ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 473/2014 van de Commissie van 17 januari 2014 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad door toevoeging van nieuwe indicatieve kaarten aan bijlage III bij deze verordening ( 1 ) |
|
|
* |
Verordening (EU) nr. 474/2014 van de Commissie van 8 mei 2014 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft 1,4-dichloorbenzeen ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2014/258/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/259/GBVB |
|
|
* |
||
|
|
2014/260/EU |
|
|
* |
||
|
|
2014/261/EU |
|
|
* |
||
|
|
2014/262/EU |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
BESLUITEN
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/1 |
BESLUIT Nr. 472/2014/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 april 2014
over het Europees Jaar voor ontwikkeling (2015)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209 en artikel 210, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 10 december 2013 (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking heeft als voornaamste doel de terugdringing, en, op lange termijn, de uitbanning van armoede, als bepaald in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (TEU) en artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het bestrijden van armoede wereldwijd helpt bijdragen tot een stabielere, vreedzamere, welvarendere en rechtvaardigere wereld, die de onderlinge afhankelijkheid van de rijkere en de armere landen weerspiegelt. |
(2) |
Zoals verklaard in de resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 met als titel „Een agenda voor verandering: de toekomst van het EU-ontwikkelingsbeleid”, bestaat ontwikkelingssamenwerking eveneens uit het stimuleren van menselijke ontwikkeling en de zelfontplooiing van de mens in alle opzichten, met inbegrip van de culturele dimensie. |
(3) |
De Unie verstrekt sinds 1957 bijstand voor ontwikkelingssamenwerking en is nu wereldwijd de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp. |
(4) |
Met het Verdrag van Lissabon werd het ontwikkelingsbeleid stevig verankerd in het externe optreden van de Unie, ter ondersteuning van haar belang bij een stabiele en welvarende wereld. Het ontwikkelingsbeleid helpt ook andere wereldwijde uitdagingen aan te gaan en draagt bij aan de Europa 2020-strategie, die is omschreven in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”. |
(5) |
De Unie is een voortrekker geweest bij het opstellen en toepassen van het concept van beleidssamenhang op het vlak van ontwikkeling, waarmee wordt gestreefd naar sterkere synergiën tussen niet op ontwikkelingshulp gerichte beleidsmaatregelen en ontwikkelingsdoelstellingen om ervoor te zorgen dat het beleid van de Unie de ontwikkelingsnoden van ontwikkelingslanden ondersteunt of ten minste niet in strijd is met de doelstelling van de uitbanning van armoede. |
(6) |
In 2000 verbond de internationale gemeenschap zich ertoe om uiterlijk in 2015 concrete maatregelen te nemen om armoede te bestrijden; daartoe werden de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (Millennium Development Goals — MDG's) vastgesteld, die ook werden aanvaard door de Unie en de lidstaten. |
(7) |
De gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: „De Europese consensus” (3), die nog steeds de meest uitgebreide grondslag voor de ontwikkelingssamenwerking van de Unie vormt, roept de Unie op om de rol van de nieuwe lidstaten als nieuwe donoren te helpen versterken. |
(8) |
De afgelopen jaren is de wereld ingrijpend veranderd, met onder meer grote verschuivingen in het wereldwijde economische en politieke evenwicht. Nieuwe actoren, met inbegrip van actoren uit de private sector en niet-gouvernementele organisaties, zijn op het wereldtoneel verschenen. Hoewel ontwikkelde en opkomende economieën het grootste deel van het wereldwijde bruto binnenlands product voor hun rekening nemen, vervullen die laatste nu een sleutelrol voor de totstandkoming van wereldwijde groei en hebben zij nu al een belangrijk effect op de wereldeconomie. |
(9) |
De voortzetting van steun voor ontwikkelingssamenwerking is cruciaal in een snel veranderende wereld. Ongeveer 1,3 miljard mensen leven nog steeds van een extreem laag inkomen en de menselijke ontwikkelingsbehoeften van vele anderen zijn nog steeds niet vervuld. In de meeste delen van de wereld zijn de ongelijkheden binnen de landen toegenomen. De natuurlijke omgeving staat onder toenemende druk en de ontwikkelingslanden worden bijzonder zwaar getroffen door de gevolgen van klimaatverandering. Die uitdagingen zijn universeel en nauw met elkaar verweven en moeten door alle landen samen worden aangepakt. |
(10) |
De besprekingen over een kader na 2015 zijn van start gegaan: voortbouwend op de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2011 met als titel „Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken: een agenda voor verandering”, en de conclusies van de Raad van 14 mei 2012 over de agenda voor verandering, die al hebben geleid tot een grote heroriëntatie van het ontwikkelingsbeleid van de Unie, heeft de Commissie haar standpunten uiteengezet in de mededeling van 27 februari 2013 met als titel „Een waardig leven voor iedereen: armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven”, en heeft de Raad in zijn conclusies van 25 juni 2013„De Overkoepelende post 2015-agenda” vastgesteld, bedoeld om de lacunes van het huidige ontwikkelingskader aan te pakken en een gezamenlijke aanpak uiteen te zetten om de problematiek rond het uitbannen van de armoede en duurzaamheid samen te brengen in een overkoepelend internationaal kader. |
(11) |
Het jaar 2015 moet een symbolisch scharnierjaar worden, want het is het laatste jaar waarin de collectief afgesproken MDG's bereikt moeten worden en het is dus een unieke gelegenheid om de stand van zaken op te maken van de internationale afspraken. Het jaar 2015 zal ook het jaar zijn waarin belangrijke internationale beslissingen inzake het ontwikkelingskader moet worden genomen die de MDG's voor de komende decennia moeten vervangen. |
(12) |
Het jaar 2015 is het geschikte moment om de resultaten voor te leggen van het ontwikkelingsbeleid van de Unie na de uitvoering van de beginselen die werden bepaald in de mededeling van de Commissie over een agenda voor verandering. |
(13) |
Het jaar 2015 zal ook het jaar zijn waarin in de lidstaten eveneens belangrijke internationale evenementen plaatsvinden, zoals de universele expo „Voedsel voor de planeet — Energie voor het leven” in Milaan, die een bijzondere gelegenheid vormt om het mondiale ontwikkelingsbeleid te bespreken en voedselzekerheid en duurzame ontwikkeling ten volle onder de aandacht van het publiek te brengen. |
(14) |
In zijn resolutie over een agenda voor verandering heeft het Europees Parlement de Commissie gevraagd om 2015 uit te roepen tot het Europees Jaar voor ontwikkeling, in de hoop dat hiermee het profiel van ontwikkelingssamenwerking wordt versterkt. |
(15) |
Het jaar 2015 moet derhalve aangeduid worden als een Europees Jaar voor ontwikkeling („het Europees jaar”) om tijdig een gelegenheid te scheppen waarbij de oriëntatie van het huidige ontwikkelingsbeleid van de Unie algemeen bekend wordt gemaakt bij het publiek. Er is informatie nodig over de wijze waarop een Unie die openstaat voor de wereld kan bijdragen tot wereldwijde duurzaamheid. Dat houdt ook een grotere bewustwording in van onze mondiale onderlinge afhankelijkheid en moet ook aantonen dat ontwikkeling meer inhoudt dan alleen maar hulp. |
(16) |
Voor het succes van het ontwikkelingsoptreden van de Unie is het cruciaal dat het zo veel mogelijk steun geniet bij de bevolking alsmede op politiek vlak en bewijs levert van doeltreffend en efficiënt gebruik van overheidsmiddelen om ontwikkelingsresultaten te bereiken. Het Europees jaar moet dan ook een katalysator zijn voor de bewustmaking, onder meer door een openbaar politiek debat en voorlichting over ontwikkelingssamenwerking, de activering en de uitwisseling van beste praktijken tussen lidstaten, lokale en regionale autoriteiten, het maatschappelijk middenveld, sociale partners, de private sector en internationale entiteiten en organisaties die betrokken zijn bij zaken betreffende ontwikkeling. Het moet ertoe bijdragen de politieke aandacht te concentreren en alle betrokkenen te mobiliseren om de verdere acties en initiatieven op het niveau van de Unie en de lidstaten vooruit te helpen, samen met de begunstigden van ontwikkelingsbijstand en hun vertegenwoordigers. |
(17) |
Het Europees jaar moet aangegrepen worden om het besef te laten doordringen dat vrouwen en meisjes in diverse regio's blootstaan aan allerlei vormen van genderdiscriminatie, met name wat toegang tot onderwijs, werkgelegenheid en gezondheidszorg betreft, en aan gedwongen uithuwelijking, seksuele uitbuiting, genitale verminking en andere kwalijke praktijken. |
(18) |
De speciale Eurobarometer 392, bekendgemaakt in oktober 2012, met als titel „Solidariteit over de hele wereld — Europeanen en ontwikkeling” liet zien dat 85 % van de burgers van de Unie duidelijk voorstander waren van het bieden van hulp aan mensen in partnerlanden. Ondanks het huidige economische klimaat zijn, volgens dat verslag, ruim zes van de tien burgers van mening dat de hulp aan mensen in partnerlanden moet worden uitgebreid. Tegelijk toont dat verslag ook een duidelijk gebrek aan kennis over de ontwikkelingssamenwerking van de Unie aan, waaruit blijkt dat betere communicatie nodig is. |
(19) |
Efficiënte coördinatie tussen alle partners die bijdragen, op het niveau van de Unie en op nationaal, regionaal en lokaal niveau, is een grondvoorwaarde om het Europees jaar doeltreffend te maken. Lokale en regionale partners spelen in dit geval een belangrijke rol bij het promoten van het ontwikkelingsbeleid van de Unie. |
(20) |
Uiteenlopende nationale sociaaleconomische en culturele contexten en gevoeligheden zorgen ervoor dat sommige activiteiten in het kader van het Europees jaar gedecentraliseerd tot op nationaal niveau moeten verlopen, overeenkomstig artikel 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). De vaststelling van beleidsprioriteiten op nationaal niveau moet evenwel worden gecoördineerd met de Commissie om de samenhang te waarborgen met de strategische doelstellingen van het Europees jaar. Een nauwe samenwerking tussen de activiteiten van de Commissie en die van de lidstaten is van het grootste belang om synergiën tot stand te brengen en het Europees jaar tot een succes te maken. |
(21) |
Naast de lidstaten, moet deelname aan activiteiten die worden gefinancierd in het kader van het Europees jaar openstaan voor kandidaat-lidstaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan programma's van de Unie, die respectievelijk in de kaderovereenkomsten en de besluiten van de Associatieraden zijn vastgesteld. Coördinatie met nationale maatregelen, in het bijzonder met nationale programma's inzake voorlichting over ontwikkelingssamenwerking en bewustmaking (Development Education and Awareness Raising — Dear), moet worden aangemoedigd. Elke lidstaat moet zelf kunnen blijven bepalen in welke mate en vorm zij bij het Europees jaar betrokken wil worden. |
(22) |
Er moet worden toegezien op de samenhang en complementariteit met andere wetgeving en acties van de Unie, in het bijzonder met het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5), met inbegrip van het Dear-programma, het Europees Ontwikkelingsfonds, het Europees nabuurschapsinstrument, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6), en andere instrumenten van de Unie voor de financiering van extern optreden die relevant zijn voor het ontwikkelingsbeleid. |
(23) |
De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van de preventie, opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, waar nodig, met administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. |
(24) |
Om de doeltreffendheid en efficiëntie van de activiteiten in het kader van het Europees jaar te optimaliseren, is het van belang dat een aantal voorbereidende acties wordt ondernomen in 2014. |
(25) |
De Commissie heeft al verscheidene maatregelen genomen om het ontwikkelingsbeleid te promoten en burgers van de Unie te informeren over ontwikkelingssamenwerking. Van die bestaande maatregelen moet zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt voor het Europees jaar. |
(26) |
Het zijn in de eerste plaats de lidstaten die moeten zorgen voor de bewustmaking van burgers met betrekking tot ontwikkelingskwesties. Maatregelen op het niveau van de Unie moeten de op nationale, regionale en lokale niveaus genomen maatregelen aanvullen en vervolledigen, zoals nadrukkelijk is gesteld in de politieke verklaring met als titel „Communiceren over Europa in partnerschap”, die op 22 oktober 2008 is ondertekend door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. |
(27) |
Daar de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat er multilaterale partnerschappen, transnationale informatie-uitwisseling en bewustmaking en verspreiding van goede praktijken in de gehele Unie nodig zijn, maar vanwege de omvang van het Europees jaar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Het jaar 2015 wordt uitgeroepen tot het „Europees Jaar voor ontwikkeling” (hierna „het Europees jaar” genoemd).
Het motto van het Europees jaar is „Onze wereld, onze waardigheid, onze toekomst”.
