ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 113

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
16 april 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2014/218/EU

 

*

Besluit van de Raad van 9 april 2014 tot wijziging van bijlagen I, II en III bij Besluit 2011/432/EU betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 388/2014 van de Commissie van 10 april 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

17

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 389/2014 van de Commissie van 15 april 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

19

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2014/219/GBVB van de Raad van 15 april 2014 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali)

21

 

*

Besluit 2014/220/GBVB van de Raad van 15 april 2014 tot wijziging van Besluit 2013/34/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali)

27

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

16.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 april 2014

tot wijziging van bijlagen I, II en III bij Besluit 2011/432/EU betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden

(2014/218/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder b), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Besluit 2011/432/EU van de Raad (2) bevat de verklaringen die de Unie moet maken op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 63 van dat verdrag.

(2)

Bijlage II bij Besluit 2011/432/EU vermeldt het voorbehoud dat de Unie moet maken op het tijdstip van de goedkeuring van het verdrag, conform artikel 62 van dat verdrag.

(3)

Bijlage III bij Besluit 2011/432/EU vermeldt de verklaringen die de Unie moet afleggen op het tijdstip van de goedkeuring van het verdrag, conform artikel 63 van dat verdrag.

(4)

Het is noodzakelijk om de bijlagen I, II en III bij Besluit 2011/432/EU te wijzigen voordat de Unie de akte van goedkeuring van het verdrag neerlegt, als gevolg van de toetreding van Kroatië tot de Unie op 1 juli 2013 en als gevolg van de kennisgeving door enkele lidstaten van wijzigingen aan het voorbehoud en aan de verklaringen met betrekking tot die bijlagen.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit.

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/432/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.

2)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit.

3)

Bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 april 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Advies van 17 april 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2011/432/EU van de Raad van 9 juni 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 39).


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Verklaringen van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 63 van dat verdrag

A.   VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 59, LID 3, VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE BEVOEGDHEID VAN DE EUROPESE UNIE IN AANGELEGENHEDEN DIE DOOR HET VERDRAG WORDEN GEREGELD

1.

De Europese Unie verklaart dat zij bevoegdheid uitoefent in alle aangelegenheden die door het verdrag worden geregeld. Het verdrag is bindend voor de lidstaten door de goedkeuring ervan door de Europese Unie.

2.

De leden van de Europese Unie zijn het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

3.

Deze verklaring is evenwel niet van toepassing op het Koninkrijk Denemarken, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.

Deze verklaring is niet van toepassing in de gebieden van de lidstaten waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is (zie artikel 355 van dat Verdrag) en laat de besluiten of standpunten onverlet die mogelijk in het kader van het verdrag door de betrokken lidstaten namens of in het belang van die gebieden worden vastgesteld.

5.

Op de centrale autoriteiten van de verschillende lidstaten van de Europese Unie rust de taak er middels onderlinge samenwerking voor te zorgen dat het verdrag wordt toegepast. Bijgevolg dient een centrale autoriteit van een verdragsluitende staat die in contact moet treden met een centrale autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, zich rechtstreeks tot deze centrale autoriteit te wenden. Voorts zullen de lidstaten van de Europese Unie, wanneer zij dat wenselijk achten, tevens zitting nemen in alle speciale commissies die belast kunnen worden met het toezicht op de toepassing van het verdrag.

B.   VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 3, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat zij de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag zal uitbreiden tot onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Voorbehoud van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 62 van dat verdrag

De Europese Unie maakt krachtens artikel 44, lid 3, van het verdrag het volgende voorbehoud:

De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verzetten zich tegen het gebruik van het Frans in de mededelingen tussen de centrale autoriteiten.

De Franse Republiek en het Groothertogdom Luxemburg verzetten zich tegen het gebruik van het Engels in de mededelingen tussen de centrale autoriteiten.”


BIJLAGE III

„BIJLAGE III

Verklaringen van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van 's Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 63 van dat verdrag

1.   VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 11, LID 1, ONDER G), VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat in de volgende lidstaten een ander verzoek dan een verzoek in de zin van artikel 10, lid 1, onder a), en artikel 10, lid 2, onder a), van het verdrag, de voor elk van die lidstaten aangegeven informatie of stukken moet bevatten:

Het Koninkrijk België:

Voor verzoeken in de zin van artikel 10, lid 1, onder e) en f), en artikel 10, lid 2, onder b) en c), een gewaarmerkt afschrift of gewaarmerkte afschriften van de volledige tekst van de beslissing of beslissingen.

De Tsjechische Republiek:

De door de verzoeker overeenkomstig artikel 42 aan de centrale autoriteit afgegeven volmacht.

De Bondsrepubliek Duitsland:

De nationaliteit van de onderhoudsgerechtigde, zijn beroep of zijn bezigheid alsmede, in voorkomend geval, de naam en het adres van zijn wettelijke vertegenwoordiger.

De nationaliteit van de onderhoudsplichtige, zijn beroep of bezigheid, voor zover de onderhoudsgerechtigde die gegevens kent.

Bij een verzoek van een publiekrechtelijke dienstverrichter die aanspraak maakt op levensonderhoud op grond van overgegaan recht, de naam en de andere gegevens van de persoon wiens aanspraak is overgedragen.

Bij indexering van een afdwingbare aanspraak op levensonderhoud, de bijzonderheden van de berekening van de indexering, en bij een verplichting tot betaling van wettelijke interesten, de wettelijke rentevoet en het aanvangstijdstip van de verplichting.

Het Koninkrijk Spanje:

De nationaliteit van de onderhoudsgerechtigde.

De nationaliteit van de onderhoudsplichtige.

Het identiteitsnummer (identiteitskaart of paspoort) van de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige.

De Franse Republiek:

Verzoeken in de zin van artikel 10, lid 1, onder e) en f), en artikel 10, lid 2, onder b) en c), worden vergezeld van de beslissing inzake levensonderhoud waarvan de wijziging wordt gevraagd.

De Republiek Kroatië:

I.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, punt b)

1.

