ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.061.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 61

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
1 maart 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 195/2014 van de Commissie van 28 februari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 196/2014 van de Commissie van 28 februari 2014 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 maart 2014

3

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/111/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 februari 2014 houdende benoeming van een lid van de Rekenkamer

6

 

 

2014/112/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 februari 2014 betreffende het toestaan van een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1194)

7

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

1.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 195/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

56,4

TN

91,4

TR

83,8

ZZ

77,2

0707 00 05

EG

182,1

JO

188,1

MA

176,8

TR

159,5

ZZ

176,6

0709 91 00

EG

45,1

ZZ

45,1

0709 93 10

MA

32,9

TR

98,8

ZZ

65,9

0805 10 20

EG

45,9

IL

65,5

MA

55,3

TN

51,8

TR

69,0

ZZ

57,5

0805 50 10

TR

76,5

ZZ

76,5

0808 10 80

CN

115,7

MK

30,8

US

152,3

ZZ

99,6

0808 30 90

AR

122,8

CL

183,0

CN

72,1

TR

156,2

US

121,4

ZA

112,7

ZZ

128,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


1.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 196/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2014

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 maart 2014

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 maart 2014, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden.

(5)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 maart 2014, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 1 maart 2014 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 19 00

1001 11 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

ex 1001 91 20

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 99 00

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 10 00

1002 90 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 10 90

1007 90 00

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:

3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd,

2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

14.2.2014-27.2.2014

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

193,60

129,54

Fob-prijs VSA

263,71

253,71

233,71

Golfpremie

115,99

27,43

Grote-Merenpremie

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico-Rotterdam:

16,15 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren-Rotterdam:

— EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


BESLUITEN

1.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 februari 2014

houdende benoeming van een lid van de Rekenkamer

(2014/111/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 286, lid 2,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het mandaat van de heer Harald NOACK verstrijkt op 28 februari 2014.

(2)

Er dient derhalve te worden overgegaan tot een nieuwe benoeming,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Klaus-Heiner LEHNE wordt voor de periode van 1 maart 2014 tot en met 29 februari 2020 tot lid van de Rekenkamer benoemd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

K. ARVANITOPOULOS


(1)  Advies van 4 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


1.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 61/7


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 februari 2014

betreffende het toestaan van een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1194)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2014/112/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indien een lidstaat van plan is per hectare jaarlijks een andere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem te brengen dan is bepaald in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, moet die hoeveelheid worden vastgesteld op een niveau dat geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen, en moet dat worden gemotiveerd met objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

Op 22 oktober 2007 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan Beschikking 2007/697/EG van de Commissie waarbij een door Ierland gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (2), waardoor de aanwending van dierlijke mest tot een maximum van 250 kg stikstof per hectare per jaar onder bepaalde voorwaarden werd toegestaan, op landbouwbedrijven met ten minste 80 % grasland, in de context van het Irish Action Programme as implemented in the European Communities (Good Agricultural Practice for Protection of Waters) Regulations, 2006 (Statutory Instrument No 378 van 2006), welke afwijking op 17 juli 2010 is verstreken.

(3)

Op 24 februari 2011 heeft de Commissie Besluit 2011/127/EU (3) vastgesteld, tot wijziging van Beschikking 2007/697/EG en tot verlenging van de afwijking tot en met 31 december 2013, in de context van het Irish Action Programme as implemented in the European Communities (Good Agricultural Practice for Protection of Waters) Regulations, 2010 (Statutory Instrument No 610 van 2010).

(4)

De bij Beschikking 2007/697/EG toegestane afwijking, als gewijzigd bij Besluit 2011/127/EU, betrof 5 093 bedrijven in 2012, wat neerkomt op ongeveer 3,34 % van het totale aantal bedrijven met grazende dieren, 11,44 % van het totale aantal grootvee-eenheden, en 5,19 % van het totale nettolandbouwoppervlak.

(5)

Op 4 oktober 2013 heeft Ierland een verzoek tot verlenging van de afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

(6)

Ierland past overeenkomstig artikel 3, lid 5, van Richtlijn 91/676/EEG op zijn hele grondgebied een actieprogramma toe.

