ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2014.023.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 67/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2015 betreffende sociale en culturele participatie en materiële deprivatie betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (1), en met name artikel 15, lid 2, onder f),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van Europese statistieken over inkomens en levensomstandigheden vastgesteld, dat vergelijkbare en tijdige transversale en longitudinale gegevens over de inkomens en over de omvang en structuur van armoede en sociale uitsluiting op nationaal en Europees niveau omvat. |
(2) |
Ingevolge artikel 15, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1177/2003 zijn uitvoeringsmaatregelen vereist voor de lijst van secundaire doelgebieden en doelvariabelen die jaarlijks moet worden opgenomen in het transversale onderzoek in het kader van EU-SILC. De in de module over sociale en culturele participatie en materiële deprivatie op te nemen lijst van secundaire doelvariabelen moet worden vastgesteld voor het jaar 2015, samen met de overeenkomstige identificatiecodes van de variabelen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van secundaire doelvariabelen en de identificatiecodes van de variabelen voor de module over sociale en culturele participatie en materiële deprivatie voor 2015 die moeten worden opgenomen in het transversale gedeelte van de Europese statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), is vastgesteld in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1.
BIJLAGE
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende eenheden, wijzen van gegevensverzameling en referentieperiodes:
1. Eenheden
De doelvariabelen betreffen twee typen eenheden:
|
persoon: alle variabelen met uitzondering van die betreffende „financiële stress”; |
|
huishouden: variabele betreffende „financiële stress”. |
2. Wijze van gegevensverzameling
Voor variabelen op het niveau van het huishouden worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met de respondent van het huishouden.
Voor variabelen op individueel niveau worden de gegevens verzameld door middel van een persoonlijk interview met alle personen van 16 jaar of ouder die op het ogenblik van de enquête lid van het huishouden zijn of, indien van toepassing, met iedere geselecteerde respondent.
Onder leeftijd wordt verstaan de leeftijd aan het einde van de inkomstenreferentieperiode.
Gezien de aard van de te verzamelen gegevens zijn alleen persoonlijke interviews toegestaan (of, bij wijze van uitzondering, een interview met een vervanger als de persoon tijdelijk afwezig is of niet ondervraagd kan worden).
3. Referentieperiode
De doelvariabelen betreffen drie typen referentieperioden:
|
laatste twaalf maanden: voor de variabelen betreffende „participatie in cultureel of sportevenement” en „formele en informele sociale participatie”; |
|
gebruikelijk: voor de variabelen in verband met het „verrichten van artistieke activiteiten” en „integratie met familieleden, vrienden en buren”; |
|
huidig: voor de variabelen in verband met „materiële deprivatie”. |
4. Toezending van gegevens
De secundaire doelvariabelen worden naar de Commissie (Eurostat) verzonden in het bestand met gegevens over het huishouden (H) en in het bestand met individuele gegevens (P), na de primaire doelvariabelen.
MODULE OVER MATERIËLE DEPRIVATIE VOOR 2015
GEBIEDEN EN LIJST VAN DOELVARIABELEN
Identificatiecode variabele |
Waarden |
Doelvariabele |
Sociale en culturele participatie |
||
Participatie in cultureel of sportevenement |
||
PS010 |
|
Bioscoopbezoek |
1 |
Ten hoogste 3 keer |
|
2 |
Meer dan 3 keer |
|
3 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
4 |
Neen — geen belangstelling |
|
5 |
Neen — geen bioscoop in de omgeving |
|
6 |
Neen — andere reden |
|
PS010_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS020 |
|
Bezoeken aan optredens |
1 |
Ten hoogste 3 keer |
|
2 |
Meer dan 3 keer |
|
3 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
4 |
Neen — geen belangstelling |
|
5 |
Neen — geen optredens in de omgeving |
|
6 |
Neen — andere reden |
|
PS020_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS030 |
|
Bezoeken aan culturele bezienswaardigheden |
1 |
Ten hoogste 3 keer |
|
2 |
Meer dan 3 keer |
|
3 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
4 |
Neen — geen belangstelling |
|
5 |
Neen — geen culturele bezienswaardigheden in de omgeving |
|
6 |
Neen — andere reden |
|
PS030_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS040 |
|
Bezoeken aan sportevenementen |
1 |
Ten hoogste 3 keer |
|
2 |
Meer dan 3 keer |
|
3 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
4 |
Neen — geen belangstelling |
|
5 |
Neen — geen sportevenementen in de omgeving |
|
6 |
Neen — andere reden |
|
PS040_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Verrichten van artistieke activiteiten |
||
PS041 |
|
Verrichten van artistieke activiteiten |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS041_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Integratie met familieleden, vrienden en buren |
||
PS050 |
|
Frequentie van samenkomsten met familieleden |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS050_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 2 |
N.v.t. (geen familie) |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS060 |
|
Frequentie van samenkomsten met vrienden |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS060_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 2 |
N.v.t. (geen vrienden) |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS070 |
|
Frequentie van contacten met familieleden |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS070_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 2 |
N.v.t. (geen familie) |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS080 |
|
Frequentie van contacten met vrienden |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS080_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 2 |
N.v.t. (geen vrienden) |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS081 |
|
Communicatie via sociale media |
1 |
Dagelijks |
|
2 |
Elke week (niet elke dag) |
|
3 |
Enkele keren per maand (niet elke week) |
|
4 |
Eén keer per maand |
|
5 |
Ten minste één keer per jaar (minder dan één keer per maand) |
|
6 |
Nooit |
|
PS081_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS090 |
|
Hulp van anderen |
1 |
Neen |
|
2 |
Geen |
|
PS090_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 2 |
N.v.t. (geen familie, vrienden, buren) |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS091 |
|
Persoonlijke zaken (iemand om mee te praten) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen |
|
