een naam of tot goedkeuring van een wijziging die betrekking hebben op verscheidene producten, dient te worden aangegeven in welke gevallen producten met dezelfde geregistreerde naam als verschillende producten worden beschouwd. Om te vermijden dat producten die niet voldoen aan de in artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr.1151/2012 bedoelde vereisten voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, in de handel worden gebracht met een geregistreerde naam, dient voor elk onder een aanvraag vallend product te worden aangetoond dat is voldaan aan de registratievereisten. |
(7) |
Wanneer met het verpakken van een landbouwproduct of levensmiddel dan wel met de aanbiedingsvorm verband houdende handelingen — zoals het in plakken snijden of raspen — worden beperkt tot een afgebakend geografisch gebied, betekent dit een beperking van het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten. In het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie mogen dergelijke beperkingen alleen worden opgelegd als zij noodzakelijk en proportioneel zijn en de faam van de geografische aanduiding of de oorsprongsbenaming hoog kunnen houden. Dergelijke beperkingen dienen op productspecifieke wijze te worden gemotiveerd, als omschreven in artikel 7, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr.1151/2012. |
(8) |
Voor de vlotte werking van het systeem dienen procedures voor aanvragen, bezwaren, wijzigingen en annuleringen te worden vastgesteld. |
(9) |
Met het oog op gelijkvormige en doeltreffende procedures moeten formulieren worden verschaft inzake aanvragen, bezwaren, wijzigingen en annuleringen en inzake de publicatie van het enig document voor namen die vóór 31 maart 2006 werden geregistreerd. |
(10) |
De criteria voor de vaststelling van de datum van indiening van een registratieaanvraag en van indiening van een wijzigingsaanvraag dienen omwille van de rechtszekerheid duidelijk te worden omschreven. |
(11) |
Er dient een beperking op de lengte van het enig document te worden vastgesteld met het oog op een meer gestroomlijnd proces en op normalisatie. |
(12) |
Ook omwille van normalisatie dienen specifieke regels voor de beschrijving van het product en de productiemethode te worden vastgesteld. De beschrijving van het product en van de productiemethode mag enkel relevante en vergelijkbare elementen omvatten zodat aanvragen tot registratie van een naam of tot goedkeuring van een wijziging vlot en snel kunnen worden onderzocht. Herhalingen, impliciete eisen en redundantie moeten worden vermeden. |
(13) |
Voor de rechtszekerheid moeten termijnen betreffende de bezwaarprocedure worden vastgesteld alsook criteria voor de identificatie van de aanvangsdata van deze termijnen. |
(14) |
Omwille van de transparantie dient de overeenkomstig artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bekend te maken informatie betreffende aanvragen tot wijziging en verzoeken tot annulering volledig te zijn. |
(15) |
Met het oog op stroomlijning en vereenvoudiging moet het elektronische formulier het enige toegestane communicatiemiddel voor de toezending van aanvragen, informatie en documenten zijn. |
(16) |
Er dienen voorschriften te worden vastgesteld voor het gebruik van symbolen en aanduidingen op producten die in de handel worden gebracht met beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen of als gegarandeerde traditionele specialiteiten, met inbegrip van regels inzake de juiste taalversies. |
(17) |
De voorschriften inzake het gebruik van geregistreerde namen samen met de symbolen, aanduidingen of bijbehorende afkortingen, als bedoeld in artikel 12, leden 3 en 6, en in artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 moeten worden verhelderd. |
(18) |
Om te zorgen voor de eenvormige bescherming van aanduidingen, afkortingen en symbolen en om de kwaliteitsregelingen van de Unie beter bekend te maken bij het publiek dienen regels te worden vastgesteld betreffende het gebruik van aanduidingen, afkortingen en symbolen in de media of in reclamemateriaal met betrekking tot in overeenstemming met de betrokken kwaliteitsregeling geproduceerde producten. |
(19) |
Met het oog op transparantie en rechtszekerheid dienen voorschriften over de inhoud en de vorm van het register van beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten te worden vastgesteld. |
(20) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van de Regio's over het kwaliteitsbeleid ten aanzien van landbouwproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Specifieke bepalingen betreffende namen
1. De naam van een beschermde oorsprongsbenaming, een beschermde geografische aanduiding of een gegarandeerde traditionele specialiteit wordt geregistreerd in zijn oorspronkelijke schrift. Indien het oorspronkelijke schrift niet uit Latijnse karakters bestaat, wordt samen met de naam in zijn oorspronkelijke schrift ook een transcriptie in Latijnse karakters geregistreerd.
2. Indien de naam van een gegarandeerde traditionele specialiteit vergezeld gaat van de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vermelde claim en deze claim in de andere officiële talen moet worden vertaald, worden deze vertalingen opgenomen in het productdossier.
Artikel 2
Afbakening van het geografische gebied
Voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen wordt het geografische gebied op precieze wijze, zonder dubbelzinnigheden afgebakend en wordt daarbij zo veel mogelijk naar fysieke of administratieve grenzen verwezen.
Artikel 3
Specifieke bepalingen betreffende diervoeder
Het productdossier van een product van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als beschermde oorsprongsbenaming bevat gedetailleerde voorschriften betreffende de oorsprong en de kwaliteit van de diervoeders.
Artikel 4
Bewijs van oorsprong
1. In het productdossier voor een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding worden de procedures vermeld die marktdeelnemers moeten toepassen met betrekking tot het bewijs van oorsprong van het product, de grondstoffen, de diervoeders en andere elementen die volgens het productdossier uit het afgebakende geografische gebied afkomstig moeten zijn.
2. Marktdeelnemers dienen de volgende informatie te kunnen verstrekken:
a) |
de leverancier, de hoeveelheid en de oorsprong van alle ontvangen partijen grondstof en/of producten; |
b) |
de ontvanger, de hoeveelheid en de bestemming van de geleverde producten; |
c) |
de samenhang tussen elke partij inputs zoals bedoeld onder a) en elke partij outputs zoals bedoeld onder b). |
Artikel 5
Beschrijving van verscheidene onderscheiden producten
Wanneer een aanvraag tot registratie van een naam of tot goedkeuring van een wijziging verscheidene onderscheiden producten beschrijft die deze naam mogen voeren, dient voor elk van deze producten afzonderlijk te worden aangetoond dat de voorschriften voor registratie zijn nageleefd.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „onderscheiden producten” verstaan: producten die dezelfde geregistreerde naam voeren, maar van elkaar worden onderscheiden wanneer zij in de handel worden gebracht of door de consumenten als verschillende producten worden beschouwd.
Artikel 6
Procedurele vereisten voor aanvragen tot registratie
1. Het enig document van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bevat de in bijlage I bij de onderhavige verordening beschreven informatie. Het wordt opgesteld volgens het in die bijlage opgenomen model. Het is beknopt en telt, behalve in met redenen omklede gevallen, niet meer dan 2 500 woorden.
De publicatiegegevens van het productdossier in het enig document verwijzen naar de versie van het productdossier zoals voorgesteld.
2. Het in artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde productdossier van een gegarandeerde traditionele specialiteit bevat de in bijlage II bij de onderhavige verordening gevraagde informatie. Het wordt opgesteld volgens het in die bijlage opgenomen model.
3. De datum van indiening van een aanvraag is de datum waarop de Commissie die aanvraag langs elektronische weg ontvangt. De Commissie verzendt een ontvangstbewijs.
Artikel 7
Specifieke regels voor de beschrijving van het product en de productiemethode
1. In het enig document voor een aanvraag tot registratie van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012, wordt het product omschreven aan de hand van definities en gewoonlijk voor dat product gehanteerde normen.
De beschrijving moet zich toespitsen op de specificiteit van het product met de te registreren naam en gebruikmaken van meeteenheden en van een gebruikelijke of technische vergelijkingsbasis, zonder vermelding van technische kenmerken die inherent zijn aan alle producten van dat type en van de daarmee verband houdende wettelijke voorschriften die van toepassing zijn op alle producten van dat type.
