|
ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.333.nld |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1321/2013 van de Commissie van 10 december 2013 tot vaststelling van de EU-lijst van toegelaten primaire rookaromaproducten voor gebruik als zodanig in of op levensmiddelen en/of voor de bereiding van afgeleide rookaroma’s ( 1 ) |
|
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
|
2013/744/EU |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2013/745/EU |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2013/746/EU |
|
|
|
* |
Besluit van de Raad van 10 december 2013 houdende wijziging van zijn reglement van orde |
|
|
|
|
2013/747/EU, Euratom |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2013/748/EU, Euratom |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2013/749/EU, Euratom |
|
|
|
* |
||
|
|
|
RICHTSNOEREN |
|
|
|
|
2013/750/EU |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1320/2013 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2013
tot rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 12 en artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie (2) bevat een aantal fouten in de bijlage bij die verordening. |
|
(2) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 moet derhalve worden gerectificeerd. |
|
(3) |
Het is de bedoeling dat Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 met ingang van 1 januari 2014 van toepassing is. Met het oog op een correcte tenuitvoerlegging van die verordening moet de onderhavige verordening derhalve op de dag van de bekendmaking ervan in werking treden. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 december 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (PB L 127 van 15.5.2012, blz. 1).
BIJLAGE
„BIJLAGE
BEDRIJFSFORMULIER
I. SCHEMA VAN HET BEDRIJFSFORMULIER
De te verzamelen gegevens worden ingedeeld in tabellen en uitgesplitst in groepen, categorieën en kolommen. Gewoonlijk wordt als volgt naar een bepaald gegevensveld verwezen: <letter van de tabel>.<groep>.<category>[.<categorie>].<kolom>.
Specifieke gegevenswaarden worden ingevoerd op kolomniveau. In de tabellen van deel III kunnen gegevenswaarden in de witte cellen worden ingevuld; de donkere cellen met een “-” hebben voor die groep geen betekenis. Daarin kunnen dus geen gegevens worden ingevuld.
Voorbeelden:
|
— |
B.UT.20.A (kolom A van groep UT, categorie 20, van tabel B) staat voor “oppervlakte” van “gepachte OCG” die onder “OCG in pacht” in tabel B moet worden geregistreerd; |
|
— |
I.A.10110.1.0.TA (kolom TA van groep A, categorie 10110, van tabel I) staat voor de totale oppervlakte “Zachte tarwe en spelt”, teeltwijze 1 “Teelten in volle grond - hoofdgewas, gecombineerd gewas” en de code betreffende ontbrekende gegevens 0 “Geen ontbrekende gegevens”). |
De tabellen worden weergegeven met één letter, de groepen met één of meer letters, de categorieën met numerieke codes en de kolommen met één of meer letters.
In deel III wordt voor de tabellen A tot en met M in een eerste tabel de algemene matrix voor groepen en kolommen weergegeven. De tweede tabel laat de uitsplitsing per categorie zien, waarbij elke categorie met één of meer codes of subcodes wordt weergegeven.
Voor elke tabelcategorie en kolomwaarde worden in deel III verdere definities en instructies na de betrokken tabel gegeven.
II. ALGEMENE DEFINITIES EN INSTRUCTIES
|
a) |
De gegevens op het bedrijfsformulier hebben betrekking op één enkel landbouwbedrijf en éénzelfde boekjaar van twaalf opeenvolgende maanden. |
|
b) |
De gegevens van het bedrijfsformulier hebben uitsluitend betrekking op het landbouwbedrijf. Deze gegevens verwijzen naar de landbouwactiviteiten van het bedrijf en naar de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden. Afgezien hiervan komt niets van wat betrekking heeft op activiteiten van het bedrijfshoofd of zijn gezin buiten het landbouwbedrijf of op pensioenen, erfenissen, privérekeningen bij een bank, bezittingen die los van het landbouwbedrijf staan, persoonlijke belastingen, privé-verzekeringen, enz. in aanmerking bij het opstellen van het bedrijfsformulier. |
|
c) |
Gegevens van het bedrijfsformulier worden ontleend aan een boekhouding waarin tijdens het boekjaar systematisch en regelmatig de verschillende boekingen zijn verricht. |
|
d) |
De boekhoudgegevens worden in geldwaarde uitgedrukt, zonder btw. |
|
e) |
De in geld uitgedrukte boekhoudgegevens zijn exclusief premies en subsidies. Onder premies en subsidies wordt verstaan elke rechtstreekse steun uit overheidsmiddelen die een specifieke ontvangst vormt (zie de omschrijving in tabel M “SUBSIDIES”). |
|
f) |
De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven:
— financiële waarden: waarde in euro of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1 000 nationale geldeenheden; — fysieke hoeveelheden: gewicht in kwintalen (q = 100 kg), behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld; vloeistofvolumes in hectoliters (ook voor wijn en aanverwante producten); — oppervlakten: in aren, behalve in het geval van champignons, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meters wordt vermeld; — gemiddelde veebezetting: in honderdsten van dieren; — arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden. |
|
g) |
Als voor een bepaald bedrijf een waarde niet relevant is of ontbreekt, mag niet de waarde “0” worden ingevuld. |
III. TABELLEN EN SPECIFIEKE DEFINITIES EN INSTRUCTIES
Tabel A
Algemene inlichtingen over het bedrijf
|
Categorie algemene inlichtingen |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
||||||||||||
|
Inlichtingengroep |
Streek |
Onderdeel van de streek |
Volgnummer van het bedrijf |
Graden |
Minuten |
NUTS |
Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding |
Datum |
Gewicht van het bedrijf |
Productierichting |
Klasse van economische bedrijfsomvang |
Code |
|
|
R |
S |
H |
DG |
MI |
N |
AO |
DT |
W |
TF |
ES |
C |
||
|
ID |
Identificatie van het bedrijf |
|
|
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
LO |
Ligging van het bedrijf |
— |
— |
— |
|
|
|
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
AI |
Boekhoudkundige informatie |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
— |
— |
— |
|
|
TY |
Typologie |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
— |
|
CL |
Klassen |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
OT |
Andere gegevens over het bedrijf |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
Groep |
R |
S |
H |
DG |
MI |
N |
AO |
DT |
W |
TF |
ES |
C |
|
10 |
Bedrijfsnummer |
ID |
AID10R |
AID10S |
AID10H |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
20 |
Breedtegraad |
LO |
— |
— |
— |
ALO20DG |
ALO20MI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
30 |
Lengtegraad |
LO |
— |
— |
— |
ALO30DG |
ALO30MI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
|
40 |
NUTS3 |
LO |
— |
— |
— |
— |
— |
ALO40N |
|
|
|
|
|
|
|
50 |
Bureau voor bedrijfsboekhouding |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI50AO |
— |
— |
— |
— |
— |
|
60 |
Soort boekhouding |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI60C |
|
70 |
Einddatum van het boekjaar |
AI |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AAI70DT |
— |
— |
— |
— |
|
80 |
Door de lidstaat berekend nationaal gewicht |
TY |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ATY80W |
— |
— |
— |
|
90 |
Indeling op het ogenblik van de keuze |
TY |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ATY90TF |
ATY90ES |
|
|
100 |
Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL100C |
|
110 |
Soort eigendom/economische doelstelling |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL110C |
|
120 |
Rechtsvorm |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL120C |
|
130 |
Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL130C |
|
140 |
Biologische landbouw |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL140C |
|
141 |
Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan |
CL |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A.CL.141.C |
|
150 |
Beschermde oorsprongsbenaming (BOB) / beschermde geografische aanduiding (BGA) |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL150C |
|
151 |
Sectoren met BOB/BGA |
CL |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A.CL.151.C |
|
160 |
Probleemgebied |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL160C |
|
170 |
Hoogteligging |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL170C |
|
180 |
Onder de Structuurfondsen vallende zone |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL180C |
|
190 |
Natura 2000-gebied |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL190C |
|
200 |
Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt |
CL |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
ACL200C |
|
210 |
Irrigatiesysteem |
OT |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AOT210C |
|
220 |
Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond |
OT |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
AOT220C |
A.ID. Identificatie van het bedrijf
Zodra een bedrijf met boekhouding voor het eerst wordt gekozen, krijgt het een nummer. Het behoudt dit nummer gedurende de hele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.
Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering het gevolg is van een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of van een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. Als het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding geeft tot verwarring met één of meer andere bedrijven met boekhouding (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.
Het bedrijfsnummer omvat drie groepen informatie, namelijk:
|
A.ID.10.R. Streek: hier moet een codenummer worden vermeld, overeenkomend met de code die is vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1291/2009 van de Commissie (1). |
|
A.ID.10.S. Onderdeel van de streek: hier moet een codenummer worden vermeld. De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de “nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio's dat Eurostat in samenwerking met de nationale instituten voor de statistiek tot stand heeft gebracht. De betrokken lidstaat moet in elk geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio's en de corresponderende regio waarvoor specifieke standaardopbrengsten worden berekend, zijn vermeld. |
|
A.ID.10.H. Volgnummer van het bedrijf. |
A.LO. Ligging van het bedrijf
Voor de ligging van het bedrijf worden twee aanduidingen gebruikt: de georeferentie (breedte- en lengtegraad) en de code van de territoriale eenheden van NUTS-niveau 3.
|
A.LO.20. Breedtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI. |
|
A.LO.30. Lengtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI. In het instructiedocument zullen zowel uitvoeringsbepalingen die de vertrouwelijkheid van de gegevens moeten waarborgen, als praktische richtsnoeren worden gegeven. |
|
A.LO.40.N. De NUTS3-code is de code van de territoriale eenheid van NUTS-niveau 3 waar het bedrijf gevestigd is. Hier moet de meest recente versie van de code wordt gebruikt als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2) |
A.AI. Boekhoudkundige informatie
|
A.AI.50.AO. Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding: hier moet een codenummer worden vermeld. In elke lidstaat moet elk bureau voor bedrijfsboekhouding een uniek nummer krijgen. Hier moet het nummer worden vermeld van het bureau voor bedrijfsboekhouding dat de gegevens van het betrokken bedrijf voor dat boekjaar heeft verzameld. |
|
A.AI.60.C. Soort boekhouding: Hier moet worden vermeld welke soort boekhouding het bedrijf voert. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.AI.70.DT. Einddatum van het boekjaar: moet als volgt worden aangegeven: “JJJJ-MM-DD”, bijv. 2009-06-30 of 2009-12-31. |
A.TY. Typologie
|
A.TY.80.W. Nationaal gewicht van het bedrijf: de waarde van de door de lidstaat berekende extrapolerende factor. Deze waarde moet met twee decimalen worden weergegeven. |
|
A.TY.90.TF. Productierichting op het ogenblik van de keuze: de code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie (3) op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen. |
|
A.TY.90.ES. Economische bedrijfsomvang op het ogenblik van de keuze: de code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen. |
A.CL. Klassen
|
A.CL.100.C. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden: moet worden verstrekt als percentageklasse waarmee het aandeel van de omzet uit andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de totale omzet van het bedrijf wordt aangegeven (4). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.110.C. Soort eigendom/economische doelstelling: hier moeten het soort eigendom en de economische doelstellingen van het bedrijf worden vermeld. De volgende codenummers moeten worden gebruikt: 1. gezinsbedrijf: het bedrijf maakt gebruik van de arbeid en het kapitaal van het bedrijfshoofd / de bedrijfsleider en zijn/haar gezin en zij zijn de begunstigden van de economische activiteit. 2. partnerschap: de productiefactoren voor het bedrijf worden ingebracht door verscheidene partners, van wie ten minste sommigen niet-betaalde arbeid op het bedrijf verrichten. De winsten gaan naar het partnerschap. 3. onderneming met winstoogmerk: de opbrengsten worden gebruikt om de aandeelhouders dividenden/winsten uit te keren. Het bedrijf is eigendom van de onderneming. 4. onderneming zonder winstoogmerk:: de opbrengsten worden in de eerste plaats gebruikt om de werkgelegenheid in stand te houden of voor een soortgelijk sociaal doel. Het bedrijf is eigendom van de onderneming. |
|
A.CL.120.C. Rechtsvorm: hier moet worden vermeld of het bedrijf al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.130.C. Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden): hier moet worden vermeld welk niveau van aansprakelijkheid (economische verantwoordelijkheid) het (voornaamste) bedrijfshoofd heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.140.C. Biologische landbouw: hier moet worden vermeld of het bedrijf biologische productiemethoden in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name de artikelen 4 en 5 daarvan, toepast. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.141.C. Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan: als het bedrijf zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet worden vermeld in welke productiesectoren het bedrijf uitsluitend biologische productiemethoden toepast (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf voor al zijn productiesectoren zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet de code “niet van toepassing” worden gebruikt.
|
|
A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming / beschermde geografische aanduiding: hier moet worden vermeld of het bedrijf landbouwproducten en/of levensmiddelen produceert waarvoor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGI) geldt, of landbouwproducten produceert waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die worden beschermd met een BOB/BGA in de zin van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (5). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.151.C. Sectoren met een beschermde oorsprongsbenaming / beschermde geografische aanduiding: als het grootste gedeelte van de productie van sommige specifieke sectoren bestaat uit producten of levensmiddelen die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of uit producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of BGA beschermde levensmiddelen, moet hier worden vermeld om welke productiesectoren het gaat (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf een aantal producten of levensmiddelen produceert die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of een BGA beschermde levensmiddelen, maar het in geen enkele sector om het grootste gedeelte van de productie gaat, moet de code “niet van toepassing” worden gebruikt.
|
|
De punten A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming / beschermde geografische aanduiding en A.CL.151.C zijn optioneel voor de lidstaten. Als zij door de lidstaat worden toegepast, moeten zij voor alle bedrijven in de steekproef van de lidstaat worden ingevuld. Als A.CL.150.C wordt ingevuld, moet ook A.CL.151.C worden ingevuld. |
|
A.CL.160.C. Probleemgebied: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf al of niet ligt in een gebied als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (6). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.170.C. Hoogteligging: voor de hoogteligging worden de volgende codenummers gebruikt:
|
|
A.CL.180.C. Onder de Structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (7). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.190.C. Natura 2000-zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (8) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (9) (Natura 2000). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
|
A.CL.200.C. Onder de waterrichtlijn vallende zone (Richtlijn 2000/60/EG): hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (10). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:
|
A.OT. Andere gegevens over het bedrijf
|
A.OT.210.C. Irrigatiesysteem: hier moet worden vermeld wat het belangrijkste irrigatiesysteem is dat op het bedrijf wordt gebruikt:
|
|
A.OT.220.C. Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond: aantal vee-eenheidweidedagen dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op gemeenschappelijke grond die door het bedrijf wordt gebruikt. |
KOLOMMEN IN TABEL A
Kolom R verwijst naar de streek, kolom S naar het onderdeel van de streek, kolom H naar het volgnummer van het bedrijf, kolom DG naar de graden, kolom MI naar de minuten, kolom N naar NUTS, kolom AO naar het nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding, kolom DT naar de datum, kolom W naar het gewicht van het bedrijf, kolom TF naar de productierichting, kolom ES naar de klasse van economische bedrijfsomvang en kolom C naar de code.