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een in de Republiek Kroatië als aangezochte staat gegeven of erkende beslissing moet het volgende bevatten:

nadere gegevens van het gerecht dat de beslissing heeft gegeven en de datum waarop de beslissing is gegeven,

nadere gegevens van de bankrekening van de onderhoudsgerechtigde (rekeningnummer, naam van de bank, IBAN).

2.

Indien de verzoeker minderjarig is, moet het verzoek door zijn vertegenwoordiger in rechte worden ondertekend.

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een in de Republiek Kroatië als aangezochte staat gegeven of erkende beslissing moet vergezeld gaan van de volgende stukken:

het origineel van het dwangbevel of van de oorspronkelijke beslissing van het gerecht, dan wel een gewaarmerkt afschrift van de beslissing van het gerecht met een verklaring van uitvoerbaarheid,

een gedetailleerde lijst van gevorderde achterstallige betalingen,

in gevallen waarin op een uitvoerbaar verzoek indexering van toepassing is, de methode voor het berekenen van de indexering en, indien er wettelijke rente verschuldigd is, een vermelding van de wettelijke rentevoet en de ingangsdatum voor de maandelijkse rente,

nadere gegevens van de bankrekening waarnaar de toegekende bedragen moeten worden overgemaakt,

een officiële vertaling van alle stukken in het Kroatisch door een beëdigd vertaler,

de overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag door de verzoeker aan de centrale autoriteit verleende volmacht.

II.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder c) of d)

1.

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing in de Republiek Kroatië als aangezochte staat moet het volgende bevatten:

een vermelding van het gevorderde maandelijkse levensonderhoudsbedrag,

de periode gedurende welke levensonderhoud wordt verlangd,

informatie over de persoonlijke en sociale status van de verzoeker (het kind en de ouder bij wie het kind woont),

informatie over de persoonlijke en sociale status van de onderhoudsplichtige — de ouder bij wie het kind niet woont, het aantal personen die reeds levensonderhoud ontvangen van de onderhoudsplichtige, indien die informatie beschikbaar is voor de verzoeker.

2.

Het verzoek moet persoonlijk door de verzoeker of, indien deze minderjarig is, door diens vertegenwoordiger in rechte worden ondertekend.

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing in de Republiek Kroatië als aangezochte staat moet vergezeld gaan van de volgende stukken:

bewijsstukken voor de ouder-kindrelatie; de huwelijkse staat of partnerregistratie van de verzoeker en van de onderhoudsplichtige; de geboorteakte van het kind, indien als prealabele vraag het ouderschap moet worden vastgesteld,

de echtscheidingsakte,

de beslissing door de bevoegde instantie over de zorg voor het kind of de beslissing over de voogdij over het kind,

het stuk op grond waarvan de indexering van het levensonderhoudsbedrag wordt berekend (indien daarin is voorzien in de verzoekende staat),

een officiële vertaling van alle stukken in het Kroatisch door een beëdigd vertaler,

de overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag door de verzoeker aan de centrale autoriteit verleende volmacht.

III.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e) of f)

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing dient het volgende te bevatten:

de naam van het gerecht dat de beslissing heeft gegeven waarvan om wijziging wordt verzocht, of van de instantie waarbij de onderhoudsovereenkomst gesloten werd,

de datum waarop de beslissing werd gegeven of de overeenkomst werd gesloten, en het nummer van de beslissing c.q. de overeenkomst,

de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure en hun geboortedata,

de verandering in de omstandigheden van degene die levensonderhoud ontvangt, de onderhoudsplichtige en degene die de zorg heeft voor het kind, waaronder het feit dat er een nieuwe beslissing is gegeven c.q. een nieuwe overeenkomst is gesloten over de zorg voor het kind; de verandering in de kosten voor het levensonderhoud en andere omstandigheden die wijziging van de beslissing rechtvaardigen,

een vermelding van het gevorderde maandelijkse bedrag,

nadere gegevens van de bankrekening van de onderhoudsgerechtigde bevatten (rekeningnummer, naam van de bank, IBAN).

2.

Het verzoek moet persoonlijk door de verzoeker of, indien deze minderjarig is, door diens vertegenwoordiger in rechte worden ondertekend.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing moet vergezeld gaan van de volgende stukken:

het origineel van het dwangbevel of van de oorspronkelijke beslissing van het gerecht, dan wel een gewaarmerkt afschrift van de beslissing van het gerecht met een verklaring van uitvoerbaarheid,

nadere gegevens van de bankrekening waarnaar de toegekende bedragen moeten worden overgemaakt,

een officiële vertaling van alle stukken in het Kroatisch door een beëdigd vertaler,

de overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag door de verzoeker aan de centrale autoriteit verleende volmacht.

IV.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b) of c)

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing dient het volgende te bevatten:

de naam van het gerecht dat de beslissing heeft gegeven waarvan om wijziging wordt verzocht, of van de instantie waarbij de onderhoudsovereenkomst gesloten werd,

de datum waarop de beslissing werd gegeven of de overeenkomst werd gesloten, en het nummer van de beslissing c.q. de overeenkomst,

de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure en hun geboortedata,

de verandering in de omstandigheden van degene in wiens levensonderhoud wordt voorzien, van de onderhoudsplichtige en van degene die de zorg heeft voor het kind, waaronder het feit dat er een nieuwe beslissing is gegeven c.q. een nieuwe overeenkomst is gesloten over de zorg voor het kind; de verandering in de kosten voor het levensonderhoud en andere omstandigheden die wijziging van de beslissing rechtvaardigen,

een vermelding van het bedrag dat vóór de indiening van het verzoek en de verlangde wijziging maandelijks werd betaald.

2.

Het verzoek moet persoonlijk door de verzoeker worden ondertekend.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing moet vergezeld gaan van de volgende stukken:

het origineel van het dwangbevel of van de oorspronkelijke beslissing van het gerecht, dan wel een gewaarmerkt afschrift van de beslissing van het gerecht met een verklaring van uitvoerbaarheid,

een officiële vertaling van alle stukken in het Kroatisch door een beëdigd vertaler,

de overeenkomstig artikel 42 van het Verdrag door de verzoeker aan de centrale autoriteit verleende volmacht.

