ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.016.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 16

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
21 januari 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 45/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 46/2014 van de Raad van 20 januari 2014 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 47/2014 van de Commissie van 13 januari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Dithmarscher Kohl (BGA)]

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 48/2014 van de Commissie van 13 januari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Châtaigne d'Ardèche (BOB)]

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 49/2014 van de Commissie van 13 januari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Miel de Tenerife (BOB)]

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 50/2014 van de Commissie van 20 januari 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Kroatië

11

 

*

Verordening (EU) nr. 51/2014 van de Commissie van 20 januari 2014 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine in of op bepaalde producten ( 1 )

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 52/2014 van de Commissie van 20 januari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

28

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2014/22/GBVB van de Raad van 20 januari 2014 tot wijziging van Besluit 2013/353/GBVB houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

30

 

*

Besluit 2014/23/GBVB van de Raad van 20 januari 2014 tot intrekking van Besluit 2013/350/GBVB houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

31

 

*

Uitvoeringsbesluit 2014/24/GBVB van de Raad van 20 januari 2014 houdende uitvoering van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

32

 

 

2014/25/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 januari 2014 inzake de kennisgeving door de Slowaakse Republiek van een nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 59)

34

 

 

2014/26/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 januari 2014 inzake de kennisgeving door de Republiek Slovenië van een nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 60)

38

 

 

2014/27/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 januari 2014 betreffende financiële steun van de Unie voor het jaar 2014 aan de referentielaboratoria van de Europese Unie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 104)

41

 

 

2014/28/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 29 augustus 2013 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aan het geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese Centrale Bank en voor de aanpassing van de vorderingen van de nationale centrale banken ter grootte van de overgedragen externe reserves (ECB/2013/26)

47

 

 

2014/29/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 29 augustus 2013 houdende wijziging van Besluit ECB/2010/29 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten (ECB/2013/27)

51

 

 

2014/30/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/28)

53

 

 

2014/31/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 29 augustus 2013 betreffende de modaliteiten en de voorwaarden voor de overdracht van aandelen in het kapitaal van de Europese Centrale Bank tussen de nationale centrale banken en de aanpassing van het gestorte kapitaal (ECB/2013/29)

55

 

 

2014/32/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 29 augustus 2013 betreffende het volstorten van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (ECB/2013/30)

61

 

 

2014/33/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 30 augustus 2013 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (ECB/2013/31)

63

 

 

2014/34/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 31 december 2013 inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka (ECB/2013/53)

65

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 41/2014 van 17 januari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit (PB L 14 van 18.1.2014)

69

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 141 van 28.5.2001)

70

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/1


VERORDENING (EU) Nr. 45/2014 VAN DE RAAD

van 20 januari 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad (2) geeft uitvoering aan de maatregelen die waren vastgesteld bij Besluit 2011/137/GBVB.

(2)

De niet-aansprakelijkheidsclausule en de geen-vorderingenclausule vervat in Verordening (EU) nr. 204/2011 moeten worden aangepast aan de formulering van de richtsnoeren inzake de implementatie en evaluatie van beperkende maatregelen (sancties) in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, die de Raad op 15 juni 2012 heeft vastgesteld.

(3)

Verordening (EU) nr. 204/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 204/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

1.   De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Handelingen van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde maatregelen.”.

2)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schadevergoeding of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, in het bijzonder een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm daarvan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in de bijlagen II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen;

b)

een andere Libische persoon, entiteit of lichaam, de Libische regering daaronder begrepen;

c)

een persoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) of b) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eiser geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde personen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.

(2)  Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1).


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 46/2014 VAN DE RAAD

van 20 januari 2014

houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad (1), en met name artikel 8 bis, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 mei 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 765/2006.

(2)

De Raad is van oordeel dat de motivering voor de plaatsing op de lijst van een van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 vermelde personen moet worden gewijzigd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006 wordt hierbij gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Belarus (PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1).


BIJLAGE

In Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 765/2006, wordt rubriek nr. 210 vervangen door het volgende:

 

„Naam Engelse transcriptie van Belarussische spelling Engelse transcriptie van Russische spelling

Naam (Belarussische spelling)

Naam (Russische spelling)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

210.

Ternavsky, Anatoly Andreevich

(Ternavski, Anatoli Andrievich

Ternavskiy,

Anatoly

Andreyevich)

ТЕРНАВСКИЙ, Анатолий Андрэевiч

ТЕРНАВСКИЙ, Анатолий, Андреевич

Geboortedatum: 1950

Geboorteplaats: Donetsk, Oekraïne.

Heeft nauwe banden met familieleden van president Loekasjenko. Zijn bedrijf Univest-M is een partner van de sportclub van de president, en had tot mei 2011 de schoondochter van de president in dienst.

Steunt het bewind, met name financieel door middel van betalingen van Univest-M aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Belarus, aan de Belarussische (staats-)TV- en Radiomaatschappij en aan de vakbond van de kamer van afgevaardigden van het Nationaal Parlement.

Profiteert van het regime dankzij grootschalige zakelijke activiteiten in Belarus. Univest-M bezit een filiaal, FLCC, dat een belangrijke positie heeft in de aardolie- en koolwaterstofsector. Ook is Univest-M één van de grootste ondernemingen op het gebied van ontwikkeling/onroerend goed in Belarus. Zakelijke activiteiten van deze omvang zijn in Belarus niet mogelijk zonder de instemming van het bewind van Loekasjenko.

Is via Univest-M de sponsor van verschillende sportverenigingen, hetgeen bevorderlijk is voor een goede verstandhouding met president Loekasjenko.”


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 47/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Dithmarscher Kohl (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Duitsland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Dithmarscher Kohl” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Dithmarscher Kohl” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 232 van 10.8.2013, blz. 21.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

DUITSLAND

Dithmarscher Kohl (BGA)


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 48/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Châtaigne d'Ardèche (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Frankrijk tot registratie van de benaming „Châtaigne d'Ardèche” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Châtaigne d'Ardèche” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 235 van 14.8.2013, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Châtaigne d'Ardèche (BOB)


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 49/2014 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Miel de Tenerife (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Miel de Tenerife” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Miel de Tenerife” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 235 van 14.8.2013, blz. 5.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.4.   Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

SPANJE

Miel de Tenerife (BOB)


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 50/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2014

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Kroatië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Toetredingsverdrag van Kroatië,

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name de artikelen 41 en 16, in samenhang met bijlage IV daarbij, deel 3, onder a), punt 4,

Overwegende:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 van de Commissie (1) zijn in de sector suiker overgangsbepalingen vastgesteld in verband met de toetreding van Kroatië tot de Unie. Afdeling 2 van hoofdstuk II van die verordening heeft betrekking op de vaststelling en wegwerking van de overtollige hoeveelheden suiker die in Kroatië op de datum van haar toetreding aanwezig zijn. Daarin zijn met name termijnen vastgesteld voor de vaststelling van de overtollige hoeveelheden suiker en voor het door de betrokken marktdeelnemers in Kroatië te leveren bewijs van de wegwerking. Voorts zijn daarin de referentieperioden vastgesteld voor de berekening van de bedragen die aan Kroatië in rekening worden gebracht indien de overtollige hoeveelheden niet worden weggewerkt.

(2)

Gezien de tijd die nodig is voor een grondige analyse van de door Kroatië meegedeelde informatie en bespreking met die lidstaat, en om te zorgen voor een juiste toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk II van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 moeten de termijnen in die uitvoeringsverordening worden verlengd voor zover zij betrekking hebben op de vaststelling van de overtollige hoeveelheden suiker.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 7, lid 1, wordt „31 januari 2014” vervangen door „30 september 2014”.

2)

In artikel 9, lid 1, wordt „31 oktober 2014” vervangen door „30 juni 2015”.

3)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

„31 oktober 2014” wordt vervangen door „30 juni 2015”;

b)

„30 juni 2015” wordt vervangen door „29 februari 2016”.

4)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „31 januari 2015” vervangen door „30 september 2015”;

b)

in lid 2, vierde alinea, wordt „31 oktober 2014” vervangen door „30 juni 2015”.

5)

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „28 februari 2015” vervangen door „31 oktober 2015”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in de eerste alinea wordt „31 oktober 2014” vervangen door „30 juni 2015”;

ii)

in de tweede alinea wordt „30 juni 2015” vervangen door „29 februari 2016”;

iii)

in de derde alinea wordt „30 april 2015” vervangen door „31 december 2015”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 170/2013 van de Commissie van 25 februari 2013 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Kroatië (PB L 55 van 27.2.2013, blz. 1).


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/13


VERORDENING (EU) Nr. 51/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2014

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine in of op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(2)

In het kader van een procedure voor de verlening van een toelating tot het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof dimethomorf bevat op zaden van specerijen (met uitzondering van nootmuskaat) en op karwijvruchten is overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag tot wijziging van de bestaande MRL's ingediend.

(3)

Wat indoxacarb betreft is een dergelijke aanvraag ingediend voor tuinkers, winterkers, rode amsoi, overige slasoorten, postelein, snijbiet en overige spinazie en dergelijke (bladgroente). Wat pyraclostrobine betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor aardperen (topinamboers).

(4)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 zijn deze aanvragen door de betrokken lidstaten geëvalueerd en zijn de evaluatieverslagen bij de Commissie ingediend.

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvragen en de evaluatieverslagen beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico's voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft met redenen omklede adviezen over de voorgestelde MRL's uitgebracht (2). Zij heeft deze adviezen naar de Commissie en de lidstaten gestuurd en bekendgemaakt.

(6)

Voor alle aanvragen heeft de EFSA geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de gegevens was voldaan en dat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL's op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. Zij heeft rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Noch uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan deze stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stoffen kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende gewassen en producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) of de acute referentiedosis (ARfD) wordt overschreden.

(7)

Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de toepasselijke vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(8)

Wat dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine betreft, zijn bij Verordening (EU) nr. 668/2013 van de Commissie van 12 juli 2013 (3) voor verschillende producten MRL's vastgesteld. Aangezien die verordening van toepassing is met ingang van 2 februari 2014, moeten de MRL's zoals bepaald in deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn.

(9)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 februari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Wetenschappelijke verslagen van de EFSA, online te vinden op: http://www.efsa.europa.eu:

 

Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for dimethomorph in seeds of spices and caraway. EFSA Journal 2013;11(2):3126 [27 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3126.

 

Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for indoxacarb in various salad plants and in spinach-like plants. EFSA Journal 2013; 11(5):3247 [31 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3247.

 

Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for pyraclostrobin in cucumbers and Jerusalem artichokes. EFSA Journal 2013;11(2):3109 [27 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3109.

(3)  Verordening (EU) nr. 668/2013 van de Commissie van 12 juli 2013 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van 2,4-DB, dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine in of op bepaalde producten (PB L 192 van 13.7.2013, blz. 39).


BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden de kolommen voor dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine vervangen door:

Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (1)

Dimethomorf (som van de isomeren)

Indoxacarb (som van indoxacarb en de R-enantiomeer daarvan) (F)

Pyraclostrobine (F)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

0100000

1.

FRUIT, VERS OF BEVROREN NOTEN

 

 

 

0110000

i)

Citrusvruchten

 

0,02 (2)

 

0110010

Grapefruits (Shaddock, pomelo, sweetie, tangelo (met uitzondering van mineola), ugli en andere kruisingen)

0,01 (2)

 

1

0110020

Sinaasappelen (Bergamot, bittere sinaasappel, chinotto en andere kruisingen)

0,8

 

2

0110030

Citroenen (Citroen, limoen, Buddha’s hand (Citrus medica var. sarcodactylis))

0,01 (2)

 

1

0110040

Lemmetjes

0,01 (2)

 

1

0110050

Mandarijnen (Clementine, tangerine, mineola en andere kruisingen tangor (Citrus reticulata x sinensis))

0,01 (2)

 

1

0110990

Overige

0,01 (2)

 

1

0120000

ii)

Noten

0,02 (2)

0,02 (2)

 

0120010

Amandelen

 

 

0,02 (2)

0120020

Paranoten

 

 

0,02 (2)

0120030

Cashewnoten

 

 

0,02 (2)

0120040

Kastanjes

 

 

0,02 (2)

0120050

Kokosnoten

 

 

0,02 (2)

0120060

Hazelnoten (Lambertsnoot)

 

 

0,02 (2)

0120070

Macadamia

 

 

0,02 (2)

0120080

Pecannoten

 

 

0,02 (2)

0120090

Pijnboompitten

 

 

0,02 (2)

0120100

Pistaches

 

 

1

0120110

Walnoten

 

 

0,02 (2)

0120990

Overige

 

 

0,02 (2)

0130000

iii)

Pitvruchten

0,01 (2)

 

0,5

0130010

Appelen (Wilde appel)

 

0,5 (+)

 

0130020

Peren (Japanse peer (nashi))

 

0,5

 

0130030

Kweeperen

 

0,02 (2)

 

0130040

Mispels

 

0,02 (2)

 

0130050

Loquats

 

0,02 (2)

 

0130990

Overige

 

0,02 (2)

 

0140000

iv)

Steenvruchten

0,01 (2)

1

 

0140010

Abrikozen

 

 

1

0140020

Kersen (Zoete kers, zure kers)

 

 

3

0140030

Perziken (Nectarine en soortgelijke kruisingen)

 

 

0,3

0140040

Pruimen (Damson, reine-claude, mirabelle, sleepruim, rode dadel/Chinese dadel/Chinese jujube (Ziziphus ziziphus))

 

 

0,8

0140990

Overige

 

 

0,02 (2)

0150000

v)

Besvruchten en kleinfruit

 

 

 

0151000

a)

Tafel- en wijndruiven

3

2

 

0151010

Tafeldruiven

 

 

1 (+)

0151020

Wijndruiven

 

 

2

0152000

b)

Aardbeien

0,7

0,6

1,5

0153000

c)

Rubussoorten

 

 

 

0153010

Bramen

0,05 (+)

0,5

3

0153020

Dauwbramen (Loganbes, taybes, boysenbes, kruipbraam en andere kruisingen met Rubus)

0,01 (2)

0,02 (2)

2

0153030

Frambozen (Wijnbes, poolbraam/fram-boos, (Rubus arcticus), nectarframboos (Rubus arcticus x Rubus idaeus))

0,05 (+)

0,6

3

0153990

Overige

0,01 (2)

0,02 (2)

2

0154000

d)

Ander kleinfruit en besvruchten

0,01 (2)

 

 

0154010

Blauwe bessen (Bosbes)

 

0,8

4

0154020

Veenbessen (Vossenbes/rode bosbes, (V. vitis-idaea))

 

1

3

0154030

Aalbessen (rood, zwart en wit)

 

0,8

3

0154040

Kruisbessen (Inclusief kruisingen met andere Ribes-soorten)

 

0,8

3

0154050

Rozenbottels

 

0,8

3

0154060

Moerbeien (Aardbeiboomvrucht)

 

0,8

3

0154070

Azaroles (Middellandse Zeemispels) (Kiwibes (Actinidia arguta))

 

0,8

3

0154080

Vlierbessen (Zwarte appelbes, lijsterbes, duindoorn, meidoorn, peerlijsterbes en andere bessen van bomen)

 

0,8

3

0154990

Overige

 

0,8

3

0160000

vi)

Diverse vruchten

0,01 (2)

 

 

0161000

a)

Met eetbare schil

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0161010

Dadels

 

 

 

0161020

Vijgen

 

 

 

0161030

Tafelolijven

 

 

 

0161040

Kumquats (Marumi-kumquat, nagami-kumquat, limequat (Citrus aurantifolia x Fortunella spp.))