Artikel 2
Doelstellingen
De doelstellingen van het Europees jaar zijn:
a) |
de burgers van de Unie informeren over de ontwikkelingssamenwerking van de Unie en de lidstaten, door de nadruk te leggen op de resultaten die de Unie, samen met de lidstaten, als mondiale speler heeft bereikt en nog zal bereiken, in overeenstemming met de meest recente besprekingen over het overkoepelende post-2015-kader; |
b) |
rechtstreekse betrokkenheid bij, kritisch nadenken over en actieve belangstelling voor ontwikkelingssamenwerking onder burgers van de Unie en belanghebbenden stimuleren, ook wat betreft de formulering en uitvoering van beleid; en |
c) |
de bekendheid met de voordelen van de ontwikkelingssamenwerking van de Unie niet alleen voor de begunstigden van de ontwikkelingsbijstand van de Unie, maar ook voor de burgers van de Unie vergroten en tot een beter begrip van beleidscoherentie ten behoeve van ontwikkeling komen alsmede tussen burgers in Europa en in ontwikkelingslanden een gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid, solidariteit en opportuniteit tot stand brengen in een wereld in verandering en met een steeds sterkere onderlinge verbondenheid. |
Artikel 3
Maatregelen
1. De maatregelen die worden genomen om de doelstellingen van het Europees jaar te bereiken, omvatten de volgende maatregelen, die kunnen worden georganiseerd op het niveau van de Unie, en op nationaal, regionaal of lokaal niveau, zoals bepaald in de bijlage, en in partnerlanden, overeenkomstig artikel 6, lid 5:
a) |
voorlichtingscampagnes om kernboodschappen uit te dragen naar het grote publiek en naar specifiekere doelgroepen, met name jongeren en andere belangrijke doelgroepen, ook via sociale media; |
b) |
de organisatie van conferenties, evenementen en initiatieven met alle belanghebbenden, om actieve deelname en debatten te stimuleren en op alle niveaus meer bewustwording te bewerkstelligen; |
c) |
concrete maatregelen in de lidstaten ter bevordering van de doelstellingen van het Europees jaar, met name door voorlichting over ontwikkelingssamenwerking, het uitwisselen van informatie en het delen van ervaringen en goede praktijken tussen nationale, regionale of lokale overheden en andere organisaties; en |
d) |
studies en enquêtes verrichten en de resultaten daarvan verspreiden. |
2. De Commissie kan ook van andere maatregelen vaststellen dat die bijdragen tot de doelstellingen van het Europees jaar, en toestaan dat naar het Europees jaar en naar het motto wordt verwezen bij het promoten van deze maatregelen, voor zover die bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstellingen.
Artikel 4
Coördinatie met de lidstaten
1. De Commissie verzoekt de lidstaten dat zij elk een nationale coördinator aanstellen die verantwoordelijk is voor de organisatie van de betrokkenheid van die lidstaat aan het Europees jaar. De lidstaten stellen de Commissie van deze aanstelling in kennis.
2. De nationale coördinatoren zorgen, in nauw overleg met de Commissie, voor de raadpleging van en samenwerking met zeer veel verscheidene belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld en de private sector, de nationale parlementen, de sociale partners, en, waar nodig, de nationale agentschappen, de federale staat of subnationale overheidsniveaus, ook de regionale en lokale autoriteiten, en, waar van toepassing de geassocieerde overzeese landen en gebieden (OLG's) of contactpunten voor de relevante programma's van de Unie.
3. De Commissie verzoekt de lidstaten uiterlijk op 1 september 2014 hun werkprogramma aan haar te bezorgen met daarin de details over de nationale activiteiten voor het Europees jaar, overeenkomstig de doelstellingen van het Europees jaar en de details van de maatregelen opgenomen in de bijlage.
4. Alvorens de werkprogramma's goed te keuren, gaat de Commissie na of die activiteiten, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (7), voldoen aan de doelstellingen van het Europees jaar.
Artikel 5
Deelname
Deelname aan de activiteiten van het Europees jaar die uit de Uniebegroting moeten worden gefinancierd, moet open staan voor de lidstaten en kandidaat-lidstaten die onder een pretoetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie, die respectievelijk in de kaderovereenkomsten en de besluiten van de Associatieraden zijn vastgesteld.
Artikel 6
Coördinatie op het niveau van de Unie en uitvoering
1. De Commissie voert dit besluit uit op het niveau van de Unie, met name door de nodige financieringsbesluiten vast te stellen overeenkomstig de verordeningen tot vaststelling van de instrumenten voor de financiering van extern optreden die relevant zijn voor de betrokken acties, namelijk het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8), het Europees nabuurschapsinstrument, het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9), het instrument voor pretoetredingssteun, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10) en het partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11) („de instrumenten voor de financiering van extern optreden”).
2. De Commissie, samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), werkt nauw samen met het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de organen en verenigingen die actief zijn in ontwikkelingskwesties op het niveau van de Unie.
3. De Commissie belegt vergaderingen van de nationale coördinatoren om de uitvoering van het Europees jaar te coördineren en om informatie over de uitvoering op het niveau van de Unie en op nationaal niveau uit te wisselen. De Commissie kan vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en van de regionale en lokale autoriteiten alsmede leden van het Europees Parlement als waarnemers voor deze vergaderingen uitnodigen.
4. De Commissie belegt vergaderingen met alle belanghebbenden die betrokken zijn bij ontwikkelingssamenwerking van de Unie, om zich te laten bijstaan bij de uitvoering van het Europees jaar op het niveau van de Unie. De nationale coördinatoren worden uitgenodigd op deze vergaderingen.
5. De Commissie maakt het Europees jaar tot prioriteit in alle communicatieactiviteiten van haar vertegenwoordigingen in de lidstaten en de EU-delegaties in partnerlanden. Aan ontwikkelingspartners in derde landen wordt steun verleend via de EU-delegaties en aan OLG's wordt steun verleend via de geschikte institutionele kanalen, met het oog op hun deelname aan activiteiten in verband met het Europees jaar, of deze activiteiten nu in de Unie of in derde landen plaatsvinden.
6. De EDEO en de EU-delegaties maken het Europees jaar tot een integraal onderdeel van hun lopende voorlichtings- en communicatieactiviteiten.
Artikel 7
Samenhang en complementariteit
Overeenkomstig de verordeningen tot vaststelling van de instrumenten voor de financiering van extern optreden die relevant zijn voor de betrokken actie, ziet de Commissie erop toe dat de maatregelen van dit besluit stroken met andere maatregelen op het niveau van de Unie en op nationaal of regionaal niveau die de doelstellingen van het Europees jaar helpen bereiken, en dat zij de op het niveau van de Unie en op nationaal en regionaal niveau bestaande maatregelen aanvullen.
Artikel 8
Specifieke bepalingen over financiële en niet-financiële steun
1. De in deel A van de bijlage bedoelde maatregelen die de hele Unie betreffen, geven aanleiding tot een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten of tot een toekenning van een door de Unie gefinancierde subsidies overeenkomstig de titels V en VI van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
2. De in deel B van de bijlage bedoelde acties die de hele Unie betreffen, kunnen door de Unie worden medegefinancierd.
3. De Commissie kan aan elke nationale coördinator een medefinanciering toekennen volgens de procedure in deel C van de bijlage.
4. Waar nodig, en onverminderd hun doelstellingen en begroting, kunnen bestaande programma's die bijdragen aan de promotie van ontwikkeling, het Europees jaar ondersteunen. Voorts kan er in nationale werkprogramma's ook rekening worden gehouden met uitzonderlijke inspanningen van de lidstaten bij het beheren van internationale ontwikkelingsgerelateerde gebeurtenissen of internationale ontwikkelingswerkstromen.
5. Niet-financiële ondersteuning kan door de Commissie worden verleend voor activiteiten van publieke en private organisaties, die voldoen aan artikel 3, lid 2.
6. Opdat maatregelen in aanmerking zouden kunnen komen voor financiering uit hoofde van dit besluit, moeten zij een doeltreffende besteding van overheidsuitgaven inhouden, moeten zij meerwaarde opleveren en resultaatgericht zijn.
Artikel 9
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
1. De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden gevrijwaard door de toepassing van preventieve maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van doeltreffende controles en verificaties en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.
2. De Commissie en haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten en controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van dit besluit middelen van de Unie hebben ontvangen.
3. Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (12) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13), kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er in verband met een subsidieovereenkomst of subsidiebesluit uit hoofde van dit besluit sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.
Artikel 10
Verslaglegging en beoordeling
De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2016 een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van de in dit besluit bedoelde maatregelen, teneinde passende vervolgmaatregelen in overweging te nemen.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
D. KOURKOULAS
(1) Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 2 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
(3) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(4) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 44).
(6) Verordening (EU) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 27).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 85).
(9) Verordening (EU) nr. 230/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 1).
(10) Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).
(11) Verordening (EU) nr. 234/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een partnerschapsinstrument (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 77).
(12) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(13) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
BIJLAGE
BIJZONDERHEDEN VAN DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE MAATREGELEN
De tenuitvoerlegging van het Europees jaar richt zich met name op een brede informatie- en voorlichtingscampagne in de hele Unie, aangevuld met acties van de lidstaten. Bij zowel de acties van de Unie als de nationale acties kunnen het maatschappelijk middenveld, jeugdorganisaties, de sociale partners, de private sector, de nationale parlementen, en waar nodig, de nationale agentschappen, de federale staat of subnationale overheidsniveaus, waaronder de regionale en lokale autoriteiten, en andere belanghebbenden worden betrokken om op die manier te appelleren aan hun gevoel voor verantwoordelijkheid.
De Unie verleent financiële steun, alsook de toestemming voor het gebruik van het door de Commissie ontwikkelde logo en ander materiaal dat verband houdt met het Europees jaar, aan maatregelen van particuliere of overheidsorganisaties, wanneer die organisaties de Commissie waarborgen dat die maatregelen tijdens het jaar 2015 worden ontplooid en naar verwacht een wezenlijke bijdrage zullen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees jaar.
A. RECHTSTREEKSE MAATREGELEN VAN DE UNIE
De financiering geschiedt in de vorm van de rechtstreekse aankoop van goederen en diensten in het kader van bestaande raamcontracten. Zij kan ook in de vorm van subsidies, die maximaal 80 % van de uiteindelijke kosten van de activiteiten dekken, geschieden. Maatregelen kunnen bestaan uit:
a) |
informatie- en promotiecampagnes, die het volgende omvatten:
|
b) |
andere initiatieven:
|
B. MEDEFINANCIERING VAN MAATREGELEN DOOR DE UNIE
Evenementen op schaal van de Unie met een hoog zichtbaarheidsgehalte, die tot doel hebben om grotere bekendheid te geven aan de doelstellingen van het Europees jaar, en die kunnen worden georganiseerd in samenwerking met de lidstaten die in 2015 voorzitter zijn van de Raad, kunnen een subsidie van de Unie van maximaal 80 % van de uiteindelijke kosten van de activiteiten ontvangen.
C. MEDEFINANCIERING VAN MAATREGELEN VAN DE LIDSTATEN
Elke nationale coördinator kan een aanvraag indienen om medefinanciering van de Unie te krijgen voor maatregelen of voor een werkprogramma om het Europees jaar te promoten. Het werkprogramma beschrijft de nationale specifieke activiteiten die moeten worden gefinancierd. Binnen dit kader mogen de lidstaten hun eigen prioriteiten en initiatieven bepalen in overeenstemming met artikel 2 en OLG's opnemen, wanneer van toepassing.
De aanvraag tot medefinanciering gaat vergezeld van een gedetailleerde begroting waarin de totale kosten van de voorgestelde maatregelen of het voorgestelde werkprogramma, alsook het bedrag en de bronnen van medefinanciering worden aangegeven. De bijdrage van de Unie kan maximaal 80 % van de uiteindelijke kosten van de activiteiten dekken. De Commissie stelt de indicatieve bedragen die beschikbaar moeten zijn voor de medefinanciering voor elke nationale coördinator en de termijn voor het indienen van de aanvragen vast, op grond van criteria die rekening houden met de bevolking en de kosten van levensonderhoud in de betrokken lidstaat. Een vastgesteld bedrag per lidstaat garandeert een minimumniveau van activiteiten.
Bovendien houdt de Commissie bij de bepaling van dit vastgesteld bedrag eveneens rekening met de relatief korte ervaring met ontwikkelingssamenwerking van de lidstaten die sinds 1 januari 2004 tot de Unie zijn toegetreden. De Commissie houdt ook rekening met maatregelen die gezamenlijk door verschillende lidstaten worden ingediend of door verschillende lidstaten worden gedeeld.
De Commissie zorgt voor een transparante, tijdige en efficiënte goedkeuringsprocedure op basis van de beginselen van gelijke behandeling en goed financieel beheer.
