ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.091.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 91

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
27 maart 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 307/2014 van de Raad van 24 maart 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 308/2014 van de Commissie van 20 maart 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Almendra de Mallorca / Almendra Mallorquina / Ametlla de Mallorca / Ametlla Mallorquina (BGA))

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 309/2014 van de Commissie van 20 maart 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Aceite de la Comunitat Valenciana (BOB)]

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 310/2014 van de Commissie van 25 maart 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 311/2014 van de Commissie van 25 maart 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

12

 

*

Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten ( 1 )

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 313/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Pecorino Sardo (BOB)]

36

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 314/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

38

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/169/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 24 maart 2014 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus

40

 

 

2014/170/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 24 maart 2014 tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

43

 

 

2014/171/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 maart 2014 houdende benoeming van een Deens lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

48

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 307/2014 VAN DE RAAD

van 24 maart 2014

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”), en met name artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Na een onderzoek (het „oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 682/2007 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2001 90 30 en ex 2005 80 00, van oorsprong uit Thailand. Dat recht is een ad-valoremrecht variërend van 3,1 % tot 12,9 %.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 954/2008 (3) heeft de Raad de geldende maatregelen ten aanzien van één producent-exporteur gewijzigd en bijgevolg ook het recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, dat sindsdien varieert tussen 3,1 % en 14,3 %.

(3)

Naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening („het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen”) heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 (4) het van 3,1 % tot 14,3 % variërende recht gehandhaafd.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(4)

De Europese Commissie (de „Commissie”) heeft een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ontvangen. Dat verzoek is ingediend door River Kwai International Food Industry Co., Ltd (de „indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Thailand.

(5)

Het verzoek betrof enkel een onderzoek naar het bestaan van dumping door de indiener van het verzoek.

(6)

In zijn verzoek verstrekte de indiener voorlopig bewijsmateriaal volgens hetwelk, wat de dumping door de indiener van het verzoek betreft, de omstandigheden op grond waarvan de geldende maatregelen werden vastgesteld, waren veranderd en deze veranderingen van blijvende aard waren.

(7)

De indiener van het verzoek voerde met name aan dat de gewijzigde omstandigheden betrekking hebben op wijzigingen in het door hem aangeboden assortiment, die de productiekosten daarvan rechtstreeks beïnvloeden. Een vergelijking van zijn binnenlandse prijzen met zijn prijzen bij uitvoer naar de Unie zou aantonen dat de dumpingmarge lager was dan het huidige niveau van de maatregelen.

3.   Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(8)

Na raadpleging van het Raadgevend Comité kwam de Commissie tot de conclusie dat er voldoende bewijsmateriaal was om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen, beperkt tot het bestaan van dumping door de indiener van het verzoek. Op basis hiervan maakte de Commissie op 14 februari 2013 door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5) (het „bericht van opening”) de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening bekend.

4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(9)

Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2012 (het „tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

5.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(10)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de vereniging van producenten uit de Unie (Association Européenne des Transformateurs de Maïs Doux, „AETMD”) officieel in kennis gesteld van de opening van het tussentijdse nieuwe onderzoek.

(11)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(12)

Met de schriftelijke opmerkingen van AETMD werd, zo nodig, rekening gehouden.

(13)

Om de nodige informatie voor haar onderzoek te verkrijgen, heeft de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toegezonden. Zij heeft de antwoorden daarop binnen de vastgestelde termijn ontvangen.

(14)

De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor de bepaling van de hoogte van de dumping nodig achtte. De Commissie heeft een controlebezoek gebracht aan de kantoren van de indiener van het verzoek in Kanchanaburi en Bangkok (Thailand).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(15)

Het product waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als dat waarom het ging in het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen, namelijk suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur, niet bevroren, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2001 90 30, en suikermaïs (Zea mays var. saccharata) in korrels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2005 80 00, van oorsprong uit Thailand.

2.   Soortgelijk product

(16)

Zoals tijdens het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld en tijdens het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen is bevestigd, blijken de suikermaïs die in de Unie geproduceerd en verkocht wordt en de suikermaïs die in Thailand wordt geproduceerd en verkocht, in wezen dezelfde fysische en chemische eigenschappen en dezelfde basistoepassingen te hebben als de suikermaïs die in Thailand wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd. Daarom worden al deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

1.   Vaststelling van de normale waarde

(17)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, eerste zin, van de basisverordening is de Commissie eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door de indiener van het verzoek in het TNO representatief was. De binnenlandse verkoop is representatief indien de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie in het TNO.

(18)

De totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product bleek representatief te zijn.

(19)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(20)

Voor elk van die productsoorten heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening vastgesteld of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief indien de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het TNO ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer naar de Unie van de identieke of vergelijkbare productsoort.

(21)

De Commissie heeft vastgesteld dat voor alle productsoorten die voor uitvoer naar de Unie werden verkocht, de binnenlandse verkoop van de indiener van het verzoek representatieve hoeveelheden betrof.

(22)

Vervolgens heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO bepaald, om vast te stellen of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(23)

De normale waarde wordt gebaseerd op de daadwerkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of de verkoop winstgevend is, indien

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort vertegenwoordigt, en

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort gelijk is aan of hoger is dan de productiekosten per eenheid.

(24)

Uit de door de Commissie verrichte analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat meer dan 90 % van de binnenlandse verkoop winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten per eenheid. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen in het TNO.

2.   Vaststelling van de uitvoerprijs

(25)

Alle voor uitvoer naar de Unie bestemde verkopen van de indiener van het verzoek gingen rechtstreeks naar niet-verbonden afnemers in de Unie of Thailand. Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening wordt de uitvoerprijs daarom vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

3.   Vergelijking

(26)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs vergeleken in het stadium af fabriek.

(27)

Waar dat gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(28)

In voorkomend geval werden correcties voor verschillen in de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en verpakking, commissies, kredietkosten en bankkosten toegepast en naar behoren onderbouwd.

(29)

De indiener van het verzoek verzocht om een correctie op grond van artikel 2, lid 10, onder d), van de basisverordening voor verschillen in merkwaarde bij verkoop onder het eigen merk van de producent op de binnenlandse markt en bij verkoop onder het eigen merk van de producent op de markt van de Unie. De waarde van het eigen merk van de indiener van het verzoek op de Thaise markt zou hoger zijn dan op de markt van de Unie. Ter rechtvaardiging van zijn verzoek verwees de indiener van het verzoek naar de correctie die is toegepast in het oorspronkelijke onderzoek en in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen.

(30)

Zijn situatie in dit tussentijdse nieuwe onderzoek verschilt echter van de situatie van de andere producenten-exporteurs waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen een correctie is toegestaan. Bij de correctie tijdens het oorspronkelijke onderzoek en tijdens het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen werd specifiek verwezen naar de producenten-exporteurs van wie de verkoop op de binnenlandse markt plaatsvindt onder hun eigen merk, terwijl dat in de Unie gebeurt onder het merk van de detailhandelaar. In het kader van dit tussentijdse nieuwe onderzoek verkocht de indiener van het verzoek zowel op de binnenlandse markt als op de markt van de Unie onder zijn eigen merk. Bovendien werden de correcties in het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening bij de berekening van de normale waarde toegepast op de winstmarge. In het kader van dit tussentijdse nieuwe onderzoek wordt de normale waarde echter gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijzen van de indiener van het verzoek.

(31)

Wat het gestelde ontbreken van merkwaarde bij verkoop op de markt van de Unie betreft, is de importeur van het betrokken product dat het merk van de indiener van het verzoek draagt, gespecialiseerd in de invoer van merkvoedingsproducten, in het bijzonder uit Azië. De indiener van het verzoek kon niet verduidelijken of aantonen waarom de verkoop aan die importeur een lagere waarde zou hebben dan de merkwaarde op zijn binnenlandse markt. De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat de indiener van het verzoek niet heeft aangetoond dat het gestelde verschil in merkwaarde van invloed is op de prijzen of de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(32)

De indiener van het verzoek verlangde ook dezelfde correctie uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening. Aangezien de indiener van het verzoek echter niet heeft aangetoond dat het gestelde verschil van invloed is op de prijzen of de vergelijkbaarheid van de prijzen, kon evenmin uit hoofde van deze bepaling een correctie worden toegepast.

(33)

Het verzoek om een correctie overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder d), en artikel 2, lid 10, onder k), wordt dan ook afgewezen.

(34)

Onder verwijzing naar artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening verzocht de indiener van het verzoek ook om een correctie voor een door de overheid verleende korting op de uitvoerbelasting. De overheid betaalt de indiener van het verzoek een bepaald bedrag wanneer het betrokken product wordt verkocht voor uitvoer, ook naar de markt van de Unie.

(35)

De indiener van het verzoek kon aantonen dat hem bij uitvoer naar de markt van de Unie een bedrag van minder dan 0,5 % van de factuurwaarde wordt betaald. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening moet, indien aan de in dat artikel gestelde voorwaarden is voldaan, echter een correctie worden toegepast op de normale waarde, en niet op de uitvoerprijs, zoals de indiener van het verzoek betoogt. Bovendien bleek uit het onderzoek dat geen rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het bedrag dat de indiener van het verzoek ontvangt wanneer het betrokken product wordt uitgevoerd naar de Unie en de invoerheffingen op de fysiek daarin verwerkte grondstoffen.

(36)

De indiener van het verzoek verlangde ook dezelfde correctie uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder k). Daar hij echter niet kon aantonen dat er een verband bestaat tussen de korting op de uitvoerbelasting en de prijsstelling van het betrokken uitgevoerde product, kon het verzoek niet worden ingewilligd.

(37)

Het verzoek om een correctie wegens de korting op de uitvoerbelasting overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder b), en artikel 2, lid 10, onder k), wordt dan ook afgewezen.

4.   Dumping in het TNO

(38)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke naar de Unie uitgevoerde soort van het betrokken product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van die soort van het betrokken product.

(39)

Op grond hiervan bleek de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 3,6 % te bedragen.

4.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(40)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de omstandigheden op basis waarvan de huidige dumpingmarge was vastgesteld, veranderd zijn en, zo ja, of die verandering van blijvende aard is.

(41)

In zijn verzoek om een nieuw onderzoek verwees de indiener van het verzoek naar wijzigingen in het door hem aangeboden assortiment, die rechtstreeks van invloed zouden zijn op de productiekosten daarvan. Het onderzoek heeft uitgewezen dat de indiener van het verzoek, als gevolg van een herstructurering van de onderneming, bepaalde producten, andere dan die uit de periode van het oorspronkelijke onderzoek, niet meer produceert en verkoopt, en dat deze wijziging een invloed heeft op de productiekosten van het betrokken product.

(42)

AETMD heeft opgemerkt dat de herstructurering van de indiener van het verzoek misschien niet van blijvende aard is, aangezien zij gemakkelijk kan worden teruggedraaid.

(43)

Het is zeker mogelijk dat de bedrijfsleiding van de indiener van het verzoek, indien zij dit wenst, de herstructurering kan terugdraaien. Er is echter niets dat erop wijst dat het besluit van de indiener van het verzoek om te herstructureren en de commercialisering van de producten van de groep te stroomlijnen tussen de ondernemingen van de groep niet van blijvende aard zou zijn. Bovendien dateert de herstructurering reeds van 2009, hetgeen erop wijst dat de nieuwe bedrijfsstructuur van blijvende aard is.

(44)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde de AETMD haar argument dat de verandering op grond waarvan dit nieuwe onderzoek werd geopend niet kon worden geacht van blijvende aard te zijn. Meer in het bijzonder betwistte zij de invloed van de interne reorganisatie binnen de groep op de productiekosten, waarbij werd aangevoerd dat de kosten binnen de groep eenvoudigweg anders kunnen worden toegewezen om de normale waarde te doen dalen. Daarom zouden de nieuwe productiekosten niet kunnen worden geacht van blijvende aard te zijn. AETMD heeft ook opgemerkt dat de dochteronderneming die verantwoordelijk is voor de productie en de verkoop van verse producten hetzelfde adres heeft als de indiener van het verzoek. Volgens AETMD is dit wederom een aanwijzing dat de reorganisatie niet diepgaand en blijvend is.

(45)

In reactie op het in de overweging 44 uiteengezette betoog van AETMD heeft de indiener van het verzoek benadrukt dat de reorganisatie ook heeft geleid tot een verbeterd systeem van kostprijsberekening, waardoor knelpunten konden worden opgespoord en verholpen teneinde de productie te optimaliseren en de productiekosten te verlagen. De indiener van het verzoek heeft ook beklemtoond dat het terugdraaien van de reorganisatie uit 2009 thans een zeer complex proces zou zijn, daar zijn moederonderneming, Agripure Holding PLC, genoteerd is op de Thaise beurs.

(46)

De kans dat de reorganisatie van de indiener van het verzoek wordt teruggedraaid, is reeds behandeld in overweging 43.

(47)

Bovendien heeft de Commissie met het oog op de verificatie van de juistheid van de beweringen in het verzoek om opening van dit nieuwe onderzoek een vergelijking gemaakt van de productiekosten voor de naar de Unie uitgevoerde productsoorten tijdens het oorspronkelijke onderzoek (d.w.z. vóór de reorganisatie van de indiener van het verzoek in 2009) en in het TNO. Die vergelijking bevestigde dat de productiekosten per eenheid aanzienlijk zijn veranderd. De verandering in de productiekosten per eenheid gaat veel verder dan een eenvoudige herverdeling van de kosten; zij is het gevolg van een reële daling van de indirecte productiekosten, zoals vaste productiekosten en arbeidskosten.

(48)

Dat de indiener van het verzoek en zijn dochteronderneming hetzelfde kantooradres hebben, is in het bedrijfsleven heel gebruikelijk. Bovendien heeft de Commissie tijdens het controlebezoek aan de bedrijfslokalen van de indiener van het verzoek vastgesteld dat de productielijnen en de opslag van eindproducten in zijn gebouwen bestemd zijn voor de productie van suikermaïs; er was geen spoor van de productie en opslag van de verse producten die door de dochteronderneming worden verkocht.

(49)

Gelet op de argumenten van AETMD en de indiener van het verzoek, en nu een reële daling van de productiekosten per eenheid tussen het oorspronkelijke onderzoek en het TNO is vastgesteld, moet het argument van AETMD van de hand worden gewezen.

(50)

AETMD heeft ook betoogd dat de indiener van het verzoek zijn productiecapaciteit in 2013 met ongeveer 40 % wil vergroten. Volgens AETMD weerlegt dit de stelling van de indiener van het verzoek dat de nieuwe herziene productiekosten (na de herstructurering) van blijvende aard zijn.

(51)

Het onderzoek heeft inderdaad bevestigd dat de indiener van het verzoek bezig is zijn productiecapaciteit te vergroten. Het effect van de toegenomen capaciteit is een van de factoren op basis waarvan in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen werd geconcludeerd dat het risico bestond dat de dumping zou worden voortgezet (6).

(52)

Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde AETMD het argument dat de investeringen in nieuwe productiecapaciteit noodzakelijkerwijs van invloed zullen zijn op de productiekosten en dat de huidige kosten van de productie waarmee de binnenlandse prijzen tijdens dit nieuwe onderzoek zijn vergeleken (zie overweging 24) niet van blijvende aard zijn. Met name heeft AETMD op basis van beschikbare bronnen een berekening gemaakt op grond waarvan zij tot de conclusie is gekomen dat de totale kosten als gevolg van hogere afschrijvingen met ongeveer 10 % zouden stijgen ten opzichte van de huidige kosten.

(53)

De indiener van het verzoek heeft het argument van AETMD inzake hogere afschrijvingen als zodanig niet betwist, maar heeft benadrukt dat deze hogere afschrijvingskosten zullen worden gecompenseerd door een stijging van de totale inkomsten (via een grotere verkoop) en door een daling van andere kosten als gevolg van de toegenomen automatisering.

(54)

Zoals in overweging 51 reeds is vermeld, investeert de indiener van het verzoek in nieuwe productiefaciliteiten. Investeringen in nieuwe faciliteiten kunnen leiden tot hogere afschrijvingskosten. Zoals de indiener van het verzoek in reactie op de opmerking van AETMD heeft verklaard, kunnen nieuwe productiefaciliteiten echter ook leiden tot veranderingen (in vergelijking met de bestaande productielijnen), zoals de mate van automatisering. Die veranderingen zouden een rechtstreeks neerwaarts effect moeten hebben op de arbeids- en energiekosten en zouden de gestegen afschrijvingskosten kunnen compenseren.

(55)

Alles in aanmerking genomen, wordt geconcludeerd dat het totale effect op de productiekosten per geproduceerde eenheid pas zal kunnen worden beoordeeld als de nieuwe installaties klaar zijn en eventuele meerkosten in de rekeningen tot uiting komen.

(56)

Gelet op het doel van de investering (een grotere efficiëntie en concurrentiekracht, vermindering van de productiekosten per eenheid), wordt echter verwacht dat er althans op middellange tot lange termijn geen sprake zal zijn van een significante stijging van de productiekosten per eenheid. In die omstandigheden wordt verwacht dat de normale waarde nog steeds zal worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen, zoals in dit nieuwe onderzoek het geval is. Het argument van AETMD moet dan ook worden afgewezen.

(57)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte AETMD ook de blijvende aard van de nieuwe dumpingmarge. Zij voerde aan dat de uitvoerprijzen die werden gebruikt bij de berekening van de dumpingmarge niet representatief waren. Meer specifiek werd aangevoerd dat:

a)

de tonnage die in het TNO werd uitgevoerd, te klein was om als representatief te worden beschouwd, en

b)

onder verwijzing naar overweging 29, gelet op het feit dat de uitvoertransacties met betrekking tot producten onder eigen merk bijna de helft van de gehele uitvoer in het TNO vertegenwoordigden, de uitvoerprijzen niet representatief kunnen worden geacht. AETMD voerde aan dat, als de voorgestelde verlaging van de rechten in werking zou treden, het grootste deel van de uitvoer naar de Unie vermoedelijk zou gebeuren onder het merk van detailhandelaren, met lagere uitvoerprijzen (7).

(58)

Daar de naar de Unie uitgevoerde hoeveelheden niet significant waren, heeft de Commissie zich ervan vergewist dat de betaalde of te betalen prijzen bij uitvoer naar de Unie door de indiener van het verzoek representatief zijn, door ze te vergelijken met zijn betaalde of te betalen prijzen bij uitvoer naar andere derde landen. Op basis daarvan is geconcludeerd dat de prijzen die werden aangerekend aan afnemers in de Unie vergelijkbaar waren met de prijzen die werden aangerekend aan afnemers in andere exportmarkten.

(59)

Met het bestaan van verschillende marktsegmenten, dat van het eigen merk en dat van het merk van de detailhandelaar, is rekening gehouden in de loop van eerdere onderzoeken (8). Dit is een belangrijk onderdeel van de definitie van de verschillende productsoorten binnen de omschrijving van het betrokken product. Op basis hiervan is de uitvoer van eigenmerkproducten vergeleken met de binnenlandse verkoop van eigenmerkproducten en is de uitvoer van producten onder het merk van detailhandelaren vergeleken met de binnenlandse verkoop van producten onder het merk van detailhandelaren.

(60)

Het argument van AETMD dat de uitvoer in de toekomst vooral zal bestaan uit producten met het merk van detailhandelaren is speculatief, is niet met bewijsmateriaal gestaafd en volstaat als zodanig niet om de representativiteit van de uitvoer van eigenmerkproducten in het TNO in twijfel te trekken. Het argument van AETMD wordt dan ook afgewezen.

(61)

AETMD heeft ook aangevoerd dat de verlaging van het recht het risico inhoudt dat de maatregelen worden ontweken.

(62)

Er zij aan herinnerd dat de geldende rechten reeds verschillen naargelang van de Thaise producenten-exporteurs. Het risico van ontwijking (namelijk met gebruikmaking van de aanvullende Taric-code met lagere rechten) bestond dus reeds sinds de invoering van de oorspronkelijke maatregelen. Het lagere recht voor een van deze producenten-exporteurs verhoogt als zodanig dus niet het risico op ontwijking vanuit Thailand als geheel.