2. De in artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde productbeschrijving van een gegarandeerde traditionele specialiteit vermeldt enkel de kenmerken die noodzakelijk zijn om het product te herkennen en de specifieke eigenschappen ervan. De algemene voorschriften, en met name de technische kenmerken die inherent zijn aan alle producten van dat type en de daarmee verband houdende wettelijke vereisten worden in de productbeschrijving niet herhaald.
De in artikel 19, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde beschrijving van de productiemethode verwijst enkel naar de productiemethode die op dat moment wordt toegepast. Traditionele methoden worden enkel in de beschrijving opgenomen indien zij nog worden gebruikt. Uitsluitend de methode die moet worden gevolgd om het specifieke product te vervaardigen, wordt beschreven, en wel op een manier die de reproductie van het product om het even waar mogelijk maakt.
In het overzicht van de belangrijkste kenmerken waaraan het product zijn traditionele karakter ontleent, worden de voornaamste kenmerken die niet zijn veranderd, aangegeven, met vermelding van precieze en degelijke referenties.
Artikel 8
Gezamenlijke aanvragen
Een gezamenlijke aanvraag, als bedoeld in artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, wordt door een van de betrokken lidstaten of door een aanvragende groepering in een betrokken derde land — rechtstreeks of via de autoriteiten van dat derde land — bij de Commissie ingediend. Een dergelijke aanvraag bevat de in artikel 8, lid 2, onder c), of in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde verklaring van alle betrokken lidstaten. Alle betrokken lidstaten en derde landen dienen de in de artikelen 8 en 20 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde voorschriften na te leven.
Artikel 9
Procedurebepalingen inzake bezwaarschriften
1. Een met redenen omkleed bezwaarschrift in de zin van artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt opgesteld volgens het model in bijlage III bij de onderhavige verordening.
2. De in artikel 51, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde termijn van drie maanden vangt aan op de datum waarop de belanghebbende partijen het verzoek om tot onderlinge overeenstemming te komen langs elektronische weg hebben ontvangen.
3. De in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 bedoelde kennisgeving en de mededeling van de aan de Commissie overeenkomstig artikel 51, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 te verstrekken informatie worden gedaan binnen een maand na afloop van het overleg volgens het model in bijlage IV bij de onderhavige verordening.
Artikel 10
Procedurebepalingen inzake wijzigingen van een productdossier
1. Aanvragen tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen worden opgesteld overeenkomstig het model in bijlage V. Deze aanvragen worden ingevuld overeenkomstig de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde vereisten. Het gewijzigde enig document wordt opgesteld volgens het model in bijlage I bij deze verordening. De publicatiegegevens van het productdossier in het gewijzigde enig document verwijzen naar de bijgewerkte versie van het productdossier als voorgesteld.
Aanvragen tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier voor gegarandeerde traditionele specialiteiten worden opgesteld volgens het model in bijlage VI bij deze verordening. Deze aanvragen worden ingevuld overeenkomstig de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde vereisten. Het gewijzigde productdossier wordt opgesteld volgens het model in bijlage II bij deze verordening.
De overeenkomstig artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bekend te maken informatie omvat de naar behoren ingevulde, in de eerste en tweede alinea van het onderhavige lid bedoelde aanvraag.
2. Aanvragen tot goedkeuring van een minimale wijziging als bedoeld in artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden opgesteld volgens het model in bijlage VII bij de onderhavige verordening.
Aanvragen tot goedkeuring van een minimale wijziging betreffende beschermde oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen gaan vergezeld van het bijgewerkte enig document, indien gewijzigd, dat wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage I. De publicatiegegevens van het productdossier in het gewijzigde enig document verwijzen naar de bijgewerkte versie van het productdossier als voorgesteld.
Voor aanvragen uit de Unie voegen de lidstaten een verklaring toe waarin zij aangeven dat zij van oordeel zijn dat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en aan de krachtens die verordening vastgestelde bepalingen, alsook de publicatiegegevens van het bijgewerkte productdossier. Voor aanvragen uit derde landen, wordt het bijgewerkte productdossier toegevoegd door de betrokken groepering of door de autoriteiten van het derde land. Aanvragen voor een minimale wijziging in de gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 2, vijfde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 bevatten de publicatiegegevens van het bijgewerkte productdossier voor aanvragen uit de lidstaten, en het bijgewerkte productdossier voor aanvragen uit derde landen.
Aanvragen tot goedkeuring van een minimale wijziging betreffende gegarandeerde traditionele specialiteiten gaan vergezeld van het bijgewerkte productdossier dat is opgesteld overeenkomstig het model in bijlage II. De lidstaten voegen een verklaring toe waarin zij stellen dat zij van oordeel zijn dat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en aan de krachtens die verordening vastgestelde bepalingen.
De overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bekend te maken informatie omvat de naar behoren ingevulde, in de eerste alinea van dit lid bedoelde aanvraag.
3. De mededeling aan de Commissie van een tijdelijke wijziging als bedoeld in artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 wordt opgesteld volgens het model in bijlage VIII bij de onderhavige verordening. Zij gaat vergezeld van de documenten als bedoeld in artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014.
4. De datum van indiening van een aanvraag tot wijziging is de datum waarop de Commissie die aanvraag langs elektronisch weg ontvangt. De Commissie verzendt een ontvangstbewijs.
Artikel 11
Annulering
1. Een verzoek tot annulering van een registratie op grond van artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt opgesteld volgens het model in bijlage IX bij de onderhavige verordening.
Verzoeken tot annulering gaan vergezeld van de in artikel 8, lid 2, onder c), of in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde verklaring.
2. De overeenkomstig artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bekend te maken informatie bevat het naar behoren ingevulde, in de eerste alinea van lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde verzoek tot annulering.
Artikel 12
Wijze van indiening
Aanvragen, informatie en documenten die krachtens de artikelen 6, 8, 9, 10, 11 en 15 bij de Commissie worden ingediend, worden in elektronische vorm toegezonden.
Artikel 13
Gebruik van symbolen en aanduidingen
1. De symbolen van de Unie als bedoeld in artikel 12, lid 2, en in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en vastgesteld in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 worden weergegeven als vastgesteld in bijlage X bij de onderhavige verordening.
2. De aanduidingen „BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING”, „BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDING” en „GEGARANDEERDE TRADITIONELE SPECIALITEIT” in het symbool mogen in elk van de officiële talen van de Unie worden gebruikt, als vastgesteld in bijlage X bij deze verordening.
3. Wanneer de in de artikelen 12 en 23 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde symbolen van de Unie, aanduidingen of bijbehorende afkortingen voorkomen op het etiket van een product, gaan zij vergezeld van de geregistreerde naam.
4. Aanduidingen, afkortingen en symbolen mogen overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 worden gebruikt in de media of in reclamemateriaal met het oog op de bekendmaking van de kwaliteitsregeling of op reclame voor de geregistreerde namen.
5. Producten die in de handel zijn gebracht vóór de inwerkingtreding van deze verordening en die niet voldoen aan de leden 1 en 2, mogen in de handel blijven tot de voorraden zijn uitgeput.