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/10 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 473/2014 VAN DE COMMISSIE
van 17 januari 2014
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad door toevoeging van nieuwe indicatieve kaarten aan bijlage III bij deze verordening
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (1), en met name artikel 49, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 1315/2013 voorziet in de mogelijkheid indicatieve kaarten van het trans-Europese vervoersnetwerk toe te voegen die specifieke buurlanden bestrijken, op basis van overeenkomsten op hoog niveau inzake vervoersnetwerken tussen de Unie en de betrokken buurlanden. |
(2) |
Op 21 november 2012 is er in het kader van het Partnerschap van de noordelijke dimensie voor vervoer en logistiek (NDPTL) een overeenkomst op hoog niveau gesloten tussen de Unie, Rusland en Belarus. Op 9 oktober 2013 is er in het kader van het Oostelijk Partnerschap een overeenkomst op hoog niveau gesloten tussen de Unie en Belarus, Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. |
(3) |
Door indicatieve kaarten toe te voegen van vervoersnetwerken die in verbinding staan met de in Verordening (EU) nr. 1315/2013 gedefinieerde netwerken, kan de samenwerking van de Unie met de betrokken derde landen doelgerichter worden gemaakt. |
(4) |
De overeenkomsten op hoog niveau met de buurlanden hebben betrekking op spoorlijnen, het wegennet, havens, luchthavens en overslagterminals tussen weg en spoor. In hoeverre de infrastructuur voor de spoorlijnen en wegen is voltooid, is niet vastgelegd in de overeenkomsten. Derhalve zijn de spoorlijnen en wegen in het kader van de overeenkomsten op hoog niveau als „voltooid” beschouwd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze gedelegeerde verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1.
BIJLAGE
Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De kaart onder „Kaartenoverzicht voor de buurlanden” wordt vervangen door de onderstaande kaart: „ ” . |
2) |
De volgende kaarten 15.1 tot en met 17.2 worden toegevoegd: |
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/19 |
VERORDENING (EU) Nr. 474/2014 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2014
tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft 1,4-dichloorbenzeen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Franse autoriteiten hebben voor 1,4-dichloorbenzeen (hierna „DCB” genoemd) een risicobeoordeling uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad (2) inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van de bestaande stoffen die zijn opgenomen in de European Inventory of Existing Commercial Substances. Het eindverslag werd in 2004 gepubliceerd op de website van het Europees Bureau voor chemische stoffen (EC, 2004) (3). |
(2) |
In februari 2008 werd de mededeling van de Commissie (4) inzake de resultaten van de risicobeoordeling en de strategieën ter beperking van de risico's voor DCB bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. In die mededeling werd aanbevolen dat overwogen zou worden om beperkingen op het op de markt brengen en het gebruik van DCB in luchtverfrissers, motwerende middelen en toiletblokjes in Richtlijn 76/769/EEG van de Raad (5) op te nemen om het risico voor de consument te beperken. Beperkingen op het gebruik van DCB als motwerend middel, zoals die in 2008 in die mededeling zijn aanbevolen, vallen reeds onder Beschikking 2007/565/EG van de Commissie (6) (productsoort 19: afweermiddelen en lokstoffen), zodat voor dat gebruik geen beperking op grond van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is vereist. |
(3) |
In november 2011 heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 69, lid 1, van die verordening het Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap” genoemd) verzocht om voor DCB een beperkingsdossier samen te stellen overeenkomstig de voorschriften van bijlage XV bij die verordening (hierna „het bijlage XV-dossier” genoemd). |
(4) |
In haar verzoek heeft de Commissie het Agentschap gevraagd om met name aandacht te besteden aan de blootstelling van consumenten thuis en in openbare toiletten, met inbegrip van de blootstelling van personen die beroepshalve in dergelijke toiletten aanwezig zijn of die schoonmaken, rekening houdend met de meest recente en relevante informatie in de wetenschappelijke literatuur en met de afname van het gebruik van DCB in Europa. In die beoordeling diende ook rekening te worden gehouden met het in opdracht van de Commissie opgestelde verslag (7) over de sociaaleconomische gevolgen van een beperking van DCB. |
(5) |
DCB is opgenomen in de lijst in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (8) als kankerverwekkende stof van gevarencategorie 2, alsook omwille van zijn irriterende eigenschappen voor de ogen en zijn hoge giftigheid voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. Er wordt geschat dat jaarlijks in de Unie ongeveer 800 ton DCB wordt gebruikt voor de vervaardiging van luchtverfrissers en reukverdrijvende producten voor het toilet, waarvan 10 % is bestemd voor huishoudelijk gebruik en de rest voor professioneel gebruik (hoofdzakelijk als reukverdrijvers in openbare toiletten). |
(6) |
Op 19 april 2012 heeft het Agentschap het bijlage XV-dossier voorgelegd aan het Comité risicobeoordeling en aan het Comité sociaaleconomische analyse. In dat dossier (9) werd aangetoond dat het op de markt brengen en het gebruik van luchtverfrissers en toiletblokjes op basis van DCB zowel voor huishoudelijk als voor professioneel gebruik zou moeten worden beperkt, omdat de daaraan verbonden risico's niet voldoende onder controle worden gehouden en de voordelen die voortvloeien uit een beperking opwegen tegen de kosten. Uit het dossier is verder gebleken dat op het niveau van de Unie actie moet worden ondernomen. |
(7) |
Het Comité risicobeoordeling heeft op 8 maart 2013 zijn advies inzake de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking bij consensus aangenomen. Volgens het advies van het Comité risicobeoordeling is de beperking de meest gepaste maatregel op het niveau van de Unie om de vastgestelde risico's van DCB bij gebruik als luchtverfrisser of reukverdrijver in toiletten, huizen, kantoren of andere overdekte openbare ruimten andere aan te pakken, uit het oogpunt van zowel doeltreffendheid als uitvoerbaarheid. Omwille van de afdwingbaarheid heeft het Comité risicobeoordeling echter voorgesteld om voor DCB in dergelijke producten een concentratiegrens van 1 gewichtsprocent te specificeren, zodat producten die DCB als verontreiniging bevatten niet onrechtmatig worden getroffen. Die concentratie stemt overeen met de grenswaarde voor indeling van een mengsel als kankerverwekkend van categorie 2 volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008. |
(8) |
Zoals is aangegeven in het achtergronddocument bij het advies van het Comité risicobeoordeling, zijn op de markt van de Unie betrouwbare analytische methoden beschikbaar om de gehalten aan DCB vast te stellen. |
(9) |
Het Comité risicobeoordeling heeft in zijn beoordeling geoordeeld dat de kankerverwekkendheid (mitogeen, kankerverwekkende stof met drempelwaarde) het omslagpunt is met het grootste belang voor de menselijke gezondheid. Op basis van gegevens over blootstelling door inademing van dampen die DCB bevatten, heeft het Comité risicobeoordeling voorgesteld om het vastgestelde risico voor de consument bij doorlopend thuisgebruik van DCB bevattende luchtverfrissers en reukverdrijvers voor toiletten te beperken. Dat scenario werd beschouwd als een weergave van overtuigende „worst case”-gebruiksomstandigheden. Verder staat in het advies van het Comité risicobeoordeling dat blootstelling van wie beroepshalve in toiletten aanwezig is of die schoonmaakt, moet worden beperkt, aangezien een risico door een slechte ventilatie van toiletten is gesignaleerd. |
(10) |
Bij de analyse van de reikwijdte van de beperking heeft het Comité risicobeoordeling rekening gehouden met de blootstelling van consumenten aan luchtverfrissers en reukverdrijvers voor toiletten bij huishoudelijk gebruik en in openbare toiletten, met inbegrip van personen die beroepshalve in dergelijke toiletten aanwezig zijn en schoonmaakpersoneel, maar ook andere groepen zoals onderhoudspersoneel. Er werd ook rekening gehouden met consumenten en professionals die een bezoek brengen aan of werken in overdekte ruimten (andere dan toiletten) waar luchtverfrissers met DCB worden gebruikt. Ander professioneel of industrieel gebruik werd buiten beschouwing gelaten. |
(11) |
Het Comité sociaaleconomische analyse heeft op 5 juni 2013 zijn advies inzake de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking bij consensus aangenomen. Volgens het advies van het Comité sociaaleconomische analyse is de beperking, zoals door het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse aangepast, na afweging van de sociaaleconomische kosten tegen de sociaaleconomische baten de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie om de geconstateerde risico's aan te pakken. Op basis van de conclusie van het Comité risicobeoordeling dat blootstelling aan DCB voor huishoudelijke en professionele gebruikers moet worden beperkt en van een aantal aanwijzingen dat luchtverfrissers en toiletblokjes met DCB verder zullen worden gebruikt als niet wordt ingegrepen, stemde het Comité sociaaleconomische analyse ermee in dat beperking een passende en een doeltreffende maatregel is. Wat de evenredigheid van een beperking op huishoudelijk gebruik betreft, concludeerde het Comité sociaaleconomische analyse dat de maatregel evenredig is. Wat de evenredigheid van een gezamenlijke beperking van huishoudelijk en professioneel gebruik betreft, heeft het Comité sociaaleconomische analyse, rekening houdend met de verwachte voordelen voor de gezondheid en de schaal van de kosten die ermee gepaard gaan, geconcludeerd dat de maatregel niet kan worden beschouwd als onevenredig. |
(12) |
Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse hebben rekening gehouden met zijn opmerkingen over de formulering van de beperkingsvoorwaarden en over de overgangsperiode. |
(13) |
Het Agentschap heeft de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse op 17 juni 2013 bij de Commissie ingediend en op grond hiervan concludeert de Commissie dat het in de handel brengen en het gebruik van DCB als stof of bestanddeel van mengsels in een concentratie van 1 gewichtsprocent of meer, gebruikt als luchtverfrisser of reukverdrijver in toiletten, huizen, kantoren of andere overdekte openbare ruimten leidt tot een onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid. De Commissie is voorts van oordeel dat deze risico's moeten worden aangepakt in de hele Unie. Er is rekening gehouden met de sociaaleconomische gevolgen van deze beperking, alsmede met de beschikbaarheid van alternatieven. |
(14) |
De belanghebbenden moet een termijn van twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden geboden waarin zij maatregelen moeten nemen om aan de daarin vastgestelde maatregelen te voldoen, onder meer voor luchtverfrissers en reukverdrijvers die zich al in de leveringsketen of in voorraden bevinden. |
(15) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(16) |
De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen, PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.
(3) EU Risk Assessment Report on 1,4-dichlorobenzene. European Chemicals Bureau, Existing substances, Volume 48.
(4) Mededeling van de Commissie inzake de resultaten van de risicobeoordeling en de strategieën ter beperking van de risico's voor de stoffen: piperazine; cyclohexaan; methyleendifenyldiisocyanaat; but-2-yn-1,4-diol; methyloxiraan; aniline; 2-ethylhexylacrylaat; 1,4-dichloorbenzeen; 4'-tert-butyl-2',6'-dimethyl-3',5'-dinitroacetofenon; bis(2-ethylhexyl)ftalaat; fenol; 5-tert-butyl-2,4,6-trinitro-m-xyleen (PB C 34 van 7.2.2008, blz. 1).
(5) Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201).
(6) Beschikking 2007/565/EG van de Commissie van 14 augustus 2007 betreffende de niet-opneming van bepaalde stoffen die moeten worden onderzocht in het kader van het tienjarige werkprogramma als bedoeld in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden, in bijlage I, IA of IB bij die richtlijn (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 17).
(7) RPA — Risk & Policy Analysts Limited (2010), Socio-Economic Evaluation arising from a Proposal for Risk Reduction Measures related to Restrictions on 1,4-Dichlorobenzene, Final Report — juni 2010.
http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/chemicals/documents/reach/studies/index_en.htm
(8) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(9) http://echa.europa.eu/documents/10162/3f467af2-66e0-468d-8366-f650f63e27d7
BIJLAGE
|
Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of bestanddeel van mengsels in een concentratie van 1 gewichtsprocent of meer indien de stof of het mengsel in de handel is gebracht is om te worden gebruikt als of wordt gebruikt als luchtverfrisser of reukverdrijver in toiletten, huizen, kantoren of andere overdekte openbare ruimten.” |
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 475/2014 VAN DE COMMISSIE
van 8 mei 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 mei 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
48,0 |
MK |
125,4 |
|
TN |
49,2 |
|
TR |
99,8 |
|
ZZ |
80,6 |
|
0707 00 05 |
MK |
59,9 |
TR |
124,2 |
|
ZZ |
92,1 |
|
0709 93 10 |
TR |
111,3 |
ZZ |
111,3 |
|
0805 10 20 |
EG |
42,9 |
IL |
74,6 |
|
MA |
43,2 |
|
TN |
68,6 |
|
TR |
51,4 |
|
ZZ |
56,1 |
|
0805 50 10 |
TR |
91,3 |
ZZ |
91,3 |
|
0808 10 80 |
AR |
96,6 |
BR |
86,5 |
|
CL |
97,3 |
|
CN |
126,4 |
|
MK |
27,7 |
|
NZ |
145,9 |
|
US |
202,1 |
|
ZA |
102,1 |
|
ZZ |
110,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/25 |
BESLUIT EUBAM LIBYA/3/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 30 april 2014
houdende verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya)
(2014/258/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2013/233/GBVB van de Raad van 22 mei 2013 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië) (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 9, lid 1, van Besluit 2013/233/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC), overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag, gemachtigd de passende besluiten te nemen met het oog op het uitoefenen van de politieke controle op en de strategische leiding van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya), met inbegrip van het besluit om, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), een hoofd van de missie te benoemen. |
(2) |
Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 24 mei 2013 Besluit EUBAM Libya/1/2013 (2) houdende benoeming van de heer Antti Juhani HARTIKAINEN tot hoofd van de missie EUBAM Libya voor de periode van 22 mei 2013 tot en met 21 mei 2014, vastgesteld. |
(3) |
Op 14 april 2014 heeft de HV voorgesteld het mandaat van de heer Antti Juhani HARTIKAINEN als hoofd van de missie EUBAM Libya tot en met 21 mei 2015 te verlengen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het mandaat van de heer Antti Juhani HARTIKAINEN als hoofd van de missie EUBAM Libya wordt verlengd tot en met 21 mei 2015.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 30 april 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 138 van 24.5.2013, blz. 15.