(63)

Mochten gegevens beschikbaar komen waaruit blijkt dat de rechten worden ontweken, dan kan in voorkomend geval een onderzoek worden geopend indien aan de voorwaarden van artikel 13 van de basisverordening is voldaan.

(64)

AETMD heeft ook verklaard dat de indiener van het verzoek de prijzen bij uitvoer naar de Unie kunstmatig kan hebben verhoogd door middel van kruiscompensatie met parallelle verkopen van andere producten tegen abnormaal lage prijzen.

(65)

Zoals reeds vermeld in overweging 58, lagen de prijzen bij uitvoer van het betrokken product naar de Unie in de lijn van die bij uitvoer naar derde landen. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de prijzen bij uitvoer naar de Unie in het TNO kunstmatig hoog waren, en het argument wordt dan ook afgewezen.

5.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(66)

In het licht van de resultaten van het onderzoek acht de Commissie het opportuun om het antidumpingrecht dat van toepassing is op de invoer van het betrokken product van River Kwai International Food Industry Co., Ltd te wijzigen.

(67)

Op verzoek van de indiener van het verzoek wordt verder ook zijn adres in Thailand gewijzigd.

6.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(68)

De belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 te wijzigen.

(69)

Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de Thaise regering aangevoerd dat ook het gemiddelde recht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende exporteurs moet worden aangepast om rekening te houden met de bevindingen van dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. Dit verzoek gaat verder dan het beperkte toepassingsgebied van dit nieuwe onderzoek, dat enkel tot doel heeft het niveau van de bestaande antidumpingrechten voor de indiener van het verzoek te wijzigen. Elk verzoek om het niveau van de antidumpingrechten te wijzigen omdat de omstandigheden gewijzigd zouden zijn, moet op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening worden ingediend. Dit argument moet dan ook worden afgewezen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De gegevens betreffende River Kwai International Food Industry Co., Ltd in de tabel van artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 worden vervangen door:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

„River Kwai International Food Industry Co., Ltd,

99 Moo 1 Thanamtuen Khaupoon Road

Kaengsian, Muang, Kanchanaburi 71000

Thailand

3,6

A791”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. TSAFTARIS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 682/2007 van de Raad van 18 juni 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand (PB L 159 van 20.6.2007, blz. 14).

(3)  Verordening (EG) nr. 954/2008 van de Raad van 25 september 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 875/2013 van de Raad van 2 september 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermaïs in korrels van oorsprong uit Thailand, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 244 van 13.9.2013, blz. 1).

(5)  PB C 42 van 14.2.2013, blz. 7.

(6)  Zie de overwegingen 49 tot en met 75 van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(7)  Zie overweging 86 van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(8)  Zie overweging 85 van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 308/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Almendra de Mallorca / Almendra Mallorquina / Ametlla de Mallorca / Ametlla Mallorquina (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Almendra de Mallorca” / „Almendra Mallorquina” / „Ametlla de Mallorca” / „Ametlla Mallorquina” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Almendra de Mallorca” / „Almendra Mallorquina” / „Ametlla de Mallorca” / „Ametlla Mallorquina” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 317 van 31.10.2013, blz. 8.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Almendra de Mallorca / Almendra Mallorquina / Ametlla de Mallorca / Ametlla Mallorquina (BGA)


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 309/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Aceite de la Comunitat Valenciana (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Spanje tot registratie van de naam „Aceite de la Comunitat Valenciana” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Aceite de la Comunitat Valenciana” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De benaming „Aceite de la Comunitat Valenciana” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.5. (Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)) als opgenomen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 276 van 25.9.2013, blz. 9.

(3)  Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie van 14 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 369 van 23.12.2006, blz. 1).


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 310/2014 VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2014

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een lcd-kleurenmonitor met een beeldschermdiagonaal van circa 48 cm (19 inches) en afmetingen van circa 46 × 37 × 21 cm, met:

een native resolutie van 1 440 × 900 pixels,

ondersteunde resoluties van 640 × 480, 800 × 600, 1 024 × 768 en 1 280 × 1 024 pixels,

een beeldverhouding van 16:10,

een pixelafstand van 0,285 mm,

een helderheid van 300 cd/m2,

een contrastverhouding van 500:1,

een responstijd van 8 ms,

twee luidsprekers,

een aan/uit-toets en bedieningsknoppen.

De monitor is uitgerust met de volgende aansluitingen:

een DVI-D,

twee VGA.

Hij heeft een steun met een kantelmechanisme.

De monitor is bedoeld om te worden gebruikt met automatische gegevensverwerkende machines.

8528 51 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bewoordingen van de GN-codes 8528 en 8528 51 00.

Gezien zijn objectieve kenmerken, zoals de resolutie, de ondersteunde resoluties, de beeldverhouding, de pixelafstand die geschikt is voor langdurig kijken van dichtbij, de helderheid, de gebruikelijke aansluitingen bij automatische gegevensverwerkende systemen en de aanwezigheid van een kantelmechanisme, is het product bedoeld om te worden gebruikt als een monitor van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem van post 8471.

De monitor moet bijgevolg worden ingedeeld onder GN-code 8528 51 00 als andere monitors van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem als bedoeld bij post 8471.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 311/2014 VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2014

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-codes om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 (2) van de Raad. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-codes.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Een apparaat met functies voor het weergeven en bewerken van geluid, in een behuizing met afmetingen van circa 43 × 15 × 8 cm.

Het apparaat is uitgerust met een cd-lezer en een audio-uitgang. Het is voorzien van knoppen, toetsen, schuifregelaars en een kleine lcd-indicator.

Het apparaat kan geluid bewerken: het is uitgerust met seamless loops points, stutter starts, een BPM-indicator (slagen per minuut) en een fader.

Het apparaat is bedoeld om te worden gebruikt voor het weergeven en bewerken van geluid in een niet-professionele omgeving.

8519 81 35

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 bij afdeling XVI en de bewoordingen van de GN-codes 8519, 8519 81 en 8519 81 35.

Aangezien het apparaat ontworpen is met het oog op het verrichten van twee afwisselende functies (het weergeven van geluid en het bewerken van geluid), moet het krachtens aantekening 3 bij afdeling XVI worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het apparaat.

Gezien zijn objectieve kenmerken, namelijk de aanwezigheid van slechts één invoermogelijkheid voor geluidsbestanden (de cd-lezer) en de beperkte bewerkingsmogelijkheden, is het weergeven van geluid de hoofdfunctie van het apparaat.

Het apparaat moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8519 81 35 als ander toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid, voorzien van een mechanisme voor aflezing door middel van een laserstraal.

2.

Een apparaat met functies voor het weergeven en bewerken/mengen van geluid (een zogenaamde „dj-multispeler”), in een behuizing met afmetingen van circa 40 × 32 × 10 cm.

Het apparaat is uitgerust met een cd-lezer en heeft verschillende interfaces (usb, audio-uitgangen, sd-kaartlezer). Het is voorzien van knoppen, toetsen, schuifregelaars en een lcd-indicator van 6,1 inch.

Het apparaat kan geluid bewerken en mengen. Daartoe is het onder meer voorzien van:

een automatische BPM-indicator (slagen per minuut);

een fader start en back cue;

een track hot cue;

een loop;

een 4 beat loop;

instelling van cue-punten.

Het apparaat is bedoeld om te worden gebruikt door professionele diskjockeys voor het weergeven, bewerken en mengen van geluid.

De geluidsbestanden die worden weergegeven, bewerkt en gemengd, kunnen afkomstig zijn van verschillende bronnen (cd-lezer, automatische gegevensverwerkende machine, usb-geheugen of sd-kaart).

Het apparaat kan op zichzelf functioneren of in combinatie met een automatische gegevensverwerkende machine.

8543 70 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 bij afdeling XVI en de bewoordingen van de GN-codes 8543, 8543 70 en 8543 70 90.

Aangezien het apparaat ontworpen is met het oog op het verrichten van twee afwisselende functies (het weergeven van geluid en het bewerken/mengen van geluid), moet het krachtens aantekening 3 bij afdeling XVI worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het apparaat.

Gezien zijn objectieve kenmerken, namelijk het aantal technische hulpmiddelen voor het bewerken en mengen van geluid, de mogelijkheid om geluidsbestanden van verschillende bronnen te mengen, de vormgeving en het ontwerp van het apparaat, is het bewerken/mengen van geluid de hoofdfunctie van het apparaat. Indeling onder post 8519 is bijgevolg uitgesloten.

Het apparaat moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8543 70 90 als andere machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/15


VERORDENING (EU) Nr. 312/2014 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2014

tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (1), en met name artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een spoedig voltooide, volledig operationele en onderling verbonden interne markt voor energie die bijdraagt aan de zekerstelling van een betaalbare en duurzame energievoorziening van de economie in de Unie is van essentieel belang voor versterking van het concurrentievermogen en het waarborgen dat alle consumenten energie tegen de scherpste prijzen kunnen kopen.

(2)

Voor grotere marktintegratie is het van belang dat regels inzake gasbalancering van transmissienetten de handel in gas tussen balanceringszones vergemakkelijken, wat bijdraagt tot de ontwikkeling van marktliquiditeit. In deze verordening worden derhalve geharmoniseerde Europese regels inzake balancering vastgesteld waarmee netgebruikers de zekerheid moeten krijgen dat zij hun balansposities in verschillende balanceringszones in de gehele Unie op een economisch efficiënte en niet-discriminerende wijze kunnen beheren.

(3)

Met deze verordening wordt de ontwikkeling van een concurrerende kortetermijngroothandelsmarkt voor gas in de Europese Unie ondersteund, waarmee flexibiliteit in gasvoorziening uit elke bron kan worden geboden en gas via marktmechanismen te koop kan worden aangeboden en kan worden aangekocht, zodat netgebruikers hun balanceringsportfolio’s efficiënt in balans kunnen brengen of de transmissiesysteembeheerder de gasflexibiliteit kan inzetten bij het in balans brengen van het transmissienet.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 715/2009 zijn, met het oog op een goede werking van de interne gasmarkt, niet-discriminerende regels vastgesteld betreffende de toegang tot de aardgastransmissienetten. Met op de markt gebaseerde balanceringsregels worden netgebruikers er financieel toe aangespoord om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen met kostengeoriënteerde onbalansheffingen.

(5)

Netgebruikers hebben de verantwoordelijkheid om hun invoedingen in balans te brengen met hun onttrekkingen, aan de hand van de balanceringsregels die zijn opgesteld ter bevordering van een kortetermijngroothandelsmarkt voor gas en van handelsplatforms waarmee de handel in gas tussen netgebruikers en de transmissiesysteembeheerder wordt vergemakkelijkt. De transmissiesysteembeheerders voeren een eventueel noodzakelijke restbalancering uit van de transmissienetten. Hierbij moeten de transmissiesysteembeheerders de rangorde volgen. De rangorde is zodanig vastgesteld dat transmissiesysteembeheerders bij hun aanschaf van gas zowel economische als operationele overwegingen in ogenschouw zullen nemen, door gebruik te maken van producten die kunnen worden geleverd uit het grootste aanbod van bronnen, waaronder producten uit LNG- en opslagfaciliteiten. De transmissiesysteembeheerders zouden ernaar moeten streven hun gasbalanceringsbehoeften te maximaliseren door gestandaardiseerde kortetermijnproducten te kopen en te verkopen op de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas.

(6)

Ter uitvoering van een op de markt gebaseerd balanceringsregime worden in deze verordening ook minimumeisen vastgesteld voor de verstrekking van informatie zodat netgebruikers hun balanceringsportfolio’s in balans kunnen brengen. Ter ondersteuning van het systeem van dagbalancering worden krachtens deze verordening dan ook informatiestromen verstrekt waarmee de netgebruiker zijn risico’s en mogelijkheden op kostenefficiënte wijze kan beheren.

(7)

Naast de bescherming van commercieel gevoelige informatie dienen transmissiesysteembeheerders op grond van deze verordening de vertrouwelijkheid te waarborgen van gegevens die voor de tenuitvoerlegging van deze verordening aan hen zijn verstrekt; zij mogen deze gegevens niet doorgeven aan derden, ook niet gedeeltelijk, tenzij zij hiertoe wettelijk gemachtigd zijn.

(8)

Deze verordening is vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 715/2009, waarop zij een aanvulling vormt en waarvan zij een integraal onderdeel is. Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 715/2009 in andere wetgeving dienen tevens te worden verstaan als verwijzingen naar deze verordening. Deze verordening is van toepassing op niet-vrijgestelde capaciteiten in grote nieuwe infrastructuren waarvoor ontheffing is verleend van artikel 32 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) of van voormalig artikel 18 van Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) voor zover de toepassing van deze verordening een dergelijke ontheffing niet ondermijnt. Deze verordening wordt ten uitvoer gelegd met inachtneming van de specifieke aard van interconnectoren.

(9)

Deze verordening is opgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009. Zij vormt een verdere harmonisering van de balanceringsregels van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 715/2009 ter vergemakkelijking van de handel in gas.

(10)

Deze verordening omvat bepalingen die van toepassing zijn op distributiesysteembeheerders met als doel hun rol alleen te harmoniseren wanneer en voor zover dat noodzakelijk is voor een correcte tenuitvoerlegging van deze bepalingen.

(11)

Nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders moeten handelen met inachtneming van de goede praktijken en streven naar het harmoniseren van processen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten het Agentschap en de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat balanceringsregels in de gehele Unie zo efficiënt mogelijk ten uitvoer worden gelegd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 51 van Richtlijn 2009/73/EG,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening wordt een netcode vastgesteld waarin balanceringsregels voor gas zijn vastgelegd, waaronder netgerelateerde voorschriften voor de nominatieprocedures, onbalansheffingen, vereffeningsprocedures in verband met de dagelijkse onbalansheffingen en operationele balancering tussen de netten van transmissiesysteembeheerders.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op balanceringszones binnen de grenzen van de Unie.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op balanceringszones in lidstaten die over een afwijking beschikken op grond van artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op de eventueel noodzakelijke afrekening van het verschil tussen de voorschotten en het werkelijke gasverbruik dat daaropvolgend is afgeleid van meterstanden bij de eindafnemer wanneer deze zijn verkregen.

4.   Deze verordening geldt niet in noodsituaties waarin de transmissiesysteembeheerder specifieke maatregelen ten uitvoer legt die zijn vastgesteld op grond van de toepasselijke nationale regelgeving en op basis van Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering (5).

5.   De respectieve rechten en plichten die uit deze verordening voortvloeien voor netgebruikers, gelden alleen voor netgebruikers die een wettelijk bindende overeenkomst — een transportovereenkomst of een andere overeenkomst — hebben gesloten, hetgeen hen in staat stelt handelsberichten overeenkomstig artikel 5 in te dienen.

Artikel 3

Definities

Voor de doeleinden van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009, artikel 3 van Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (6), alsmede van artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG. Voorts zijn de volgende definities van toepassing:

1.   „balanceringszone”: een entry-exitsysteem waarop een specifiek balanceringsregime van toepassing is en dat distributiesystemen of een deel daarvan kan omvatten;

2.   „balanceringsactie”: een actie die wordt ondernomen door de transmissiesysteembeheerder om de gasstromen naar of uit het transmissienet te wijzigen, met uitzondering van acties in verband met gas dat als onttrokken aan het systeem is geregistreerd en gas dat door de transmissiesysteembeheerder is gebruikt voor de werking van het systeem;

3.   „neutraliteitsheffing voor balancering”: heffing ter hoogte van het verschil tussen de ontvangen of te ontvangen bedragen en de betaalde of te betalen bedragen door de transmissiesysteembeheerder voor het uitvoeren van diens balanceringsactiviteiten, die wordt betaald aan of wordt geïnd bij de desbetreffende netgebruikers;

4.   „handelsplatform”: een elektronisch platform dat wordt aangeboden en geëxploiteerd door een handelsplatformexploitant waarbij handelsdeelnemers biedingen en aanbiedingen voor gas waarmee kortetermijnschommelingen in de vraag naar of het aanbod van gas worden opgevangen, kunnen bekendmaken en accepteren, met het recht van herziening en intrekking, overeenkomstig de voorwaarden die gelden voor het handelsplatform, en waarop de transmissiesysteembeheerder handel drijft met het oog op het ondernemen van balanceringsacties;

5.   „handelsdeelnemer”: een netgebruiker of een transmissiesysteembeheerder die een overeenkomst heeft met de handelsplatformexploitant en die voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om op het handelsplatform transacties te verrichten;

6.   „balanceringsplatform”: een handelsplatform waarop een transmissiesysteembeheerder een handelsdeelnemer voor alle transacties is;

7.   „balanceringsdienst”: een dienst die aan een transmissiesysteembeheerder wordt verleend op basis van een overeenkomst voor gas waarmee kortetermijnschommelingen in de vraag naar of het aanbod van gas worden opgevangen, en die geen gestandaardiseerd kortetermijnproduct vormt;

8.   „bevestigde hoeveelheid”: de door een transmissiesysteembeheerder bevestigde hoeveelheid gas die op gasdag D zoals gepland of zoals opnieuw gepland zal stromen;

9.   „dagelijkse onbalansheffing”: het geldelijke bedrag dat een netgebruiker betaalt of ontvangt met betrekking tot een dagelijkse onbalanshoeveelheid;

10.   „dagelijks gemeten”: de hoeveelheid gas wordt eenmaal per gasdag gemeten en uitgelezen;

11.   „binnen de dag gemeten”: de hoeveelheid gas wordt minimaal twee keer binnen de gasdag gemeten en uitgelezen;

12.   „niet dagelijks gemeten”: de hoeveelheid gas wordt minder vaak dan eenmaal per gasdag gemeten en uitgelezen;

13.   „balanceringsportfolio”: een groepering van de invoedingen en onttrekkingen van een netgebruiker;

14.   „berichthoeveelheid”: de hoeveelheid gas die wordt overgedragen tussen een transmissiesysteembeheerder en een netgebruiker of netgebruikers of balanceringsportfolio’s, naargelang van het geval;

15.   „allocatie”: de hoeveelheid gas die door een transmissiesysteembeheerder wordt toegekend aan een netgebruiker als invoeding of onttrekking, uitgedrukt in kWh, ter bepaling van de dagelijkse onbalanshoeveelheid;

16.   „hernominatiecyclus”: de procedure volgens welke de transmissiesysteembeheerder een netgebruiker het bericht verstrekt over de bevestigde hoeveelheden na ontvangst van een hernominatie;

17.   „binnen-de-dag-heffing”: heffing die door een transmissiesysteembeheerder wordt geheven bij of een betaling die door hem wordt gedaan aan een netgebruiker als gevolg van een binnen-de-dag-verplichting;

18.   „binnen-de-dag-verplichting”: een reeks regels met betrekking tot invoedingen en onttrekkingen van netgebruikers binnen de gasdag die door een transmissiesysteembeheerder worden opgelegd aan netgebruikers;

19.   „basisgeval”: het model voor informatieverstrekking waarbij de informatie over niet dagelijks gemeten onttrekkingen bestaat uit een dag-vooruit-prognose en een binnen-de-dag-prognose;

20.   „variant 1”: het model voor de informatieverstrekking waarbij de informatie over niet dagelijks gemeten en dagelijks gemeten onttrekkingen is gebaseerd op de verdeling van gemeten stromen tijdens de gasdag;

21.   „variant 2”: het model voor informatieverstrekking waarbij de informatie over niet dagelijks gemeten onttrekkingen bestaat uit een dag-vooruit-prognose.

HOOFDSTUK II

BALANCERINGSSYSTEEM

Artikel 4

Algemene beginselen

1.   De netgebruikers dragen de verantwoordelijkheid om hun balanceringsportfolio’s in balans te brengen om zo de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door transmissiesysteembeheerders, zoals vastgelegd in deze verordening, tot een minimum te beperken.