De Republiek Letland:

Het verzoek bevat de informatie bedoeld in de door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht aanbevolen en bekendgemaakte formulieren, en gaat vergezeld van een bewijs dat rijksbelasting is betaald, voor zover de verzoeker niet is vrijgesteld van betaling van rijksbelasting of geen rechtsbijstand ontvangt, alsmede stukken die de in het verzoek opgenomen informatie staven.

Het verzoek bevat de persoonlijke code van de verzoeker (indien in Letland toegekend) of zijn identificatienummer, indien toegekend; de persoonlijke code van de verweerder (indien in Letland toegekend) of zijn identificatienummer, indien toegekend; de persoonlijke codes (indien in Letland toegekend) of identificatienummers, indien toegekend, van alle personen voor wie om levensonderhoud wordt verzocht.

Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder a), b), d) en f), en lid 2, onder a) en c), die niet het levensonderhoud ten behoeve van kinderen betreffen (in de zin van artikel 15), gaan vergezeld van een document waarin vermeld staat hoeveel kosteloze rechtsbijstand de verzoeker in de staat van herkomst heeft ontvangen, samen met informatie over het soort en de hoeveelheid rechtsbijstand waarop reeds een beroep is gedaan en welke rechtsbijstand verder nodig is.

Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder b), gaan vergezeld van een document waarin vermeld staat met welke maatregel de verzoeker voor de tenuitvoerlegging heeft gekozen (procedure tot verhaal op roerende goederen, het vermogen en/of onroerende goederen van de onderhoudsplichtige).

Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder b), gaan vergezeld van een document met een berekening van de schuld.

Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder c), d), e) en f), en lid 2, onder b) en c), gaan vergezeld van stukken die de informatie over de financiële situatie en de uitgaven van de onderhoudsgerechtigde en/of de onderhoudsplichtige staven.

De Republiek Malta:

I.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder b)

1.

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een beslissing omvat de volgende informatie:

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen,

de datum van het vonnis,

de gegevens van de nationaliteit van de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige, alsmede

het beroep of de bezigheid.

2.

De volgende stukken moeten eveneens worden bijgevoegd:

een gewaarmerkt afschrift van het vonnis samen met de formule van tenuitvoerlegging,

een gedetailleerde lijst van betalingsachterstanden en, bij indexering van een afdwingbare aanspraak op levensonderhoud, de bijzonderheden van de berekening van de indexering, en bij een verplichting tot betaling van wettelijke interesten, de wettelijke rentevoet en het aanvangstijdstip van de verplichting,

nadere gegevens van de bankrekening waarnaar de opgelegde bedragen moeten worden overgemaakt,

een afschrift van het verzoek samen met de bijlagen, alsmede

een vertaling van alle stukken in het Maltees door een beëdigd (beroeps)vertaler.

II.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder c) en d)

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing waarbij levensonderhoud voor kinderen wordt toegekend, gaat vergezeld van de volgende stukken:

het maandelijkse bedrag aan levensonderhoud voor kinderen voor elke onderhoudsgerechtigde, alsmede

de motivering voor het verzoek om een beslissing, die informatie moet bevatten ter zake van de relatie tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige en de financiële situatie van de wettelijke vertegenwoordiger van de onderhoudsgerechtigde, alsmede informatie ter zake van:

i)

de onderhoudskosten: levensmiddelen, gezondheid, kleding, huisvesting en onderwijs (NB: bij verzoeken om levensonderhoud voor meer dan één kind dienen de gegevens voor elk van die kinderen te worden vermeld);

ii)

de bronnen en de hoogte van de maandelijkse inkomsten van de ouder die met de zorg over de onderhoudsgerechtigde is belast, alsmede

iii)

de maandelijkse uitgaven van de met de zorg over de onderhoudsgerechtigde belaste ouder ten opzichte van de onderhoudsgerechtigde.

III.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e) en f)

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, omvat de volgende informatie:

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de gegevens van de partijen bij de procedure,

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist,

een vermelding van de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan nu een ander onderhoudsbedrag wordt geëist, alsmede

bewijsstukken die — met een overzichtslijst — aan het verzoek dienen te worden gehecht (NB: deze stukken betreffen originelen of gewaarmerkte afschriften).

IV.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b) en c)

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, omvat de volgende informatie:

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de gegevens van de partijen bij de procedure,

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist,

een vermelding van de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan nu een ander onderhoudsbedrag wordt geëist,alsmede

bewijsstukken die — met een overzichtslijst — aan het verzoek dienen te worden gehecht (NB: deze stukken betreffen originelen of gewaarmerkte afschriften).

De Republiek Polen:

I.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder b)

1.

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een beslissing dient de naam te bevatten van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure.

2.

De volgende stukken moeten worden bijgevoegd:

het origineel van de executoriale titel (een gewaarmerkt afschrift van het vonnis samen met de formule van tenuitvoerlegging),

een gedetailleerde lijst van betalingsachterstanden,

nadere gegevens van de bankrekening waarnaar de opgelegde bedragen moeten worden overgemaakt,

een afschrift van het verzoek samen met bijlagen,

een vertaling van alle documenten in het Pools door een beëdigd vertaler.

3.

Het verzoek, de motivering, de lijst van betalingsachterstanden en de informatie over de financiële situatie van de onderhoudsplichtige moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

4.

Wanneer de onderhoudsgerechtigde niet in het bezit is van het origineel van de executoriale titel, dient dit in het verzoek te worden gemotiveerd (bijvoorbeeld stuk verloren gegaan of vernietigd, of executoriale titel niet vastgesteld door de rechterlijke instantie).

5.

Bij verlies van de executoriale titel, dient er een verzoek tot verdere vaststelling van de executoriale titel ter vervanging van de verloren gegane titel te worden bijgevoegd.

II.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder c) en d)

1.