(2) Besluit EUBAM Libya/1/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 24 mei 2013 tot benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libya) (PB L 147 van 1.6.2013, blz. 13).
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/26 |
BESLUIT EUCAP SAHEL NIGER/2/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 6 mei 2014
betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger)
(2014/259/GBVB)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (1), en met name artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ingevolge Besluit 2012/392/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd om de passende besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle op en de strategische leiding van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger), met inbegrip van het besluit tot het benoemen van een hoofd van de missie. |
(2) |
Op 12 november 2013 heeft het PVC Besluit EUCAP Sahel Niger/2/2013 (2) vastgesteld, waarbij de heer Filip DE CEUNINCK is benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger, ad interim, van 1 november 2013 tot en met 31 december 2013. Op 14 januari 2014 werd zijn mandaat verlengd totdat een nieuw hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger zou zijn benoemd (3). |
(3) |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft de benoeming voorgesteld van de heer Filip DE CEUNINCK tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode tot en met 15 juli 2014, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Filip DE CEUNINCK wordt benoemd tot hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger voor de periode van tot en met 15 juli 2014.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 6 mei 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 187 van 17.7.2012, blz. 48.
(2) PB L 305 van 15.11.2013, blz. 18.
(3) Besluit EUCAP Sahel Niger/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 14 januari 2014 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 14 van 18.1.2014, blz. 16).
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/27 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2014
inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2013
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2792)
(2014/260/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 119, lid 1,
Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name artikel 30,
Gezien Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het Elfpo (3), en met name artikel 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo (4), en met name artikel 10,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 119, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 als gewijzigd bij artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1310/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014 (5) is bepaald dat artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing is op de boekhoudkundige goedkeuring van de verrichte uitgaven en de verrichte betalingen voor het landbouwbegrotingsjaar 2013. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 keurt de Commissie de rekeningen van de in artikel 6 van die verordening bedoelde betaalorganen goed op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde informatie en een certificaat over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de rapporten die door de certificerende instanties zijn opgesteld. |
(3) |
Op grond van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2006 worden voor het begrotingsjaar 2013 de uitgaven in aanmerking genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2012 tot en met 15 oktober 2013. |
(4) |
In artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 is bepaald dat het bedrag dat overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, wordt vastgesteld door de maandelijkse betalingen die voor het begrotingsjaar in kwestie, in dit geval 2013, zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na de vaststelling van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen. |
(5) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte informatie gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 31 maart 2014 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen. |
(6) |
De door sommige betaalorganen ingediende jaarrekeningen en begeleidende stukken boden de Commissie voldoende zekerheid om een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Bijlage I geeft een overzicht van de goedgekeurde bedragen per lidstaat en van de bij de lidstaten terug te vorderen of aan de lidstaten te betalen bedragen waarvoor de rekeningen volledig, juist en waarheidsgetrouw zijn bevonden. |
(7) |
Andere betaalorganen hebben informatie verstrekt waarvoor nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat hun rekeningen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd. Bijlage II bevat de lijst van de betrokken betaalorganen. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2006 moet met eventuele overschrijdingen van betalingstermijnen in de maanden augustus, september en oktober rekening worden gehouden in het jaarlijkse besluit tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen. Een deel van de door sommige lidstaten voor die maanden van het jaar 2013 gedeclareerde uitgaven was na de uiterste betalingsdatum verricht. Een passende verlaging van de goed te keuren bedragen moet dienovereenkomstig bij dit besluit worden vastgesteld. |
(9) |
De Commissie heeft reeds op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 een aantal van de als uitgaven voor het begrotingsjaar 2013 te boeken maandelijkse betalingen verlaagd of geschorst vanwege de overschrijding van maxima of de niet-inachtneming van betalingstermijnen. In het onderhavige besluit moet de Commissie rekening houden met de verlaagde of geschorste bedragen om te vermijden dat voor onterechte of niet tijdige betalingen een vergoeding wordt gegeven die later het voorwerp van een financiële correctie zou kunnen worden. De bedragen kunnen, waar zulks passend is, verder worden onderzocht in het kader van de bij artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 ingestelde conformiteitsgoedkeuringsprocedure. In dit verband doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan eventuele verdere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 neemt. |
(10) |
Krachtens artikel 10, lid 1, tweede en derde alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 moeten in het besluit tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen de bedragen worden bepaald die overeenkomstig de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 ten laste van de EU en de betrokken lidstaat moeten worden gebracht. Overeenkomstig artikel 119, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft de procedure in het kader van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing op uitgaven die zijn verricht en betalingen die zijn gedaan voor het landbouwbegrotingsjaar 2013. Omdat de artikelen 32 en 33 in het landbouwbegrotingsjaar 2013 van kracht waren, moet met de bedragen die uit de toepassing van die artikelen voortvloeien, rekening worden gehouden in het besluit tot boekhoudkundige goedkeuring voor het begrotingsjaar 2013. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van een in verband met onregelmatigheden teruggevorderd bedrag voor 50 % door de betrokken lidstaat gedragen, indien dat bedrag niet is geïnd binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. In artikel 32, lid 3, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. De uitvoeringsbepalingen voor de door de lidstaten mee te delen bedragen die nog moeten worden geïnd, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006. In bijlage III bij die verordening is de tabel opgenomen die de lidstaten in 2014 moesten indienen. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de bedragen die in verband met onregelmatigheden zijn teruggevorderd, maar na vier of na acht jaar nog niet zijn geïnd. In dit verband doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan eventuele verdere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie uit hoofde van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 neemt. |
(12) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 885/2006 kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning voor 100 % door de EU-begroting gedragen. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen daarvoor, worden vermeld in het samenvattende overzicht dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 32, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 moet indienen. De Commissie mag dergelijke bedragen in het kader van het onderhavige besluit niet ten laste brengen van de betrokken lidstaten en de desbetreffende financiële gevolgen moeten dus door de EU-begroting worden gedragen. In dit verband doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan eventuele verdere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie uit hoofde van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 neemt. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan eventuele verdere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie neemt om uitgaven die niet in overeenstemming zijn met de EU-regelgeving, alsnog aan EU-financiering te onttrekken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2013, met uitzondering van die van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit moeten worden teruggevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
Voor het begrotingsjaar 2013 worden de rekeningen betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven die zijn ingediend door de in bijlage II genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van het onderhavige besluit; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.
Artikel 3
Het onderhavige besluit doet geen afbreuk aan eventuele verdere conformiteitsgoedkeuringsbesluiten die de Commissie uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 neemt om uitgaven die niet in overeenstemming zijn met de EU-regelgeving, alsnog aan EU-financiering te onttrekken.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 april 2014.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(3) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(4) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.
(5) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 865.
BIJLAGE I
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2013
Bij de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag
LS |
|
2013 — Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen zijn |
Totaal a + b |
Verlagingen en schorsingen voor het gehele begrotingsjaar (1) |
Verlagingen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 10 van Verordening (EG) nr. 885/2006 |
Totaal na verlagingen en schorsingen |
Betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar |
Bij de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2) |
Uitgaven (3) |
Bestemmingsontvangsten (3) |
Artikel 32 (= e) |
Totaal (= h) |
|
goedgekeurd |
afgesplitst |
||||||||||||
= in de jaardeclaratie opgenomen uitgaven/ bestemmingsontvangsten |
= totaal van de in de maanddeclaraties opgenomen uitgaven/ bestemmingsontvangsten |
05 07 01 06 |
6701 |
6702 |
|||||||||
|
|
a = A (kol. i) |
b = A (kol. h) |
c = a + b |
d = -C1 (kol. e) |
e = -art. 32 |
f =c + d + e |
g |
h = f - g |
i |
j |
k |
l = i + j + k |
BE |
EUR |
624 341 919,71 |
11 319 476,12 |
635 661 395,83 |
– 346 540,21 |
– 35 296,55 |
635 279 559,07 |
635 401 707,01 |
– 122 147,94 |
0,00 |
– 86 851,39 |
– 35 296,55 |
– 122 147,94 |
BG |
EUR |
520 706 425,07 |
0,00 |
520 706 425,07 |
0,00 |
0,00 |
520 706 425,07 |
520 718 516,78 |
– 12 091,71 |
0,00 |
– 12 091,71 |
0,00 |
– 12 091,71 |
CZ |
EUR |
832 289 934,09 |
0,00 |
832 289 934,09 |
– 52 994,62 |
0,00 |
832 236 939,47 |
832 283 338,41 |
– 46 398,94 |
0,00 |
– 46 398,94 |
0,00 |
– 46 398,94 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 602 013,75 |
– 602 013,75 |
0,00 |
– 602 013,75 |
0,00 |
0,00 |
– 602 013,75 |
– 602 013,75 |
DK |
EUR |
932 522 034,47 |
0,00 |
932 522 034,47 |
– 57 570,12 |
0,00 |
932 464 464,35 |
931 438 063,06 |
1 026 401,29 |
1 026 401,29 |
0,00 |
0,00 |
1 026 401,29 |
DE |
EUR |
5 325 975 685,14 |
0,00 |
5 325 975 685,14 |
0,00 |
– 221 111,26 |
5 325 754.573,88 |
5 325 926 033,61 |
–171 459,73 |
49 651,53 |
0,00 |
– 221 111,26 |
– 171 459,73 |
EE |
EUR |
95 207 738,39 |
0,00 |
95 207 738,39 |
0,00 |
– 938,45 |
95 206 799,94 |
95 207 334,70 |
– 534,76 |
403,69 |
0,00 |
– 938,45 |
– 534,76 |
IE |
EUR |
1 228 632 812,85 |
0,00 |
1 228 632 812,85 |
– 29 356,01 |
– 55 560,00 |
1 228 547 896,84 |
1 228 618 692,08 |
– 70 795,24 |
77 921,30 |
– 93 156,54 |
– 55 560,00 |
– 70 795,24 |
EL |
EUR |
0,00 |
2 341 140 772,14 |
2 341 140 772,14 |
0,00 |
0,00 |
2 341 140 772,14 |
2 341 140 772,14 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
ES |
EUR |
5 811 567 412,30 |
0,00 |
5 811 567 412,30 |
– 958 284,14 |
– 3 544 385,72 |
5 807 064 742,44 |
5 810 943 310,90 |
– 3 878 568,46 |
0,00 |
– 334 182,74 |
– 3 544 385,72 |
– 3 878 568,46 |
FR |
EUR |
8 578 532 362,85 |
0,00 |
8 578 532 362,85 |
396 882,37 |
– 1 371 083,99 |
8 577 558 161,23 |
8 577 517 764,73 |
40 396,50 |
1 411 480,49 |
0,00 |
– 1 371 083,99 |
40 396,50 |
HR |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
IT |
EUR |
4 541 302 573,75 |
0,00 |
4 541 302 573,75 |
– 1 726 750,06 |
– 8 219 427,12 |
4 531 356 396,57 |
4 530 939 670,86 |
416 725,71 |
8 636 152,83 |
0,00 |
– 8 219 427,12 |
416 725,71 |
CY |
EUR |
48 819 358,52 |
0,00 |
48 819 358,52 |
0,00 |
0,00 |
48 819 358,52 |
48 819 358,52 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
LV |
EUR |
147 614 049,52 |
0,00 |
147 614 049,52 |
0,00 |
0,00 |
147 614 049,52 |
147 614 049,52 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
LT |
LTL |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 21,34 |
– 21,34 |
0,00 |
– 21,34 |
0,00 |
0,00 |
– 21,34 |
– 21,34 |
LT |
EUR |
352 722 805,82 |
0,00 |
352 722 805,82 |
0,00 |
0,00 |
352 722 805,82 |
346 930 504,98 |
5 792 300,84 |
5 792 300,84 |
0,00 |
0,00 |
5 792 300,84 |
LU |
EUR |
33 784 052,94 |
0,00 |
33 784 052,94 |
0,00 |
– 2 287,96 |
33 781 764,98 |
33 682 953,52 |
98 811,46 |
101 099,42 |
0,00 |
– 2 287,96 |
98 811,46 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 14 562 539,00 |
– 14 562 539,00 |
0,00 |
– 14 562 539,00 |
0,00 |
0,00 |
– 14 562 539,00 |
– 14 562 539,00 |
HU |
EUR |
1 249 214 884,54 |
0,00 |
1 249 214 884,54 |
0,00 |
0,00 |
1 249 214 884,54 |
1 249 217 888,57 |
– 3 004,03 |
0,00 |
– 3 004,03 |
0,00 |