2.   Overeenkomstig deze verordening vastgestelde balanceringsregels zijn een reële afspiegeling van de systeembehoeften, waarbij rekening wordt gehouden met de middelen die transmissiesysteembeheerders ter beschikking staan; de regels sporen netgebruikers ertoe aan om hun balanceringsportfolio’s efficiënt in balans te brengen.

3.   Netgebruikers hebben de mogelijkheid om een juridisch bindende overeenkomst aan te gaan met een transmissiesysteembeheerder die hen in staat stelt handelsberichten te verzenden, onafhankelijk van de vraag of zij contractueel vastgelegde transportcapaciteit hebben of niet.

4.   In een balanceringszone waar meerdere transmissiesysteembeheerders actief zijn, is deze verordening van toepassing op alle transmissiesysteembeheerders binnen die balanceringszone. Wanneer de verantwoordelijkheid voor het in balans houden van hun transmissienetten aan een entiteit is overgedragen, is deze verordening van toepassing op die entiteit voor zover bepaald in de toepasselijke nationale regelgeving.

Artikel 5

Handelsberichten en allocaties

1.   Gasoverdracht tussen twee balanceringsportfolio’s binnen één balanceringszone vindt plaats door middel van handelsberichten voor verkoop en inkoop die aan de transmissiesysteembeheerder worden verstuurd met betrekking tot de gasdag.

2.   Het tijdstip van verzending, intrekking en wijziging van handelsberichten wordt vastgesteld door de transmissiesysteembeheerder in de transportovereenkomst of een andere juridisch bindende overeenkomst met netgebruikers, waarbij rekening wordt gehouden met de eventuele tijd voor de verwerking van de handelsberichten. De transmissiesysteembeheerder stelt de netgebruiker in staat handelsberichten te verzenden tot korte tijd vóór het tijdstip waarop het handelsbericht ingaat.

3.   De transmissiesysteembeheerder beperkt de tijd die de verwerking van handelsberichten in beslag neemt tot een minimum. De verwerking mag niet meer dan dertig minuten in beslag nemen, behalve wanneer het tijdstip waarop het handelsbericht ingaat het mogelijk maakt de verwerkingstijd met maximaal twee uur te verlengen.

4.   In een handelsbericht dient ten minste de volgende informatie te worden verstrekt:

a)

de gasdag waarvoor gas wordt overgedragen;

b)

de identificatie van de betrokken balanceringsportfolio’s;

c)

de vermelding of het een handelsbericht voor verkoop of inkoop is;

d)

de berichthoeveelheid uitgedrukt in kWh/d voor de dagelijkse berichthoeveelheid of in kWh/u voor de berichthoeveelheid per uur, zoals vereist door de transmissiesysteembeheerder.

5.   Als de transmissiesysteembeheerder een overeenkomende reeks handelsberichten voor verkoop en inkoop ontvangt en de berichthoeveelheden gelijk zijn, wijst de transmissiesysteembeheerder de berichthoeveelheid toe aan de betrokken balanceringsportfolio’s:

a)

als een onttrekking aan de balanceringsportfolio van de netgebruiker die het handelsbericht voor verkoop opstelt, en

b)

als een invoeding in de balanceringsportfolio van de netgebruiker die het handelsbericht voor inkoop opstelt;

6.   Wanneer de in lid 5 bedoelde berichthoeveelheden niet gelijk zijn, wijst de transmissiesysteembeheerder de lagere berichthoeveelheid zoals aangegeven in het betrokken handelsbericht toe of wijst hij beide handelsberichten af. De toepasselijke regel wordt door de transmissiesysteembeheerder vastgesteld in de transportovereenkomst of in een andere juridisch bindende overeenkomst.

7.   Een dienstverlener mag niet worden belemmerd om namens een netgebruiker op te treden voor de doeleinden van lid 5, mits vooraf goedkeuring is verkregen van de transmissiesysteembeheerder.

8.   Een netgebruiker mag een handelsbericht op een gasdag opstellen, ongeacht de vraag of er door deze netgebruiker een nominatie is gemaakt voor die gasdag.

9.   De leden 1 tot en met 8 zijn mutatis mutandis van toepassing op de transmissiesysteembeheerders die handelen overeenkomstig artikel 6, lid 3, onder a).

HOOFDSTUK III

OPERATIONELE BALANCERING

Artikel 6

Algemene bepalingen

1.   De transmissiesysteembeheerder onderneemt balanceringsacties met het doel:

a)

het transmissienet binnen de operationele grenzen te houden;

b)

aan het einde van de dag een leidingbufferpositie in het transmissienet te bereiken die afwijkt van de geanticipeerde positie op basis van verwachte invoedingen en onttrekkingen voor die gasdag, in overeenstemming met de economische en efficiënte exploitatie van het transmissienet.

2.   Bij balanceringsacties neemt de transmissiesysteembeheerder ten minste het volgende in overweging met betrekking tot de balanceringszone:

a)

de eigen schattingen van de transmissiesysteembeheerder van de vraag naar gas gedurende en binnen de gasdag waarvoor de balanceringsacties worden overwogen;

b)

informatie over nominaties en allocaties en gemeten gasstromen;

c)

gasdruk overal in het (de) transmissienet(ten).

3.   De transmissiesysteembeheerder onderneemt balanceringsacties door middel van:

a)

het kopen of verkopen van gestandaardiseerde kortetermijnproducten op een handelsplatform, en/of

b)

het gebruik van balanceringsdiensten.

4.   Bij het ondernemen van balanceringsacties houdt de transmissiesysteembeheerder rekening met de volgende beginselen:

a)

de balanceringsacties verlopen op niet-discriminerende wijze;

b)

de balanceringsacties hebben betrekking op elke verplichting die transmissiesysteembeheerders hebben om een economisch en efficiënt transmissienet te exploiteren.

Artikel 7

Gestandaardiseerde kortetermijnproducten

1.   De gestandaardiseerde kortetermijnproducten worden zeven dagen per week verhandeld voor levering op een binnen-de-dag- of dag-vooruit-basis overeenkomstig de toepasselijke regels van het handelsplatform zoals afgesproken door de handelsplatformexploitant en de transmissiesysteembeheerder.

2.   De initiërende handelsdeelnemer is de handelsdeelnemer die een bod of een handelsaanbieding plaatst op het handelsplatform en de accepterende handelsdeelnemer is de handelsdeelnemer die het bod of de aanbieding aanvaardt.

3.   Wanneer een titelproduct wordt verhandeld:

a)

stelt één handelsdeelnemer een handelsbericht voor inkoop op en stelt de andere deelnemer een handelsbericht voor verkoop op;

b)

wordt in beide handelsberichten de hoeveelheid gas vermeld die wordt overgedragen van de handelsdeelnemer die een handelsbericht voor verkoop opstelt naar de handelsdeelnemer die een handelsbericht voor inkoop opstelt;

c)

wordt, wanneer er een berichthoeveelheid per uur wordt gebruikt, deze hoeveelheid in gelijke mate toegepast op alle resterende uren van de gasdag vanaf een bepaald startmoment en is deze gelijk aan nul voor alle uren vóór dit startmoment.

4.   Wanneer een locatiegebonden product wordt verhandeld:

a)

bepaalt de transmissiesysteembeheerder de betrokken entry- en exitpunten of groepen daarvan die kunnen worden gebruikt;

b)

is aan alle in lid 3 vermelde voorwaarden voldaan;

c)

wijzigt de initiërende handelsdeelnemer de hoeveelheid gas die moet worden geleverd of onttrokken aan het transmissienet op het opgegeven entry- of exitpunt met een hoeveelheid die gelijk is aan de berichthoeveelheid, en levert hij het bewijs aan de transmissiesysteembeheerder dat de hoeveelheid dienovereenkomstig werd gewijzigd;

5.   Wanneer een op tijd gebaseerd product wordt verhandeld:

a)

moet aan de voorwaarden van lid 3, onder a) en b), worden voldaan;

b)

wordt een berichthoeveelheid per uur toegepast op de uren van de gasdag vanaf een bepaald startmoment tot een bepaald eindmoment, en is die hoeveelheid gelijk aan nul voor alle uren vóór het startmoment en voor alle uren ná het eindmoment.

6.   Wanneer een op tijd gebaseerd, locatiegebonden product wordt verhandeld, dient te worden voldaan aan de voorwaarden van lid 4, onder a) en c), en lid 5.

7.   Bij het vaststellen van de gestandaardiseerde kortetermijnproducten werken de transmissiesysteembeheerders uit aangrenzende balanceringszones samen bij het bepalen van de betrokken producten. Elke transmissiesysteembeheerder informeert de betrokken handelsplatformexploitant zonder onnodige vertraging over het resultaat van die samenwerking.

Artikel 8

Balanceringsdiensten

1.   De transmissiesysteembeheerder mag balanceringsdiensten aanschaffen in situaties waarin gestandaardiseerde kortetermijnproducten niet of waarschijnlijk niet de noodzakelijke oplossing zullen bieden om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden of bij gebrek aan liquiditeit van de handel in gestandaardiseerde kortetermijnproducten.

2.   Voor het ondernemen van balanceringsacties door middel van balanceringsdiensten neemt de transmissiesysteembeheerder bij de aanschaf van deze diensten ten minste het volgende in overweging:

a)

de manier waarop balanceringsdiensten het transmissienet binnen zijn operationele grenzen houden;

b)

de responstijd van de balanceringsdiensten in vergelijking met de responstijden van beschikbare gestandaardiseerde kortetermijnproducten;

c)

de geschatte kosten van de aanschaf en het gebruik van balanceringsdiensten in vergelijking met de geschatte kosten van het gebruik van gestandaardiseerde kortetermijnproducten;

d)

het gebied waar het gas moet worden geleverd;

e)

de kwaliteitseisen die de transmissiesysteembeheerder stelt aan gas;

f)

de mate waarin de aanschaf en het gebruik van balanceringsdiensten van invloed kunnen zijn op de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas.

3.   Balanceringsdiensten worden op marktconforme wijze aangeschaft, door middel van een transparante en niet-discriminerende openbareaanbestedingsprocedure overeenkomstig de toepasselijke nationale regelgeving, in het bijzonder:

a)

voorafgaand aan het aangaan van een contractuele verbintenis voor een balanceringsdienst maakt de transmissiesysteembeheerder een niet-restrictieve aanbesteding bekend waarin het doel, de werkingssfeer en desbetreffende instructies aan inschrijvers worden bekendgemaakt, zodat zij aan de aanbestedingsprocedure kunnen deelnemen;

b)

de resultaten worden bekendgemaakt met inachtneming van de bescherming van commercieel gevoelige informatie en de individuele resultaten worden aan iedere inschrijver bekendgemaakt.

4.   Onder specifieke omstandigheden kan de nationale regulerende instantie een andere transparante en niet-discriminerende procedure dan een openbare aanbesteding toestaan.

5.   Tenzij de nationale regulerende instantie besluit een langere duur voor een balanceringsdienst toe te staan, is de duur van een dergelijke dienst niet langer dan één jaar en valt de startdatum niet later dan twaalf maanden na de desbetreffende bindende overeenkomst tussen de contractpartijen.

6.   De transmissiesysteembeheerder beoordeelt het gebruik van zijn balanceringsdiensten jaarlijks en bekijkt dan of beschikbare gestandaardiseerde kortetermijnproducten beter voldoen aan zijn operationele vereisten en of het gebruik van balanceringsdiensten voor het volgende jaar kan worden beperkt.

7.   Ieder jaar maakt de transmissiesysteembeheerder de informatie over de aangeschafte balanceringsdiensten en de desbetreffende kosten bekend.

Artikel 9

Rangorde

1.   Overeenkomstig de beginselen van artikel 6, lid 4, doet de transmissiesysteembeheerder het volgende bij het nemen van een besluit over de gepaste balanceringsacties:

a)

hij gebruikt bij voorkeur titelproducten wanneer en voor zover dat gepast is in plaats van enige andere beschikbare gestandaardiseerde kortetermijnproducten;

b)

hij gebruikt andere gestandaardiseerde kortetermijnproducten wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1)

locatiegebonden producten wanneer wijzigingen van de gasstroom nodig zijn op specifieke entry- en/of exitpunten en/of wanneer deze moeten ingaan op een specifiek tijdstip op de gasdag om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden;

2)

op tijd gebaseerde producten wanneer wijzigingen van de gasstroom nodig zijn binnen een specifiek tijdsbestek binnen de gasdag om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden. De transmissiesysteembeheerder gebruikt alleen een op tijd gebaseerd product wanneer het economischer en efficiënter is dan de aankoop en de verkoop van een combinatie van titelproducten of locatiegebonden producten;

3)

op tijd gebaseerde locatiegebonden producten wanneer wijzigingen van de gasstroom nodig zijn op specifieke entry- en/of exitpunten en binnen een specifiek tijdsbestek binnen de gasdag om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden. De transmissiesysteembeheerder gebruikt alleen een op tijd gebaseerd locatiegebonden product wanneer het economischer en efficiënter is dan de aankoop en de verkoop van een combinatie van locatiegebonden producten;

c)

hij maakt alleen gebruik van balanceringsdiensten wanneer hij heeft geoordeeld dat gestandaardiseerde kortetermijnproducten niet of waarschijnlijk niet de noodzakelijke oplossing zullen bieden om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden.

De transmissiesysteembeheerder houdt rekening met de kostenefficiëntie binnen de respectievelijke niveaus van de onder a), b) en c), bedoelde rangorde.

2.   Bij de handel in gestandaardiseerde kortetermijnproducten kiest de transmissiesysteembeheerder in eerste instantie voor het gebruik van binnen-de-dag-producten in plaats van dag-vooruit-producten wanneer en voor zover dit gepast is.

3.   De transmissiesysteembeheerder kan om goedkeuring door de bevoegde nationale regulerende instantie verzoeken om gas te verhandelen in een aangrenzende balanceringszone en te laten vervoeren naar en van die balanceringszone als alternatief voor de handel in titelproducten en/of locatiegebonden producten in zijn eigen balanceringszone(s). Bij het besluit over de goedkeuring kan de nationale regulerende instantie andere oplossingen overwegen ter verbetering van de werking van de thuismarkt. De toepasselijke voorwaarden worden jaarlijks heroverwogen door de transmissiesysteembeheerder en de nationale regulerende instantie. Het gebruik van deze balanceringsactie mag geen beperking vormen voor de toegang tot en het gebruik van capaciteit door de netgebruikers op het betrokken interconnectiepunt.

4.   De transmissiesysteembeheerder maakt de informatie over de kosten en de frequentie en het aantal van de overeenkomstig elk van de bepalingen van lid 1 ondernomen balanceringsacties en van de overeenkomstig lid 3 ondernomen balanceringsacties jaarlijks bekend.

Artikel 10

Handelsplatform

1.   Voor de aanschaf van gestandaardiseerde kortetermijnproducten handelt de transmissiesysteembeheerder op een handelsplatform dat voldoet aan alle volgende criteria:

a)

het biedt gedurende de gasdag toereikende ondersteuning, aan zowel de netgebruikers voor de handel in gestandaardiseerde kortetermijnproducten als de transmissiesysteembeheerders voor het ondernemen van gepaste balanceringsacties door middel van de handel in de betrokken gestandaardiseerde kortetermijnproducten;

b)

het biedt op transparante en niet-discriminerende wijze toegang;

c)

het biedt diensten aan op basis van gelijke behandeling;

d)

het waarborgt anonieme handel ten minste totdat een transactie wordt gesloten;

e)

het biedt alle handelsdeelnemers een gedetailleerd overzicht van de huidige biedingen en aanbiedingen;

f)

het waarborgt dat de transmissiesysteembeheerder naar behoren in kennis wordt gesteld van alle transacties.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat op ten minste één handelsplatform wordt voldaan aan de criteria van lid 1. Wanneer de transmissiesysteembeheerder er niet voor heeft kunnen zorgen dat op ten minste één balanceringsplatform aan deze criteria is voldaan, treft hij de nodige maatregelen voor het instellen van een balanceringsplatform of een gezamenlijk balanceringsplatform zoals bepaald in artikel 47.

3.   Na de afsluiting van een transactie stelt de handelsplatformexploitant toereikende gegevens ter beschikking van de handelsdeelnemers ter bevestiging van de transactie.

4.   De handelsdeelnemer draagt de verantwoordelijkheid voor de verzending van een handelsbericht aan de transmissiesysteembeheerder zoals vastgesteld in artikel 5, tenzij de verantwoordelijkheid is toegewezen aan een handelsplatformexploitant of een externe partij overeenkomstig de toepasselijke regels van het handelsplatform.

5.   De handelsplatformexploitant doet het volgende:

a)

hij maakt de ontwikkeling van de marginale inkoopprijs en de marginale verkoopprijs na iedere transactie zonder onnodige vertraging bekend, of

b)

hij verstrekt de transmissiesysteembeheerder de informatie wanneer de beheerder in kwestie ervoor kiest de ontwikkeling van de marginale inkoopprijs en de marginale verkoopprijs bekend te maken. De transmissiesysteembeheerder maakt deze informatie zonder onnodige vertraging bekend.

Wanneer er meerdere handelsplatformexploitanten in dezelfde balanceringszone zijn, is punt b) van toepassing.

6.   De handelsplatformexploitant laat netgebruikers alleen op zijn handelsplatform handelen als zij handelsberichten mogen opstellen.

7.   De transmissiesysteembeheerder stelt de handelsplatformexploitant zonder onnodige vertraging op de hoogte wanneer de netgebruiker het recht van het opstellen van handelsberichten op grond van de toepasselijke contractuele overeenkomst verliest, wat leidt tot schorsing van het recht van de netgebruiker om te handelen op het handelsplatform, onverminderd de andere oplossingen die in een dergelijk geval krachtens de toepasselijke handelsplatformregels beschikbaar kunnen zijn voor de handelsplatformexploitant.

Artikel 11

Stimuleringsmaatregelen

1.   Ter bevordering van de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas kan de nationale regulerende instantie de transmissiesysteembeheerder stimuleren om balanceringsacties efficiënt uit te voeren of de uitvoering van balanceringsacties te maximaliseren door middel van de handel in gestandaardiseerde kortetermijnproducten.

2.   De transmissiesysteembeheerder kan aan de bevoegde nationale regulerende instantie een stimuleringsmechanisme ter goedkeuring voorleggen dat strookt met de algemene beginselen in deze verordening.

3.   Voorafgaand aan de indiening van het in lid 2 bedoelde voorstel, kan de transmissiesysteembeheerder de partijen op eigen initiatief of op verzoek van de nationale regulerende instantie raadplegen.

4.   Voor het stimuleringsmechanisme geldt het volgende:

a)

het is gebaseerd op de prestaties van de transmissiesysteembeheerder door middel van geplafonneerde betalingen aan de beheerder voor bovenmaatse prestaties en door de beheerder voor ondermaatse prestaties, die worden gemeten aan de hand van vooraf bepaalde prestatiedoelen die onder meer kostendoelen kunnen omvatten;

b)

het houdt rekening met de middelen die de transmissiesysteembeheerder ter beschikking staan voor het beheersen van de prestaties;

c)

het zorgt ervoor dat de toepassing een nauwkeurige afspiegeling is van de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de betrokken partijen;

d)

het is aangepast aan de stand van de ontwikkeling van de gasmarkt waar het ten uitvoer moeten worden gelegd;

e)

het wordt regelmatig door de nationale regulerende instantie herzien, in nauwe samenwerking met de transmissiesysteembeheerder, zodat kan worden bepaald op welk punt en in welke mate wijzigingen moeten worden doorgevoerd.

HOOFDSTUK IV

NOMINATIES

Artikel 12

Algemene bepalingen

1.   De in de nominatie en hernominatie op te geven hoeveelheid gas wordt uitgedrukt in kWh/d voor dagelijkse nominaties en hernominaties, en in kWh/u voor nominaties en hernominaties per uur.