Artikel 14
Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen en register van gegarandeerde traditionele specialiteiten
1. Bij de inwerkingtreding van een rechtsinstrument tot registratie van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding legt de Commissie de volgende gegevens vast in het in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vermelde register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen:
a) |
de geregistreerde naam (of namen) van het product; |
b) |
de categorie van het product overeenkomstig bijlage XI bij de onderhavige verordening; |
c) |
de verwijzing naar het instrument tot registratie van de benaming; |
d) |
gegevens waaruit blijkt dat de naam is beschermd als een geografische aanduiding dan wel als een oorsprongsbenaming; |
e) |
de vermelding van het land of de landen van oorsprong. |
2. Bij de inwerkingtreding van een rechtsinstrument tot registratie van een gegarandeerde traditionele specialiteit legt de Commissie de volgende gegevens vast in het in artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vermelde register van gegarandeerde traditionele specialiteiten:
a) |
de geregistreerde naam (of namen) van het product; |
b) |
de categorie van het product overeenkomstig bijlage XI bij de onderhavige verordening; |
c) |
de verwijzing naar het instrument tot registratie van de benaming; |
d) |
de vermelding van het land of de landen waar de groepering/groeperingen die de aanvraag heeft/hebben ingediend, is/zijn gevestigd; |
e) |
gegevens waaruit blijkt of in het registratiebesluit is vastgesteld dat de naam van de gegarandeerde traditionele specialiteit vergezeld moet gaan van de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde claim; |
f) |
uitsluitend voor aanvragen die vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1151/2012 zijn ontvangen: gegevens waaruit blijkt of de benaming is geregistreerd zonder reservering van de naam. |
3. Wanneer de Commissie haar goedkeuring hecht aan een wijziging van het productdossier die een verandering van de in de registers opgenomen informatie inhoudt, verwijdert zij de oorspronkelijke gegevens en legt zij de nieuwe gegevens vast met ingang van de inwerkingtreding van het besluit tot goedkeuring van de wijziging.
4. Als een annulering van kracht wordt, schrapt de Commissie de naam uit het betrokken register.
Artikel 15
Overgangsbepalingen
Een krachtens artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 door een lidstaat ingediend verzoek tot bekendmaking van het enig document met betrekking tot een vóór 31 maart 2006 geregistreerde beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding wordt opgesteld volgens het model in bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 16
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 9, lid 1, is uitsluitend van toepassing op bezwaarprocedures waarvoor de in artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde termijn van drie maanden niet is aangevangen op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 9, lid 3, is uitsluitend van toepassing op bezwaarprocedures waarvoor de in artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde termijn van drie maanden niet is verstreken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Het bepaalde in bijlage X, punt 2, eerste zin, wordt op 1 januari 2016 van toepassing, behalve voor producten die reeds vóór die datum in de handel zijn gebracht.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.
(3) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(4) PB L 369 van 23.12.2006, blz. 1.
(5) PB L 275 van 19.10.2007, blz. 3.
(6) Zie blz. 17 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE I
ENIG DOCUMENT
[Dezelfde benaming invullen als in het onderstaande punt 1:] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
[Kruis aan:] |
|
|
1. Naam/Namen [van de BOB of de BGA]
[Vul de voor registratie voorgestelde naam in, dan wel, in geval van een aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van een productdossier of een verzoek tot bekendmaking op grond van artikel 15 van deze verordening, de geregistreerde naam.]
2. Lidstaat of derde land
…
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie [zie bijlage XI]
…
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
[Belangrijkste gegevens die zijn vermeld in artikel 7, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Gebruik de gebruikelijke definities en normen voor dat product om het product te identificeren. Leg in de beschrijving van het product de nadruk op de specificiteit en maak daarbij gebruik van meeteenheden en van een gebruikelijke of technische vergelijkingsbasis, zonder vermelding van technische kenmerken die inherent zijn aan alle producten van dat type en de daarmee verband houdende wettelijke voorschriften die van toepassing zijn op alle producten van dat type (artikel 7, lid 1, van deze verordening).]
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
[Bij een BOB: bevestig dat de diervoeders en grondstoffen afkomstig zijn uit het gebied. Geef bij diervoeders of grondstoffen die afkomstig zijn van buiten het gebied, een gedetailleerde beschrijving van deze uitzonderingen en motiveer ze. Deze uitzonderingen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.
Bij een BGA: Vermeld de aan de grondstoffen gestelde kwaliteitseisen of de eventuele beperkingen wat de oorsprong van die grondstoffen betreft. Motiveer dergelijke beperkingen. Dergelijke beperkingen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 en moeten worden gemotiveerd in het licht van het in artikel 7, lid 1, onder f), van die verordening bedoelde verband.]
…
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
[Motiveer eventuele beperkingen of afwijkingen.]
…
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
[Blanco laten als er geen dergelijke voorschriften zijn. Motiveer eventuele productgebonden beperkingen.]
…
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
[Blanco laten als er geen dergelijke voorschriften zijn. Motiveer eventuele beperkingen.]
…
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
[Voeg eventueel een kaart van het gebied toe]
…
5. Verband met het geografische gebied
[Voor een BOB: oorzakelijk verband tussen de kwaliteit of de kenmerken van het product en de geografische omgeving met haar inherente, door natuur en mens bepaalde factoren, waaronder, in voorkomend geval, elementen van de productbeschrijving of de productiemethode die het verband rechtvaardigen.
Voor een BGA: oorzakelijk verband tussen de geografische oorsprong en, in voorkomend geval, een bepaalde kwaliteit, de faam, of een ander kenmerk van het product.
Vermeld uitdrukkelijk op welke van de genoemde factoren (faam, bepaalde kwaliteit, ander kenmerk van het product) het oorzakelijk verband is gebaseerd en verschaf enkel informatie met betrekking tot de relevante factoren, waaronder in voorkomend geval elementen van de productbeschrijving of de productiemethode die het verband rechtvaardigen.]
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
…
BIJLAGE II
PRODUCTDOSSIER VAN EEN GEGARANDEERDE TRADITIONELE SPECIALITEIT
[Dezelfde naam invullen als in het onderstaande punt 1:] „”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
Lidstaat of derde land: „”
1. Naam/namen waarvoor de registratie wordt aangevraagd
…
2. Productcategorie [zie bijlage XI]
…
3. Grond voor registratie
3.1. Het product is:
☐ |
het resultaat van een productiewijze, verwerkingswijze of samenstelling die in overeenstemming is met de traditionele gebruiken voor dat product of dat levensmiddel; |
☐ |
vervaardigd uit de traditioneel gebruikte grondstoffen of ingrediënten. |
[Verklaar.]
3.2. De naam:
☐ |
wordt van oudsher gebruikt om het specifieke product aan te duiden; |
☐ |
is een verwijzing naar het traditionele karakter of de specificiteit van het product. |
[Verklaar.]
4. Beschrijving
4.1. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, met inbegrip van de belangrijkste fysieke, chemische, microbiologische of organoleptische kenmerken die het specifieke karakter van het product aantonen (artikel 7, lid 2, van deze verordening)
…
4.2. Beschrijving van de productiemethode van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is, die door de producenten moet worden gevolgd, met inbegrip van, in voorkomend geval, de aard en de kenmerken van de gebruikte grondstoffen of ingrediënten, en de manier waarop het product wordt bereid (artikel 7, lid 2, van deze verordening)
…
4.3. Beschrijving van de belangrijkste elementen die het traditionele karakter van het product bepalen (artikel 7, lid 2, van deze verordening)
…
BIJLAGE III
MET REDENEN OMKLEED BEZWAARSCHRIFT
[Kruis aan:] |
|
|
|
1. Naam van het product
[zoals vermeld in de bekendmaking in het Publicatieblad (PB)]
…
2. Officieel referentienummer
[zoals vermeld in de bekendmaking in het Publicatieblad (PB)]
Referentienummer: …
Datum van bekendmaking in het PB: …
3. Contactgegevens
Contactpersoon: |
Aanschrijftitel (de heer, mevrouw enz.…): ... |
Naam: ... |
Groepering/organisatie/individuele persoon: …
Of nationale autoriteit:
Dienst: …
Adres: …
Telefoon: + …
E-mailadres: …
4. Motivering van het bezwaar:
Bij een BOB BGA:
☐ |
Er is niet voldaan aan de in artikel 5 en in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde voorwaarden |
☐ |
Registratie van de naam zou in strijd zijn met artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (planten- of dierenras) |
☐ |
Registratie van de naam zou in strijd zijn met artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (naam die volledig of gedeeltelijk homoniem is) |
☐ |
Registratie van de naam zou in strijd zijn met artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (bestaand merk) |
☐ |
Registratie zou een bestaande naam, een bestaand merk of een bestaand product schade toebrengen zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 |
☐ |
De voor registratie voorgestelde naam is een soortnaam (dit moet worden aangetoond overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1151/2012) |
Bij een GTS:
☐ |
Er is niet voldaan aan de in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde voorwaarden |
☐ |
Registratie van de naam zou onverenigbaar zijn met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 (artikel 21, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012) |
☐ |
De voor registratie voorgestelde naam wordt op rechtmatige, erkende en economisch significante wijze gebruikt voor soortgelijke landbouwproducten of levensmiddelen (artikel 21, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012) |
5. Bijzonderheden over het bezwaar
Geef gegronde redenen ter motivering van het bezwaar.