PS091_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Formele en informele sociale participatie |
||
PS100 |
|
Participatie in informele vrijwillige activiteiten |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — geen belangstelling |
|
3 |
Neen — geen tijd |
|
4 |
Neen — andere reden |
|
PS100_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS101 |
|
Participatie in formeel vrijwilligerswerk |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — geen belangstelling |
|
3 |
Neen — geen tijd |
|
4 |
Neen — andere reden |
|
PS101_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PS102 |
|
Actief burgerschap |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — geen belangstelling |
|
3 |
Neen — geen tijd |
|
4 |
Neen — andere reden |
|
PS102_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Materiële deprivatie |
||
Variabelen op het niveau van het huishouden |
||
Financiële stress |
||
HD080 |
|
Vervanging van versleten meubelen |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — huishouden kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
HD080_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
Persoonlijke variabelen op individueel niveau (personen van 16 jaar en ouder) |
||
Basisbehoeften |
||
PD020 |
|
Vervanging versleten kleren door enkele nieuwe (niet tweedehands) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD020_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PD030 |
|
Twee paar goed passende schoenen (inclusief een paar voor alle weertypen) |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD030_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Sociale en vrijetijdsactiviteiten |
||
PD050 |
|
Ten minste één keer per maand vrienden of familie ontmoeten om wat te drinken of te eten |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD050_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PD060 |
|
Doet regelmatig aan vrijetijdsbesteding |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD060_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
PD070 |
|
Besteedt elke week een klein bedrag voor zichzelf |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD070_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
|
Duurzame consumptiegoederen |
||
PD080 |
|
Internetaansluiting thuis voor persoonlijk gebruik |
1 |
Ja |
|
2 |
Neen — kan het zich niet permitteren |
|
3 |
Neen — andere reden |
|
PD080_F |
1 |
Ingevuld |
– 1 |
Ontbreekt |
|
– 3 |
Niet-geselecteerde respondent |
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 68/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 141/2013 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, met betrekking tot statistieken op basis van de Europese gezondheidsenquête (EHIS) in verband met de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk (1), en met name artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 141/2013 van de Commissie (2) voorziet in de minimale effectieve steekproefgrootte, berekend op basis van de aanname van enkelvoudige aselecte steekproeftrekking. |
(2) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 141/2013 moet worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Kroatië. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 141/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 141/2013 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 70.
(2) Verordening (EU) nr. 141/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, met betrekking tot statistieken op basis van de Europese gezondheidsenquête (EHIS) (PB L 47 van 20.2.2013, blz. 20).
BIJLAGE
„BIJLAGE II
Uiteindelijk te bereiken steekproefgrootte
|
Te interviewen aantal personen van 15 jaar of ouder |
EU-lidstaten |
|
België |
6 500 |
Bulgarije |
5 920 |
Tsjechië |
6 510 |
Denemarken |
5 350 |
Duitsland |
15 260 |
Estland |
4 270 |
Ierland |
5 057 |
Griekenland |
6 667 |
Spanje |
11 620 |
Frankrijk |
13 110 |
Kroatië |
5 000 |
Italië |
13 180 |
Cyprus |
4 095 |
Letland |
4 555 |
Litouwen |
4 850 |
Luxemburg |
4 000 |
Hongarije |
6 410 |
Malta |
3 975 |
Nederland |
7 515 |
Oostenrijk |
6 050 |
Polen |
10 690 |
Portugal |
6 515 |
Roemenië |
8 420 |
Slovenië |
4 486 |
Slowakije |
5 370 |
Finland |
5 330 |
Zweden |
6 200 |
Verenigd Koninkrijk |
13 085 |
Totaal van de EU-lidstaten |
199 990 |
Zwitserland |
5 900 |
IJsland |
3 940 |
Noorwegen |
5 170 |
Totaal inclusief Zwitserland, IJsland en Noorwegen |
215 000” |
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 69/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 216/2008 (Luchtwaardigheid) is uitgebreid om de elementen van de evaluatie van de operationele geschiktheid op te nemen in de uitvoeringsregels voor typecertificering. |
(2) |
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”) kwam tot de bevinding dat Verordening (EU) nr. 748/2012 (2) van de Commissie moet worden gewijzigd om het Agentschap de mogelijkheid te verschaffen om de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, als onderdeel van het typecertificeringsproces, goed te keuren. |
(3) |
Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels over het concept van gegevens betreffende de operationele geschiktheid opgesteld en deze als advies (3) ingediend bij de Commissie, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(4) |
Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 748/2012 is afgeleid van artikel 2 quater van Verordening (EG) nr. 1702/2003 (4). Artikel 2 quater van Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie is ingevoerd met het oog op de tijdelijke grandfathering van types die niet in aanmerking komen voor grandfathering krachtens artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1702/2003. Aangezien deze tijdelijke regeling definitief is beëindigd op 28 september 2009, moet artikel 5 van Verordening (EU) nr. 748/2012 worden geschrapt. |
(5) |
Om verwarring en juridische onduidelijkheid omtrent artikel 3, punten 21.A.16A, 21.A.16B, 21.A.17, 21.A.31, 21.A.101 en 21.A.174 van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 te voorkomen, moeten de verwijzingen naar „luchtwaardigheidsvoorschriften” worden vervangen door „certificeringsspecificaties”. |
(6) |
Om verwarring en juridische onduidelijkheid omtrent de punten 21.A.4, 21.A.90A, 21.A.90B, 21.A.91, 21.A.92, 21.A.93, 21.A.95, 21.A.97, 21.A.103, 21.A.107, 21.A.109, 21.A.111, 21.A.263 en 21.A.435 van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 te voorkomen, moeten de verwijzingen naar „typeontwerp” worden vervangen door „typecertificaat”. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 748/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 5 wordt geschrapt. |
3) |
Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd: „Artikel 7 bis Gegevens betreffende de operationele geschiktheid 1. De houder van een typecertificaat van een luchtvaartuig dat vóór 17 februari 2014 is afgegeven, die voornemens is op of na 17 februari 2014 een nieuw luchtvaartuig te leveren aan een EU-exploitant, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoud certificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. De gegevens betreffende de operationele geschiktheid kunnen worden beperkt tot het geleverde model. 2. De aanvrager van een typecertificaat van een luchtvaartuig waarvoor de aanvraag vóór 17 februari 2014 is ingediend en waarvoor geen typecertificaat is afgegeven vóór 17 februari 2014, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoudcertificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. Bevindingen die door de autoriteiten zijn gedaan tijdens activiteiten van de raad voor operationele evaluatie welke onder verantwoordelijkheid van de JAA of het Agentschap zijn uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden zonder verdere verificatie door het Agentschap aanvaard. 3. Verslagen van de raad voor operationele evaluatie en basisminimumuitrustingslijsten die overeenkomstig de JAA-procedures of door het Agentschap zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht de gegevens betreffende de operationele geschiktheid te zijn die zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21) en worden opgenomen in het relevante typecertificaat. Vóór 18 juni 2014 doen de houders van de relevante typecertificaten aan het Agentschap een voorstel over de opsplitsing van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid in verplichte en niet-verplichte gegevens. 4. Houders van een typecertificaat dat de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat, moeten goedkeuring krijgen voor een uitbreiding van het toepassingsgebied van hun erkenning als ontwerporganisatie of alternatieve procedures voor de erkenning als ontwerporganisatie, indien van toepassing, teneinde de aspecten van de operationele geschiktheid er vóór 18 december 2015 in op te nemen.”. |
4) |
Bijlage I (deel 21) wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De punten 16 tot en met 34 en punt 43 van de bijlage zijn met ingang van 19 december 2016 van toepassing op aanvragers van de goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat en op aanvragers van een aanvullend typecertificaat.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.
(3) Advies nr. 07/2011 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 2011, beschikbaar op http://easa.europa.eu/official-publication/agency-opinions.php
(4) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.
BIJLAGE
Bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 21.A.4 wordt vervangen door: „21.A.4 Coördinatie tussen ontwerp en productie Elke houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat of een goedkeuring van een reparatieontwerp moet zo nodig samenwerken met de productieorganisatie om te komen tot:
|
2) |
Aan punt 21.A.15 wordt het volgende punt d) toegevoegd:
|
3) |
Punt 21.A.16A wordt vervangen door: „21.A.16A Certificeringsspecificaties In overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008, geeft het Agentschap certificeringsspecificaties af, inclusief certificeringsspecificaties voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, als standaardmiddel om aan te tonen dat producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de essentiële eisen van bijlagen I, III en IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008. Deze specificaties moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven, gewijzigd of aangevuld.”. |
4) |
Punt 21.A.16B wordt vervangen door: „21.A.16B Bijzondere voorwaarden
|
5) |
Punt 21.A.17 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Het volgende punt 21.A.17B wordt ingevoegd: „21.A.17B Certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid
|
7) |
Punt 21.A.20 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Punt 21.A.21 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Punt 21.A.23 wordt vervangen door: „21.A.23 Afgifte van een beperkt typecertificaat
|
10) |
Punt 21.A.31, onder a), punt 3, wordt vervangen door:
|
11) |
Punt 21.A.41 wordt vervangen door: „21.A.41 Typecertificaat Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat omvatten het typeontwerp, de gebruiksbeperkingen, het gegevensblad voor luchtwaardigheid en emissies, de toepasselijke basis voor typecertificering en de milieueisen waarvan het Agentschap bijhoudt of eraan voldaan wordt, en alle andere voorwaarden of beperkingen die voor het product worden voorgeschreven in de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat voor luchtvaartuigen omvatten beide de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en het gegevensblad voor geluid. Het gegevensblad van het typecertificaat van de motor omvat de gegevens omtrent naleving van de emissievereisten.”. |
12) |
Punt 21.A.44, onder a), wordt vervangen door:
|
13) |
Punt 21.A.55 wordt vervangen door: „21.A.55 Administratie Alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, moeten door de houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het product blijvend luchtwaardig is, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid blijvend geldig zijn en het product en voldoet aan de toepasselijke milieueisen.”. |
14) |
Punt 21.A.57 wordt vervangen door: „21.A.57 Handboeken De houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van alle handboeken die voor het product vereist worden door de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en hij moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap.”. |
15) |
Het volgende punt 21.A.62 wordt toegevoegd aan subdeel B: „21.A.62 Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid Elke houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat moet:
|
16) |
Punt 21.A.90A wordt vervangen door: „21.A.90A Toepassingsgebied In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van wijzigingen aan typecertificaten en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. In dit subdeel worden ook standaardwijzigingen gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure uit hoofde van dit subdeel vereist is. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.”. |
17) |
Punt 21.A.90B, onder a), wordt vervangen door:
|
18) |
Punt 21.A.91 wordt vervangen door: „21.A.91 Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat Wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd in geringe en ingrijpende wijzigingen. Een „geringe wijziging” is een wijziging die geen merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstofventilatie, de uitlaatemissie, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product beïnvloeden. Onverminderd punt 21.A.19 worden alle andere wijzigingen in dit subdeel beschouwd als „ingrijpende wijzigingen”. Ingrijpende en geringe wijzigingen moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.95 of punt 21.A.97, al naargelang van toepassing, en moeten naar behoren worden geïdentificeerd.”. |