2.   De transmissiesysteembeheerder kan van netgebruikers eisen dat deze nadere informatie over nominaties en hernominaties verstrekken in aanvulling op hetgeen overeenkomstig deze verordening is vereist, waaronder een nauwkeurige, bijgewerkte en voldoende gedetailleerde prognose van de verwachte invoedingen en onttrekkingen overeenkomstig de specifieke behoeften van de beheerder.

3.   De artikelen 13 tot en met 16 betreffende nominaties en hernominaties voor ontbundelde capaciteitsproducten zijn mutatis mutandis van toepassing op enkelvoudige nominaties en hernominaties voor gebundelde capaciteitsproducten. Transmissiesysteembeheerders werken samen aan de tenuitvoerlegging van regels voor nominatie en hernominatie voor gebundelde capaciteitsproducten op interconnectiepunten.

4.   Artikel 15, lid 3, en artikel 17, lid 1, laten de regel voor minimale aanlooptijd tot afschakeling onverlet, zoals bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 (7).

Artikel 13

Informatie betreffende nominaties en hernominaties op interconnectiepunten

Nominaties en hernominaties betreffende interconnectiepunten die door netgebruikers worden verstrekt aan de transmissiesysteembeheerders, bevatten ten minste de volgende informatie:

1.

de identificatie van het interconnectiepunt;

2.

de richting van de gasstroom;

3.

de identificatie van de netgebruiker of eventueel de identificatie van zijn balanceringsportfolio;

4.

de identificatie van de tegenpartij van de netgebruiker of eventueel de identificatie van diens balanceringsportfolio;

5.

het start- en eindmoment van de gasstroom waarvoor de nominatie of hernominatie wordt ingediend;

6.

gasdag D;

7.

de hoeveelheid gas die moet worden vervoerd.

Artikel 14

Nominatieprocedure op interconnectiepunten

1.   Een netgebruiker heeft het recht vóór de gestelde nominatietermijn op gasdag D-1 een nominatie voor gasdag D in te dienen bij de transmissiesysteembeheerder. De uiterste nominatietermijn is 13:00 uur UTC (wintertijd) of 12:00 uur UTC (zomertijd) op gasdag D-1.

2.   De laatste nominatie die vóór de nominatietermijn door de transmissiesysteembeheerder is ontvangen van een netgebruiker, wordt door de transmissiesysteembeheerder in acht genomen.

3.   De transmissiesysteembeheerder stuurt het bericht over de bevestigde hoeveelheden binnen de gestelde bevestigingstermijn op gasdag D-1 naar de respectieve netgebruikers. De bevestigingstermijn is 15:00 uur UTC (wintertijd) of 14:00 uur UTC (zomertijd) op gasdag D-1.

4.   De transmissiesysteembeheerders aan beide zijden van het interconnectiepunt kunnen een prenominatiecyclus aanbieden waarbinnen:

a)

netgebruikers niet verplicht zijn nominaties in te dienen;

b)

netgebruikers de nominaties voor gasdag D uiterlijk om 12:00 uur UTC (wintertijd) of 11:00 uur UTC (zomertijd) op gasdag D-1 mogen indienen bij transmissiesysteembeheerders;

c)

de transmissiesysteembeheerder het bericht over de verwerkte hoeveelheden uiterlijk om 12:30 uur UTC (wintertijd) of om 11:30 uur UTC (zomertijd) op gasdag D-1 aan de respectieve netgebruikers stuurt.

5.   Wanneer een geldige nominatie van de netgebruiker vóór de nominatietermijn ontbreekt, passen de respectieve transmissiesysteembeheerders de standaardregel voor nominatie toe die zij zijn overeengekomen. De standaardregel voor nominatie die geldt op een interconnectiepunt wordt beschikbaar gesteld aan de netgebruikers van de transmissiesysteembeheerders.

Artikel 15

Hernominatieprocedure op interconnectiepunten

1.   Netgebruikers hebben het recht om hernominaties in te dienen binnen de hernominatieperiode die onmiddellijk na de bevestigingstermijn ingaat en niet eerder dan drie uur vóór het einde van gasdag D eindigt. De transmissiesysteembeheerder begint een hernominatiecyclus aan het begin van ieder uur binnen de hernominatieperiode.

2.   De transmissiesysteembeheerder houdt in de hernominatiecyclus rekening met de laatste hernominatie die hij vóór het begin van de hernominatiecyclus van een netgebruiker heeft ontvangen.

3.   De transmissiesysteembeheerder stuurt het bericht over de bevestigde hoeveelheden binnen twee uur vanaf het begin van iedere hernominatiecyclus naar de respectieve netgebruikers. Het startmoment van de effectieve wijziging van de gasstroom is twee uur na het begin van de hernominatiecyclus, tenzij:

a)

de netgebruiker heeft verzocht om een later tijdstip, of

b)

de transmissiesysteembeheerder een vroeger tijdstip toestaat.

4.   Er wordt aangenomen dat wijzigingen van de gasstroom aan het begin van ieder uur plaatsvinden.

Artikel 16

Specifieke bepalingen op interconnectiepunten

1.   Wanneer op een interconnectiepunt nominaties en hernominaties per dag en per uur naast elkaar bestaan, kunnen de transmissiesysteembeheerders of nationale regulerende instanties (naargelang van het geval) de partijen raadplegen om vast te stellen of geharmoniseerde nominaties en hernominaties aan weerszijden van dit interconnectiepunt moeten worden verstuurd. In deze raadpleging worden in elk geval de volgende elementen meegenomen:

a)

de financiële gevolgen voor transmissiesysteembeheerders en netgebruikers;

b)

de gevolgen voor de grensoverschrijdende handel;

c)

de gevolgen voor het systeem van dagbalancering op het (de) interconnectiepunt(en).

2.   Naar aanleiding van deze raadpleging worden de eventuele voorgestelde wijzigingen goedgekeurd door de nationale regulerende instanties. Nadat de voorgestelde wijzigingen zijn goedgekeurd, passen de transmissiesysteembeheerders de bestaande interconnectieovereenkomsten en transportovereenkomsten of andere juridisch bindende overeenkomsten dienovereenkomstig aan, en maken zij die wijzigingen bekend.

Artikel 17

Afwijzing van nominaties en hernominaties of wijziging van de gevraagde hoeveelheid gas op interconnectiepunten

1.   De transmissiesysteembeheerder kan het volgende afwijzen:

a)

een nominatie of hernominatie uiterlijk twee uur na de nominatietermijn of het begin van de hernominatiecyclus in de volgende gevallen:

i)

de nominatie voldoet ten aanzien van de inhoud niet aan de voorschriften;

ii)

de nominatie wordt door een andere entiteit dan een netgebruiker ingediend;

iii)

de aanvaarding van de dagelijkse nominatie of hernominatie zou tot een negatieve geïmpliceerde nominatieflowsnelheid leiden;

iv)

de nominatie overschrijdt de toegewezen capaciteit van de netgebruiker;

b)

een hernominatie uiterlijk twee uur na het begin van de hernominatiecyclus in de volgende aanvullende gevallen:

i)

de nominatie overschrijdt de toegewezen capaciteit van de netgebruiker voor de resterende uren, tenzij deze hernominatie is ingediend teneinde om afschakelbare capaciteit te verzoeken, wanneer deze wordt aangeboden door de transmissiesysteembeheerder;

ii)

de aanvaarding van de hernominaties per uur zou vóór het einde van de hernominatiecyclus tot een verwachte wijziging van de gasstroom leiden.

2.   De transmissiesysteembeheerder wijst de nominatie en hernominatie van een netgebruiker niet enkel en alleen af omdat de geplande invoedingen van deze netgebruiker niet gelijk zijn aan zijn geplande onttrekkingen.

3.   Indien een hernominatie wordt afgewezen, maakt de transmissiesysteembeheerder gebruik van de laatste bevestigde hoeveelheid van de netgebruiker, als daarvan sprake is.

4.   Onverminderd de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op afschakelbare capaciteit en capaciteit waarvoor congestiebeheersregels gelden, mag de transmissiesysteembeheerder in principe de via een nominatie of hernominatie gevraagde hoeveelheid gas alleen via een nominatie of hernominatie wijzigen bij uitzonderlijke gebeurtenissen of in noodsituaties waarin er een duidelijk gevaar is voor de veiligheid en de stabiliteit van het systeem. Transmissiesysteembeheerders stellen de nationale regulerende instantie in kennis van dergelijke acties.

Artikel 18

Nominatie- en hernominatieprocedure op andere punten dan interconnectiepunten

1.   De nationale regulerende instantie bepaalt, indien dat niet reeds is bepaald, na raadpleging van de transmissiesysteembeheerder op welke andere punten dan interconnectiepunten nominaties en hernominaties zijn vereist.

2.   Wanneer nominaties en hernominaties op andere punten dan interconnectiepunten zijn vereist, gelden de volgende beginselen:

a)

netgebruikers mogen hernominaties voor de gasdag indienen;

b)

de transmissiesysteembeheerder bevestigt de ingediende nominaties en hernominaties of wijst deze af met inachtneming van de in artikel 17 bedoelde termijnen.

HOOFDSTUK V

DAGELIJKSE ONBALANSHEFFINGEN

Artikel 19

Algemene bepalingen

1.   Netgebruikers zijn verplicht om dagelijkse onbalansheffingen te betalen of hebben het recht deze te ontvangen (naargelang van de situatie) voor hun dagelijkse onbalanshoeveelheid voor iedere gasdag.

2.   Dagelijkse onbalansheffingen worden afzonderlijk vermeld op de facturen van de transmissiesysteembeheerder aan netgebruikers.

3.   De dagelijkse onbalansheffing is een afspiegeling van de kosten en in die heffing wordt rekening gehouden met de prijzen voor eventuele balanceringsacties van de transmissiesysteembeheerder en met de in artikel 22, lid 6, bedoelde kleine aanpassing.

Artikel 20

Methode voor berekening van het dagelijkse onbalansheffing

1.   De transmissiesysteembeheerder dient de berekeningsmethode voor de dagelijkse onbalansheffing, die in zijn balanceringszone moet worden toegepast, ter goedkeuring in bij de nationale regulerende instantie.

2.   Na goedkeuring wordt de berekeningsmethode voor de dagelijkse onbalansheffing op de desbetreffende website bekendgemaakt. Wijzigingen worden tijdig bekendgemaakt.

3.   In de berekeningsmethode voor de dagelijkse onbalansheffing wordt het volgende gedefinieerd:

a)

de berekening van de dagelijkse onbalanshoeveelheid als bedoeld in artikel 21;

b)

de afleiding van de in artikel 22 bedoelde toepasselijke prijs, en

c)

eventuele andere noodzakelijke parameters.

Artikel 21

Berekening van de dagelijkse onbalanshoeveelheid

1.   De transmissiesysteembeheerder berekent per gasdag een dagelijkse onbalanshoeveelheid voor de balanceringsportfolio van iedere netgebruiker, overeenkomstig de volgende formule:

dagelijkse onbalanshoeveelheid = invoedingen - onttrekkingen

2.   De berekening van de dagelijkse onbalanshoeveelheid wordt dienovereenkomstig aangepast, wanneer:

a)

een leidingbufferflexibiliteitsdienst wordt aangeboden, en/of

b)

er een andere afspraak is gemaakt waarbij netgebruikers gas leveren, waaronder gas in natura, om

i)

gas te dekken dat niet als onttrokken aan het systeem is geregistreerd, zoals verliezen en meetfouten, en/of

ii)

gas te dekken dat door de transmissiesysteembeheerder is gebruikt voor de werking van het systeem, zoals brandstofgas.

3.   Wanneer de som van de invoedingen van een netgebruiker voor de gasdag gelijk is aan de som van de onttrekkingen voor die dag, wordt een netgebruiker geacht in balans te zijn voor de gasdag in kwestie.

4.   Wanneer de som van de invoedingen van een netgebruiker voor de gasdag niet gelijk is aan de som van de onttrekkingen voor die dag, wordt een netgebruiker geacht in onbalans te zijn voor de gasdag in kwestie, en worden overeenkomstig artikel 23 dagelijkse onbalansheffingen toegepast.

5.   De transmissiesysteembeheerder verstrekt een netgebruiker zijn aanvankelijke en zijn definitieve dagelijkse onbalanshoeveelheden overeenkomstig artikel 37.

6.   De dagelijkse onbalansheffing is gebaseerd op de definitieve dagelijkse onbalanshoeveelheid.

Artikel 22

Toepasselijke prijs

1.   Ter berekening van de dagelijkse onbalansheffing als vastgelegd in artikel 23 wordt de toepasselijke prijs als volgt bepaald:

a)

de marginale verkoopprijs wanneer de dagelijkse onbalanshoeveelheid positief is (d.w.z. de invoedingen van de netgebruiker voor de gasdag in kwestie zijn groter dan de onttrekkingen voor die gasdag), of

b)

de marginale inkoopprijs wanneer de dagelijkse onbalanshoeveelheid negatief is (d.w.z. de onttrekkingen van de netgebruiker voor de gasdag in kwestie zijn groter dan de invoedingen voor die gasdag).

2.   Een marginale verkoopprijs en een marginale inkoopprijs worden berekend voor iedere gasdag, met inachtneming van het volgende:

a)

een marginale verkoopprijs is het laagste bedrag van:

i)

de laagste prijs van de verkoop van titelproducten waarbij de transmissiesysteembeheerder betrokken is met betrekking tot de gasdag, of

ii)

de gewogen gemiddelde prijs van gas met betrekking tot die gasdag, min een kleine aanpassing.

b)

een marginale inkoopprijs is het hoogste bedrag van:

i)

de hoogste prijs van de aankoop van titelproducten waarbij de transmissiesysteembeheerder betrokken is met betrekking tot de gasdag, of

ii)

de gewogen gemiddelde prijs van gas met betrekking tot die gasdag, plus een kleine aanpassing.

3.   Ter bepaling van de marginale verkoopprijs, de marginale inkoopprijs en de gewogen gemiddelde prijs worden de betrokken transacties verricht op handelsplatforms die vooraf door de transmissiesysteembeheerder zijn vastgesteld en door de nationale regulerende instantie zijn goedgekeurd. De gewogen gemiddelde prijs is de op basis van energie gewogen gemiddelde prijs van transacties met titelproducten die worden uitgevoerd op het virtuele handelspunt met betrekking tot een gasdag.

4.   Er wordt een standaardregel vastgesteld voor het geval er geen marginale verkoopprijs en/of marginale inkoopprijs kan worden afgeleid op grond van lid 2, onder a) en b).

5.   Onder voorbehoud van goedkeuring door de nationale regulerende instantie mag de prijs van locatiegebonden producten worden meegewogen in de bepaling van de marginale verkoopprijs, de marginale inkoopprijs en de gewogen gemiddelde prijs, wanneer dit wordt voorgesteld door de transmissiesysteembeheerder; de mate waarin de transmissiesysteembeheerder gebruik maakt van locatiegebonden producten wordt hierbij dienovereenkomstig in aanmerking genomen.

6.   De kleine aanpassing:

a)

vormt een stimulans voor netgebruikers om hun invoedingen en onttrekkingen in balans te brengen;

b)

wordt op niet-discriminerende wijze ontworpen en toegepast teneinde:

i)

toetreding tot de markt niet te belemmeren;

ii)

de ontwikkeling van concurrerende markten niet te hinderen;

c)

mag geen negatieve gevolgen hebben voor grensoverschrijdende handel;

d)

mag netgebruikers niet overmatig financieel blootstellen aan dagelijkse onbalansheffingen.

7.   De waarde van de kleine aanpassing mag verschillend zijn voor de bepaling van de marginale inkoopprijs en de marginale verkoopprijs. De waarde van de kleine aanpassing bedraagt niet meer dan tien procent van de gewogen gemiddelde prijs, tenzij de betrokken transmissiesysteembeheerder een ander bedrag kan rechtvaardigen bij de nationale regulerende instantie en hiervoor krachtens artikel 20 goedkeuring verkrijgt.

Artikel 23

Dagelijkse onbalansheffing

1.   Ter berekening van de dagelijkse onbalansheffingen voor iedere netgebruiker vermenigvuldigt de transmissiesysteembeheerder de dagelijkse onbalanshoeveelheid van een netgebruiker met de overeenkomstig artikel 22 bepaalde toepasselijke prijs.

2.   Dagelijkse onbalansheffingen worden als volgt toegepast:

a)

als de dagelijkse onbalanshoeveelheid van een netgebruiker voor de gasdag positief is, wordt ervan uitgegaan dat deze netgebruiker gas heeft verkocht aan de transmissiesysteembeheerder ter hoogte van de dagelijkse onbalanshoeveelheid, en heeft hij recht op een creditering voor de dagelijkse onbalansheffingen van de transmissiesysteembeheerder, en

b)

als de dagelijkse onbalanshoeveelheid van een netgebruiker voor de gasdag negatief is, wordt ervan uitgegaan dat deze netgebruiker gas heeft gekocht van de transmissiesysteembeheerder ter hoogte van de dagelijkse onbalanshoeveelheid, en is hij de dagelijkse onbalansheffingen verschuldigd aan de transmissiesysteembeheerder.

HOOFDSTUK VI

BINNEN-DE-DAG-VERPLICHTINGEN

Artikel 24

Algemene bepalingen

1.   Een transmissiesysteembeheerder mag binnen-de-dag-verplichtingen alleen toepassen om netgebruikers ertoe aan te sporen hun binnen-de-dag-positie te beheren teneinde de systeemintegriteit van zijn transmissienet te waarborgen en noodzakelijke balanceringsacties tot een minimum te beperken.

2.   Wanneer de transmissiesysteembeheerder informatie aan netgebruikers moet verstrekken om hun risico in verband met binnen-de-dag-posities te beheersen, wordt deze regelmatig verstrekt. In voorkomende gevallen wordt deze informatie verstrekt op eenmalig verzoek van iedere netgebruiker.

Artikel 25

Soorten binnen-de-dag-verplichtingen

Er zijn drie soorten binnen-de-dag-verplichtingen, die elk de netgebruiker aansporen tot een specifieke doelstelling, zoals uiteengezet in dit artikel:

1.

Een binnen-de-dag-verplichting voor het gehele systeem

is zodanig ontworpen dat netgebruikers ertoe worden aangezet om het transmissienet binnen zijn operationele grenzen te houden, en omvat het volgende:

a)

de operationele grenzen waarbinnen het transmissienet dient te blijven;

b)

de acties die de netgebruikers kunnen ondernemen om het transmissienet binnen de operationele grenzen te houden;

c)

de daaruit voortvloeiende balanceringsacties van de transmissiesysteembeheerder wanneer de operationele grenzen van het transmissienet worden benaderd of bereikt;

d)

de toerekening van kosten en/of inkomsten aan netgebruikers en/of de gevolgen voor de binnen-de-dag-positie van deze netgebruikers die voortvloeien uit balanceringsacties die worden ondernomen door de transmissiesysteembeheerder;

e)

de bijbehorende heffingen die worden gebaseerd op de afzonderlijke binnen-de-dag-positie van de netgebruiker.

2.

Een binnen-de-dag-verplichting voor de balanceringsportfolio

is zodanig ontworpen dat netgebruikers ertoe worden aangezet hun individuele positie tijdens de gasdag binnen een vooraf vastgesteld bereik te houden en omvat het volgende:

a)

voor iedere balanceringsportfolio het bereik waarbinnen de betrokken portfolio moet blijven;

b)

de wijze waarop bovengenoemd bereik wordt bepaald;

c)

de gevolgen van overschrijding van het vastgestelde bereik door netgebruikers en, in voorkomend, geval details over de manier waarop bijbehorende heffingen worden afgeleid;

d)

de bijbehorende heffingen die worden gebaseerd op de afzonderlijke binnen-de-dag-positie van de netgebruiker.

3.

Een binnen-de-dag-verplichting voor het entry-exitpunt

is zodanig ontworpen dat netgebruikers ertoe worden aangezet om de gasstroom of de variatie daarvan onder specifieke omstandigheden te beperken bij specifieke entry-exitpunten, en omvat het volgende:

a)

de grenzen van de gasstroom en/of de variatie van de gasstroom;

b)

de entry- en/of exitpunten of groepen van entry- en/of exitpunten waarop dergelijke grenzen van toepassing zijn;

c)

de omstandigheden waaronder dergelijke grenzen van toepassing zijn;

d)

de gevolgen van overschrijding van deze grenzen.