 

 

 

0161050

Carambola’s (Bilimbi (blimbing))

 

 

 

0161060

Kaki’s

 

 

 

0161070

Jambolans (djamblangs) (Djamboe ajer, pommerak, rozenappel, Braziliaanse kers, Surinaamse kers (grumichama Eugenia uniflora))

 

 

 

0161990

Overige

 

 

 

0162000

b)

Met niet-eetbare schil, klein

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0162010

Kiwi’s

 

 

 

0162020

Lychees (Kapulasan, ramboetan, longan, mangosteen, langsat, salak)

 

 

 

0162030

Passievruchten

 

 

 

0162040

Woestijnvijgen (cactusvruchten)

 

 

 

0162050

Sterappelen

 

 

 

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen (Zwarte zapote, witte zapote, groene zapote, canistel, mamey zapote)

 

 

 

0162990

Overige

 

 

 

0163000

c)

Met niet-eetbare schil, groot

 

 

 

0163010

Avocado’s

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163020

Bananen (Dwergbanaan, bakbanaan, appelbanaan)

 

0,2

0,02 (2)

0163030

Mango’s

 

0,02 (2)

0,05

0163040

Papaja’s

 

0,02 (2)

0,07

0163050

Granaatappels

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163060

Cherimoya’s (Custardappel, suikerappel/zoetzak, ilama (Annona diversifolia) en andere middelgrote Annonaceae-vruchten)

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163070

Guava’s (Rode pitaya/drakenvrucht (Hylocereus undatus))

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163080

Ananassen

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163090

Broodvruchten (Nangka (jackfruit))

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163100

Doerians

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163110

Zuurzakken (doerian blanda)

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0163990

Overige

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0200000

2.

GROENTEN, VERS OF BEVROREN

 

 

 

0210000

i)

Wortel- en knolgewassen

 

 

 

0211000

a)

Aardappelen

0,05

0,02 (2)

0,02 (2)

0212000

b)

Tropische wortel- en knolgewassen

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0212010

Cassave (Taro, eddo/eddoe, yautia)

 

 

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

 

 

0212030

Yams (Yamboon/jicama, Mexicaanse aardappel)

 

 

 

0212040

Arrowroot (pijlwortel)

 

 

 

0212990

Overige

 

 

 

0213000

c)

Andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

 

 

0213010

Rode bieten

0,01 (2)

0,02 (2)

0,1

0213020

Wortels

0,01 (2)

0,02 (2)

0,5

0213030

Knolselderij

0,01 (2)

0,02 (2)

0,3

0213040

Mierikswortel (Engelwortel, lavaswortel, gentiaanwortel)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,3

0213050

Aardperen (topinamboers) (Crosne)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,06

0213060

Pastinaken

0,01 (2)

0,02 (2)

0,3

0213070

Wortelpeterselie

0,01 (2)

0,02 (2)

0,1

0213080

Radijzen (Rammenas, daikon, kleine radijs en dergelijke, tijgernoot (Cyperus esculentus))

1,5

0,3

0,5

0213090

Schorseneren (Zwarte schorseneer, Spaanse schorseneer/oesterplant, eetbare burdock)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,1

0213100

Koolrapen

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0213110

Rapen

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0213990

Overige

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0220000

ii)

Bolgewassen

 

0,02 (2)

 

0220010

Knoflook

0,6

 

0,3

0220020

Uien (Andere boluien, zilveruitjes)

0,6

 

1,5

0220030

Sjalotten

0,6

 

0,3

0220040

Bosuien en welsh uien (Andere groene uien en soortgelijke soorten)

0,2

 

1,5

0220990

Overige

0,15

 

0,02 (2)

0230000

iii)

Vruchtgroenten

 

 

 

0231000

a)

Solanaceae

1

 

 

0231010

Tomaten (Kerstomaat, Physalis spp., gojibes, wolfsbes (Lycium barbarum en L. chinense), boomtomaat)

 

0,5

0,3

0231020

Paprika’s (Chilipeper)

 

0,3

0,5

0231030

Aubergines (Pepino, antroewa/witte eierplant (S. macrocarpon))

 

0,5

0,3

0231040

Okra’s, okers

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0231990

Overige

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

0,5

0,5

0,5

0232010

Komkommers

 

 

 

0232020

Augurken

 

 

 

0232030

Courgettes (Zomerpompoen, marrow (patisson), lauki (Lagenaria siceraria), chayote, sopropo/bittere meloen, chichinga, hoekige luffa/(teroi))

 

 

 

0232990

Overige

 

 

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,5

0,5

0,5

0233010

Meloenen (Kiwano)

 

 

 

0233020

Pompoenen (Winterpompoen, marrow (late soort))

 

 

 

0233030

Watermeloenen

 

 

 

0233990

Overige

 

 

 

0234000

d)

Suikermais (Babymais)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0239000

e)

Andere vrucht-groenten

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0240000

iv)

Koolsoorten

 

 

 

0241000

a)

Bloemkoolachtigen

 

0,3

0,1

0241010

Broccoli (Chinese broccoli, choisum)

5

(+)

 

0241020

Bloemkool

0,05

(+)

 

0241990

Overige

0,01 (2)

 

 

0242000

b)

Sluitkoolachtigen

 

 

 

0242010

Spruitjes

0,01 (2)

0,06

0,3

0242020

Sluitkool (Spitskool, rode kool, savooiekool, wittekool)

6

0,2

0,2

0242990

Overige

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0243000

c)

Bladkoolachtigen

3

 

1,5

0243010

Spitskool (Mosterdkool, paksoi, tatsoi, choi sum, petsai)

 

3

 

0243020

Boerenkool (Krulkool, Portugese boerenkool, Portugese kool, bladkool)

 

0,4

 

0243990

Overige

 

0,4

 

0244000

d)

Koolrabi

0,02

0,02 (2)

0,02 (2)

0250000

v)

Bladgroenten en verse kruiden

 

 

 

0251000

a)

Slasoorten, met inbegrip van Brassicaceae

 

 

 

0251010

Veldsla (Italiaanse veldsla)

10

30

10

0251020

Sla (Kropsla, lollo rosso, ijsbergsla, Romaanse sla (bindsla))

15

2

2

0251030

Andijvie (Wilde cichorei, rode sla (radicchio), krulandijvie, groenlof (C. endivia var. crispum/C. intybus var. foliosum), paardenbloembladeren)

6

1

0,4

0251040

Tuinkers (Taugé, alfalfakiemen)

10

1

10

0251050

Winterkers

10

1

10

0251060

Raketsla, rucola (Grote zandkool (Diplotaxis spp.))

10

2 (+)

10

0251070

Rode amsoi

10

1

10

0251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp., inclusief raapstelen (Mizuna, bladeren van erwten en radijzen en andere babyleafkoolgewassen (gewassen die tot het achtbladstadium worden geoogst), koolrabibladeren)

10

2 (+)

10

0251990

Overige

10

1

10

0252000

b)

Spinazie en dergelijke (bladgroente)

 

 

 

0252010

Spinazie (Nieuw-Zeelandse spinazie, Chinese spinazie (amarant, pak-khom, tampara), tajerbladeren, bitterblad/bitawiri)

1

2

0,5

0252020

Postelein (Winterpostelein/zomerpostelein, zuring, zeekraal, monniksbaard, agretti (Salsola sodai))

0,01 (2)

1

0,02 (2)

0252030

Snijbiet (Bladeren van de biet)

1

1

0,5

0252990

Overige

0,01 (2)

1

0,02 (2)

0253000

c)

Wijnstok-bladeren (druiven-bladeren) (Malabarnachtschade, bananenbladeren, Acacia pennata)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0254000

d)

Waterkers (Morgenglorie, Chinese convolvulus/waterconvolvulus/waterspinazie/kangkung (Ipomea aquatica), waterklaver, watermimosa)

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0255000

e)

Witlof

0,05

0,02 (2)

0,02 (2)

0256000

f)

Kruiden

10

 

2

0256010

Kervel

 

2

 

0256020

Bieslook

 

2

 

0256030

Bladselderij (Venkelblad, korianderblad, dilleblad, karwijblad, lavas, engelwortel, roomse kervel en andere Apiacea-bladeren, culantro/Mexicaanse koriander/walangan (Eryngium foetidum))

 

2

 

0256040

Peterselie (Bladeren van wortelpeterselie)

 

2

 

0256050

Salie (Winterbonenkruid, bonenkruid, Borago officinalis (blad))

 

2

 

0256060

Rosemarijn

 

2

 

0256070

Thijm (Marjolein, oregano)

 

2

 

0256080

Basilicum (Citroenmelisse, munt, pepermunt, heilige basilicum, zoete basilicum, harige basilicum, eetbare bloemen goudsbloem en andere), waternavel, wild betelblad, kerriebladeren)

 

15

 

0256090

Laurierblad (Citroengras)

 

2

 

0256100

Dragon (Hysop)

 

2

 

0256990

Overige

 

2

 

0260000

vi)

Peulgroenten (vers)

 

 

0,02 (2)

0260010

Bonen (met peul) (Sperzieboon/prinsessenboon/slaboon, pronkboon, snijboon, kousenband, guarboon, sojaboon)

0,01 (2)

0,3

 

0260020

Bonen (zonder peul) (Tuinboon, flageolet, zwaardboon, limaboon, zwartogenboon)

0,04

0,02 (2)

 

0260030

Erwten (met peul) (Peultjes/suikererwt)

0,01 (2)

0,02 (2)

 

0260040

Erwten (zonder peul) (Doperwt, groene erwt, kekererwt)

0,1

0,02 (2)

 

0260050

Linzen

0,01 (2)

0,02 (2)

 

0260990

Overige

0,01 (2)

0,02 (2)

 

0270000

vii)

Stengelgroenten (vers)

 

 

 

0270010

Asperges

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0270020

Kardoen (Borago officinalis steeltjes)

0,01 (2)

3

0,02 (2)

0270030

Bleekselderij

15

2

0,02 (2) (+)

0270040

Knolvenkel

0,01 (2)

3

0,02 (2)

0270050

Artisjokken (Bananenbloem)

2

0,2

2

0270060

Prei

1,5

0,02 (2)

0,7

0270070

Rabarber

0,01 (2)

3

0,02 (2)

0270080

Bamboescheuten

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0270090

Palmharten

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0270990

Overige

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0280000

viii)

Fungi

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0280010

Gekweekte fungi (Champignon, oesterzwam, shii-take, fungus mycelium (vegetatieve delen))

 

 

 

0280020

Wilde fungi (Cantharel, truffel, morielje, eekhoorntjesbrood)

 

 

 

0280990

Overige

 

 

 

0290000

ix)

Zeewier

0,01 (2)

0,02 (2)

0,02 (2)

0300000

3.

PEULVRUCHTEN, GEDROOGD

0,01 (2)

 

 

0300010

Bonen (Tuinboon, witte boon, flageolet, zwaardboon, limaboon, veldboon, zwartogenboon)

 

0,2

0,3

0300020

Linzen

 

0,01 (2)

0,5

0300030

Erwten (Kekererwt, landbouwerwt, lathyrus)

 

0,2

0,3

0300040

Lupinen

 

0,01 (2)

0,05

0300990

Overige

 

0,01 (2)

0,3

0400000

4.

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,02 (2)

 

 

0401000

i)

Oliehoudende zaden

 

 

 

0401010

Lijnzaad

 

0,02 (2)

0,2

0401020

Pinda’s

 

0,02 (2)

0,04

0401030

Papaverzaad

 

0,02 (2)

0,2

0401040

Sesamzaad

 

0,02 (2)

0,2

0401050

Zonnebloemzaad

 

0,02 (2)

0,3

0401060

Koolzaad (Voederkoolzaad, raapzaad)

 

0,04

0,2

0401070

Sojabonen

 

0,5

0,05

0401080

Mosterdzaad

 

0,02 (2)

0,2

0401090

Katoenzaad

 

1

0,3

0401100

Pompoenzaad (Andere zaden van Cucurbitaceae)

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0401110

Saffloer

 

0,02 (2)

0,2

0401120

Bernagie (Slangenkruid/kanariebloem (Echium plantagineum) ruw parelzaad (Buglossoides arvensis))

 

0,02 (2)

0,2

0401130

Huttentut

 

0,02 (2)

0,2

0401140

Hennepzaad

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0401150

Wonderboom

 

0,02 (2)

0,2

0401990

Overige

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0402000

ii)

Oliehoudende vruchten

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0402010

Olijven voor oliewinning

 

 

 

0402020

Palmnoten (palmpitten)

 

 

 

0402030

Palmvruchten

 

 

 

0402040

Kapok

 

 

 

0402990

Overige

 

 

 

0500000

5.

GRANEN

0,01 (2)

0,01 (2)

 

0500010

Gerst

 

 

1

0500020

Boekweit (Amarant, quinoa)

 

 

0,02 (2)

0500030

Mais

 

 

0,02 (2)

0500040

Gierst (Trosgierst, teff, vingergierst, parelgierst)

 

 

0,02 (2)

0500050

Haver

 

 

1

0500060

Rijst (Indiase/wilde rijst (Zizania aquatica))

 

 

0,02 (2)

0500070

Rogge

 

 

0,2

0500080

Sorghum

 

 

0,5

0500090

Tarwe (Spelt, triticale)

 

 

0,2

0500990

Overige (Kanariegraszaad (Phalaris canariensis))

 

 

0,02 (2)

0600000

6.

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE EN CACAO

0,05 (2)

0,05 (2)

 

0610000

i)

Thee

 

 

0,1 (2)

0620000

ii)

Koffiebonen

 

 

0,3 (+)

0630000

iii)

Kruidenthee (gedroogd)

 

 

0,1 (2)

0631000

a)

Bloemen

 

 

 

0631010

Kamille (bloem)

 

 

 

0631020

Hibiscus (bloem)

 

 

 

0631030

Rozenblaadjes

 

 

 

0631040

Jasmijn (bloem) (Vlierbloesem (Sambucus nigra))

 

 

 

0631050

Lindebloesem

 

 

 

0631990

Overige

 

 

 

0632000

b)

Bladeren

 

 

 

0632010

Aardbei (blad)

 

 

 

0632020

Rooibos (blad) (Ginkgo (blad))

 

 

 

0632030

Maté

 

 

 

0632990

Overige

 

 

 

0633000

c)

Wortels

 

 

 

0633010

Valeriaanwortel

 

 

 

0633020

Ginsengwortel

 

 

 

0633990

Overige

 

 

 

0639000

d)

Andere kruidenthee

 

 

 

0640000

iv)

Cacaobonen (gefermenteerd of gedroogd)

 

 

0,1 (2)

0650000

v)

Carob (johannesbrood)

 

 

0,1 (2)

0700000

7.

HOP (gedroogd)

80

0,05 (2)

15

0800000

8.

SPECERIJEN

 

 

 

0810000

i)

Zaden

 

0,05 (2)

0,1 (2)

0810010

Anijs

30

 

 

0810020

Zwarte komijn

30

 

 

0810030

Selderijzaad (Lavaszaad)

30

 

 

0810040

Korianderzaad

30

 

 

0810050

Komijnzaad

30

 

 

0810060

Dillezaad

30

 

 

0810070

Venkelzaad

30

 

 

0810080

Fenegriek

30

 

 

0810090

Nootmuskaat

0,05 (2)

 

 

0810990

Overige

30

 

 

0820000

ii)

Vruchten en bessen

 

0,05 (2)

0,1 (2)

0820010

Piment

0,05 (2)

 

 

0820020

Anijspeper (Japanse peper)

0,05 (2)

 

 

0820030

Karwij

30

 

 

0820040

Kardemom

0,05 (2)

 

 

0820050

Jeneverbessen

0,05 (2)

 

 

0820060

Peper, zwart, groen en wit (Lange peper, roze peper)

0,05 (2)

 

 

0820070

Vanillestokjes

0,05 (2)

 

 

0820080

Tamarinde

0,05 (2)

 

 

0820990

Overige

0,05 (2)

 

 

0830000

iii)

Bast

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0830010

Kaneel (Cassia)

 

 

 

0830990

Overige

 

 

 

0840000

iv)

Wortels en wortelstokken

 

 

 

0840010

Zoethout

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0840020

Gember

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0840030

Geelwortel

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0840040

Mierikswortel

(+)

(+)

(+)

0840990

Overige

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0850000

v)

Knoppen

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0850010

Kruidnagels

 

 

 

0850020

Kappertjes

 

 

 

0850990

Overige

 

 

 

0860000

vi)

Stempels

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0860010

Saffraan

 

 

 

0860990

Overige

 

 

 

0870000

vii)

Zaadrokken

0,05 (2)

0,05 (2)

0,1 (2)

0870010

Foelie

 

 

 

0870990

Overige

 

 

 

0900000

9.