Tabel B
Exploitatievorm
|
Categorie oppervlakte cultuurgrond (OCG) |
Code (*) |
|
Inlichtingengroep |
Oppervlakte cultuurgrond |
|
|
A |
||
|
UO |
OCG in eigendom |
|
|
UT |
OCG in pacht |
|
|
US |
OCG in deelpacht of andere exploitatievorm |
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
Groep |
A |
|
10 |
OCG in eigendom |
UO |
|
|
20 |
Gepachte OCG |
UT |
|
|
30 |
OCG in deelpacht |
US |
|
De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.
Onder “oppervlakte cultuurgrond” (OCG) wordt het totale areaal verstaan aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik van de bedrijven, ongeacht de exploitatievorm. Gemeenschappelijke gronden die door het bedrijf worden gebruikt, worden niet meegerekend.
De volgende inlichtingengroepen en categorieën moeten worden gebruikt:
B.UO. OCG in eigendom
B.UO.10.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) waarvan de landbouwer eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Omvat ook zaaiklaar verhuurd land (gewascode 11300).
B.UT. OCG in pacht
B.UT.20.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura; wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.
De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt onder de codes 2020 tot en met 2040 (Aangekocht voer) van tabel H wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en onder code 3090 (Overige specifieke kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. Op stam gekochte marktbare gewassen moeten worden aangegeven zonder de betrokken grond te vermelden (tabel H).
Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.
B.US. OCG in deelpacht of andere exploitatievorm
B.US.30.A Cultuurgrond (bouwland, grasland, blijvend weideland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.
KOLOMMEN IN TABEL B
Kolom A verwijst naar de OCG.
Tabel C
Arbeidskrachten
|
Categorie arbeidskrachten |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
||||||||
|
Inlichtingengroep |
Algemeen |
Totale arbeid op het bedrijf (landbouwwerkzaamheden en arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden) |
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) |
||||||
|
Aantal personen |
Geslacht |
Geboortejaar |
Landbouwopleiding van de bedrijfsleider |
Jaarlijkse arbeidstijd |
Aantal arbeidsjaareenheden |
% van de jaarlijkse arbeidstijd |
% van de arbeidsjaareenheden (AJE) |
||
|
P |
G |
B |
T |
Y1 |
W1 |
Y2 |
W2 |
||
|
Geheel getal |
Code |
Vier cijfers |
Code |
(uren) |
(AJE) |
% |
% |
||
|
UR |
Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
UC |
Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
|
PR |
Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
PC |
Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
|
Code(*) |
Omschrijving |
Groep |
P |
G |
B |
T |
Y1 |
W1 |
Y2 |
W2 |
|
10 |
Bedrijfshoofd/bedrijfsleider |
UR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
|
20 |
Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider |
UR |
— |
|
|
— |
|
|
— |
|
|
30 |
Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd |
UR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
|
40 |
Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd |
UR |
|
— |
— |
— |
|
|
|
|
|
50 |
Anderen |
UR, PR |
|
— |
— |
— |
|
|
|
|
|
60 |
Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten |
UC, PC |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
— |
|
70 |
Bedrijfsleider |
PR |
— |
|
|
|
|
|
— |
|
Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf (zie hierna) met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen onder code 1020 van tabel H).
Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en de eventueel daarvoor betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.
In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:
|
a) |
de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine): de ontvangen arbeidstijd wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (groepen PR of PC al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige categorie in andere tabellen (in het voorbeeld: tabel L, categorie 2010 “Loonwerk”), en anderzijds als kosten (tabel H, categorie 1010 “Lonen en sociale lasten”); |
|
b) |
de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine): de verstrekte arbeidstijd en de eventueel betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als input geboekt in de overeenkomstige groep in een andere tabel (in het voorbeeld: tabel H, groep 1020 “Loonwerk en huur van machines”). |
De volgende inlichtingengroepen en categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:
C.UR. Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.
Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.
Het gaat om de volgende gevallen of daarmee vergelijkbare gevallen:
|
a) |
bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het hele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een olijventeelt- of wijnbouwbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond; |
|
b) |
afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof, enz.; |
|
c) |
aankomst op, of vertrek van het bedrijf; |
|
d) |
totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand, enz.). |
Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
C.UR.10. Bedrijfshoofd/bedrijfsleider
De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.
C.UR.20. Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider
De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.
C.UR.30 Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd
De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.
C.UR.40. Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd
C.UR.50. Andere niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Tot de niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die geen deel uitmaken van de vorige categorieën, behoren ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.
C.UC. Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten
C.UC.60. De niet-betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze categorie samengevat.
C.PR. Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten
Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.
Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
C.PR.70. Bedrijfsleider
Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.
C.PR.50. Anderen
Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze groep samengevat. Omvat ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.
C.PC. Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten
|
C.PC.60. |
De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt (ook degenen die tariefwerk hebben verricht), worden in deze categorie samengevat. |
KOLOMMEN IN TABEL C
Aantal personen (kolom P)
In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn. Het aantal echtgenoten of andere personen wordt vermeld in de overeenkomstige categorie (de categorieën 40 en 50 van de groepen UR “niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PC “betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten).
Geslacht (kolom G)
Het geslacht wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) vermeld, in de overeenkomstige categorie (de categorieën 10 tot en met 30 en de categorie 70 van de groepen UR “niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR “betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”). Het geslacht wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:
|
1. |
mannen, |
|
2. |
vrouwen. |
Geboortejaar (kolom B)
Het geboortejaar wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10 tot en met 30 en categorie 70 van de groepen UR “niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR “betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten”) aangegeven, met de vier cijfers van het desbetreffende jaartal.
Landbouwopleiding van de bedrijfsleider (kolom T)
De landbouwopleiding wordt uitsluitend vermeld voor de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10, 30 en 70 van de groepen UR “niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR “betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten). De landbouwopleiding wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:
|
1. |
uitsluitend praktische landbouwkundige ervaring, |
|
2. |
landbouwkundige basisopleiding, |
|
3. |
volledige landbouwkundige opleiding. |
Jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y1)
De arbeidstijd wordt voor alle groepen en categorieën in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten. De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.
Aantal arbeidsjaareenheden (kolom W1)
De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC) wordt het aantal arbeidsjaareenheden niet opgegeven. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.
Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y2)
Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidstijd, is uitsluitend verplicht voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde als betaalde). Het is facultatief voor de echtgeno(o)t(e)(n) van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden), de overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten en de overige betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten. Voor elke betrokken categorie (40, 50 en 60) wordt dit aandeel uitgedrukt in % van de uren die tijdens het boekjaar zijn gepresteerd.
Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de arbeidsjaareenheden (kolom W2)
Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, is verplicht voor alle categorieën arbeidskrachten, behalve de niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC). Het wordt voor elke categorie uitgedrukt in % van de arbeidsjaareenheden.
Werkzaamheden op het landbouwbedrijf
De werkzaamheden op het bedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uitvoerende werkzaamheden, hetzij handenarbeid, hetzij administratieve arbeid, die worden verricht in het kader van de landbouwwerkzaamheden op het bedrijf, alsmede de activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's):
|
— |
landbouwwerkzaamheden op het bedrijf
|
|
— |
activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
|
Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:
|
— |
de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplanten van boomgaarden, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen, enz.), |
|
— |
werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider. |
Tabel D
Activa
Structuur van de tabel
|
Categorie activa |
Code (*) |
|
|
Kolom |
|
|
Inlichtingengroep |
Waarde |
|
|
V |
||
|
OV |
Begininventaris |
|
|
AD |
Geaccumuleerde afschrijvingen |
|
|
DY |
Afschrijvingen in het lopende jaar |
|
|
IP |
Investeringen / aankopen, vóór aftrek van subsidies |
|
|
S |
Subsidies |
|
|
SA |
Verkopen |
|
|
CV |
Eindinventaris |
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
OV |
AD |
DY |
IP |
S |
SA |
CV |
|
1010 |
Geldmiddelen en kasequivalenten |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
1020 |
Vorderingen |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
1030 |
Overige vlottende activa |
|
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
1040 |
Voorraden |
|
— |
— |
|
|
|
|
|
2010 |
Biologische activa - gewassen |
|
— |
— |
|
|
|
|
|
3010 |
Landbouwgrond |
|
— |
— |
|
|
|
|
|
3020 |
Grondverbeteringen |
|
|
|
|
|
|
|
|
3030 |
Bedrijfsgebouwen |
|
|
|
|
|
|
|
|
4010 |
Machines en bedrijfsuitrusting |
|
|
|
|
|
|
|
|
5010 |
Bossen inclusief houtopstand |
|
— |
— |
|
|
|
|
|
7010 |
Verhandelbare immateriële activa |
|
— |
— |
|
|
|
|
|
7020 |
Niet-verhandelbare immateriële activa |
|
|
|
|
|
|
|
|
8010 |
Overige niet-vlottende activa |
|
|
|
|
|
|
|
De volgende categorieën activa moeten worden gebruikt:
1010. Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en andere activa die gemakkelijk in geldmiddelen kunnen worden omgezet.
1020. Vorderingen
Vorderingen op korte termijn, aan het bedrijf verschuldigde bedragen die normaal voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten.
1030. Overige vlottende activa
Alle andere activa die gemakkelijk kunnen worden verkocht of waarvan wordt verwacht dat zij binnen een jaar worden betaald.
1040. Voorraden
Productvoorraden die eigendom zijn van het bedrijf en als productiemiddel kunnen worden gebruikt of voor verkoop worden aangehouden, ongeacht of die door het bedrijf zijn geproduceerd of zijn aangekocht.
2010. Biologische activa - gewassen
De waarde van alle gewassen die nog niet zijn geoogst (meerjarige teelten en gewassen op stam).
3010. Landbouwgrond
Landbouwgrond die eigendom is van het bedrijf.
3020. Grondverbeteringen
Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties, enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
3030. Bedrijfsgebouwen
Gebouwen in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
4010. Machines en bedrijfsuitrusting
Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto's, grote en kleine uitrustingsstukken. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
5010. Bossen inclusief houtopstand
Bosgrond in eigendom die tot het landbouwbedrijf behoort.
7010. Verhandelbare immateriële activa
Alle immateriële activa die gemakkelijk kunnen worden gekocht of verkocht (bijv. quota en rechten voor zover die zonder grond kunnen worden verhandeld en er een actieve markt voor bestaat).
7020. Niet-verhandelbare immateriële activa
Alle andere immateriële activa (bijv. software, vergunningen, enz.). Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.
8010. Overige niet-vlottende activa
Andere langetermijnactiva. De rubriek moet worden ingevuld en, indien van toepassing, moeten de afschrijvingsbedragen in kolom DY worden vermeld.
Inlichtingengroepen in tabel D
Deze tabel omvat de volgende inlichtingengroepen: (OV) begininventaris, (AD) geaccumuleerde afschrijvingen, (DY) afschrijvingen in het lopende jaar, (IP) investeringen of aankopen vóór aftrek van subsidies, (S) subsidies, (SA) verkopen, (CV) eindinventaris. Deze groepen worden hieronder toegelicht.
Er is maar één kolom: (V) waarde.
Waarderingsmethoden
De volgende waarderingsmethoden worden gebruikt:
|
Waarde in het economisch verkeer (reële waarde), na aftrek van de geraamde verkoopkosten |
Bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn, min de kosten die naar verwachting voor de verkoop zullen worden gemaakt |
2010, 3010, 5010, 7010 |
|
Historische kostprijs |
Nominale of oorspronkelijke kosten van een actief bij aankoop |
3020, 3030, 4010, 7020 |
|
Boekwaarde |
Waarde waartegen een actief op de balans is opgenomen |
1010, 1020, 1030, 1040, 8010 |
D.OV. Begininventaris
De begininventaris is de waarde van de activa bij het begin van het boekjaar. Voor de bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar.
D.AD. Geaccumuleerde afschrijvingen
De som van de afschrijvingen van de activa vanaf het begin van de levensduur ervan tot het einde van de voorgaande periode.
D.DY. Afschrijvingen in het lopende jaar
De systematische toedeling van het af te schrijven bedrag van een actief over de levensduur ervan.
Een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages moet binnen dezelfde termijnen als voor de indiening van de jaargegevens aan de Commissie worden voorgelegd.
D.IP. Investeringen / aankopen
Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom IP het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.
De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar.
Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting daadwerkelijk een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze kolom begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over de verwachte levensduur verdeelde onderhoudsbedrag.
De waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), moet worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die onder de codes 2010 tot en met 8010 van tabel D “ACTIVA” is vermeld.
D.S. Investeringssubsidies
Tot dusver (in het vorige en het lopende boekjaar) ontvangen deel van de subsidies voor de in deze tabel opgenomen activa.
D.SA. Verkopen
Bedrag van de verkopen van activa tijdens het boekjaar.
D.CV. Eindinventaris
De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar.
Commentaar
Voor de punten 2010, 3010, 5010 en 7010 wordt het verschil tussen enerzijds OV+IP-SA en anderzijds CV beschouwd als inkomen of verlies (als gevolg van wijzigingen in zowel de eenheidsprijs als het volume) voor die activa voor het betrokken boekjaar.
Gegevens over “biologische activa – dieren” worden opgenomen in tabel J “DIEREN”.
Tabel E
Quota en andere rechten
|
Categorie quota of rechten |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
||||
|
Inlichtingengroep |
Quota in eigendom |
Gehuurde quota |
Verhuurde quota |
Belastingen |
|
|
N |
I |
O |
T |
||
|
|
Hoeveelheid aan het einde van het boekjaar |
|
|
|
— |
|
QP |
Aangekochte quota |
|
— |
— |
— |
|
QS |
Verkochte quota |
|
— |
— |
— |
|
OV |
Begininventaris |
|
— |
— |
— |
|
CV |
Eindinventaris |
|
— |
— |
— |
|
PQ |
Betalingen voor geleasete of gehuurde quota |
— |
|
— |
— |
|
RQ |
Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota |
— |
— |
|
— |
|
TX |
Belastingen |
— |
— |
— |
|
|
Code(*) |
Omschrijving |
|
10 |
Melk |
|
20 |
Zoogkoeienpremies |
|
30 |
Ooien- en geitenpremie |
|
40 |
Suikerbieten |
|
50 |
Organische mest |
|
60 |
Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, met uitzondering van bijzondere rechten |
|
70 |
Bijzondere rechten |
De hoeveelheden quota (quota in eigendom, gehuurde en verhuurde quota) zijn verplicht in te vullen rubrieken. Alleen de hoeveelheid aan het einde van het boekjaar wordt geregistreerd.