Deze verplichting vormt een aanvulling op eventuele andere overeenkomsten met eindafnemers die onder meer gelokaliseerde specifieke beperkingen en verplichtingen met betrekking tot de fysieke gasstroom omvatten.

Artikel 26

Vereisten voor binnen-de-dag-verplichtingen

1.   De transmissiesysteembeheerder kan de nationale regulerende instantie een binnen-de-dag-verplichting of een wijziging daarvan voorstellen. Hij kan elementen van de verschillende in artikel 25 beschreven soorten combineren, mits het voorstel aan de in lid 2 vastgestelde criteria voldoet. Het recht van de transmissiesysteembeheerder om een voorstel te doen laat het recht van de nationale regulerende instantie om op eigen initiatief een besluit te nemen onverlet.

2.   Een binnen-de-dag-verplichting dient aan de volgende criteria te voldoen:

a)

een binnen-de-dag-verplichting en eventuele bijbehorende binnen-de-dag-heffingen mogen geen overmatige belemmering vormen voor grensoverschrijdende handel en toetreding van nieuwe netgebruikers tot de betrokken markt;

b)

een binnen-de-dag-verplichting wordt alleen toegepast wanneer de netgebruikers adequate informatie ontvangen voordat mogelijke binnen-de-dag-heffingen met betrekking tot hun invoeding en/of onttrekking worden toegepast en zij over redelijke middelen beschikken om hun risico te beheersen;

c)

de voornaamste kosten die de netgebruikers moeten maken met betrekking tot hun balanceringsverplichtingen houden verband met hun positie aan het einde van de gasdag;

d)

voor zover mogelijk vormen binnen-de-dag-heffingen een afspiegeling van de kosten van de transmissiesysteembeheerder voor het ondernemen van bijbehorende balanceringsacties;

e)

een binnen-de-dag-verplichting mag er niet toe leiden dat netgebruikers gedurende de gasdag door een financiële transactie een gaspositie van nul krijgen;

f)

de voordelen van de invoering van een binnen-de-dag-verplichting wegen, wat economische en efficiënte exploitatie van het transmissienet betreft, op tegen eventuele negatieve gevolgen, onder meer voor de liquiditeit van de transacties op het virtuele handelspunt.

3.   De transmissiesysteembeheerder kan verschillende binnen-de-dag-verplichtingen voorleggen voor afzonderlijke categorieën entry- of exitpunten om betere stimulansen te bieden voor verschillende categorieën netgebruikers om kruissubsidies te voorkomen. Het recht van de transmissiesysteembeheerder om een voorstel te doen laat het recht van de nationale regulerende instantie om op eigen initiatief een besluit te nemen onverlet.

4.   De transmissiesysteembeheerder raadpleegt de betrokken partijen, waaronder de nationale regulerende instanties, de betrokken distributiesysteembeheerders en transmissiesysteembeheerders in aangrenzende balanceringszones, over eventuele binnen-de-dag-verplichtingen die hij voornemens is in te voeren, waaronder de methoden en aannames op basis waarvan is geconcludeerd dat wordt voldaan aan de criteria van lid 2.

5.   Naar aanleiding van de raadpleging stelt de transmissiesysteembeheerder een aanbevelingsdocument op met het definitieve voorstel en een analyse van:

a)

de noodzaak van de binnen-de-dag-verplichting, waarbij rekening wordt gehouden met de kenmerken van het transmissienet en de flexibiliteit waarover de beheerder beschikt door middel van de koop en verkoop van gestandaardiseerde kortetermijnproducten of het gebruik van balanceringsdiensten overeenkomstig hoofdstuk III;

b)

de beschikbare informatie waarmee netgebruikers hun binnen-de-dag-posities tijdig kunnen beheren;

c)

de verwachte financiële gevolgen voor netgebruikers;

d)

de gevolgen voor nieuwe netgebruikers die tot de betrokken markt toetreden, waaronder eventuele negatieve gevolgen;

e)

de gevolgen voor grensoverschrijdende handel, inclusief de mogelijke gevolgen voor balancering in aangrenzende balanceringszones;

f)

de gevolgen voor de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas, inclusief de liquiditeit van deze markt;

g)

het niet-discriminerende karakter van de binnen-de-dag-verplichting.

6.   De transmissiesysteembeheerder stuurt het aanbevelingsdocument aan de nationale regulerende instantie ter goedkeuring van het voorstel overeenkomstig de procedure van artikel 27. De transmissiesysteembeheerder maakt dit aanbevelingsdocument bekend, met inachtneming van eventuele vertrouwelijkheidsverplichtingen waaraan hij is gebonden, en stuurt het ter informatie naar ENTSOG.

Artikel 27

Besluitvorming door nationale regulerende instanties

1.   De nationale regulerende instantie neemt binnen zes maanden na de ontvangst van het volledige aanbevelingsdocument een gemotiveerd besluit en maakt dit bekend. Bij het al dan niet goedkeuren van de voorgestelde binnen-de-dag-verplichting beoordeelt de nationale regulerende instantie of deze verplichting voldoet aan de criteria van artikel 26, lid 2.

2.   Voordat de nationale regulerende instantie een gemotiveerd besluit neemt, pleegt zij overleg met de nationale regulerende instanties van aangrenzende lidstaten en houdt zij rekening met hun opvattingen. Overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 713/2009 mogen de nationale regulerende instanties uit aangrenzende lidstaten het Agentschap om zijn mening vragen over het in lid 1 bedoelde besluit.

Artikel 28

Bestaande binnen-de-dag-verplichtingen

Wanneer de transmissiesysteembeheerder op de datum van inwerkingtreding van deze verordening binnen-de-dag-verplichtingen heeft, volgt hij binnen zes maanden vanaf die datum de procedure die is vastgelegd in artikel 26, leden 5 tot en met 7, en dient hij de binnen-de-dagverplichtingen overeenkomstig artikel 27 ter goedkeuring in bij de nationale regulerende instantie om het gebruik ervan te kunnen voortzetten.

HOOFDSTUK VII

NEUTRALITEITSOVEREENKOMSTEN

Artikel 29

Neutraliteitsbeginselen

1.   De transmissiesysteembeheerder boekt geen winst of verlies met de betaling en ontvangst van dagelijkse onbalansheffingen, binnen-de-dag-heffingen, heffingen voor balanceringsacties en andere heffingen in verband met zijn balanceringsactiviteiten, die worden beschouwd als alle activiteiten die door de transmissiesysteembeheerder worden ondernomen om aan de verplichtingen in deze verordening te voldoen.

2.   De transmissiesysteembeheerder berekent het volgende door aan netgebruikers:

a)

kosten van en inkomsten uit dagelijkse onbalansheffingen en binnen-de-dag-heffingen;

b)

kosten van en inkomsten uit de balanceringsacties die op grond van artikel 9 zijn ondernomen, tenzij de nationale regulerende instantie van oordeel is dat die kosten en inkomsten inefficiënt zijn gemaakt respectievelijk gegenereerd overeenkomstig de toepasselijke nationale regelgeving. Deze overweging wordt gebaseerd op een beoordeling:

i)

waarin wordt aangetoond in welke mate de transmissiesysteembeheerder de gemaakte kosten bij het ondernemen van de balanceringsactie redelijkerwijs had kunnen inperken, en

ii)

die wordt uitgevoerd met betrekking tot de informatie, het tijdstip en de instrumenten die de transmissiesysteembeheerder tot zijn beschikking had op het moment dat hij besloot de balanceringsactie te ondernemen;

c)

eventuele andere kosten van en inkomsten uit de balanceringsactiviteiten die door de transmissiesysteembeheerder zijn ondernomen, tenzij de nationale regulerende instantie van oordeel is dat deze kosten en inkomsten volgens de toepasselijke nationale regelgeving inefficiënt zijn gemaakt respectievelijk gegenereerd.

3.   Wanneer er een stimulerende maatregel ten uitvoer wordt gelegd ter bevordering van efficiënte balanceringsacties, wordt het totale financiële verlies beperkt tot de op inefficiënte wijze gemaakte kosten en gegenereerde inkomsten van de transmissiesysteembeheerder.

4.   Transmissiesysteembeheerders maken de relevante gegevens over de totale heffingen als bedoeld in lid 1 en de totale neutraliteitsheffingen voor balancering met ten minste dezelfde regelmaat bekend als waarmee de respectieve heffingen aan netgebruikers in rekening worden gebracht, maar minimaal één keer per maand.

5.   Onverminderd de paragrafen 1 en 2 kan er voor de transmissiesysteembeheerder in zijn balanceringstaak een stimuleringsmechanisme gelden als bedoeld in artikel 11.

Artikel 30

Kasstromen voor balanceringsneutraliteit

1.   De neutraliteitsheffingen voor balancering worden door of aan de betrokken netgebruiker betaald.

2.   De nationale regulerende instantie stelt de methode voor de berekening van de neutraliteitsheffingen voor balancering vast of keurt deze goed, en maakt deze bekend, inclusief de verdeling onder netgebruikers en de regels voor kredietrisicobeheer.

3.   De neutraliteitsheffing voor balancering staat in verhouding tot de mate waarin de netgebruiker gebruik maakt van de betrokken entry- of exitpunten of van het transmissienet.

4.   De neutraliteitsheffing voor balancering wordt afzonderlijk vastgesteld wanneer deze in rekening wordt gebracht bij netgebruikers; bij de factuur wordt voldoende ondersteunende informatie gevoegd zoals vastgesteld in de in lid 2 bedoelde methode.

5.   Wanneer het informatiemodel variant 2 wordt toegepast, zodat de neutraliteitsheffing voor balancering kan zijn gebaseerd op verwachte kosten en inkomsten, bevat de methode van de transmissiesysteembeheerder voor de berekening van de neutraliteitsheffing voor balancering regels voor een afzonderlijke neutraliteitsheffing voor balancering met betrekking tot niet dagelijks gemeten onttrekking.

6.   In voorkomend geval bevat de methode van de transmissiesysteembeheerder voor de berekening van de neutraliteitsheffing voor balancering voorschriften voor de opsplitsing van bestanddelen van de neutraliteitsheffing voor balancering en de daaruit voortvloeiende verdeling van dergelijke bedragen onder de netgebruikers om kruissubsidies te beperken.

Artikel 31

Afspraken over kredietrisicobeheer

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft het recht om noodzakelijke maatregelen te treffen en relevante contractuele eisen, inclusief financiële veiligheidsgaranties, op te leggen aan netgebruikers om zich in te dekken tegen wanbetaling van de in de artikelen 29 en 30 bedoelde heffingen.

2.   De contractvereisten worden op basis van transparante en gelijke behandeling en proportionaliteit opgesteld en worden gedefinieerd in de in artikel 30, lid 2, bedoelde methode.

3.   Wanneer wanbetaling te wijten is aan een netgebruiker, is de transmissiesysteembeheerder niet aansprakelijk voor enig verlies, mits de maatregelen en vereisten zoals opgenomen in de leden 1 en 2 naar behoren ten uitvoer zijn gelegd. Een dergelijk verlies wordt teruggevorderd overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, bedoelde methode.

HOOFDSTUK VIII

INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 32

Informatieverplichtingen van transmissiesysteembeheerders aan netgebruikers

De informatie die de transmissiesysteembeheerder verstrekt aan netgebruikers betreft:

1.

de algemene status van het transmissienet overeenkomstig punt 3.4, onder 5), van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009;

2.

de balanceringsacties van de transmissiesysteembeheerder zoals bedoeld in hoofdstuk III;

3.

de invoedingen en onttrekkingen van de netgebruiker voor de gasdag als bedoeld in de artikelen 33 tot en met 42.

Artikel 33

Algemene bepalingen

1.   De transmissiesysteembeheerder verstrekt alle in artikel 32 bedoelde informatie, voor zover deze niet reeds door hem is verstrekt op grond van punt 3.1.2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, als volgt:

a)

via de website van de transmissiesysteembeheerder of een ander systeem waarin deze informatie elektronisch beschikbaar wordt gesteld;

b)

gratis toegankelijk voor de netgebruikers;

c)

op een gebruiksvriendelijke wijze;

d)

duidelijk, kwantificeerbaar en gemakkelijk toegankelijk;

e)

op een niet-discriminerende wijze;

f)

in consistente eenheden, ofwel in kWh ofwel in kWh/d en kWh/u;

g)

in de officiële taal (talen) van de lidstaat en in het Engels.

2.   Wanneer een gemeten hoeveelheid niet van een meter kan worden afgelezen, mag een vervangende waarde worden gebruikt. Deze vervangende waarde wordt gebruikt als alternatieve verwijzing zonder enige verdere garantie van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Het verlenen van toegang tot de informatie mag niet worden opgevat als het geven van enige specifieke andere garantie dan dat deze informatie in een vastgesteld formaat en via een vastgesteld instrument zoals een website of een webadres beschikbaar is, en dat de netgebruikers onder normale gebruiksomstandigheden toegang hebben tot deze informatie. In geen geval zijn de transmissiesysteembeheerders ertoe gehouden enige verdere garantie te bieden, met name wat betreft het IT-systeem van de netgebruikers.

4.   De nationale regulerende instantie besluit per balanceringszone tot één informatiemodel. Voor informatieverstrekking over invoedingen en onttrekkingen die binnen de dag zijn gemeten, gelden dezelfde regels voor alle modellen.

5.   Voor balanceringszones waar het de bedoeling is na de inwerkingtreding van deze verordening het informatiemodel variant 2 toe te passen, wordt een voorafgaande marktraadpleging uitgevoerd door de transmissiesysteembeheerder of de nationale regulerende instantie.

Artikel 34

Binnen de dag gemeten invoedingen en onttrekkingen

1.   Voor binnen de dag gemeten invoedingen in en onttrekkingen aan de balanceringszone, waar de allocatie aan een netgebruiker gelijk is aan zijn bevestigde hoeveelheid, is de transmissiesysteembeheerder niet verplicht andere informatie te verstrekken dan de bevestigde hoeveelheid.

2.   Voor binnen de dag gemeten invoedingen in en onttrekkingen aan de balanceringszone waar een allocatie aan een netgebruiker niet gelijk is aan zijn bevestigde hoeveelheid, verstrekt de transmissiesysteembeheerder op gasdag D netgebruikers minimaal twee updates van hun gemeten stromen voor ten minste de samengevoegde, binnen de dag gemeten invoedingen en onttrekkingen, volgens een van de volgende twee opties zoals besloten door de transmissiesysteembeheerder:

a)

iedere update betreft gasstromen vanaf het begin van deze gasdag D, of

b)

iedere update betreft de incrementele gasstromen na de vermelding in de voorgaande update.

3.   De eerste updates omvatten ten minste vier uur gasstromen binnen gasdag D. Deze updates worden zonder onnodige vertraging, maar ten minste binnen vier uur na de gasstroom verstrekt, en uiterlijk om 17:00 uur UTC (wintertijd) of 16:00 uur UTC (zomertijd).

4.   Het tijdstip van verstrekking van de tweede update wordt vastgesteld na goedkeuring door de nationale regulerende instantie en bekendgemaakt door de transmissiesysteembeheerder.

5.   De transmissiesysteembeheerder kan de netgebruikers verzoeken aan te geven tot welke in lid 2 bedoelde informatie zij toegang hebben. Op basis van het antwoord op die vraag verstrekt de transmissiesysteembeheerder de netgebruiker de informatie waartoe hij geen toegang heeft, overeenkomstig de leden 2 tot en met 4.

6.   Wanneer de transmissiesysteembeheerder niet verantwoordelijk is voor verdeling van de gashoeveelheden tussen netgebruikers als onderdeel van de allocatieprocedure, verstrekt de beheerder, in afwijking van lid 2, ten minste informatie over samengevoegde invoedingen en onttrekkingen, minimaal twee keer per gasdag D op die gasdag D.

Artikel 35

Dagelijks gemeten onttrekkingen

1.   Wanneer het informatiemodel variant 1 wordt toegepast, verstrekt de transmissiesysteembeheerder op gasdag D aan onttrekkingen minimaal twee updates van hun verdeling van gemeten stromen voor ten minste de samengevoegde dagelijks gemeten onttrekking overeenkomstig een van de twee volgende opties, zoals besloten door de transmissiesysteembeheerder:

a)

iedere update betreft gasstromen vanaf het begin van deze gasdag D, of

b)

iedere update betreft de incrementele gasstromen na de vermelding in de voorgaande update.

2.   Iedere update wordt binnen twee uur na het einde van het laatste uur van de gasstromen verstrekt.

Artikel 36

Niet dagelijks gemeten onttrekkingen

1.   Wanneer het informatiemodel „basisgeval” wordt toegepast:

a)

op gasdag D-1 verstrekt de transmissiesysteembeheerder uiterlijk om 12:00 uur UTC (wintertijd) of 11:00 uur UTC (zomertijd) aan de netgebruikers een prognose van hun niet dagelijks gemeten onttrekkingen voor gasdag D;

b)

op gasdag D verstrekt de transmissiesysteembeheerder minimaal twee updates van de prognose van hun niet dagelijks gemeten onttrekkingen aan de netgebruikers.

2.   De eerste update wordt uiterlijk om 13:00 uur UTC (wintertijd) of om 12:00 uur UTC (zomertijd) verstrekt.

3.   Het tijdstip van verstrekking van de tweede update wordt vastgesteld na goedkeuring door de nationale regulerende instantie en bekendgemaakt door de transmissiesysteembeheerder. Hierbij wordt rekening gehouden met:

a)

de toegang tot gestandaardiseerde kortetermijnproducten op een handelsplatform;

b)

de nauwkeurigheid van de prognose met betrekking tot de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker in vergelijking met het moment van de verstrekking;

c)

het tijdstip waarop de hernominatieperiode afloopt, als bedoeld in artikel 15, lid 1;

d)

het tijdstip van de eerste update van de prognose voor de niet dagelijks gemeten onttrekking van een netgebruiker.

4.   Wanneer het informatiemodel variant 1 wordt toegepast, verstrekt de transmissiesysteembeheerder op gasdag D aan netgebruikers minimaal twee updates van hun verdeling van gemeten stromen voor ten minste de in artikel 35 bedoelde samengevoegde niet dagelijks gemeten onttrekkingen.

5.   Wanneer het informatiemodel variant 2 wordt toegepast, verstrekt de transmissiesysteembeheerder op gasdag D-1 aan netgebruikers een prognose van hun niet dagelijks gemeten onttrekkingen voor gasdag D zoals bedoeld in lid 1, onder a).

Artikel 37

Invoedingen en onttrekkingen na de gasdag

1.   Uiterlijk aan het einde van gasdag D+1 verstrekt de transmissiesysteembeheerder aan iedere netgebruiker een aanvankelijke allocatie voor zijn invoedingen en onttrekkingen op gasdag D en een aanvankelijke dagelijkse onbalanshoeveelheid:

a)

voor de informatiemodellen „basisgeval” en „variant 1” wordt al het gas dat aan het distributiesysteem wordt geleverd, toegewezen;

b)

voor het informatiemodel variant 2 is de niet dagelijks gemeten onttrekkingen gelijk aan de prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker die een dag tevoren wordt verstrekt;

c)

voor het informatiemodel variant 1 worden een aanvankelijke allocatie en een aanvankelijke dagelijkse onbalanshoeveelheid beschouwd als de definitieve allocatie en de definitieve dagelijkse onbalanshoeveelheid.

2.   Wanneer er een voorlopige maatregel van toepassing is als bedoeld in de artikelen 47 tot en met 51, kunnen binnen drie gasdagen na gasdag D een aanvankelijke allocatie en een aanvankelijke dagelijkse onbalanshoeveelheid worden verstrekt indien het technisch of operationeel niet haalbaar is om te voldoen aan lid 1.