Verstrek ook een verklaring waarin het rechtmatige belang van de bezwaarmaker wordt uitgelegd, tenzij het bezwaarschrift wordt ingediend door de nationale autoriteiten (dan is een dergelijke verklaring niet nodig). Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en gedateerd.
BIJLAGE IV
MELDING VAN HET EINDE VAN HET OVERLEG IN HET KADER VAN EEN BEZWAARPROCEDURE
[Kruis aan:] |
|
|
|
1. Naam van het product
[zoals vermeld in de bekendmaking in het Publicatieblad (PB)]
2. Officieel referentienummer [zoals vermeld in de bekendmaking in het Publicatieblad (PB)]
Referentienummer:
Datum van bekendmaking in het PB:
3. Resultaat van het overleg
3.1. Er werd overeenstemming bereikt met de volgende bezwaarmaker(s):
[Voeg een kopie bij van de brieven waaruit die overeenstemming blijkt en waarin alle factoren die tot de overeenstemming hebben geleid, worden vermeld (artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014).]
3.2. Er werd geen overeenstemming bereikt met de volgende bezwaarmaker(s):
[Voeg de informatie bij die wordt bedoeld in artikel 51, lid 3, tweede alinea, laatste zin, van Verordening (EU) nr. 1151/2012]
4. Productdossier en enig document
4.1. Het productdossier is gewijzigd:
… Ja (1) |
… Neen |
4.2. Het enig document is gewijzigd (alleen voor BOB en BGA):
… Ja (2) |
… Neen |
5. Datum en handtekening
[Naam]
[Dienst/organisatie]
[Adres]
[Telefoon: +]
[E-mailadres:]
(1) In het geval van „Ja”, voeg een beschrijving van de wijzigingen en het gewijzigde productdossier bij.
(2) In het geval van „Ja”, voeg een exemplaar van het bijgewerkte document bij.
BIJLAGE V
Aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier inzake beschermde oorsprongsbenamingen/beschermde geografische aanduidingen
Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
[Geregistreerde naam] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
[Kruis aan:] |
|
|
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
[Naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de groepering die de wijziging voorstelt (voor aanvragen uit derde landen: verstrek ook naam en adres van de autoriteiten of, in voorkomend geval, de organen die de naleving van de bepalingen van het productdossier controleren). Verstrek ook een verklaring waarin het rechtmatige belang van de aanvragende groepering wordt toegelicht.]
2. Lidstaat of derde land
...
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben:
☐ |
Naam van het product |
☐ |
Beschrijving van het product |
☐ |
Geografisch gebied |
☐ |
Bewijs van oorsprong |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
☐ |
Verband |
☐ |
Etikettering |
☐ |
Overige [nader aan te geven] |
4. Aard van de wijziging(en)
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd. |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd. |
5. Wijziging(en)
[Geef voor elke in het bovenstaande punt 3 aangekruiste rubriek een volledige beschrijving en de specifieke redenen voor elke wijziging. Het oorspronkelijke productdossier en, indien van toepassing, het oorspronkelijke enig document moeten nauwkeurig worden vergeleken met de voorgestelde gewijzigde versies voor elke wijziging. De wijzigingsaanvraag moet op zichzelf kunnen staan. De in dit punt verstrekte informatie moet volledig zijn (artikel 6, lid 1, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 664/2014).]
BIJLAGE VI
Aanvraag tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten
Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
[Geregistreerde benaming] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
Naam van de groepering:
Adres:
Telefoonnummer: +
E-mailadres:
Verstrek een verklaring waarin het rechtmatige belang van de groepering die de wijziging voorstelt, wordt toegelicht.
2. Lidstaat of derde land
…
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben:
☐ |
Naam van het product |
☐ |
Beschrijving van het product |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
☐ |
Overige [nader aan te geven] |
4. Aard van de wijziging(en)
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde GTS die overeenkomstig artikel 53, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd. |
5. Wijziging(en)
[Geef voor elke in het bovenstaande punt 3 aangekruiste rubriek een volledige beschrijving en de specifieke redenen voor elke wijziging. Het oorspronkelijke productdossier moet nauwkeurig worden vergeleken met de voorgestelde gewijzigde versie voor elke wijziging. De wijzigingsaanvraag moet op zichzelf kunnen staan. De in dit punt verstrekte informatie moet volledig zijn (artikel 6, lid 1, eerste en tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 664/2014).]
BIJLAGE VII
AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN MINIMALE WIJZIGING
Aanvraag tot goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
[Geregistreerde naam] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
[Kruis aan:] |
|
|
|
1. Aanvragende groepering en rechtmatig belang
[Naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de groepering die de wijziging voorstelt (voor aanvragen betreffende BOB en BGA uit derde landen: verstrek ook naam en adres van de autoriteiten of, in voorkomend geval, de organen die de naleving van de bepalingen van het productdossier controleren). Verstrek ook een verklaring waarin het rechtmatige belang van de aanvragende groepering wordt toegelicht.]
2. Lidstaat of derde land
…
3. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging/en betrekking heeft/hebben:
☐ |
Beschrijving van het product |
☐ |
Bewijs van oorsprong |
☐ |
Werkwijze voor het verkrijgen van het product |
☐ |
Verband |
☐ |
Etikettering |
☐ |
Overige [nader aan te geven] |
4. Aard van de wijziging(en)
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor een wijziging van het bekendgemaakte enig document is vereist. |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd en waarvoor geen enig document (of geen gelijkwaardig document) is bekendgemaakt. |
☐ |
Wijziging van een productdossier van een geregistreerde GTS die overeenkomstig artikel 53, lid 2, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal wordt beschouwd. |
5. Wijziging(en)
[Geef voor elke in het bovenstaande punt aangekruiste rubriek een beschrijving en een samenvatting van de redenen voor elke wijziging. Het oorspronkelijke productdossier en, indien van toepassing, het oorspronkelijke enig document moeten worden vergeleken met de voorgestelde gewijzigde versies voor elke wijziging. Verklaar ook duidelijk waarom de wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde en/of vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 als minimaal moet worden beschouwd. De aanvraag tot minimale wijziging moet op zichzelf kunnen staan (artikel 6, lid 2, tweede alinea van Verordening (EU) nr. 664/2014).]
6. Bijgewerkt productdossier (enkel voor BOB en BGA)
[Uitsluitend in de gevallen als bedoeld in artikel 6, lid 2, vijfde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014:
a) |
in het geval van aanvragen door de lidstaten: vermeld de publicatiegegevens van het bijgewerkte productdossier; |
b) |
in het geval van aanvragen van derde landen: voeg het bijgewerkte productdossier bij.] |
BIJLAGE VIII
MEDEDELING VAN TIJDELIJKE WIJZIGING
Mededeling inzake een tijdelijke wijziging overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014.
[Geregistreerde naam] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
[Kruis aan:] |
|
|
|
1. Lidstaat of derde land
…
2. Wijziging(en)
[Vermeld de rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft. Geef een gedetailleerde beschrijving en de redenen voor elke goedgekeurde tijdelijke wijziging, met inbegrip van een beschrijving en een evaluatie van de gevolgen van die wijziging op de vereisten en de criteria die maken dat het product onder de kwaliteitsregeling valt (artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 voor BOB en BGA en artikel 18, leden 1 en 2, van die verordening voor GTS). Verstrek ook een gedetailleerde beschrijving van de maatregelen die de tijdelijke wijzigingen rechtvaardigen (sanitaire en fytosanitaire maatregelen, formele erkenning van natuurrampen of ongunstige weersomstandigheden enz.) alsook de redenen waarom deze maatregelen worden genomen. Beschrijf het verband tussen deze maatregelen en de goedgekeurde tijdelijke wijziging.]