De waarden van quota die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden in deze tabel geboekt. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel D “ACTIVA” geboekt. Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld als zij los van grond verhandeld kunnen worden.
Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere groepen of categorieën in de tabellen D “ACTIVA”, H “PRODUCTIEMIDDELEN” en/of I “GEWASSEN”.
De volgende categorieën moeten worden gebruikt:
|
10. |
Melk |
|
20. |
Zoogkoeienpremies |
|
30. |
Ooien- en geitenpremies |
|
40. |
Suikerbieten |
|
50. |
Organische mest |
|
60. |
Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (met uitzondering van bijzondere rechten) |
|
70. |
Bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling. |
De volgende inlichtingengroepen moeten worden gebruikt:
E.QQ. Hoeveelheid (uitsluitend de kolommen N, I en O)
De volgende eenheden moeten worden gebruikt:
|
— |
categorieën 10 en 40 (melk en suikerbieten): kwintalen (= 100 kg), |
|
— |
categorieën 20 en 30 (zoogkoeienpremies en ooien- en geitenpremies): het aantal basiseenheden voor de premie, |
|
— |
categorie 50 (organische mest): aantal dieren omgerekend in standaardeenheden, |
|
— |
categorie 60 (bedrijfstoeslagregeling met uitzondering van de bijzondere rechten): het aantal toeslagrechten/are, |
|
— |
categorie 70 (bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling): het aantal rechten. |
E.QP. Aangekochte quota (uitsluitend kolom N)
Het bedrag dat is betaald voor de aankoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.
E.QS. Verkochte quota (uitsluitend kolom N)
Het bedrag dat is ontvangen voor de verkoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.
E.OV. Begininventaris (uitsluitend kolom N)
De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.
E.CV. Eindinventaris (uitsluitend kolom N)
De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.
E.PQ. Betalingen voor geleasete of gehuurde quota (uitsluitend kolom I)
Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of ander recht. Ook begrepen in categorie 5070 (betaalde pacht) van tabel H “PRODUCTIEMIDDELEN”.
E.RQ. Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota (uitsluitend kolom O)
Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota of andere rechten. Ook begrepen in categorie 90900 (Overige producten en ontvangsten) van tabel I “GEWASSEN”.
E.TX. Belastingen, extra heffing (kolom T)
Categorie 10 (Melk): extra melkheffing die verschuldigd is voor de productie van het boekjaar, zo niet het betaalde bedrag.
KOLOMMEN IN TABEL E
Column N verwijst naar quota in eigendom, kolom I naar gehuurde quota, kolom O naar verhuurde quota en kolom T naar belastingen.
Table F
Schulden
Structuur van de tabel
|
Categorie schulden |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
||
|
Inlichtingengroep |
Op korte termijn |
Op lange termijn |
|
|
S |
L |
||
|
OV |
Begininventaris |
|
|
|
CV |
Eindinventaris |
|
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
S |
L |
|
1010 |
Commerciële schulden (standaard) |
|
|
|
1020 |
Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden) |
|
|
|
1030 |
Familieleningen / particuliere leningen |
|
|
|
2010 |
Verschuldigde bedragen |
|
— |
|
3000 |
Overige passiva |
|
|
De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen.
De volgende categorieën moeten worden gebruikt:
|
1010. Commerciële schulden (standaard): leningen waarvoor geen steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen die het opnemen van kredieten bevorderen. |
|
1020. Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden): leningen waarvoor steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen (rentesubsidies, waarborgen, enz. |
|
1030. Familieleningen / particuliere leningen: leningen die met een natuurlijke persoon zijn aangegaan dankzij diens familiebanden / persoonlijke relatie met de schuldenaar. |
|
2010. Verschuldigde bedragen – aan leveranciers verschuldigde bedragen. |
|
3000. Overige passiva – andere passiva dan leningen of verschuldigde bedragen. |
Twee inlichtingengroepen moeten worden geregistreerd: (OV) begininventaris en (CV) eindinventaris.
Er zijn twee kolommen: (S) passiva op lange termijn en (L) passiva op lange termijn:
Passiva op korte termijn— schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en in minder dan één jaar moeten worden terugbetaald.
Passiva op lange termijn— schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en waarvoor de looptijd één jaar of meer bedraagt.
Table G
Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
Structuur van de tabel
|
Categorie btw-regeling |
Code (*) |
|
|
|
|
Inlichtingengroep |
Btw-regeling |
Saldo voor niet-investeringstransacties |
Saldo voor investeringstransacties |
|
|
C |
NI |
I |
||
|
VA |
Btw-regelingen op het bedrijf |
|
|
|
|
Code (*) |
Omschrijving van de categorieën |
|
1010 |
Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf |
|
1020 |
Secundaire btw-regeling op het bedrijf |
|
Overzicht van de btw-regelingen voor beide categorieën |
C |
NI |
I |
|
Normale btw-regeling |
1 |
— |
— |
|
Gedeeltelijke compensatieregeling |
2 |
|
|
De monetaire gegevens op het bedrijfsformulier zijn exclusief btw.
Voor de gegevens over de btw-regeling moeten de volgende categorieën worden gebruikt:
1010. Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf
1. Normale btw-regeling— de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven gegarandeerd inkomensneutraal is aangezien het btw-saldo met de belastingautoriteiten wordt vereffend.
2. Gedeeltelijke compensatieregeling— de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven niet gegarandeerd inkomensneutraal is, hoewel zij een mechanisme kan bevatten waarmee betaalde en ontvangen btw bij benadering worden gecompenseerd.
1020. Secundaire btw-regeling op het bedrijf
De codes zoals die voor de belangrijkste btw-regeling zijn gedefinieerd.
Er is slechts één inlichtingengroep: (VA) btw-regelingen op het bedrijf. Er zijn drie kolommen: (C) code van de btw-regeling, (NI) saldo voor niet-investeringstransacties en (I) saldo voor investeringstransacties.
Als op het bedrijf de normale btw-regeling wordt toegepast, volstaat het dit aan te geven. Als op het bedrijf wordt gewerkt met een gedeeltelijke compensatieregeling voor de btw, moeten ook het btw-saldo voor niet-investeringstransacties en het btw-saldo voor investeringstransacties worden vermeld.
Wanneer de inkomsten van het bedrijf door de btw-omzet toenemen, dan is het hierboven bedoelde btw-saldo een positief getal. Bij een daling van de inkomsten is het saldo negatief.
Tabel H
Productiemiddelen
Structuur van de tabel
|
Categorie productiemiddelen productiemiddelen |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
||
|
Inlichtingengroep |
Waarde |
Hoeveelheid |
|
|
V |
Q |
||
|
LM |
Kosten en productiemiddelen met betrekking tot arbeid en machines |
|
|
|
SL |
Specifieke kosten van de veehouderij |
|
|
|
SC |
Specifieke kosten en productiemiddelen met betrekking tot gewassen |
|
|
|
OS |
Specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden |
|
|
|
FO |
Algemene bedrijfskosten |
|
|
|
Code (*) |
Groep |
Omschrijving van de categorieën |
V |
Q |
|
1010 |
LM |
Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten |
|
— |
|
1020 |
LM |
Loonwerk en huur van machines |
|
— |
|
1030 |
LM |
Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting |
|
— |
|
1040 |
LM |
Motorbrandstoffen en smeermiddelen |
|
— |
|
1050 |
LM |
Kosten van personenauto’s |
|
— |
|
2010 |
SL |
Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer |
|
— |
|
2020 |
SL |
Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer |
|
— |
|
2030 |
SL |
Aangekocht varkensvoer |
|
— |
|
2040 |
SL |
Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer |
|
— |
|
2050 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) |
|
— |
|
2060 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer |
|
— |
|
2070 |
SL |
Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee |
|
— |
|
2080 |
SL |
Veterinaire uitgaven |
|
— |
|
2090 |
SL |
Overige specifieke kosten van de veehouderij |
|
— |
|
3010 |
SC |
Aangekocht zaaigoed en pootgoed |
|
— |
|
3020 |
SC |
Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed |
|
— |
|
3030 |
SC |
Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen |
|
— |
|
3031 |
SC |
Hoeveelheid N in minerale meststoffen |
— |
|
|
3032 |
SC |
Hoeveelheid P2O5 in minerale meststoffen |
— |
|
|
3033 |
SC |
Hoeveelheid K2O in minerale meststoffen |
— |
|
|
3034 |
SC |
Aangekochte stalmest |
|
— |
|
3040 |
SC |
Gewasbeschermingsmiddelen |
|
— |
|
3090 |
SC |
Overige specifieke kosten van gewassen |
|
— |
|
4010 |
OS |
Specifieke kosten van bossen en houtverwerking |
|
— |
|
4020 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van gewassen |
|
— |
|
4030 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van koemelk |
|
— |
|
4040 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk |
|
— |
|
4050 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk |
|
— |
|
4060 |
OS |
Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk |
|
— |
|
4070 |
OS |
Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten |
|
— |
|
4090 |
OS |
Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden |
|
— |
|
5010 |
FO |
Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen |
|
— |
|
5020 |
FO |
Elektriciteit |
|
— |
|
5030 |
FO |
Brandstoffen voor verwarming |
|
— |
|
5040 |
FO |
Water |
|
— |
|
5051 |
FO |
Landbouwverzekering |
|
— |
|
5055 |
FO |
Andere bedrijfsverzekeringen |
|
— |
|
5061 |
FO |
Belastingen en andere bijdragen |
|
— |
|
5062 |
FO |
Grond- en gebouwenbelasting |
|
— |
|
5070 |
FO |
Betaalde pacht, totaalbedrag |
|
— |
|
5071 |
FO |
Voor grond betaalde pacht |
|
— |
|
5080 |
FO |
Betaalde rente en financieringskosten |
|
— |
|
5090 |
FO |
Overige algemene bedrijfskosten |
|
— |
De op het bedrijf ingezette productiemiddelen (kosten in geld en natura en hoeveelheden geselecteerde productiemiddelen) komen overeen met het “verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer een bepaald gebruik gedeeltelijk te maken heeft met privégebruik en gedeeltelijk met gebruik voor het bedrijf (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen, enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van het gebruik van privéauto's dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.
De kosten met betrekking tot de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.
Als de vermelde kosten het totale “verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven onder de passende code van omlopend kapitaal.
Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van kapitaalgoederen in tabel I “GEWASSEN” onder de gewascategoriecode 90900 (“Overige”) vermeld.
De kosten van het “gebruik” van kapitaalgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor het verwerven van kapitaalgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Voor instructies over afschrijvingen, zie tabel D “ACTIVA”.
Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.
De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.
Premies en subsidies met betrekking tot gemaakte kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen, maar worden vermeld onder de passende code, gaande van 4100 tot 4900 in tabel M “SUBSIDIES” (zie de instructies betreffende deze codes). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in tabel D “ACTIVA”.
De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.
De productiemiddelen worden als volgt ingedeeld:
1010. Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten
Deze post omvat de volgende kosten:
|
— |
de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding, enz.); |
|
— |
de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf, enz.); |
|
— |
premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel; |
|
— |
overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten); |
|
— |
sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer; |
|
— |
verzekering tegen arbeidsongevallen. |
Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.
Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.
Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar onder de code “Overige algemene bedrijfskosten”.
1020. Loonwerk en huur van machines
Deze post omvat de volgende kosten:
|
— |
het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Als de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bijv. bestrijdingsmiddelen onder code 3040 “Gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld; |
|
— |
de kosten van de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten onder code 1040 “Motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld; |
|
— |
de kosten van de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende codes (code 1030 “Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en code 1040 “Motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld. |
1030. Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting
Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen, enz.).
Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, frames van kweekkassen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto's dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook code 1050). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld onder code 2090 “Overige specifieke kosten van de veehouderij”.
Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze code opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel D “ACTIVA”).
1040. Motorbrandstoffen en smeermiddelen
Deze post omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto's dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook code 1050).
Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de twee codes:
|
1040. |
“Motorbrandstoffen en smeermiddelen” |
|
5030. |
“Brandstoffen voor verwarming”. |
1050. Kosten van personenauto’s
Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto's forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten onder deze code aangegeven.
Veevoeder
Bij het gebruikte veevoeder wordt een onderscheid gemaakt tussen aangekocht veevoer en op het bedrijf geproduceerd veevoer.
Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van minerale likstenen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en van de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.
Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).
Code 2010 “Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, mineralen en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.
De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven onder code 1020 “Loonwerk en huur van machines”.
Het intern verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.
De volgende rubrieken worden onderscheiden:
|
Aangekocht veevoer:
|
|
Intern verkeer van veevoer:
|
2080. Veterinaire uitgaven
Kosten van dierenartsen en geneesmiddelen.
2090. Overige specifieke kosten van de veehouderij
Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere codes van tabel H worden geboekt: dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, kosten voor de afzet van mestoverschotten, enz. Omvat ook de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van dierlijke producten die zijn opgenomen onder de codes 4030 tot en met 4070 van tabel H.
3010. Aangekocht zaaigoed en pootgoed
Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. De aankoop van jonge bomen en struiken voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en deze kosten worden aangegeven hetzij onder code 2010 van tabel D “Biologische activa – gewassen”, hetzij onder code 5010 van tabel D “Bossen inclusief houtopstand”. De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen onder deze code, tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij onder code 4010 “Specifieke kosten van bossen en houtverwerking” worden geboekt.
De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens onder deze code.
3020. Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed
Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.
3030. Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen
Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).
Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 “Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.
3031. Hoeveelheid stikstof (N) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige stikstof (N), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun N-gehalte.
3032. Hoeveelheid fosfor (P2O5) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige fosfor (P2O5), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun P2O5-gehalte.
3033. Hoeveelheid kalium (K2O) in minerale meststoffen
Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezig kalium (K2O), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun K2O-gehalte.
3034. Aangekochte stalmest
Waarde van de aangekochte stalmest.
3040. Gewasbeschermingsmiddelen
Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden, enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst, enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het hele bedrag geboekt onder code 1020 “Loonwerk en huur van machines”.
Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 “Specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.