19) |
Punt 21.A.92 wordt vervangen door: „21.A.92 Toepassingsgebied
|
20) |
Punt 21.A.93 wordt vervangen door: „21.A.93 Aanvraag Een aanvraag om goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap, en moet omvatten:
|
21) |
Punt 21.A.95 wordt vervangen door: „21.A.95 Geringe wijzigingen Geringe wijzigingen van een typecertificaat moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd:
|
22) |
Punt 21.A.97, onder b), wordt vervangen door:
|
23) |
Punt 21.A.101 wordt vervangen door: „21.A.101 Aanduiding van de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen
|
24) |
Punt 21.A.103 wordt vervangen door: „21.A.103 Goedkeuring
|
25) |
Punt 21.A.105 wordt vervangen door: „21.A.105 Administratie Voor elke wijziging moeten alle desbetreffende ontwerpinformatie, tekeningen en testverslagen, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, door de aanvrager ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het gewijzigde product permanent luchtwaardig is, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid blijvend geldig zijn en het gewijzigde product voldoet aan de van toepassing zijnde milieueisen.”. |
26) |
Punt 21.A.107, onder a), wordt vervangen door:
|
27) |
Het volgende punt 21.A.108 wordt ingevoegd: „21.A.108 Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van de goedkeuring voor een geringe wijziging:
|
28) |
Punt 21.A.109 wordt vervangen door: „21.A.109 Verplichtingen en EPA-identificatie De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat moet:
|
29) |
Punt 21.A.111 wordt vervangen door: „21.A.111 Toepassingsgebied In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen aan het typecertificaat overeenkomstig de procedures van het aanvullend typecertificaat, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers of houders van deze certificaten.”. |
30) |
Punt 21.A.113, onder b), wordt vervangen door:
|
31) |
Punt 21.A.118A, onder a), wordt vervangen door:
|
32) |
Punt 21.A.119 wordt vervangen door: „21.A.119 Handboeken De houder van een aanvullend typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van de aanvullingen op de door de toepasselijke basis voor typecertificering, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen vereiste handboeken, die noodzakelijk zijn om de overeenkomstig het aanvullend typecertificaat aangebrachte wijzigingen te behandelen en hij moet, op verzoek, kopieën van deze handleidingen bezorgen aan het Agentschap.”. |
33) |
De titel van punt 21.A.120 wordt vervangen door: „21.A.120A Instructies voor blijvende luchtwaardigheid”. |
34) |
Het volgende punt 21.A.120B wordt toegevoegd aan subdeel E: „21.A.120B Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van het aanvullende typecertificaat het volgende ter beschikking:
|
35) |
Punt 21.A.174, onder b), punt 2), iii), wordt vervangen door:
|
36) |
Punt 21.A.239, onder a), punt 1, wordt vervangen door:
|
37) |
Punt 21.A.245 wordt vervangen door: „21.A.245 Erkenningseisen De ontwerporganisatie moet, op basis van de in overeenstemming met punt 21.A.243 voorgelegde informatie, aantonen dat niet alleen is voldaan aan punt 21.A.239, maar dat bovendien:
|
38) |
Punt 21.A.247 wordt vervangen door: „21.A.247 Wijzigingen van het ontwerpborgingssysteem Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging van het ontwerpborgingssysteem die invloed heeft op de conformiteit of de luchtwaardigheid, de operationele geschiktheid en de milieubeschermingskenmerken van het product, worden goedgekeurd door het Agentschap. Een schriftelijke aanvraag om goedkeuring moet worden ingediend bij het Agentschap en de ontwerporganisatie moet aan het Agentschap aantonen, op basis van ingediende voorstellen voor wijzigingen aan het handboek en alvorens de wijzigingen toe te passen, dat het na de toepassing zal blijven voldoen aan dit subdeel.”. |
39) |
Punt 21.A.251 wordt vervangen door: „21.A.251 Erkenningsvoorwaarden De erkenningsvoorwaarden bepalen de ontwerpwerkzaamheden en de categorieën van producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft gekregen, evenals de functies en verplichtingen die de organisatie mag vervullen met betrekking tot de luchtwaardigheid, operationele geschiktheid en de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies van de producten. Voor erkenningen als ontwerporganisatie die een typecertificering of ETSO-autorisatie voor hulpaggregaten (APU) inhouden, moeten de erkenningsvoorwaarden ook nog een lijst van producten of hulpaggregaten bevatten. Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als ontwerporganisatie.”. |
40) |
Punt 21.A.263 wordt als volgt gewijzigd:
|
41) |
Punt 21.A.435, onder a), wordt vervangen door:
|
42) |
Punt 21.A.604, onder a), wordt vervangen door:
|
43) |
Bijlage I (Deel 21), deel B, subdeel D, wordt als volgt gewijzigd:
|
44) |
Punt 21.B.326, onder b), punt 1, iii), wordt vervangen door:
|
45) |
Punt 21.B.327, onder a), punt 2, i), punt C), wordt vervangen door:
|
46) |
In aanhangsel I worden de blokken 14a, 14b, 14c, 14d en 14e van EASA-formulier 1 grijs gearceerd; |
47) |
In aanhangsel I wordt de inleidende zin bij de instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1 vervangen door: „Deze instructies gelden slechts voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II van bijlage I (deel M) bij Verordening (EG) nr. 2042/2003, dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden”. |
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/25 |
VERORDENING (EU) Nr. 70/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 7, lid 6, artikel 8, lid 5, en artikel 10, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) zijn gedetailleerde regels vastgesteld voor bepaalde bewijzen van bevoegdheid en voor de omzetting van nationale vergunningen en certificaten, alsmede voor de aanvaarding van vergunningen van derde landen. Bovendien bevat Verordening (EU) nr. 1178/2011 bepalingen met betrekking tot de certificering van goedgekeurde opleidingsorganisaties en van exploitanten van vluchtsimulatoren die worden gebruikt voor de opleiding en het beoordelen van piloten op hun vaardigheid en bekwaamheid. |
(2) |
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 216/2008 (Luchtwaardigheid) is uitgebreid om de elementen van de evaluatie van de operationele geschiktheid op te nemen in de uitvoeringsregels voor typecertificering. |
(3) |
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het „Agentschap”) kwam tot de bevinding dat Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (3) moet worden gewijzigd om het Agentschap de mogelijkheid te verschaffen om de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als onderdeel van het typecertificeringsproces, te verbeteren. |