BIJLAGE IX
VERZOEK TOT ANNULERING
Verzoek tot annulering krachtens artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012
[Geregistreerde benaming:] „…”
EU-nr.: [wordt ingevuld door de EU]
[Kruis aan:] |
|
|
|
1. Geregistreerde naam waarvan de annulering wordt voorgesteld
…
2. Lidstaat of derde land
…
3. Productcategorie [zie bijlage XI]
…
4. Persoon of instantie die het verzoek tot annulering indient
[Naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon of producenten die om de annulering verzoekt/verzoeken (voor verzoeken betreffende BOB's en BGA's uit derde landen: verstrek ook naam en adres van de autoriteiten of, in voorkomend geval, de organen die de naleving van de bepalingen van het productdossier controleren). Verstrek ook een verklaring waarin het rechtmatige belang van de natuurlijke of rechtspersoon die om de annulering verzoekt, wordt toegelicht.]
…
5. Aard en redenen van de annulering
☐ |
Overeenkomstig artikel 54, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 |
☐ |
onder a) [Verschaf de gedetailleerde redenen en, in voorkomend geval, bewijs voor de annulering van de registratie van de naam overeenkomstig artikel 54, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012.] |
☐ |
onder b) [Verschaf de gedetailleerde redenen en, in voorkomend geval, bewijs voor de annulering van de registratie van de naam overeenkomstig artikel 54, lid 1, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012.] |
☐ |
Overeenkomstig artikel 54, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 [Verschaf de gedetailleerde redenen en, in voorkomend geval, bewijs voor de annulering van de registratie van de naam overeenkomstig artikel 54, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012.] |
BIJLAGE X
AFBEELDING VAN DE SYMBOLEN VAN DE UNIE EN AANDUIDINGEN VOOR BOB BGA GTS
1. Symbolen van de Unie in kleur
Wanneer voor de symbolen kleuren worden gebruikt, kunnen rechtstreeks de juiste kleuren (Pantone) worden aangebracht of kan vierkleurendruk worden toegepast. De referentiekleuren zijn hierna aangegeven.
Symbolen van de Unie in pantone:
Symbolen van de Unie in vierkleurendruk:
Contrast met achtergrondkleuren
Als een symbool in kleur wordt gebruikt tegen een gekleurde achtergrond die het symbool moeilijk zichtbaar maakt, moet rond het symbool een begrenzende cirkel worden aangebracht om het contrast met de achtergrondkleuren te verbeteren:
2. Symbolen van de Unie in zwart-wit
Gebruik van de symbolen in zwart-wit is enkel toegestaan wanneer zwart en wit de enige kleuren inkt zijn die op de verpakking worden gebruikt.
Wanneer de symbolen van de Unie in zwart-wit worden gebruikt, worden zij als volgt weergegeven:
Symbolen van de Unie in zwart-wit in negatiefdruk
Als de achtergrond van de verpakking of het etiket donker is, mogen de symbolen in negatiefdruk als volgt worden weergegeven:
3. Lettertype
Voor de tekst moeten hoofdletters van Times Roman worden gebruikt.
4. Verkleining
De diameter van de symbolen van de Unie bedraagt minimum 15 mm, maar mag worden verkleind tot 10 mm op kleine verpakkingen of producten.
5. „Beschermde oorsprongsbenaming” en de afkorting ervan in de EU-talen
EU-taal | Term | Afkorting |
BG | защитено наименование за произход | ЗНП |
ES | denominación de origen protegida | DOP |
CS | chráněné označení původu | CHOP |
DA | beskyttet oprindelsesbetegnelse | BOB |
DE | geschützte Ursprungsbezeichnung | g.U. |
ET | kaitstud päritolunimetus | KPN |
EL | προστατευόμενη ονομασία προέλευσης | ΠΟΠ |
EN | protected designation of origin | PDO |
FR | appellation d'origine protégée | AOP |
GA | bunús ainmníochta cosanta | BAC |
HR | zaštićena oznaka izvornosti | ZOI |
IT | denominazione d'origine protetta | DOP |
LV | aizsargāts cilmes vietas nosaukums | ACVN |
LT | saugoma kilmės vietos nuoroda | SKVN |
HU | oltalom alatt álló eredetmegjelölés | OEM |
MT | denominazzjoni protetta ta' oriġini | DPO |
NL | beschermde oorsprongsbenaming | BOB |
PL | chroniona nazwa pochodzenia | CHNP |
PT | denominação de origem protegida | DOP |
RO | denumire de origine protejată | DOP |
SK | chránené označenie pôvodu | CHOP |
SL | zaščitena označba porekla | ZOP |
FI | suojattu alkuperänimitys | SAN |
SV | skyddad ursprungsbeteckning | SUB |
6. „Beschermde geografische aanduiding” en de afkorting ervan in de EU-talen
EU-taal | Term | Afkorting |
BG | защитено географско указание | ЗГУ |
ES | indicación geográfica protegida | IGP |
CS | chráněné zeměpisné označení | CHZO |
DA | beskyttet geografisk betegnelse | BGB |
DE | geschützte geografische Angabe | g.g.A. |
ET | kaitstud geograafiline tähis | KGT |
EL | προστατευόμενη γεωγραφική ένδειξη | ΠΓΕ |
EN | protected geographical indication | PGI |
FR | indication géographique protégée | IGP |
GA | sonra geografach cosanta | SGC |
HR | zaštićena oznaka zemljopisnog podrijetla | ZOZP |
IT | indicazione geografica protetta | IGP |
LV | aizsargāta ģeogrāfiskās izcelsmes norāde | AĢIN |
LT | saugoma geografinė nuoroda | SGN |
HU | oltalom alatt álló földrajzi jelzés | OFJ |
MT | indikazzjoni ġeografika protetta | IĠP |
NL | beschermde geografische aanduiding | BGA |
PL | chronione oznaczenie geograficzne | CHOG |
PT | indicação geográfica protegida | IGP |
RO | indicație geografică protejată | IGP |
SK | chránené zemepisné označenie | CHZO |
SL | zaščitena geografska označba | ZGO |
FI | suojattu maantieteellinen merkintä | SMM |
SV | skyddad geografisk beteckning | SGB |
7. „Gegarandeerde traditionele specialiteit” en de afkorting ervan in de EU-talen
EU-taal | Term | Afkorting |
BG | храна с традиционно специфичен характер | ХТСХ |
ES | especialidad tradicional garantizada | ETG |
CS | zaručená tradiční specialita | ZTS |
DA | garanteret traditionel specialitet | GTS |
DE | garantiert traditionelle Spezialität | g.t.S. |
ET | garanteeritud traditsiooniline toode | GTT |
EL | εγγυημένο παραδοσιακό ιδιότυπο προϊόν | Ε Π Ι Π |
EN | traditional speciality guaranteed | TSG |
FR | spécialité traditionnelle garantie | STG |
GA | speisialtacht thraidisiúnta ráthaithe | STR |
HR | zajamčeno tradicionalni specijalitet | ZTS |
IT | specialità tradizionale garantita | STG |
LV | garantēta tradicionālā īpatnība | GTI |
LT | garantuotas tradicinis gaminys | GTG |
HU | hagyományos különleges termék | HKT |
MT | speċjalità tradizzjonali garantita | STG |
NL | gegarandeerde traditionele specialiteit | GTS |
PL | gwarantowana tradycyjna specjalność | GTS |
PT | especialidade tradicional garantida | ETG |
RO | specialitate tradițională garantată | STG |
SK | zaručená tradičná špecialita | ZTŠ |
SL | zajamčena tradicionalna posebnost | ZTP |
FI | aito perinteinen tuote | APT |
SV | garanterad traditionell specialitet | GTS |
BIJLAGE XI
INDELING VAN PRODUCTEN
1. In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie
— |
Categorie 1.1. Vers vlees (en verse slachtafval) |
— |
Categorie 1.2. Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.) |
— |
Categorie 1.3. Kaas |
— |
Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.) |
— |
Categorie 1.5. Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.) |
— |
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt |
— |
Categorie 1.7. Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren |
— |
Categorie 1.8. Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen, enz.) |
2. In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 vermelde landbouwproducten en levensmiddelen
I. Oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen
— |
Categorie 2.1. Bier |
— |
Categorie 2.2. Chocolade en afgeleide producten |
— |
Categorie 2.3. Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren |
— |
Categorie 2.4. Dranken op basis van plantenextracten |
— |
Categorie 2.5. Deegwaren |
— |
Categorie 2.6. Zout |
— |
Categorie 2.7. Natuurlijke gommen en harsen |
— |
Categorie 2.8. Mosterdpasta |
— |
Categorie 2.9. Hooi |
— |
Categorie 2.10. Etherische oliën |
— |
Categorie 2.11. Kurk |
— |
Categorie 2.12. Cochenille |
— |
Categorie 2.13. Sierbloemen en -planten |
— |
Categorie 2.14. Katoen |
— |
Categorie 2.15. Wol |
— |