3090. Overige specifieke kosten van gewassen
Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie (met inbegrip van blijvend wei- en grasland) voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, leveringen van druiven of olijven die op het bedrijf worden verwerkt, enz.. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van andere gewassen dan druiven en olijven, die onder code 4020 moeten worden vermeld. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.
4010. Specifieke kosten van bossen en houtverwerking
Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse specifieke kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4020. Specifieke kosten van de verwerking van gewassen
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van gewassen (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4030. Specifieke kosten van de verwerking van koemelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van koemelk (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4040. Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4050. Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4060. Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4070. Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten
Bestanddelen, grondstoffen of halffabricaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de vleesverwerking en de verwerking van andere dierlijke producten die niet onder de codes 4030 tot en met 4060 zijn vermeld (bijv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
4090. Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden
Grondstoffen, van het bedrijf of aangekocht, en andere specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.
5010. Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen
Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, frames en steunstukken. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze code vermeld.
De aankopen van bouwmaterialen voor nieuwe investeringen worden vermeld onder de desbetreffende code in de inlichtingengroep “Investeringen / aankopen” in tabel D “ACTIVA”.
De kosten van grote herstellingen die een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud) worden niet onder deze code opgenomen. Deze kosten worden als investering vermeld in tabel D, onder code 3030 “Bedrijfsgebouwen”.
5020. Elektriciteit
Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.
5030. Brandstoffen voor verwarming
Totaal verbruik van verwarmingsbrandstoffen voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.
5040. Water
Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de desbetreffende codes: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.
5051. Landbouwverzekering
De kosten van de verzekering van het inkomen uit de landbouwproductie of van onderdelen daarvan, met inbegrip van de verzekering tegen veesterfte, schade aan gewassen, enz.
5055. Andere bedrijfsverzekeringen
Alle premies voor verzekeringen die andere bedrijfsrisico’s (met uitzondering van de landbouwrisico’s) dekken, zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand en overstroming, uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen, die onder code 1010 van deze tabel worden geboekt. Omvat de verzekeringspremies voor gebouwen.
5061. Belastingen en andere bijdragen betreffende het bedrijf
Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond, gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.
5062. Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen
Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.
5070. Betaalde pacht
Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond, gebouwen, quota en andere rechten. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel E worden geboekt.
5071. Waaronder: voor grond betaalde pacht
5080. Betaalde rente en financieringskosten
Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van dit gegeven is verplicht.
Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt onder code 3550 van tabel M.
5090. Overige algemene bedrijfskosten
Alle overige bedrijfskosten die niet onder de voorgaande codes zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen, enz.).
Tabel I
Gewassen
Structuur van de tabel
|
Gewascategorie |
Code (*) |
|
||||||
|
Teeltwijze |
Code (**) |
|||||||
|
Ontbrekende gegevens |
Code (***) |
|||||||
|
Inlichtingengroep |
Kolommen |
|||||||
|
Totale oppervlakte |
waarvan geïrrigeerd |
waarvan gebruikt voor energiegewassen |
waarvan gebruikt voor GGO’s |
Hoeveelheid |
Waarde |
|||
|
TA |
IR |
EN |
GM |
Q |
V |
|||
|
A |
Oppervlakte |
|
|
|
|
— |
— |
|
|
OV |
Begininventaris |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
CV |
Eindinventaris |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
PR |
Productie |
— |
— |
— |
— |
|
— |
|
|
SA |
Verkopen |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
|
FC |
Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
|
FU |
Intern verkeer |
— |
— |
— |
— |
— |
|
|
Voor de gewascategorieën worden de volgende codes gebruikt:
|
Code (*) |
Omschrijving |
|
Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad) |
|
|
10110 |
Zachte tarwe en spelt |
|
10120 |
Harde tarwe (durum) |
|
10130 |
Rogge |
|
10140 |
Gerst |
|
10150 |
Haver |
|
10160 |
Korrelmaïs |
|
10170 |
Rijst |
|
10190 |
Overige granen voor korrelwinning |
|
Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten) |
|
|
10210 |
Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen |
|
10220 |
Linzen, kekers en wikke |
|
10290 |
Overige eiwithoudende gewassen |
|
10300 |
Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen) |
|
10310 |
Aardappelen voor zetmeelproductie |
|
10390 |
Overige aardappelen |
|
10400 |
Suikerbieten (exclusief zaaizaad) |
|
10500 |
Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad) |
|
Handelsgewassen |
|
|
10601 |
Tabak |
|
10602 |
Hop |
|
10603 |
Katoen |
|
10604 |
Kool- en raapzaad |
|
10605 |
Zonnebloem |
|
10606 |
Sojabonen |
|
10607 |
Lijnzaad |
|
10608 |
Andere oliehoudende gewassen |
|
10609 |
Vlas |
|
10610 |
Hennep |
|
10611 |
Overige vezelgewassen |
|
10612 |
Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen |
|
10613 |
Suikerriet |
|
10690 |
Andere handelsgewassen, niet elders genoemd |
|
Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan: |
|
|
Verse groenten, meloenen en aardbeien - In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
|
|
10711 |
Verse groenten, meloenen en aardbeien - Akkerbouwmatig geteeld |
|
10712 |
Verse groenten, meloenen en aardbeien - Tuinbouwmatig geteeld |
|
10720 |
Verse groenten, meloenen en aardbeien - Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
|
Gegevens voor alle subcategorieën van “Verse groenten, meloenen en aardbeien”: |
|
|
10731 |
Bloemkool en broccoli |
|
10732 |
Sla |
|
10733 |
Tomaten |
|
10734 |
Suikermaïs |
|
10735 |
Uien |
|
10736 |
Knoflook |
|
10737 |
Wortelen |
|
10738 |
Aardbeien |
|
10739 |
Meloenen |
|
10790 |
Overige groenten |
|
Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen) |
|
|
10810 |
Bloemen en sierplanten - In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
|
10820 |
Bloemen en sierplanten - Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
|
Gegevens voor alle subcategorieën van “Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen): |
|
|
10830 |
Bloembollen en -knollen |
|
10840 |
Snijbloemen, bloesems en bloemknoppen |
|
10850 |
Bloemen en sierplanten |
|
Groen geoogste gewassen |
|
|
10910 |
Tijdelijk grasland |
|
Andere groen geoogste gewassen: |
|
|
10921 |
Voedermaïs |
|
10922 |
Peulvruchten |
|
10923 |
Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd |
|
11000 |
Zaaizaad en zaailingen op bouwland |
|
11100 |
Andere gewassen op bouwland |
|
Braakland |
|
|
11210 |
Braakland, zonder financiële steun |
|
11220 |
Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend |
|
11300 |
Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel |
|
20000 |
Tuinen voor eigen gebruik |
|
Blijvend grasland |
|
|
30100 |
Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst |
|
30200 |
Weiden met geringe opbrengst |
|
30300 |
Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt |
|
Meerjarige teelten |
|
|
Fruit, waarvan: |
|
|
40111 |
Appelen |
|
40112 |
Peren |
|
40113 |
Perziken en nectarines |
|
40114 |
Ander fruit van gematigde zones |
|
40115 |
Fruit van subtropische of tropische zones |
|
40120 |
Kleinfruit |
|
40130 |
Noten |
|
Citrusvruchtaanplantingen |
|
|
40210 |
Sinaasappelen |
|
40220 |
Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten |
|
40230 |
Citroenen |
|
40290 |
Overige citrusvruchten |
|
Olijfboomgaarden |
|
|
40310 |
Tafelolijven |
|
40320 |
Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten) |
|
40330 |
Olijfolie |
|
40340 |
Bijproducten van de olijventeelt |
|
Wijngaarden |
|
|
40411 |
Kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB) |
|
40412 |
Kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA) |
|
40420 |
Overige wijnen |
|
40430 |
Tafeldruiven |
|
40440 |
Krenten en rozijnen |
|
40451 |
Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB) |
|
40452 |
Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA) |
|
40460 |
Wijndruiven voor overige wijn |
|
40470 |
Diverse producten van de wijnbouw: druivenmost, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd |
|
40480 |
Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem, enz.) |
|
40500 |
Boomkwekerijgewassen |
|
40600 |
Andere meerjarige teelten |
|
40610 |
waarvan: kerstbomen |
|
40700 |
Meerjarige teelten onder glas |
|
40800 |
Aanwas van jonge aanplantingen |
|
Overig areaal |
|
|
50100 |
Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond |
|
50200 |
Bosareaal |
|
50210 |
waarvan hakhoutbosjes |
|
50900 |
Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen, enz.) |
|
60000 |
Champignons |
|
Overige producten en ontvangsten |
|
|
90100 |
Ontvangsten uit het verpachten van landbouwgrond |
|
90200 |
Door oogstverzekeringen betaalde vergoedingen die niet aan een specifiek gewas kunnen worden toegerekend |
|
90300 |
Plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw |
|
90310 |
Stro |
|
90320 |
Suikerbietenkoppen |
|
90330 |
Andere bijproducten |
|
90900 |
Overige |
De codes voor de teeltwijze worden uit de onderstaande lijst gekozen:
|
Code (**) |
Omschrijving |
||||||||||
|
0 |
Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten. |
||||||||||
|
1 |
Teelten in volle grond – hoofdgewas, gecombineerd gewas: hoofdgewassen en gecombineerde gewassen in volle grond omvatten:
|
||||||||||
|
2 |
Teelten in volle grond – voor- en nagewassen: voor- en nagewassen in volle grond omvatten de gewassen die tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar zijn verbouwd en niet als hoofdgewas worden beschouwd. |
||||||||||
|
3 |
Tuinbouwgewassen en bloemen in open grond: tuinbouwgewassen en bloemen in open grond omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond en bloemen en sierplanten in open grond. |
||||||||||
|
4 |
Gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie: gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting, bloemen en sierplanten (éénjarig of blijvend) onder beschutting en blijvende teelten onder beschutting. |
De codes voor ontbrekende gegevens worden uit de onderstaande lijst gekozen:
|
Code (***) |
Omschrijving |
|
0 |
Geen ontbrekende gegevens |
|
1 |
Geen boeking van de oppervlakte: deze code wordt vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, en in het geval van verwerkte producten die zijn verkregen uit plantaardige producten. |
|
2 |
Geen boeking van de productie (op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden. |
|
3 |
Geen boeking van de productie (niet op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden. |
|
4 |
Geen boeking van oppervlakte of productie: deze code wordt vermeld als de oppervlakte en de daadwerkelijke productie ontbreken. |
De gegevens over de tijdens het boekjaar geproduceerde gewassen worden geregistreerd in de format van tabel I “GEWASSEN”. De gegevens over elk gewas worden telkens in een aparte record opgenomen. De inhoud van de tabel wordt gedefinieerd door het kiezen van een code voor de gewascategorie, een code voor de teeltwijze en een code voor ontbrekende gegevens.
Gedetailleerde gegevens over aardappelen (de codes 10310 en 10390), verse groenten, meloenen en aardbeien (de codes 10731, 10732, 10733, 10734, 10735, 10736, 10737, 10738, 10739 en 10790), bloemen en sierplanten (de codes 10830, 10840 en 10850) en plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw (de codes 90310, 90320 en 90330) hoeven alleen te worden vermeld als die gegevens in de bedrijfsboekhouding voorkomen.
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL I
Tabel I omvat zeven rijen met de volgende inlichtingengroepen: oppervlakte (A), begininventaris (OV), eindinventaris (CV), productie (PR), verkopen (SA), eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura (FC) en intern verkeer (FU).
Voorts heeft tabel I zes kolommen waarin voor elk gewas de volgende gegevens worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN), de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM), de geproduceerde en de verkochte hoeveelheid (Q) en de waarde (V). Voor elke inlichtingengroep worden de volgende kolommen ingevuld:
I.A Oppervlakte
Voor de inlichtingengroep “oppervlakte” (A) worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN) en de oppervlakte die voor de productie van GGO-gewassen is gebruikt (GM). Telkens wordt de oppervlakte aangegeven in aren (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van champignons, die in vierkante meters wordt aangeduid.
I.OV Begininventaris
Voor de inlichtingengroep “begininventaris” (OV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het begin van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.
I.CV Eindinventaris
Voor de inlichtingengroep “eindinventaris” (CV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het einde van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.
I.PR Productie
Voor de inlichtingengroep “productie” (PR) worden de hoeveelheden gewassen vermeld die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (Q) (zonder de verliezen op het veld of op de boerderij). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).
Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg), behalve voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliters worden vermeld. Als het wegens de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de daadwerkelijke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt voor gewassen op contract code 2 (ontbrekend gegeven) vermeld en in de overige gevallen code 3.
I.SA Totale verkoop
Voor de inlichtingengroep “verkopen” (SA) worden de verkochte hoeveelheden (Q) en de waarde van de verkopen (V) vermeld van de producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of die tijdens het boekjaar zijn geoogst. Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H “PRODUCTIEMIDDELEN”.
I.FC Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura
Voor de inlichtingengroep “eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura” (FC) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die door het huishouden van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.