(4) |
De gegevens betreffende operationele geschiktheid moeten verplichte opleidingselementen bevatten voor opleidingen voor de typebevoegdverklaring van cockpitbemanningen. Die elementen moeten de basis vormen voor de opstelling van dergelijke opleidingen. |
(5) |
De eisen inzake de vaststelling van de opleidingen voor de typebevoegdverklaring van cockpitbemanningen hebben betrekking op de gegevens betreffende operationele geschiktheid; als de gegevens betreffende operationele geschiktheid echter niet beschikbaar zijn, moet worden voorzien in een algemene bepaling en in overgangsmaatregelen. |
(6) |
Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels over het concept van gegevens betreffende operationele geschiktheid opgesteld en deze als advies (4) ingediend bij de Commissie, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 1178/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Een nieuw artikel 9 bis wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Opleiding voor typebevoegdverklaring en gegevens betreffende operationele geschiktheid 1. Als in de bijlagen bij deze verordening wordt verwezen naar de gegevens betreffende operationele geschiktheid die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 en als die gegevens niet beschikbaar zijn voor het relevante type luchtvaartuig, hoeft de aanvrager van een opleiding voor typebevoegdverklaring alleen te voldoen aan de bepalingen van de bijlagen bij Verordening (EU) nr. 1178/2011. 2. Opleidingen voor typebevoegdverklaring die zijn goedgekeurd vóór de goedkeuring van de minimumsyllabus inzake opleidingen voor typebevoegdverklaringen voor piloten en gegevens betreffende operationele geschiktheid voor het relevante type luchtvaartuig overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 moeten uiterlijk op 18 december 2017 of binnen twee jaar na de goedkeuring van de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als dat later is, de verplichte opleidingselementen bevatten.”. |
2) |
Bijlage VII (DEEL-ORA) wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1.
(3) PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.
(4) Advies nr. 07/2011 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 2011, beschikbaar op http://easa.europa.eu/agency-measures/opinions.php
BIJLAGE
Bijlage VII (DEEL-ORA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt ORA.GEN.160, onder b), wordt vervangen door:
|
2) |
Punt ORA.ATO.145 wordt vervangen door: „ORA.ATO.145 Voorwaarden voor opleiding
|
3) |
Punt ORA.FSTD.210, onder a), punt 2), wordt vervangen door:
|
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/27 |
VERORDENING (EU) Nr. 71/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, lid 5, en artikel 10, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 216/2008 (Luchtwaardigheid) is uitgebreid om de elementen van de evaluatie van de operationele geschiktheid op te nemen in de uitvoeringsregels voor typecertificering. |
(2) |
Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het „Agentschap”) kwam tot de bevinding dat Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) moet worden gewijzigd om het Agentschap de mogelijkheid te verschaffen om de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als onderdeel van het typecertificeringsproces, te verbeteren. |
(3) |
De gegevens betreffende operationele geschiktheid moeten verplichte elementen voor de basisminimumuitrustingslijst (Master Minimum Equipment List, MMEL), de opleiding van de cockpitbemanning en de opleiding van de cabinebemanning omvatten, welke de basis zullen vormen voor de opstelling van de minimumuitrustingslijst (Minimum Equipment List, MEL) en opleidingen voor bemanningen door de exploitanten. |
(4) |
De eisen inzake de vaststelling van de MEL, de opleiding van de cockpitbemanning en de opleiding van de cabinebemanning hebben betrekking op de gegevens betreffende operationele geschiktheid; als de gegevens betreffende operationele geschiktheid echter niet beschikbaar zijn, moet worden voorzien in een algemene bepaling en in overgangsmaatregelen. |
(5) |
De luchtvaartsector en de overheidsdiensten van de lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om zich aan te passen aan het nieuwe regelgevingskader en om onder bepaalde omstandigheden de geldigheid te erkennen van certificaten die zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding en toepassing van deze verordening. |
(6) |
Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels over het concept van gegevens betreffende operationele geschiktheid opgesteld en deze als advies (3) ingediend bij de Commissie, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (4) moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Minimumuitrustingslijsten Minimumuitrustingslijsten („MEL”) die vóór de toepassing van deze verordening door het land van de exploitant of het land van registratie zijn goedgekeurd, worden geacht te zijn goedgekeurd overeenkomstig deze verordening en mogen verder worden gebruikt door de exploitant. Na de inwerkingtreding van deze verordening dient elke wijziging van de in de eerste alinea vermelde MEL waarvoor overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (5) een basisminimumuitrustingslijst (MMEL) is opgesteld als onderdeel van de gegevens betreffende operationele geschiktheid zo snel mogelijk plaats te vinden in overeenstemming met punt ORO.MLR.105 van deel 2 van bijlage III bij deze verordening en uiterlijk op 18 december 2017 of twee jaar nadat de gegevens betreffende operationele geschiktheid zijn goedgekeurd, als dit eerder is. Een wijziging van de in de eerste alinea vermelde MEL waarvoor geen MMEL is opgesteld als onderdeel van de gegevens betreffende operationele geschiktheid moet nog steeds plaatsvinden overeenkomstig de MMEL die aanvaard is door het land van de exploitant of het land van registratie, naargelang van toepassing. |
2) |
Een nieuw artikel 9 bis wordt ingevoegd: „Artikel 9 bis Opleiding van cockpitbemanning en cabinebemanning Exploitanten zien erop toe dat leden van de cockpitbemanning en cabinebemanning die al in dienst zijn en een opleiding overeenkomstig de subdelen FC en CC van bijlage III hebben voltooid die niet de verplichte elementen omvatte welke zijn vastgesteld in de relevante gegevens betreffende operationele geschiktheid, uiterlijk op 18 december 2017 of twee jaar na de goedkeuring van de gegevens betreffende operationele geschiktheid, als dit later is, een opleiding volgen die deze verplichte elementen omvat.”. |
3) |
Bijlage III (DEEL-ORO) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
4) |
Bijlage V (DEEL-SPA) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.