Categorie 2.16. Teenwilgen |
— |
Categorie 2.17. Gezwingeld vlas |
— |
Categorie 2.18. Leder |
— |
Categorie 2.19. Bont |
— |
Categorie 2.20. Veren |
II. Gegarandeerde traditionele specialiteiten
— |
Categorie 2.21. Kant-en-klaargerechten |
— |
Categorie 2.22. Bier |
— |
Categorie 2.23. Chocolade en daarvan afgeleide producten |
— |
Categorie 2.24. Brood, gebak, cake, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren |
— |
Categorie 2.25. Dranken op basis van plantenextracten |
— |
Categorie 2.26. Deegwaren |
— |
Categorie 2.27. Zout |
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/62 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 669/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2014
tot verlening van een vergunning voor calcium-D-pantothenaat en D-panthenol als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Voor calcium-D-pantothenaat en D-panthenol is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor gebruik als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten, in de groep „Vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking”. Vervolgens zijn die toevoegingsmiddelen overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaande producten opgenomen in het communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 daarvan werden twee aanvragen ingediend voor de herbeoordeling van calcium-D-pantothenaat en D-panthenol als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten en overeenkomstig artikel 7 van die verordening voor een wijziging van de vergunningsvoorwaarden betreffende de toediening ervan via het drinkwater. De aanvragers hebben gevraagd deze toevoegingsmiddelen in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij de aanvragen gevoegd. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) concludeerde in haar adviezen van 11 oktober 2011 (3) dat calcium-D-pantothenaat en D-panthenol onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu hebben. De EFSA concludeerde ook dat calcium-D-pantothenaat en D-panthenol beschouwd worden als nuttige bronnen van pantotheenzuur en dat geen veiligheidsproblemen voor de gebruikers zullen rijzen als de nodige beschermingsmaatregelen worden genomen. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van calcium-D-pantothenaat en D-panthenol blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stoffen zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet worden voorzien in een overgangsperiode om de bestaande voorraden van de toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders die deze bevatten, zoals toegestaan bij Richtlijn 70/524/EEG, op te gebruiken. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage beschreven stoffen, die behoren tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
De in de bijlage beschreven stoffen en diervoeders die deze stoffen bevatten die vóór 9 januari 2015 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 9 juli 2014 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(3) EFSA Journal (2011); 9(11):2409 en EFSA Journal 2011; 9(11):2410.
BIJLAGE
Identificatie-nummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Dier-soort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||||
mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % of mg/l water |
|||||||||||||||||||||||
Categorie: Nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking |
|||||||||||||||||||||||
3a841 |
— |
Calcium-D-pantothenaat |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Calcium-D-pantothenaat Karakterisering van de werkzame stof Calcium-D-pantothenaat Ca[C9H16NO5]2 CAS-nr.: 137-08-6 Calcium-D-pantothenaat, vaste vorm, geproduceerd door chemische synthese. Zuiverheidscriteria:
Analysemethode (1)
|
Alle diersoorten |
— |
— |
— |
|
19 juni 2024 |
||||||||||||||
3a842 |
— |
D-panthenol |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel d-panthenol Karakterisering van de werkzame stof D-panthenol C9H19NO4 CAS-nr.: 81-13-0 D-panthenol, vloeibare vorm, geproduceerd door chemische synthese Zuiverheidscriteria:
Analysemethode (1)
|
Alle diersoorten |
— |
— |
|
|
19 juni 2024 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/66 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 670/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
70,1 |
TR |
88,1 |
|
ZZ |
79,1 |
|
0707 00 05 |
MK |
50,7 |
TR |
85,9 |
|
ZZ |
68,3 |
|
0709 93 10 |
TR |
108,5 |
ZZ |
108,5 |
|
0805 50 10 |
AR |
96,3 |
TR |
125,4 |
|
ZA |
114,6 |
|
ZZ |
112,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
104,0 |
BR |
81,9 |
|
CA |
102,6 |
|
CL |
103,9 |
|
CN |
130,3 |
|
NZ |
139,0 |
|
US |
223,4 |
|
ZA |
130,2 |
|
ZZ |
126,9 |
|
0809 10 00 |
TR |
253,2 |
ZZ |
253,2 |
|
0809 29 00 |
TR |
314,0 |
ZZ |
314,0 |
|
0809 30 |
MA |
135,6 |
MK |
87,8 |
|
ZZ |
111,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/68 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 671/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2014
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2014 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van juni 2014 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2014 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2014, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2014-30.9.2014 (%) |
P1 |
09.4067 |
1,988088 |
P3 |
09.4069 |
0,296969 |
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 672/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 juni 2014
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2014 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van juni 2014 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2014 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2014, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 juni 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2014-30.9.2014 (%) |
1 |
09.4410 |
0,231268 |
2 |
09.4411 |
0,233646 |
3 |
09.4412 |
0,245581 |
4 |
09.4420 |
0,269544 |
6 |
09.4422 |
0,270493 |
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/72 |
VERORDENING (EU) Nr. 673/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 2 juni 2014
betreffende de oprichting van een bemiddelingspanel en zijn reglement van orde
(ECB/2014/26)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), inzonderheid artikel 25, lid 5,
Overwegende:
(1) |
Overeenkomstig artikel 25, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 richt de Europese Centrale Bank (ECB) een bemiddelingspanel op om meningsverschillen op te lossen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken deelnemende lidstaten met betrekking tot een bezwaar van de raad van bestuur tegen een ontwerpbesluit van de uit hoofde van die verordening opgerichte raad van toezicht. |
(2) |
Overeenkomstig overweging 73 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 moet de oprichting van het bemiddelingspanel en met name de samenstelling ervan, ervoor zorgen dat meningsverschillen op evenwichtige wijze worden beslecht in het belang van de Unie als geheel. |
(3) |
Het reglement van orde van het bemiddelingspanel laten de procedure onverlet waarin een deelnemende niet-eurogebiedlidstaat de ECB in kennis stelt van zijn gemotiveerde meningsverschil ten aanzien van een bezwaar van de raad van bestuur tegen een ontwerpbesluit raad van toezicht overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013. |
(4) |
Aangezien de vicevoorzitter van de raad van toezicht zowel een lid van de Raad van bestuur alsook lid van de raad van toezicht is, is hij de aangewezen persoon om het bemiddelingspanel voor te zitten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
INLEIDEND HOOFDSTUK
Artikel 1
Aanvullende karakter
Deze verordening vult het reglement van orde van de Europese Centrale Bank aan (2). De in deze verordening gebezigde terminologie heeft dezelfde betekenis als de termen zoals bedoeld in het reglement van orde van de Europese Centrale Bank.
HOOFDSTUK I
HET BEMIDDELINGSPANEL
Artikel 2
Oprichting
Overeenkomstig artikel 25, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 wordt bij deze een bemiddelingspanel opgericht.