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing waarbij levensonderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient een indicatie te bevatten van het maandelijkse bedrag waarom in de titel als levensonderhoud voor kinderen voor elke onderhoudsgerechtigde wordt verzocht.

2.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

3.

In de motivering voor een verzoek tot vaststelling van een beslissing moeten alle feiten ter staving van het verzoek worden vermeld en moet er in het bijzonder informatie worden verstrekt over:

a)

de relatie tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige: kind (kind uit een huwelijk/kind dat formeel is erkend door de onderhoudsplichtige/vaderschap over het kind bij gerechtelijke procedure vastgesteld), andere bloedverwant, echtgenoot, voormalig echtgenoot, door huwelijk verwant;

b)

de financiële situatie van de onderhoudsgerechtigde, waaronder gegevens over:

leeftijd, gezondheid en scholing van de onderhoudsgerechtigde,

de maandelijkse uitgaven van de onderhoudsgerechtigde (levensmiddelen, kleding, persoonlijk lichaamsverzorging, preventie, geneesmiddelen, revalidatie, opleiding, vrije tijd, uitzonderlijke uitgaven enz.),

(bij verzoeken om levensonderhoud voor kinderen voor meer dan één gerechtigde dienen bovenstaande gegevens voor elk van die personen te worden vermeld),

scholing van de ouder die met de zorg over de minderjarige onderhoudsgerechtigde is belast, het beroep waarvoor hij/zij is opgeleid en zijn/haar huidige beroep,

bronnen en hoogte van de maandelijkse inkomsten van de ouder die met de zorg over de onderhoudsgerechtigde is belast,

maandelijks uitgaven van de ouder die met de zorg over de minderjarige onderhoudsgerechtigde is belast, voor het onderhoud van hem- of haarzelf en anderen, naast de onderhoudsgerechtigde, die van hem/haar afhankelijk zijn voor hun onderhoud;

c)

de financiële situatie van de onderhoudsplichtige, waaronder gegevens over de scholing van de onderhoudsplichtige, het beroep waarvoor hij/zij is opgeleid en zijn/haar huidige beroep.

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige enz.).

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

III.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e) en f)

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

a)

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure;

b)

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist.

2.

In de motivering voor het verzoek dient de wijziging van de omstandigheden te worden vermeld op grond waarvan nu een ander bedrag van het onderhoud wordt geëist.

3.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige enz.).

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

IV.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b) en c)

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

a)

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure;

b)

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist.

2.

In de motivering voor het verzoek dient de wijziging van de omstandigheden te worden vermeld op grond waarvan nu een ander bedrag van het onderhoud wordt geëist.

3.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde.

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige enz.).

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

De Portugese Republiek:

I.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder b)

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een beslissing dient, naast de in artikel 25 bedoelde stukken, vergezeld te gaan van:

1.

een gedetailleerde lijst van betalingsachterstanden en, bij indexering van een afdwingbare aanspraak op levensonderhoud, de bijzonderheden van de berekening van de indexering; bij een verplichting tot betaling van wettelijke interesten, de wettelijke rentevoet en de aanvangstijdstip van de verplichting;

2.

volledige gegevens betreffende de bankrekening waarnaar de opgelegde bedragen moeten worden overgemaakt.

II.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder c) en d)

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing waarbij levensonderhoud voor kinderen wordt toegekend, in de zin van artikel 15, dient vergezeld te gaan van de volgende bewijsstukken:

1.

het maandelijks bedrag aan levensonderhoud voor kinderen waarom namens elke onderhoudsgerechtigde wordt verzocht;

2.

de motivering voor een verzoek tot vaststelling van een beslissing, met daarin alle feiten tot staving van het verzoek en informatie over:

a)

de relatie tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige: kind (kind uit een huwelijk/kind dat formeel is erkend door de onderhoudsplichtige/vaderschap over het kind bij gerechtelijke procedure vastgesteld), bijvoorbeeld een geboorte- of adoptiebewijs;

b)

de financiële situatie van de wettelijke vertegenwoordiger van de onderhoudsgerechtigde(n) (ouder of voogd), met gegevens over:

maandelijkse onderhoudskosten: levensmiddelen, gezondheid, kleding, huisvesting, onderwijs (bij verzoeken om levensonderhoud voor meer dan één onderhoudsgerechtigd kind dienen bovenstaande gegevens voor elk van die kinderen te worden vermeld),

de bronnen en de hoogte van de maandelijkse inkomsten van de ouder die met de zorg over de onderhoudsgerechtigde is belast,

maandelijkse uitgaven van de ouder die met de zorg voor de minderjarige onderhoudsgerechtigde is belast, zowel voor het eigen onderhoud als dat voor anderen waarvoor hij/zij verantwoordelijk is;

3.

het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

III.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e) en f)

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

1.

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de identiteit van de partijen bij de procedure;

2.

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist;

3.

in de motivering een vermelding van de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan nu een ander onderhoudsbedrag wordt geëist;

4.

bewijsstukken, die — met een overzichtslijst — aan het verzoek dienen te worden gehecht (originelen en gewaarmerkte afschriften);

5.

op het verzoek en de motivering voor het verzoek, de handtekening van de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, hun wettelijke vertegenwoordiger.

IV.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b) en c)

Een (door de onderhoudsplichtige ingediend) verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

1.

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de identiteit van de partijen bij de procedure;

2.

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist;

3.

in de motivering een vermelding van de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan nu een ander onderhoudsbedrag wordt geëist;

4.

bewijsstukken, die — met een overzichtslijst — aan het verzoek dienen te worden gehecht (originelen en gewaarmerkte afschriften);

5.

op het verzoek en de motivering voor het verzoek de handtekening van de onderhoudsplichtige(n).

De Slowaakse Republiek:

informatie over de nationaliteit van alle betrokken partijen.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:

Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder b)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; een certificaat van uitvoerbaarheid; een verklaring van achterstallige betalingen; een verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld en betekend is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad zich te verdedigen of in beroep te gaan; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing).