(3) Advies nr. 07/2011 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 2011, beschikbaar op http://easa.europa.eu/agency-measures/opinions.php
(4) PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1.
(5) PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1.”.
BIJLAGE I
Bijlage III (DEEL-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt ORO.GEN.160, onder b), wordt vervangen door:
|
2) |
Punt ORO.MLR.105 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Punt ORO.FC.140, onder a), wordt vervangen door:
|
4) |
Punt ORO.FC.145, onder b), wordt vervangen door:
|
5) |
Punt ORO.FC.220, onder e), wordt vervangen door:
|
6) |
Punt ORO.CC.125, onder b), wordt vervangen door:
|
7) |
Punt ORO.CC.130, onder c), wordt vervangen door:
|
8) |
Punt ORO.CC.250, punt b), onder 1), wordt vervangen door:
|
BIJLAGE II
Bijlage V (DEEL-SPA) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt SPA.GEN.105, punt b), onder 2), wordt vervangen door:
|
2) |
Punt SPA.GEN.120 wordt vervangen door: „SPA.GEN.120 Blijvende geldigheid van een specifieke goedkeuring Specifieke goedkeuringen worden afgegeven voor onbeperkte duur en blijven geldig zolang de exploitant blijft voldoen aan de voorwaarden voor de specifieke goedkeuring en rekening houdt met de relevante elementen die gedefinieerd zijn in het verplichte gedeelte van de gegevens betreffende operationele geschiktheid die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.”. |
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 72/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 met betrekking tot de verlaging van de Portugese vangstquota voor 2013 voor roodbaars in het gebied NAFO 3LN
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Na de publicatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 (2) ontdekte de Portugese visserij-industrie een fout in de gepubliceerde vangstcijfers voor roodbaars voor 2012 in het gebied NAFO (visserijorganisatie van het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan) 3LN. |
(2) |
De Portugese visserijautoriteiten stelden vast dat de vangstverslagen waarop deze vangstgegevens uit 2012 zijn gebaseerd, niet correct aan de Commissie waren meegedeeld. Dit werd door een onafhankelijke controle bevestigd. |
(3) |
Op basis van de gecorrigeerde gegevens die door Portugal op 14 november 2013 werden doorgegeven, blijkt dat er bij de Portugese vangstquota voor roodbaars in het gebied NAFO 3LN (RED/N3LN) in mindere mate sprake was van overbevissing dan in verband met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 was aangenomen. |
(4) |
Dit betekent bijgevolg dat de verlaging van de Portugese quota voor roodbaars voor 2013 in het gebied NAFO 3LN gecorrigeerd dient te worden wat betreft de cijfers inzake de overbevissing van de bedoelde quota. |
(5) |
Gezien het feit dat bij deze uitvoeringsverordening verlagingen worden gecorrigeerd die reeds worden toegepast op de quota voor roodbaars in het gebied NAFO 3LN in 2013, dienen de bepalingen van deze uitvoeringsverordening met terugwerkende kracht te worden toegepast vanaf de datum van de inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013. |
(6) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is evenwel met ingang van 15 augustus 2013 van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 van de Commissie van 8 augustus 2013 tot verlaging van de vangstquota voor 2013 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 215 van 10.8.2013, blz. 1).
BIJLAGE
In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 770/2013 wordt op bladzijde 12 de volgende rij:
„PRT |
RED |
N3NL |
Roodbaars |
NAFO 3LN |
0 |
982,5 |
1 204,691 |
122,61 |
222,191 |
1,4 |
/ |
/ |
/ |
311,067” |
|
vervangen door:
„PT |
RED |
N3NL |
Roodbaars |
NAFO 3LN |
0 |
982,5 |
1 112,457 |
113,23 |
129,957 |
1,2 |
/ |
/ |
/ |
155,948” |
|
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/33 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 73/2014 VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
50,7 |
IL |
41,8 |
|
MA |
53,0 |
|
TN |
77,8 |
|
TR |
94,8 |
|
ZZ |
63,6 |
|
0707 00 05 |
JO |
275,4 |
MA |
158,2 |
|
TR |
151,4 |
|
ZZ |
195,0 |
|
0709 91 00 |
EG |
91,5 |
ZZ |
91,5 |
|
0709 93 10 |
MA |
71,5 |
TR |
103,6 |
|
ZZ |
87,6 |
|
0805 10 20 |
EG |
51,8 |
MA |
57,9 |
|
TN |
56,6 |
|
TR |
71,0 |
|
ZA |
38,4 |
|
ZZ |
55,1 |
|
0805 20 10 |
CN |
72,7 |
IL |
147,6 |
|
MA |
70,2 |
|
ZZ |
96,8 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
66,8 |
EG |
54,5 |
|
IL |
114,2 |
|
JM |
124,7 |
|
KR |
143,8 |
|
TR |
96,4 |
|
ZZ |
100,1 |
|
0805 50 10 |
EG |
69,0 |
TR |
73,2 |
|
ZZ |
71,1 |
|
0808 10 80 |
CA |
85,2 |
CN |
91,7 |
|
MK |
31,3 |
|
US |
158,0 |
|
ZZ |
91,6 |
|
0808 30 90 |
CN |
64,4 |
TR |
136,7 |
|
US |
123,6 |
|
ZZ |
108,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/35 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 24 januari 2014
tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Italië
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 279)
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(2014/38/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder m), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens bijlage V, afdeling B.IV, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet, met het oog op de indeling van geslachte varkens, het aandeel mager vlees worden geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden en mogen in dit verband uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van een of meer anatomische delen van het geslachte varken worden toegestaan. Indelingsmethoden worden slechts toegelaten als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen. Deze tolerantie is vastgesteld in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie (2). |