I.FU Intern verkeer
Voor de inlichtingengroep “intern verkeer” (FU) wordt de waarde (V) vermeld van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Dit houdt in:
|
— |
veevoer: waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij; |
|
— |
zaaigoed: waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het jaar zijn gebruikt als zaaigoed. Dit zaaigoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij; |
|
— |
ander gebruik op het bedrijf (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers). |
Tabel J
Dieren
Structuur van de tabel
|
Categorie dieren |
Code (*) |
|
|
Kolommen |
|||
|
Inlichtingengroep |
Gemiddeld aantal |
Aantal |
Waarde |
|
|
A |
N |
V |
||
|
AN |
Gemiddeld aantal |
|
— |
— |
|
OV |
Begininventaris |
— |
|
|
|
CV |
Eindinventaris |
— |
|
|
|
PU |
Aankopen |
— |
|
|
|
SA |
Totaal van de verkopen |
— |
|
|
|
SS |
Verkopen voor de slacht |
— |
|
|
|
SR |
Verkopen voor verdere opfok / fokdoeleinden |
— |
|
|
|
SU |
Verkopen met onbekende bestemming |
— |
|
|
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
— |
|
|
|
FU |
Intern verkeer |
— |
|
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
|
100 |
Paardachtigen |
|
210 |
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar |
|
220 |
Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud |
|
230 |
Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud |
|
240 |
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder |
|
251 |
Fokvaarzen |
|
252 |
Mestvaarzen |
|
261 |
Melkkoeien |
|
262 |
Buffelkoeien |
|
269 |
Andere koeien |
|
311 |
Fokooien |
|
319 |
Andere schapen |
|
321 |
Vrouwelijke geiten voor de voortplanting |
|
329 |
Andere geiten |
|
410 |
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg |
|
420 |
Fokzeugen van 50 kg en meer |
|
491 |
Mestvarkens |
|
499 |
Andere varkens |
|
510 |
Pluimvee – slachtkuikens |
|
520 |
Legkippen |
|
530 |
Ander pluimvee |
|
610 |
Moederkonijnen (voedsters) |
|
699 |
Andere konijnen |
|
700 |
Bijen |
|
900 |
Andere dieren |
Categorie dieren
De volgende categorieën dieren worden onderscheiden:
|
100. |
Paardachtigen Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels, enz. |
||||||
|
210. |
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar |
||||||
|
220. |
Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud |
||||||
|
230. |
Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd. |
||||||
|
240. |
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder |
||||||
|
251. |
Fokvaarzen Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd. |
||||||
|
252. |
Mestvaarzen Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd. |
||||||
|
261. |
Melkkoeien Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken koeien. |
||||||
|
262. |
Buffelkoeien Vrouwelijke buffels die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken buffelkoeien. |
||||||
|
269. |
Andere koeien
|
In de categorieën 210 tot en met 252 en 269 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.
|
311. |
Fokooien Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd. |
|
319. |
Andere schapen Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien. |
|
321. |
Vrouwelijke geiten voor de voortplanting |
|
329. |
Andere geiten Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting. |
|
410. |
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg Biggen van minder dan 20 kg, uitgedrukt in levend gewicht. |
|
420. |
Fokzeugen van 50 kg en meer Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen (zie categorie 499 “Andere varkens”). |
|
491. |
Mestvarkens Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen en beren (zie categorie 499 “Andere varkens”). |
|
499. |
Andere varkens Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie categorie 420) en van mestvarkens (zie categorie 491). |
|
510. |
Pluimvee – slachtkuikens Slachtkuikens. Niet inbegrepen zijn leghennen en oudere leghennen. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
|
520. |
Legkippen Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen, oudere leghennen en fokhanen voor leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
|
530. |
Ander pluimvee Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders, struisvogels en fokhanen (uitgezonderd fokhanen voor leghennen). Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens. |
|
610. |
Moederkonijnen (voedsters) |
|
699. |
Andere konijnen |
|
700. |
Bijen Wordt uitgedrukt in bijenvolken (aantal bezette kasten of korven). |
|
900. |
Andere dieren Omvat eendagskuikens, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony’s en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze andere dieren (zie tabel K, categorie 900). |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL J
J.AN. Gemiddeld aantal (uitsluitend kolom A)
Een eenheid komt overeen met de aanwezigheid van één dier op het bedrijf gedurende een volledig jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf tijdens het boekjaar.
Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.
Gemiddeld aantal (kolom A)
Het gemiddeld aantal wordt vermeld in honderdsten van dieren.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (categorie 900).
J.OV Begininventaris
Dieren in eigendom van het bedrijf bij het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor "andere dieren" (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
J.CV Eindinventaris
Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
J.PU Aankopen
Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn aangekocht.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de aankopen omvat ook de aankoopkosten. De betrokken premies en subsidies worden niet afgetrokken van het totaal van deze aankopen, maar worden vermeld in tabel M “SUBSIDIES”, in de desbetreffende categorie (de codes 5100 tot en met 5900).
J.SA Totaal van de verkopen
Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht.
Dit omvat de verkoop van dieren of vlees aan de consument voor eigen gebruik, ongeacht of de dieren op het bedrijf worden geslacht of niet.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (code 900).
Waarde (kolom V)
Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het totaal van de verkopen, maar vermeld onder code 2090 (“Overige specifieke kosten van de veehouderij”). De betrokken premies en subsidies worden niet meegerekend in het totaal van de verkopen, maar worden vermeld in tabel M “SUBSIDIES”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).
J.SS Verkopen voor de slacht
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor de slacht. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor fokvaarzen (code 251), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie “Totaal van de verkopen”
Waarde (kolom V)
Zie “Totaal van de verkopen”
J.SR Verkopen voor verdere opfok of voor fokdoeleinden
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor verdere opfok of voor fokdoeleinden. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor mestvaarzen (code 252), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie “Totaal van de verkopen”
Waarde (kolom V)
Zie “Totaal van de verkopen”
J.SU Verkopen met onbekende bestemming
De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht, maar waarvan de bestemming niet bekend is. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor bijen (code 700) en voor andere dieren (code 900).
Aantal (kolom N)
Zie “Totaal van de verkopen”
Waarde (kolom V)
Zie “Totaal van de verkopen”
J.FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren.
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.
J.FU Intern verkeer
De dieren die tijdens het boekjaar als productiemiddel voor verdere verwerking op het bedrijf worden gebruikt in de context van andere winstgevende werkzaamheden. Omvat dieren die zijn gebruikt voor:
|
— |
catering, toeristische accommodatie; |
|
— |
verwerking van dieren tot vleesproducten en veevoer. |
De verkoop van dieren of vlees, ongeacht of de dieren al dan niet op het bedrijf zijn geslacht, is uitgesloten (zie de toelichting bij de verkopen SA).
Deze waarde wordt ook in tabel H als kosten van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden vermeld onder code 4070 (Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten).
Aantal (kolom N)
Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor “andere dieren” (categorie 900).
Waarde (kolom V)
De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.
Tabel K
Dierlijke producten en diensten
Structuur van de tabel
|
Categorie dierlijke producten of diensten |
Code (*) |
|
Ontbrekende gegevens |
Code (**) |
|
|
Kolommen |
||
|
Inlichtingengroep |
Hoeveelheid |
Waarde |
|
|
Q |
V |
||
|
OV |
Begininventaris |
|
|
|
CV |
Eindinventaris |
|
|
|
PR |
Productie |
|
— |
|
SA |
Verkopen |
|
|
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
|
|
|
FU |
Intern verkeer |
|
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
|
261 |
Koemelk |
|
262 |
Buffelmelk |
|
311 |
Schapenmelk |
|
321 |
Geitenmelk |
|
330 |
Wol |
|
531 |
Eieren voor menselijke consumptie |
|
532 |
Broedeieren (alle soorten pluimvee) |
|
700 |
Honing en producten van de bijenteelt |
|
800 |
Mest |
|
900 |
Andere dierlijke producten |
|
1100 |
Veehouderij op contract |
|
1120 |
Runderen op contract |
|
1130 |
Schapen en/of geiten op contract |
|
1140 |
Varkens op contract |
|
1150 |
Pluimvee op contract |
|
1190 |
Overige dieren op contract |
|
1200 |
Andere diensten met betrekking tot dieren |
|
Code (**) |
Omschrijving |
|
0 |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
|
|
|
|
2 |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
3 |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
4 |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
Categorieën dierlijke producten en diensten
De volgende categorieën dierlijke producten en diensten worden onderscheiden:
|
261. |
Koemelk |
||||||||||
|
262. |
Buffelmelk |
||||||||||
|
311. |
Schapenmelk |
||||||||||
|
321. |
Geitenmelk |
||||||||||
|
330. |
Wol |
||||||||||
|
531. |
Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee) |
||||||||||
|
532. |
Broedeieren (alle soorten pluimvee) |
||||||||||
|
700. |
Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt |
||||||||||
|
800. |
Mest |
||||||||||
|
900. |
Andere dierlijke producten (dekgeld, embryo’s, was, ganzen- of eendenlever, melk van andere dieren, enz.) |
||||||||||
|
1100. |
Veehouderij op contract Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij. Nadere gegevens over categorie 1100 “Veehouderij op contract”: De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.
|
||||||||||
|
1200. |
Andere diensten met betrekking tot dieren Bedrag van de ontvangsten voor andere diensten met betrekking tot dieren (weidegeld, enz.) |
Codes voor ontbrekende gegevens
De volgende codes moeten worden gebruikt:
|
Code 0 |
: |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
|
Code 2 |
: |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
Code 3 |
: |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om de dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
Code 4 |
: |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL K
Voor mest (code 800) worden alleen gegevens over de verkopen (SA) verstrekt in de kolom Waarde (V).
Voor de andere dierlijke producten (code 900) wordt slechts de waarde (in kolom V) verstrekt, aangezien voor een samenstel van heterogene producten geen hoeveelheid kan worden opgegeven.
Voor diensten met betrekking tot dieren zoals veehouderij op contract (de codes 1100 tot en met 1190) en andere diensten (code 1200) worden alleen de ontvangsten vermeld; dit gebeurt onder “verkopen” (SA) in kolom “waarde” (V).
Hoeveelheid (kolom Q)
De hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintalen (100 kg) behalve voor eieren (de codes 531 en 532), die in duizendtallen worden vermeld.
Voor honing en andere producten van de bijenteelt (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in honingequivalent.
K.OV Begininventaris
De producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.
K.CV Eindinventaris
Waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.
K.PR Productie tijdens het boekjaar
Hoeveelheid (kolom Q)
De hoeveelheden dierlijke producten die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (zonder eventuele verliezen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten). Omvat de productie die wordt gebruikt voor verwerking in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.
De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.
K.SA Verkopen
Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd).
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
Bedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten in voorraad bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar.
Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk, enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.
Eventuele schadeloosstellingen (bv. een uitkering in het kader van een verzekering) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet, dan worden zij vermeld onder code 900 “Andere dierlijke producten”.
Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M “SUBSIDIES”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).
Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H “PRODUCTIEMIDDELEN”, onder code 2090 “Overige specifieke kosten van de veehouderij”.
K.FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor broedeieren (code 532).
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
K.FU Intern verkeer
Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om:
|
— |
veevoer: de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend. |
|
— |
producten die worden gebruikt in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:
|
Hoeveelheid (kolom Q)
Zie de instructies voor tabel K
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer. Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.
Tabel L
Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
Structuur van de tabel
|
Categorie andere winstgevende werkzaamheden |
Code (*) |
|
Ontbrekende gegevens |
Code (**) |
|
|
Kolommen |
||
|
Inlichtingengroep |
Hoeveelheid |
Waarde |
|
|
Q |
V |
||
|
OV |
Begininventaris |
— |
|
|
CV |
Eindinventaris |
— |
|
|
PR |
Productie |
|
— |
|
SA |
Verkopen |
— |
|
|
FC |
Verbruik in de huishouding |
— |
|
|
FU |
Intern verkeer |
— |
|
|
Code (*) |
Omschrijving |
|
261 |
Verwerking van koemelk |
|
262 |
Verwerking van buffelmelk |
|
311 |
Verwerking van schapenmelk |
|
321 |
Verwerking van geitenmelk |
|
900 |
Verwerking van vlees of andere dierlijke producten |
|
1010 |
Verwerking van gewassen |
|
1020 |
Bosbouw en houtverwerking |
|
2010 |
Loonwerk |
|
2020 |
Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding |
|
2030 |
Opwekking van hernieuwbare energie |
|
9000 |
Andere “andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” |
|
Code (**) |
Omschrijving |
|
0 |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
|
1 |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten. |
|
2 |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
3 |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
4 |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
De definitie van “Andere winstgevende werkzaamheden” komt overeen met die welke is vastgesteld in bijlage II, deel VI, bij Verordening (EG) nr. 1200/2009 van de Commissie (11) en in de communautaire typologie van de landbouwbedrijven (artikel 4 van en bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008). Behalve in uitzonderlijke gevallen volgt deze definitie de Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE herz. 2) en de Handleiding land- en bosbouwrekeningen EAA/EAF 97 herz. 1.1.
Bij “Andere winstgevende werkzaamheden” die rechtstreeks met het bedrijf verband houden, gaat het om niet-agrarische activiteiten die een economische impact op het bedrijf hebben en waarvoor gebruik wordt gemaakt van de agrarische hulpbronnen (productiemiddelen of producten) van het bedrijf.
In dit verband wordt met “winstgevende werkzaamheden” actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Het verpachten van grond of andere agrarische hulpbronnen van het bedrijf voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij die activiteiten wordt niet als een AWW beschouwd, maar als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf.
De verwerking van landbouwproducten wordt als een AWW beschouwd, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie aanzienlijk is.
De verwerking van een primair landbouwproduct tot een verwerkt secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht, wordt als een AWW beschouwd. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.
Categorieën andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden
De volgende categorieën AWW's worden onderscheiden:
|
261. |
Verwerking van koemelk |
||||||
|
262. |
Verwerking van buffelmelk |
||||||
|
311. |
Verwerking van schapenmelk |
||||||
|
321. |
Verwerking van geitenmelk |
||||||
|
900. |
Verwerking van vlees of andere dierlijke producten |
||||||
|
1010. |
Verwerking van plantaardige producten, met uitzondering van wijn en olijfolie. Omvat de productie van alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider of perenwijn. |
||||||
|
1020. |
Bosbouw en houtverwerking. Omvat de verkopen, tijdens het boekjaar, van gekapt hout en hout op stam, van andere bosproducten dan hout (kurk, hars, enz.) en van verwerkt hout. |
||||||
|
2010. |
Loonwerk voor derden. De verhuur van bedrijfsmachines zonder arbeidskrachten van het bedrijf of het loutere inzetten van arbeidskrachten van het bedrijf voor loonwerk worden niet als AWW's beschouwd, maar als onderdelen van de landbouwactiviteit. |
||||||
|
2020. |
Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur, enz.). |
||||||
|
2030. |
Opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij gaat het om de opwekking van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen. Niet inbegrepen, maar beschouwd als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf, zijn:
|
||||||
|
9000. |
Andere “andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”. Andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf, niet elders genoemd. |
Codes voor ontbrekende gegevens
De volgende codes moeten worden gebruikt:
|
Code 0 |
: |
Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld. |
|
Code 1 |
: |
Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten. |
|
Code 2 |
: |
Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
Code 3 |
: |
Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q). |
|
Code 4 |
: |
Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt. |
INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL L
Hoeveelheid (kolom Q)
Deze hoeveelheden moeten worden aangegeven in kwintalen (100 kg).
Voor verwerkte producten op basis van melk (de codes 261, 262, 311 en 321) wordt de geproduceerde hoeveelheid vloeibare melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas, enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt.
L.OV Begininventaris
De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere “andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).
Waarde (kolom V)
De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
L.CV Eindinventaris
De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere “andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).
Waarde (kolom V)
De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.
L.PR Productie van het boekjaar
Hoeveelheid (kolom Q)
Dit gegeven hoeft alleen te worden verstrekt voor de categorieën die op de melkverwerking betrekking hebben (de codes 261 tot en met 321).
Bedoeld is de hoeveelheid vloeibare melk die tijdens het boekjaar op het bedrijf is geproduceerd en die voor de bereiding van de verwerkte producten wordt gebruikt.
L.SA Verkopen
Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd) en de ontvangsten van andere winstgevende werkzaamheden.