Artikel 3
Samenstelling
1. Het bemiddelingspanel telt één lid per deelnemende lidstaat.
2. De vicevoorzitter van de raad van toezicht, die geen lid is van het bemiddelingspanel, treedt op als voorzitter van het bemiddelingspanel.
Artikel 4
Benoeming van leden
1. Iedere deelnemende lidstaat benoemt een lid van het bemiddelingspanel uit de leden van de Raad van bestuur en van de raad van toezicht. De voorzitter faciliteert het bereiken van een evenwicht tussen de leden van de Raad van bestuur en de raad van toezicht.
2. Het mandaat van de leden van het bemiddelingspanel verstrijkt indien zij niet langer lid zijn van het orgaan waaruit zij benoemd werden.
3. Optredend als lid van het bemiddelingspanel handelt ieder lid in het belang van de Unie als geheel.
Artikel 5
Bijwonen van vergaderingen van het bemiddelingspanel
1. Behalve als bepaald in lid 2 wonen slechts de leden, zijn voorzitter en zijn secretaris vergaderingen van het bemiddelingspanel bij.
2. Op uitnodiging van het bemiddelingspanel kunnen deskundigen welbepaalde vergaderingen van het bemiddelingspanel bijwonen, indien hun deskundigheid is vereist.
Artikel 6
Vergaderingen van het bemiddelingspanel
1. Telkens wanneer de voorzitter het nodig acht, kan hij/zij een vergadering van het bemiddelingspanel beleggen.
2. De bemiddelingspanel vergadert in de ECB-gebouwen.
3. Op verzoek van de voorzitter kunnen vergaderingen van het bemiddelingspanel ook per teleconferentie worden gehouden, tenzij minstens drie leden bezwaar aantekenen.
4. De vergaderingsnotulen van het bemiddelingspanel worden tijdens hun volgende vergadering, of daaraan voorafgaande middels een schriftelijke procedure, ter goedkeuring aan de leden voorgelegd en na goedkeuring ondertekend door de voorzitter. Zij worden aan de Raad van bestuur en de raad van toezicht ter beschikking gesteld.
5. De secretaris van de raad van toezicht treedt op als secretaris van het bemiddelingspanel. In de laatstgenoemde functie staat hij/zij de voorzitter van het bemiddelingspanel bij bij de voorbereiding van vergaderingen van het bemiddelingspanel en het vakcommissie en is verantwoordelijk voor het opstellen van de notulen van deze vergaderingen. Hij/zij staat tevens de secretaris van de Raad van bestuur bij bij de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur, zulks aangaande aangelegenheden waarbij het bemiddelingspanel betrokken was en is verantwoordelijk voor het opstellen van het betrokken deel van de notulen.
Artikel 7
Stemming
1. Het bemiddelingspanel kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen waar besluiten worden genomen zonder inachtneming van het quorum.
2. Ieder lid heeft één stem. Het bemiddelingspanel besluit bij eenvoudige meerderheid van zijn leden. Indien de stemmen staken, heeft het aangaande ambtstermijn meest seniore lid van het bemiddelingspanel in eerste instantie de beslissende stem, en aangaande leeftijd indien twee of meerdere leden een gelijke standing hebben inzake ambtstermijn.
3. Het bemiddelingspanel gaat op verzoek van de president tot stemming over. De voorzitter zal ook tot stemming doen overgaan op verzoek van drie leden van het bemiddelingspanel.
4. Op verzoek van de voorzitter kunnen besluiten ook middels schriftelijke procedure genomen worden.
HOOFDSTUK II
BEMIDDELING
Artikel 8
Verzoek om bemiddeling
1. Bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten die betrokken zijn bij en een afwijkende mening hebben aangaande een bezwaar van de Raad van bestuur ten aanzien van een ontwerpbesluit van de raad van toezicht, kunnen de raad van toezicht binnen vijf werkdagen na ontvangst van het bezwaar, waaronder de redenen voor het bezwaar, een bemiddelingsverzoek indienen om die meningsverschillen op te lossen, zulks om de scheiding tussen monetair beleid en toezichttaken te waarborgen. Elke betrokken bevoegde autoriteit dient daartoe bij de raad van toezicht een kennisgeving in met een bemiddelingsverzoek, waarin het bezwaar van de Raad van bestuur wordt vermeld, en met vermelding van de redenen voor het aangevraagde bemiddelingsverzoek. Het secretariaat stelt de leden van de raad van toezicht in kennis van dergelijke bemiddelingsverzoeken.
2. Enige andere bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat die betrokken is bij en een afwijkende mening heeft aangaande hetzelfde bezwaar kan een eigen kennisgeving met een bemiddelingsverzoek indienen of zich bij een bestaand bemiddelingsverzoek aansluiten, zulks binnen vijf werkdagen na de kennisgeving van het eerste bemiddelingsverzoek en haar afwijkende mening uiten.
3. Ten aanzien van een bezwaar van de Raad van bestuur aangaande een ontwerpbesluit van de raad van toezicht kan slechts eenmaal om bemiddeling verzocht worden.
4. Een bevoegde autoriteit van een deelnemende niet-eurogebiedlidstaat, die de ECB in kennis stelt van haar gemotiveerde afwijkende mening ten aanzien van een bezwaar van de Raad van bestuur aangaande een ontwerpbesluit van de raad van toezicht, zulks overeenkomstig artikel 7, lid 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 13 g.4 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank, kan overeenkomstig lid 1 ten aanzien van hetzelfde bezwaar van de raad van bestuur niet om bemiddeling verzoeken.
5. Indien een bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat binnen vijf dagen na ontvangst van het bezwaar de raad van toezicht vraagt een bemiddelingsverzoek in te dienen, dient de raad van toezicht binnen tien werkdagen na ontvangst van het bezwaar door de Raad van bestuur een kennisgeving van een bemiddelingsverzoek in bij het secretariaat van de Raad van bestuur. Het betrokken ontwerpbesluit van de raad van toezicht en het betrokken bezwaar van de Raad van bestuur worden aangehecht aan de kennisgeving van een bemiddelingsverzoek. De kennisgeving van een bemiddelingsverzoek wordt aan de leden van de Raad van bestuur en de raad van toezicht gecommuniceerd.
6. Indien een bevoegde autoriteit van een deelnemende niet-eurogebiedlidstaat overeenkomstig lid 1 een bemiddelingsverzoek heeft ingediend ten aanzien van haar bezwaar van de Raad van bestuur tegen een ontwerpbesluit van de raad van toezicht en de ECB overeenkomstig artikel 7, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 in kennis stelt van een gemotiveerde afwijkende mening ten aanzien van hetzelfde bezwaar van de Raad van bestuur, wordt het bemiddelingsverzoek geacht te zijn ingetrokken.
Artikel 9
Vakcommissie
1. Indien een kennisgeving van een bemiddelingsverzoek overeenkomstig artikel 8, lid 5, wordt ingediend, stuurt de voorzitter van het bemiddelingspanel dat verzoek onverwijld door naar de leden van het bemiddelingspanel.
2. Voor elke kennisgeving van een bemiddelingsverzoek die overeenkomstig artikel 8, lid 5, is ingediend, stelt het bemiddelingspanel binnen vijf werkdagen na indiening van de kennisgeving van een bemiddelingsverzoek een vakcommissie in en stelt de leden van het bemiddelingspanel in kennis van de samenstelling ervan.
3. De vakcommissie bestaat uit de voorzitter van het bemiddelingspanel die optreedt als voorzitter van de vakcommissie en vier andere door het bemiddelingspanel benoemde leden van het bemiddelingspanel. Het bemiddelingspanel beoogt een evenwicht te bereiken tussen de leden van de Raad van bestuur en de raad van toezicht. In de vakcommissie heeft geen lid zitting dat door de deelnemende lidstaat is benoemd en wiens bevoegde autoriteit een afwijkende mening heeft geuit overeenkomstig artikel 8, lid 1, dan wel het lid dat door de deelnemende lidstaat is benoemd wiens bevoegde autoriteit zich overeenkomstig artikel 8, lid 2, heeft aangesloten bij een bestaand bemiddelingsverzoek.