SUIKERGEWASSEN

0,01 (2)

 

 

0900010

Suikerbiet

 

0,1

0,2

0900020

Suikerriet

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0900030

Wortelcichorei

 

0,02 (2)

0,02 (2)

0900990

Overige

 

0,02 (2)

0,02 (2)

1000000

10.

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

 

 

1010000

i)

Weefsel

0,01 (2)

 

0,05 (2)

1011000

a)

Varkens

 

 

 

1011010

Spier

 

2

 

1011020

Vet

 

2

 

1011030

Lever

 

0,05

 

1011040

Nier

 

0,05

 

1011050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1011990

Overige

 

0,05

 

1012000

b)

Runderen

 

 

 

1012010

Spier

 

2

 

1012020

Vet

 

2

 

1012030

Lever

 

0,05

 

1012040

Nier

 

0,05

 

1012050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1012990

Overige

 

0,05

 

1013000

c)

Schapen

 

 

 

1013010

Spier

 

2

 

1013020

Vet

 

2

 

1013030

Lever

 

0,05

 

1013040

Nier

 

0,05

 

1013050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1013990

Overige

 

0,05

 

1014000

d)

Geiten

 

 

 

1014010

Spier

 

2

 

1014020

Vet

 

2

 

1014030

Lever

 

0,05

 

1014040

Nier

 

0,05

 

1014050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1014990

Overige

 

0,05

 

1015000

e)

Paarden, ezels, muildieren en muilezels

 

 

 

1015010

Spier

 

2

 

1015020

Vet

 

2

 

1015030

Lever

 

0,05

 

1015040

Nier

 

0,05

 

1015050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1015990

Overige

 

0,05

 

1016000

f)

Pluimvee — kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

 

0,01 (2) (+)

 

1016010

Spier

 

 

 

1016020

Vet

 

 

 

1016030

Lever

 

 

 

1016040

Nier

 

 

 

1016050

Eetbare slachtafvallen

 

 

 

1016990

Overige

 

 

 

1017000

g)

Andere landbouwhuisdieren (Konijn, kangoeroe, hert)

 

 

 

1017010

Spier

 

2

 

1017020

Vet

 

2

 

1017030

Lever

 

0,05

 

1017040

Nier

 

0,05

 

1017050

Eetbare slachtafvallen

 

0,05

 

1017990

Overige

 

0,05

 

1020000

ii)

Melk

0,01 (2)

0,1

0,01 (2)

1020010

Runderen

 

 

 

1020020

Schapen

 

 

 

1020030

Geiten

 

 

 

1020040

Paarden

 

 

 

1020990

Overige

 

 

 

1030000

iii)

Vogeleieren

0,01 (2)

0,02 (+)

0,05 (2)

1030010

Kippen

 

 

 

1030020

Eenden

 

 

 

1030030

Ganzen

 

 

 

1030040

Kwartels

 

 

 

1030990

Overige

 

 

 

1040000

iv)

Honing (Koninginnengelei, pollen, honingraat met honing (brokhoning))

0,05 (2)

0,05 (2)

0,05 (2)

1050000

v)

Amfibieën en reptielen (Kikkerbilletjes, krokodillen)

0,01 (2)

0,01 (2)

0,05 (2)

1060000

vi)

Slakken

0,01 (2)

0,01 (2)

0,05 (2)

1070000

vii)

Andere producten van landdieren (Wild)

0,01 (2)

0,01 (2)

0,05 (2)

(**)

Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor de MRL in bijlage III, deel B, geldt.

(F)= vetoplosbaar

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0153010

Bramen

0153030

Frambozen (Wijnbes, poolbraam/framboos, (Rubus arcticus), nectarframboos (Rubus arcticus x Rubus idaeus))

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot hydrolyse ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0130010

Appelen (wilde appelen)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0241010

Broccoli (Chinese broccoli, choisum)

0241020

Bloemkool

0251060

Raketsla, rucola (Grote zandkool (Diplotaxis spp.))

0251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp., inclusief raapstelen (Mizuna, bladeren van erwten en radijzen en andere babyleafkoolgewassen (gewassen die tot het achtbladstadium worden geoogst), koolrabibladeren)

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot metabolisme ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1016000

(f)

Pluimvee - kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

1016010

Spier

1016020

Vet

1016030

Lever

1016040

Nier

1016050

Eetbare slachtafvallen

1016990

Overige

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot opslagstabiliteit ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1030000

(iii)

Vogeleieren

1030010

Kippen

1030020

Eenden

1030030

Ganzen

1030040

Kwartels

1030990

Overige

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0151010

Tafeldruiven

0270030

Bleekselderij

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot analysemethoden ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0620000

(ii)

Koffiebonen

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel


(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(2)  Analytische aantoonbaarheidsgrens.

(**)

Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor de MRL in bijlage III, deel B, geldt.

(F)= vetoplosbaar

Dimethomorf (som van de isomeren)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0153010

Bramen

0153030

Frambozen (Wijnbes, poolbraam/framboos, (Rubus arcticus), nectarframboos (Rubus arcticus x Rubus idaeus))

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

Indoxacarb (som van indoxacarb en de R-enantiomeer daarvan) (F)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot hydrolyse ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0130010

Appelen (wilde appelen)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0241010

Broccoli (Chinese broccoli, choisum)

0241020

Bloemkool

0251060

Raketsla, rucola (Grote zandkool (Diplotaxis spp.))

0251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp., inclusief raapstelen (Mizuna, bladeren van erwten en radijzen en andere babyleafkoolgewassen (gewassen die tot het achtbladstadium worden geoogst), koolrabibladeren)

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot metabolisme ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1016000

(f)

Pluimvee - kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

1016010

Spier

1016020

Vet

1016030

Lever

1016040

Nier

1016050

Eetbare slachtafvallen

1016990

Overige

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot opslagstabiliteit ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1030000

(iii)

Vogeleieren

1030010

Kippen

1030020

Eenden

1030030

Ganzen

1030040

Kwartels

1030990

Overige

Pyraclostrobine (F)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0151010

Tafeldruiven

0270030

Bleekselderij

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie met betrekking tot analysemethoden ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0620000

(ii)

Koffiebonen

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "specerijen" (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep "wortel- en knolgewassen" (code 0213040) van de categorie "groenten", rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 52/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

78,9

IL

134,3

MA

61,3

TN

103,3

TR

96,7

ZZ

94,9

0707 00 05

MA

124,7

TR

160,3

ZZ

142,5

0709 91 00

EG

82,2

ZZ

82,2

0709 93 10

MA

67,0

TR

146,5

ZZ

106,8

0805 10 20

EG

50,0

MA

61,8

TR

61,9

ZA

52,3

ZZ

56,5

0805 20 10

IL

168,4

MA

73,6

ZZ

121,0

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

63,3

IL

175,0

JM

62,4

KR

142,4

MA

83,3

TR

76,6

ZZ

100,5

0805 50 10

EG

67,3

TR

78,1

ZZ

72,7

0808 10 80

CN

78,8

MK

30,8

US

134,5

ZZ

81,4

0808 30 90

CN

65,3

TR

144,6

US

141,4

ZZ

117,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/30


BESLUIT 2014/22/GBVB VAN DE RAAD

van 20 januari 2014

tot wijziging van Besluit 2013/353/GBVB houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 augustus 2011 Besluit 2011/518/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Philippe LEFORT tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 2 juli 2013 Besluit 2013/353/GBVB (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de SVEU tot en met 30 juni 2014 wordt verlengd en in een financieel referentiebedrag tot en met 31 december 2013 wordt voorzien.

(3)

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Besluit 2013/353/GBVB wordt gewijzigd als volgt:

a)

in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 bedraagt 1 040 000 EUR.”;

b)

in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:

„Uitgaven die uit het in lid 1, eerste alinea, genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 juli 2013.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2014.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2011/518/GBVB van de Raad van 25 augustus 2011 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 221 van 27.8.2011, blz. 5).

(2)  Besluit 2013/353/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië (PB L 185 van 4.7.2013, blz. 9).


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/31


BESLUIT 2014/23/GBVB VAN DE RAAD

van 20 januari 2014

tot intrekking van Besluit 2013/350/GBVB houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 januari 2012 heeft de Raad Besluit 2012/33/GBVB (1) vastgesteld, houdende benoeming van de heer Andreas REINICKE tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten.

(2)

Op 2 juli 2013 heeft de Raad Besluit 2013/350/GBVB (2) vastgesteld, houdende verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 30 juni 2014 en met een financieel referentiebedrag voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

(3)

Op 27 november 2013, heeft het Politiek en Veiligheidscomité de te volgen koers als voorgesteld door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid geaccepteerd, met dien verstande dat de taken van de SVEU voorlopig door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zullen worden waargenomen. Voorts zullen regelmatige rapportage aan de lidstaten alsook contacten op hoog niveau gewaarborgd zijn.

(4)

Besluit 2013/350/GBVB dient derhalve met ingang van 1 januari 2014 te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking

Besluit 2013/350/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 2

Evaluatie

De toekomstige vertegenwoordiging van de Unie met betrekking tot het vredesproces in het Midden-Oosten wordt vóór mei 2014 geëvalueerd.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2012/33/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten (PB L 19 van 24.1.2012, blz. 17).

(2)  Besluit 2013/350/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten (PB L 185 van 4.7.2013, blz. 3).


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/32


UITVOERINGSBESLUIT 2014/24/GBVB VAN DE RAAD

van 20 januari 2014

houdende uitvoering van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (1), en met name artikel 6, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 oktober 2012 Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus vastgesteld.

(2)

De Raad is van oordeel dat wijzigingen moeten worden aangebracht in de redenen voor plaatsing op de lijst van een van de in de bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB vermelde personen.

(3)

De bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB moet dienovereenkomstig worden aangepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Besluit 2012/642/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2012/642/GBVB van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).


BIJLAGE

In Bijlage I bij Besluit 2012/642/GBVB, wordt rubriek nr. 210 vervangen door het volgende:

 

Naam Engelse transcriptie van Belarussische spelling Engelse transcriptie van Russische spelling

Naam (Belarussische spelling)

Naam (Russische spelling)

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

210.

Ternavsky, Anatoly Andreevich

(Ternavski, Anatoli Andrievich

Ternavskiy,

Anatoly

Andreyevich)

ТЕРНАВСКИЙ, Анатолий Андрэевiч

ТЕРНАВСКИЙ, Анатолий, Андреевич

Geboortedatum: 1950

Geboorteplaats: Donetsk, Oekraïne.

Heeft nauwe banden met familieleden van president Loekasjenko. Zijn bedrijf Univest-M is een partner van de sportclub van de president, en had tot mei 2011 de schoondochter van de president in dienst.

Steunt het bewind, met name financieel door middel van betalingen van Univest-M aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken van Belarus, aan de Belarussische (staats-)TV- en Radiomaatschappij en aan de vakbond van de kamer van afgevaardigden van het Nationaal Parlement.

Profiteert van het regime dankzij grootschalige zakelijke activiteiten in Belarus. Univest-M bezit een filiaal, FLCC, dat een belangrijke positie heeft in de aardolie- en koolwaterstofsector.

Ook is Univest-M één van de grootste ondernemingen op het gebied van ontwikkeling/onroerend goed in Belarus. Zakelijke activiteiten van deze omvang zijn in Belarus niet mogelijk zonder de instemming van het bewind van Loekasjenko.

Is via Univest-M de sponsor van verschillende sportverenigingen, hetgeen bevorderlijk is voor een goede verstandhouding met president Loekasjenko.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/34


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2014

inzake de kennisgeving door de Slowaakse Republiek van een nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 59)

(Slechts de tekst in de Slowaakse taal is authentiek)

(2014/25/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), met name artikel 32, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 32, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2010/75/EU heeft de Slowaakse Republiek op 8 januari 2013 een nationaal plan voor de overgangsfase (transitional national plan of TNP) bij de Commissie ingediend (2).

(2)

Tijdens de beoordeling van de volledigheid van het TNP stelde de Commissie verschillen vast tussen de lijst van in het TNP opgenomen installaties en de installaties die door de Slowaakse Republiek zijn opgegeven in zijn emissie-inventaris voor 2009 volgens Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(3)

De Commissie heeft de Slowaakse autoriteiten per brief van 12 juni 2013 (4) verzocht om te bevestigen dat de in artikel 29 van Richtlijn 2010/75/EU vastgestelde samentellingsregels en de in artikel 3, lid 27, van Richtlijn 2010/75/EU omschreven „bedrijfsuren” correct zijn toegepast. De Commissie heeft ook verzocht om aanvullende informatie te verstrekken, met name de opheldering van eventuele inconsistenties tussen het TNP en de inventaris volgens Richtlijn 2001/80/EG.

(4)

De Slowaakse Republiek heeft per brief van 27 juni 2013 aanvullende informatie bij de Commissie ingediend (5).

(5)

Op basis van de beoordeling van de bijgewerkte informatie heeft de Commissie de Slowaakse autoriteiten per brief van 23 juli 2013 (6) verzocht om een bevestiging dat geen van de krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/80/EG vrijgestelde installaties was opgenomen in het TNP. De Commissie heeft de Slowaakse autoriteiten ook verzocht om een aantal voor de berekening gebruikte emissiegrenswaarden te verifiëren en om bewijs te leveren dat werd voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ervan.

(6)

De Slowaakse Republiek heeft de Commissie per brief van 16 augustus 2013 (7) gemeld dat de twee installaties uit het TNP zijn verwijderd. Voor „U.S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5” heeft de Slowaakse Republiek verduidelijkt dat, hoewel een deel van de installatie een aantal jaren krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/80/EG was vrijgesteld, het desbetreffende deel in 2010 was herbouwd. Volgens de Slowaakse Republiek kon deze installatie daarom worden opgenomen in het TNP. De Slowaakse Republiek heeft ook een aantal gecorrigeerde emissiegrenswaarden verstrekt, maar voor twee installaties is geen rechtvaardiging geleverd voor het gebruik van specifieke emissiegrenswaarden.

(7)

De Commissie heeft de Slowaakse Republiek per brief van 27 september 2013 (8) gemeld dat, volgens artikel 32, lid 1, onder d), van Richtlijn 2010/75/EU en op basis van de verstrekte informatie, de installatie „U.S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5”, waarvan een deel krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/80/EG was vrijgesteld, niet in het TNP kon worden opgenomen. De Commissie heeft de Slowaakse autoriteiten ook verzocht aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot het asgehalte van de in twee installaties gestookte vloeibare brandstof waarvoor een emissiegrenswaarde voor stof van 100 mg/Nm3 was toegepast.

(8)

De Slowaakse Republiek heeft de Commissie per brief van 30 september 2013 (9) gemeld dat de emissiegrenswaarde voor stof die bij de twee installaties werd gebruikt, verlaagd was naar 50 mg/Nm3. De Slowaakse Republiek heeft aanvullende informatie verstrekt ter ondersteuning van het argument dat de installatie „U.S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5” niet onder artikel 32, lid 1, onder d), van Richtlijn 2010/75/EU valt en in het TNP kon worden opgenomen.

(9)

Na een bijeenkomst tussen de Slowaakse autoriteiten en vertegenwoordigers van de Commissie op 11 oktober 2013 heeft de Slowaakse Republiek per brief van 17 oktober 2013 (10) de omstandigheden bij de installatie „U.S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5” verder toegelicht door aan te geven dat slechts één ketel krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/80/EG was vrijgesteld en door een gedetailleerde technische omschrijving te verstrekken van alle veranderingen die voor die ketel zijn uitgevoerd gedurende de reconstructie ervan in 2010. Hieruit bleek dat er in 2010 een volledig nieuwe ketel was gebouwd in de installatie „U.S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5” na de volledige ontmanteling en vervanging van de ketel die voorheen krachtens artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2001/80/EG was vrijgesteld. Dit betekent dat de desbetreffende installatie niet onder artikel 32, lid 1, onder d), van Richtlijn 2010/75/EU valt en kan worden opgenomen in het TNP, overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU van de Commissie (11).

(10)

Het TNP is door de Commissie overeenkomstig artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU beoordeeld.