(7)

Uit het „Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, gebaseerd op verslagen van de lidstaten voor de periode 2008-2011” blijkt dat in Ierland alle meetstations voor grondwater gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 50 mg/l hebben gemeten, en 87 % van de meetstations gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 25 mg/l. Voor oppervlaktewateren hebben alle meetstations gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 50 mg/l gemeten, en meer dan 99 % van de meetstations gemiddelde nitraatconcentraties van minder dan 25 mg/l.

(8)

De omvang van de veestapel en het gebruik van kunstmest zijn de afgelopen jaren afgenomen. De aantallen runderen, varkens en schapen zijn gedaald met respectievelijk 4 %, 11 % en 22 % tussen de periode 2004-2007 en de periode 2008-2011. De gemiddelde stikstofbelasting door dierlijke mest was in de periode 2008-2011 105 kg/ha, een daling van 8 % ten opzichte van 2004-2007. De gemiddelde fosforbelasting was in de periode 2008-2011 15 kg/ha, een daling van 6 % ten opzichte van 2004-2007. De gemiddelde N-bemesting daalde in de periode 2008-2011 met 6 % ten opzichte van 2004-2007. De gemiddelde P-bemesting daalde in de periode 2008-2011 met 31 % ten opzichte van 2004-2007.

(9)

In Ierland wordt 93 % van de landbouwgrond als grasland gebruikt. Over het geheel gezien wordt in graslandbedrijven 47 % van het oppervlak gebruikt voor extensieve landbouw met een relatief lage veebezetting en een lage mestgift, 32 % valt onder milieuprogramma’s voor de landbouw en slechts 5,2 % valt onder de intensieve landbouw. 7 % wordt voor de akkerbouw gebruikt. Het gemiddelde gebruik van kunstmest op grasland is 81 kg stikstof/ha en 7 kg fosfor/ha.

(10)

Het Ierse klimaat wordt gekenmerkt door een gelijkmatig over het jaar verdeelde regenval en een betrekkelijk klein jaarlijks temperatuurbereik, hetgeen bevorderlijk is voor een lange groeiperiode voor gras, die varieert van 330 dagen per jaar in het zuidwesten tot ongeveer 250 dagen per jaar in het noordoosten.

(11)

Na bestudering van het verzoek van Ierland en het Ierse actieprogramma, en rekening houdend met de ervaring die met de toepassing van de bij Beschikking 2007/697/EG, als gewijzigd bij Besluit 2011/127/EU, vastgestelde afwijking is opgedaan, is de Commissie van mening dat de door Ierland voorgestelde dierlijke mestgift van 250 kg stikstof per hectare per jaar de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG niet in de weg staat, op voorwaarde dat bepaalde strikte voorwaarden in acht worden genomen.

(12)

Uit de door Ierland ingediende ondersteunende informatie blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 250 kg stikstof per hectare per jaar op bedrijven met ten minste 80 % grasland gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals een hoge nettoneerslag, lange groeiperioden en een hoge opbrengst van gras met een hoge stikstofopname.

(13)

Beschikking 2007/697/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2011/127/EU, verstrijkt op 31 december 2013. Om ervoor te zorgen dat de betrokken landbouwers gebruik kunnen blijven maken van de afwijking, is het dienstig dit besluit vast te stellen.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Ierland bij brief van 4 oktober 2013 gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG wordt bepaald, wordt onder de in dit besluit neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a)   „graslandbedrijven”: landbouwbedrijven waar 80 % of meer van de landbouwgrond die voor het op- of inbrengen van mest beschikbaar is, grasland is;

b)   „graasvee”: runderen (met uitzondering van mestkalveren), schapen, herten, geiten en paarden;

c)   „gras”: blijvend grasland of tijdelijk grasland (tijdelijk betekent dat de betrokken grond gedurende minder dan vier jaar grasland is);

d)   „perceel”: een afzonderlijk veld of een groep velden, dat of die qua gewas, bodemtype en bemestingspraktijken homogeen is/zijn.

Artikel 3

Toepassingsgebied

Dit besluit geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor graslandbedrijven.