(2) |
Bij Beschikking 2001/468/EG van de Commissie (3) werd het gebruik van twee methoden voor de indeling van geslachte varkens in Italië toegelaten. |
(3) |
Aangezien zich technische aanpassingen aan de toegelaten indelingsmethoden opdrongen, heeft Italië de Commissie verzocht toestemming te verlenen voor de vervanging van de formules die worden gebruikt in de „Fat-O-Meater”- en „Hennessy Grading Probe 7”-methoden, en vier nieuwe methoden voor de indeling van geslachte varkens, namelijk „AutoFom III”, „Fat-O-Meat’er II”, CSB-Image-Meater” en „manuele methode ZP”, op zijn grondgebied toe te laten. Italië heeft in het in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 bedoelde protocol een gedetailleerde beschrijving van de versnijdingsproef gegeven met opgave van de beginselen waarop die nieuwe formules zijn gebaseerd, de resultaten van de versnijdingsproef en de vergelijkingen die worden toegepast voor de beoordeling van het percentage mager vlees. |
(4) |
Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor het toestaan van deze nieuwe formules is voldaan. Het gebruik van deze formules in Italië dient bijgevolg te worden toegelaten. |
(5) |
Italië heeft de Commissie verzocht een aanbiedingsvorm van geslachte varkens toe te laten die afwijkt van de in bijlage V, punt B.III, eerste alinea, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm. |
(6) |
Krachtens bijlage V, afdeling B.III, tweede alinea, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan aan de lidstaten toelating worden verleend een aanbiedingsvorm van geslachte varkens vast te stellen die afwijkt van de in de eerste alinea van dat punt bedoelde standaardaanbiedingsvorm indien de normale handelspraktijk op hun grondgebied afwijkt van die standaardaanbiedingsvorm. In zijn verzoek heeft Italië aangegeven dat geslachte varkens volgens de handelspraktijk op zijn grondgebied mogen worden aangeboden zonder dat het middenrif en het niervet zijn verwijderd voordat zij worden gewogen en ingedeeld. Deze van de standaardaanbiedingsvorm afwijkende aanbiedingsvorm dient derhalve in Italië te worden toegestaan. |
(7) |
Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen voor geslachte varkens moet met deze afwijkende aanbiedingsvorm rekening worden gehouden door het in die gevallen geconstateerde gewicht aan te passen ten opzichte van het gewicht voor de standaardaanbiedingsvorm. |
(8) |
Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dient een nieuw besluit te worden vastgesteld. Beschikking 2001/468/EG moet daarom worden ingetrokken. |
(9) |
Wijzigingen van de apparatuur of van de indelingsmethoden zijn verboden, tenzij deze expliciet bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden toegestaan. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de indeling van geslachte varkens mogen in Italië, overeenkomstig bijlage V, afdeling B.IV, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 de volgende methoden worden gebruikt:
a) |
het „Fat-O-Meater I (FOM I)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel I van de bijlage zijn vermeld; |
b) |
het „Hennessy Grading Probe 7 (HGP 7)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel II van de bijlage zijn vermeld; |
c) |
het „Fat-O-Meat’er II (FOM II)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel III van de bijlage zijn vermeld; |
d) |
het „AutoFom III” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel IV van de bijlage zijn vermeld; |
e) |
het „CSB-Image-Meater” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel V van de bijlage zijn vermeld. |
f) |
het „manuele methode (ZP)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, waarvan de nadere gegevens in deel VI van de bijlage zijn vermeld. |
Artikel 2
Onverminderd de in bijlage V, afdeling B.III, eerste alinea, bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm mogen geslachte varkens in Italië worden aangeboden zonder dat het middenrif en het niervet zijn verwijderd vóór het wegen en indelen. Het geconstateerde warme geslachte gewicht van op die wijze aangeboden geslachte varkens wordt aangepast volgens de volgende formule:
waarbij
Y |
= |
karkasgewicht zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 1249/2008 |
X |
= |
warm geslacht gewicht met niervet en middenrif |
a |
= |
som van niervet en middenrif (%) |
— |
voor het middenrif: 0,29 % (karkasgewicht van 110,1 tot en met 180 kg) en 0,26 % (karkasgewicht van 70 tot en met 110 kg); |
— |
voor niervet:
|
Artikel 3
Wijzigingen van de toegelaten apparaten of indelingsmethoden zijn verboden, tenzij deze expliciet bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden toegestaan.
Artikel 4
Beschikking 2001/468/EG wordt ingetrokken.
Artikel 5
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Artikel 6
Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 24 januari 2014.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema’s voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).
(3) Beschikking 2001/468/EG van de Commissie van 8 juni 2001 tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Italië (PB L 163 van 20.6.2001, blz. 31).