(11)

De Commissie heeft met name gekeken naar de consistentie en juistheid van de gegevens, de veronderstellingen en de berekeningen die zijn gebruikt voor het bepalen van de bijdragen die elke onder het TNP vallende stookinstallatie levert aan de in het TNP vastgestelde emissieplafonds, en heeft het TNP onderzocht op de aanwezigheid van doelstellingen en bijbehorende streefwaarden, maatregelen en tijdschema’s voor het bereiken van deze doelstellingen, en van een toezichtsmechanisme ter beoordeling van de toekomstige naleving van de voorschriften.

(12)

Wat de aanvullende ingediende informatie betreft, stelde de Commissie vast dat de emissieplafonds voor 2016 en 2019 aan de hand van de passende gegevens en formules zijn berekend, en dat de berekeningen correct waren. De Slowaakse Republiek heeft voldoende informatie verstrekt inzake de maatregelen die zullen worden genomen met het oog op de inachtneming van de emissieplafonds, het toezicht en de verslaglegging aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van het TNP.

(13)

De Commissie is van mening dat de Slowaakse autoriteiten rekening hebben gehouden met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en met Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU.

(14)

De tenuitvoerlegging van het TNP mag geen afbreuk doen aan andere toepasselijke nationale of Unie-wetgeving. Door het stellen van afzonderlijke vergunningsvoorwaarden voor onder het TNP vallende stookinstallaties moet de Slowaakse Republiek er met name voor zorgen dat de naleving van onder meer Richtlijn 2010/75/EU, Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) en Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) niet in gevaar wordt gebracht.

(15)

Volgens artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU moet de Slowaakse Republiek elke wijziging van het TNP aan de Commissie melden. De Commissie moet vervolgens beoordelen of die wijzigingen in overeenstemming zijn met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU zijn er geen bezwaren tegen het nationale plan voor de overgangsfase dat de Slowaakse Republiek op 8 januari 2013 bij de Commissie heeft gemeld op grond van artikel 32, lid 5, van Richtlijn 2010/75/EU, zoals gewijzigd in overeenstemming met de aanvullende inlichtingen van 27 juni 2013, 16 augustus 2013, 30 september 2013 en 17 oktober 2013 (14).

2.   De lijst van installaties die onder het nationale plan voor de overgangsfase vallen, de verontreinigende stoffen die op die installaties van toepassing zijn, en de desbetreffende emissieplafonds staan in de bijlage.

3.   De uitvoering van het nationale plan voor de overgangsfase door de Slowaakse autoriteiten stelt de Slowaakse Republiek niet vrij van de verplichting tot naleving van Richtlijn 2010/75/EU wat betreft de emissies van de afzonderlijke stookinstallaties waarop het plan betrekking heeft, en van andere relevante milieuwetgeving van de EU.

Artikel 2

De Commissie beoordeelt of door de Slowaakse Republiek in de toekomst gemelde wijzigingen van het nationale plan voor de overgangsfase in overeenstemming zijn met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Slowaakse Republiek.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(2)  De kennisgeving door de Slowaakse Republiek is op 9 januari 2013 per e-mail door de Commissie ontvangen en opgetekend onder registratienummer Ares(2013)25811. De Slowaakse autoriteiten hebben per brief van 9 januari 2013 (opgetekend onder registratienummer Ares(2013)40113) aan de Commissie verklaard dat, vanwege technische problemen met het IT-systeem eind 2012, de elektronische versie van het TNP niet vóór 1 januari 2013 aan de Commissie kon worden geleverd, maar opnieuw werd opgestuurd zodra het IT-systeem weer operationeel was.

(3)  Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PB L 309 van 27.11. 2001, blz. 1).

(4)  Ares(2013)1636798.

(5)  Ares(2013)2533608.

(6)  Ares(2013)2741492.

(7)  Ares(2013)3001466.

(8)  Ares(2013)3122053.

(9)  Ares(2013)3198587.

(10)  Ares(2013)3322372.

(11)  Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU van de Commissie van 10 februari 2012 houdende vaststelling van de in Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies bedoelde nationale plannen voor de overgangsfase (PB L 52 van 24.2.2012, blz. 12).

(12)  Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22).

(14)  De geconsolideerde versie van het TNP is door de Commissie op 7 oktober 2013 opgetekend onder registratienummer Ares(2013)3198587.


BIJLAGE

Lijst van de onder het TNP vallende installaties

Nummer

Naam van de installatie in het TNP

Totaal nominaal thermisch ingangvermogen op 31.12.2010 (MW)

Verontreinigende stoffen die onder het TNP vallen

SO2

NOx

stof

1

Bratislavská teplárenská, a.s. Tepláreň Juh

254

2

Bratislavská teplárenská, a.s.,Tepláreň Západ

255

3

Continental Matador Rubber, s.r.o.

128

4

Slovnaft Petrochemicals, s.r.o.

111,41

5

U. S. Steel Košice, s.r.o., boilers K1-K5

917,3

6

U.S.Steel Košice, s.r.o., boiler K6

163,6

7

Zvolenská teplárenská, a.s. Tepláreň B

199


Emissieplafonds (ton)

 

2016

2017

2018

2019

1.1 - 30.6.2020

SO2

7 429

5 722

4 016

2 309

1 155

NOx

4 469

3 758

3 047

2 335

1 168

stof

430

343

257

170

85


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/38


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2014

inzake de kennisgeving door de Republiek Slovenië van een nationaal plan voor de overgangsfase als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 60)

(Slechts de tekst in de Sloveense taal is authentiek)

(2014/26/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), met name artikel 32, lid 5, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 32, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2010/75/EU heeft de Republiek Slovenië op 14 december 2012 een nationaal plan voor de overgangsfase (transitional national plan of TNP) bij de Commissie ingediend (2).

(2)

Tijdens haar beoordeling van de volledigheid van dit TNP stelde de Commissie vast dat de methodologie voor de berekening van de bijdrage aan de TNP-plafonds voor stookinstallaties die verschillende soorten eenheden omvatten en/of met diverse brandstoffen worden gestookt, niet correct was toegepast en dat bij één installatie twee verschillende methoden werden gebruikt om de bijdrage aan de plafonds voor SO2 te bepalen. Daarnaast heeft de Commissie geconstateerd dat bepaalde conversiefactoren voor de berekening van het gemiddeld jaarlijks rookgasdebiet te hoog waren en dat het TNP niet voorzag in specifieke maatregelen om te waarborgen dat de desbetreffende emissiegrenswaarden vanaf 1 juli 2020 in acht worden genomen.

(3)

Daarom heeft de Commissie de Sloveense autoriteiten per brief van 8 juli 2013 (3) verzocht om de ontbrekende gegevens en informatie te verstrekken en om de noodzakelijke herberekeningen uit te voeren.

(4)

De Republiek Slovenië heeft per brief van 26 juli 2013 (4) aanvullende informatie aan de Commissie verstrekt.

(5)

Na verdere evaluatie van het TNP en de ontvangen aanvullende informatie heeft de Commissie op 30 september 2013 een tweede brief (5) naar de Republiek Slovenië gestuurd, waarin zij verzocht om een correctie van de emissiegrenswaarde die voor één installatie was toegepast, gedetailleerdere informatie over de voor de berekening van rookgasvolumes gebruikte conversiefactor en een verduidelijking van de methode die gebruikt wordt om de bijdrage van een installatie die inheemse vaste brandstoffen gebruikt aan de plafonds voor SO2 te berekenen.

(6)

De Republiek Slovenië heeft per brief van 7 oktober 2013 (6) de gevraagde aanvullende informatie verstrekt met betrekking tot de correctie van de emissiegrenswaarde van één installatie, de correctie van de conversiefactoren voor biomassa van een andere installatie en de bevestiging van de toepassing van het minimumpercentage voor ontzwaveling om de bijdrage van een installatie aan de plafonds voor SO2 te berekenen, overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU van de Commissie (7).

(7)

Het TNP is derhalve door de Commissie beoordeeld overeenkomstig artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU.

(8)

De Commissie heeft met name gekeken naar de consistentie en juistheid van de gegevens, de veronderstellingen en de berekeningen die zijn gebruikt voor het bepalen van de bijdragen die elke onder het TNP vallende stookinstallatie levert aan de in het TNP vastgestelde emissieplafonds, en heeft het TNP onderzocht op de aanwezigheid van doelstellingen en bijbehorende streefwaarden, maatregelen en tijdschema’s voor het bereiken van deze doelstellingen, en van een toezichtsmechanisme ter beoordeling van de toekomstige naleving van de voorschriften.

(9)

Wat de aanvullende ingediende informatie betreft, stelde de Commissie vast dat de emissieplafonds voor 2016 en 2019 aan de hand van de passende gegevens en formules zijn berekend, en dat de berekeningen correct waren. De Republiek Slovenië heeft voldoende informatie verstrekt inzake de maatregelen die zullen worden genomen met het oog op het bereiken van de emissieplafonds, het toezicht en de verslaglegging aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van het TNP.

(10)

De Commissie is van mening dat de Sloveense autoriteiten rekening hebben gehouden met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en met Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU.

(11)

De Commissie is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de TNP-netwerken geen afbreuk mag doen aan andere toepasselijke nationale of Unie-wetgeving. Bij het stellen van afzonderlijke vergunningsvoorwaarden voor onder het TNP vallende stookinstallaties moet de Republiek Slovenië er met name voor zorgen dat de naleving van onder meer Richtlijn 2010/75/EU, Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) en Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) niet in gevaar wordt gebracht.

(12)

Volgens artikel 32, lid 6, van Richtlijn 2010/75/EU moet de Republiek Slovenië elke wijziging van het TNP aan de Commissie melden. De Commissie moet vervolgens beoordelen of die wijzigingen in overeenstemming zijn met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU zijn er geen bezwaren tegen het nationale plan voor de overgangsfase dat de Republiek Slovenië op 14 december 2012 bij de Commissie heeft gemeld op grond van artikel 32, lid 5, van Richtlijn 2010/75/EU, zoals gewijzigd in overeenstemming met de aanvullende inlichtingen van 26 juli 2013 en 7 oktober 2013 (10).

2.   De lijst van installaties die onder het nationale plan voor de overgangsfase vallen, de verontreinigende stoffen die op die installaties van toepassing zijn, en de desbetreffende emissieplafonds staan in de bijlage.

3.   De uitvoering van het nationale plan voor de overgangsfase door de Sloveense autoriteiten stelt de Republiek Slovenië niet vrij van de verplichting tot naleving van Richtlijn 2010/75/EU wat betreft de emissies van de afzonderlijke stookinstallaties waarop het plan betrekking heeft, en van andere relevante milieuwetgeving van de EU.

Artikel 2

De Commissie beoordeelt of door de Republiek Slovenië gemelde wijzigingen van het nationale plan voor de overgangsfase in overeenstemming zijn met artikel 32, leden 1, 3 en 4, van Richtlijn 2010/75/EU en Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Slovenië.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(2)  De kennisgeving door de Republiek Slovenië is op 14 december 2012 per e-mail door de Commissie ontvangen en opgetekend onder registratienummer Ares(2012)1498533.

(3)  Ares(2013)2585617.

(4)  Ares(2013)2843478.

(5)  Ares(2013)3134404.

(6)  Ares(2013)3206629.

(7)  Uitvoeringsbesluit 2012/115/EU van de Commissie van 10 februari 2012 houdende vaststelling van de in Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies bedoelde nationale plannen voor de overgangsfase (PB L 52 van 24.2.2012, blz. 12).

(8)  Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22).

(10)  De geconsolideerde versie van het TNP is door de Commissie op 5 november 2013 opgetekend onder registratienummer Ares(2013)3409853.


BIJLAGE

Lijst van de onder het TNP vallende installaties

Nummer

Naam van de installatie in het TNP

Totaal nominaal thermisch ingangvermogen op 31.12.2010 (MW)

Verontreinigende stoffen die onder het TNP vallen

SO2

NOx

stof

1

TE-TOL D Ljubljana

481

2

TET F Trbovlje

350

3

VIPAP R Krško

56

4

VIPAP S Krško

60,7


Emissieplafonds (ton)

Verontreinigende stof

2016

2017

2018

2019

1.1 - 30.6.2020

SO2

5 872

4 608

3 344

2 079

1 040

NOx

3 901

3 057

2 214

1 371

686

stof

647

477

307

136

68


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/41


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 januari 2014

betreffende financiële steun van de Unie voor het jaar 2014 aan de referentielaboratoria van de Europese Unie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 104)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2014/27/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) („het Financieel Reglement”) en artikel 94 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (4) („de uitvoeringsvoorschriften”) moet de vastlegging van een uitgave uit de EU-begroting worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen van de actie die een uitgave ten laste van de begroting meebrengt, worden uiteengezet en dat is vastgesteld door de instelling of door de door haar gedelegeerde autoriteiten.

(2)

De diensten van de Commissie hebben de werkprogramma’s en de bijbehorende begrotingsramingen die in 2013 door de referentielaboratoria van de Europese Unie voor het jaar 2014 zijn ingediend, beoordeeld en goedgekeurd.

(3)

Bijgevolg moet aan de aangewezen referentielaboratoria van de Europese Unie financiële steun van de Unie worden toegekend met het oog op de medefinanciering van hun activiteiten voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken. De financiële steun van de Unie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten, maar mag het in dit besluit vastgestelde maximumbedrag aan financiële steun van de Unie niet overschrijden.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013 van de Commissie (5) bevat de subsidiabiliteitsregels voor de door de referentielaboratoria van de Europese Unie georganiseerde workshops. Volgens die verordening wordt de financiële steun per workshop beperkt tot maximaal 32 deelnemers, drie gastsprekers en tien vertegenwoordigers van derde landen. Afwijkingen van deze beperking moeten worden toegestaan aan enkele referentielaboratoria van de Europese Unie die met het oog op maximale rentabiliteit van hun workshops steun voor meer dan 32 deelnemers nodig hebben. Afwijkingen kunnen met name worden toegestaan als een referentielaboratorium van de Europese Unie het leiderschap en de verantwoordelijkheid op zich neemt bij de organisatie van een workshop met een ander referentielaboratorium van de Europese Unie.

(5)

Voor de zes referentielaboratoria van de Europese Unie die onder het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek vallen, wordt de relatie vastgelegd in een jaarlijkse administratieve regeling, ondersteund door een werkprogramma en bijbehorende begroting, aangezien het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten beide diensten van de Commissie zijn.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratoire de sécurité des aliments (LSA) de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES) in Maisons-Alfort, Frankrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor analysen en tests van melk en melkproducten bedraagt die financiële steun maximaal 360 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van Listeria monocytogenes bedraagt die financiële steun maximaal 413 000 EUR;

c)

voor analysen en tests van coagulasepositieve stafylokokken, inclusief Staphylococcus aureus, bedraagt die financiële steun maximaal 359 000 EUR.

Artikel 2

De Unie verleent financiële steun aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven, Nederland, voor analysen en tests van zoönosen (salmonella).

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 497 000 EUR.

Artikel 3

De Europese Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria y Nutrición (Ministerio de Sanidad y Política Social) in Vigo, Spanje, voor de monitoring van mariene biotoxinen.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 330 000 EUR.

Artikel 4

De Europese Unie verleent financiële steun aan het Laboratory of the Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS) in Weymouth, Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor de monitoring van virale en bacteriologische besmettingen bij tweekleppige weekdieren bedraagt die financiële steun maximaal 344 000 EUR;

b)

voor ziekten bij schaaldieren bedraagt die financiële steun maximaal 160 000 EUR.

Artikel 5

De Unie verleent financiële steun aan het Istituto Superiore di Sanità (ISS) in Rome, Italië, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor analysen en tests van Escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC), bedraagt die financiële steun maximaal 344 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van parasieten (met name Trichinella, Echinococcus en Anisakis) bedraagt die financiële steun maximaal 377 000 EUR;

c)

voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder d), van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen bedraagt die financiële steun maximaal 330 000 EUR.

Artikel 6

De Unie verleent financiële steun aan het Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA) in Uppsala, Zweden, voor de monitoring van Campylobacter.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 423 000 EUR.