4. Binnen 15 werkdagen na ontvangst door het bemiddelingspanel van de kennisgeving van het bemiddelingsverzoek, dient de vakcommissie bij de voorzitter van het bemiddelingspanel een ontwerpadvies in dat de al dan niet ontvankelijkheid en juridische gegrondheid van het bemiddelingsverzoek analyseert. In urgente gevallen dient het gevallencomité in een korter door de voorzitter te bepalen tijdsbestek een ontwerpadvies in.
5. De voorzitter legt het ontwerpadvies onverwijld voor aan het bemiddelingspanel en belegt een vergadering.
HOOFDSTUK III
BESLUITVORMINGSPROCES
Artikel 10
Bemiddeling
1. Het bemiddelingspanel neemt het door de vakcommissie opgestelde ontwerpadvies in overweging en dient binnen 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving van een bemiddelingsverzoek bij de raad van toezicht en de Raad van bestuur een advies in. In urgente gevallen dient het bemiddelingspanel in een korter door de voorzitter te bepalen tijdsbestek zijn ontwerpadvies in.
2. Het advies is schriftelijk en zet de onderliggende redenen uiteen.
3. Het bemiddelingspaneladvies is niet bindend voor de raad van toezicht en de Raad van bestuur.
Artikel 11
Het opstellen van een nieuw ontwerpbesluit
1. Indien het bemiddelingspanel een advies heeft ingediend, kan de raad van toezicht, rekening houdend met het advies, binnen 10 werkdagen na indiening van het bemiddelingspaneladvies een nieuw ontwerpbesluit indienen bij de Raad van bestuur.
2. In urgente gevallen dient de raad van toezicht in een korter door de voorzitter van de raad van toezicht te bepalen tijdsbestek zijn nieuwe ontwerpbesluit in.
3. Indiening van een bemiddelingsverzoek is niet mogelijk aangaande een bezwaar van de Raad van bestuur tegen een nieuw ontwerpbesluit dat overeenkomstig lid 2 is ingediend.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 12
Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim
1. De besprekingen van het bemiddelingspanel zijn vertrouwelijk. De Raad van bestuur kan de president van de ECB evenwel toestaan de uitkomst van die besprekingen openbaar te maken.
2. Door het bemiddelingspanel opgestelde of aangehouden documenten zijn ECB-documenten en moeten derhalve overeenkomstig artikel 23.3 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank geclassificeerd en verwerkt worden.
Artikel 13
Slotbepalingen
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Frankfurt am Main, 2 juni 2014.
Voor de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) Besluit 2004/257/EG van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/2) (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).
III Andere handelingen
EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/77 |
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
Nr. 20/14/COL
van 29 januari 2014
houdende de tweeënnegentigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,
GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name artikel 5, lid 2, onder b), en artikel 24,
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
Het hoofdstuk in de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende staatssteun aan de scheepsbouw (3) verviel op 31 december 2013 (4).
Dit hoofdstuk stemde overeen met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw (5) die ook op 31 december 2013 verviel (6).
Op 6 december 2013 heeft de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd) een mededeling gepubliceerd betreffende de verlenging van de toepassingsduur van de kaderregeling inzake staatssteun aan scheepsbouw tot 30 juni 2014 (7).
Overeenkomstig punt 10 van de communautaire kaderregeling overweegt de Commissie de bepalingen inzake innovatiesteun aan de scheepsbouw in de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie en regionale steun voor de scheepsbouw in de regionale steunmaatregelen te integreren.
Op 19 juni 2013 heeft de Commissie de nieuwe richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode 2014-2020 goedgekeurd. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna „de Autoriteit” genoemd) heeft ook nieuwe richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode 2014-2020 goedgekeurd. Beide richtsnoeren zijn echter pas vanaf 1 juli 2014 van toepassing.
De Commissie werkt momenteel ook aan een herziening van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Op dit moment is nog niet bekend wanneer precies de nieuwe kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie zal worden goedgekeurd, maar het is de bedoeling van de Commissie om dit proces tegen 30 juni 2014 af te ronden.
Rekening houdend met het feit dat de Autoriteit ook een uitbreiding overweegt van de algemene horizontale bepalingen in de scheepsbouwsector, overeenkomstig punt 10 van haar richtsnoeren voor de scheepsbouw, en om een uniforme toepassing van de staatssteunregels in de gehele Europese Economische Ruimte te garanderen, moet het huidige hoofdstuk van de richtsnoeren van de Autoriteit betreffende staatssteun aan de scheepsbouw worden verlengd.
De Commissie en de EVA-staten zijn geraadpleegd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De eerste zin van punt 35 van het hoofdstuk in de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende staatssteun aan de scheepsbouw wordt als volgt gelezen:
„35. |
De Autoriteit zal de in deze richtsnoeren vervatte beginselen toepassen tot en met 30 juni 2014.”. |
Artikel 2
Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.
Gedaan te Brussel, 29 januari 2014.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Oda Helen SLETNES
De voorzitter
Frank BÜCHEL
Lid van het College
(1) Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.
(2) Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.
(3) PB L 31 van 31.1.2013, blz. 77, EER-Supplement nr. 7 van 31.1.2013, blz. 1.
(4) Zie punt 35 van de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende staatssteun aan de scheepsbouw.
(5) PB C 364 van 14.12.2011, blz. 9.
(6) Zie punt 35 van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw.
(7) PB C 357 van 6.12.2013, blz. 1.
19.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 179/79 |
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA
Nr. 21/14/COL
van 29 januari 2014
houdende de drieënnegentigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun
DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,
GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,
GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name artikel 5, lid 2, onder b), en artikel 24,
Overwegende hetgeen volgt:
Het hoofdstuk in de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (3) (het O&O&I-steunkader) verviel op 31 december 2013 (4),
Dat hoofdstuk stemde overeen met de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (5) die ook op 31 december 2013 verviel (6).
Op 10 december 2013 heeft de Europese Commissie (hierna „de Commissie” genoemd) een mededeling gepubliceerd betreffende de verlenging van de toepassingsduur van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie tot 30 juni 2014 (7).
De verlenging werd door de Commissie goedgekeurd op grond van haar huidige voorgestelde herziening van het O&O&I-steunkader (8) en als onderdeel van de algemene modernisering van de staatssteunregels (9), en houdt met name nauw verband met de voorgestelde parallelle herziening van de algemene groepsvrijstellingsverordening van de EU (10).
Om een coherente benadering in alle staatssteuninstrumenten te garanderen, met het oog op continuïteit en rechtszekerheid bij de behandeling van staatssteun ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en om de eenvormige toepassing van de staatssteunregels in de gehele Europese Economische Ruimte te waarborgen, moet het huidige hoofdstuk van de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) worden verlengd.
De Commissie en de EVA-staten werden geraadpleegd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De eerste zin van punt 178 van het hoofdstuk in de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) wordt als volgt gelezen:
„178. |
Dit hoofdstuk is van toepassing tot en met 30 juni 2014.”. |
Artikel 2
Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.
Gedaan te Brussel, 29 januari 2014.
Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA
Oda Helen SLETNES
De voorzitter
Frank BÜCHEL
Lid van het College
(1) Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.
(2) Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.
(3) PB L 305 van 19.11.2009, blz. 1 en EER-Supplement nr. 60 van 19.11.2009, blz. 1.
(4) Zie punt 178 van de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
(5) PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.
(6) Zie punt 10.3, tweede alinea, van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
(7) PB C 360 van 10.12.2013, blz. 1.
(8) De raadpleging over de ontwerpkaderregeling van de EU inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie werd op 20 december 2013 gestart. Het ontwerp is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/competition/consultations/2013_state_aid_rdi/index_en.html
(9) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „De modernisering van het EU-staatssteunbeleid”, COM(2012) 209 final.
(10) Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3. De raadpleging over het ontwerp voor een algemene groepsvrijstellingsverordening van de EU werd op 18 december 2013 gestart. Het ontwerp is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/competition/consultations/2013_consolidated_gber/index_en.html