3.   De transmissiesysteembeheerder verstrekt iedere netgebruiker de definitieve allocatie voor zijn invoedingen en onttrekkingen en de definitieve dagelijkse onbalanshoeveelheid binnen een krachtens de toepasselijke nationale regelgeving vastgesteld tijdsbestek.

Artikel 38

Kosten-batenanalyse

1.   Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordelen de transmissiesysteembeheerders de kosten en baten van:

a)

verhoging van de frequentie van informatieverstrekking aan netgebruikers;

b)

verkorting van de bijbehorende termijnen voor informatieverstrekking;

c)

verbetering van de nauwkeurigheid van de verstrekte informatie.

In deze kosten-batenanalyse worden de kosten en baten voor de categorieën betrokken partijen uitgesplitst.

2.   De transmissiesysteembeheerder raadpleegt de betrokken partijen over deze beoordeling, in samenwerking met de eventuele distributiesysteembeheerders.

3.   Op basis van de uitkomst van de raadpleging besluit de nationale regulerende instantie over eventuele wijzigingen inzake informatieverstrekking.

Artikel 39

Informatieverplichtingen van de distributiesysteembeheerder(s) en de partij(en) die de prognose opstelt (opstellen) jegens de transmissiesysteembeheerder

1.   Iedere distributiesysteembeheerder die verbonden is aan een balanceringszone en elke partij die de prognoses opstelt, verstrekt de transmissiesysteembeheerder in de respectieve balanceringszone de benodigde informatie voor informatieverstrekking aan de netgebruikers op grond van deze verordening. Deze omvat invoedingen en onttrekkingen van het distributiesysteem, ongeacht de vraag of dat systeem al dan niet deel uitmaakt van de balanceringszone.

2.   De informatie, het formaat en de procedure van verstrekking worden bepaald in overleg met de transmissiesysteembeheerder, de distributiesysteembeheerders en de partij die de prognoses opstelt, voor zover relevant, om te waarborgen dat informatie op de juiste wijze door de transmissiesysteembeheerder wordt verstrekt aan de netgebruikers op grond van dit hoofdstuk, in het bijzonder de criteria van artikel 33, lid 1.

3.   Deze informatie wordt aan de transmissiesysteembeheerder verstrekt in hetzelfde formaat als vastgesteld in de toepasselijke nationale regelgeving en komt overeen met het formaat waarin de betrokken transmissiesysteembeheerder de informatie aan de netgebruikers verstrekt.

4.   De nationale regulerende instantie kan de transmissiesysteembeheerder, de distributiesysteembeheerder en de partij die de prognoses opstelt, vragen een stimuleringsmechanisme voor de verstrekking van een nauwkeurige prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker voor te stellen, dat moet voldoen aan de in artikel 11, lid 4, voor de transmissiesysteembeheerder vastgestelde criteria.

5.   De nationale regulerende instantie wijst de partij aan die de prognoses opstelt in een balanceringszone na voorafgaande raadpleging van de betrokken transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders. De partij die de prognoses opstelt, is verantwoordelijk voor de prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker en, in voorkomend geval, van de daaruit voortvloeiende allocaties. Dit kan een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of een externe partij zijn.

Artikel 40

Informatieverplichtingen van de distributiesysteembeheerder(s) jegens de transmissiesysteembeheerder

De distributiesysteembeheerder verstrekt de transmissiesysteembeheerder informatie over de binnen de dag en de dagelijks gemeten invoedingen en onttrekkingen van het distributiesysteem volgens de informatievoorschriften van artikel 34, leden 2 tot en met 6, en de artikelen 35 en 37. Deze informatie wordt tijdig aan de transmissiesysteembeheerder verstrekt, zodat deze voldoende gelegenheid heeft om de informatie aan de netgebruikers door te geven.

Artikel 41

Informatieverplichtingen van de distributiesysteembeheerder(s) jegens de partij die de prognose opstelt

1.   Distributiesysteembeheerders hebben de taak de partij die de prognose opstelt, toereikende en geactualiseerde informatie te verstrekken voor de toepassing van de methode voor de prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker zoals uiteengezet in artikel 42, lid 2. Deze informatie wordt tijdig verstrekt binnen de door de partij die de prognose opstelt vastgestelde termijnen, zodat hij er op tijd over kan beschikken.

2.   Lid 1 is mutatis mutandis ook van toepassing op variant 1.

Artikel 42

Informatieverplichtingen van de partij die de prognose opstelt jegens de transmissiesysteembeheerder

1.   De partij die de prognoses opstelt, verstrekt de transmissiesysteembeheerder een of meer prognoses van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van netgebruikers en daaruit voortvloeiende allocaties volgens de informatievoorschriften van de artikelen 36 en 37. Deze informatie wordt tijdig aan de transmissiesysteembeheerder verstrekt, zodat deze voldoende gelegenheid heeft om de informatie aan netgebruikers door te geven; voor dag-vooruit- en binnen-de-dag-prognoses en niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker is dit uiterlijk één uur vóór de uiterste termijn zoals bepaald in artikel 36, lid 1, onder a) en b), tenzij de transmissiesysteembeheerder en de partij die prognoses opstelt een later tijdstip zijn overeengekomen waarop de beheerder deze informatie kan doorgeven aan netgebruikers.

2.   De methode voor de prognose van niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker is gebaseerd op een statistisch vraagmodel, waarbij voor iedere niet dagelijks gemeten onttrekking een capaciteitsprofiel wordt toegekend dat bestaat uit een formule van de schommelingen in de vraag naar gas afgezet tegen variabelen zoals de temperatuur, de dag van de week, het type klant en vakantieperiodes. Over de methode vindt voorafgaand aan de goedkeuring een raadpleging plaats.

3.   De partij die prognoses opstelt, maakt ten minste om de twee jaar een verslag bekend over de nauwkeurigheid van de prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker.

4.   In voorkomend geval verstrekken de transmissiesysteembeheerders de gegevens over gasstromen tijdig aan de partij die de prognose opstelt, zodat deze kan voldoen aan haar verplichtingen op grond van dit artikel.

5.   De leden 2 tot en met 4 zijn mutatis mutandis van toepassing op variant 1.

HOOFDSTUK IX

LEIDINGBUFFERFLEXIBILITEITSDIENST

Artikel 43

Algemene bepalingen

1.   Een transmissiesysteembeheerders kan een leidingbufferflexibiliteitsdienst aan netgebruikers verlenen nadat de betrokken voorwaarden zijn goedgekeurd door de bevoegde nationale regulerende instantie.

2.   De voorwaarden voor een leidingbufferflexibiliteitsdienst moeten in overeenstemming zijn met de verantwoordelijkheid van een netgebruiker om zijn invoedingen en onttrekkingen gedurende de gasdag in balans te brengen.

3.   De leidingbufferflexibiliteitsdienst is beperkt tot het niveau van de in het transmissienet beschikbare leidingbufferflexibiliteit die, volgens de beoordeling van de betrokken transmissiesysteembeheerder, als niet vereist voor de uitvoering van de doorgiftefunctie wordt beschouwd.

4.   Gas dat in het kader van deze dienst door netgebruikers aan het transmissienet wordt geleverd en onttrokken, wordt meegenomen in de berekening van hun dagelijkse onbalanshoeveelheid.

5.   Het neutraliteitsmechanisme van hoofdstuk VII is niet van toepassing op de leidingbufferflexibiliteitsdienst, tenzij anderszins besloten door de nationale regulerende instantie.

6.   Netgebruikers stellen de betrokken transmissiesysteembeheerder in kennis van het gebruik van de leidingbufferflexibiliteitsdienst door nominaties en hernominaties in te dienen.

7.   De transmissiesysteembeheerder mag ervan afzien van de netgebruikers te eisen dat zij de in lid 6 bedoelde nominaties en hernominaties indienen wanneer het ontbreken van een dergelijk bericht de ontwikkeling van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas niet ondermijnt en de transmissiesysteembeheerder over voldoende informatie beschikt om een nauwkeurige allocatie te verstrekken van het gebruik van een leidingbufferflexibiliteitsdienst op de volgende gasdag.

Artikel 44

Voorwaarden voor de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst

1.   Een leidingbufferflexibiliteitsdienst kan alleen worden verleend als aan alle volgende criteria wordt voldaan:

a)

de transmissiesysteembeheerder hoeft voor de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst geen overeenkomsten af te sluiten met andere aanbieders van infrastructuur, zoals opslagsysteembeheerder of een LNG-systeembeheerder;

b)

de inkomsten van de transmissiesysteembeheerder uit de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst dienen ten minste gelijk te zijn aan de kosten die zijn of moeten worden aangegaan voor het verlenen van deze dienst;

c)

de leidingbufferflexibiliteitsdienst wordt aangeboden op transparante en niet-discriminerende wijze en kan op basis van concurrerende mechanismen worden aangeboden;

d)

de transmissiesysteembeheerder brengt een netgebruiker noch direct, noch indirect, kosten in rekening die zijn aangegaan voor de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst, als deze netgebruiker hiertoe geen overeenkomst is aangegaan, en

e)

de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst heeft geen negatief effect op de grensoverschrijdende handel.

2.   De transmissiesysteembeheerder stelt de beperking van binnen-de-dag-verplichtingen boven de verlening van een leidingbufferflexibiliteitsdienst.

HOOFDSTUK X

VOORLOPIGE MAATREGELEN

Artikel 45

Voorlopige maatregelen: algemene bepalingen

1.   Bij gebrek aan voldoende liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas leggen de transmissiesysteembeheerders gepaste voorlopige maatregelen ten uitvoer zoals bedoeld in de artikelen 47 tot en met 50. In het geval van voorlopige maatregelen wordt de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas voor zover mogelijk bevorderd met balanceringsacties van de transmissiesysteembeheerder.

2.   Het gebruik van een voorlopige maatregel laat de tenuitvoerlegging van andere voorlopige maatregelen als alternatief of aanvulling onverlet, mits deze maatregelen tot doel hebben de concurrentie op en de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas te bevorderen en overeenstemmen met de algemene beginselen van deze verordening.

3.   De voorlopige maatregelen, zoals bedoeld in de leden 1 en 2, worden overeenkomstig het in artikel 46, lid 1, bedoelde verslag opgesteld en uitgevoerd door elke transmissiesysteembeheerder en overeenkomstig de in artikel 46 vastgestelde procedure door de nationale regulerende instantie goedgekeurd.

4.   Het verslag voorziet in de beëindiging van de voorlopige maatregelen, en wel uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 46

Voorlopige maatregelen: jaarlijks verslag

1.   Wanneer de transmissiesysteembeheerder voornemens is voorlopige maatregelen ten uitvoer te (blijven) leggen, stelt hij een verslag op waarin het volgende wordt uiteengezet:

a)

een beschrijving van de stand van de ontwikkeling en de huidige liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas ten tijde van de opstelling van het verslag, aan de hand van onder meer de volgende informatie, indien de transmissiesysteembeheerder hierover beschikt:

i)

het aantal transacties dat is afgesloten op het virtuele handelspunt en het aantal transacties in het algemeen;

ii)

de spreiding van de biedingen/aanbiedingen en de volumes van de biedingen/aanbiedingen;

iii)

het aantal deelnemers met toegang tot de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas;

iv)

het aantal deelnemers dat gedurende een bepaalde periode actief is geweest op de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas;

b)

de uit te voeren voorlopige maatregelen;

c)

de redenen voor toepassing van de voorlopige maatregelen:

i)

een toelichting waarom deze maatregelen nodig zijn vanwege de stand van ontwikkeling van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas zoals bedoeld onder b);

ii)

een beoordeling van de wijze waarop deze de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas zullen verhogen;

d)

een overzicht van de stappen die worden genomen om de voorlopige maatregelen te vervangen, met inbegrip van de criteria voor het ondernemen van deze stappen en een beoordeling van de bijbehorende timing.

2.   De transmissiesysteembeheerder raadpleegt de partijen over het voorgestelde verslag.

3.   Naar aanleiding van de raadpleging dient de transmissiesysteembeheerder het verslag ter goedkeuring in bij de nationale regulerende instantie. Het eerste verslag wordt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening ingediend; de daaropvolgende verslagen, waarin het eerste indien nodig wordt bijgewerkt, worden jaarlijks ingediend.

4.   De nationale regulerende instantie neemt binnen zes maanden na de ontvangst van het volledige verslag een gemotiveerd besluit en maakt dit bekend. Dat besluit wordt onverwijld aan het Agentschap en de Commissie bekendgemaakt. Bij het al dan niet goedkeuren van het verslag beoordeelt de nationale regulerende instantie de volgende aspecten: de gevolgen voor de harmonisering van de balanceringsregimes, de bevordering van marktintegratie en het waarborgen van non-discriminatie, effectieve concurrentie en het efficiënt functioneren van de gasmarkt.

5.   De in artikel 27, lid 2, vastgestelde procedure is van toepassing.

Artikel 47

Balanceringsplatform

1.   Wanneer de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas onvoldoende liquiditeit heeft of naar verwachting zal hebben, of wanneer door de transmissiesysteembeheerder benodigde, op tijd gebaseerde producten en locatiegebonden producten niet redelijkerwijs kunnen worden aangeschaft op deze markt, wordt een balanceringsplatform ingesteld voor balancering door de transmissiesysteembeheerder.

2.   De transmissiesysteembeheerders overwegen of een gezamenlijk balanceringsplatform kan worden ingevoerd voor aangrenzende balanceringszones in het kader van samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders of bekijken waar voldoende interconnectiecapaciteit is en de invoering van een dergelijk gezamenlijk balanceringsplatform efficiënt wordt geacht. Indien een gezamenlijk balanceringsplatform wordt opgericht, wordt het beheerd door de betrokken transmissiesysteembeheerders.

3.   Wanneer de in lid 1 beschreven situatie na vijf jaar niet wezenlijk is veranderd, kan de nationale regulerende instantie, onverminderd het bepaalde in artikel 45, lid 4, en na de nodige wijziging van het verslag te hebben ingediend, besluiten de exploitatie van het balanceringsplatform voor nog een periode van niet meer dan vijf jaar voort te zetten.

Artikel 48

Alternatief voor een balanceringsplatform

Wanneer de transmissiesysteembeheerder kan aantonen dat de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas door onvoldoende interconnectiecapaciteit tussen balanceringszones niet met behulp van een balanceringsplatform kan worden verhoogd, en de transmissiesysteembeheerder met dit platform geen efficiënte balanceringsacties kan ondernemen, kan hij een alternatief gebruiken, zoals balanceringsdiensten, op voorwaarde dat de nationale regulerende instantie daarmee instemt. Wanneer een dergelijk alternatief wordt gebruikt, worden de voorwaarden van de vervolgens overeen te komen contractuele afspraken, de toepasselijke prijzen en de contractduur gespecificeerd.

Artikel 49

Voorlopige onbalansheffing

1.   Wanneer voorlopige maatregelen zoals bedoeld in artikel 45 noodzakelijk blijken, kan de prijsafleiding worden berekend overeenkomstig de in artikel 46 bedoelde verslag, die in de plaats komt van de berekeningsmethode voor de dagelijkse onbalansheffing.

2.   In dat geval mag de prijsafleiding worden gebaseerd op een gereguleerde prijs of een benaderingswaarde voor een marktprijs of een prijs die is afgeleid van transacties op een balanceringsplatform.

3.   Er wordt naar gestreefd met de benaderingswaarde voor een marktprijs te voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 6. Bij de opstelling van deze benaderingswaarde wordt rekening gehouden met het mogelijke risico van marktmanipulatie.

Artikel 50

Tolerantie

1.   Toleranties mogen alleen worden toegepast in gevallen waarin netgebruikers geen toegang hebben:

a)

tot een kortetermijngroothandelsmarkt voor gas die voldoende liquiditeit heeft;

b)

tot gas waarmee kortetermijnschommelingen in de vraag naar of het aanbod van gas worden opgevangen, of

c)

tot voldoende informatie betreffende hun invoeding en onttrekking.

2.   Toleranties worden toegepast:

a)

met betrekking tot de dagelijkse onbalanshoeveelheid van netgebruikers;

b)

op transparante en niet-discriminerende wijze;

c)

alleen voor zover noodzakelijk en voor de minimaal vereiste duur.

3.   Door de toepassing van toleranties kan de financiële blootstelling van een netgebruiker aan de marginale verkoopprijs of de marginale inkoopprijs voor een deel van of de gehele dagelijkse onbalanshoeveelheid van de netgebruiker voor de gasdag worden beperkt.

4.   Het tolerantieniveau bedraagt de maximale hoeveelheid gas die door iedere netgebruiker wordt gekocht of verkocht tegen een gewogen gemiddelde prijs. Als er een resterende hoeveelheid gas is ter hoogte van de dagelijkse onbalanshoeveelheid van iedere netgebruiker en die het tolerantieniveau overschrijdt, wordt deze verkocht of gekocht tegen de marginale verkoopprijs of de marginale inkoopprijs.

5.   De opzet van het tolerantieniveau:

a)

vormt een afspiegeling van de flexibiliteit van het transmissienet en de behoeften van de netgebruiker;

b)

vormt een afspiegeling van het risiconiveau voor de netgebruiker bij het beheer van de balancering van zijn invoedingen en onttrekkingen;

c)

mag de ontwikkeling van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas niet ondermijnen;

d)

mag niet leiden tot een buitensporige verhoging van de kosten voor balanceringsacties van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Het tolerantieniveau wordt berekend op basis van de invoedingen en onttrekkingen van iedere netgebruikers, exclusief transacties op het virtuele handelspunt, voor iedere gasdag. De subcategorieën worden gedefinieerd op grond van de toepasselijke nationale regelgeving.

7.   Het toepasselijke tolerantieniveau voor niet dagelijks gemeten onttrekking zoals vastgesteld in de toepasselijke nationale regelgeving is gebaseerd op het verschil tussen de betrokken prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekkingen van een netgebruiker en de allocatie voor niet dagelijks gemeten onttrekkingen.

8.   Het tolerantieniveau kan een component bevatten die wordt berekend op basis van de toepassing van de afwijking van de prognose van de niet dagelijks gemeten onttrekking van een netgebruiker, die de hoeveelheid is waarmee de betrokken prognose:

a)

hoger is dan de allocatie voor niet dagelijks gemeten onttrekking wanneer de dagelijkse onbalanshoeveelheid positief is;

b)

lager is dan de allocatie voor niet dagelijks gemeten onttrekking wanneer de dagelijkse onbalanshoeveelheid negatief is.

HOOFDSTUK XI

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 51

Vrijgave van een flexibiliteitsoverschot van de transmissiesysteembeheerder

1.   Wanneer langetermijncontracten voor de aanschaf van flexibiliteit die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening van kracht zijn, de transmissiesysteembeheerder het recht verlenen op onttrekking of invoeding van specifieke gasvolumes, streeft de beheerder ernaar om deze flexibiliteitshoeveelheden in te perken.

2.   Bij het bepalen van het flexibiliteitsoverschot dat krachtens een geldend langetermijncontract beschikbaar is voor invoeding of onttrekking, houdt de transmissiesysteembeheerder rekening met het gebruik van de gestandaardiseerde kortetermijnproducten.

3.   Het flexibiliteitsoverschot mag worden vrijgegeven:

a)

onder de voorwaarden van de bestaande overeenkomst indien deze bepalingen bevat op grond waarvan de vastgelegde hoeveelheid gas kan worden beperkt en/of de bestaande overeenkomst kan worden beëindigd, of

b)

als volgt, bij gebrek aan dergelijke contractuele rechten:

i)

de overeenkomst blijft van kracht tot de beëindiging op grond van de toepasselijke voorwaarden;

ii)

de contractpartijen overwegen aanvullende bepalingen waarmee een overschot aan gas dat niet is vereist voor balancering, opnieuw kan worden vrijgegeven om de andere netgebruikers toegang te bieden tot grotere flexibiliteitshoeveelheden.