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; een certificaat van uitvoerbaarheid; een verklaring van achterstallige betalingen; een verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing).

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; een certificaat van uitvoerbaarheid; een verklaring van achterstallige betalingen; een verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing).

Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder c)

Engeland en Wales

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; een verklaring over de identiteit van de verweerder; een foto van de verweerder (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verklaring over de verblijfplaats van de verweerder; een verklaring over de identiteit van de verweerder; een foto van de verweerder (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing).

Noord-Ierland

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; een verklaring over de identiteit van de verweerder; een foto van de verweerder (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder d)

Engeland en Wales

Een gewaarmerkt afschrift van de beslissing in verband met artikel 20 of artikel 22, onder b) of e), naast documenten waarop die beslissing gebaseerd is; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; een verklaring over de identiteit van de verweerder; een foto van de verweerder (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Zelfde als onder artikel 10, lid 1, onder c), supra.

Noord-Ierland

Een gewaarmerkt afschrift van de beslissing in verband met artikel 20 of artikel 22, onder b) of e), naast documenten waarop die beslissing gebaseerd is; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; een verklaring over de identiteit van de verweerder; een foto van de verweerder (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e)

Engeland en Wales

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3, een schriftelijke verklaring dat beide partijen voor de rechtbank verschenen zijn, en als alleen de verzoeker verschenen is, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het document dat aantoont dat de procedure aan de andere partij betekend is.

Schotland

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen.

Noord-Ierland

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder f)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een certificaat van uitvoerbaarheid; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3, een schriftelijke verklaring dat beide partijen voor de rechtbank verschenen zijn, en als alleen de verzoeker verschenen is, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het document dat aantoont dat de procedure aan de andere partij betekend is.

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een document dat aantoont dat de procedure aan onderhoudsplichtige betekend is of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een certificaat van uitvoerbaarheid; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar).

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een certificaat van uitvoerbaarheid; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; een foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b)

Engeland en Wales

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over deburgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen.

Noord-Ierland

Een afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een verzoek om rechtsbijstand; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder c)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een certificaat van uitvoerbaarheid; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsgerechtigde; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de financiële situatie van de verzoeker; een verklaring over de verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; een foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar).

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; een certificaat van uitvoerbaarheid; een document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; een gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); een bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); een gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); een afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; een verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsgerechtigde; een verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; een foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Algemeen

Voor verzoeken krachtens artikel 10 (met inbegrip van artikel 10, lid 1, onder a), en lid 2, onder a)) verlangt de centrale autoriteit voor Engeland en Wales drie afschriften van elk document, waar nodig met Engelse vertaling.

Voor verzoeken krachtens artikel 10 (met inbegrip van artikel 10, lid 1, onder a), en lid 2, onder a)) verlangt de centrale autoriteit van Noord-Ierland drie afschriften van elk document, waar nodig met Engelse vertaling.

2.   VERKLARINGEN BEDOELD IN Artikel 44, LID 1, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat de volgende lidstaten, met betrekking tot verzoeken en bijhorende stukken, behalve een vertaling in hun officiële taal een vertaling in een van de voor elk van die lidstaten aangegeven talen aanvaarden:

De Tsjechische Republiek: Slowaaks

De Republiek Estland: Engels

De Republiek Cyprus: Engels

De Republiek Litouwen: Engels

De Republiek Malta: Engels

De Slowaakse Republiek: Tsjechisch

De Republiek Finland: Engels

3.   VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 44, LID 2, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat in het Koninkrijk België de stukken moeten zijn opgesteld of vertaald in het Frans, het Nederlands of het Duits, afhankelijk van het deel van het Belgische grondgebied waar de documenten moeten worden voorgelegd.

Informatie omtrent de taal die in een bepaald deel van het Belgische grondgebied moet worden gebruikt, kan worden gevonden in de handleiding van ontvangende instanties opgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (1). Deze handleiding is toegankelijk op de website van http://ec.europa.eu/justice_home/judicialatlascivil/html/index_nl.htm

Klik op:

„Betekening en kennisgeving van stukken (Verordening (EG) nr. 1393/2007)”/„Stukken”/„Handleiding”/„België”/„Geographical areas of competence” (blz. 13 en volgende),

of ga rechtstreeks naar het volgende adres:

http://ec.europa.eu/justice_home/judicialatlascivil/html/pdf/manual_sd_bel.pdf

en klik op „Geographical areas of competence” (blz. 13 en volgende).”


(1)   PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.


VERORDENINGEN

16.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 388/2014 VAN DE COMMISSIE

van 10 april 2014

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna de „gecombineerde nomenclatuur” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen.

(2)

De indeling van bevroren en gezouten filets van kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) onder de onderverdelingen 0304 71 10 en 0304 71 90 (bevroren filets) of onder de onderverdelingen 0305 32 11 en 0305 32 19 (gezouten filets) is grotendeels afhankelijk van het zoutgehalte in het product.

(3)

Gezouten kabeljauw, ook bekend als „klipvis”, is een traditioneel product met een totaal zoutgehalte van 12 of meer gewichtspercenten dat geschikt is voor menselijke consumptie zonder verdere industriële verwerking. In dat geval is het zout bedoeld om door te dringen in het vlees van de vis zodat het lang houdbaar blijft.

(4)

Kabeljauwfilets die slechts licht zijn gezouten (en doorgaans een totaal zoutgehalte bevatten van rond de 2 gewichtspercenten, maar in ieder geval minder dan 12 gewichtspercenten) vertonen andere objectieve kenmerken voor zover de daadwerkelijke en langdurige houdbaarheid voornamelijk het gevolg is van een bijkomend extern proces, zoals bevriezing.

(5)

Om een consequente toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te waarborgen, dient de indeling van bevroren en gezouten filets van kabeljauw onder de onderverdelingen 0304 71 10 en 0304 71 90 of de onderverdelingen 0305 32 11 en 0305 32 19 daarom afhankelijk te zijn van het proces dat de daadwerkelijke houdbaarheid van het product garandeert. Dit is in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie dat hetzelfde criterium gebruikte voor de indeling van licht gedroogd of licht gerookt vlees (2).