Waarde (kolom V)
Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.
Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet worden zij in tabel I “GEWASSEN” onder code 90900 “Overige” vermeld.
Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M “SUBSIDIES”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H “PRODUCTIEMIDDELEN”, in de desbetreffende categorie van specifieke AWW-kosten (de codes 4010 tot en met 4090).
L.FC Verbruik in de huishouding en betalingen in natura
Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura).
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
L.FU Intern verkeer
Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om producten die op het bedrijf zijn verwerkt (melk verwerkt tot kaas, granen verwerkt tot brood, vlees verwerkt tot ham, enz.) en gebruikt voor de catering of voor toeristische accommodatie.
Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020) en de opwekking van hernieuwbare energie (code 2030).
Waarde (kolom V)
De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.
Tabel M
Subsidies
Structuur van de tabel
|
Categorie subsidies |
Code (*) |
|
||
|
Financieringswijze |
Code (**) |
|||
|
Basiseenheid |
Code (***) |
|||
|
Inlichtingengroep |
Kolommen |
|||
|
Aantal basiseenheden |
Waarde |
|||
|
N |
V |
|||
|
S |
Subsidie |
|
|
|
De codes voor de categorieën subsidies moeten uit de onderstaande lijst worden gekozen:
Subsidiecategorie:
|
Code (*) |
Omschrijving |
|
Bedrijfstoeslagregeling (BTR) |
|
|
1110 |
BTR “normaal” |
|
1120 |
BTR grasland |
|
1130 |
BTR bijzonder toeslagrecht |
|
1200 |
Regeling inzake één enkele areaalbetaling |
|
Artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (12) |
|
|
2110 |
Steun voor de zuivelsector |
|
2120 |
Steun voor de rundvleessector |
|
2130 |
Steun voor de schapen- en geitensector |
|
2140 |
Steun voor de rijstsector |
|
2150 |
Steun voor andere gewassen |
|
2160 |
Steun voor andere dieren |
|
2170 |
Overige steun op basis van artikel 68, met uitzondering van steun voor kosten |
|
Geselecteerde gekoppelde rechtstreekse EU-betalingen |
|
|
2210 |
Zoogkoeienpremie |
|
2220 |
Aanvullende zoogkoeienpremie |
|
2230 |
Ooien- en geitenpremie |
|
2240 |
Aanvullende ooien- en geitenpremie |
|
2250 |
Katoen |
|
2270 |
Groenten & fruit |
|
Andere gekoppelde rechtstreekse betalingen voor specifieke activiteiten |
|
|
Akkerbouwgewassen |
|
|
2311 |
Granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen |
|
2312 |
Aardappelen |
|
2313 |
Suikerbieten |
|
2314 |
Handelsgewassen |
|
2315 |
Groenten |
|
2316 |
Braakland |
|
2319 |
Niet gedefinieerde akkerbouwgewassen |
|
2320 |
Blijvend grasland |
|
Meerjarige teelten |
|
|
2331 |
Bessen en noten |
|
2332 |
Pit- en steenvruchten |
|
2333 |
Citrusvruchtaanplantingen |
|
2334 |
Olijfboomgaarden |
|
2335 |
Wijngaarden |
|
2339 |
Niet gedefinieerde meerjarige teelten |
|
Dieren |
|
|
2341 |
Zuivelsector |
|
2342 |
Rundvlees |
|
2343 |
Niet gedefinieerd vee |
|
2344 |
Schapen en geiten |
|
2345 |
Varkens en pluimvee |
|
2349 |
Niet gedefinieerde dieren |
|
Premies en subsidies van buitengewone aard |
|
|
2810 |
Betalingen bij rampen |
|
2890 |
Overige premies en subsidies van buitengewone aard |
|
2900 |
Subsidies die niet aan één bepaalde activiteit kunnen worden toegerekend of niet onder één van de bovenstaande codes kunnen worden geregistreerd |
|
Plattelandsontwikkeling |
|
|
3100 |
Investeringssubsidies |
|
3200 |
Overige - zwaartepunt 1 |
|
3300 |
Agromilieu- en dierenwelzijnsbetalingen |
|
3400 |
Natura 2000-betalingen zonder bosbouw |
|
3500 |
Betalingen voor natuurlijke handicaps in berggebieden en betalingen in andere gebieden met handicaps |
|
3600 |
Bosbouw, met inbegrip van Natura 2000-betalingen voor bosbouw |
|
3700 |
Overige - zwaartepunt 2 |
|
3900 |
Andere betalingen voor plattelandsontwikkeling |
|
Premies en subsidies voor kosten |
|
|
4100 |
Lonen en sociale lasten |
|
4200 |
Motorbrandstoffen |
|
Vee |
|
|
4310 |
Veevoeder voor graasdieren |
|
4320 |
Veevoeder voor varkens en pluimvee |
|
4330 |
Overige kosten van de veehouderij |
|
Gewassen |
|
|
4410 |
Zaden |
|
4420 |
Meststoffen |
|
4430 |
Gewasbescherming |
|
4440 |
Overige specifieke kosten van gewassen |
|
Algemene bedrijfskosten |
|
|
4510 |
Elektriciteit |
|
4520 |
Verwarmingsbrandstoffen |
|
4530 |
Water |
|
4540 |
Verzekering |
|
4550 |
Rente |
|
4600 |
Kosten voor WWA's |
|
4800 |
Andere kosten |
|
4900 |
Subsidies voor kosten op basis van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
|
Premies en subsidies voor de aankoop van vee |
|
|
5100 |
Aankoop van zuivel |
|
5200 |
Aankoop van rundvlees |
|
5300 |
Aankoop van schapen en geiten |
|
5400 |
Aankoop van varkens en pluimvee |
|
5900 |
Andere dieren |
|
9000 |
Verschillen betreffende voorgaande boekjaren |
De codes voor de financieringswijze van de subsidie worden uit de onderstaande lijst gekozen:
|
Code (**) |
Omschrijving |
|
1 |
De subsidie wordt uitsluitend uit de EU-begroting gefinancierd. |
|
2 |
De maatregel wordt gecofinancierd door de EU en de lidstaat. |
|
3 |
De maatregel wordt niet uit de EU-begroting, maar uit andere overheidsmiddelen gefinancierd. |
De codes die de basiseenheden aangeven, worden uit de onderstaande lijst gekozen:
|
Code (***) |
Omschrijving |
|
1 |
De subsidie wordt per stuk vee toegekend. |
|
2 |
De subsidie wordt per ha toegekend. |
|
3 |
De subsidie wordt per ton toegekend. |
|
4 |
Bedrijf/overige: de subsidie wordt toegekend voor het hele bedrijf of op een wijze die niet in de overige categorieën past |
Tabel M. SUBSIDIES omvat premies en subsidies die de landbouwbedrijven van zowel nationale als uniale publieke instanties hebben ontvangen, met uitzondering van investeringspremies en –subsidies (deze worden in tabel D. ACTIVA opgenomen).
In de regel hebben in tabel M geregistreerde premies en subsidies betrekking op het lopende boekjaar, ongeacht wanneer de betaling wordt ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het aanvraagjaar). Betalingen in het kader van de plattelandsontwikkeling, met uitzondering van betalingen voor probleemgebieden, vormen een uitzondering op deze regel: de geregistreerde bedragen moeten in dit geval betrekking hebben op betalingen die tijdens het boekjaar daadwerkelijk zijn ontvangen (het boekjaar is gelijk aan het betalingsjaar).
Premies en subsidies worden omschreven aan de hand van de categorie subsidies, de financieringswijze en de basiseenheid. Voor elke boeking geeft tabel M het aantal basiseenheden (N) en het ontvangen bedrag (V). Een subsidiecategorie kan meer dan één record bevatten omdat de basiseenheden en/of de financieringsoorsprong kunnen verschillen.”
(1) Verordening (EU) nr. 1291/2009 van de Commissie van 18 december 2009 betreffende de keuze van de bedrijven met boekhouding voor de constatering van de inkomens van de landbouwbedrijven (PB L 347 van 24.12.2009, blz. 14).
(2) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3).
(4) BIJLAGE III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008.
(5) Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12).
(6) Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).
(7) Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 201 van 31.7.2006, blz. 25).
(8) Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1).
(9) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(10) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 1200/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden en de definities van de kenmerken (PB L 329 van 15.12.2009, blz. 1).
(12) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/54 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1321/2013 VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2013
tot vaststelling van de EU-lijst van toegelaten primaire rookaromaproducten voor gebruik als zodanig in of op levensmiddelen en/of voor de bereiding van afgeleide rookaroma’s
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma’s (1), en met name artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2065/2003 voorziet in de eerste vaststelling van een EU-lijst van toegelaten primaire rookaromaproducten (hierna „primaire producten” genoemd). Die lijst moet opgesteld worden op basis van de vergunningaanvragen van exploitanten van bedrijven en het door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) over het betreffende primaire product uitgebrachte advies. |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2065/2003 heeft de EFSA vóór 16 juni 2005 14 geldige vergunningaanvragen voor primaire producten ontvangen. Drie van die aanvragen werden ingetrokken. Bijgevolg heeft de EFSA in totaal elf primaire producten beoordeeld. Een van de beoordeelde aanvragen werd ingetrokken na voltooiing van de beoordeling. |
|
(3) |
Volgens artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2065/2003 kunnen voor de vergunning van rookaroma’s specifieke gebruiksvoorwaarden gelden en volgens artikel 9, lid 3, van die verordening is de vergunning gedurende tien jaar geldig en kan zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van die verordening worden verlengd. |
|
(4) |
Primaire producten en afgeleide rookaroma’s worden in of op levensmiddelen gebruikt om daar een rooksmaak aan te geven of als aanvulling op een andere smaak zonder een rooksmaak te geven. Zij worden ook gebruikt om vlees-, vis- en zuivelproducten te roken. Uit het verfijnde blootstellingsonderzoek dat is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2) blijkt dat ongeacht de voor de blootstelling toegepaste berekeningsmethode de hoge inname hoofdzakelijk toe te schrijven is aan levensmiddelen die traditioneel worden gerookt, zoals gekookte rookworst en spek. De groepen levensmiddelen die traditioneel niet gerookt worden, zoals chips, soepen en sauzen, hebben geen significante invloed op de blootstelling. Aangezien rookaroma’s worden bereid uit rook die wordt gefractioneerd en gezuiverd, wordt het gebruik van rookaroma’s over het algemeen als minder bezwaarlijk voor de gezondheid beschouwd dan het gebruik van rook die wordt bereid door het verbranden van hout of de verhitting van zaagsel of houtsnippers (3). |
|
(5) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Scansmoke PB1110, vastgesteld op 26 maart 2009 (4), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product Scansmoke PB1110 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(6) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Zesti Smoke Code 10, vastgesteld op 29 januari 2009 (5) en op 6 juli 2011 (6), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product Zesti Smoke Code 10 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(7) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Smoke Concentrate 809045, vastgesteld op 29 januari 2009 (7), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. De door de aanvrager voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties geven geen reden tot bezorgdheid over de veiligheid. Het primaire product Smoke Concentrate 809045 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(8) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Scansmoke SEF 7525, vastgesteld op 14 mei 2009 (8), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. De door de aanvrager voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties geven geen reden tot bezorgdheid over de veiligheid. Het primaire product Scansmoke SEF 7525 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(9) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product SmokEz C-10, vastgesteld op 14 mei 2009 (9) en 4 juli 2012 (10), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product SmokEz C-10 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(10) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product SmokEz Enviro-23, vastgesteld op 14 mei 2009 (11) en 4 juli 2012 (12), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product SmokEz Enviro-23 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(11) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product TradismokeTM A MAX, vastgesteld op 26 november 2009 (13), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product TradismokeTM A MAX moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(12) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Scansmoke R909, vastgesteld op 26 november 2009 (14), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. De aanvrager heeft de Commissie op 26 november 2012 meegedeeld dat de naam van het primaire product was gewijzigd in proFagus-Smoke R709. Het primaire product proFagus-Smoke R709 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(13) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product Fumokomp, vastgesteld op 24 september 2009 (15) en 6 juli 2011 (16), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. De door de aanvrager voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties geven geen reden tot bezorgdheid over de veiligheid. Het primaire product Fumokomp moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(14) |
De veiligheidsbeoordeling van de EFSA aangaande het primaire product AM 01, vastgesteld op 26 november 2009 (17) en 2 februari 2012 (18), concludeert dat de door de aanvrager verstrekte gegevens voldoende zijn om de bezorgdheid over de genotoxiciteit ervan weg te nemen. Bij de toepassingen en de gebruiksconcentraties die de aanvrager oorspronkelijk had voorgesteld, was er echter onvoldoende veiligheidsmarge. De toepassingen en de gebruiksconcentraties zijn naar aanleiding van het advies herzien. Het primaire product AM 01 moet daarom worden toegelaten met inachtneming van specifieke gebruiksvoorwaarden. |
|
(15) |
Voor elk toegelaten primair product moet de EU-lijst het volgende bevatten: een unieke productcode, de naam van het product, naam en adres van de vergunninghouder, een duidelijke beschrijving en karakterisering van het product, de voorwaarden voor het gebruik ervan in of op specifieke levensmiddelen of categorieën levensmiddelen, de datum met ingang waarvan het product is toegelaten en de datum tot wanneer het product is toegelaten. Voor de toepassing van deze verordening moet worden verwezen naar de levensmiddelencategorieën in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (19). |
|
(16) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2065/2003 bevat voorschriften voor de bereiding van primaire producten, met inbegrip van het maximumgehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen. |
|
(17) |
Als de toegelaten rookaroma’s in of op levensmiddelen worden gebruikt, moet dit plaatsvinden overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden, inclusief de in de bijlage bij deze verordening vermelde maximumgehalten. Als toegelaten rookaroma’s in combinatie worden gebruikt, moeten de afzonderlijke gehalten evenredig worden verlaagd. |
|
(18) |
Roken met geregenereerde rook is een procedé waarbij een levensmiddel wordt blootgesteld aan rook die wordt geregenereerd door rookaroma’s in een rookkast te verstuiven bij een vergelijkbare tijd en temperatuur als voor warm en koud roken worden gehanteerd. In dat geval is het moeilijk te schatten hoeveel van de rookaroma’s aanwezig is in het uiteindelijke in de handel gebrachte levensmiddel omdat er tijdens het rookproces rookaroma’s verloren gaan. Daarom moeten hierbij goede productiemethoden worden gehanteerd. |
|
(19) |
Onder voorbehoud van verdere restricties mag een toegelaten rookaroma, behalve door directe toevoeging, aanwezig zijn in levensmiddelen omdat het afkomstig is van een ingrediënt waarin het rookaroma was toegestaan, mits de hoeveelheid van het rookaroma in het uiteindelijke levensmiddel niet groter is dan als het was toegevoegd met gebruik van het ingrediënt onder correcte technologische omstandigheden en volgens goede productiemethoden. |
|
(20) |
De EU-lijst van rookaroma’s moet van toepassing zijn onverminderd andere in sectorspecifieke wetgeving vastgestelde bepalingen. |
|
(21) |
Omdat in de lidstaten al aromastoffen in de handel zijn, moet ervoor worden gezorgd dat de overgang naar een vergunningsprocedure op Unieniveau soepel verloopt. Daarom zijn in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2065/2003 overgangsperioden vastgesteld. |
|
(22) |
Krachtens artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2065/2003 kunnen vergunningen telkens voor tien jaar worden verlengd, indien de vergunninghouder hiertoe een aanvraag bij de Commissie indient. Bij de aanvraag dienen de in artikel 12, lid 2, van die verordening vermelde documenten te worden verstrekt. Die documenten moeten alle beschikbare informatie over toxicologische gegevens bevatten overeenkomstig de aanwijzingen van de EFSA in haar richtsnoeren van 7 oktober 2004 of de laatste bijwerking daarvan. |
|
(23) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van primaire rookaromaproducten die met uitsluiting van alle andere stoffen in de Unie zijn toegelaten voor gebruik in of op levensmiddelen en/of voor de bereiding van afgeleide rookaroma’s, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2065/2003, is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De lijst van toegelaten rookaroma’s wordt vastgesteld met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 december 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1.