4.   Voor zover de geldende overeenkomst de gelegenheid biedt voor beperking van de flexibiliteit met hoeveelheden die overeenkomen met de beschikbaarheid van het overschot, beperkt de transmissiesysteembeheerder deze flexibiliteit zodra dit redelijkerwijs mogelijk is na de inwerkingtreding van deze verordening of zodra het bestaan van het overschot kan worden vastgesteld.

5.   De transmissiesysteembeheerders raadplegen de partijen over specifieke voorstellen die als voorlopige maatregelen ten uitvoer moeten worden gelegd voor de vrijgave van een flexibiliteitsoverschot krachtens een dan geldend langetermijncontract.

6.   De transmissiesysteembeheerder maakt informatie over de door hem ondernomen balanceringsacties op grond van het dan geldende langetermijncontract bekend.

7.   De nationale regulerende instantie kan doelstellingen vaststellen voor de mate waarin de langetermijncontracten moeten worden beperkt om de liquiditeit van de kortetermijngroothandelsmarkt voor gas te verhogen.

Artikel 52

Overgangsbepalingen

1.   De nationale regulerende instantie kan de transmissiesysteembeheerder op basis van een gemotiveerd verzoek toestaan om deze verordening binnen een termijn van vierentwintig maanden na 1 oktober 2014 na te leven, mits door de transmissiesysteembeheerder geen voorlopige maatregel als bedoeld in hoofdstuk X ten uitvoer wordt gelegd. Wanneer de nationale regulerende autoriteit van deze mogelijkheid gebruik maakt, is deze verordening niet van toepassing in de balanceringszone van die transmissiesysteembeheerder voor de onderwerpen en voor de duur van de in het besluit van de nationale regulerende autoriteit vastgestelde overgangsperiode.

2.   De nationale regulerende instantie neemt binnen drie maanden na de ontvangst van een dergelijk verzoek overeenkomstig lid 1 een gemotiveerd besluit en maakt dit bekend. Dat besluit wordt onverwijld aan het Agentschap en de Commissie bekendgemaakt.

Artikel 53

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Onverminderd artikel 28, artikel 33, lid 5, artikel 38, lid 1, artikel 45, lid 4, artikel 46, lid 3, artikel 51 en artikel 52 is deze verordening van toepassing met ingang van 1 oktober 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.

(2)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(3)  Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).

(4)  Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(5)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 1.

(6)  PB L 273 van 15.10.2013, blz. 5.

(7)  PB L 273 van 15.10.2013, blz. 5.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 313/2014 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2014

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Pecorino Sardo (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1151/2012 heeft de Commissie onderzoek verricht naar de door Italië ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Pecorino Sardo", die bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 215/2011 (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.

(3)  PB L 59 van 4.3.2011, blz. 15.

(4)  PB C 318 van 1.11.2013, blz. 8.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

ITALIË

Pecorino Sardo (BOB)


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 314/2014 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

219,4

MA

57,9

TN

88,6

TR

95,6

ZZ

115,4

0707 00 05

MA

44,0

TR

139,3

ZZ

91,7

0709 93 10

MA

36,6

TR

85,5

ZZ

61,1

0805 10 20

EG

38,0

IL

67,0

MA

51,7

TN

55,9

TR

58,4

ZZ

54,2

0805 50 10

MA

35,6

TR

67,7

ZZ

51,7

0808 10 80

AR

89,5

BR

107,3

CL

127,1

CN

94,6

MK

30,8

US

164,6

ZA

68,9

ZZ

97,5

0808 30 90

AR

97,0

CL

117,7

CN

52,7

TR

127,0

ZA

92,6

ZZ

97,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/40


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 24 maart 2014

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus

(2014/169/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (1), en met name artikel 7, leden 2 en 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 472/2013 is van toepassing op lidstaten die bij de inwerkingtreding ervan al financiële steun ontvangen, met inbegrip van financiële steun uit het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM).

(2)

Verordening (EU) nr. 472/2013 bevat regels voor de goedkeuring van macro-economische aanpassingsprogramma’s voor lidstaten die financiële steun ontvangen; deze regels moeten verenigbaar zijn met het Verdrag tot instelling van het ESM.

(3)

Nadat Cyprus op 25 juni 2012 een verzoek om financiële bijstand uit het ESM had ingediend, heeft de Raad op 25 april 2013 bij Besluit 2013/236/EU (2) bepaald dat Cyprus op strikte wijze een macro-economisch aanpassingsprogramma ten uitvoer moest leggen.

(4)

Op 24 april 2013 heeft de Raad van gouverneurs van het ESM besloten om Cyprus in principe stabiliteitssteun te verlenen, en zijn goedkeuring gehecht aan het memorandum van overeenstemming over de specifieke economische beleidsvoorwaarden (hierna het „MvO” genoemd) en aan de ondertekening ervan door de Commissie namens het ESM.

(5)

Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU (3) heeft de Commissie in samenwerking met de Europese Centrale Bank (ECB) en, indien nodig, het Internationaal Monetair Fonds (IMF), voor de derde maal beoordeeld welke vorderingen bij de uitvoering van de overeengekomen maatregelen zijn gemaakt, hoe doeltreffend deze zijn en welk economisch en sociaal effect ze sorteren.

(6)

Naar aanleiding daarvan moet Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU worden bijgewerkt op het gebied van de hervorming van de financiële sector, het begrotingsbeleid en de structurele hervormingen, in het bijzonder met betrekking tot i) het opstellen door een gezamenlijke taskforce van de Centrale Bank van Cyprus en het ministerie van Financiën van een communicatiestrategie over de routekaart voor de versoepeling van de kapitaalcontroles en de uitvoering van de strategie van de banksector; ii) de tijdige rapportage van de ramingen van banken met betrekking tot de gevolgen die de nieuw geïntroduceerde en toekomstige regelgeving van de Unie inzake kapitaalvereisten en noodlijdende kredieten (non-performing loans) kan hebben voor de kapitaal-, rentabiliteits- en afdekkingsratio; iii) de oprichting van een taskforce om de omvang te onderzoeken van het aantal grondverkoopcontracten die geregistreerd zijn maar waarvoor geen eigendomsbewijs is afgegeven, en om hieromtrent aanbevelingen te verstrekken; iv) de hervorming van de insolventieprocedures voor ondernemingen en personen; v) de evaluatie van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en de regels voor de procesvoering bij de rechtbanken om een vlotte en doeltreffende werking van de herziene regelingen inzake beslaglegging en insolventie te verzekeren; vi) de aanpassing van het primaire overheidstekort voor 2014 tot 1,8 % van het bbp; vii) de invoering van het eerste stadium van het nationale zorgstelsel, nadat eerst de volledige routekaart voor dit stelsel is opgesteld en goedgekeurd; viii) de herziening van het beleid inzake prijsstelling en terugbetaling van medische goederen en diensten, met inbegrip van de uitgaven voor geneesmiddelen; ix) de oprichting van een eenheid voor privatisering; x) de indiening van een actieplan om de gebreken te verhelpen die aan het licht gekomen zijn in fase 2 van de peer review van het wereldforum inzake transparantie en inlichtingenuitwisseling voor belastingdoeleinden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); xi) de ontwikkeling van een groeistrategie op basis van Cyprus’ concurrentievoordelen als hulpmiddel voor de Cypriotische autoriteiten om de economie weer aan te zwengelen. Algemene en verstrekkende hervormingen op financieel, budgettair en structureel gebied moeten de houdbaarheid van de Cypriotische overheidsschuld op middellange termijn veiligstellen.

(7)

Voor de gehele uitvoering van het omvattende beleidspakket van Cyprus moet de Commissie op specifieke gebieden aanvullend beleidsadvies en technische bijstand verlenen. Een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt, moet verzoeken om technische bijstand van de Commissie, die voor dit doel groepen van deskundigen kan vormen.

(8)

In overeenstemming met de bestaande nationale regels en praktijken moeten de Cypriotische autoriteiten de standpunten van de sociale partners en maatschappelijke organisaties vragen bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van het macro-economisch aanpassingsprogramma,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 5 komt als volgt te luiden:

„5.   Om de gezondheid van zijn financiële sector te herstellen, zorgt Cyprus voor een verdere herstructurering van het bankwezen en de coöperatieve kredietsector; een verdere versterking van het toezicht en de regelgeving; een hervorming van het kader van schuldherschikking; en een geleidelijke opheffing van de kapitaalbeperkingen in overeenstemming met zijn routekaart, met vrijwaring van de financiële stabiliteit. Het programma voorziet in de volgende maatregelen en resultaten:

a)

zorgen voor nauwlettend toezicht op de liquiditeitspositie van de banken. Tijdelijke beperkingen van het vrije verkeer van kapitaal (onder meer begrenzingen van geldopnemingen, betalingen en overdrachten) worden nauwlettend gemonitord. De controles kunnen zolang duren als strikt noodzakelijk is om ernstige risico’s voor de stabiliteit van het financiële stelsel te beperken. De routekaart voor de geleidelijke versoepeling van de beperkende maatregelen wordt verder uitgevoerd, waarbij ook rekening wordt gehouden met de liquiditeitspositie van de kredietinstellingen. Er wordt een goed afgestemde communicatiestrategie ontwikkeld met als doel regelmatig informatie te verstrekken over die routekaart en over de vorderingen die geboekt worden bij de uitvoering van de strategie voor de banksector.

De financiering en de kapitaalplannen van binnenlandse banken die van financiering door de centrale bank afhankelijk zijn of staatssteun ontvangen, houden op realistische wijze rekening met de geplande afbouw van de schuldhefboom in de banksector en met de geleidelijke versoepeling van beperkende maatregelen, en moeten de afhankelijkheid van leningen van de centrale bank verminderen, terwijl gedwongen verkopen van activa en kredietschaarste moeten worden voorkomen;

b)

aanpassing van de minimumkapitaalvereisten, rekening houdend met de parameters van de balansbeoordeling en de Uniewijde stresstest;

c)

ervoor zorgen dat herstructureringsplannen formeel worden goedgekeurd op basis van de staatssteunregels voordat staatssteun wordt toegekend. Banken met een tekort aan kapitaal kunnen, wanneer andere maatregelen niet volstaan, verzoeken om herkapitalisatiesteun van de staat conform de procedures voor staatssteun. Banken met herstructureringsplannen rapporteren de vorderingen in de uitvoering van de plannen;

d)

zorgen voor de invoering van een operationeel kredietregister, de aanpassing, indien nodig, van het bestaande regelgevingskader voor de waardevermindering van activa en de aanleg van voorzieningen hiervoor, en voor de behandeling van zekerheden bij de aanleg van voorzieningen, alsmede voor tijdige tenuitvoerlegging van de Unieregels inzake kapitaalvereisten en noodlijdende kredieten;

e)

versoepeling van de regels inzake beslag op zekerheden. Het betreft een begeleidende maatregel bij de opstelling van wetgeving op basis van een algemene hervorming van het regelgevingskader met het oog op de invoering van passende insolventieprocedures voor ondernemingen en personen; tegelijk moet worden gezorgd voor een vlotte en doeltreffende werking van de herziene regelingen inzake beslaglegging en insolventie. Daarnaast wordt de nieuwe wettelijke regeling voor de herschikking van particuliere schulden na voltooiing geëvalueerd en worden indien nodig aanvullende maatregelen vastgesteld;

f)

tenuitvoerlegging van de strategie voor de toekomstige structuur en werking en de levensvatbaarheid van de coöperatieve kredietinstellingssector, zoals ontwikkeld door de centrale bank van Cyprus in overleg met de Commissie, de ECB en het IMF;

g)

verscherping van het toezicht op de schuldenlast van ondernemingen en huishoudens en invoering van een kader voor doelgerichte schuldherschikking in de particuliere sector om nieuwe leningen te vergemakkelijken en kredietbeperkingen te verminderen. De beleidskeuzen en praktijken van banken inzake beheer van betalingsachterstand worden geëvalueerd en het richtsnoer voor beheer van betalingsachterstand alsmede de gedragscode worden indien nodig gewijzigd. Er worden geen administratieve maatregelen ingevoerd die een invloed hebben op de vaststelling van rentetarieven voor bankleningen.

h)

verdere versterking van het kader voor de strijd tegen witwassen van geld en uitvoering van een actieplan, op basis van beste praktijken, voor de toepassing van verbeterde methoden op het gebied van cliëntenonderzoek en de transparantie van entiteiten;

i)

integratie van stresstests in het regelmatig uit te oefenen externe bankentoezicht;

j)

invoering van dwingende openbaarmakingsvereisten die ervoor zorgen dat banken hun vorderingen in de herstructurering van hun activiteiten regelmatig bekendmaken aan de autoriteiten en de markten;

k)

zorgen voor tenuitvoerlegging van de herstructureringsmaatregelen om de levensvatbaarheid van de coöperatieve kredietsector te verbeteren nadat het rechtskader voor de nieuwe governancestructuur voor het beheer van het aandeel van de staat in deze sector is opgesteld; en

l)

zorgen voor herziening van het governancerichtsnoer, die onder meer de interactie tussen de interne auditeenheden van banken en de banktoezichthouders moet verduidelijken.”.

2)

Lid 7 komt als volgt te luiden:

„7.   De Cypriotische autoriteiten leggen in 2014 de permanente maatregelen die vervat zijn in de begrotingswet 2014 en die ten minste 270 miljoen EUR bedragen, onverkort ten uitvoer. Zij zorgen voor de volledige uitvoering van de consolidatiemaatregelen die sinds december 2012 zijn vastgesteld.”.

3)

Het volgende lid wordt ingevoegd:

„7   bis. Voor het begrotingsbeleid in 2015-2016 streven de Cypriotische autoriteiten naar een overheidssaldo dat in overeenstemming is met het aanpassingstraject met inachtneming van de aanbeveling van de buitensporigtekortprocedure.”.

4)

Lid 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

zo nodig verdere hervormingen van het algemene stelsel en het stelsel van overheidspensioenen om de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn en tegelijkertijd de toereikendheid van de pensioenen te waarborgen;”;

b)

punt e) wordt vervangen door:

„e)

opstelling van een programma om te komen tot een gedegen stelsel van ondernemingsbestuur voor publieke en semi-publieke ondernemingen en tenuitvoerlegging van een privatiseringsplan om de economische efficiëntie te verbeteren en de houdbaarheid van de schuld te herstellen;”.

5)

De leden 10 tot en met 13 komen als volgt te luiden:

„10.   Cyprus zorgt voor de uitvoering van de overeengekomen maatregelen om de geconstateerde tekortkomingen in zijn activeringsbeleid aan te pakken. Cyprus onderneemt snel actie om kansen voor jongeren te creëren en hun vooruitzichten op werk te verbeteren, overeenkomstig de doelstellingen van de aanbeveling van de Raad tot invoering van een jongerengarantie (4). De op jongeren gerichte maatregelen passen qua opzet, beheer en uitvoering goed in het bredere activeringsbeleid en sluiten aan bij de hervorming van het stelsel van sociale voorzieningen en bij de overeengekomen begrotingsdoelstellingen.

11.   Cyprus staat klaar om de resterende wijzigingen in de sectorspecifieke wetgeving vast te stellen die noodzakelijk zijn om Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) onverkort ten uitvoer te leggen. De Cypriotische autoriteiten verbeteren verder de werking van de gereglementeerde beroepen. Het mededingingskader wordt verbeterd door de werking van de bevoegde mededingingsautoriteit te verbeteren en door de onafhankelijkheid en de bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties te versterken.

12.   Cyprus zorgt voor een vermindering van het aantal achterstallige afgiften van eigendomsbewijzen, onderneemt actie om bezwaringen in verband met de aan kopers van onroerend goed over te dragen eigendomsbewijzen sneller op te heffen, en voert termijnen in voor de afgifte van bouwvergunningen en eigendomsbewijzen.

13.   Cyprus past de reglementering inzake gedwongen verkoop van gehypothekeerde eigendommen aan en maakt particuliere veilingen binnen een zo kort mogelijke termijn mogelijk. De snelheid van de behandeling door de rechterlijke instanties moet worden verbeterd en de gerechtelijke achterstand moet worden weggewerkt tegen het einde van het programma. Cyprus neemt initiatieven om het concurrentievermogen van de toeristische sector te verbeteren door met een concreet actieplan te komen ter verwezenlijking van de gekwantificeerde doelen die onder meer in de herziene toerismestrategie voor de periode 2011-2015 zijn vastgesteld. Cyprus legt een luchtvaartstrategie ten uitvoer met het oog op de aanpassing van zijn extern luchtvaarbeleid, rekening houdend met het externe luchtvaartbeleid van de EU en de EU-luchtvaartovereenkomsten, en zorgt ook voor voldoende luchtvaartverbindingen.

6)

Lid 14, onder b), wordt vervangen door:

„b)

een breed regelgevings- en marktordeningsconcept voor de geherstructureerde energiesector en de gasuitvoer, met onder meer een passend verkoopkader voor de offshoregasvoorziening dat voor zo hoog mogelijke inkomsten zorgt; en”.

7)

Lid 15 komt als volgt te luiden:

„15.   Cyprus dient bij de Commissie een geactualiseerd verzoek om technische bijstand over de programmaperiode in. In het verzoek wordt aangegeven op welke gebieden de Cypriotische autoriteiten technische bijstand of adviezen van essentieel belang achten voor de tenuitvoerlegging van zijn macro-economisch aanpassingsprogramma.”.

8)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„16.   Wanneer een algemene en samenhangende groeistrategie wordt uitgestippeld die het mogelijk moet maken de economie aan te zwengelen, integreert Cyprus deze strategie in zijn nationale institutionele kader en gebruikt het deze als hefboom voor de lopende hervormingen van het overheidsapparaat en het beheer van de overheidsfinanciën, andere verbintenissen in het kader van het macro-economisch aanpassingsprogramma van Cyprus en de desbetreffende initiatieven van de Unie, rekening houdend met de partnerschapsovereenkomst voor de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. TSAFTARIS


(1)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

(2)  Besluit 2013/236/EU van de Raad van 25 april 2013 gericht tot Cyprus inzake specifieke maatregelen om de financiële stabiliteit en de duurzame groei te herstellen (PB L 141 van 28.5.2013, blz. 32).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/463/EU van de Raad van 13 september 2013 inzake de goedkeuring van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Cyprus en inzake de intrekking van Besluit 2013/236/EU (PB L 250 van 20.9.2013, blz. 40).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).”.


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/43


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 24 maart 2014

tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

(2014/170/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (1), en met name artikel 33, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   INLEIDING

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (de „IOO-verordening”) is een Unie-systeem tot stand gebracht om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(2)

In hoofdstuk VI van de IOO-verordening is de procedure vastgesteld met betrekking tot de identificatie van niet-meewerkende derde landen, de stappen ten aanzien van landen die zijn geïdentificeerd als niet-meewerkend derde land, de vaststelling van een lijst van niet-meewerkende derde landen, de schrapping van landen van de lijst van niet-meewerkende derde landen, de bekendmaking van de lijst van niet-meewerkende landen en noodmaatregelen.

(3)

Overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening, heeft de Commissie door middel van een besluit van 15 november 2012 (2) („besluit van 15 november 2012”) acht derde landen in kennis gesteld van de mogelijkheid dat zij zouden worden geïdentificeerd als derde land dat de Commissie beschouwt als niet-meewerkend derde land.

(4)

In het besluit van 15 november 2012, heeft de Commissie informatie opgenomen betreffende de essentiële feiten en overwegingen die aan de identificatie ten grondslag liggen.

(5)

Daarenboven, heeft de Commissie op 15 november 2012 de acht derde landen door afzonderlijke brieven meegedeeld dat zij de mogelijkheid overwoog om hen als niet-meewerkende derde landen aan te merken.

(6)

De Commissie heeft in die brieven beklemtoond dat de betrokken landen konden voorkomen om overeenkomstig de artikelen 31 en 33 van de IOO-verordening als niet-meewerkend derde land te worden aangemerkt en voor opneming in de lijst te worden voorgesteld, door in nauwe samenwerking met de Commissie een actieplan vast te stellen om de in het besluit van 15 november 2012 vermelde tekortkomingen te verhelpen.