(6)

Kabeljauw die slechts licht is gezouten, moet daarom onder onderverdelingen 0304 71 10 en 0304 71 90 worden ingedeeld voor zover bevriezing noodzakelijk is om bederf van het product te voorkomen. Indien het daarentegen het zout is dat de houdbaarheid van het product garandeert, moeten de kabeljauwfilets onder de onderverdelingen 0305 32 11 en 0305 32 19 worden ingedeeld.

(7)

Daarom moet in hoofdstuk 3 van het tweede deel van de gecombineerde nomenclatuur (GN) een aanvullende aantekening worden ingevoegd om een uniforme interpretatie in de hele Unie te waarborgen.

(8)

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In hoofdstuk 3 van het tweede deel van de gecombineerde nomenclatuur zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt de volgende aanvullende aantekening 1 ingevoegd:

„1.

Voor de toepassing van onderverdelingen 0305 32 11 en 0305 32 19 worden kabeljauwfilets (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) met een totaal zoutgehalte van 12 of meer gewichtspercenten die zonder verdere industriële verwerking geschikt zijn voor menselijke consumptie, als gezouten vis aangemerkt.

Bevroren kabeljauwfilets die echter een totaal zoutgehalte bevatten van minder dan 12 gewichtspercenten, moeten onder onderverdelingen 0304 71 10 en 0304 71 90 worden ingedeeld voor zover de daadwerkelijke en langdurige houdbaarheid voornamelijk het gevolg is van bevriezing.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 april 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)   PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Arrest van 31 mei 1979 in zaak 183/78, Galster tegen Hauptzollamt Hamburg-Jonas (Jurispr. 1979, blz. 2003).


16.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 389/2014 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 april 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

63,5

TN

117,5

TR

106,5

ZZ

95,8

0707 00 05

AL

65,0

MK

58,5

TR

126,5

ZZ

83,3

0709 93 10

MA

44,0

TR

96,5

ZZ

70,3

0805 10 20

EG

43,7

IL

67,7

MA

56,0

TN

49,2

TR

72,7

ZZ

57,9

0805 50 10

MA

35,6

TR

92,7

ZZ

64,2

0808 10 80

AR

94,1

BR

85,7

CL

100,4

CN

98,4

MK

23,1

NZ

138,2

US

176,9

ZA

122,3

ZZ

104,9

0808 30 90

AR

98,3

CL

169,1

CN

82,0

ZA

93,7

ZZ

110,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

16.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/21


BESLUIT 2014/219/GBVB VAN DE RAAD

van 15 april 2014

betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 de strategie van de Europese Unie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel (hierna „de EU-strategie voor de Sahel”) verwelkomd, en hij heeft in dit verband onderstreept dat de Unie er van oudsher belang bij heeft de onveiligheid in de Sahel te verminderen en te zorgen voor een betere ontwikkeling van de regio.

(2)

De Raad heeft op 16 juli 2012, bij Besluit 2012/392/PESC (1), het startsein gegeven voor de missie in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) EUCAP Sahel Niger, die een bijdrage levert aan de opleiding van en adviesverlening aan de binnenlandse veiligheidstroepen in Niger en de regionale coördinatie met Mali en Mauritanië op veiligheidsgebied versterkt.

(3)

De Raad heeft op 23 juli 2012 zijn bezorgdheid uitgesproken over de verslechtering van de situatie in Mali en over de negatieve gevolgen daarvan voor de regionale en internationale vrede en stabiliteit. Met het oog op de verdere uitvoering van de EU-strategie voor de Sahel heeft de Raad de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „HV”) en de Commissie verzocht met concrete voorstellen te komen om snel uitvoering te kunnen geven aan het geheel van maatregelen op het gebied van bestuur, veiligheid, ontwikkeling en conflictoplossing waarin de EU-strategie voor de Sahel voorziet voor het noorden van Mali.

(4)

De Raad is op 18 februari 2013 bij Besluit 2013/87/PESC (2) van start gegaan met een militaire missie tot opleiding van de Malinese strijdkrachten op GVDB-gebied (EUTM Mali), die tot doel heeft advies te verlenen en opleiding te verstrekken aan de Malinese strijdkrachten die opereren onder het gezag van de rechtmatige burgerlijke autoriteiten in Mali.

(5)

Op 27 mei 2013 heeft de Raad herhaald dat hij bereid is zich, met name in het kader van het GVDB, te beraden op de mogelijkheden voor dringende bijstand aan de Malinese autoriteiten op het gebied van binnenlandse veiligheid en justitie, onder meer wat betreft de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit.

(6)

Op 20 februari 2014 heeft de Republiek Mali de Unie schriftelijk verzocht een civiele missie van de Unie te ontplooien ter ondersteuning van de Malinese veiligheidstroepen.

(7)

Op 17 maart 2014 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het crisisbeheersingsconcept voor een mogelijk GVDB-optreden ter ondersteuning van de binnenlandse veiligheidstroepen in Mali.

(8)

EUCAP Sahel Mali zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Opdracht

De Unie stelt een civiele missie in in Mali (EUCAP Sahel Mali), ter ondersteuning van de Malinese binnenlandse veiligheidstroepen (BVT) (politie, gendarmerie en nationale garde).

Artikel 2

Doelstelling en taken

1.   EUCAP Sahel Mali heeft tot doel, de Malinese autoriteiten in staat te stellen de grondwettelijke en democratische orde alsook de voorwaarden voor een duurzame vrede in Mali te herstellen en te handhaven, en tegelijk het gezag en de legitimiteit van de overheid op het gehele Malinese grondgebied te herstellen en te handhaven door middel van een efficiënte inzet van het overheidsapparaat.