(2) „Refined exposure assessment of smoke flavouring primary products with use levels provided by the industry. A pilot study into data collection of use levels.” RIVM Letter report 320026003.
(3) EFSA Journal (2008) 724, 1-114.
(4) EFSA Journal (2009) ON-1056, 1-23.
(5) EFSA Journal (2009) ON-982, 1-24.
(6) EFSA Journal 2011; 9(7): 2307.
(7) EFSA Journal (2009) ON-981, 1-19.
(8) EFSA Journal (2009) 1224, 1-24.
(9) EFSA Journal (2009) 1225, 1-28.
(10) EFSA Journal 2012;10(7):2830.
(11) EFSA Journal (2009) 1226, 1-26.
(12) EFSA Journal 2012;10(7):2829.
(13) EFSA Journal 2010; 8(1):1394.
(14) EFSA Journal 2010; 8(1):1395.
(15) EFSA Journal 2009; 7(9):1343.
(16) EFSA Journal 2011; 9(7):2308.
(17) EFSA Journal 2010; 8(1):1396.
(18) EFSA Journal 2012; 10(2):2580.
BIJLAGE
EU-lijst van toegelaten primaire rookaromaproducten voor gebruik als zodanig in of op levensmiddelen en/of voor de bereiding van afgeleide rookaroma’s
|
Opmerking 1: |
De maximumgehalten verwijzen naar de gehalten in of op het levensmiddel in de vorm waarin het in de handel wordt gebracht. In afwijking van dit beginsel zijn bij gedroogde en/of geconcentreerde levensmiddelen die gereconstitueerd moeten worden de maximumgehalten van toepassing op levensmiddelen die zijn gereconstitueerd volgens de aanwijzingen op het etiket, rekening houdend met de op het etiket aangegeven minimale verdunningsfactor. Als primaire producten worden gebruikt voor de bereiding van afgeleide rookaroma’s, worden de maximumgehalten overeenkomstig aangepast. |
|
Opmerking 2: |
Als rookaroma’s in combinatie in of op levensmiddelen worden gebruikt, moeten de afzonderlijke gehalten evenredig worden verlaagd. |
|
Opmerking 3: |
Als het gebruik van rookaroma’s in verwerkt vlees (levensmiddelencategorie 8.2) of in verwerkte vis en visserijproducten (levensmiddelencategorie 9.2) is toegestaan en deze levensmiddelen in een rookkast gerookt worden door rook te regenereren met deze toegelaten rookaroma’s, moeten daarbij goede productiemethoden worden gevolgd. |
|
Opmerking 4: |
De aanwezigheid van een rookaroma is toegestaan:
|
Dit geldt niet voor volledige zuigelingenvoeding, opvolgzuigelingenvoeding, bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding en dieetvoeding voor bijzondere medische doeleinden voor zuigelingen en peuters zoals bedoeld in Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (1).
|
Unieke code |
SF-001 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
Scansmoke PB 1110 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Azelis Denmark A/S |
|||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,002 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,005 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,3 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,23 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,23 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,02 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,02 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-002 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
Zesti Smoke Code 10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Mastertaste |
|||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||
|
0,50 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,50 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,30 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,30 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-003 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
Smoke Concentrate 809045 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Symrise AG |
|||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||
|
0,50 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,30 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-004 |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
Scansmoke SEF 7525 |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Azelis Denmark A/S |
|||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||
|
0,16 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,08 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,08 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,08 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,16 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,16 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,16 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,18 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,05 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,08 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-005 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
SmokEz C-10 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Red Arrow Products Company LLC |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
0,20 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-006 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
SmokEz Enviro-23 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Red Arrow Products Company LLC |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
5,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
5,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
2,0 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-007 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
TradismokeTM A MAX |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Nactis |
|||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,50 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-008 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
proFagus-Smoke R709 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
ProFagus Gmbh |
|||||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,002 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,005 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,55 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
4,0 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,28 |
|||||||||||||||||||||||||
|
1,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,40 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,10 |
|||||||||||||||||||||||||
|
0,02 |
|||||||||||||||||||||||||
|
2,5 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-009 |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
Fumokomp |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
Kompozíció Kft |
|||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,06 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||
|
Unieke code |
SF-010 |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van het product |
AM 01 |
|||||||||||||||||||||||
|
Naam van de vergunninghouder |
AROMARCO, s.r.o |
|||||||||||||||||||||||
|
Adres van de vergunninghouder |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Beschrijving en karakterisering van het product |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Gebruiksvoorwaarden |
Levensmiddelencategorie |
Maximumgehalte g/kg |
||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,60 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,40 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,85 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,85 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,80 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,80 |
|||||||||||||||||||||||
|
0,02 |
|||||||||||||||||||||||
|
1,30 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig vanaf |
1 januari 2014 |
|||||||||||||||||||||||
|
Vergunning geldig tot en met |
1 januari 2024 |
|||||||||||||||||||||||
(1) PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/68 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1322/2013 VAN DE COMMISSIE
van 11 december 2013
betreffende het verlenen van onbeperkte rechtenvrije toegang tot de Unie voor 2014 voor bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad bedoelde landbouwproducten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (1), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Besluit 2004/859/EG van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (2), en met name artikel 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973 (3) en Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst, zoals gewijzigd bij de Besluiten nrs. 140/2001 (4) en 138/2004 (5) van het Gemengd Comité van de EER (hierna „Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst” genoemd), zijn de handelsregelingen voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten tussen de overeenkomstsluitende partijen vastgelegd. |
|
(2) |
In Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst is een nultarief vastgelegd voor water met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, ingedeeld onder GN-code 2202 10 00 , en andere alcoholvrije dranken met suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, maar zonder producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van producten van de posten 0401 tot en met 0404 , ingedeeld onder de GN-code 2202 90 10 . |
|
(3) |
Het nultarief voor het water en de andere dranken in kwestie is voor Noorwegen tijdelijk geschorst bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over Protocol nr. 2 bij de bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (6) (hierna „de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling” genoemd), die is goedgekeurd bij Besluit 2004/859/EG. Ingevolge de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is de rechtenvrije invoer van de bij de GN-codes 2202 10 00 en ex 2202 90 10 bedoelde goederen van oorsprong uit Noorwegen alleen toegestaan binnen de grenzen van een rechtenvrij contingent, terwijl voor invoer buiten dat contingent een invoerrecht moet worden betaald. |
|
(4) |
Bovendien moet ingevolge de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling de producten in kwestie onbeperkt rechtenvrij toegang tot de Unie worden verleend als het tariefcontingent op 31 oktober van het voorgaande jaar nog niet is uitgeput. Volgens de aan de Commissie verstrekte gegevens was het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1085/2012 (7) geopende contingent voor het water en de dranken in kwestie voor het jaar 2013 op 31 oktober 2013 nog niet uitgeput. Daarom moet de producten in kwestie van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 onbeperkt rechtenvrij toegang tot de Unie worden verleend. |
|
(5) |
Derhalve mag voor 2014 de tijdelijke schorsing van de vrijstelling van rechten overeenkomstig Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973 niet worden toegepast. |
|
(6) |
Om redenen van rechtszekerheid moeten bepalingen van het recht van de Unie die niet langer rechtsgevolgen voor huidige of toekomstige situaties hebben, worden ingetrokken. Bijgevolg moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1085/2012 worden ingetrokken. |
|
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor horizontale vraagstukken inzake het handelsverkeer in verwerkte landbouwproducten die niet onder bijlage I vallen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2014 wordt goederen met de GN-codes 2202 10 00 (water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd) en ex 2202 90 10 (andere alcoholvrije dranken die suiker (sacharose of invertsuiker) bevatten) van oorsprong uit Noorwegen, onbeperkt rechtenvrij toegang tot de Unie verleend.
2. Voor de in lid 1 genoemde goederen gelden de oorsprongsregels die zijn opgenomen in Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen van 14 mei 1973.
Artikel 2
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1085/2012 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 december 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10.
(2) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 70.
(3) PB L 171 van 27.6.1973, blz. 2.
(4) Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 140/2001 van 23 november 2001 tot wijziging van de Protocollen 2 en 3 van de EER-overeenkomst betreffende verwerkte en andere landbouwproducten (PB L 22 van 24.1.2002, blz. 34).
(5) Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 138/2004 van 29 oktober 2004 tot wijziging van Protocol nr. 3 bij de EER-overeenkomst betreffende de producten bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van de Overeenkomst (PB L 342 van 18.11.2004, blz. 30).
(6) PB L 370 van 17.12.2004, blz. 72.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1085/2012 van de Commissie van 20 november 2012 tot opening, voor 2013, van een tariefcontingent voor de invoer in de Europese Unie van bepaalde goederen van oorsprong uit Noorwegen, die zijn verkregen door verwerking van in Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad bedoelde landbouwproducten (PB L 322 van 21.11.2012, blz. 2).
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1323/2013 VAN DE COMMISSIE
van 11 december 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 december 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
IL |
200,7 |
|
MA |
83,8 |
|
|
TN |
122,5 |
|
|
TR |
90,4 |
|
|
ZZ |
124,4 |
|
|
0707 00 05 |
MA |
107,9 |
|
TR |
119,9 |
|
|
ZZ |
113,9 |
|
|
0709 93 10 |
MA |
155,7 |
|
TR |
105,8 |
|
|
ZZ |
130,8 |
|
|
0805 10 20 |
AR |
27,9 |
|
MA |
36,7 |
|
|
TR |
64,6 |
|
|
UY |
27,9 |
|
|
ZA |
54,7 |
|
|
ZW |
19,7 |
|
|
ZZ |
38,6 |
|
|
0805 20 10 |
MA |
67,7 |
|
ZZ |
67,7 |
|
|
0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90 |
IL |
108,1 |
|
JM |
139,0 |
|
|
TR |
72,5 |
|
|
ZZ |
106,5 |
|
|
0805 50 10 |
TR |
65,2 |
|
ZZ |
65,2 |
|
|
0808 10 80 |
BA |
78,8 |
|
MK |
36,9 |
|
|
US |
120,0 |
|
|
ZA |
199,9 |
|
|
ZZ |
108,9 |
|
|
0808 30 90 |
TR |
120,5 |
|
US |
211,2 |
|
|
ZZ |
165,9 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/72 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1324/2013 VAN DE COMMISSIE
van 11 december 2013
tot vaststelling van een aanvaardingspercentage voor de afgifte van uitvoercertificaten, tot afwijzing van uitvoercertificaataanvragen en tot schorsing van de mogelijkheid tot het indienen van uitvoercertificaataanvragen voor buiten het quotum geproduceerde suiker
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 7 sexies juncto artikel 9, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op grond van artikel 61, eerste alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mag suiker die in een verkoopseizoen boven het in artikel 56 van die verordening bedoelde quotum wordt geproduceerd, slechts worden uitgevoerd binnen de nog vast te stellen kwantitatieve grens. |
|
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 476/2013 van de Commissie van 23 mei 2013 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2013/2014 (3) is die kwantitatieve grens vastgesteld. |
|
(3) |
De hoeveelheden suiker waarvoor uitvoercertificaten zijn aangevraagd, overschrijden de in Verordening (EU) nr. 476/2013 vastgestelde kwantitatieve grens. Derhalve moet een aanvaardingspercentage worden vastgesteld voor de hoeveelheden die zijn aangevraagd van 2 tot 6 december 2013. Bovendien moeten alle uitvoercertificaataanvragen die voor suiker zijn ingediend na 6 december 2013, worden afgewezen en moet de indiening van uitvoercertificaataanvragen worden geschorst, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker waarvoor aanvragen zijn ingediend van 2 tot 6 december 2013, worden afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden waarop een aanvaardingspercentage van 41,718815 % is toegepast.
2. Aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker die op 9, 10, 11, 12 en 13 december 2013 zijn ingediend, worden afgewezen.
3. Het indienen van aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker wordt geschorst voor de periode van 16 december 2013 tot 30 september 2014.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 december 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
BESLUITEN
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/73 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 9 december 2013
betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking
(2013/744/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, artikel 83 en artikel 87, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 22 oktober 1999 machtigde de Raad de Commissie om in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te onderhandelen over een Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (hierna „het WHO-Kaderverdrag” genoemd) en de daarmee samenhangende protocollen. Deze machtiging werd door de Raad herzien op 21 april 2001 en, op 20 december 2007, wat het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten (hierna „het protocol” genoemd) betreft. De onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd overeenkomstig de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren en met succes afgerond met de goedkeuring van het protocol op de vijfde Conferentie van de partijen bij het WHO-Kaderverdrag op 12 november 2012 te Seoul (Republiek Korea). |
|
(2) |
De sluiting van het WHO-Kaderverdrag werd namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/513/EG van de Raad (1), wat een vereiste is voor de Europese Unie om partij bij het protocol te worden. |
|
(3) |
Het protocol levert een belangrijke bijdrage tot de internationale inspanningen om alle vormen van illegale handel in tabaksproducten uit te bannen, wat een essentieel onderdeel van tabaksontmoediging is. |
|
(4) |
Het protocol bevat bepalingen die voorzien in verplichtingen voor de verdragsluitende partijen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking. Die bepalingen vallen bijgevolg onder titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |
|
(5) |
Aangezien het protocol betrekking heeft op aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, dient het protocol te worden ondertekend namens de Unie, onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip. |
|
(6) |
Door het protocol te ondertekenen zal de Unie geen gedeelde bevoegdheid uitoefenen; daarom behouden de lidstaten hun bevoegdheid op de door het protocol bestreken gebieden die geen gevolgen hebben voor gemeenschappelijke voorschriften of die de werkingssfeer van die voorschriften niet wijzigen. |
|
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in die lidstaten. |
|
(8) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is deze lidstaat. |
|
(9) |
Naast dit besluit zal een afzonderlijk besluit (2) worden vastgesteld betreffende de ondertekening namens de Unie van het Protocol, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking, wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol (3).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 9 december 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
A. PABEDINSKIENĖ
(1) Besluit 2004/513/EG van de Raad van 2 juni 2004 betreffende de sluiting van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 8.).