Artikel 7

De Unie verleent financiële steun aan Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), in Kopenhagen, Denemarken, voor de monitoring van antimicrobiële resistentie.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 517 000 EUR.

Artikel 8

De Unie verleent financiële steun aan het Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (ex-VLA) in Addlestone, Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor de monitoring van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bedraagt die financiële steun maximaal 317 000 EUR.

b)

in afwijking van artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011 van de Commissie (6), als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013, mag het referentielaboratorium van de Europese Unie voor de workshop met betrekking tot de bovenvermelde activiteit financiële steun voor de deelname van meer dan 32 deelnemers vragen;

c)

voor de ziekte van Newcastle bedraagt die financiële steun maximaal 113 000 EUR;

d)

voor aviaire influenza bedraagt die financiële steun maximaal 403 000 EUR.

Artikel 9

De Unie verleent financiële steun aan het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux, België, voor analysen en tests van dierlijke eiwitten in diervoeders.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 599 000 EUR.

Artikel 10

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratoire de Fougères de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES) in Fougères, Frankrijk, voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder b), van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 512 000 EUR.

Artikel 11

De Unie verleent financiële steun aan het Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL) in Berlijn, Duitsland, voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder c), van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 512 000 EUR.

Artikel 12

De Unie verleent financiële steun aan het RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre, in Wageningen, Nederland, voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 512 000 EUR.

Artikel 13

De Unie verleent financiële steun aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Freiburg, Duitsland, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor analysen en tests van residuen van pesticiden in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en producten met een hoog vetgehalte bedraagt die financiële steun maximaal 244 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van dioxinen en pcb’s in diervoeders en levensmiddelen bedraagt die financiële steun maximaal 510 000 EUR.

Artikel 14

De Unie verleent financiële steun aan Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), in Søborg, Denemarken, voor analysen en tests van residuen van pesticiden in granen en diervoeders.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 257 000 EUR.

Artikel 15

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG) in Almeria, Spanje, voor analysen en tests van residuen van pesticiden in groenten en fruit, met inbegrip van producten met een hoog water- en zuurgehalte.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 440 000 EUR.

Artikel 16

De Unie verleent financiële steun aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Stuttgart, Duitsland, voor analysen en tests van residuen van pesticiden met behulp van specifieke residumethoden.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 428 000 EUR.

Artikel 17

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio Central de Veterinaria (LCV) de Algete, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, in Algete (Madrid), Spanje, voor paardenpest.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 110 000 EUR.

Artikel 18

De Unie verleent financiële steun aan het Pirbright Institute (voorheen AFRC Institute for Animal Health) in Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

voor vesiculaire varkensziekte bedraagt die financiële steun maximaal 61 000 EUR;

b)

voor bluetongue bedraagt die financiële steun maximaal 266 000 EUR;

c)

voor mond-en-klauwzeer bedraagt die financiële steun maximaal 396 000 EUR.

Artikel 19

De Unie verleent financiële steun aan de Technical University of Denmark, National Veterinary Institute, Department of Poultry, Fish and Fur Animals, in Aarhus, Denemarken, voor visziekten.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 350 000 EUR.

Artikel 20

De Unie verleent financiële steun aan het IFREMER in La Tremblade, Frankrijk, voor ziekten van tweekleppige weekdieren.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 200 000 EUR.

Artikel 21

De Unie verleent financiële steun aan het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover in Hannover, Duitsland, voor klassieke varkenspest.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 388 000 EUR.

Artikel 22

De Unie verleent financiële steun aan het Centro de Investigación en Sanidad Animal in Valdeolmos (Madrid), Spanje, voor Afrikaanse varkenspest.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 317 000 EUR.

Artikel 23

De Unie verleent financiële steun aan het INTERBULL Centre, Department of Animal Breeding and Genetics — SLU, Swedish University of Agricultural Sciences, in Uppsala, Zweden, voor de medewerking aan de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de resultaten.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 150 000 EUR.

Artikel 24

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de santé animale, in Maisons-Alfort, Frankrijk, voor brucellose.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 299 000 EUR.

Artikel 25

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de santé animale, in Maisons-Alfort en het Laboratoire de pathologie équine in Dozulé, Frankrijk, voor andere paardenziekten dan paardenpest.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 559 000 EUR.

Artikel 26

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de la rage et de la faune sauvage, in Malzéville, Frankrijk, voor rabiës.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 282 000 EUR.

Artikel 27

De Unie verleent financiële steun aan het Centro de Vigilancia Sanitaria Veterinaria (VISAVET) van de Universidad Complutense de Madrid in Madrid, Spanje, voor tuberculose.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 260 000 EUR.

Artikel 28

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de Sophia-Antipolis, in Sophia-Antipolis, Frankrijk, voor de gezondheid van bijen.

Voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedraagt die financiële steun maximaal 422 000 EUR.

Artikel 29

De Unie verleent financiële steun aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie in Geel, België, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

de activiteiten in verband met zware metalen in diervoeders en levensmiddelen; die financiële steun bedraagt maximaal 239 000 EUR;

b)

de activiteiten in verband met mycotoxinen; die financiële steun bedraagt maximaal 271 000 EUR;

c)

de activiteiten in verband met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (pak’s); die financiële steun bedraagt maximaal 269 000 EUR;

d)

de activiteiten in verband met toevoegingsmiddelen voor diervoeding; die financiële steun bedraagt maximaal 71 000 EUR.

Artikel 30

De Unie verleent financiële steun aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie in Ispra, Italië, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014:

a)

de activiteiten in verband met materialen en voorwerpen die met levensmiddelen in contact komen; die financiële steun bedraagt maximaal 380 000 EUR;

b)

de activiteiten in verband met ggo’s; die financiële steun bedraagt maximaal 410 000 EUR.

Artikel 31

De in de artikelen 1 tot en met 30 vermelde financiële steun van de Unie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten, maar mag het in dit besluit vastgestelde maximumbedrag aan financiële steun van de Unie niet overschrijden.

Artikel 32

Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 van het Financieel Reglement.

Artikel 33

Dit besluit is gericht tot de in de bijlage vermelde laboratoria.

Gedaan te Brussel, 17 januari 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011 ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan de referentielaboratoria van de EU voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (PB L 46 van 19.2.2013, blz. 8).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011 van de Commissie van 12 september 2011 ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan de referentielaboratoria van de EU voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (PB L 241 van 17.9.2011, blz. 2).


BIJLAGE

Laboratoire de sécurité des aliments (LSA) de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES), 23 avenue du Général de Gaulle, 94700 Maisons-Alfort, Frankrijk,

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Nederland,

Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria y Nutrición (Ministerio de Sanidad y Política Social), Estación Marítima, s/n, 36200 Vigo, Spanje,

Laboratory of the Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS), Weymouth laboratory, Barrack Road, The Nothe, Weymouth DT4 8UB, Verenigd Koninkrijk,

Istituto Superiore di Sanità (ISS), Viale Regina Elena 299, 00161 Roma, Italië,

Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA), Ulls väg 2 B, SE-751 89 Uppsala, Zweden,

Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Bülowsvej 27, 1790 København, Denemarken,

Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (ex-VLA), Weybridge, New Haw, Addlestone KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk,

Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W), Chaussée de Namur 24, 5030 Gembloux, België,

Laboratoire de Fougères de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES), 10B rue Claude Bourgelat, Javené, CS40608, 35306 Fougères, Frankrijk,

Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL), Mauerstraße 39-42, 10117 Berlin, Duitsland,

RIKILT — Instituut voor Voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre, Akkermaalsbos 2, Gebouw 123, 6708 WB Wageningen, Nederland,

Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Postfach 100462, Bissierstraße 5, 79114 Freiburg, Duitsland,

Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Mørkhøj Bygade 19, 2860 Søborg, Denemarken,

Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG), Ctra. Sacramento s/n, La Cañada de San Urbano, 04120 Almería, Spanje,

Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Schaflandstraße 3/2, 70736 Stuttgart, Duitsland,

Laboratorio Central de Veterinaria (LCV) de Algete, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, Ctra. M-106, km 1,4, 28110 Algete (Madrid), Spanje,

The Pirbright Institute (voorheen AFRC Institute for Animal Health), Pirbright Laboratory, Woking, Pirbright GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk,

The Technical University of Denmark, National Veterinary Institute, Department of Poultry, Fish and Fur Animals, Hangøvej 2, 8200 Aarhus, Denemarken,

IFREMER, Avenue Mus de Loup, Ronce les Bains, 17390 La Tremblade, Frankrijk,

Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover, Bischofsholer Damm 15, 30173 Hannover, Duitsland,

Centro de Investigación en Sanidad Animal, Ctra. de Algete a El Casar, 28130 Valdeolmos (Madrid), Spanje,

INTERBULL Centre, Department of Animal Breeding and Genetics — SLU, Swedish University of Agricultural Sciences, Undervisningsplan E1-27, SE-750 07 Uppsala, Zweden,

ANSES, Laboratoire de santé animale, 23 avenue du Général de Gaulle, 94706 Maisons-Alfort, Frankrijk,

ANSES, Laboratoire de santé animale, Maisons-Alfort/Laboratoire de pathologie équine, Dozulé, 23 avenue du Général de Gaulle, 94706 Maisons-Alfort, Frankrijk,

ANSES, Laboratoire de la rage et de la faune sauvage, Domaine de Pixérécourt, 54220 Malzéville, Frankrijk,

Centro de Vigilancia Sanitaria Veterinaria (VISAVET), Universidad Complutense de Madrid, Avda. Puerta de Hierro s/n, Ciudad Universitaria, 28040 Madrid, Spanje,

ANSES, Laboratoire de Sophia-Antipolis, 105 Route des Chappes, les Templiers, 06902 Sophia-Antipolis, Frankrijk,

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie, Retieseweg 111, 2440 Geel, België,

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie, Via E. Fermi 2749, 21027 Ispra, Italië.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/47


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 augustus 2013

betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aan het geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese Centrale Bank en voor de aanpassing van de vorderingen van de nationale centrale banken ter grootte van de overgedragen externe reserves

(ECB/2013/26)

(2014/28/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 30,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (1) voorziet in de aanpassing van de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) (hierna de „kapitaalverdeelsleutel” genoemd) overeenkomstig artikel 29.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten” genoemd) en stelt met ingang van 1 januari 2014 de aan elke nationale centrale bank (NCB) toegewezen nieuwe weging van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „weging in de kapitaalverdeelsleutel” genoemd).

(2)

De aanpassingen van de wegingen in de kapitaalverdeelsleutel en de resulterende wijzigingen in de aandelen van de NCB’s in het geplaatste kapitaal van de ECB nopen tot een aanpassing van de vorderingen die de ECB ingevolge artikel 30.3 van de ESCB-statuten aan de NCB’s van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „eurogebied-NCB’s” genoemd) heeft toegekend ter grootte van de bijdrage door de eurogebied-NCB’s van externe reserves aan de ECB (hierna de „vorderingen” genoemd). De eurogebied-NCB’s wier vorderingen toenemen vanwege de stijging van hun wegingen in de kapitaalverdeelsleutel met ingang van 1 januari 2014, dienen derhalve ter compensatie een overschrijving uit te voeren aan de ECB, terwijl de ECB ter compensatie een overschrijving dient uit te voeren aan die eurogebied-NCB’s wier vorderingen dalen vanwege een daling van hun wegingen in de kapitaalverdeelsleutel.

(3)

Overeenkomstig de aan de ESCB-statuten ten grondslag liggende algemene beginselen van billijkheid, gelijke behandeling en de bescherming van gewettigd vertrouwen, dienen die eurogebied-NCB’s wier relatieve aandeel in het geaccumuleerde eigen vermogen van de ECB stijgt ten gevolge van de voornoemde aanpassingen, eveneens ter compensatie een overschrijving uit te voeren aan die eurogebied-NCB’s wier relatieve aandeel daalt.

(4)

Ter berekening van de aanpassing van de waarde van het aandeel van elke eurogebied-NCB in het geaccumuleerde eigen vermogen van de ECB, dienen de respectieve wegingen in de kapitaalverdeelsleutel van elke eurogebied-NCB tot en met 31 december 2013 en met ingang van 1 januari 2014 uitgedrukt te worden als een percentage van het totale kapitaal van de ECB waarop alle eurogebied-NCB’s hebben ingeschreven.

(5)

Bijgevolg is de vaststelling van een nieuw ECB-besluit vereist ter intrekking van Besluit ECB/2013/15 van 21 juni 2013 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aan het geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese Centrale Bank en voor de aanpassing van de vorderingen van de nationale centrale banken ter grootte van de overgedragen externe reserves (2), zonder afbreuk te doen aan de implementatie van alle vereisten uit hoofde van artikel 4 van Besluit ECB/2013/15.

(6)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2013/387/EU van de Raad van 9 juli 2013 betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 (3), overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voldoet Letland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 (4) verleende derogatie met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

a)   „geaccumuleerd eigen vermogen”: het totaal van de reserves, herwaarderingsrekeningen en met reserves gelijkgestelde voorzieningen van de ECB, zoals door de ECB berekend per 31 december 2013. De reserves van de ECB en haar met reserves gelijkgestelde voorzieningen omvatten, zonder afbreuk te doen aan het algemene karakter van het „ geaccumuleerd eigen vermogen”, het Algemeen Reservefonds en de voorziening voor wisselkoers-, rente-, krediet- en goudprijsrisico’s;

b)   „overschrijvingsdatum”: de tweede werkdag volgende op de goedkeuring van de jaarrekening van de ECB door de Raad van bestuur voor het boekjaar 2013.

Artikel 2

Bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de ECB

1.   Indien het aandeel van een eurogebied-NCB in het geaccumuleerde eigen vermogen met ingang van 1 januari 2014 stijgt vanwege de stijging van haar weging in de kapitaalverdeelsleutel, maakt die eurogebied-NCB op de overschrijvingsdatum het overeenkomstig lid 3 vastgestelde bedrag over aan de ECB.

2.   Indien het aandeel van een eurogebied-NCB in het geaccumuleerde eigen vermogen met ingang van 1 januari 2014 daalt vanwege de daling van haar weging in de kapitaalverdeelsleutel, ontvangt die eurogebied-NCB op de overschrijvingsdatum het overeenkomstig lid 3 vastgestelde bedrag van de ECB.

3.   Op of voor de dag waarop de Raad van bestuur de jaarrekening van de ECB voor het boekjaar 2013 goedkeurt, berekent de ECB, en bevestigt zulks aan elke eurogebied-NCB, hetzij het bedrag dat die eurogebied-NCB aan de ECB dient over te maken, ingeval lid 1 van toepassing is, dan wel het bedrag dat die eurogebied-NCB dient te ontvangen van de ECB, ingeval lid 2 van toepassing is. Behoudens afronding, wordt elk over te maken of te ontvangen bedrag berekend door de waarde van het geaccumuleerde eigen vermogen te vermenigvuldigen met het absolute verschil tussen de weging in de kapitaalverdeelsleutel van elke eurogebied-NCB op 31 december 2013 en haar weging in de kapitaalverdeelsleutel met ingang van 1 januari 2014 en de uitkomst te delen door 100.

4.   Elk in lid 3 genoemd bedrag is op 1 januari 2014 in euro verschuldigd, maar wordt effectief overgemaakt op de overschrijvingsdatum.

5.   Een eurogebied-NCB, dan wel de ECB die ingevolge lid 1 of lid 2 gehouden is tot overmaking van een bedrag, zal op de overschrijvingsdatum daarnaast eveneens de over de periode van 1 januari 2014 tot en met de overschrijvingsdatum lopende interest overmaken met betrekking tot ieder van de bedragen die respectievelijk door die eurogebied-NCB, dan wel door de ECB verschuldigd zijn. De partijen die deze interest overmaken dan wel ontvangen, zijn dezelfde partijen die de bedragen waarop de interest verschuldigd is, overmaken dan wel ontvangen.

6.   Indien het geaccumuleerde eigen vermogen minder dan nul bedraagt, geschiedt de verrekening van de ingevolge lid 3 en lid 5 over te maken of te ontvangen bedragen in de tegengestelde richting van de in lid 3 en lid 5 vastgestelde bedragen.