2.   Ter ondersteuning van het proces dat in Mali gaande is tot herstel van het gezag van de staat en, in nauwe samenwerking met de andere internationale actoren, meer bepaald de MINUSMA, staat EUCAP Sahel Mali de BVT bij bij de tenuitvoerlegging van de door de nieuwe regering vastgelegde hervorming van de veiligheidssector en verleent EUCAP Sahel Mali desbetreffend advies, met het oog op:

het verbeteren van de operationele doeltreffendheid van die troepen,

het herstellen van hun respectieve bevelslijnen,

het versterken van de rol van de bestuurs- en justitiële autoriteiten wat betreft de leiding over en de controle op hun opdracht, en

het faciliteren van het optreden van deze troepen in het noorden van het land.

3.   Om haar doel te bereiken opereert EUCAP Sahel Mali in overeenstemming met de strategische operatierichtlijnen die zijn vastgelegd in het op 17 maart 2014 door de Raad goedgekeurde crisisbeheersingsconcept en verder zijn uitgewerkt in de door de Raad goedgekeurde operationele planningsdocumenten.

Artikel 3

Bevelslijn en structuur

1.   EUCAP Sahel Mali heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke bevelslijn.

2.   Het hoofdkwartier van EUCAP Sahel Mali is gevestigd te Bamako.

Artikel 4

Planning en aanvang van EUCAP Sahel Mali

1.   De missie vangt aan bij besluit van de Raad op de datum die wordt aanbevolen door de civiele operationele commandant van EUCAP Sahel Mali, zodra de missie haar initieel operationeel vermogen heeft bereikt.

2.   De voorhoede van EUCAP Sahel Mali heeft tot taak de logistieke en infrastructurele installatie van EUCAP Sahel Mali voor te bereiden, contacten te leggen met de Malinese zijde, met name de regering en de centrale autoriteiten, met de bedoeling samen een toekomstgerichte beoordeling te maken van de verwezenlijking van de missiedoelstellingen van EUCAP Sahel Mali, een aanvang te maken met het vastleggen van het kader voor samenwerking en coördinatie met de internationale partners, met name MINUSMA, en de nodige elementen aan te leveren voor het opstellen van het operatieconcept (CONOPS), het operatieplan (OPLAN) en het tweede financieel memorandum.

Artikel 5

Civiel operationeel commandant

1.   De directeur van het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) van EUCAP Sahel Mali is de commandant van de civiele operatie EUCAP Sahel Mali. Het CPCC wordt ter beschikking gesteld van de civiele operationele commandant voor de planning en het verloop van EUCAP Sahel Mali.

2.   De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder algemeen gezag van de HV, het commando over en de controle op EUCAP Sahel Mali uit.

3.   De civiele operationele commandant zorgt, met betrekking tot het verloop van de operaties, voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC, mede, waar nodig, door instructies te geven aan het hoofd van de missie en door advies en technische bijstand aan hem te verlenen.

4.   De civiele operationele commandant rapporteert aan de Raad via de HV.

5.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat overeenkomstig nationale regels, van de betrokken instelling van de Unie of van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Die autoriteiten dragen de operationele controle over hun personeel over aan de civiele operationele commandant.

6.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor EUCAP Sahel Mali en oefent het commando over en de controle op de missie in het inzetgebied uit. Het hoofd van de missie ressorteert rechtstreeks onder de civiele operationele commandant en handelt overeenkomstig de van deze laatste ontvangen instructies.

2.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUCAP Sahel Mali in het actiegebied. Het hoofd van EUCAP Sahel Mali kan, onder zijn algemene verantwoordelijkheid, beheerstaken betreffende personeels- en financiële aangelegenheden delegeren aan personeelsleden van de missie.

3.   Het hoofd van de missie draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor EUCAP Sahel Mali, ook wat betreft de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen door de betrokken nationale autoriteit overeenkomstig nationale regels, door de instelling van de Unie of door de EDEO genomen.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor passende zichtbaarheid van EUCAP Sahel Mali.

Artikel 7

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, de politieke controle en de strategische leiding over EUCAP Sahel Mali uit. De Raad machtigt het PVC daartoe de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het VEU. Deze machtiging omvat meer in het bijzonder de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het CONOPS en het OPLAN te herzien. de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUCAP Sahel Mali blijft berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt, op gezette tijden en naar gelang van de behoefte, door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen.

Artikel 8

Personeel

1.   EUCAP Sahel Mali bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat, instelling van de Unie en de EDEO draagt de kosten voor ieder door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.

2.   De lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, al naar het geval, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadeclaims van of betreffende het gedetacheerde personeelslid en voor het instellen van een vordering tegen dat personeelslid.

3.   Internationaal en lokaal personeel kan op contractbasis door EUCAP Sahel Mali worden aangeworven, indien de vereiste functies niet kunnen worden vervuld door personeel dat door de lidstaten is gedetacheerd. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde staten op contractbasis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke personeel worden neergelegd in contracten tussen EUCAP Sahel Mali en het betrokken personeelslid.

Artikel 9

Status van EUCAP Sahel Mali en van het personeel van de missie

De status van EUCAP Sahel Mali en van het personeel ervan, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUCAP Sahel Mali, wordt vastgelegd in een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU, overeenkomstig de procedure in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 10

Deelname van derde staten

1.   Met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd bij te dragen aan EUCAP Sahel Mali, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico's, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar Mali, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van EUCAP Sahel Mali leveren.

2.   De derde staten die aan EUCAP Sahel Mali bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van EUCAP Sahel Mali dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen betreffende de deelname van derde staten worden vastgesteld in krachtens artikel 37 VEU te sluiten overeenkomsten. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie hebben gesloten, zijn in het kader van EUCAP Sahel Mali de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Veiligheid

1.   De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door EUCAP Sahel Mali, overeenkomstig artikel 5.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EUCAP Sahel Mali en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op EUCAP Sahel Mali van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en tevens nauwe functionele betrekkingen onderhoudt met de EDEO.

4.   De personeelsleden van EUCAP Sahel Mali volgen een verplichte opleiding op het gebied van veiligheid, die is aangepast aan het risiconiveau zoals dat in het inzetgebied wordt beoordeeld. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (3).

Artikel 12

Wachtdienst

Voor EUCAP Sahel Mali wordt de wachtdienst in werking gesteld.