BIJLAGE
METHODEN VOOR DE INDELING VAN GESLACHTE VARKENS IN ITALIË
DEEL I
Fat-O-Meater I (FOM I)
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met behulp van het „Fat-O-Meater I (FOM I)” genaamde apparaat. |
2. |
Dit toestel is uitgerust met een sonde van 6 mm diameter met fotodiode (type Siemens SFH 950) en fotodetector (type Siemens SFH 960) en met een meetbereik van 5 tot 115 mm. De meetwaarden worden met behulp van een computer omgezet in een raming van het magervleesaandeel. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
DEEL II
Hennessy Grading Probe (HGP 7)
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „Hennessy Grading Probe 7 (HGP 7)” genaamde apparaat. |
2. |
Het toestel is uitgerust met een sonde van 5,95 mm diameter (die aan de top uitloopt op een puntvormig mesblad waarvan het breedste gedeelte 6,3 mm breed is) met fotodiode (Siemens LED type LYU 260-EO) en fotodetector (type 58 MR) en met een meetbereik van 0 tot 120 mm. De meetwaarden worden omgerekend in een schatting van het magervleesaandeel door de HPG 7 zelf en een daaraan gekoppelde computer. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
DEEL III
Fat-O-Meat’er II (FOM II)
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met behulp van het „Fat-O-Meater II (FOM II)” genaamde apparaat. |
2. |
Dit apparaat is een nieuwe versie van het Fat-O-Meat’er-meetsysteem. FOM II bestaat uit een optische sonde met een mes, een instrument voor dieptemeting met een meetbereik van 0 tot 125 mm en een systeem voor de verzameling en analyse van gegevens — Carometec Touch Panel i15 computer (Ingress Protection IP69K). De meetwaarden worden door het FOM II-apparaat zelf omgerekend in een schatting van het magervleesaandeel. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
DEEL IV
AutoFom III
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „AutoFom III” genaamde apparaat. |
2. |
Het toestel is uitgerust met zestien ultrasone transductoren van 2 MHz (Carometec A/S) met een meetbereik van 25 mm tussen de transductoren. De ultrasone gegevens omvatten de gemeten rugspek- en spierdikte en gerelateerde parameters. De meetwaarden worden door een computer omgezet in een schatting van het magervleesaandeel. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
DEEL V
CSB Image Meater
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met het „CSB Image Meater” genaamde apparaat. |
2. |
De CSB Image-Meater bestaat met name uit een videocamera, een pc met een beeldanalysekaart, een scherm, een printer, een commandomechanisme, een synchronisatiemechanisme en interfaces. De 3 variabelen van de Image Meater worden berekend op de scheidingslijn rond de M. gluteus medius. De meetwaarden worden door een computer omgezet in een schatting van het magervleesaandeel. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
DEEL VI
Manuele methode (ZP)
1. |
De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de geslachte varkens worden ingedeeld met behulp van de „manuele methode (ZP)”, waarbij wordt gemeten met behulp van een liniaal. |
2. |
Bij deze methode kan gebruik worden gemaakt van een liniaal met een maatverdeling op basis van de voorspellingsvergelijking. Het gaat om een manuele meting van de spekdikte en de spierdikte op de scheiding van het halve varken. |
3. |
Het magervleesaandeel van een geslacht varken wordt aan de hand van een van de twee onderstaande formules berekend:
|
28.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 23/41 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 27 januari 2014
houdende bevestiging van de deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed
(2014/39/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 328, lid 1, en artikel 331, lid 1,
Gezien Besluit 2010/405/EU van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (2),
Gezien het feit dat Griekenland heeft meegedeeld dat het voornemens is deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 12 juli 2010 besloot de Raad machtiging te verlenen voor nauwere samenwerking tussen België, Bulgarije, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en Slovenië op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed. |
(2) |
Op 20 december 2010 stelde de Raad Verordening (EU) nr. 1259/2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed vast. |
(3) |
Op 21 november 2012 stelde de Commissie Besluit 2012/714/EU houdende bevestiging van de deelneming van Litouwen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed vast (3). |
(4) |
Griekenland heeft meegedeeld dat het voornemens is deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed en dat bij brief van 14 oktober 2013, die de Commissie heeft geregistreerd op 15 oktober 2013. |
(5) |
De Commissie merkt op dat noch Besluit 2010/405/EU noch Verordening (EU) nr. 1259/2010 specifieke voorwaarden voorschrijft voor de deelneming aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed en dat de deelneming van Griekenland de voordelen van deze nauwere samenwerking moet versterken. |
(6) |
De deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed moet dus worden bevestigd. |
(7) |
De Commissie moet voor Griekenland de nodige overgangsmaatregelen vaststellen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1259/2010. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 1259/2010 moet in Griekenland in werking treden op de dag volgende op die van de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking
1. De deelneming van Griekenland aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed, waartoe bij Besluit 2010/405/EU machtiging is verleend, wordt bevestigd.
2. Verordening (EU) nr. 1259/2010 is conform dit besluit van toepassing op Griekenland.
Artikel 2
Informatieverstrekking door Griekenland
Uiterlijk 29 oktober 2014 stelt Griekenland de Commissie, in voorkomend geval, in kennis van zijn nationale bepalingen inzake:
a) |
de vormvoorschriften die van toepassing zijn op rechtskeuzeovereenkomsten in de zin van artikel 7, leden 2 tot en met 4, van Verordening (EU) nr. 1259/2010, en |
b) |
de mogelijkheid om rechtskeuze uit te oefenen overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1259/2010. |
Artikel 3
Overgangsbepalingen voor Griekenland
1. Verordening (EU) nr. 1259/2010 geldt ten aanzien van Griekenland slechts voor rechtszaken die worden ingeleid na 29 juli 2015 en voor de overeenkomsten welke vanaf die datum op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1259/2010 worden gesloten.
Een rechtskeuzeovereenkomst die vóór 29 juli 2015 is gesloten, heeft voor Griekenland echter eveneens uitwerking indien zij voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) nr. 1259/2010.
2. Verordening (EU) nr. 1259/2010 laat voor Griekenland onverlet de rechtskeuzeovereenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig het recht van de deelnemende lidstaat waar de zaak vóór 29 juli 2015 aanhangig is gemaakt.
Artikel 4
Inwerkingtreding en datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 1259/2010 in Griekenland
Verordening (EU) nr. 1259/2010 treedt in Griekenland in werking op de dag na die van de bekendmaking van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Verordening (EU) nr. 1259/2010 is van toepassing op Griekenland met ingang van 29 juli 2015.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 27 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 189 van 22.7.2010, blz. 12.
(2) PB L 343 van 29.12.2010, blz. 10.
(3) PB L 323 van 22.11.2012, blz. 18.