Artikel 4

Jaarlijkse aanvraag en verbintenis

1.   Landbouwers die op grond van dit besluit van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instantie.

2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag dienen zij een schriftelijke verklaring in dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

Artikel 5

Op- of inbrengen van dierlijke mest en andere meststoffen

1.   De hoeveelheid dierlijke mest van graasvee die elk jaar op graslandbedrijven, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 250 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde voorwaarden.

2.   De totale stikstofgift is niet groter dan de te voorziene nutriëntenbehoefte van het betrokken gewas, rekening houdend met de levering van nutriënten vanuit de bodem, en bedraagt in geen geval meer dan de maximale mestgift die op het betrokken landbouwbedrijf van toepassing is, zoals vastgesteld in het „Nitrates Action Programme” (nitraatactieprogramma). De totale stikstofgift wordt gedifferentieerd op basis van de veebezetting en de productiviteit van het grasland.

3.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling van de landbouwgrond en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en andere meststoffen worden beschreven. Dit plan is voor elk kalenderjaar vóór 1 maart op het bedrijf beschikbaar. Het bemestingsplan bevat ten minste de volgende gegevens:

a)

het vruchtwisselingsplan, met vermelding van de oppervlakte aan percelen grasland en percelen met andere gewassen, met inbegrip van een schets van de ligging van de verschillende percelen;

b)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van het volume van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

c)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof en fosfor uit dierlijke mest;

d)

de hoeveelheid, de soort en de kenmerken van de dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

e)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen voor elk perceel;

f)

het resultaat van een bodemanalyse en met name de stikstof- en fosfortoestand van de bodem, indien beschikbaar;

g)

de aard van de te gebruiken meststof;

h)

een berekening van de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel;

i)

een berekening van de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat dit plan in overeenstemming blijft met de feitelijke landbouwpraktijken.

4.   Elke landbouwer houdt een mestboekhouding bij, waarin informatie over het beheer van de stikstof- en fosforgiften en van vervuild water wordt opgenomen.

Die boekhouding wordt voor elk kalenderjaar ingediend bij de bevoegde instantie.

5.   Voor elk graslandbedrijf waarvoor een afwijking is toegestaan, aanvaardt de landbouwer dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

6.   Elke landbouwer aan wie een afwijking is toegestaan, verricht met het oog op accurate bemesting periodieke stikstof- en fosforanalysen van de bodem.

Ten minste om de vier jaar worden een bemonstering en een analyse uitgevoerd voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is.

Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond verricht.

Op elk bedrijf waaraan een afwijking is toegestaan, dienen de resultaten van een stikstof- en fosforanalyse van de bodem beschikbaar te zijn.

7.   Dierlijke mest mag niet in het najaar vóór een grasteelt worden op- of ingebracht.

Artikel 6

Landbeheer

1.   Tachtig procent of meer van de voor het op- of inbrengen van dierlijke mest beschikbare oppervlakte dient met gras te worden beteeld.

2.   Landbouwers aan wie een individuele afwijking is toegestaan, voeren de volgende maatregelen uit:

a)

tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

b)

omgeploegd gras wordt op alle bodemtypes onmiddellijk gevolgd door een gewas met een hoge stikstofbehoefte;

c)

in de vruchtwisseling worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, opgenomen.

3.   Lid 2, onder c), geldt echter niet voor klaver op grasland met minder dan 50 % klaver, noch voor andere vlinderbloemigen met gras als ondervrucht.

Artikel 7

Monitoring

1.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat voor elk graafschap (county) landkaarten van de percentages onder een individuele afwijking vallende graslandbedrijven, dieren en landbouwgrond, alsmede landkaarten van het lokale bodemgebruik worden opgesteld en jaarlijks worden bijgewerkt.

2.   De bodem, het oppervlaktewater en het grondwater worden gemonitord om gegevens te verkrijgen over de stikstof- en fosforconcentraties in het bodemwater, over mineraal stikstof in het bodemprofiel en over nitraatconcentraties in het grondwater en het oppervlaktewater, onder zowel afwijkings- als niet-afwijkingsomstandigheden. De monitoring wordt verricht op perceelniveau en in de landbouwmonitoringstroomgebieden. De monitoringlocaties bestrijken de voornaamste bodemtypes, intensiteitsniveaus, bemestingspraktijken en gewassen.