Artikel 3

Aanpassing van de vorderingen ter grootte van de overgedragen externe reserves

1.   Aangezien de aanpassing van de vorderingen ter grootte van de overgedragen externe reserves voor Latvijas Banka gereguleerd zal worden in een apart besluit van de Raad van bestuur inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka, regelt dit artikel de aanpassing van de vorderingen ter grootte van de door de andere eurogebied-NCB’s overgedragen externe reserves.

2.   De vorderingen van de eurogebied-NCB’s worden met ingang van 1 januari 2014 aangepast, zulks overeenkomstig hun aangepaste wegingen in de kapitaalverdeelsleutel. De waarde van de vorderingen van de eurogebied-NCB’s met ingang van 1 januari 2014 is vastgelegd in de derde kolom van de tabel in de bijlage bij dit besluit.

3.   Zonder enige verdere formaliteit of handeling wordt voor elke eurogebied-NCB ingevolge deze bepaling verondersteld dat zij op 1 januari 2014 de absolute waarde van de naast haar naam in de vierde kolom van de in de tabel in de bijlage bij dit besluit vermelde (in euro luidende) vordering heeft overgemaakt, dan wel heeft ontvangen, waarbij „–” verwijst naar een vordering die de eurogebied-NCB aan de ECB overdraagt en „+” verwijst naar een vordering die de ECB aan de eurogebied-NCB overdraagt.

4.   Op de eerste werkdag van het trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system (TARGET2) na 1 januari 2014 maakt elke eurogebied-NCB de absolute waarde van het naast haar naam in de vierde kolom van de tabel in de bijlage bij dit besluit vermelde (in euro luidende) bedrag over, dan wel ontvangt ze dat bedrag, waarbij „+” verwijst naar een bedrag dat de eurogebied-NCB aan de ECB overmaakt en „–” verwijst naar een bedrag dat de ECB aan de eurogebied-NCB overmaakt.

5.   Op de eerste TARGET2-werkdag na 1 januari 2014 zullen de ECB en de eurogebied-NCB’s die ingevolge lid 4 gehouden zijn tot het overmaken van bedragen, ook afzonderlijk de eventuele interest over de periode van 1 januari 2014 tot op de datum van deze overdracht op de respectievelijke bedragen verschuldigd door de ECB of dergelijke eurogebied-NCB’s overmaken. De partijen die deze interest overmaken dan wel ontvangen, zijn dezelfde partijen die de bedragen waarop de interest verschuldigd is, overmaken dan wel ontvangen.

Artikel 4

Algemene bepalingen

1.   De lopende interest ingevolge artikel 2, lid 5, en artikel 3, lid 5, wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de meest recente marginale rentevoet die het Eurosysteem in haar aanbestedingen voor basisherfinancieringstransacties hanteert.

2.   Elke overschrijving krachtens artikel 2, leden 1, 2 en 5, en artikel 3, leden 4 en 5, zal separaat plaatsvinden via TARGET2.

3.   De ECB en de eurogebied-NCB’s die gehouden zijn een overschrijving uit te voeren zoals vastgesteld in lid 2, geven te zijner tijd de noodzakelijke instructies voor het naar behoren en tijdig uitvoeren van een dergelijke overschrijving.

Artikel 5

Inwerkingtreding en intrekking

1.   Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

2.   Besluit ECB/2013/15 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. De intrekking doet evenwel geen afbreuk aan de implementatie van alle vereisten krachtens artikel 4 van Besluit ECB/2013/15.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2013/15 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 9.

(3)  PB L 195 van 18.7.2013, blz. 24.

(4)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).


BIJLAGE

VORDERINGEN TER GROOTTE VAN DE AAN DE ECB OVERGEDRAGEN EXTERNE RESERVES

(EUR)

Eurogebied-NCB

Vordering ter grootte van de aan de ECB overgedragen externe reserves, op 31 december 2013

Vordering ter grootte van de aan de ECB overgedragen externe reserves, met ingang van 1 januari 2014

Bedrag van overschrijving

Nationale Bank van België

1 401 024 414,99

1 435 910 942,87

34 886 527,88

Deutsche Bundesbank

10 871 789 515,48

10 429 623 057,57

– 442 166 457,91

Eesti Pank

103 152 856,50

111 729 610,86

8 576 754,36

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

643 894 038,51

672 637 755,83

28 743 717,32

Bank of Greece

1 129 060 170,31

1 178 260 605,79

49 200 435,48

Banco de España

4 782 873 429,96

5 123 393 758,49

340 520 328,53

Banque de France

8 190 916 316,35

8 216 994 285,69

26 077 969,34

Banca d’Italia

7 218 961 423,55

7 134 236 998,72

–84 724 424,83

Central Bank of Cyprus

77 248 740,29

87 679 928,02

10 431 187,73

Latvijas Banka

0,00

163 479 892,24 (1)

163 479 892,24

Banque centrale du Luxembourg

100 776 863,74

117 640 617,24

16 863 753,50

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

36 798 912,29

37 552 275,85

753 363,56

De Nederlandsche Bank

2 298 512 217,57

2 320 070 005,55

21 557 787,98

Oesterreichische Nationalbank

1 122 511 702,45

1 137 636 924,67

15 125 222,22

Banco de Portugal

1 022 024 593,93

1 010 318 483,25

–11 706 110,68

Banka Slovenije

189 499 910,53

200 220 853,48

10 720 942,95

Národná banka Slovenska

398 761 126,72

447 671 806,99

48 910 680,27

Suomen Pankki

721 838 191,31

728 096 903,95

6 258 712,64

Totaal (2)

40 309 644 424,48

40 553 154 707,06

243 510 282,58


(1)  Over te maken met ingang van de data die zijn vastgelegd in Besluit ECB/2013/53 van 31 december 2013 inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka.

(2)  Vanwege afronding kan er een verschil optreden tussen de totalen en de som van alle vermelde cijfers.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/51


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 augustus 2013

houdende wijziging van Besluit ECB/2010/29 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten

(ECB/2013/27)

(2014/29/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 128, lid 1,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) (1), voorziet in de aanpassing van de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) (hierna de „kapitaalverdeelsleutel”) overeenkomstig artikel 29.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank en stelt met ingang van 1 januari 2014 de aan elke nationale centrale bank (NCB) toegewezen nieuwe weging van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „weging in de kapitaalverdeelsleutel”).

(2)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2013/387/EU van de Raad van 9 juli 2013 betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 (2), overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het Verdrag, voldoet Letland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 verleende derogatie (3) met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken.

(3)

Artikel 1, onder d), van Besluit ECB/2010/29 van 13 december 2010 betreffende de uitgifte van eurobankbiljetten (4) definieert de „verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten” onder verwijzing naar bijlage I bij dat besluit houdende de specificatie van de verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten zoals die vanaf 1 juli 2013 van toepassing is. Aangezien nieuwe wegingen in de kapitaalverdeelsleutel zullen gelden vanaf 1 januari 2014 en aangezien Letland op deze datum de euro zal aannemen, dient Besluit ECB/2010/29 gewijzigd te worden, teneinde de met ingang van 1 januari 2014 van toepassing zijnde verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten te bepalen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

1.   De laatste zin van artikel 1, onder d), van Besluit ECB/2010/29 wordt vervangen door de hiernavolgende zin:

„Bijlage I bij dit besluit specificeert de verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten zoals die met ingang van 1 januari 2014 van toepassing is.”.

2.   Bijlage I bij Besluit ECB/2010/29 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 195 van 18.7.2013, blz. 24.

(3)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).

(4)  PB L 35 van 9.2.2011, blz. 26.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

VERDEELSLEUTEL VOOR TOEDELING VAN BANKBILJETTEN VANAF 1 JANUARI 2014

Europese Centrale Bank

8,0000 %

Nationale Bank van België

3,2575 %

Deutsche Bundesbank

23,6605 %

Eesti Pank

0,2535 %

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

1,5260 %

Bank of Greece

2,6730 %

Banco de España

11,6230 %

Banque de France

18,6415 %

Banca d’Italia

16,1850 %

Central Bank of Cyprus

0,1990 %

Latvijas Banka

0,3710 %

Banque centrale du Luxembourg

0,2670 %

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

0,0850 %

De Nederlandsche Bank

5,2635 %

Oesterreichische Nationalbank

2,5810 %

Banco de Portugal

2,2920 %

Banka Slovenije

0,4540 %

Národná banka Slovenska

1,0155 %

Suomen Pankki

1,6520 %

TOTAAL

100,0000 %”


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/53


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 augustus 2013

inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank

(ECB/2013/28)

(2014/30/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 29.3 en artikel 29.4,

Gezien de medewerking van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB) op grond van het vierde streepje van artikel 46.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2013/17 van 21 juni 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (1), bepaalt met ingang van 1 juli 2013 de wegingen in de verdeelsleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ECB (hierna „wegingen in de kapitaalverdeelsleutel”, respectievelijk „kapitaalverdeelsleutel” te noemen) die zijn toegekend aan de nationale centrale banken (NCB’s) die op 1 juli 2013 deel uitmaakten van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB).

(2)

Artikel 29.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna te noemen de „ECSB-statuten”) vereist dat de wegingen in de kapitaalverdeelsleutel na de oprichting van het ESCB naar analogie van de bepalingen van artikel 29.1 van de statuten om de vijf jaar worden aangepast. De aangepaste kapitaalverdeelsleutel geldt met ingang van de eerste dag van het jaar volgende op de aanpassing.

(3)

De laatste aanpassing van de weging in de kapitaalverdeelsleutel overeenkomstig artikel 29.3 van de ESCB-statuten werd gemaakt in 2008 met ingang van 1 januari 2009 (2). De latere uitbreiding van de kapitaalverdeelsleutel van de ECB overeenkomstig artikel 48.3 van de ESCB-statuten werd gemaakt met het oog op de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Europese Unie (3).

(4)

Overeenkomstig Besluit 2003/517/EG van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt voor de aanpassing van de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (4), verstrekte de Europese Commissie de ECB de te gebruiken statistische gegevens voor de vaststelling van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Afronding

Indien de Europese Commissie gewijzigde statistische gegevens verstrekt die moeten worden gebruikt voor de aanpassing van de kapitaalverdeelsleutel en het totaal van de cijfers niet 100 % is, wordt het verschil weggewerkt door: i) als het totaal minder is dan 100 % het kleinste aandeel met 0,0001 procentpunt te verhogen, eventueel gevolgd door eenzelfde verhoging van het op een na kleinste aandeel, enz. tot het totaal precies 100 % bedraagt, of ii) als het totaal meer dan 100 % bedraagt, het grootste aandeel met 0,0001 procentpunt te verlagen, eventueel gevolgd door eenzelfde verlaging van het op een na grootste aandeel, enz. tot het totaal precies 100 % bedraagt.

Artikel 2

Wegingen in de kapitaalverdeelsleutel

De aan elke NCB toegekende weging in de kapitaalverdeelsleutel, zoals vastgelegd in artikel 29 van de ESCB-statuten, geldt als volgt met ingang van 1 januari 2014:

Nationale Bank van België

2,4778 %

Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank)

0,8590 %

Česká národní banka

1,6075 %

Danmarks Nationalbank

1,4873 %

Deutsche Bundesbank

17,9973 %

Eesti Pank

0,1928 %

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

1,1607 %

Bank of Greece

2,0332 %

Banco de España

8,8409 %

Banque de France

14,1792 %

Hrvatska narodna banka

0,6023 %

Banca d’Italia

12,3108 %

Central Bank of Cyprus

0,1513 %

Latvijas Banka

0,2821 %

Lietuvos bankas

0,4132 %

Banque centrale du Luxembourg

0,2030 %

Magyar Nemzeti Bank

1,3798 %

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

0,0648 %

De Nederlandsche Bank

4,0035 %

Oesterreichische Nationalbank

1,9631 %

Narodowy Bank Polski

5,1230 %

Banco de Portugal

1,7434 %

Banca Națională a României

2,6024 %

Banka Slovenije

0,3455 %

Národná banka Slovenska

0,7725 %

Suomen Pankki

1,2564 %

Sveriges riksbank

2,2729 %

Bank of England

13,6743 %

Artikel 3

Inwerkingtreding en intrekking

1.   Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

2.   Besluit ECB/2013/17 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2013/17 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 15.

(2)  Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66).

(3)  Besluit ECB/2013/17 van 21 juni 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 187 van 6.7.2013, blz. 15).

(4)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 43.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/55


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 augustus 2013

betreffende de modaliteiten en de voorwaarden voor de overdracht van aandelen in het kapitaal van de Europese Centrale Bank tussen de nationale centrale banken en de aanpassing van het gestorte kapitaal

(ECB/2013/29)

(2014/31/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 28.5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (1), voorziet in de aanpassing van de aan de nationale centrale banken (NCB’s) toegekende wegingen in de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) (hierna „wegingen in de kapitaalverdeelsleutel”, respectievelijk „kapitaalverdeelsleutel” te noemen). Voor deze aanpassing moet de Raad van bestuur de voorwaarden bepalen voor overdrachten van aandelen in het kapitaal tussen de NCB’s die leden zijn van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) op 31 december 2013 om te garanderen dat de verdeling van deze aandelen overeenkomt met de uitgevoerde aanpassingen. Bijgevolg is de vaststelling van een nieuw besluit vereist dat Besluit ECB/2013/18 van 21 juni 2013 betreffende de modaliteiten en voorwaarden voor de overdracht van aandelen in het kapitaal van de Europese Centrale Bank tussen de nationale centrale banken en voor de aanpassing van het gestorte kapitaal (2) met ingang van 1 januari 2014 intrekt.

(2)

Besluit ECB/2013/30 van 29 augustus 2013 betreffende het volstorten van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (3), bepaalt hoe en in hoeverre de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „eurogebied-NCB’s” te noemen) gehouden zijn tot volstorting van het kapitaal van de ECB op grond van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel. Besluit ECB/2013/31 van 30 augustus 2013 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (4), bepaalt het percentage dat de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro niet hebben aangenomen (hierna de „niet-eurogebied-NCB’s”) op grond van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel met ingang van 1 januari 2014 dienen te storten.

(3)

De eurogebied-NCB’s, met uitzondering van Latvijas Banka, hebben hun aandelen in het geplaatste kapitaal van de ECB al volgestort, zoals vereist uit hoofde van Besluit ECB/2013/19 van 21 juni 2013 betreffende het volstorten van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (5). Gezien dit feit stipuleert artikel 2, lid 1, van Besluit ECB/2013/30 dat eurogebied-NCB’s hetzij een additioneel bedrag dienen over te maken aan de ECB, dan wel de ECB aan eurogebied-NCB’s een bedrag dient terug te betalen, al naar gelang de situatie, teneinde uit te komen op de in de tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2013/30 genoemde bedragen.

(4)

Voorts zal een apart besluit van de Raad van bestuur inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka bepalen dat Latvijas Banka, die vanaf 1 januari 2014 een eurogebied-NCB wordt, gehouden is om het resterende deel van haar inschrijving op het kapitaal van de ECB te storten om uit te komen op het bedrag dat naast haar naam staat vermeld in de tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2013/30, rekening houdend met de aangepaste kapitaalverdeelsleutel.

(5)

De niet-eurogebied-NCB’s hebben een percentage van hun aandelen in het geplaatste kapitaal van de ECB eveneens al volgestort zoals vereist uit hoofde van Besluit ECB/2013/20 van 21 juni 2013 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (6). Gezien dit feit stipuleert artikel 2, lid 1, van Besluit ECB/2013/31 dat zij ieder hetzij een additioneel bedrag dienen over te maken aan de ECB, dan wel van de ECB een bedrag dienen te ontvangen, al naar gelang de situatie, teneinde uit te komen op de in de derde kolom van de tabel in artikel 1 van Besluit ECB/2013/31 genoemde bedragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overdracht van aandelen in het kapitaal

Gezien het aandeel in het kapitaal van de ECB waarop elke NCB op 31 december 2013 zal hebben ingeschreven en het aandeel in het kapitaal van de ECB waarop elke NCB met ingang van 1 januari 2014 zal inschrijven als gevolg van de aanpassing van de wegingen in de kapitaalverdeelsleutel zoals vastgelegd in artikel 2 van Besluit ECB/2013/28, dragen de NCB’s onderling aandelen in het kapitaal over door middel van overdrachten naar en zijdens de ECB, teneinde te verzekeren dat de verdeling van de aandelen in het kapitaal met ingang van 1 januari 2014 overeenkomt met de aangepaste wegingen. Ingevolge dit artikel, en zonder dat zulks enige verdere formaliteit of handeling vereist, wordt aangenomen dat elke NCB te dien einde, met ingang van 1 januari 2014 het naast haar naam in de vierde kolom van de in de tabel in bijlage I bij dit besluit vermelde aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB heeft overgemaakt, dan wel heeft ontvangen, waarbij „+” verwijst naar een aandeel in het kapitaal dat de ECB aan de NCB overdraagt en „–” verwijst naar een aandeel in het kapitaal dat de NCB aan de ECB overdraagt.

Artikel 2

Aanpassing van het gestorte kapitaal

1.   Gezien het door elke NCB gestorte kapitaal van de ECB en het kapitaal van de ECB dat elke NCB op 1 januari 2014 stort krachtens artikel 1 van Besluit ECB/2013/30 voor de eurogebied-NCB’s, respectievelijk krachtens artikel 1 van Besluit ECB/2013/31 voor de niet-eurogebied-NCB’s, zal elke NCB op de eerste werkdag van het trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer system (TARGET2) na 1 januari 2014 ofwel het naast haar naam in de vierde kolom van de tabel in bijlage II bij dit besluit vermelde nettobedrag overdragen, dan wel zal ze dat bedrag ontvangen, waarbij „+” verwijst naar een bedrag dat de NCB aan de ECB overmaakt en „–” verwijst naar een bedrag dat de ECB aan die NCB overmaakt.

2.   Op de eerste TARGET2-werkdag na 1 januari 2014 zullen de ECB en de NCB’s die een bedrag moeten overdragen krachtens paragraaf 1 elk apart de rente op de respectievelijke bedragen, verschuldigd over de periode van 1 januari 2014 tot de datum van de overdracht, overmaken. De partijen die deze interest overmaken dan wel ontvangen, zijn dezelfde partijen die de bedragen waarop de interest verschuldigd is, overmaken dan wel ontvangen.

Artikel 3

Algemene bepalingen

1.   De overschrijvingen beschreven in artikel 2 zullen plaatsvinden via TARGET2.

2.   Indien een NCB geen toegang heeft tot TARGET2, zullen de in artikel 2 omschreven bedragen overgeschreven worden door de creditering van een bankrekening die de ECB of NCB te zijner tijd bekend zullen maken.

3.   Eventuele lopende interest ingevolge artikel 2, lid 2, wordt dagelijks berekend middels het werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de meest recente marginale rentevoet zoals gehanteerd door het Eurosysteem voor diens aanbestedingen voor basis-herfinancieringstransacties.

4.   De ECB en de NCB’s die krachtens artikel 2 gehouden zijn een overschrijving uit te voeren, geven te zijner tijd de voor de tijdige en behoorlijke uitvoering van die overmaking noodzakelijke instructies.

Artikel 4

Inwerkingtreding en intrekking

1.   Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

2.   Besluit ECB/2013/18 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2013/18 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 17.

(3)  Zie bladzijde 61 van dit Publicatieblad.

(4)  Zie bladzijde 63 van dit Publicatieblad.

(5)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 23.

(6)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 25.


BIJLAGE I

GEPLAATST KAPITAAL VAN DE NCB’S

(in EUR)

 

Aandeel waarop op 31 december 2013 is ingeschreven

Aandeel waarop met ingang van 1 januari 2014 is ingeschreven

Over te dragen aandeel

Eurogebied-NCB

Nationale Bank van België

261 705 370,91

268 222 025,17

6 516 654,26

Deutsche Bundesbank

2 030 803 801,28

1 948 208 997,34

–82 594 803,94

Eesti Pank

19 268 512,58

20 870 613,63

1 602 101,05

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

120 276 653,55

125 645 857,06

5 369 203,51

Bank of Greece

210 903 612,74

220 094 043,74

9 190 431,00

Banco de España

893 420 308,48

957 028 050,02

63 607 741,54

Banque de France

1 530 028 149,23

1 534 899 402,41

4 871 253,18

Banca d’Italia

1 348 471 130,66

1 332 644 970,33

–15 826 160,33

Central Bank of Cyprus

14 429 734,42

16 378 235,70

1 948 501,28

Latvijas Banka

29 682 169,38

30 537 344,94

855 175,56

Banque centrale du Luxembourg

18 824 687,29

21 974 764,35

3 150 077,06

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

6 873 879,49

7 014 604,58

140 725,09

De Nederlandsche Bank

429 352 255,40

433 379 158,03

4 026 902,63

Oesterreichische Nationalbank

209 680 386,94

212 505 713,78

2 825 326,84

Banco de Portugal

190 909 824,68

188 723 173,25

–2 186 651,43

Banka Slovenije

35 397 773,12

37 400 399,43

2 002 626,31

Národná banka Slovenska

74 486 873,65

83 623 179,61

9 136 305,96

Suomen Pankki

134 836 288,06

136 005 388,82

1 169 100,76

Niet-eurogebied-NCB

Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank)

93 571 361,11

92 986 810,73

– 584 550,38

Česká národní banka

157 384 777,79

174 011 988,64

16 627 210,85

Danmarks Nationalbank

159 712 154,31

161 000 330,15

1 288 175,84

Hrvatska narodna banka

64 354 667,03

65 199 017,58

844 350,55

Lietuvos bankas

44 306 753,94

44 728 929,21

422 175,27

Magyar Nemzeti Bank

148 735 597,14

149 363 447,55

627 850,41

Narodowy Bank Polski

525 889 668,45

554 565 112,18

28 675 443,73

Banca Națională a României

264 660 597,84

281 709 983,98

17 049 386,14

Sveriges riksbank

244 775 059,86

246 041 585,69

1 266 525,83

Bank of England

1 562 265 020,29

1 480 243 941,72

–82 021 078,57

Totaal (1)

10 825 007 069,61

10 825 007 069,61

0,00


(1)  Vanwege afronding kan er een verschil optreden tussen de totalen en de som van alle vermelde cijfers.


BIJLAGE II

GESTORT KAPITAAL VAN DE NCB’S

(in EUR)

 

Op 31 december 2013 gestort aandeel

Met ingang van 1 januari 2014 gestort aandeel

Bedrag van overschrijving

Eurogebied-NCB

Nationale Bank van België

261 705 370,91

268 222 025,17

6 516 654,26

Deutsche Bundesbank

2 030 803 801,28

1 948 208 997,34

–82 594 803,94

Eesti Pank

19 268 512,58

20 870 613,63

1 602 101,05

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

120 276 653,55

125 645 857,06

5 369 203,51

Bank of Greece

210 903 612,74

220 094 043,74

9 190 431,00

Banco de España

893 420 308,48

957 028 050,02

63 607 741,54

Banque de France

1 530 028 149,23

1 534 899 402,41

4 871 253,18

Banca d’Italia

1 348 471 130,66

1 332 644 970,33

–15 826 160,33

Central Bank of Cyprus

14 429 734,42

16 378 235,70

1 948 501,28

Latvijas Banka

1 113 081,35

30 537 344,94

29 424 263,59

Banque centrale du Luxembourg

18 824 687,29

21 974 764,35

3 150 077,06

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

6 873 879,49

7 014 604,58

140 725,09

De Nederlandsche Bank

429 352 255,40

433 379 158,03

4 026 902,63

Oesterreichische Nationalbank

209 680 386,94

212 505 713,78

2 825 326,84

Banco de Portugal

190 909 824,68

188 723 173,25

–2 186 651,43

Banka Slovenije

35 397 773,12

37 400 399,43

2 002 626,31

Národná banka Slovenska

74 486 873,65

83 623 179,61

9 136 305,96

Suomen Pankki

134 836 288,06

136 005 388,82

1 169 100,76

Niet-eurogebied-NCB

Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank)

3 508 926,04

3 487 005,40

–21 920,64

Česká národní banka

5 901 929,17

6 525 449,57

623 520,40

Danmarks Nationalbank

5 989 205,79

6 037 512,38

48 306,59

Hrvatska narodna banka

2 413 300,01

2 444 963,16

31 663,15

Lietuvos bankas

1 661 503,27

1 677 334,85

15 831,58

Magyar Nemzeti Bank

5 577 584,89

5 601 129,28

23 544,39

Narodowy Bank Polski

19 720 862,57

20 796 191,71

1 075 329,14

Banca Națională a României

9 924 772,42

10 564 124,40

639 351,98

Sveriges riksbank

9 179 064,74

9 226 559,46

47 494,72

Bank of England

58 584 938,26

55 509 147,81

–3 075 790,45

Totaal (1)

7 653 244 410,99

7 697 025 340,21

43 780 929,22


(1)  Vanwege afronding kan er een verschil optreden tussen de totalen en de som van alle vermelde cijfers.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/61


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 29 augustus 2013

betreffende het volstorten van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben

(ECB/2013/30)

(2014/32/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 28.3,

Overwegende:

(1)

Besluit ECB/2013/19 van 21 juni 2013 betreffende het volstorten van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (1), bepaalde hoe en in hoeverre de nationale centrale banken (NCB’s) van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „eurogebied-NCB’s” te noemen) gehouden waren tot volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) op 1 juli 2013.

(2)

Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de ECB (2), voorziet in de aanpassing van de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ECB (hierna de „kapitaalverdeelsleutel” te noemen) overeenkomstig artikel 29.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank en stelt met ingang van 1 januari 2014 de aan elke NCB toegewezen nieuwe weging van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „weging in de kapitaalverdeelsleutel” te noemen).

(3)

Het geplaatste kapitaal van de ECB zal met ingang van 1 januari 201410 825 007 069,61 EUR bedragen.

(4)

De aangepaste kapitaalverdeelsleutel van de ECB vereist de vaststelling van een nieuw ECB-besluit dat Besluit ECB/2013/19 met ingang van 1 januari 2014 intrekt en bepaalt in welke vorm en in hoeverre de deelnemende eurogebied-NCB’s op 1 januari 2014 het kapitaal van de ECB dienen te volstorten.

(5)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2013/387/EU van de Raad van 9 juli 2013 betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 (3), overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voldoet Letland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 verleende derogatie (4) met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken.

(6)

De verplichting van Latvijas Banka om het resterende deel van haar inschrijving op het kapitaal van de ECB vol te storten vanaf 1 januari 2014, met inachtneming van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel, zal vastgelegd worden in een apart besluit van de Raad van bestuur inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mate en vorm van het geplaatste en gestorte kapitaal

Elke eurogebied-NCB stort met ingang van 1 januari 2014 haar inschrijving op het kapitaal van de ECB volledig vol.

Rekening houdend met de wegingen in de kapitaalverdeelsleutel zoals vastgelegd in artikel 2 van Besluit ECB/2013/28, gelden voor elke eurogebied-NCB inzake het totale geplaatste en gestorte kapitaal de naast haar naam in de volgende tabel vermelde bedragen:

Eurogebied-NCB

EUR

Nationale Bank van België

268 222 025,17

Deutsche Bundesbank

1 948 208 997,34

Eesti Pank

20 870 613,63

Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland

125 645 857,06

Bank of Greece

220 094 043,74

Banco de España

957 028 050,02

Banque de France

1 534 899 402,41

Banca d’Italia

1 332 644 970,33

Central Bank of Cyprus

16 378 235,70

Latvijas Banka

30 537 344,94

Banque centrale du Luxembourg

21 974 764,35

Bank Ċentrali ta’ Malta/Central Bank of Malta

7 014 604,58

De Nederlandsche Bank

433 379 158,03

Oesterreichische Nationalbank

212 505 713,78

Banco de Portugal

188 723 173,25

Banka Slovenije

37 400 399,43

Národná banka Slovenska

83 623 179,61

Suomen Pankki

136 005 388,82

Artikel 2

Aanpassing van het gestorte kapitaal

1.   Gezien het feit dat elke eurogebied-NCB haar aandeel in het uit hoofde van Besluit ECB/2013/19 tot en met 31 december 2013 van toepassing zijnde geplaatste kapitaal van de ECB volledig gestort heeft, maakt ieder van hen, met uitzondering van Latvijas Banka, hetzij een additioneel bedrag over aan de ECB, dan wel krijgt zij van de ECB een bedrag terug, al naargelang de situatie, teneinde uit te komen op de in de tabel in artikel 1 genoemde bedragen. De storting van kapitaal door Latvijas Banka zal geregeld worden in een separaat besluit van de Raad van bestuur.

2.   Alle overdrachten uit hoofde van dit artikel geschieden overeenkomstig Besluit ECB/2013/29 van 29 augustus 2013 betreffende de modaliteiten en voorwaarden voor de overdracht van aandelen in het kapitaal van de Europese Centrale Bank tussen de nationale centrale banken en de aanpassing van het gestorte kapitaal (5).

Artikel 3

Inwerkingtreding en intrekking

1.   Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

2.   Besluit ECB/2013/19 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2013/19 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 29 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 23.

(2)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 195 van 18.7.2013, blz. 24.

(4)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).

(5)  Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/63


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 30 augustus 2013

betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied

(ECB/2013/31)

(2014/33/EU)

DE ALGEMENE RAAD VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 47,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 47 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna te noemen de „ESCB-statuten”) bepaalt dat nationale centrale banken van de lidstaten met een derogatie (hierna „niet-eurogebied-NCB’s”) het kapitaal waarop zij hebben ingeschreven niet storten, tenzij de Algemene Raad met een meerderheid die ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigt, besluit dat een minimaal percentage moet worden gestort als bijdrage aan de bedrijfskosten van de ECB.

(2)

Artikel 1 van Besluit ECB/2013/20 van 21 juni 2013 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (1) bepaalt dat elke niet-eurogebied-NCB met ingang van 1 juli 2013 3,75 % van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB stort.

(3)

Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (2), voorziet met ingang van 1 januari 2014 in de aanpassing van de sleutel voor inschrijving op het kapitaal van de ECB (hierna de „kapitaalverdeelsleutel” te noemen) overeenkomstig artikel 29.3 van de ESCB-statuten en stelt met ingang van 1 januari 2014 de aan elke NCB toegewezen nieuwe weging van de aangepaste kapitaalverdeelsleutel vast (hierna de „weging in de kapitaalverdeelsleutel” te noemen).

(4)

Het geplaatste kapitaal van de ECB zal met ingang van 1 januari 201410 825 007 069,61 EUR bedragen.

(5)

De aangepaste kapitaalverdeelsleutel vereist dat een nieuw ECB-besluit wordt vastgesteld dat Besluit ECB/2013/20 met ingang van 1 januari 2014 intrekt en dat het percentage van het geplaatste kapitaal van de ECB vaststelt dat de niet-eurogebied-NCB’s met ingang van 1 januari 2014 dienen te storten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mate en vorm van het geplaatste en gestorte kapitaal

Elke niet-eurogebied-NCB stort met ingang van 1 januari 2014 3,75 % van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB. Rekening houdend met de nieuwe wegingen in de kapitaalverdeelsleutel zoals vastgelegd in artikel 2 van Besluit ECB/2013/28, gelden voor elke niet-eurogebied-NCB inzake het geplaatste en gestorte kapitaal de naast haar naam in de volgende tabel vermelde bedragen:

(in EUR)

Niet-eurogebied-NCB

Geplaatst kapitaal per 1 januari 2014

Gestort kapitaal per 1 januari 2014

Българска народна банка

(Bulgaarse Nationale Bank)

92 986 810,73

3 487 005,40

Česká národní banka

174 011 988,64

6 525 449,57

Danmarks Nationalbank

161 000 330,15

6 037 512,38

Hrvatska narodna banka

65 199 017,58

2 444 963,16

Lietuvos bankas

44 728 929,21

1 677 334,85

Magyar Nemzeti Bank

149 363 447,55

5 601 129,28

Narodowy Bank Polski

554 565 112,18

20 796 191,71

Banca Națională a României

281 709 983,98

10 564 124,40

Sveriges riksbank

246 041 585,69

9 226 559,46

Bank of England

1 480 243 941,72

55 509 147,81

Artikel 2

Aanpassing van het gestorte kapitaal

1.   Aangezien elke niet-eurogebied-NCB reeds 3,75 % van haar aandeel in het uit hoofde van Besluit ECB/2013/20 tot en met 31 december 2013 van toepassing zijnde geplaatste kapitaal van de ECB gestort heeft, maakt ieder van hen hetzij een additioneel bedrag over aan de ECB, dan wel ontvangt zij van de ECB een bedrag, al naar gelang de situatie, teneinde uit te komen op de in de derde kolom van de tabel in artikel 1 genoemde bedragen.