Artikel 13

Wettelijke regelingen

EUCAP Sahel Mali heeft de bevoegdheid diensten en leveringen aan te besteden, contracten en administratieve regelingen te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, eigendommen te verkrijgen of te vervreemden en haar schulden te vereffenen, en in rechte op te treden, zoals vereist om uitvoering te geven aan dit besluit.

Artikel 14

Financiële bepalingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUCAP Sahel Mali moet dekken, bedraagt voor de eerste negen maanden na de inwerkingtreding van dit besluit 5 500 000 EUR. Het financiële referentiebedrag voor de daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.

2.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Onderdanen van deelnemende derde staten en onderdanen van het gastland mogen inschrijven op aanbestedingen. Met goedkeuring van de Commissie mag de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, het gastland, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUCAP Sahel Mali.

3.   EUCAP Sahel Mali is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent de missie een overeenkomst met de Commissie.

4.   De financiële regelingen eerbiedigen de bevelslijn als bepaald in de artikelen 3, 5 en 6, en voldoen aan de operationele vereisten van EUCAP Sahel Mali, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

5.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van ondertekening van de in lid 3 bedoelde overeenkomst.

Artikel 15

Projectcel

1.   EUCAP Sahel Mali beschikt over een projectcel om projecten vast te stellen en uit te voeren. Op gebieden die verband houden met het mandaat van EUCAP Sahel Mali en ter bevordering van de doelstellingen ervan, zal EUCAP Sahel Mali, in voorkomend geval, de projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, coördineren, faciliteren en van advies voorzien.

2.   Onder voorbehoud van lid 3 is EUCAP Sahel Mali gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die zijn aangemerkt als een consistente aanvulling op andere acties van EUCAP Sahel Mali, op voorwaarde dat:

het project is opgenomen in het financieel memorandum bij dit besluit; of

het project tijdens de duur van het mandaat op verzoek van het hoofd van de missie wordt geïntegreerd door middel van een wijziging van het financieel memorandum.

EUCAP Sahel Mali sluit een regeling met de betrokken staten, waarin met name wordt vastgelegd volgens welke concrete procedures klachten van derden worden behandeld betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie bij de besteding van de middelen die door de betrokken staten ter beschikking zijn gesteld.

In geen geval wordt de Unie of de HV door de bijdragende lidstaten aansprakelijk gesteld voor handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie in verband met de besteding van de middelen van die staten.

3.   Het PVC fiatteert de aanvaarding van een financiële bijdrage van derde staten voor de projectcel.

Artikel 16

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV ziet toe op de samenhang van de uitvoering van dit besluit met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma's van de Unie.

2.   Onverminderd de bevelslijn werkt het hoofd van de missie in nauwe coördinatie met de delegatie van de Unie in Mali, met de bedoeling de samenhang van het optreden van de Unie in Mali te verzekeren. Onverminderd de bevelslijn geeft het hoofd van de delegatie in Bamako in nauwe coördinatie met de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahel (SVEU Sahel) op plaatselijk niveau politieke richtlijnen aan het hoofd van EUCAP Sahel Mali. Het hoofd van de missie EUCAP Sahel Mali, het hoofd van de delegatie in Bamako en de SVEU Sahel plegen zo nodig overleg.

3.   Er wordt een samenwerking tot stand gebracht tussen het hoofd van de missie EUCAP Sahel Mali, de commandant van de missie EUTM Mali, het hoofd van de missie EUCAP Sahel Niger en het hoofd van de missie EUBAM Libië.

4.   Bovendien wordt het optreden van EUCAP Sahel Mali op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector gecoördineerd en geharmoniseerd met de MINUSMA en de andere internationale partners.

Artikel 17

Informatieverstrekking

1.   De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens van de Unie tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUCAP Sahel Mali zijn opgesteld, indien dit nodig en in overeenstemming met de behoeften van EUCAP Sahel Mali, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

2.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens van de Unie tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUCAP Sahel Mali zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.

3.   De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de Unie betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUCAP Sahel Mali die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (4) vallen, vrij te geven aan de derde staten die bij dit besluit zijn betrokken.

4.   De HV kan die bevoegdheden, alsook de bevoegdheid om de in lid 2 genoemde regelingen te sluiten, delegeren aan functionarissen van de EDEO, aan de civiele operationele commandant en/of aan het hoofd van de missie, overeenkomstig bijlage VI, deel VII, bij Besluit 2013/488/EU.

Artikel 18

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing tot aan het verstrijken van een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop EUCAP Sahel Mali van start gaat.

Gedaan te Luxemburg, 15 april 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger) (PB L 187 van 17.7.2012, blz. 48).

(2)  Besluit 2013/87/GBVB van de Raad van 18 februari 2013 betreffende de aanvang van een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 46 van 19.2.2013, blz. 27).

(3)  Besluit van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(4)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


16.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 113/27


BESLUIT 2014/220/GBVB VAN DE RAAD

van 15 april 2014

tot wijziging van Besluit 2013/34/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 17 januari 2013 Besluit 2013/34/GBVB (1) betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) vastgesteld.

(2)

Op 18 februari 2013 heeft de Raad Besluit 2013/87/GBVB (2) betreffende de aanvang van EUTM Mali vastgesteld.

(3)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 17 december 2013 aanbevolen het mandaat van EUTM Mali met twee jaar te verlengen, tot en met 18 mei 2016.

(4)

Voorts dient het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven voor EUTM Mali voor de periode van 19 mei 2014 tot en met 18 mei 2016 te worden vastgesteld.

(5)

Besluit 2013/34/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/34/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUTM Mali voor de periode van 19 mei 2014 tot en met 18 mei 2016 bedraagt 27 700 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit 2011/871/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 0 %.”.

2)

In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het mandaat van EUTM Mali verstrijkt op 18 mei 2016.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 15 april 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19).

(2)  Besluit 2013/87/GBVB van de Raad van 18 februari 2013 betreffende de aanvang van een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 46 van 19.2.2013, blz. 27).