– 3 004,03 |
MT |
EUR |
5 558 718,60 |
0,00 |
5 558 718,60 |
0,00 |
0,00 |
5 558 718,60 |
5 558 505,37 |
213,23 |
213,23 |
0,00 |
0,00 |
213,23 |
NL |
EUR |
884 672 765,83 |
0,00 |
884 672 765,83 |
0,00 |
0,00 |
884 672 765,83 |
883 449 825,44 |
1 222 940,39 |
1 222 940,39 |
0,00 |
0,00 |
1 222 940,39 |
AT |
EUR |
691 591 241,19 |
0,00 |
691 591 241,19 |
0,00 |
0,00 |
691 591 241,19 |
691 591 241,19 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 639 717,42 |
– 639 717,42 |
0,00 |
– 639 717,42 |
0,00 |
0,00 |
– 639 717,42 |
– 639 717,42 |
PL |
EUR |
3 147 739 014,75 |
0,00 |
3 147 739 014,75 |
0,00 |
0,00 |
3 147 739 014,75 |
3 147 935 629,19 |
– 196 614,44 |
0,00 |
– 196 614,44 |
0,00 |
– 196 614,44 |
PT |
EUR |
762 827 603,78 |
0,00 |
762 827 603,78 |
– 226 040,22 |
– 1 067 365,09 |
761 534 198,47 |
762 462 063,84 |
– 927 865,37 |
139 499,72 |
0,00 |
– 1 067 365,09 |
– 927 865,37 |
RO |
RON |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
RO |
EUR |
0,00 |
1 174 835 753,20 |
1 174 835 753,20 |
0,00 |
0,00 |
1 174 835 753,20 |
1 174 835 753,20 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
SI |
EUR |
133 999 797,83 |
0,00 |
133 999 797,83 |
0,00 |
– 468,80 |
133 999 329,03 |
134 000 855,36 |
– 1 526,33 |
0,00 |
– 1 057,53 |
– 468,80 |
– 1 526,33 |
SK |
EUR |
361 277 778,15 |
0,00 |
361 277 778,15 |
0,00 |
0,00 |
361 277 778,15 |
361 265 716,53 |
12 061,62 |
12 061,62 |
0,00 |
0,00 |
12 061,62 |
FI |
EUR |
535 729 245,61 |
0,00 |
535 729 245,61 |
– 2 563,40 |
– 3 262,59 |
535 723 419,62 |
535 738 480,77 |
– 15 061,15 |
0,00 |
– 11 798,56 |
– 3 262,59 |
– 15 061,15 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 643 347,92 |
– 643 347,92 |
0,00 |
– 643 347,92 |
0,00 |
0,00 |
– 643 347,92 |
– 643 347,92 |
SE |
EUR |
676 877 998,55 |
0,00 |
676 877 998,55 |
0,00 |
0,00 |
676 877 998,55 |
676 905 013,98 |
– 27 015,43 |
0,00 |
– 27 015,43 |
0,00 |
– 27 015,43 |
UK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 67 175,63 |
– 67 175,63 |
0,00 |
– 67 175,63 |
0,00 |
0,00 |
– 67 175,63 |
– 67 175,63 |
UK |
EUR |
3 104 971 517,71 |
0,00 |
3 104 971 517,71 |
– 1 285 694,03 |
0,00 |
3 103 685 823,68 |
3 102 951 204,38 |
734 619,30 |
734 619,30 |
0,00 |
0,00 |
734 619,30 |
(1) De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de in de maanden augustus, september en oktober 2013 geconstateerde niet-naleving van betalingstermijnen en de correcties voor de melkheffing.
(2) Het bedrag waarvan is uitgegaan bij de berekening van het bij de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag, is het totaal van de jaardeclaratie in het geval van de goedgekeurde uitgaven (kol. a), respectievelijk het totaal van de maanddeclaraties in het geval van de afgesplitste uitgaven (kol. b).
Toe te passen wisselkoers: artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006.
(3) Post 05 07 01 06 moet overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 worden onderverdeeld in negatieve correcties, die bestemmingsontvangsten in hoofdstuk. 67 01 worden, en positieve correcties ten gunste van een lidstaat, die voortaan aan de uitgavenzijde van 05 07 01 06 moeten worden opgenomen.
NB: Nomenclatuur 2014: 05 07 01 06, 6701, 6702
BIJLAGE II
Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen
Begrotingsjaar 2013 — ELGF
Lijst van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden afgesplitst en die het voorwerp van een later goedkeuringsbesluit zullen vormen
Lidstaat |
Betaalorgaan |
België |
Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB) |
Griekenland |
Payment and Control Agency for Guidance and Guarantee Community Aids (O.P.E.K.E.P.E.) |
Roemenië |
Paying and Intervention Agency for Agriculture (PIAA) |
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/35 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 5 mei 2014
tot oprichting van de onderzoeksinfrastructuur Euro-Argo als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (Euro-Argo ERIC)
(2014/261/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (1), en met name artikel 6, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Finland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hebben de Commissie verzocht de onderzoeksinfrastructuur Euro-Argo op te richten als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (Euro-Argo ERIC). Het Koninkrijk Noorwegen en de Republiek Polen hebben meegedeeld dat zij besloten hebben om in eerste instantie als waarnemer aan Euro-Argo ERIC deel te nemen. |
(2) |
De Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Polen, de Republiek Finland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland hebben de Franse Republiek gekozen als gastlidstaat van Euro-Argo ERIC. |
(3) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20 van Verordening (EG) nr. 723/2009 ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De onderzoeksinfrastructuur Euro-Argo wordt hierbij opgericht als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (Euro-Argo ERIC).
2. De statuten van Euro-Argo ERIC zijn opgenomen in de bijlage. Deze statuten worden bijgewerkt en worden ter beschikking gesteld van het publiek op de website van Euro-Argo ERIC en op zijn statutaire zetel.
3. De essentiële elementen van de statuten die overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 723/2009 slechts kunnen worden gewijzigd na goedkeuring door de Commissie, zijn opgenomen in de artikelen 1, 3, 4, 13 en 23 tot en met 31.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 5 mei 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1.
BIJLAGE
STATUTEN VAN Euro-Argo ERIC
De Bondsrepubliek Duitsland
De Helleense Republiek
De Franse Republiek
De Italiaanse Republiek
Het Koninkrijk der Nederlanden
De Republiek Finland
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Hierna afzonderlijk „stichtend lid” en gezamenlijk „stichtende leden” genoemd,
en
Het Koninkrijk Noorwegen
De Republiek Polen,
Hierna afzonderlijk „stichtend waarnemer” en gezamenlijk „stichtende waarnemers” genoemd,
OVERWEGENDE DAT klimaatverandering een van de nijpendste problemen van deze eeuw is, dat inzicht in en de voorspelling van veranderingen in de atmosfeer en de oceanen noodzakelijk zijn om internationale acties te sturen en het beleid van regeringen inzake klimaatverandering te optimaliseren, en dat dit inzicht wereldomvattende datasets van de hoogste kwaliteit vergt;
OVERWEGENDE DAT de vereiste in-situwaarnemingen van de oceanen, die lange tijd moeten worden volgehouden, de krachten van individuele onderzoeksteams en landen te boven gaan, dat Argo, het internationale integrale waarnemingssysteem voor de oceanen, is ontworpen om die uitdaging aan te gaan en het eerste wereldwijde netwerk voor de in-situwaarneming van de oceanen in de geschiedenis van de oceanografie is, dat een essentiële aanvulling op de satellietsystemen vormt;
OVERWEGENDE DAT aangezien een onderneming van een dergelijke omvang slechts kan slagen door een zeer hoge mate van internationale samenwerking, Euro-Argo de Europese component van het wereldwijde netwerk zal ontwikkelen en consolideren. Specifieke Europese belangen vereisen ook meer monsterneming in een aantal regionale zeeën. In totaal zou de infrastructuur van Euro-Argo steeds ongeveer 800 werkende boeien moeten omvatten. De handhaving van een dergelijk netwerk vereist dat Europa elk jaar ongeveer 250 boeien uitzet;
OVERWEGENDE DAT de onderzoeksinfrastructuur Euro-Argo de Europese deskundigheid en expertise op het gebied van klimaatonderzoek zal vergroten en zal zorgen voor een hoge mate van samenwerking tussen de Europese partners bij alle aspecten van de uitvoering: activiteiten op zee, monitoring en ontplooiing van het netwerk, technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen, verbetering van de toegang tot gegevens voor onderzoeksdoeleinden en voor de mariene dienst van GMES/Copernicus, coördinatie van de Europese bijdrage aan het internationale beheer van het Argo-programma;
GELEID DOOR DE WENS DAT de bestaande samenwerkingsregelingen worden omgezet in een orgaan met rechtspersoonlijkheid dat losstaat van zijn leden, teneinde de samenwerking te verbeteren, Euro-Argo in staat te stellen zelf contracten te sluiten, mede voor de aankoop van boeien en andere eigendommen, goederen of diensten, en de beheersmethoden van het internationale Argo-programma aan te vullen en te verbeteren;
MET HET VERZOEK aan de Europese Commissie om de infrastructuur Euro-Argo op te richten als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (Euro-Argo ERIC);
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER DE VOLGENDE BEPALINGEN:
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Naam en zetel
1. |
De naam van het consortium is Euro-Argo ERIC, opgericht als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur, hierna „Euro-Argo ERIC” genoemd. |
2. |
De statutaire zetel van Euro-Argo Eric bevindt zich te Plouzané in Frankrijk („statutaire zetel”). |
3. |
De Raad overweegt ten minste om de vijf jaar of de statutaire zetel in Frankrijk moet blijven of moet worden overgebracht naar het grondgebied van een ander lid. |
4. |
De voorwaarden en procedures voor de vaststelling en de verplaatsing van de statutaire zetel worden opgenomen in een afzonderlijke document met de titel „Interne werkprocedures”. |
Artikel 2
Beschrijving van de infrastructuur
1. |
Euro-Argo bestaat uit een centrale infrastructuur die eigendom is van en wordt gecontroleerd door Euro-Argo ERIC (de „centrale infrastructuur”). De centrale infrastructuur coördineert de activiteiten van Euro-Argo in het kader van afspraken met onafhankelijke gedecentraliseerde nationale rechtspersonen en instellingen. |
2. |
De statuten zijn uitsluitend van toepassing op de centrale infrastructuur. |
Artikel 3
Doelstellingen en taken
1. |
Euro-Argo ERIC heeft tot doel een integraal waarnemingssysteem voor de oceanen op lange termijn te ontwikkelen, teneinde de oceanen en hun rol in het klimaatsysteem beter te begrijpen en te voorspellen. |
2. |
Euro-Argo ERIC coördineert en versterkt de Europese bijdrage aan het internationale Argo-programma dat is goedgekeurd door de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC) van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco) en de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO). De specifieke doelstellingen van Euro-Argo ERIC zijn:
|
Artikel 4
Werkzaamheden
1. |
Euro-Argo ERIC:
|
2. |
Als onderdeel van zijn werkzaamheden:
|
3. |
Euro-Argo ERIC mag een aantal beperkte economische activiteiten uitoefenen mits die nauw in verband staan met zijn in dit artikel genoemde taken en werkzaamheden en de vervulling daarvan niet in gevaar brengen. |
4. |
Euro-Argo ERIC mag werkzaamheden delegeren aan leden, waarnemers of derden. |
5. |
De werkzaamheden van Euro-Argo ERIC doen geen afbreuk aan de werkzaamheden en opdrachten van zijn leden en waarnemers, en zijn taken en werkzaamheden beletten niet dat soortgelijke werkzaamheden worden uitgevoerd door een lid of waarnemer, hetzij zelfstandig, hetzij via bilaterale of multilaterale samenwerking. |
HOOFDSTUK 2
LEDEN EN WAARNEMERS
Artikel 5
Leden en waarnemers
1. |
Euro-Argo ERIC bestaat uit leden en waarnemers. Zij zijn gebonden aan de interne werkprocedures die zijn goedgekeurd door de Raad. De stichtende leden en stichtende waarnemers van Euro-Argo ERIC op de datum van inwerkingtreding van deze statuten zijn vermeld in de bijlage. |
2. |
De bijlage wordt door de programmabeheerder van Euro-Argo ERIC bijgewerkt na de herroeping of intrekking van het lidmaatschap of van de status van waarnemer of na toelating van leden of waarnemers door de Raad. Wijzigingen in de lijst van leden en waarnemers van Euro-Argo ERIC vergen geen formele wijziging van de statuten. |
Artikel 6
Leden
1. |
De leden zijn staten en intergouvernementele organisaties. Zij kunnen, met het oog op de uitoefening van bepaalde rechten en de uitvoering van bepaalde verplichtingen als lid van Euro-Argo ERIC, worden vertegenwoordigd door één of meer publieke entiteiten, met inbegrip van regio's of particuliere instanties die een openbare dienst verlenen. Elk lid spreekt met één stem. |
2. |
Een lid stelt de Raad in kennis van de aanstelling van een entiteit die hem vertegenwoordigt, alsook van de rechten die de entiteit heeft of de verplichtingen die zij op zich zal nemen. Het lid stelt de Raad onmiddellijk in kennis van eventuele wijzigingen. |
Artikel 7
Waarnemers
1. |
De waarnemers zijn staten en intergouvernementele organisaties. Zij kunnen, met het oog op de uitoefening van bepaalde rechten en de uitvoering van bepaalde verplichtingen als waarnemer van Euro-Argo ERIC, worden vertegenwoordigd door één of meer publieke entiteiten, met inbegrip van regio's of particuliere instanties die een openbare dienst verlenen. |
2. |
Een waarnemer stelt de Raad in kennis van de aanstelling van een entiteit die hem vertegenwoordigt, alsook van de rechten die de entiteit heeft of de verplichtingen die zij op zich zal nemen. De waarnemer stelt de Raad onmiddellijk in kennis van eventuele wijzigingen. |
3. |
Waarnemers mogen alle vergaderingen van Euro-Argo ERIC bijwonen, maar hebben geen stemrecht. |
4. |
Waarnemers mogen deelnemen aan en bijdragen aan Euro-Argo ERIC. Zij hebben toegang tot en de steun van de diensten en expertise van Euro-Argo ERIC. |
5. |
Lidstaten, geassocieerde landen, derde landen en intergouvernementele organisatie die willen worden toegelaten als waarnemer sluiten zich aan bij de statuten door het sluiten van een schriftelijke toetredingsovereenkomst. |
6. |
Waarnemers worden toegelaten en uitgesloten bij besluit van de Raad. |
7. |
Een waarnemer kan zich aan het eind van elk boekjaar, zoals omschreven in artikel 20, uit Euro-Argo ERIC terugtrekken door dat ten minste één jaar vóór de datum van de voorgenomen terugtrekking schriftelijk te melden aan de programmabeheerder. De Raad registreert formeel de terugtrekking en de gevolgen daarvan voor Euro-Argo ERIC. |
Artikel 8
Toelating van een lid
Leden van Euro-Argo ERIC moeten lidstaten van de Europese Unie, niet-lidstaten van de Europese Unie (geassocieerde of derde landen) of intergouvernementele organisaties zijn, en tot de leden behoren te allen tijde ten minste één lidstaat van de Europese Unie en twee andere landen die lidstaten of geassocieerde landen zijn. Lidstaten, geassocieerde of derde landen of intergouvernementele organisatie die willen worden toegelaten als lid sluiten zich aan bij de statuten door het sluiten van een schriftelijke toetredingsovereenkomst. Nieuwe leden worden toegelaten bij besluit van de Raad.