3.   Er wordt een intensievere watermonitoring uitgevoerd in landbouwstroomgebieden die in de nabijheid van de kwetsbaarste waterlichamen liggen.

4.   Op landbouwbedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, worden onderzoeken naar plaatselijk bodemgebruik, vruchtwisseling en landbouwpraktijken uitgevoerd. Informatie en gegevens die zijn vergaard via nutriëntenanalysen als bedoeld in artikel 5, lid 6, en monitoring als bedoeld in lid 2 van dit artikel, worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraat- en fosforverliezen van landbouwbedrijven waaraan een afwijking is toegestaan.

Artikel 8

Controles

1.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat alle aanvragen voor afwijkingen aan administratieve controle worden onderworpen. Wanneer uit die controle blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden is voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld. In dat geval wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

2.   Op basis van een risicoanalyse, de resultaten van de controles in voorgaande jaren en de resultaten van de algemene aselecte controle op de toepassing van de wetgeving ter uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG wordt een programma van inspecties ter plaatse opgesteld. Bij ten minste 5 % van de bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, wordt een inspectie ter plaatse uitgevoerd met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 van dit besluit vastgestelde voorwaarden. Wanneer uit de verificatie blijkt dat de voorwaarden niet zijn nageleefd, wordt de landbouwer daarvan in kennis gesteld. Deze informatie wordt in aanmerking genomen bij de beslissing over het verzoek om een afwijking het volgende jaar.

3.   Aan de bevoegde autoriteiten worden de nodige bevoegdheden en middelen toegekend om naleving van een krachtens dit besluit verleende afwijking te verifiëren.

Artikel 9

Verslaglegging

De bevoegde autoriteiten dienen elk jaar uiterlijk in juni een verslag in met de volgende informatie:

a)

landkaarten met voor elk graafschap (county) de percentages onder individuele afwijkingen vallende bedrijven, dieren en landbouwgrond, alsook kaarten van het lokale bodemgebruik, als bedoeld in artikel 7, lid 1;

b)

de resultaten van de monitoring van het grond- en oppervlaktewater, onder zowel afwijkings- als niet-afwijkingsomstandigheden, wat betreft nitraatconcentraties, met inbegrip van informatie over waterkwaliteitstrends, alsook de impact van de afwijking op de waterkwaliteit, als bedoeld in artikel 7, lid 2;

c)

de resultaten van de monitoring van de bodem, onder zowel afwijkings- als niet-afwijkingsomstandigheden, wat betreft stikstof- en fosforconcentraties in het bodemwater en mineraal stikstof in het bodemprofiel, als bedoeld in artikel 7, lid 2;

d)

een overzicht en evaluatie van de met de in artikel 7, lid 3, bedoelde intensievere watermonitoring verkregen gegevens;

e)

de resultaten van de onderzoeken naar het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken, als bedoeld in artikel 7, lid 4;

f)

de resultaten van de modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraat- en fosforverliezen van bedrijven waaraan een individuele afwijking is toegestaan, als bedoeld in artikel 7, lid 4;

g)

een evaluatie op basis van controles op bedrijfsniveau van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking en informatie over bedrijven die zich blijkens de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse, als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2, niet aan de voorschriften hebben gehouden;

h)

een vergelijkende analyse van de controles van derogatiebedrijven en van landbouwbedrijven waaraan geen afwijking is verleend in Ierland. De informatie omvat gegevens over jaarlijkse inspecties, administratieve controles, landbouwinspecties in het kader van de regelingen betreffende de naleving van de randvoorwaarden, en statistieken over inbreuken.

Artikel 10

Toepassing

Dit besluit is van toepassing in de context van het Irish Action Programme as implemented in the European Union (Good Agricultural Practice for Protection of Waters) Regulations 2014 (Statutory Instrument No 31 van 2014).

Dit besluit vervalt op 31 december 2017.

Artikel 11

Dit besluit is gericht tot Ierland.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2007, blz. 27.

(3)  PB L 51 van 25.2.2011, blz. 19.