2.   Alle overdrachten uit hoofde van dit artikel geschieden overeenkomstig Besluit ECB/2013/29 van 29 augustus 2013 betreffende de modaliteiten en voorwaarden voor de overdracht van aandelen in het kapitaal van de Europese Centrale Bank tussen de nationale centrale banken en de aanpassing van het gestorte kapitaal (3).

Artikel 3

Inwerkingtreding en intrekking

1.   Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

2.   Besluit ECB/2013/20 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Besluit ECB/2013/20 gelden als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Frankfurt am Main, 30 augustus 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 25.

(2)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(3)  Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/65


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 31 december 2013

inzake de storting van kapitaal, de overdracht van externe reserves en de bijdrage aan de reserves en voorzieningen van de Europese Centrale Bank door Latvijas Banka

(ECB/2013/53)

(2014/34/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 30.1, artikel 30.3, artikel 48.1 en artikel 48.2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 1 van Besluit 2013/387/EU van de Raad van 9 juli 2013 betreffende de aanneming van de euro door Letland op 1 januari 2014 (1), overeenkomstig artikel 140, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voldoet Letland aan de noodzakelijke voorwaarden voor de aanneming van de euro en zal de ingevolge artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 verleende derogatie (2) met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken.

(2)

Artikel 48.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten” genoemd) bepaalt dat de nationale centrale bank (NCB) van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken, haar aandeel in het kapitaal van de Europese Centrale Bank (ECB) moet storten ten belope van hetzelfde percentage als de NCB’s van andere lidstaten die de euro als munt hebben. Ingevolge artikel 2 van Besluit ECB/2013/28 van 29 augustus 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (3), is de weging van Latvijas Banka in de kapitaalverdeelsleutel van de ECB 0,2821 %. Ingevolge artikel 1 van Besluit ECB/2013/20 van 21 juni 2013 betreffende de volstorting van het kapitaal van de Europese Centrale Bank door de nationale centrale banken van buiten het eurogebied (4) heeft Latvijas Banka al een deel van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB gestort. Het uitstaande bedrag bedraagt derhalve 29 424 263,59 EUR, welk bedrag resulteert uit het vermenigvuldigen van het geplaatste kapitaal van de ECB (10 825 007 069,61 EUR) met de weging in de kapitaalverdeelsleutel van Latvijas Banka (0,2821 %), waarop haar reeds gestorte aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB in mindering wordt gebracht.

(3)

Artikel 48.1, in samenhang met artikel 30.1 van de ESCB-statuten, bepaalt dat de NCB van een lidstaat waarvan de derogatie is ingetrokken ook externe reserves aan de ECB moet overdragen. Ingevolge artikel 48.1 van de ESCB-statuten wordt het over te dragen bedrag bepaald door de Euro-waarde tegen lopende wisselkoersen van de reeds overeenkomstig artikel 30.1 van de ESCB-statuten aan de ECB overgedragen externe reserves te vermenigvuldigen met de ratio tussen het aantal aandelen waarop de betrokken NCB heeft ingeschreven en het aantal aandelen dat de NCB’s van de andere lidstaten die de euro als munt hebben al hebben volgestort. Bij de vaststelling van de „reeds overeenkomstig artikel 30.1 aan de ECB overgedragen externe reserves” dient rekening te worden gehouden met de vorige aanpassingen van de kapitaalverdeelsleutel (5) ingevolge artikel 29.3 van de ESCB-statuten en de uitbreidingen van de kapitaalverdeelsleutel ingevolge artikel 48.3 van de ESCB-statuten (6). Ingevolge Besluit ECB/2013/26 van 29 augustus 2013 betreffende de maatregelen die nodig zijn voor de bijdrage aan het geaccumuleerde eigen vermogen van de Europese Centrale Bank en voor de aanpassing van de vorderingen van de nationale centrale banken ter grootte van de overgedragen externe reserves (7), bedraagt dientengevolge de waarde van externe reserves in euro die al aan de ECB zijn overgedragen krachtens artikel 30.1 van de ESCB-statuten 50 715 061 570,77 EUR.

(4)

Latvijas Banka draagt de externe reserves over in Japanse yen en goud of deze luiden in Japanse yen en goud.

(5)

Artikel 30.3 van de ESCB-statuten bepaalt dat de ECB aan elke NCB van een lidstaat die de euro als munt heeft, een vordering toekent ter grootte van de externe reserves die zij aan de ECB heeft overgedragen. De bepalingen betreffende de denominatie en rentevergoeding van de vorderingen die al gecrediteerd werden aan de NCB’s van de lidstaten die de euro als munt hebben (8) dienen ook te gelden voor de denominatie en rentevergoeding van de vorderingen van Latvijas Banka.

(6)

Artikel 48.2 van de ESCB-statuten bepaalt dat de NCB van een lidstaat wiens derogatie is ingetrokken, bijdraagt tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen overeenkomstig het saldo van de winst- en verliesrekening per 31 december van het jaar voorafgaand aan de intrekking van de derogatie. De hoogte van deze bijdrage wordt bepaald in overeenstemming met artikel 48.2 van de ESCB-statuten.

(7)

Analoog met artikel 3.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (9), is de president van Latvijas Banka in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken bij dit besluit voorafgaande aan de vaststelling daarvan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt bedoeld met:

a)   „externe reserves”: goud of liquiditeiten;

b)   „goud”: troy ounces fijn goud in de vorm van London Good Delivery bars, zoals gespecificeerd door de London Bullion Market Association;

c)   „liquiditeiten”: het wettig betaalmiddel van Japan (Japanse yen).

Artikel 2

Mate en vorm van het gestorte kapitaal

1.   Met ingang van 1 januari 2014 stort Latvijas Banka het resterende deel van haar aandeel in het geplaatste kapitaal van de ECB, overeenkomend met 29 424 263,59 EUR.

2.   Latvijas Banka betaalt op 2 januari 2014 het in lid 1 aangegeven bedrag aan de ECB middels een aparte overboeking via het geautomatiseerde trans-Europese realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2).

3.   Latvijas Banka betaalt aan de ECB op 2 januari 2014, middels een aparte overboeking via TARGET2, de op 1 januari 2014 lopende rente op het krachtens lid 2 aan de ECB verschuldigde bedrag. Deze rente wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor zijn meest recente basis-herfinancieringstransactie hanteerde.

Artikel 3

Overdracht van externe reserves

1.   Met ingang van 1 januari 2014, zulks overeenkomstig dit artikel en de regelingen die op grond van dit artikel zijn getroffen, draagt Latvijas Banka aan de ECB een bedrag aan externe reserves over luidende in Japanse yen en goud ten belope van 205 272 581,13 EUR, en wel als volgt:

Bedrag Japanse yen in contanten in euro

Bedrag aan goud in euro

Totaalbedrag in euro

174 481 693,96

30 790 887,17

205 272 581,13

2.   Het in euro uitgedrukte bedrag aan externe reserves dat ingevolge lid 1 door Latvijas Banka overgedragen moet worden, wordt berekend op basis van de wisselkoersen tussen de euro en de Japanse yen, zoals vastgelegd in de dagelijkse schriftelijke overlegprocedure op 31 december 2013 tussen het Eurosysteem en Latvijas Banka en, in het geval van goud, op basis van de prijs in US dollar per troy ounce fijn goud, vastgesteld bij de London gold fixing op 31 december 2013, 10.30 uur ’s morgens Londense tijd.

3.   De ECB zal de overeenkomstig lid 2 berekende bedragen zo snel mogelijk aan Latvijas Banka bevestigen.

4.   Latvijas Banka draagt Japanse yen in contanten over aan de ECB.

5.   De overdracht van liquiditeiten geschiedt naar de door de ECB aangegeven rekeningen. De afwikkelingsdatum voor de aan de ECB over te dragen liquiditeiten is 6 januari 2014. Latvijas Banka geeft opdracht tot uitvoering van die overdracht aan de ECB.

6.   De waarde van het goud dat Latvijas Banka overeenkomstig lid 1 aan de ECB overdraagt, sluit zo dicht mogelijk aan bij 30 790 887,17 EUR, zonder dit bedrag te boven te gaan.

7.   Latvijas Banka draagt het in lid 1 genoemde goud in niet-geïnvesteerde vorm over naar de door de ECB aangewezen bankrekeningen en plaatsen. De afwikkelingsdatum voor het aan de ECB over te dragen goud is 3 januari 2014. Latvijas Banka geeft opdracht tot uitvoering van die overdracht aan de ECB.

8.   Als Latvijas Banka goud aan de ECB overdraagt met een lagere waarde dan in lid 1 bedoeld, maakt zij op 6 januari 2014 een bedrag, ten belope van het tekort, in Japanse yen over naar een door de ECB te bepalen bankrekening van de ECB. Een dergelijk bedrag in contanten in Japanse yen maakt geen deel uit van de in Japanse yen luidende externe reserves die Latvijas Banka aan de ECB overdraagt overeenkomstig de linkerkolom van de tabel in lid 1.

9.   Een eventueel verschil tussen het totaalbedragen in euro vermeld in lid 1 en het bedrag vermeld in artikel 4, lid 1 wordt verevend overeenkomstig de Overeenkomst van 31 december 2013 tussen Latvijas Banka en de Europese Centrale Bank houdende de vordering toegekend aan Latvijas Banka door de Europese Centrale Bank krachtens artikel 30.3 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (10).

Artikel 4

Denominatie, rentevergoeding en vervaldatum van de vordering ter grootte van de bijdrage

1.   Met ingang van 1 januari 2014 en met inachtneming van de specificaties in artikel 3 betreffende de afwikkelingsdata van de overdracht van externe reserves, crediteert de ECB Latvijas Banka met een in euro luidende vordering gelijk aan het totaalbedrag in euro van haar bijdrage aan externe reserves. Deze vordering bedraagt 163 479 892,24 EUR.

2.   Op de vordering waarmee de ECB Latvijas Banka crediteert, wordt rente vergoed vanaf de afwikkelingsdatum. De lopende rente wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan 85 % van de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor diens meest recente basis-herfinancieringstransactie heeft gehanteerd.

3.   De lopende rente die wordt berekend op basis van lid 2 wordt aan het einde van ieder boekjaar aan Latvijas Banka betaald. De ECB stelt Latvijas Banka elk kwartaal in kennis van het cumulatieve bedrag.

4.   De vordering is niet aflosbaar.

Artikel 5

Bijdragen aan de reserves en de voorzieningen van de ECB

1.   Met ingang van 1 januari 2014 en overeenkomstig artikel 3, leden 5 en 6, draagt Latvijas Banka bij tot de reserves van de ECB, tot de voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld, en tot het bedrag dat nog moet worden toegerekend aan de reserves en voorzieningen overeenkomstig het saldo van de winst-en-verliesrekening per 31 december 2013.

2.   De bedragen die Latvijas Banka moet bijdragen, worden overeenkomstig artikel 48.2 van de ESCB-statuten bepaald. De verwijzingen in artikel 48.2 naar „het aantal aandelen waarop de betrokken centrale bank heeft ingeschreven” en „het aantal aandelen dat de andere centrale banken al hebben volgestort” verwijzen naar de weging van Latvijas Banka, respectievelijk de NCB’s van de overige lidstaten die de euro als munt hebben, in de kapitaalverdeelsleutel van de ECB, krachtens Besluit ECB/2013/26.

3.   Voor de toepassing van lid 1 omvatten de „reserves van de ECB” en de „voorzieningen die met reserves zijn gelijkgesteld”, het algemeen reservefonds van de ECB, tegoeden op herwaarderingsrekeningen en voorzieningen voor wisselkoers-, rente-, krediet-, marktprijs- en goudprijsrisico’s.

4.   Ten laatste op de eerste werkdag na de goedkeuring door de Raad van bestuur van de jaarrekening van de ECB voor 2013, berekent de ECB het bedrag dat door Latvijas Banka moet worden bijgedragen krachtens lid 1 en bevestigt dit aan Latvijas Banka.

5.   Op de tweede werkdag na de goedkeuring door de Raad van bestuur van de jaarrekening van de ECB voor 2013 betaalt Latvijas Banka via TARGET2 aan de ECB:

a)

Het op basis van lid 4 aan de ECB verschuldigde bedrag, minus enig bedrag dat ten opzichte van de in artikel 4, lid 1 genoemde vordering teveel is overgemaakt op de in artikel 3, lid 5 en artikel 3, lid 7 genoemde afwikkelingsdata (voorschot op de bijdrage), en

b)

de lopende rente over de periode van 1 januari 2014 tot de betaaldatum op het aan de ECB krachtens lid 4 verschuldigde bedrag, minus enig voorschot op de bijdrage.

6.   Eventuele lopende rente ingevolge lid 5, onder b) wordt dagelijks berekend middels de werkelijk aantal dagen/360-dagtellingsconventie tegen een percentage dat gelijk is aan de marginale rentevoet die het Eurosysteem voor diens meest recente basis-herfinancieringstransactie hanteerde.

Artikel 6

Bevoegdheden

1.   Voor zover nodig geeft de ECB-directie instructies aan Latvijas Banka voor de verdere specificatie en de toepassing van de bepalingen van dit besluit en om passende oplossingen voor eventuele problemen aan te reiken.

2.   Eventuele door de directie krachtens lid 1 uitgevaardigde instructies worden onmiddellijk meegedeeld aan de Raad van bestuur en de ECB-directie leeft de besluiten van de Raad van bestuur dienaangaande na.

Artikel 7

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 31 december 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 195 van 18.7.2013, blz. 24.

(2)  Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).

(3)  Zie bladzijde 53 van dit Publicatieblad.

(4)  PB L 187 van 6.7.2013, blz. 25.

(5)  Besluit ECB/2008/23 van 12 december 2008 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 21 van 24.1.2009, blz. 66).

(6)  Besluit ECB/2013/17 van 21 juni 2013 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 187 van 6.7.2013, blz. 15).

(7)  Zie bladzijde 47 van dit Publicatieblad.

(8)  Ingevolge Richtsnoer ECB/2000/15 van 3 november 1998 gewijzigd bij het richtsnoer van 16 november 2000 inzake de samenstelling, waardering en modaliteiten betreffende de eerste overdracht van externe reserves, alsmede de denominatie en rentevergoeding ter grootte van de eigen bijdrage (PB L 336 van 30.12.2000, blz. 114).

(9)  Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).

(10)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.


Rectificaties

21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/69


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 41/2014 van 17 januari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

( Publicatieblad van de Europese Unie L 14 van 18 januari 2014 )

Bladzijde 12, bijlage, tabel:

in plaats van:

„0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CL

63,3”

te lezen:

„0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

63,3”


21.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/70


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 141 van 28 mei 2001 )

Bladzijde 21, artikel 1, punt 28, betreffende artikel 560, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93:

in plaats van:

„2.   Het vervoermiddel moet worden wederuitgevoerd of naar de in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verhuuronderneming terugkeren binnen:

a)

vijf dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder a), genoemde geval;

b)

acht dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder c), genoemde geval;

c)

De vervoermiddelen moeten in het in lid 1, onder c), genoemde geval binnen twee dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden wederuitgevoerd.”,

te lezen:

„2.   Het vervoermiddel moet worden wederuitgevoerd of naar de in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verhuuronderneming terugkeren binnen:

a)

vijf dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder a), genoemde geval;

b)

acht dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst in het in lid 1, onder c), genoemde geval.

De vervoermiddelen moeten in het in lid 1, onder b), genoemde geval binnen twee dagen na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden wederuitgevoerd.”.