Artikel 9
Terugtrekking van een lid
1. |
Na een periode van vier jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van de statuten kan een lid van Euro-Argo ERIC de programmabeheerder schriftelijk meedelen dat het zich uit Euro-Argo ERIC wil terugtrekken. De datum van de terugtrekking moet samenvallen met het eind van een boekjaar, zoals omschreven in artikel 20, en de programmabeheerder moet de schriftelijke mededeling ten minste één jaar vóór de datum van de voorgenomen terugtrekking ontvangen. |
2. |
De Raad registreert formeel de terugtrekking en de gevolgen daarvan voor Euro-Argo ERIC. |
3. |
De Raad bepaalt op welke bedragen het lid bij zijn terugtrekking eventueel recht heeft. Indien het lid daar recht op heeft, bepaalt de Raad de waarde van de rechten en verplichtingen van het lid, rekening houdend met de activa en passiva van Euro-Argo ERIC op de datum waarop het lid ophoudt deel uit te maken van Euro-Argo ERIC. |
4. |
Het bedrag waarop het lid op het tijdstip van terugtrekking recht heeft, mag in geen geval groter zijn dan de bijdrage van het lid in de voorgaande vijf jaar, met uitzondering van zijn contributie. |
5. |
Een lid dat zich uit Euro-Argo ERIC terugtrekt, kan geen aanspraak maken op bedragen ter zake van contributies en goodwill. |
Artikel 10
Uitsluiting van een lid
1. |
Een lid van Euro-Argo ERIC kan worden uitgesloten indien het zijn verplichtingen uit hoofde van de statuten niet nakomt, of een ernstige verstoring van de werking van Euro-Argo ERIC, zoals bepaald door de Raad, veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. Een besluit tot uitsluiting van een lid wordt genomen door de Raad, nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld om op het voorgestelde besluit te reageren en zijn standpunt aan de Raad uiteen te zetten. |
2. |
De Raad bepaalt overeenkomstig artikel 9 waarop het lid recht heeft tot de datum waarop het ophoudt deel uit te maken van Euro-Argo ERIC. |
HOOFDSTUK 3
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE LEDEN
Artikel 11
Stemrechten
1. |
Onverminderd lid 2 heeft elk lid ten minste zes stemmen. Elk lid heeft één extra stem voor elke boei die door of namens hem is aangeschaft en uitgezet in een periode van drie kalenderjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de vergadering wordt gehouden, ongeacht het lidmaatschap van Euro-Argo ERIC. Het aantal boeien wordt bepaald aan de hand van officiële kennisgevingen van het Argo-informatiecentrum van de IOC en omvat de tijdens de drie boekjaren vóór de oprichting van Euro-Argo ERIC aangeschafte en uitgezette boeien. Tijdens de eerste drie boekjaren van de werking van Euro-Argo ERIC omvat de periode van drie jaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de vergadering wordt gehouden, kalenderjaren vóór de oprichting van Euro-Argo ERIC. |
2. |
De lidstaten of geassocieerde landen hebben samen de meerderheid van de stemrechten in de Raad. De Raad stelt de wijzigingen van de stemrechten vast die nodig zijn om te waarborgen dat Euro-Argo ERIC aan deze eis voldoet. |
Artikel 12
Bijdragen
1. |
De middelen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van Euro-Argo ERIC te verwezenlijken en te zorgen voor de duurzaamheid van Euro-Argo ERIC worden door de leden en waarnemers geleverd overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de besluiten van de Raad. De bijdragen voor de eerste vijf jaar van Euro-Argo ERIC na de inwerkingtreding van de statuten zijn vastgelegd in een technische en wetenschappelijke beschrijving van Euro-Argo ERIC die aan deze statuten wordt gehecht maar er geen integrerend deel van uitmaakt. |
2. |
De Raad neemt jaarlijks een besluit over de minimumbijdrage die twee jaar later zal worden geëist van de leden en waarnemers (d.w.z. besluiten genomen in jaar n gelden voor jaar n+2). Alle bijdragen worden betaald in euro. |
3. |
De bijdragen van de leden en waarnemers die verband houden met de exploitatiekosten zijn niet onderworpen aan de btw. |
4. |
Indien de Raad vaststelt dat er een langdurige en aanzienlijke wanverhouding bestaat tussen het proportionele gebruik dat van de faciliteit wordt gemaakt door de wetenschappelijke gemeenschap van een lid en de bijdrage van dat lid, mag de Raad dat gebruik beperken, tenzij het lid instemt met een passende aanpassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdrage. |
Artikel 13
Aansprakelijkheid van de leden
1. |
De aansprakelijkheid van de leden voor de schulden en verplichtingen van Euro-Argo ERIC, van welke aard ook, is beperkt tot de jaarlijkse bijdrage van elk individueel lid. |
2. |
Euro-Argo ERIC neemt en handhaaft afdoende verzekeringen ter dekking van de risico's die voortvloeien uit de exploitatie van Euro-Argo ERIC. |
HOOFDSTUK 4
BESTUUR EN BEHEER VAN Euro-Argo ERIC
Artikel 14
Bestuur
De bestuursstructuur van Euro-Argo ERIC bestaat uit de volgende organen met de onder a) tot en met d) bedoelde bevoegdheden:
a) |
de Raad als het orgaan met uiteindelijke beslissingsbevoegdheid; |
b) |
de Raad van bestuur die toezicht uitoefent op de werking van Euro-Argo ERIC en ervoor zorgt dat het functioneert en zich ontwikkelt overeenkomstig de door de Raad vastgestelde strategie en de eisen van de gemeenschappen van onderzoekers en exploitanten; |
c) |
de door de Raad benoemde programmabeheerder als directeur en juridisch vertegenwoordiger van Euro-Argo ERIC, en |
d) |
de wetenschappelijke en technische adviesgroep (STAG) die de Raad van advies dient over wetenschappelijke en technische aangelegenheden. |
Artikel 15
De Raad
1. |
De Raad is het enige orgaan van Euro-Argo ERIC dat de bevoegdheid heeft Euro-Argo ERIC op te heffen. |
2. |
De Raad definieert de algemene strategie van Euro-Argo ERIC en de evolutie daarvan. Hij onderzoekt het jaarwerkplan en de voorstellen van de raad van bestuur over de toewijzing van middelen afkomstig van de Europese Unie en van leden, waarnemers en derden, en keurt die goed. Hij neemt alle besluiten betreffende grote investeringen, zoals gebouwen en grote apparatuur op Europees niveau. Hij beslist over vacatures of de aanwijzing van gedetacheerd personeel voor het programmabureau. |
3. |
De Raad besluit over het lidmaatschap van Euro-Argo ERIC, met inbegrip van de toelating van leden en de terugtrekking of uitsluiting van leden. |
4. |
De Raad benoemt de programmabeheerder op voorstel van de raad van bestuur. |
5. |
Op voorstel van de raad van bestuur benoemt de Raad de leden van de wetenschappelijke en technische adviesgroep (STAG) en stelt hij het mandaat voor de werkzaamheden ervan vast. |
6. |
Belangrijke belanghebbenden kunnen door de voorzitter van de Raad worden uitgenodigd op de vergaderingen. |
7. |
Elk lid wordt vertegenwoordigd door één afgevaardigde. Waarnemers mogen deelnemen aan vergaderingen van de Raad en worden daar vertegenwoordigd door één afgevaardigde. Elke afgevaardigde kan zich doen vergezellen door deskundigen. |
8. |
De Raad kiest met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden uit zijn midden een voorzitter voor een periode van drie jaar, die eenmaal met drie jaar kan worden verlengd. De vicevoorzitter van de Raad wordt met gekwalificeerde meerderheid verkozen om in geval van afwezigheid van de voorzitter diens taken uit te voeren. |
9. |
De Raad besluit in de volgende gevallen met eenvoudige meerderheid, gekwalificeerde meerderheid of eenparigheid van stemmen:
|
10. |
De leden stemmen ermee in dat zij gebonden zijn aan de bepalingen van de interne werkprocedures betreffende het stemmen bij volmacht, de vertegenwoordiging op vergaderingen en quorumvereisten. |
11. |
De Raad wordt door de voorzitter gewoonlijk eenmaal per jaar bijeengeroepen op de plaats waar Euro-Argo ERIC is geregistreerd, of op een andere door hem bepaalde plaats. |
12. |
De Raad vergadert uiterlijk twee maanden nadat de jaarrekening van het vorige boekjaar aan de leden is toegezonden. |
13. |
Indien nodig kan de voorzitter buitengewone vergaderingen beleggen op een ander tijdstip, of indien hij een schriftelijk verzoek daartoe ontvangt van de programmabeheerder of van ten minste een derde van de leden. |
14. |
De leden stemmen ermee in dat zij gebonden zijn aan de bepalingen van de interne werkprocedures betreffende de bijeenroeping en de organisatie van vergaderingen, de agenda, de notulen en andere aangelegenheden. |
Artikel 16
Raad van bestuur
1. |
De raad van bestuur oefent toezicht uit op de werking van Euro-Argo ERIC en zorgt ervoor dat het functioneert en zich ontwikkelt overeenkomstig de door de Raad vastgestelde strategie en de eisen van de gemeenschappen van onderzoekers en exploitanten. |
2. |
De raad van bestuur bekrachtigt het door de programmabeheerder opgestelde jaarwerkplan en legt dit ter goedkeuring voor aan de Raad. Hij bereidt voorstellen voor inzake de jaarlijkse begroting en de verdeling van de middelen afkomstig van de Europese Unie en van fondsen of contributies van leden, waarnemers en derden, en legt deze voor aan de Raad. |
3. |
De Raad van bestuur bekrachtigt alle nodige acties van de programmabeheerder met betrekking tot de uitvoering van het jaarwerkplan, de werking van Euro-Argo ERIC, met name de strategie inzake de aanschaf en het uitzetten van boeien, de betrekkingen met het internationale Argo-programma en de desbetreffende Europese instellingen. |
4. |
De raad van bestuur bestaat uit door de leden aangewezen afgevaardigden. Elk lid mag één afgevaardigde en één plaatsvervanger aanwijzen. |
5. |
De programmabeheerder en de voorzitter van de STAG mogen met raadgevende stem deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur. |
6. |
Waarnemers mogen deelnemen aan of vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur, maar hebben geen stemrecht. |
7. |
Deskundigen en andere personen met bijzondere kwalificaties op gebieden die zullen worden besproken, kunnen worden uitgenodigd door de voorzitter, maar hebben geen stemrecht. |
8. |
De raad van bestuur kiest met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden uit zijn midden een voorzitter voor een periode van drie jaar, die eenmaal met drie jaar kan worden verlengd. De vicevoorzitter wordt met gekwalificeerde meerderheid van de raad van bestuur verkozen om in geval van afwezigheid van de voorzitter diens taken uit te voeren. |
9. |
Elk lid heeft de in artikel 11 omschreven stemrechten. |
10. |
De leden zijn gebonden aan de bepalingen van de interne werkprocedures betreffende het stemmen bij volmacht, de vertegenwoordiging op vergaderingen en quorumvereisten. |
11. |
De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter gewoonlijk eenmaal per jaar bijeengeroepen op de plaats waar Euro-Argo ERIC is geregistreerd, of op een andere door hem bepaalde plaats. |
12. |
Indien nodig kan de voorzitter buitengewone vergaderingen beleggen op een ander tijdstip, of op verzoek van de programmabeheerder of van ten minste een derde van de leden. |
13. |
De raad van bestuur vergadert uiterlijk twee maanden nadat de jaarrekening van het vorige boekjaar aan de leden is toegezonden. |
14. |
De leden zijn gebonden aan de bepalingen van de interne werkprocedures betreffende de bijeenroeping en de organisatie van vergaderingen, de agenda, de notulen en andere aangelegenheden. |
Artikel 17
Programmabeheerder
1. |
De programmabeheerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten en programma's die zijn bekrachtigd door de raad van bestuur en zijn goedgekeurd door de Raad. De programmabeheerder wordt benoemd door en is verantwoording verschuldigd aan de Raad. |
2. |
De programmabeheerder neemt alle nodige maatregelen voor de uitvoering van het jaarwerkplan en voor het dagelijks bestuur en beheer van Euro-Argo ERIC. Dit betreft met name:
|
3. |
De programmabeheerder vertegenwoordigt Euro-Argo ERIC in de bestuursstructuur van de internationale Argo (International Argo Steering Team), zonder dat dit nationale vertegenwoordiging van de leden uitsluit. |
4. |
De programmabeheerder kan namens Euro-Argo ERIC juridisch bindende contracten en overeenkomsten sluiten met derden. |
5. |
De programmabeheerder assisteert de voorzitter van de raad van bestuur bij de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur. |
6. |
Een programmabureau wordt opgericht om de programmabeheerder bij te staan en het dagelijks beheer van Euro-Argo ERIC te ondersteunen, met inbegrip van maar niet uitsluitend de archivering van post en correspondentie, de archivering van documenten, het regelen van reizen, de organisatie van vergaderingen, de voorbereiding van verslagen en financiële documenten. |
Artikel 18
Wetenschappelijke en technische adviesgroep (STAG)
1. |
De STAG, die optreedt als raadgevend orgaan dat bestaat uit onafhankelijke deskundigen, wordt opgericht om de Raad te adviseren over alle wetenschappelijke en technische aangelegenheden die relevant zijn voor de werking (met inbegrip van gegevensbeheer en instrumentatie), de ontwikkeling en de evolutie van Euro-Argo ERIC, en de toegang tot zijn gegevens door gebruikers voor onderzoek en exploitatie. De raad van bestuur kan de STAG via de Raad verzoeken aangelegenheden die hij dient te behandelen, in overweging ter nemen en daarover aanbevelingen te doen. Het door de raad van bestuur voorgestelde en door de Raad goedgekeurde mandaat van de STAG wordt opgenomen in de interne werkprocedures. |
2. |
De STAG doet aanbevelingen aan de Raad over wetenschappelijke en technische aspecten en de richting van Euro-Argo ERIC, rekening houdend met de Europese en internationale context. |
HOOFDSTUK 5
FINANCIËN
Artikel 19
Middelen
De middelen van Euro-Argo ERIC worden door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 15, lid 2, en kunnen bestaan uit:
a) |
jaarlijkse contributies van de leden en waarnemers; |
b) |
aanvullende bijdragen van de leden of waarnemers; |
c) |
vergoedingen voor diensten die Euro-Argo ERIC verleent aan derden en royalty's en inkomsten uit de exploitatie door derden van intellectuele-eigendomsrechten van en/of in licentie gegeven door Euro-Argo ERIC; |
d) |
subsidies voor specifieke activiteiten van Euro-Argo ERIC overeenkomstig titel VI van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1); |
e) |
andere subsidies, en |
f) |
extra middelen in natura of in contanten binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Raad zijn goedgekeurd. |
Artikel 20
Begrotingsbeginselen, boekhouding en controles
1. |
Het boekjaar van Euro-Argo ERIC begint op 1 januari en eindigt op 31 december van elk jaar („boekjaar”). |
2. |
Alle inkomsten en uitgaven van Euro-Argo ERIC worden weergegeven in schattingen die voor elk boekjaar worden opgesteld, en worden opgenomen in de begroting. |
3. |
Euro-Argo ERIC boekt de kosten en ontvangsten van zijn beperkte economische activiteiten afzonderlijk en vraagt daarvoor marktprijzen dan wel, wanneer deze niet kunnen worden vastgesteld, de volledige kosten plus een redelijke marge. |
4. |
De Raad zorgt ervoor dat de bijdragen worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. |
5. |
De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel. |
6. |
De rekeningen van Euro-Argo ERIC gaan vergezeld van een verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het vorige boekjaar. |
7. |
Wat de opstelling, neerlegging, controle en openbaarmaking van de rekeningen betreft, is Euro-Argo ERIC onderworpen aan de voorschriften van de wet- en regelgeving van het gastland. |
Artikel 21
Belastingen
Vrijstelling van btw op basis van artikel 143, lid 1, onder g), en artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (2) geldt voor aankopen die Euro-Argo ERIC verricht voor zijn niet-economische activiteiten, maar niet voor zijn economische activiteiten. De btw-vrijstelling wordt toegepast voor aankopen voor de wetenschappelijke, technische en administratieve werkzaamheden die Euro-Argo ERIC overeenkomstig zijn doelstellingen verricht. Dit omvat uitgaven voor de huisvesting van Euro-Argo ERIC voor officiële doeleinden en uitgaven voor conferenties, workshops en vergaderingen die door Euro-Argo ERIC worden gehouden en direct verband houden met zijn niet-economische activiteiten. Reis- en verblijfkosten vallen echter niet onder de btw-vrijstelling, en aankopen van minder dan 300 EUR komen niet voor btw-vrijstelling in aanmerking.
HOOFDSTUK 6
BETREKKINGEN MET DE EUROPESE COMMISSIE
Artikel 22
Verslaglegging aan de Commissie
1. |
Euro-Argo ERIC stelt een jaarlijks activiteitenverslag op betreffende met name de wetenschappelijke, operationele en financiële aspecten van zijn activiteiten. Het wordt goedgekeurd door de Raad en binnen zes maanden na afloop van het desbetreffende boekjaar ingediend bij de Europese Commissie en de betrokken overheden. Dit verslag wordt openbaar gemaakt. |
2. |
Euro-Argo ERIC en de betrokken lidstaten stellen de Europese Commissie in kennis van elke omstandigheid die de goede uitvoering van de taak van Euro-Argo ERIC ernstig in gevaar dreigt te brengen of die zijn vermogen om de in het kader van de verordening vastgestelde voorwaarden na te leven dreigt te beperken. |
3. |
Indien Euro-Argo ERIC op enig moment tijdens zijn bestaan niet in staat is zijn schulden te betalen, stelt het de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis. |
Artikel 23
Wijziging van de statuten
1. |
De Raad beslist over voorstellen tot wijziging van de statuten. |
2. |
Overeenkomstig de procedure van artikel 11 van de verordening legt de Raad elke voorgestelde wijziging van de statuten voor aan de Europese Commissie. |
3. |
De statuten zijn te allen tijde in overeenstemming met de verordening en alle andere toepasselijke bepalingen van het recht van de Europese Unie. |
HOOFDSTUK 7
BELEID
Artikel 24
Intellectuele-eigendomsrechten
1. |
Alle intellectuele-eigendomsrechten die door Euro-Argo ERIC in het kader van zijn werkzaamheden worden gecreëerd, afgeleid, verkregen of ontwikkeld, zijn eigendom van Euro-Argo ERIC. |
2. |
Afhankelijk van de bepalingen van tussen Euro-Argo ERIC en leden of waarnemers of vertegenwoordigende entiteiten van leden of waarnemers gesloten overeenkomsten of onderaannemingsovereenkomsten zijn alle intellectuele-eigendomsrechten die worden gecreëerd, afgeleid, verkregen of ontwikkeld door een lid of waarnemer of vertegenwoordigende entiteit eigendom van dat lid of die waarnemer of vertegenwoordigende entiteit. |
3. |
Euro-Argo ERIC verleent de leden een eeuwigdurend, onherroepelijk, niet-exclusief en kosteloos en volgestort wereldwijd recht en licentie om eventuele intellectuele-eigendomsrechten van Euro-Argo ERIC voor de volledige duur van die rechten te gebruiken, te publiceren, te ontwikkelen, te kopiëren of aan te passen voor alle doeleinden; dit recht en die licentie omvatten het recht om sublicenties te verlenen of een van of al die rechten anderszins aan een derde over te dragen. |
4. |
De intellectuele-eigendomsrechten van Euro-Argo ERIC worden geïdentificeerd, beschermd, beheerd en gehandhaafd door de programmabeheerder. |
5. |
Wat vraagstukken inzake intellectuele eigendom betreft, worden de betrekkingen tussen de leden beheerst door het nationale recht van de leden en door de internationale overeenkomsten waarbij de leden partij zijn. |
Artikel 25
Beleid inzake gegevens en toegang voor gebruikers
1. |
Overeenkomstig het beleid inzake gegevens van de internationale Argo zijn de gegevens van Euro-Argo ERIC vrij toegankelijk voor elke persoon of instantie. |
2. |
Instanties in de lidstaten doen redelijke inspanningen om bezoekende wetenschappers, ingenieurs en technici in hun laboratoria te ontvangen met het oog op samenwerking met degenen die direct betrokken zijn bij de werkzaamheden van Euro-Argo ERIC. |
Artikel 26
Beleid inzake wetenschappelijke evaluatie
1. |
De STAG is verantwoordelijk voor de wetenschappelijke evaluatie van de jaarlijkse werkzaamheden. |
2. |
De werkzaamheden en het functioneren van Euro-Argo ERIC worden om de vijf jaar getoetst door de STAG, die daar andere onafhankelijke deskundigen bij kan betrekken en die verslag uitbrengt aan de Raad. |
Artikel 27
Beleid inzake verspreiding
1. |
De gegevens worden verspreid volgens de „vraagmethode”, dat wil zeggen door het downloaden vanaf de websites van de datacentra; of volgens de „aanbodmethode”, waarbij regelmatig gegevensbestanden worden verstrekt aan het Global Telecommunication System (GTS) van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO), de internationale Argo-datacentra, het Europese mariene observatie- en datanetwerk (EMODnet), de mariene dienst van Copernicus en specifieke gebruikers die daarom verzoeken. |
2. |
Alle gebruikers worden aangemoedigd hun resultaten te publiceren in door vakgenoten getoetste wetenschappelijke literatuur, lezingen te houden tijdens wetenschappelijke congressen, en te publiceren in andere media die zich richten tot een groter publiek, met inbegrip van maar niet uitsluitend het grote publiek, de pers, burgergroepen en het onderwijs. |
3. |
De programmabeheerder van Euro-Argo ERIC ontwikkelt een communicatieplan voor verschillende doelgroepen. |
4. |
Het gebruik en het verzamelen van de gegevens van Euro-Argo ERIC valt onder de nationale en Uniewetgeving inzake gegevensbescherming. |
Artikel 28
Personeelsbeleid
Het personeelsbeleid wordt beheerst door het recht van de staat waar Euro-Argo ERIC zijn statutaire zetel heeft. Aanwerving en tewerkstelling geschieden op een strikt non-discriminerende basis.
Artikel 29
Aankoopbeleid
1. |
Het aankoopbeleid van Euro-Argo ERIC is transparant en niet-discriminerend en staat open voor concurrentie. |
2. |
Het aankoopbeleid wordt nauwkeurig omschreven in de interne werkprocedures die zijn goedgekeurd door de Raad. |
HOOFDSTUK 8
DUUR, ONTBINDING, GESCHILLEN
Artikel 30
Duur
Euro-Argo ERIC wordt opgericht voor een eerste periode die eindigt op 31 december 2020; de Raad beslist of het na die datum blijft voortbestaan.
Artikel 31
Ontbinding
1. |
De Raad kan te allen tijde besluiten Euro-Argo ERIC op te heffen en te ontbinden of diens werkzaamheden over te dragen aan een andere rechtspersoon. |
2. |
Onverwijld en uiterlijk tien dagen na de vaststelling van het ontbindingsbesluit door de Raad, stelt Euro-Argo ERIC de Europese Commissie van dat besluit in kennis. De Europese Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. |
3. |
Onverwijld en uiterlijk tien dagen na afsluiting van de ontbindingsprocedure stelt Euro-Argo ERIC de Europese Commissie van die afsluiting in kennis. De Europese Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. |
4. |
Indien Euro-Argo ERIC op enig moment niet in staat is zijn schulden te betalen, stelt het de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Europese Commissie publiceert een passende kennisgeving in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. |
5. |
Alle activa en passiva die na betaling van de schulden van Euro-Argo ERIC resteren, worden over de leden verdeeld naar rato van hun stemrechten op de datum van ontbinding. |
6. |
Onverminderd het bepaalde in artikel 13 verbinden de leden zich ertoe de ontmanteling van Euro-Argo ERIC te regelen en de desbetreffende kosten te financieren in verhouding tot hun stemrechten op de datum van ontbinding. |
7. |
Euro-Argo ERIC houdt op te bestaan op de dag van bekendmaking door de Europese Commissie van de passende kennisgeving daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
Artikel 32
Taal
1. |
De werktaal van Euro-Argo ERIC is het Engels. |
2. |
Indien nodig wordt een officiële taal van het gastland van Euro-Argo ERIC gebruikt voor de betrekkingen met de autoriteiten van het gastland. |
3. |
De teksten in het Engels, in het Frans en in alle andere officiële talen van de Europese Unie van deze statuten worden authentiek geacht. Geen enkele taalversie heeft voorrang. |
Artikel 33
Toepasselijk recht
Euro-Argo ERIC is achtereenvolgens onderworpen aan:
a) |
het recht van de Europese Unie, in het bijzonder de ERIC-Verordening (EG) nr. 723/2009; |
b) |
het recht van het gastland voor aangelegenheden die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door het recht van de Europese Unie; |
c) |
deze statuten, die zijn vastgesteld overeenkomstig de hierboven genoemde rechtsbronnen, en |
d) |
de uitvoeringsvoorschriften, die in overeenstemming zijn met de statuten. |
Artikel 34
Geschillen
1. |
Tenzij in andere artikelen van de statuten anders is bepaald, komt de Raad in geval van een geschil of verschil van mening tussen de leden dat voortvloeit uit of verband houdt met de statuten, met inbegrip van de werking of de prestaties van Euro-Argo ERIC of de nakoming door de leden van hun verplichtingen uit hoofde van de statuten, zodra dit redelijkerwijze mogelijk is bijeen om te goeder trouw overleg te plegen en te proberen het geschil op te lossen. |
2. |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor Euro-Argo ERIC betreffende geschillen tussen de leden en voor geschillen tussen de leden en Euro-Argo ERIC, alsook voor alle geschillen waarbij de Unie partij is. |
3. |
Voor geschillen die niet onder de wetgeving van de Europese Unie vallen, wordt overeenkomstig het recht van de staat waar Euro-Argo ERIC zijn statutaire zetel heeft, bepaald welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van het geschil in kwestie. |
Artikel 35
Geconsolideerde versie van de statuten
Deze statuten worden bijgewerkt en worden ter beschikking gesteld van het publiek op de website van Euro-Argo ERIC en op zijn statutaire zetel. Iedere wijziging van de statuten wordt duidelijk aangegeven met een toelichting waarin wordt vermeld of de wijziging een essentieel of niet-essentieel onderdeel van de statuten betreft overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 723/2009 en welke procedure is gevolgd voor de goedkeuring ervan.
Bijlage — Lijst van leden en waarnemers
De leden en de hen vertegenwoordigende entiteiten zijn:
1. |
De Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door het Bundesamt für Seeschifffahrt und Hydrographie (Federaal Agentschap voor zeevaart en hydrografie; hierna „BSH”), met zetel te Bernhard-Nocht-Strasse 78, 20359 Hamburg, Duitsland; |
2. |
De Helleense Republiek, vertegenwoordigd door het Griekse Centrum voor marien onderzoek, met zetel te 46,7 km Athens-Sounio Ave. PO Box 712 Anavyssos, Attica GR-190 13, Griekenland; |
3. |
De Franse Republiek, vertegenwoordigd door het Institut Français de Recherche pour l'Exploitation de la Mer (Frans onderzoeksinstituut voor de exploitatie van de zee; Ifremer), met zetel te 155, rue Jean Jacques Rousseau, 92138 Issy-les-Moulineaux, Frankrijk; |
4. |
De Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door het Istituto Nazionale di Oceanografia e di Geofisica Sperimentale (Nationaal Instituut voor oceanografie en experimentele geofysica; OGS), met zetel te Borgo Grotta Gigante, 42/c 34010 Sgonico (Trieste), Italië; |
5. |
Het Koninkrijk der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), met zetel te Wilhelminalaan 10, 3732 GK De Bilt, Nederland; |
6. |
De Republiek Finland, vertegenwoordigd door het ministerie van Vervoer en Communicatie, met zetel te P.O. Box 31, FI-00023 Valtioneuvosto, Finland; |
7. |
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt vertegenwoordigd door de Met Office, voor en namens de staatssecretaris van het ministerie van Bedrijfsleven, Innovatie en Vaardigheden van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, met hoofdzetel te Fitzroy Road, Exeter EX1 3PB, Verenigd Koninkrijk. |
De waarnemers en de hen vertegenwoordigende entiteiten zijn:
1. |
Het Koninkrijk Noorwegen, vertegenwoordigd door het Instituut voor marien onderzoek (IMR), met zetel te Nordnesgaten 50, 5005 Bergen, Noorwegen; |
2. |
De Republiek Polen, vertegenwoordigd door het ministerie van Wetenschappen en Hoger Onderwijs, 20 Hoża Street 1/3 Wspólna Street 00-529 Warschau, Polen. |
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Raad |
de Raad bestaat uit de leden of één (1) naar behoren aangewezen vertegenwoordigende entiteit of afgevaardigde voor elk lid. |
Gekwalificeerde meerderheid |
een besluit kan slechts worden goedgekeurd indien 2/3 van de aanwezigen voor stemmen en zij 2/3 van de stemrechten vertegenwoordigen. |
EEA |
Europees Milieuagentschap |
ERIC |
Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur, als omschreven in de verordening. |
Euro-Argo ERIC |
de rechtspersoon waarop de ERIC-statuten betrekking hebben; opgericht om het Euro-Argo-programma te coördineren. |
Euro-Argo-infrastructuur |
de Europese voorzieningen die bijdragen aan het Euro-Argo-programma. |
Euro-Argo-programma |
de werkzaamheden van de leden en waarnemers overeenkomstig de doelstellingen van Argo en de besluiten en programma's die zijn bekrachtigd door de raad van bestuur en goedgekeurd door de Raad van Euro-Argo ERIC. |
GMES/Copernicus |
Global Monitoring for Environment and Security (Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid), een programma van de EU. |
Intellectuele-eigendomsrechten |
alle octrooien, rechten op uitvindingen, gebruiksmodellen, auteursrechten en naburige rechten, handelsmerken, dienstmerken, handels-, bedrijfs- en domeinnamen, rechten op de aanbiedingsvorm, recht op goodwill of het recht een vordering wegens misbruik in te stellen, rechten op basis van oneerlijke concurrentie, rechten op tekeningen en modellen, rechten op computersoftware, databankrechten, topografierechten, morele rechten, rechten inzake vertrouwelijke informatie (inclusief knowhow en zakengeheimen) en alle andere intellectuele-eigendomsrechten, ongeacht of zij geregistreerd zijn en met inbegrip van alle aanvragen voor en verlengingen of uitbreidingen van dergelijke rechten, en alle soortgelijke of gelijkwaardige rechten of vormen van bescherming overal ter wereld. |
Interne werkprocedures |
een door de Raad goedgekeurd document dat de interne werkingsregels van Euro-Argo ERIC bevat. |
Raad van bestuur |
de door de Raad benoemde raad die verantwoordelijk is voor het toezicht op de werking van Euro-Argo ERIC. |
Lidstaten |
lidstaten van de Europese Unie. |
Leden |
leden van Euro-Argo ERIC onder de voorwaarden van artikel 6. |
Waarnemers |
waarnemers van Euro-Argo ERIC onder de voorwaarden van artikel 7. |
Programmabeheerder |
de persoon bij Euro-Argo ERIC die door de Raad is aangewezen en die verantwoordelijk is voor de goede voorbereiding en uitvoering van de besluiten en programma's die zijn bekrachtigd door de raad van bestuur en goedgekeurd door de Raad, als omschreven in artikel 15. |
Programmabureau |
het bureau dat is opgericht om de programmabeheerder bij te staan en het dagelijks beheer van Euro-Argo ERIC te ondersteunen. |
Verordening |
Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1). |
Gewone meerderheid |
meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigde leden. |
STAG |
de wetenschappelijke en technische adviesgroep van Euro-Argo ERIC. Zij formuleert aanbevelingen met betrekking tot de wetenschappelijke en technische aspecten en de richting van Euro-Argo ERIC. |
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/51 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 7 mei 2014
tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem (VIS) in een twaalfde, een dertiende, een veertiende en een vijftiende regio beginnen
(2014/262/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (1), en met name artikel 48, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2013/493/EU van de Commissie (2) bestaat de twaalfde regio waar voor alle aanvragen met het verzamelen en overdragen van gegevens aan het Visuminformatiesysteem moet worden begonnen uit Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama; de dertiende regio uit Canada, Mexico en de Verenigde Staten; de veertiende regio uit Antigua en Barbuda, de Bahama's, Barbados, Belize, Cuba, Dominica, de Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname, en Trinidad en Tobago; en de vijftiende regio uit Australië, Fiji, Kiribati, de Marshalleilanden, Micronesia, Nauru, Nieuw-Zeeland, Palau, Papoea-Nieuw-Guinea, Samoa, de Salomonseilanden, Oost-Timor, Tonga, Tuvalu en Vanuatu. |
(2) |
De lidstaten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij de nodige technische en wettelijke regelingen hebben getroffen om de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 767/2008 bedoelde gegevens te verzamelen en aan het VIS toe te zenden voor alle aanvragen in deze regio's, met inbegrip van regelingen voor het verzamelen en/of verzenden van gegevens namens een andere lidstaat. |
(3) |
Nu aan de voorwaarde van de eerste zin van artikel 48, lid 3, van Verordening (EG) nr. 767/2008 is voldaan, dient de datum te worden vastgesteld waarop de werkzaamheden van het VIS in de twaalfde, de dertiende, de veertiende en de vijftiende regio beginnen. |
(4) |
Omdat het wenselijk is dat de werkzaamheden van het VIS zo snel mogelijk van start gaan, dient dit besluit in werking te treden op de datum waarop het in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. |
(5) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 767/2008 voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, meegedeeld dat het Verordening (EG) nr. 767/2008 in zijn nationale wetgeving ten uitvoer heeft gelegd. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren. |
(6) |
Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk. |
(7) |
Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland. |
(8) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6). |
(9) |
Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8). |
(10) |
Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10). |
(11) |
Wat Cyprus betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003. |
(12) |
Wat Bulgarije en Roemenië betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005. |
(13) |
Wat Kroatië betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Visuminformatiesysteem begint op 15 mei 2014 zijn werkzaamheden in de twaalfde, de dertiende, de veertiende en de vijftiende regio zoals vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2013/493/EU.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 7 mei 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.
(2) Uitvoeringsbesluit 2013/493/EU van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de derde en laatste reeks regio's waar de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem (VIS) beginnen (PB L 268 van 10.10.2013, blz. 13).
(3) Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
(4) Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(5) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(6) Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(7) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(8) Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(9) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(10) Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
Rectificaties
9.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 136/54 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 355/2014 van de Commissie van 8 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft
( Publicatieblad van de Europese Unie L 106 van 9 april 2014 )
Op bladzijde 17 wordt in de bijlage punt 1) vervangen door:
„1) |
In de tekst met betrekking tot „Abcert AG” wordt punt 3 vervangen door:
|