(7)

Bijgevolg heeft de Commissie de acht betrokken derde landen verzocht: i) alle nodige maatregelen te nemen voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn vervat in de door de Commissie voorgestelde actieplannen; ii) de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn vervat in de door de Commissie voorgestelde actie plannen te beoordelen, en iii) elke zes maanden gedetailleerde verslagen naar de Commissie te zenden met een beoordeling van de tenuitvoerlegging van elke maatregel, onder meer met betrekking tot de individuele en/of algemene doeltreffendheid bij het waarborgen van de volledige naleving van de visserijcontroleregeling.

(8)

De acht betrokken derde landen hebben de gelegenheid gekregen schriftelijk te antwoorden op kwesties die expliciet staan vermeld in het besluit van 15 november 2012 alsook op andere relevante gegevens, zodat zij bewijsmateriaal konden aanvoeren om de in het besluit van 15 november 2012 geopperde feiten te weerleggen of aan te vullen of, indien van toepassing, een actieplan met het oog op verbetering van de situatie konden aannemen en maatregelen konden nemen om de situatie te verhelpen. De acht landen kregen het recht aanvullende informatie te vragen of te verstrekken.

(9)

Op 15 november 2012 heeft de Commissie de dialoog met de acht derde landen geopend en heeft zij erop gewezen dat een termijn van zes maanden haars inziens in beginsel voldoende is om hieromtrent een overeenkomst te bereiken.

(10)

De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke reacties van de acht landen op het besluit van 15 november 2012 werden in overweging en in aanmerking genomen. De acht landen werden mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte gehouden van de beraadslagingen van de Commissie.

(11)

Bij een uitvoeringsbesluit van 26 november 2013 (3) („uitvoeringsbesluit van 26 november 2013”), identificeerde de Commissie Belize, het Koninkrijk Cambodja en de Republiek Guinee als derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij. Overeenkomstig de IOO-verordening, motiveerde de Commissie waarom zij van oordeel was dat deze drie landen zich niet kweten van de taken die zij krachtens internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dienen te vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(12)

Een uitvoeringsbesluit van de Raad dat Belize, het Koninkrijk Cambodja en de Republiek Guinee op de lijst van niet aan de bestrijding van IOO-visserij deelnemende derde landen plaatst, dient derhalve te kaderen in de tenuitvoerlegging van de IOO-verordening als een resultaat van onderzoeks- en dialoogprocedures die werden toegepast in overeenstemming met de in de IOO-verordening vastgestelde materiële en procedurele eisen. Deze onderzoeks- en dialoogprocedures, met inbegrip van de briefwisseling en de vergaderingen, alsook het besluit van 15 november 2012 en het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013 liggen ten grondslag aan dit besluit en de onderliggende redenen zijn dezelfde. Dit besluit waarbij Belize, het Koninkrijk Cambodja en de Republiek Guinee op de lijst van niet aan de bestrijding van IOO-visserij deelnemende derde landen wordt geplaatst, dient tot de in artikel 38 van de IOO-verordening vermelde gevolgen te leiden.

(13)

Overeenkomstig artikel 34, lid 1, van de IOO-verordening schrapt de Raad, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, een derde land van de lijst van niet-meewerkende derde landen indien het betrokken derde land aantoont dat de situatie die zijn opneming in de lijst rechtvaardigde, is verholpen. Bij het nemen van een besluit tot schrapping wordt ook in aanmerking genomen of het betrokken derde land concrete maatregelen heeft genomen die een blijvende verbetering van de situatie kunnen bewerkstelligen.

2.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN BELIZE

(14)

Op 15 november 2012 heeft de Commissie Belize overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening in kennis gesteld van het feit dat zij de mogelijkheid overwoog Belize aan te merken als niet-meewerkend derde land en heeft zij Belize verzocht in nauwe samenwerking met haar diensten een actieplan vast te stellen om de in het besluit van 15 november 2012 vermelde tekortkomingen te verhelpen. In de periode tussen december 2012 en augustus 2013 heeft Belize zijn standpunten schriftelijk te kennen gegeven en heeft het een ontmoeting gehad met de Commissie om de kwestie te bespreken. De Commissie heeft Belize schriftelijk relevante informatie verschaft. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke reacties van Belize op het besluit van 15 november 2012 werden in overweging en in aanmerking genomen en Belize werd mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte gehouden van de beraadslagingen van de Commissie. De Commissie concludeerde dat de in het besluit van 15 november 2012 beschreven aandachtspunten en tekortkomingen niet voldoende waren aangepakt door Belize. Bovendien was de Commissie van oordeel dat de maatregelen in een door Belize voorgesteld actieplan niet ten volle werden uitgevoerd.

3.   IDENTIFICATIE VAN BELIZE ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(15)

In het besluit van 15 november 2012 heeft de Commissie de taken van Belize geanalyseerd en heeft zij beoordeeld of het land zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat is nagekomen. De Commissie heeft bij deze beoordeling rekening gehouden met de in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening opgenomen parameters. De Commissie evalueerde de naleving van Belize overeenkomstig de bevindingen in het besluit van 15 november 2012, en met inachtneming van de door Belize verschafte relevante gegevens; het voorgestelde actieplan, en de maatregelen die werden genomen om de situatie te verhelpen.

(16)

De belangrijkste tekortkomingen die door de Commissie in het voorgestelde actieplan werden aangehaald, hielden verband met verscheidene gevallen van niet-naleving van het internationaal recht, die met name betrekking hadden op de niet-vaststelling van een gepast wettelijk kader, het gebrek aan geschikte en doelmatige monitoring, het gebrek aan een controle- en inspectieregeling, het gebrek aan een afschrikkend sanctiestelsel, en aan een degelijke toepassing van de vangstcertificeringsregeling. Meer algemeen houden andere vastgestelde tekortkomingen verband met de naleving van internationale verplichtingen, met inbegrip van aanbevelingen en resoluties van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en de voorwaarden voor de registratie van vaartuigen overeenkomstig het internationaal recht. Ook werd melding gemaakt van een gebrekkige naleving van aanbevelingen en resoluties van relevante organen als de Verenigde Naties, met hun Internationale Actieplan tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IAP-IOO). De gebrekkige naleving van niet-bindende aanbevelingen en resoluties is echter slechts als ondersteunend bewijsmateriaal in aanmerking genomen en niet als grond voor de identificatie.

(17)

In het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013 heeft de Commissie Belize geïdentificeerd als een niet-meewerkend derde land op grond van de IOO-verordening.

(18)

Wat betreft de mogelijke beperkingen waarmee Belize als ontwikkelingsland wordt geconfronteerd, dient opgemerkt te worden dat de specifieke ontwikkelingsstatus en de globale prestatie van het land op het gebied van visserij niet worden geschaad door het algemeen ontwikkelingsniveau van Belize.

(19)

Gezien het besluit van 15 november 2012 en het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013, en gezien de dialoog die de Commissie heeft gevoerd met Belize alsook het resultaat daarvan, kan worden besloten dat de door Belize in het kader van zijn taken als vlaggenstaat ondernomen stappen onvoldoende zijn om te voldoen aan de artikelen 91, 94, 117 en 118 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), de artikelen 18, 19 en 20 van de VN-Visbestandenovereenkomst (UNSFA) en artikel II, lid 8, van de FAO-Nalevingsovereenkomst.

(20)

Belize heeft zich dus niet gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggenstaat dient te vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en dient derhalve te worden opgenomen in de Unie-lijst van niet-meewerkende derde landen.

4.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN HET KONINKRIJK CAMBODJA

(21)

Op 15 november 2012 heeft de Commissie het Koninkrijk Cambodja (Cambodja) overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening in kennis gesteld van het feit dat zij de mogelijkheid overwoog Cambodja aan te merken als niet-meewerkend derde land en heeft zij het land verzocht in nauwe samenwerking met haar diensten een actieplan vast te stellen om de in het besluit van 15 november 2012 vermelde tekortkomingen te verhelpen. In de periode tussen december 2012 en juni 2013 heeft Cambodja zijn standpunten schriftelijk te kennen gegeven en heeft het een ontmoeting gehad met de Commissie om de kwestie te bespreken. De Commissie heeft Cambodja schriftelijk relevante informatie verschaft. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke reacties van Cambodja op het besluit van 15 november 2012 werden in overweging en in aanmerking genomen en Cambodja werd mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte gehouden van de beraadslagingen van de Commissie. De Commissie concludeerde dat de in het besluit van de Commissie van 15 november 2012 beschreven aandachtspunten en tekortkomingen niet voldoende waren aangepakt door Cambodja. Bovendien is de Commissie van oordeel dat de maatregelen in een door Cambodja voorgesteld actieplan niet ten volle werden uitgevoerd.

5.   IDENTIFICATIE VAN CAMBODJA ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(22)

In het besluit van 15 november 2012 heeft de Commissie de taken van Cambodja geanalyseerd en heeft zij beoordeeld of het land zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat is nagekomen. De Commissie heeft bij die beoordeling rekening gehouden met de in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening opgenomen parameters. De Commissie evalueerde de naleving van Cambodja overeenkomstig de bevindingen in het besluit van 15 november 2012, en met inachtneming van het voorgestelde actieplan, als verder bijgewerkt met de door Cambodja verschafte relevante gegevens.

(23)

De belangrijkste tekortkomingen die door de Commissie in het voorgestelde actieplan werden aangehaald, hielden verband met de verschillende gebrekkige toepassingen van het internationaal recht, die met name betrekking hadden op de niet-vaststelling van een passend wettelijk kader, het gebrek aan een geschikte en doelmatige monitoring, het gebrek aan een controle- en inspectieregeling, en het gebrek aan een afschrikkend sanctiestelsel. Meer algemeen houden andere vastgestelde tekortkomingen verband met de naleving van internationale verplichtingen en de voorwaarden voor de registratie van vaartuigen overeenkomstig het internationaal recht. Ook werd een gebrekkige naleving van aanbevelingen en resoluties van relevante organen zoals het IAP-VN vastgesteld. De gebrekkige naleving van niet-bindende aanbevelingen en resoluties is echter slechts als ondersteunend bewijsmateriaal in aanmerking genomen en niet als grond voor de identificatie.

(24)

In het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013 heeft de Commissie Cambodja geïdentificeerd als een niet-meewerkend derde land op grond van de IOO-verordening.

(25)

Wat betreft de mogelijke beperkingen waarmee Cambodja als ontwikkelingsland wordt geconfronteerd, dient opgemerkt te worden dat de specifieke ontwikkelingsstatus en de globale prestatie van het land op het gebied van visserij niet worden geschaad door het algemeen ontwikkelingsniveau van Cambodja.

(26)

De door Cambodja in het licht van zijn taken als vlaggenstaat ondernomen stappen zijn onvoldoende om te voldoen aan de artikelen 91 en 94 van UNCLOS. Er zij nogmaals op gewezen dat het van geen belang is of Cambodja UNCLOS al dan niet heeft geratificeerd aangezien de bepalingen ervan inzake navigatie op volle zee (artikelen 86 tot en met 115 van het UNCLOS) als internationaal gewoonterecht zijn erkend. Bovendien zijn die bepalingen reeds eerder in bestaande regels van internationaal gewoonterecht gecodificeerd en is de tekst van het Verdrag inzake de volle zee en het Verdrag inzake de territoriale zee en de aansluitende zone, beide verdragen waarbij Cambodja partij is en die door het land zijn geratificeerd, bijna letterlijk overgenomen.

(27)

Gezien het besluit van 15 november 2012 en het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013, en gezien de dialoog die de Commissie heeft gevoerd met Cambodja alsook het resultaat daarvan, kan worden besloten dat de door Cambodja in het kader van zijn taken als vlaggenstaat ondernomen stappen onvoldoende zijn om te voldoen aan de artikelen 91 tot en met 94 van UNCLOS.

(28)

Cambodja heeft zich dus niet gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggenstaat dient te vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en dient derhalve te worden opgenomen in de Unie-lijst van niet-meewerkende derde landen.

6.   PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE REPUBLIEK GUINEE

(29)

Op 15 november 2012 heeft de Commissie de Republiek Guinee (Guinee) overeenkomstig artikel 32 van de IOO-verordening in kennis gesteld van het feit dat zij de mogelijkheid overwoog Guinee aan te merken als niet-meewerkend derde land en heeft zij het land verzocht in nauwe samenwerking met haar diensten een actieplan vast te stellen om de in het besluit van 15 november 2012 vermelde tekortkomingen te verhelpen. In de periode tussen december 2012 en juli 2013 heeft Guinee zijn standpunten schriftelijk te kennen gegeven en heeft het een ontmoeting gehad met de Commissie om de kwestie te bespreken. De Commissie heeft Guinee schriftelijk relevante informatie verschaft. De Commissie is doorgegaan met het verzamelen en verifiëren van alle gegevens die zij noodzakelijk achtte. De mondelinge en schriftelijke reacties van Guinee op het besluit van 15 november 2012 werden in overweging en in aanmerking genomen en Guinee werd mondeling dan wel schriftelijk op de hoogte gehouden van de beraadslagingen van de Commissie. De Commissie concludeerde dat de in het besluit van 15 november 2012 beschreven aandachtspunten en tekortkomingen niet voldoende waren aangepakt door Guinee. Bovendien is de Commissie van oordeel dat de maatregelen in een door Guinee voorgesteld actieplan niet ten volle werden uitgevoerd.

7.   IDENTIFICATIE VAN GUINEE ALS NIET-MEEWERKEND DERDE LAND

(30)

In het besluit van 15 november 2012, heeft de Commissie de taken van Guinee geanalyseerd en heeft zij beoordeeld of het land zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat is nagekomen. De Commissie heeft bij die beoordeling rekening gehouden met de in artikel 31, leden 4 tot en met 7, van de IOO-verordening opgenomen parameters. De Commissie evalueerde de naleving van Guinee overeenkomstig de bevindingen in het besluit van 15 november 2012, en met inachtneming van het voorgestelde actieplan, als verder bijgewerkt met de door Guinee verschafte relevante gegevens.

(31)

De belangrijkste tekortkomingen die door de Commissie in het voorgestelde actieplan werden aangehaald, hielden verband met nog uit te voeren hervormingen met het oog op een voldoende adequate en doelmatige monitoring van de vissersvloot, een doeltreffende tenuitvoerlegging van nationale wet- en regelgeving inzake visserij, handhaving van de voorschriften door middel van vervolging en bestraffing van de achterhaalde IOO-visserijactiviteiten, versterking van de inspectie- en bewakingsmiddelen, een afschrikkend sanctiestelsel, een visserijbeleid dat is afgestemd op de administratieve capaciteit voor controle en bewaking. Meer algemeen houden andere vastgestelde tekortkomingen verband met de naleving van internationale verplichtingen, met inbegrip van aanbevelingen en resoluties van ROVB’s en de voorwaarden voor de registratie van vaartuigen overeenkomstig het internationaal recht. Ook werd een gebrekkige naleving van aanbevelingen en resoluties van relevante organen zoals het IAP-IOO vastgesteld. De gebrekkige naleving van niet-bindende aanbevelingen en resoluties is echter slechts als ondersteunend bewijsmateriaal in aanmerking genomen en niet als grond voor de identificatie.

(32)

In het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013 heeft de Commissie Guinee geïdentificeerd als niet-meewerkend derde land op grond van de IOO-verordening.

(33)

Wat betreft de mogelijke beperkingen waarmee Guinee als een ontwikkelingsland wordt geconfronteerd, dient opgemerkt dat het ontwikkelingsniveau van het land een negatieve invloed kan hebben op de specifieke ontwikkelingsstatus. Gezien de aard van de geconstateerde tekortkomingen, de door de Unie en de lidstaten verleende steun en de ter rechtzetting van de situatie genomen maatregelen, kan het ontwikkelingsniveau van Guinee echter niet worden aangevoerd als verklaring voor de globale prestatie van Guinee als vlaggen- of kuststaat op het gebied van visserij en voor de ontoereikendheid van de door Guinee genomen maatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

(34)

Gezien het besluit van 15 november 2012 en het uitvoeringsbesluit van 26 november 2013, en gezien de dialoog die de Commissie heeft gevoerd met Guinee alsook het resultaat daarvan, kan worden besloten dat de door Guinee in het kader van zijn taken als vlaggen- en kuststaat ondernomen stappen ontoereikend zijn om te voldoen aan de artikelen 61, 62, 94, 117 en 118 van UNCLOS en van de artikelen 18, 19 en 20 van UNFSA.

(35)

Guinee heeft zich dus niet gekweten van de taken die het krachtens internationaal recht als vlaggen- en kuststaat dient te vervullen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen en dient derhalve te worden opgenomen in de Unie-lijst van niet-meewerkende derde landen.

8.   VASTSTELLING VAN EEN LIJST VAN NIET-MEEWERKENDE DERDE LANDEN

(36)

Gezien de hierboven vermelde conclusies met betrekking tot Belize, Cambodja en Guinee dienen deze landen te worden opgenomen in een overeenkomstig artikel 33 van de IOO-verordening vast te stellen lijst van niet-meewerkende derde landen.

(37)

De ten aanzien van Belize, Cambodja en Guinee te nemen maatregelen zijn opgenomen in artikel 38 van de IOO-verordening. Het invoerverbod is van toepassing op alle in artikel 2, lid 8, van de IOO-verordening bepaalde bestanden en soorten, aangezien de identificatie niet is toe te schrijven aan het gebrek aan passende maatregelen wegens IOO-visserij op een bepaald bestand of een bepaalde soort. Overeenkomstig de definitie in artikel 2, lid 11, van de IOO-verordening wordt onder „invoer” verstaan: het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van visserijproducten, ook met het oog op overlading in havens op dat grondgebied.

(38)

IOO-visserij dunt onder meer visbestanden uit, vernietigt habitats in zeegebieden, ondermijnt de instandhouding en het duurzame gebruik van mariene rijkdommen, verstoort de concurrentie, brengt de voedselveiligheid in gevaar, benadeelt eerlijke vissers en verzwakt kustgemeenschappen. Gezien de ernst van de problemen met betrekking tot IOO-visserij is het noodzakelijk dat de Unie de maatregelen ten aanzien van Belize, Cambodja en Guinee als niet-meewerkende landen prompt ten uitvoer legt. Gezien het voorgaande dient dit besluit in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(39)

Overeenkomstig artikel 34, lid 1, van de IOO-verordening schrapt de Raad, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, Belize, Cambodja of Guinee van de lijst van niet-meewerkende derde landen indien dat land aantoont dat de situatie die de opneming in de lijst rechtvaardigde, is verholpen. Bij het nemen van een besluit tot schrapping wordt ook in aanmerking genomen of Belize, Cambodja of Guinee concrete maatregelen hebben genomen die een blijvende verbetering van de situatie kunnen bewerkstelligen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie-lijst van niet-meewerkende derde landen overeenkomstig de bepalingen van artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. TSAFTARIS


(1)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(2)  Besluit van de Commissie van 15 november 2012 inzake de kennisgeving aan derde landen van de mogelijkheid dat zij door de Commissie als niet-meewerkende derde landen worden geïdentificeerd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB C 354 van 17.11.2012, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 26 november 2013 tot vaststelling van de derde landen die door de Commissie als niet-meewerkende derde landen worden beschouwd op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB C 346 van 27.11.2013, blz. 2).


BIJLAGE

Lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij („IOO-visserij”)

 

Belize

 

Koninkrijk Cambodja

 

Republiek Guinee


27.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 91/48


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 maart 2014

houdende benoeming van een Deens lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2014/171/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 302,

Gezien de voordracht van de Deense regering,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 13 september 2010 heeft de Raad Besluit 2010/570/EU, Euratom tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2010 tot en met 20 september 2015 vastgesteld (1).

(2)

Een zetel van lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité is vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van mevrouw Rikke EDSJÖ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Niels LINDBERG-MADSEN wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 20 september 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. TSAFTARIS


(1)  PB L 251 van 25.9.2010, blz. 8.