(2) Besluit 2013/745/EU van de Raad van 9 december 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking (zie bladzijde 75 van dit Publicatieblad).
(3) De tekst van het protocol zal samen met het besluit tot sluiting ervan worden bekendgemaakt.
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/75 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 9 december 2013
betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking
(2013/745/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 33, artikel 113, artikel 114 en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 22 oktober 1999 machtigde de Raad de Commissie om in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te onderhandelen over een Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging („het WHO-kaderverdrag”) en de daarmee samenhangende protocollen. Die machtiging is door de Raad herzien op 21 april 2001 en, op 20 december 2007, voor wat betreft het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten (het „protocol”). De onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd overeenkomstig de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren en met succes afgerond met de goedkeuring van het protocol op de vijfde conferentie van de partijen bij het WHO-kaderverdrag op 12 november 2012 te Seoul (Republiek Korea). |
|
(2) |
De sluiting van het WHO-kaderverdrag werd namens de Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2004/513/EG van de Raad (1), wat een vereiste is voor de Europese Unie om partij bij het protocol te worden. |
|
(3) |
Het protocol levert een belangrijke bijdrage tot de internationale inspanningen om alle vormen van illegale handel in tabaksproducten uit te bannen, wat een essentieel onderdeel van tabaksontmoediging is. |
|
(4) |
De Unie heeft exclusieve bevoegdheid wat betreft een aantal bepalingen van het protocol die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie vallen of waarover overeenkomstige Uniewetgeving is aangenomen. Het protocol dient dan ook namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip. |
|
(5) |
Door het protocol te ondertekenen zal de Unie geen gedeelde bevoegdheid uitoefenen; daarom behouden de lidstaten hun bevoegdheid op de door het protocol bestreken gebieden die geen gevolgen hebben voor gemeenschappelijke voorschriften of die de werkingssfeer van die voorschriften niet wijzigen. |
|
(6) |
Het protocol bevat bepalingen die voorzien in verplichtingen voor de verdragsluitende partijen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking. Die bepalingen vallen bijgevolg onder titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en de Protocollen (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn van toepassing. |
|
(7) |
Parallel aan dit besluit zal een afzonderlijk besluit (2) worden vastgesteld betreffende de ondertekening van het protocol, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking, wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol (3).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol, met uitzondering van de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking, namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 9 december 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
A. PABEDINSKIENĖ
(1) Besluit 2004/513/EG van de Raad van 2 juni 2004 betreffende de sluiting van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 8.)
(2) Besluit 2013/744/EU van de Raad van 9 december 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, wat betreft de bepalingen ervan inzake verplichtingen in verband met justitiële samenwerking in strafzaken, de definitie van strafbare feiten, en politiële samenwerking (zie bladzijde 73 van dit Publicatieblad).
(3) De tekst van het protocol zal samen met het besluit tot sluiting ervan worden bekendgemaakt.
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/77 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 10 december 2013
houdende wijziging van zijn reglement van orde
(2013/746/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien artikel 2, lid 2, van bijlage III van het reglement van orde van de Raad (1),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 3, lid 3, eerste en vierde alinea, van Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is bepaald dat, tot en met 31 oktober 2014, in de gevallen waarin de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een handeling vaststelt, en wanneer een lid van de Raad daarom verzoekt, wordt nagegaan of de lidstaten welke die gekwalificeerde meerderheid vormen, ten minste 62 % van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. |
|
(2) |
Dat percentage wordt berekend op basis van de bevolkingscijfers vermeld in artikel 1 van bijlage III bij het reglement van orde van de Raad (het „reglement van orde”). |
|
(3) |
In artikel 2, lid 2, van bijlage III van het reglement van orde is bepaald dat de Raad de in artikel 1 van voornoemde bijlage vermelde cijfers actualiseert per 1 januari van elk jaar overeenkomstig de gegevens waarover het Bureau voor de Statistiek van de Europese Unie op 30 september van het voorgaande jaar beschikt. |
|
(4) |
Het reglement van orde moet derhalve voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 dienovereenkomstig worden aangepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 van bijlage III bij het reglement van orde wordt vervangen door:
„Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 16, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van artikel 3, leden 3 en 4, van Protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen, gelden met betrekking tot de totale bevolkingsomvang van elke lidstaat voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2014 de volgende cijfers:
|
Lidstaat |
Bevolking (× 1 000 ) |
|
Duitsland |
80 523,7 |
|
Frankrijk |
65 633,2 |
|
Verenigd Koninkrijk |
63 730,1 |
|
Italië |
59 685,2 |
|
Spanje |
46 704,3 |
|
Polen |
38 533,3 |
|
Roemenië |
20 057,5 |
|
Nederland |
16 779,6 |
|
België |
11 161,6 |
|
Griekenland |
11 062,5 |
|
Tsjechië |
10 516,1 |
|
Portugal |
10 487,3 |
|
Hongarije |
9 908,8 |
|
Zweden |
9 555,9 |
|
Oostenrijk |
8 451,9 |
|
Bulgarije |
7 284,6 |
|
Denemarken |
5 602,6 |
|
Finland |
5 426,7 |
|
Slowakije |
5 410,8 |
|
Ierland |
4 591,1 |
|
Kroatië |
4 262,1 |
|
Litouwen |
2 971,9 |
|
Slovenië |
2 058,8 |
|
Letland |
2 023,8 |
|
Estland |
1 324,8 |
|
Cyprus |
865,9 |
|
Luxemburg |
537,0 |
|
Malta |
421,4 |
|
Totaal |
505 572,5 |
|
Drempel (62 %) |
313 455,0 ”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Gedaan te Brussel, 10 december 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/79 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2013
waarbij aan het Verenigd Koninkrijk toestemming wordt gegeven om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te gebruiken
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8685)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(2013/747/EU, Euratom)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gezien Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 13,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 371 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2) mogen de lidstaten die op 1 januari 1978 vrijstelling verleenden voor de in de lijst van bijlage X, deel B, genoemde handelingen, deze onder de in iedere betrokken lidstaat op die datum bestaande voorwaarden, blijven vrijstellen; die handelingen moeten in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de btw-middelengrondslag. |
|
(2) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie verzocht om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te mogen gebruiken, aangezien het onmogelijk is de btw-grondslag van de eigen middelen voor handelingen zoals omschreven in punt 9 van bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG precies te berekenen. Een dergelijke berekening zou wellicht een inspanning van de administratie vergen die buiten verhouding staat tot de impact van de betrokken handelingen op de totale btw-middelengrondslag van het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk kan deze categorie handelingen becijferen aan de hand van ramingen. Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd om de btw-grondslag van de eigen middelen te berekenen aan de hand van ramingen, overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede streepje, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89. |
|
(3) |
Uit overwegingen van doorzichtigheid en rechtszekerheid is het aangewezen de geldigheidsduur van de machtiging in de tijd te beperken. |
|
(4) |
De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité eigen middelen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd de grondslag van de btw-middelen met ingang van 1 januari 2013 te berekenen aan de hand van ramingen voor de volgende categorie handelingen zoals omschreven in bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG:
de levering van een bouwterrein (punt 9).
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 10 december 2013.
Voor de Commissie
Janusz LEWANDOWSKI
Lid van de Commissie
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/80 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2013
waarbij Kroatië wordt gemachtigd om gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de btw
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8688)
(Slechts de tekst in de Kroatische taal is authentiek)
(2013/748/EU, Euratom)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gezien Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 13,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens artikel 390 ter van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2), zoals bepaald in punt 2, onder e), van rubriek 8. Belasting van bijlage V waarnaar wordt verwezen in artikel 18 van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (3), mag Kroatië onder de voorwaarden die in deze lidstaat op de datum van zijn toetreding bestonden, vrijstelling blijven verlenen voor de levering van bebouwde of onbebouwde bouwterreinen als omschreven in artikel 135, lid 1, punt j), en bijlage X, deel B, punt 9, van Richtlijn 2006/112/EG tot en met 31 december 2014, niet verlengbaar, en internationaal personenvervoer als omschreven in bijlage X, deel B, punt 10, van Richtlijn 2006/112/EG, zolang dezelfde vrijstelling wordt toegepast in één van de lidstaten die voor de toetreding van Kroatië lid van de Unie waren; die handelingen moeten in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de btw-middelengrondslag. |
|
(2) |
Kroatië heeft de Commissie verzocht om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te mogen gebruiken van 1 januari 2013 tot 31 december 2014, aangezien het onmogelijk is de btw-grondslag van de eigen middelen voor handelingen zoals omschreven in bijlage X, deel B, punt 9, van Richtlijn 2006/112/EG precies te berekenen. Een dergelijke berekening zou wellicht een inspanning van de administratie vergen die buiten verhouding staat tot de impact van de betrokken handelingen op de totale btw-middelengrondslag van Kroatië. Kroatië kan deze categorie handelingen becijferen aan de hand van ramingen. Kroatië moet derhalve worden gemachtigd om van 1 januari 2013 tot 31 december 2014 de btw-grondslag van de eigen middelen te berekenen aan de hand van ramingen, overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede streepje, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89. |
|
(3) |
De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité eigen middelen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Kroatië wordt gemachtigd de grondslag van de btw-middelen met ingang van 1 januari 2013 tot 31 december 2014 te berekenen aan de hand van ramingen voor de volgende categorie handelingen zoals omschreven in bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad:
De levering van een bouwterrein (punt 9).
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.
Gedaan te Brussel, 10 december 2013.
Voor de Commissie
Janusz LEWANDOWSKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9.
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/81 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2013
waarbij Portugal wordt gemachtigd om gebruik te maken van ramingen voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen uit de btw
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8689)
(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)
(2013/749/EU, Euratom)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gezien Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 13,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig artikel 377 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2) mag Portugal de in de punten 2, 4, 7, 9, 10 en 13 van bijlage X, deel B, genoemde handelingen, blijven vrijstellen onder de in deze lidstaat op 1 januari 1989 geldende voorwaarden; die handelingen moeten in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de btw-middelengrondslag. |
|
(2) |
Portugal heeft de Commissie verzocht om voor de berekening van de btw-grondslag van de eigen middelen ramingen te mogen gebruiken, aangezien het onmogelijk is de btw-grondslag van de eigen middelen voor handelingen zoals omschreven in punt 10 van bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG precies te berekenen. Een dergelijke berekening zou wellicht een inspanning van de administratie vergen die buiten verhouding staat tot de impact van de betrokken handelingen op de totale btw-middelengrondslag van Portugal. Portugal kan deze categorie handelingen becijferen aan de hand van ramingen. Portugal moet derhalve worden gemachtigd om de btw-grondslag van de eigen middelen te berekenen aan de hand van ramingen, overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede streepje, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89. |
|
(3) |
Uit overwegingen van doorzichtigheid en rechtszekerheid is het aangewezen de geldigheidsduur van de machtiging in de tijd te beperken. |
|
(4) |
De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité eigen middelen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Portugal wordt gemachtigd de grondslag van de btw-middelen met ingang van 1 januari 2013 te berekenen aan de hand van ramingen voor de volgende categorie handelingen zoals omschreven in bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2006/112/EG:
Personenvervoer (punt 10).
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 10 december 2013.
Voor de Commissie
Janusz LEWANDOWSKI
Lid van de Commissie
RICHTSNOEREN
|
12.12.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 333/82 |
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 26 september 2013
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/27 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2)
(ECB/2013/37)
(2013/750/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje en het vierde streepje van artikel 127, lid 2,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 3.1 en de artikelen 17, 18 en 22,
Overwegende:
|
(1) |
Het Eurosysteem heeft besloten dat CoreNet wordt opgezet als een alternatieve netwerkdienst/noodnetwerkdienst die de centrale banken van het Eurosysteem en aangesloten nationale centrale banken benutten voor toegang tot de Betalingsmodule van het gezamenlijke platform (SSP) in noodmodus en als een alternatief kanaal voor toegang tot het klantgerelateerde dienstensysteem (CRSS). |
|
(2) |
Derhalve dienen aan Richtsnoer ECB/2012/27 van 5 december 2012 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (1) bepalingen toegevoegd te worden betreffende het gebruik van CoreNet als alternatief netwerk/noodnetwerk voor TARGET2; |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtsnoer ECB/2012/27
1) Definitie 5 van artikel 2 van Richtsnoer ECB/2012/27 wordt als volgt gewijzigd:
„5. netwerkdienstverlener („network service provider”): de verschaffer van computergestuurde netwerkverbindingen voor het aanleveren van betalingsberichten in TARGET2. Computergestuurde netwerkverbindingen worden via SWIFT aangeboden, en daarenboven voor interne Eurosysteem-communicatie, via CoreNet;”.
2) De volgende definities 52 en 53 worden aan artikel 2 van Richtsnoer ECB/2012/27 toegevoegd:
„52. „CoreNet”: de door de ECB aangeboden interne netwerkdienst van het Eurosysteem die de Eurosysteem-CB’s benutten als noodnetwerk voor toegang tot het SSP indien SWIFT niet beschikbaar is, en tevens als een alternatief netwerk voor SWIFT voor toegang tot het CRSS;
53. „Klantgerelateerde dienstensysteem (CRSS)”: verstrekt kern- en optionele diensten aan Eurosysteem-CB’s, bv. archivering, optionele facturatiediensten, optionele vraagstellings- en rapportagediensten en optionele klantenrelatiediensten.”.
Artikel 2
Inwerkingtreding en vankrachtwording
Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben. Het richtsnoer is met ingang van 1 januari 2014 van toepassing.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer geldt voor alle Eurosysteem-CB’s.
Gedaan te Frankfurt am Main, 26 september 2013.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI