ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.299.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 299

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
9 november 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1116/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat de verduidelijking, harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1117/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Arancia Rossa di Sicilia (BGA)]

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1118/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Miel de Corse – Mele di Corsica (BOB)]

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1119/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Melva de Andalucía (BGA)]

22

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1120/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Piment d’Espelette/Piment d’Espelette – Ezpeletako Biperra (BOB)]

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1121/2013 van de Commissie van 6 november 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Volaille de Bresse/Poulet de Bresse/Poularde de Bresse/Chapon de Bresse (BOB)]

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1122/2013 van de Commissie van 6 november 2013 houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Κονσερβολιά Στυλίδας (Konservolia Stylidas) (BOB))

28

 

*

Verordening (EU) nr. 1123/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

32

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1124/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof bifenox ( 1 )

34

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1125/2013 van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

36

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/641/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 7 november 2013 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor spoeltoiletten en urinoirs (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 7317)  ( 1 )

38

 

 

2013/642/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 8 november 2013 tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem (VIS) in een negende, tiende en elfde regio beginnen

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1116/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat de verduidelijking, harmonisering en vereenvoudiging van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) is gebleken dat er behoefte is aan kleine wijzigingen van de uitvoeringsvoorwaarden van bepaalde gemeenschappelijke basisnormen.

(2)

Bepaalde specifieke maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging moeten worden verduidelijkt, geharmoniseerd of vereenvoudigd, teneinde de juridische duidelijkheid te verbeteren, de gemeenschappelijke interpretatie van de wetgeving te standaardiseren en te zorgen voor een zo goed mogelijke tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging.

(3)

De wijzigingen hebben betrekking op de tenuitvoerlegging van een beperkt aantal maatregelen inzake toegangscontrole, beveiliging van luchtvaartuigen, screening van handbagage en ruimbagage, beveiligingsonderzoeken van vracht, post, vlucht- en luchthavenbenodigdheden, opleiding van personen en beveiligingsapparatuur.

(4)

Verordening (EU) nr. 185/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Hoofdstuk 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt 1.0.4 wordt toegevoegd:

„1.0.4.

Onder „voorwerpen die worden meegenomen door andere personen dan passagiers” wordt verstaan: bezittingen die bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de persoon die ze bij zich draagt.”;

b)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 1.2.1.1 toegevoegd:

„Rondleidingen op de luchthaven, onder begeleiding van gemachtigd personeel worden als een geldige reden beschouwd.”;

c)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 1.2.2.1 toegevoegd:

„Rondleidingen op de luchthaven, onder begeleiding van gemachtigd personeel worden als een geldige reden beschouwd.”;

d)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 1.2.7.2 toegevoegd:

„Een persoon mag worden vrijgesteld van de vereiste om te worden begeleid als die persoon zichtbaar een vergunning draagt en houder is van een geldige luchthavenidentiteitskaart.”;

e)

het volgende punt 1.2.7.5 wordt toegevoegd:

„1.2.7.5.

Als een passagier niet reist op basis van een luchtvervoersovereenkomst die aanleiding geeft tot de afgifte van een instapkaart of gelijkwaardig document, mag een personeelslid dat deze passagier begeleidt, worden vrijgesteld van de eisen van punt 1.2.7.3, onder a).”;

f)

punt 1.3.1.5 wordt vervangen door:

„1.3.1.5.

De punten 4.1.2.4 tot en met 4.1.2.7 en punt 4.1.2.11 zijn van toepassing op de screening van voorwerpen die personen die geen passagier zijn bij zich dragen.”.

2)

Hoofdstuk 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 3.1.1.3 wordt vervangen door:

„3.1.1.3.

Een luchtvaartuig dat vanuit een niet in aanhangsel 3-B vermeld derde land aankomt in een kritiek deel wordt onderworpen aan een beveiligingsdoorzoeking nadat de passagiers zijn uitgestapt uit het te onderzoeken gedeelte en/of nadat het ruim is leeggemaakt.”;

b)

punt 3.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het tweede en vierde streepje worden geschrapt;

ii)

het derde streepje wordt vervangen door:

„—

de plaats van herkomst van de vorige vlucht.”;

c)

punt 3.2.1.1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

de buitendeuren van het luchtvaartuig gesloten te houden. Wanneer het luchtvaartuig zich in een kritiek deel bevindt, worden buitendeuren die voor personen onbereikbaar zijn vanaf de grond als gesloten beschouwd als de toegangshulpmiddelen zijn verwijderd en voldoende ver van het luchtvaartuig zijn geplaatst om redelijkerwijs de toegang van personen tot het luchtvaartuig te verhinderen, of”;

d)

de tweede zin van punt 3.2.2.1 wordt vervangen door:

„Punt a) geldt niet voor deuren die vanaf de grond toegankelijk zijn voor personen.”;

e)

punt 3.2.2.2 wordt vervangen door:

„3.2.2.2.

Wanneer, met betrekking tot deuren die niet vanaf de grond toegankelijk zijn voor personen, de toegangshulpmiddelen zijn verwijderd, moeten ze ver genoeg van het luchtvaartuig worden geplaatst om redelijkerwijs de toegang tot het luchtvaartuig te verhinderen.”.

3)

Aanhangsel 3-B wordt vervangen door:

AANHANGSEL 3-B

BEVEILIGING VAN LUCHTVAARTUIGEN

DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND

Met betrekking tot de beveiliging van luchtvaartuigen wordt erkend dat de volgende derde landen en overzeese landen en territoria die bijzondere betrekkingen met de Unie onderhouden overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en waarop de titel vervoer van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen:

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.

4)

In hoofdstuk 4 wordt punt 4.1.2.11 vervangen door:

„4.1.2.11.

Personen die een screening van handbagage uitvoeren door middel van röntgenapparatuur of explosievendetectiesystemen mogen normaal gezien niet meer dan 20 minuten na elkaar beelden bekijken. Na elk periode dient de persoon in kwestie minstens 10 minuten geen beelden te bekijken. Deze eis is slechts van toepassing wanneer een continue stroom van beelden moet worden bekeken.

Er dient een supervisor verantwoordelijk te zijn voor de personen die beveiligingsonderzoeken van handbagage uitvoeren, teneinde de optimale samenstelling van het team, de kwaliteit van het werk en de opleiding, ondersteuning en beoordeling te garanderen.”.

5)

Aanhangsel 4-B wordt vervangen door:

AANHANGSEL 4-B

PASSAGIERS EN HANDBAGAGE

DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND

Met betrekking tot passagiers en handbagage wordt erkend dat de volgende derde landen en overzeese landen en territoria die bijzondere betrekkingen met de Unie onderhouden overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en waarop de titel vervoer van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen.

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.

6)

Aan hoofdstuk 5 wordt het volgende punt 5.1.7 toegevoegd:

„5.1.7.

Personen die een screening van ruimbagage uitvoeren door middel van röntgenapparatuur of explosievendetectiesystemen mogen normaal gezien niet meer dan 20 minuten na elkaar beelden bekijken. Na elke periode dient de persoon in kwestie minstens 10 minuten geen beelden te bekijken. Deze eis is slechts van toepassing wanneer een continue stroom van beelden moet worden bekeken.

Er dient een supervisor verantwoordelijk te zijn voor de personen die beveiligingsonderzoeken van ruimbagage uitvoeren, teneinde de optimale samenstelling van het team, de kwaliteit van het werk en de opleiding, ondersteuning en beoordeling te garanderen.”.

7)

Aanhangsel 5-A wordt vervangen door:

AANHANGSEL 5-A

RUIMBAGAGE

DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN WAARVAN DE BEVEILIGINGSNORMEN ALS GELIJKWAARDIG AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE BASISNORMEN WORDEN ERKEND

Met betrekking tot ruimbagage wordt erkend dat de volgende derde landen en overzeese landen en territoria die bijzondere betrekkingen met de Unie onderhouden overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en waarop de titel vervoer van dat Verdrag niet van toepassing is, beveiligingsnormen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen:

Verenigde Staten van Amerika

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt dat de door het derde land gehanteerde normen voor de beveiliging die een belangrijk effect hebben op het algehele niveau van de luchtvaartbeveiliging in de EU, niet langer gelijkwaardig zijn aan de gemeenschappelijke basisnormen van de Unie.

De Commissie moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis stellen wanneer zij over informatie beschikt inzake maatregelen, met inbegrip van compenserende maatregelen, waaruit blijkt dat de gelijkwaardigheid van de betrokken, door het derde land toegepaste beveiligingsnormen is hersteld.”.

8)

Hoofdstuk 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de punten 6.3.1.2, onder c) en d), 6.3.1.5, 6.4.1.2, onder c) en e), 6.4.1.5, 6.8.1.4, 6.8.1.5, 6.8.4.1, 6.8.5.1.2, 6.8.5.1.3, 6.8.5.2, aanhangsel 6-A, aanhangsel 6-H1 en de punten 11.6.4.1 en 11.6.4.3 wordt de verwijzing naar de „EG-gegevensbank van erkend agenten en bekende afzenders” vervangen door een verwijzing naar de „EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen”;

b)

het volgende punt 6.2.1.4 wordt toegevoegd:

„6.2.1.4.

Personen die een screening van vracht uitvoeren door middel van röntgenapparatuur of explosievendetectiesystemen mogen normaal gezien niet meer dan 20 minuten na elkaar beelden bekijken. Na elke periode dient de persoon in kwestie minstens 10 minuten geen beelden te bekijken. Deze eis is slechts van toepassing wanneer een continue stroom van beelden moet worden bekeken.”;

c)

punt 6.3.2.4 wordt vervangen door:

„6.3.2.4.

Nadat de in de punten 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.3 van deze verordening en in punt 6.3 van Besluit 2010/774/EU van de Commissie vermelde beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, ziet de erkend agent erop toe dat:

a)

onbegeleide toegang tot deze zendingen beperkt wordt tot gemachtigde personen, en

b)

deze zendingen tot het ogenblik waarop ze aan een andere erkend agent of luchtvaartmaatschappij worden overgedragen, beveiligd worden tegen manipulatie door onbevoegden. Zendingen van vracht of post die zich in een kritiek deel van een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone bevinden, worden beschouwd als zijnde beschermd tegen manipulatie door onbevoegden. Zendingen van vracht of post die zich in een ander dan een kritiek deel van een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone bevinden, worden ondergebracht in de delen van de gebouwen van de erkend agent waartoe de toegang gecontroleerd wordt of worden, als ze zich buiten deze delen bevinden:

fysiek beschermd, teneinde te voorkomen dat er voorwerpen aan worden toegevoegd, of

niet onbewaakt gelaten en de toegang ertoe wordt beperkt tot personen die betrokken zijn bij de bescherming en behandeling van de vracht.”;

d)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 6.3.2.6 toegevoegd:

„Een erkend agent die zendingen aanbiedt aan een andere erkend agent of aan een luchtvaartmaatschappij mag ook besluiten alleen de bij de punten a) tot en met e) en g) vereiste informatie te verstrekken en de bij punt f) vereiste informatie bij te houden gedurende de vlucht of voor 24 uur, als dat langer is.”;

e)

het volgende punt 6.3.2.9 wordt toegevoegd:

„6.3.2.9.

Een erkend agent ziet erop toe dat alle personeelsleden die beveiligingscontroles uitvoeren, worden gerekruteerd en opgeleid overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 11 en dat alle personeelsleden met toegang tot identificeerbare luchtvracht of identificeerbare luchtpost waarop de vereiste beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, zijn gerekruteerd en onderworpen aan een beveiligingsbewustmakingsopleiding overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 11.”

f)

punt 6.4.2.1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

alle personeelsleden die beveiligingscontroles uitvoeren, worden gerekruteerd en opgeleid overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 11 en alle personeelsleden met toegang tot identificeerbare luchtvracht of identificeerbare luchtpost waarop de vereiste beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, worden gerekruteerd en onderworpen aan een beveiligingsbewustmakingsopleiding overeenkomstig de eisen van hoofdstuk 11, en”;

g)

de titel van punt 6.6.2 wordt vervangen door:

„6.6.2.   Bescherming van vracht en post op luchthavens met het oog op het inladen ervan in een luchtvaartuig”;

h)

punt 6.6.2.2 wordt vervangen door:

„6.6.2.2.

Zendingen van vracht en post die zich in een ander dan een kritiek deel van een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone bevinden, worden ondergebracht in de delen van de gebouwen van de erkend agent waartoe de toegang gecontroleerd wordt, of worden, als ze zich buiten deze delen bevinden:

a)

fysiek beschermd, teneinde te voorkomen dat er voorwerpen aan worden toegevoegd, of

b)

niet onbewaakt gelaten en de toegang ertoe wordt beperkt tot personen die betrokken zijn bij de bescherming en bij het inladen van de vracht en post in een luchtvaartuig.”;

i)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 6.8.2.2 toegevoegd:

„De bevoegde autoriteit mag namens de ACC3 het EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag van een entiteit uit een derde land aanvaarden voor de aanwijzing als ACC3 in gevallen waarin die entiteit alle vrachtactiviteiten uitvoert, inclusief het inladen in het ruim van het luchtvaartuig, en als het EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringsverslag betrekking heeft op al deze activiteiten.”;

j)

punt 6.8.3.2 wordt vervangen door:

„6.8.3.2.

Tot 30 juni 2014 dienen de eisen inzake screening minstens te beantwoorden aan de ICAO-normen. Daarna worden vracht en post die naar de Unie worden vervoerd aan een beveiligingsonderzoek onderworpen aan de hand van een van de in punt 6.2.1 van Besluit 2010/774/EU vermelde middelen of methoden, volgens een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat er geen verboden voorwerpen in zijn verborgen.”.

9)

Aanhangsel 6-B wordt vervangen door:

AANHANGSEL 6-B

RICHTSNOEREN VOOR BEKENDE AFZENDERS

Aan de hand van deze richtsnoeren kunt u uw bestaande beveiligingsregelingen toetsen aan de eisen voor bekende afzenders die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, en de uitvoeringsbesluiten daarvan. Hierdoor kunt u zich ervan vergewissen of u aan de eisen voldoet alvorens een officieel validatiebezoek ter plaatse te organiseren.

Het is belangrijk dat de validateur tijdens het validatiebezoek met de juiste mensen kan praten (bv. de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging en de persoon die verantwoordelijk is voor de werving van personeel). Er wordt een EU-controlelijst gebruikt om de beoordeling van de validateur te registreren. De controlelijst is niet openbaar en mag alleen door de validateur worden gebruikt. De informatie op de ingevulde controlelijst wordt als vertrouwelijk behandeld.

De EU-controlelijst bevat twee types vragen: 1. vragen die, wanneer ze negatief worden beantwoord, automatisch tot gevolg hebben dat u niet als bekende afzender kan worden aanvaard, en 2. vragen die worden gebruikt om een algemeen beeld van uw beveiligingsvoorzieningen te schetsen, zodat de validateur een algemene conclusie kan opstellen. Vragen die automatisch tot gevolg hebben dat u niet als bekende afzender kan worden aanvaard, hebben betrekking op de hierna vetgedrukt vermelde eisen. Indien u niet aan dergelijke vetgedrukte eisen voldoet, wordt u in kennis gesteld van de redenen daarvoor en krijgt u advies over aanpassingen die u kan aanbrengen om wel aan de eisen te voldoen.

Inleiding

De vracht moet afkomstig zijn van de te inspecteren vestiging van uw bedrijf. Dit betekent dat de productie van de goederen en de „pick and pack”-activiteiten, waarbij de goederen niet identificeerbaar zijn als luchtvracht tot ze worden geselecteerd om een bestelling uit te voeren, ter plaatse moeten gebeuren. (Zie ook opmerking.)

U moet vaststellen op welk punt een vracht-/postzending identificeerbaar wordt als luchtvracht/luchtpost en aantonen dat u de nodige maatregelen heeft genomen om ze te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden. Hiertoe moet u ook bijzonderheden over de productie, verpakking, opslag en/of verzending verstrekken.

Organisatie en verantwoordelijkheden

U moet bijzonderheden verstrekken over uw organisatie (naam, btw-nummer of nummer van de kamer van koophandel of handelsregisternummer, indien van toepassing), het adres van de vestiging die moet worden gevalideerd en het hoofdadres van de organisatie (indien verschillend van de te valideren vestiging). Vermeld ook de datum van het vorige valideringsbezoek en de laatste unieke alfanumerieke identificatiecode (indien van toepassing), alsook de aard van de bedrijfsactiviteiten, het aantal werknemers in de vestiging, de naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging van luchtvracht/luchtpost en de contactgegevens.

Procedure voor indienstname van personeel

U wordt gevraagd bijzonderheden te verstrekken over uw procedure voor de indienstname van alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost. De procedure voor indienstname moet bestaan uit een aan de indienstname voorafgaande controle of een achtergrondonderzoek overeenkomstig punt 11.1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010. Het valideringsbezoek ter plaatse omvat een gesprek met de persoon die verantwoordelijk is voor de indienstname van personeel. Hij/zij moet bewijzen voorleggen (bv. blanco formulieren) om de procedures van het bedrijf te staven. Deze procedure voor indienstname is van toepassing op personeel dat in dienst is genomen na 29 april 2010.

Procedure voor het verstrekken van beveiligingsopleiding aan het personeel

U moet aantonen dat alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) die toegang hebben tot luchtvracht/luchtpost een passende beveiligingsbewustmakingsopleiding hebben genoten. Deze opleiding moet worden verstrekt overeenkomstig punt 11.2.7 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010. Van alle individuele opleidingen moet een dossier worden bijgehouden. Bovendien moet u aantonen dat alle relevante personeelsleden die beveiligingscontroles uitvoeren een opleiding of periodieke opleiding hebben genoten overeenkomstig hoofdstuk 11 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010.

Fysieke beveiliging

U moet aantonen dat uw vestigingsplaats beveiligd is (bv. met omheiningen of afsluitingen) en dat u over relevante procedures voor toegangscontrole beschikt. Voor zover van toepassing moet u bijzonderheden verstrekken over eventuele alarm- en/of CCTV-systemen. Het is van essentieel belang dat de toegang tot de zone waar de luchtvracht/luchtpost wordt verwerkt of opgeslagen, wordt gecontroleerd. Alle deuren, ramen en andere toegangspunten tot luchtvracht/luchtpost moeten beveiligd zijn of aan toegangscontrole onderworpen zijn.

Productie (voor zover van toepassing)

U moet aantonen dat de toegang tot het productiegedeelte gecontroleerd wordt en dat het productieproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de productie kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost, moet u aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Verpakking (voor zover van toepassing)

U moet aantonen dat de toegang tot het verpakkingsgedeelte gecontroleerd wordt en dat het verpakkingsproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de verpakking kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost, moet u aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

U moet bijzonderheden verstrekken over uw verpakkingsproces en aantonen dat alle afgewerkte vracht wordt gecontroleerd alvorens te worden verpakt.

U moet de afgewerkte buitenste verpakking beschrijven en aantonen dat deze stevig is. U moet ook aantonen hoe de afgewerkte buitenste verpakking manipulatieaantonend is gemaakt, bijvoorbeeld door gebruik te maken van genummerde zegels, veiligheidsplakband, speciale stempels of kartonnen dozen die met plakband zijn vastgemaakt. U moet ook aantonen dat u deze manipulatieaantonende middelen onder veilige omstandigheden bewaart wanneer ze niet worden gebruikt, en dat u de verdeling ervan controleert.

Opslag (voor zover van toepassing)

U moet aantonen dat de toegang tot het opslaggedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de opslag kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost, moet u aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Ten slotte moet u aantonen dat de afgewerkte en verpakte luchtvracht/luchtpost wordt gecontroleerd alvorens te worden verzonden.

Verzending (voor zover van toepassing)

U moet aantonen dat de toegang tot het verzendingsgedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de verzending kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost, moet u aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Vervoer

U moet bijzonderheden verstrekken over de wijze waarop de vracht/post naar de erkend agent wordt vervoerd.

Indien u gebruikmaakt van eigen vervoer, moet u aantonen dat uw chauffeurs een opleiding van het vereiste niveau hebben genoten. Indien uw bedrijf een beroep doet op een subcontractant, moet u garanderen dat a) de luchtvracht/luchtpost door u verzegeld of verpakt is, teneinde te garanderen dat eventuele manipulatie door onbevoegden duidelijk zichtbaar is, en b) de in aanhangsel 6-E van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 opgenomen vervoerdersverklaring door de vervoerder is ondertekend.

Als u verantwoordelijk bent voor het vervoer van luchtvracht/luchtpost moet u aantonen dat de vervoersmiddelen beveiligbaar zijn, ofwel door het gebruik van zegels, indien mogelijk, of op een andere wijze. Wanneer gebruik wordt gemaakt van genummerde zegels moet u aantonen dat de toegang tot de zegels wordt gecontroleerd en dat de nummers worden geregistreerd; wanneer andere methoden worden gebruikt, moet u aantonen hoe de vracht/post manipulatieaantonend is gemaakt en/of veilig wordt bewaard. Bovendien moet u aantonen dat u maatregelen heeft genomen om de identiteit te controleren van de bestuurders van de voertuigen die uw luchtvracht/luchtpost ophalen. U moet ook aantonen dat u ervoor zorgt dat de vracht/post beveiligd is als hij uw gebouwen verlaat. U moet aantonen dat luchtvracht/luchtpost tijdens het vervoer beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden.

Als een erkend agent het vervoer voor het ophalen van de luchtvracht/luchtpost in uw vestiging heeft geregeld, hoeft u geen bewijsstukken over te leggen met betrekking tot de opleiding van de chauffeurs, noch een kopie van de expediteursverklaring.

Verantwoordelijkheden van de afzender

U moet verklaren dat u aanvaardt dat de inspecteurs van de bevoegde autoriteit onaangekondigde inspecties mogen uitvoeren om toezicht te houden op deze normen.

U moet ook verklaren dat u [naam van de bevoegde autoriteit] onverwijld, en uiterlijk binnen tien werkdagen, relevante bijzonderheden zal verstrekken als:

a)

de algemene verantwoordelijkheid voor de beveiliging is toegewezen aan iemand anders dan de genoemde persoon

b)

er andere wijzigingen in uw vestigingsplaatsen of procedures hebben plaatsgevonden die aanzienlijke gevolgen voor de beveiliging kunnen hebben

c)

uw bedrijf ophoudt handel te drijven, geen luchtvracht/luchtpost meer behandelt of niet meer kan voldoen aan de eisen van de relevante EU-wetgeving.

Ten slotte moet u verklaren dat u de beveiligingsnormen in stand zal houden tot het volgende valideringsbezoek ter plaatse en/of de volgende inspectie.

Vervolgens moet u de volledige verantwoordelijkheid voor de verklaring aanvaarden en het valideringsdocument ondertekenen.

OPMERKINGEN

Explosieve en brandgevaarlijke apparaten

Geassembleerde explosieve en brandgevaarlijke apparaten mogen worden vervoerd in zendingen luchtvracht wanneer alle veiligheidsregels volledig zijn gevolgd.

Zendingen uit andere bronnen

Een bekende afzender mag zendingen die hij niet voor eigen rekening vervoert, doorgeven aan een erkend agent, voor zover:

a)

ze worden gescheiden van de zendingen die hij voor eigen rekening vervoert, en

b)

de herkomst duidelijk is aangegeven op de zending of op de begeleidende documenten.

Dergelijke zendingen moeten allemaal aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen alvorens ze in een luchtvaartuig worden geladen.”.

10)

Aanhangsel 6-C wordt vervangen door:

AANHANGSEL 6-C

VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR BEKENDE AFZENDERS

Aanwijzingen voor het invullen:

Hou bij het invullen van dit formulier rekening met het volgende:

Punten die gevolgd worden door * hebben betrekking op verplichte gegevens en MOETEN worden ingevuld.

Als het antwoord op een vetgedrukte vraag NEEN is, MOET de validering NEGATIEF zijn. Dit geldt niet als de vragen niet van toepassing zijn.

De algemene beoordeling kan alleen POSITIEF zijn als de afzender de verbintenisverklaring op de laatste bladzijde heeft ondertekend.

De originele verbintenisverklaring moet worden bijgehouden of ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit tot de validering verstrijkt. Een kopie van de validering moet ook aan de afzender worden afgegeven.

DEEL 1

Organisatie en verantwoordelijkheden

1.1.   

Datum van de validering*

Gebruik het juiste datumformaat, bv. 01.10.2010

dd/mm/jjjj

 

1.2.   

Datum van de vorige validering en unieke identificatiecode, indien van toepassing

dd/mm/jjjj

 

UNI

 

1.3.   

Naam van de te valideren organisatie*

Naam

Btw-nummer/nummer van de kamer van koophandel/handelsregisternummer (indien van toepassing)

1.4.   

Adres van de te valideren vestiging*

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Land

 

1.5.   

Hoofdadres van de organisatie (indien verschillend van dat van de te valideren vestiging, voor zover het zich in hetzelfde land bevindt)

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Land

 

1.6.

Aard van de activiteit(en) — type behandelde vracht

1.7.   

Is de aanvrager verantwoordelijk voor…?

a)

Productie

b)

Verpakking

c)

Opslag

d)

Verzending

e)

Overige (toelichten)

 

1.8.

Aantal werknemers in de vestiging (bij benadering)

1.9.   

Naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de luchtvracht/luchtpost

Naam

 

Functie

 

1.10.   

Telefoonnummer

Tel. nr.

 

1.11.   

E-mailadres*

E-mail

 

DEEL 2

Identificeerbare luchtvracht/luchtpost („Gerichtheid”)

Doel: Vaststellen op welk punt (of welke plaats) vracht/post identificeerbaar wordt als luchtvracht/luchtpost. Onder „gerichtheid” wordt verstaan: het kunnen beoordelen wanneer/waar de vracht/post identificeerbaar is als luchtvracht/luchtpost.

2.1.

Door inspectie van de productie, verpakking, opslag, selectie, verzending en andere relevante aspecten nagaan waar en hoe een zending luchtvracht/luchtpost als zodanig identificeerbaar wordt.

Beschrijf:

NB: Gedetailleerde informatie over de bescherming van identificeerbare luchtvracht/luchtpost tegen manipulatie door onbevoegden moet worden verstrekt in de punten 5 tot en met 8.

DEEL 3

Aanwerving en opleiding van personeel

Doel: Garanderen dat alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs) die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost, een passende aan de indienstname voorafgaande controle en/of achtergrondcontrole hebben ondergaan en zijn opgeleid overeenkomstig punt 11.2.7 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010. Bovendien moet u aantonen dat alle relevante personeelsleden die beveiligingscontroles van leveringen uitvoeren, zijn opgeleid overeenkomstig hoofdstuk 11 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010.

Of vragen 3.1 en 3.2 al dan niet vetgedrukt zijn (hetgeen betekent dat NEEN antwoorden een negatieve beoordeling tot gevolg heeft), hangt af van de toepasselijke nationale regels van het land waarin de vestigingsplaats zich bevindt. Een van deze twee vragen moet echter vetgedrukt zijn, waarbij ook moet worden toegestaan dat een aan de indienstname voorafgaande controle niet vereist is wanneer een achtergrondcontrole is uitgevoerd. De persoon die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de beveiligingscontroles moet altijd een achtergrondonderzoek hebben ondergaan.

3.1.   

Bestaat er voor alle personeelsleden die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost een procedure voor indienstname die een aan de indienstname voorafgaande controle omvat overeenkomstig punt 11.1.4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010? Dit is van toepassing op personeel dat in dienst is genomen na [de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 300/2008].

JA of NEEN

 

Indien JA, welk type

 

3.2.   Omvat deze procedure voor indienstname ook een achtergrondcontrole, inclusief een controle van het strafregister overeenkomstig punt 11.1.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010?

JA of NEEN

 

Indien JA, welk type

 

3.3.   Omvat de aanstellingsprocedure voor de genoemde persoon die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de beveiligingscontroles in de vestigingsplaats en het toezicht daarop de eis dat deze persoon een achtergrondcontrole, inclusief een controle van het strafregister overeenkomstig punt 11.1.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010, moet ondergaan?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf

 

3.4.   Krijgen personeelsleden die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost een beveiligingsbewustmakingsopleiding overeenkomstig punt 11.2.7 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 alvorens toegang tot de identificeerbare luchtvracht/luchtpost te krijgen? Krijgen personeelsleden die beveiligingscontroles van leveringen uitvoeren een opleiding overeenkomstig hoofdstuk 11 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf

 

3.5.   Krijgen (de bovenvermelde) personeelsleden een opfriscursus overeenkomstig de frequentie die voor deze opleiding is vastgesteld?

JA of NEEN

 

3.6.   Beoordeling — Volstaan de maatregelen om te garanderen dat alle personeelsleden die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost en personeelsleden die beveiligingsonderzoeken uitvoeren op correcte wijze in dienst zijn genomen en opgeleid overeenkomstig hoofdstuk 11 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

 

DEEL 4

Fysieke beveiliging

Doel: Vaststellen of het niveau van (fysieke) beveiliging op de plaats of in de gebouwen voldoende is om identificeerbare luchtvracht/luchtpost te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

4.1.   

Is de vestiging beschermd door een fysieke omheining of afsluiting?

JA of NEEN

 

4.2.   

Wordt op alle toegangspunten tot de vestiging toegangscontrole toegepast?

JA of NEEN

 

4.3.   

Zo JA, zijn de toegangspunten…?

bemand

 

met de hand bediend

 

automatisch

 

elektronisch

Andere (specificeren)

4.4.   

Is het gebouw stevig gebouwd?

JA of NEEN

 

4.5.   

Beschikt het gebouw over een effectief alarmsysteem?

JA of NEEN

 

4.6.   

Beschikt het gebouw over een effectief CCTV-systeem?

JA of NEEN

 

4.7.   

Zo ja, worden de beeld van het CCTV-systeem opgenomen?

JA of NEEN

 

4.8.   

Zijn alle deuren, ramen en andere toegangspunten tot luchtvracht/luchtpost beveiligd of aan toegangscontrole onderworpen?

JA of NEEN

 

4.9.

Indien neen, vermeld waarom

4.10.   Beoordeling: Volstaan de door de organisatie genomen maatregelen om te voorkomen dat onbevoegden zich toegang verschaffen tot de delen van de vestiging en de gebouwen waar identificeerbare luchtvracht/luchtpost wordt verwerkt of opgeslagen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

 

DEEL 5

Productie

Doel: Identificeerbare luchtvracht/luchtpost beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost kan worden geïdentificeerd tijdens het productieproces.

5.1.   

Wordt de toegang tot het productiegedeelte gecontroleerd?

JA of NEEN

 

5.2.

Zo JA, hoe?

5.3.   

Staat het productieproces onder toezicht?

JA of NEEN

 

5.4.

Zo JA, hoe?

5.5.   

Worden controles toegepast om manipulatie tijdens de productiefase te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf

5.6.   Beoordeling: Volstaan de door de organisatie genomen maatregelen om identificeerbare luchtvracht/luchtpost tijdens de productie te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

 

DEEL 6

Verpakking

Doel: Identificeerbare luchtvracht/luchtpost beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost kan worden geïdentificeerd tijdens het verpakkingsproces.

6.1.   

Staat het verpakkingsproces onder toezicht?

JA of NEEN

 

6.2.

Zo JA, hoe?

6.3.   

Geef een beschrijving van de afgewerkte buitenste verpakking:

a)   

Is de afgewerkte buitenste verpakking stevig?

JA of NEEN

 

Beschrijf:

 

b)   

Is de afgewerkte buitenste verpakking manipulatieaantonend?

JA of NEEN

 

Beschrijf:

 

6.4. a)   

Wordt gebruikgemaakt van genummerde zegels, veiligheidsplakband of met plakband vastgemaakte kartonnen dozen om de luchtvracht/luchtpost manipulatieaantonend te maken?

JA of NEEN

 

Zo JA:

 

6.4. b)   

Worden de zegels, veiligheidsplakband of speciale stempels veilig bewaard wanneer ze niet worden gebruikt?

JA of NEEN

 

Beschrijf:

 

6.4. c)   

Wordt de afgifte van genummerde zegels, veiligheidsplakband en/of stempels gecontroleerd?

JA of NEEN

 

Beschrijf:

 

6.5.

Als het antwoord op 6.4 a) JA is, hoe wordt dit dan gecontroleerd?

6.6.   Beoordeling: Volstaan de verpakkingsprocedures om identificeerbare luchtvracht/luchtpost te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

 

DEEL 7

Opslag

Doel: Identificeerbare luchtvracht/luchtpost beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost kan worden geïdentificeerd tijdens de opslag.

7.1.   

Wordt de afgewerkte en verpakte luchtvracht/luchtpost veilig opgeslagen en gecontroleerd op manipulatie?

JA of NEEN

 

7.2   Beoordeling: Volstaan de opslagprocedures om identificeerbare luchtvracht/luchtpost te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

DEEL 8

Verzending

Doel: Identificeerbare luchtvracht/luchtpost beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost kan worden geïdentificeerd tijdens het verzendingsproces.

8.1.   

Wordt de toegang tot het verzendingsgedeelte gecontroleerd?

JA of NEEN

 

8.2.

Zo JA, hoe?

8.3.   

Wie heeft toegang tot het verzendingsgedeelte?

Werknemers?

JA of NEEN

 

Chauffeurs?

JA of NEEN

 

Bezoekers?

JA of NEEN

 

Contractanten?

JA of NEEN

 

8.4.   Beoordeling: Volstaat de bescherming of de luchtvracht/luchtpost te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden in het verzendingsgedeelte?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

DEEL 8A

Zendingen uit andere bronnen

Doel: Procedures voor de verwerking van onbeveiligde zendingen vaststellen.

Beantwoord deze vragen alleen als van andere bedrijven zendingen voor vervoer door de lucht worden aanvaard.

8A.1.   Aanvaardt het bedrijf vrachtzendingen voor vervoer door de lucht van andere bedrijven?

JA of NEEN

 

8A.2.

Zo JA, hoe worden deze dan gescheiden gehouden van de eigen vracht van het bedrijf en hoe wordt ervoor gezorgd dat de erkend agent/expediteur ze kan herkennen?

DEEL 9

Vervoer

Doel: Identificeerbare luchtvracht/luchtpost beschermen tegen manipulatie door onbevoegden.

9.1.   

Hoe wordt de luchtvracht/luchtpost overgebracht naar de erkend agent?

a)   

Door of namens de erkend agent?

JA of NEEN

 

b)   

Met eigen vervoer van de afzender?

JA of NEEN

 

c)   

Doet de afzender een beroep op een contractant?

JA of NEEN

 

9.2.   Als de afzender een beroep doet op een contractant:

JA of NEEN

 

Beantwoord de volgende vragen alleen als de punten 9.1 b) of 9.1 c) van toepassing zijn

9.3.   

Kan het vrachtcompartiment van het voor het vervoer gebruikte voertuig worden beveiligd?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef dan aan hoe…

9.4. a)   

Als het goederencompartiment van het voor het vervoer gebruikte voertuig kan worden beveiligd, worden dan genummerde zegels gebruikt?

JA of NEEN

 

9.4. b)   

Wanneer genummerde zegels worden gebruikt, wordt de toegang tot de zegels dan gecontroleerd en worden de nummers bij de afgifte geregistreerd?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef dan aan hoe…

 

9.5.   

Als het goederencompartiment van het voor het vervoer gebruikte voertuig niet kan worden beveiligd, is de luchtvracht/luchtpost dan manipulatieaantonend?

JA of NEEN

9.6.

Zo JA, beschrijf dan hoe de luchtvracht/luchtpost manipulatieaantonend is gemaakt.

9.7.

Indien NEEN, hoe wordt de luchtvracht/luchtpost dan beveiligd?

9.8.   Beoordeling: Volstaan de maatregelen om luchtvracht/luchtpost tijdens het vervoer te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor

 

Verbintenisverklaring

Ik verklaar dat:

ik aanvaard dat de inspecteurs van de bevoegde autoriteit onaangekondigde inspecties mogen houden om toezicht te houden op deze normen. Als de inspecteur ernstige beveiligingsproblemen vaststelt, kan dit leiden tot de intrekking van mijn status als bekende afzender;

ik [naam van de bevoegde autoriteit] onverwijld, en uiterlijk binnen tien werkdagen, relevante bijzonderheden verstrek als:

de algemene verantwoordelijkheid voor de beveiliging is toegewezen aan iemand anders dan de in punt 1.9 genoemde persoon;

er andere wijzigingen in mijn vestigingsplaatsen of procedures hebben plaatsgevonden die aanzienlijke gevolgen voor de beveiliging kunnen hebben, en

mijn bedrijf ophoudt handel te drijven, geen luchtvracht/luchtpost meer behandelt of niet meer kan voldoen aan de eisen van de relevante EU-wetgeving;

ik de beveiligingsnormen in stand zal houden tot het volgende valideringsbezoek ter plaatse en/of de volgende inspectie.

Ik aanvaard de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring.

Handtekening

Functie in het bedrijf

 

Beoordeling (en kennisgeving)

Positief/Negatief

 

Als de eindbeoordeling negatief is, vermeld dan de gebieden waarop de afzender niet beantwoordt aan de vereiste beveiligingsnorm of een specifieke tekortkoming vertoont. Geef ook advies over de aanpassingen die nodig zijn om de vereiste norm te halen en een positieve beoordeling te krijgen.

Handtekening

(Naam van de validateur)”.

11)

Aanhangsel 6-C3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de woorden „Referentie: punt 6.8.3.1” in de vijfde alinea van deel 4 worden geschrapt;

b)

de zevende alinea van deel 5 wordt vervangen door:

„Referentie: punt 6.8.3”;

c)

de vijfde alinea van deel 7 wordt vervangen door:

„Referentie: punten 6.8.3.1, 6.8.3.2, 6.8.3.3, alsmede 6.2.1 en 6.7”;

d)

de eerste alinea van deel 11 wordt vervangen door:

„Doel: Na de tien vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of zijn verificatie ter plaatse overeenstemt met de inhoud van het deel van het beveiligingsprogramma van de luchtvaartmaatschappij waarin de maatregelen voor luchtvracht/-post met bestemming EU/EER worden beschreven en of de doelstellingen van deze controlelijst voldoende ten uitvoer worden gelegd door de beveiligingscontroles.”.

12)

Punt 6-Fiii van aanhangsel 6-F wordt vervangen door:

„6-Fiii

VALIDERINGSACTIVITEITEN VAN DERDE LANDEN EN OVERZEESE LANDEN EN TERRITORIA DIE BIJZONDERE BETREKKINGEN MET DE UNIE ONDERHOUDEN OVEREENKOMSTIG HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE, WAAROP DE TITEL VERVOER VAN DAT VERDRAG NIET VAN TOEPASSING IS EN DIE ALS GELIJKWAARDIG AAN DE EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING WORDEN ERKEND”.

13)

Aanhangsel 8-B, eerste streepje, onder b), wordt vervangen door:

„b)

ervoor zorgt dat personen met toegang tot vluchtbenodigdheden een algemene beveiligingsbewustmakingsopleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.7 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 alvorens toegang te krijgen tot die benodigdheden, en er bovendien voor zorgt dat personen die screenings van vluchtbenodigdheden uitvoeren een opleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.3.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 en dat de personen die andere beveiligingsonderzoeken van vluchtbenodigdheden uitvoeren een opleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.3.10 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010, en”.

14)

Hoofdstuk 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 9.0.2, onder a), wordt vervangen door:

„a)

betekent „luchthavenbenodigdheden” alle voorwerpen die bestemd zijn om te worden verkocht, gebruikt of ter beschikking gesteld, voor om het even welke doelen of activiteiten in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van luchthavens, behalve „voorwerpen die door andere personen dan passagiers worden meegenomen”;”;

b)

punt 9.1.1.1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

een bekende leverancier of erkend leverancier de benodigdheden aan de vereiste beveiligingscontroles heeft onderworpen en ze vanaf het ogenblik van deze controles tot de levering in de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden.”.

15)

Aanhangsel 9-A, eerste streepje, onder b), wordt vervangen door:

„b)

ervoor zorgt dat personen met toegang tot luchthavenbenodigdheden een algemene beveiligingsbewustmakingsopleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.7 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 alvorens toegang te krijgen tot die benodigdheden en er bovendien voor zorgt dat personen die screenings van luchthavenbenodigdheden uitvoeren een opleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.3.3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 en dat de personen die andere beveiligingsonderzoeken van luchthavenbenodigdheden uitvoeren een opleiding krijgen overeenkomstig punt 11.2.3.10 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010, en”.

16)

Hoofdstuk 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 11.1.5 wordt vervangen door:

„11.1.5.

Alvorens een persoon een beveiligingsopleiding volgt waarbij hij toegang krijgt tot informatie die niet publiek toegankelijk is, dient een achtergrondonderzoek of aan de indienstname voorafgaande controle te zijn afgerond. Het achtergrondonderzoek wordt regelmatig, en ten minste om de vijf jaar, herhaald.”;

b)

punt 11.2.3.7, onder b), wordt vervangen door:

„b)

kennis van de procedures voor het verzegelen van het luchtvaartuig, indien van toepassing op de op te leiden persoon;”;

c)

de eerste zin van punt 11.2.3.9 wordt vervangen door:

„De opleiding van personen die andere beveiligingscontroles van vracht en post dan beveiligingsonderzoeken uitvoeren, moet resulteren in de volgende vaardigheden:”;

d)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 11.2.6.1 toegevoegd:

„Om objectieve redenen mag de bevoegde autoriteit personen vrijstellen van deze opleidingsvereiste als hun toegang beperkt is tot zones in de terminal die toegankelijk zijn voor passagiers.”;

e)

de volgende zin wordt aan het einde van punt 11.3.1 toegevoegd:

„Personen die de in punt 11.2.3.3 vermelde taken uitvoeren, kunnen van deze eisen worden vrijgesteld als zij alleen gemachtigd zijn om visuele controles en/of doorzoekingen met de hand/fouilleringen uit te voeren.”;

f)

punt 11.5.3, onder a), wordt vervangen door:

„a)

over de in punt 11.5.4 gespecificeerde kennis en vaardigheden beschikken, en”;

g)

de eerste zin van punt 11.5.4 wordt vervangen door:

„Om te worden gecertificeerd als een instructeur die gekwalificeerd is om de in de punten 11.2.3.1 tot en met 11.2.3.5 en de punten 11.2.4 (behalve de opleiding van supervisors die uitsluitend toezicht houden op de in de punten 11.2.3.6 tot en met 11.2.3.10 vermelde personen) en 11.2.5 gedefinieerde opleiding te verstrekken, moet een persoon kennis hebben van de werkomgeving op het relevante gebied van de luchtvaartbeveiliging en over kwalificaties en vaardigheden op de volgende gebieden beschikken:”.

17)

Hoofdstuk 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 12.1.2.2 wordt vervangen door:

„12.1.2.2.

Alle metaaldetectiepoorten die uitsluitend worden gebruikt voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn, moeten voldoen aan minstens norm 1.”.

b)

de volgende punten 12.5.1.4 en 12.5.1.5 worden toegevoegd:

„12.5.1.4.

Een beheerder van de beeldprojectie van voorwerpen die voor bedreiging kunnen worden gebruikt (Threat Image Projection, TIP) is verantwoordelijk voor het beheer van de TIP-configuratie.

12.5.1.5.

De bevoegde autoriteit houdt regelmatig toezicht op de correcte tenuitvoerlegging van de TIP-systemen en zorgt ervoor dat de systemen correct zijn geconfigureerd, inclusief wat de realistische en relevante projectie van voorwerpen betreft, dat ze in overeenstemming zijn met de eisen en dat de beeldbibliotheken up-to-date zijn.”;

c)

punt 12.8.2 wordt vervangen door:

„12.8.2.

Als een lidstaat voornemens is toestemming te verlenen voor een nieuwe screeningmethode stelt hij vóór de geplande toepassing de Commissie en de overige lidstaten hiervan schriftelijk in kennis, waarbij hij aangeeft hoe hij zal garanderen dat de toepassing van de nieuwe methode aan de vereiste van punt 12.8.1, onder b), zal beantwoorden. De kennisgeving moet ook gedetailleerde informatie bevatten over de plaats(en) waar de screeningmethode zal worden toegepast en over de geplande duur van de evaluatieperiode.”;

d)

het volgende punt 12.10 wordt toegevoegd:

„12.10.   METAALDETECTIEAPPARATUUR (MDE)

Gedetailleerde bepalingen inzake het gebruik van MDE zijn vastgesteld in een afzonderlijk besluit van de Commissie.”.


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1117/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Arancia Rossa di Sicilia (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Arancia Rossa di Sicilia”, die op grond van Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Daar de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(4)  PB C 369 van 29.11.2012, blz. 16.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Arancia Rossa di Sicilia (BGA)


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1118/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Miel de Corse – Mele di Corsica (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie een door Frankrijk ingediend verzoek beoordeeld om goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Miel de Corse – Mele di Corsica”, die bij Verordening (EG) nr. 1187/2000 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 133 van 6.6.2000, blz. 19.

(3)  PB C 134 van 14.5.2013, blz. 39.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.4.   Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

FRANKRIJK

Miel de Corse - Mele di Corsica (BOB)


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1119/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Melva de Andalucía (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Spanje ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Melva de Andalucía”, die bij Verordening (EG) nr. 289/2009 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 94 van 8.4.2009, blz. 15.

(3)  PB C 60 van 1.3.2013, blz. 15.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.7.   Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren

SPANJE

Melva de Andalucía (BGA)


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1120/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Piment d’Espelette/Piment d’Espelette – Ezpeletako Biperra (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie een door Frankrijk ingediend verzoek beoordeeld tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Piment d’Espelette”/„Piment d’Espelette – Ezpeletako Biperra”, die bij Verordening (EG) nr. 1495/2002 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 225 van 22.8.2002, blz. 11.

(3)  PB C 57 van 27.2.2013, blz. 11.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.8.   Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen, enz.)

FRANKRIJK

Piment d’Espelette/Piment d’Espelette – Ezpeletako Biperra (BOB)


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1121/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Volaille de Bresse/Poulet de Bresse/Poularde de Bresse/Chapon de Bresse (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie de aanvraag van Frankrijk onderzocht tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Volaille de Bresse”/„Poulet de Bresse”/„Poularde de Bresse”/„Chapon de Bresse”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1509/2000 (3), is geregistreerd.

(2)

De aanvraag heeft tot doel wijzigingen in het productdossier aan te brengen die betrekking hebben op de benaming en de beschrijving van het product, het bewijs van de oorsprong, de werkwijze voor het verkrijgen van het product, de etikettering, de nationale eisen alsook de gegevens van de producentengroepering en van de instantie die is belast met de controle van de oorsprongsbenaming.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(4)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 174 van 13.7.2000, blz. 7.

(4)  PB C 102 van 9.4.2013, blz. 12.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

FRANKRIJK

Volaille de Bresse/Poulet de Bresse/Poularde de Bresse/Chapon de Bresse (BOB)


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1122/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2013

houdende goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Κονσερβολιά Στυλίδας (Konservolia Stylidas) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 53, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Griekenland tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Κονσερβολιά Στυλίδας (Konservolia Stylidas)”, die bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

De aanvraag betreft een wijziging die in het productdossier onder de beschrijving van het product en de werkwijze voor het verkrijgen van het product is aangebracht, zulks in verband met de toevoeging van een extra handelstype, namelijk de ontpitte olijf.

(3)

De Commissie heeft de wijziging in kwestie onderzocht en acht deze gerechtvaardigd. Aangezien het om een minimale wijziging in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 gaat, kan de Commissie deze goedkeuren zonder de in de artikelen 50, 51 en 52 van die verordening beschreven procedure te volgen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming „Κονσερβολιά Στυλίδας (Konservolia Stylidas)” wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Het geconsolideerde enig document met de belangrijkste punten van het productdossier is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.


BIJLAGE I

De onderstaande wijziging in het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming „Κονσερβολιά Στυλίδας (Konservolia Stylidas)” is goedgekeurd.

1.

Beschrijving van het product

De beschrijving is zodanig gewijzigd dat voortaan ook ontpitte hele olijven deel uitmaken van het gamma van de „Konservolia Stylidas”. Op grond van de markteisen en veranderingen in het consumentengedrag is een diversificatie van de op de markt verkrijgbare handelstypen noodzakelijk geworden.

De kenmerken van de ontpitte olijven wijken (qua smaak, kleur en geur) geenszins af van die van de hele Stylida-olijven omdat de olijven pas worden ontpit nadat ze hun definitieve organoleptische kenmerken hebben verkregen. Het verband met het geografische gebied van het product verandert dus niet. Ook heeft de pekeloplossing, die doorgaans van invloed kan zijn op de smaak van een product, bij de hele en bij de ontpitte olijven precies dezelfde samenstelling.

2.

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Dit onderdeel is gewijzigd in die zin dat de ontpitting van de olijven in de beschrijving is opgenomen. Daarbij gaat het om ontpitte, hele „Konservolia Stylidas”-olijven, voornamelijk groene olijven die gefermenteerd zijn zodat het product zijn definitieve uiterlijke, chemische en organoleptische kenmerken al bezit. De pit wordt vervolgens verwijderd met een speciale ontpittingsmachine, en wel langs de hoofdas van de vrucht (het is niet mogelijk om een olijfpit langs de korte as te verwijderen). De olijven worden daarna in een oplossing met 7 à 9 % pekel gelegd, precies zoals bij de hele Stylida-olijven. Op deze wijze ondergaan de uiterlijke, chemische en organoleptische kenmerken van de „Konservolia Stylidas” geen verandering.


BIJLAGE II

Geconsolideerd enig document

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)

„ΚΟΝΣΕΡΒΟΛΙΑ ΣΤΥΛΙΔΑΣ” (KONSERVOLIA STYLIDAS)

EG-nummer: EL-PDO-0117-0345-01.01.2012

BGA ( ) BOB (X)

1.   Naam

„Κονσερβολιά Στυλίδας” (Konservolia Stylidas)

2.   Lidstaat of derde land

Griekenland

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6.

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Het gaat om hele, al dan niet ontpitte tafelolijven van het ras Konservolia. Het product heeft een fruitige smaak en stevig vruchtvlees dat gemakkelijk loslaat van de pit en goed houdbaar is. De zwarte olijven zijn zwart tot inktzwart van kleur, terwijl de groene olijven een groene tot strogele kleur hebben. Het gemiddelde gewicht van de vrucht bedraagt 7 g. De verhouding tussen de pit en de vrucht is 6:1. De olijf mag niet door de olijfvlieg zijn aangetast, niet gekneusd zijn en geen onzuiverheden bevatten. De olijven worden volgens de internationale norm in de volgende grootteklassen ingedeeld:

Handelsnaam

Aantal olijven per kg

Super super mamouth

70-90

Super mamouth

91-100

Mamouth

101-110

Super colossal

111-120

Colossal

121-140

Giants

141-160

Extra jumbo

161-180

Jumbο

181-200

Εxtra large

201-230

Large

231-260

Superior

261-290

Brilliants

291-320

Fine

321-350

Bullets

351-380

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De „Konservolia Stylidas” moeten binnen het afgebakende geografische gebied worden geteeld en verwerkt.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

4.   Beknopte omschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied wordt omsloten door de administratieve grenzen van de gemeenten Glifa, Vathikilo, Pelasgia, Mili, Spartia, Achladi, Raches, Paleokerasia, Achinos, Karavomilos, Anidro, Neraida, Stylida, Avlaki, Agia Marina, Limogardi en Longitsi in de provincie Fthiotida in het departement Fthiotida.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het klimaat in het departement Fthiotida is zacht mediterraans. De meteorologische gegevens van de afgelopen vijf jaar zijn als volgt:

 

Gemiddelde temperatuur: 16,5 °C

 

Relatieve vochtigheid: 65-70 %

 

Neerslag: 589 mm per jaar

 

Zonneschijn: 210 uur per maand

De grond bestaat voornamelijk uit zanderige klei in vlak of heuvelachtig gebied.

5.2.   Specificiteit van het product

Het product heeft een fruitige smaak en stevig vruchtvlees dat gemakkelijk loslaat van de pit en goed houdbaar is. De zwarte olijven zijn zwart tot inktzwart van kleur, terwijl de groene olijven een groene tot strogele kleur hebben. De Stylida-tafelolijven staan op de Griekse en de internationale markt bekend om hun uitstekende uiterlijke, chemische en organoleptische kenmerken. Op Griekse en internationale beurzen is met de olijven een flink aantal prijzen in de wacht gesleept.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

In dit geografische gebied wordt al sinds de oudheid op traditionele wijze het olijfras „Konservolia” geteeld, dat de kenmerkende tafelolijven voortbrengt die bekendstaan om hun uitstekende uiterlijke, chemische en organoleptische eigenschappen. De Stylida-olijven worden geteeld in het departement Fthiotida, dat zachte winters en koele zomers kent. Dit specifieke olijfras heeft zich perfect aangepast aan de grond en het klimaat, die in combinatie met de gebruikte traditionele teelt-, oogst- en verwerkingsmethoden hun stempel hebben gedrukt op het eindproduct.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.minagric.gr/images/stories/docs/agrotis/POP-PGE/prodiagrafes_konserbopolis_stilidas200313.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/32


VERORDENING (EU) Nr. 1123/2013 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2013

tot vaststelling van rechten op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 11 bis, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het protocol bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (het Protocol van Kyoto) stelt twee mechanismen vast voor de totstandbrenging van internationale kredieten waarvan partijen gebruik kunnen maken om de eigen emissies te compenseren. Gezamenlijke uitvoering (Joint Implementation — JI) levert emissiereductie-eenheden (Emission Reduction Units — ERU’s) op, terwijl het mechanisme voor schone ontwikkeling (Clean Development Mechanism — CDM) resulteert in gecertificeerde emissiereducties (Certified Emission Reductions — CER’s).

(2)

De nationale toewijzingsplannen van de lidstaten, goedgekeurd op grond van artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG, voorzien in het gebruik door de exploitanten van bepaalde hoeveelheden CER’s en ERU’s om te voldoen aan hun verplichtingen om emissierechten in te leveren in de zin van artikel 12 van Richtlijn 2003/87/EG voor de periode 2008 tot en met 2012.

(3)

Artikel 11 bis van Richtlijn 2003/87/EG voorziet in de voortzetting van het gebruik van CER’s en ERU’s die in het kader van het Protocol van Kyoto in de bij Richtlijn 2003/87/EG ingevoerde regeling voor de handel in emissierechten zijn verleend in de periode van 2013 tot en met 2020 en in de bepalingen over de toegestane mate van gebruik per categorie exploitant en vliegtuigexploitant om te voldoen aan hun verplichtingen om emissierechten in te leveren overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2003/87/EG. Artikel 11 bis, lid 8, stelt een aantal minimumrechten vast, uitgedrukt in percentages, van het gebruik van internationale kredieten door de exploitanten en vliegtuigexploitanten in de periode van 2008 tot en met 2020, en voorziet in maatregelen om de precieze maximumpercentages vast te stellen.

(4)

Richtlijn 2003/87/EG voorziet in de koppeling tussen de mechanismen die zijn gebaseerd op het Protocol van Kyoto en de regeling voor de handel in emissierechten met het oog op de verhoging van de kosteneffectiviteit van het realiseren van een vermindering van de wereldwijde emissie van broeikasgassen. Gezien het aantal emissierechten voor de periode van 2013 tot en met 2020 die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 13, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2003/87/EG, moeten de rechten voor het gebruik van internationale kredieten worden vastgesteld op de minimumpercentages die zijn vastgesteld in artikel 11 bis, lid 8, eerste en derde alinea. Daarom wordt de in artikel 11 bis, lid 8, vijfde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde algemene grenswaarde voor het gebruik van internationale kredieten gerespecteerd en zijn de tweede alinea en de tweede zin van de vierde alinea van artikel 11 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG niet van toepassing. Elk resterend recht voor 2012 van vliegtuigexploitanten wordt gehandhaafd overeenkomstig artikel 11 bis, leden 2, 3, en 4, van Richtlijn 2003/87/EG.

(5)

Exploitanten van vaste installaties met een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding overeenkomstig artikel 20 van Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), moeten het recht hebben om hetzij als bestaande exploitanten, hetzij als nieuwkomers te worden behandeld.

(6)

De artikelen 58 tot en met 61 van Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, en de Besluiten nr. 280/2004/EG en nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en nr. 1193/2011 van de Commissie (3) geven nadere bepalingen voor de praktische uitvoering van de grenswaarden van de rechten die hierin zijn vastgesteld.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke exploitant van een vaste installatie waarvoor een kosteloze toewijzing of een recht op het gebruik van internationale kredieten in de periode van 2008 tot en met 2012 is verleend, is gerechtigd om in de periode van 2008 tot en met 2020 internationale kredieten te gebruiken tot de hoeveelheid die hem voor de periode van 2008 tot en met 2012 voor die installatie is toegekend, of tot een hoeveelheid die overeenkomt met maximaal 11 % van zijn toewijzing in de periode van 2008 tot en met 2012, naargelang welke hoeveelheid het grootst is.

2.   Elke exploitant van een vaste installatie waarvoor noch een kosteloze toewijzing, noch een recht op het gebruik van internationale kredieten in de periode van 2008 tot en met 2012 is verleend en, in afwijking van lid 1, elke exploitant van een vaste installatie in de zin van de eerste twee streepjes van artikel 3, onder h), van Richtlijn 2003/87/EG wordt het recht toegewezen op het gebruik van internationale kredieten in de periode van 2008 tot en met 2020 tot een maximum van 4,5 % van hun geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020.

3.   Elke exploitant van een vaste installatie met een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding overeenkomstig artikel 20 van Besluit 2011/278/EU, is gerechtigd om in de periode van 2008 tot en met 2020 internationale kredieten te gebruiken tot de hoeveelheid die hem voor de periode van 2008 tot en met 2012 is toegekend, of tot een hoeveelheid die overeenkomt met maximaal 11 % van hun toewijzing in de periode van 2008 tot en met 2012, of tot een maximum van 4,5 % van hun geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020, naargelang welke hoeveelheid het hoogst is.

4.   Elke exploitant van een vaste installatie waarvoor een kosteloze toewijzing voor de periode van 2008 tot en met 2012 is verleend en die activiteiten uitoefent die niet voorkomen op de lijst van bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4), maar wel voorkomen op de lijst van bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), is gerechtigd om in de periode van 2008 tot en met 2020 internationale kredieten te gebruiken tot de hoeveelheid die hem voor de periode van 2008 tot en met 2012 voor die installatie is toegekend, of tot een hoeveelheid die overeenkomt met maximaal 11 % van zijn toewijzing in de periode van 2008 tot en met 2012, of tot een maximum van 4,5 % van hun geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020, naargelang welke hoeveelheid het hoogst is.

5.   Elke vliegtuigexploitant is gerechtigd om internationale kredieten te gebruiken tot een maximum van 1,5 % van zijn geverifieerde emissies in de periode van 2013 tot en met 2020, onverminderd elk resterend recht vanaf 2012.

Artikel 2

1.   De lidstaten berekenen en publiceren de rechten op het gebruik van internationale kredieten voor al hun exploitanten overeenkomstig artikel 1, lid 1, en brengen de Commissie overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) nr. 389/2013 één maand na de datum van de inwerkingtreding van deze verordening op de hoogte.

2.   Voor elke van de in artikel 1, lid 2, genoemde exploitanten en de in artikel 1, lid 5, genoemde vliegtuigexploitanten wordt het recht op het gebruik van internationale kredieten op basis van geverifieerde emissies berekend en jaarlijks geactualiseerd. Voor de in artikel 1, leden 3 en 4, genoemde exploitanten wordt een geactualiseerd recht op het gebruik van internationale kredieten berekend overeenkomstig het in artikel 1, lid 1, berekende recht of vastgesteld op 4,5 % van de geverifieerde emissies voor de periode van 2013 tot en met 2020 als dit hoger is. Zodra de geverifieerde emissies goedgekeurd zijn, brengen de lidstaten de Commissie op de hoogte van de wijzigingen in het recht op het gebruik van internationale kredieten overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) nr. 389/2013.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  PB L 130 van 17.5.2011, blz. 1.

(3)  PB L 122 van 3.5.2013, blz. 1.

(4)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 109.

(5)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63.


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1124/2013 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2013

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof bifenox

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, eerste alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bifenox is bij Richtlijn 2008/66/EG van de Commissie (2) opgenomen als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3).

(2)

Werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 (4).

(3)

Overeenkomstig de eerste alinea van artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft België bij de Commissie een verzoek ingediend om de goedkeuring van bifenox opnieuw te bezien in het licht van nieuwe wetenschappelijke en technische kennis die voortvloeit uit informatie ingediend bij die lidstaat door de kennisgever overeenkomstig artikel 56, lid 1, van die verordening. Die informatie betrof de vorming van nitrofeen als gevolg van de toepassing van bifenox.

(4)

België heeft de door de kennisgever ingediende informatie geëvalueerd. Op 21 maart 2013 heeft België zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, aan de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, hierna „EFSA”, overgelegd.

(5)

In het licht van die informatie is de Commissie van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat bifenox niet langer voldoet aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(6)

De Commissie heeft de kennisgever uitgenodigd om opmerkingen te maken.

(7)

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat, gelet op het feit dat onder bepaalde omgevingsomstandigheden het gebruik van bifenox tot vorming van nitrofeen kan leiden, een risico voor het milieu niet kan worden uitgesloten, behalve door het opleggen van verdere beperkingen.

(8)

Er wordt bevestigd dat de werkzame stof bifenox geacht moet worden krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 te zijn goedgekeurd. Bij de beoordeling van aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen dienen de lidstaten bijzondere aandacht te besteden aan het potentieel van bifenox om nitrofeen te vormen, en beperkingen op te leggen wat betreft de gebruiksvoorwaarden, indien van toepassing.

(9)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2008/66/EG van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine op te nemen als werkzame stof (PB L 171 van 1.7.2008, blz. 9).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE

De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 180, bifenox, van deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:

„DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over bifenox dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling dienen de lidstaten vooral aandacht te schenken aan:

a)

de veiligheid van de toedieners, waarbij er zo nodig voor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

b)

de blootstelling van de consumenten via de voeding aan bifenoxresiduen in producten van dierlijke oorsprong of in wisselgewassen;

c)

de milieuomstandigheden die tot de vorming van nitrofeen kunnen leiden.

De lidstaten leggen waar nodig in het licht van punt c) beperkingen op wat de gebruiksvoorwaarden betreft.”.


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1125/2013 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

36,9

MA

42,5

MK

33,9

ZZ

37,8

0707 00 05

AL

45,1

EG

177,3

MK

59,9

TR

144,2

ZZ

106,6

0709 93 10

AL

48,7

MA

88,1

TR

154,7

ZZ

97,2

0805 20 10

AU

136,9

MA

63,3

ZA

148,2

ZZ

116,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

PE

125,0

SZ

56,1

TR

80,2

UY

92,8

ZA

154,1

ZZ

101,6

0805 50 10

TR

73,0

ZA

74,0

ZZ

73,5

0806 10 10

BR

247,5

LB

239,8

PE

271,8

TR

165,1

US

324,1

ZZ

249,7

0808 10 80

BA

64,2

CL

210,3

NZ

138,3

US

133,2

ZA

174,4

ZZ

144,1

0808 30 90

CN

65,8

TR

113,5

ZZ

89,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/38


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 november 2013

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor spoeltoiletten en urinoirs

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 7317)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/641/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die tijdens hun hele levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke criteria voor de EU-milieukeur worden vastgesteld.

(3)

Omdat de consumptie van water in belangrijke mate bijdraagt aan de totale milieueffecten van particuliere en openbare of bedrijfsgebouwen, is het passend om criteria voor de EU-milieukeur vast te stellen voor de productgroep „spoeltoiletten en urinoirs”. De criteria moeten in het bijzonder waterzuinige producten bevorderen die bijdragen aan een beperking van de waterconsumptie en gerelateerde andere voordelen zoals een lager energieverbruik.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De productgroep „spoeltoiletten en urinoirs” omvat: spoeltoiletuitrusting en urinoiruitrusting als gedefinieerd in artikel 2. De productgroep behelst producten voor huishoudelijk en niet-huishoudelijk gebruik.

2.   De volgende producten worden niet tot de productgroep „spoeltoiletten en urinoirs” gerekend:

a)

toiletzittingen en -deksels, uitsluitend wanneer die onafhankelijk van een spoeltoilet- of urinoiruitrusting in de handel of op de markt worden gebracht;

b)

toiletuitrusting die geen water gebruikt of een chemische stof en water gebruikt voor het doorspoelen en toiletten die energie nodig hebben om het spoelsysteem te ondersteunen.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.   „spoeltoiletuitrusting”: een toiletcombinatie, een toiletpot of een toiletspoelsysteem;

2.   „toiletcombinatie”: een sanitair toestel dat aan de hand van een spoelsysteem en een toiletpot een functionerende eenheid vormt voor het ontvangen en doorspoelen van menselijke urine en fecaliën die in een afvoersysteem worden afgevoerd;

3.   „toiletpot”: een sanitair toestel voor het ontvangen en doorspoelen van menselijke urine en fecaliën die in een afvoersysteem worden afgevoerd;

4.   „urinoiruitrusting”: een urinoircombinatie, een urinoir, een watervrij urinoir of een urinoirspoelsysteem;

5.   „spoelurinoiruitrusting”: een urinoircombinatie, een urinoir of een urinoirspoelsysteem;

6.   „urinoircombinatie”: een sanitair toestel dat aan de hand van een spoelsysteem en een urinoir een functionerende eenheid vormt voor het ontvangen en doorspoelen van menselijke urine die in een afvoersysteem wordt afgevoerd;

7.   „urinoir”: een sanitair toestel voor het ontvangen van urine en water die worden doorgespoeld en afgevoerd in een afvoersysteem;

8.   „gooturinoir”: een sanitair toestel met of zonder spoelsysteem, bestaande uit een vloergoot en een aan een wand bevestigde plaat, voor het ontvangen van urine en water die worden doorgespoeld en afgevoerd in een afvoersysteem;

9.   „watervrij urinoir”: een sanitair toestel voor het ontvangen van urine die in een afvoersysteem wordt afgevoerd, dat zonder water functioneert;

10.   „spoelsysteem”: voor zowel spoeltoilet- en spoelurinoiruitrustingen, een stortbak met ingebouwde waarschuwingsbuisverbinding — of een inrichting die niet minder effectief wordt geacht en inlaat-/uitlaatinrichtingen, of een drukspoeler;

11.   „waterbesparende inrichting”: een spoelinrichting die zorgt voor het vrijgeven van een deel van het volledige spoelvolume, in de vorm van dubbele-werkingsmechanismen (onderbreekbaar) of dubbele-bedieningsmechanismen (dubbele spoeling);

12.   „volledig spoelvolume”: het totale volume water dat tijdens een spoelcyclus door het spoelsysteem wordt vrijgegeven;

13.   „beperkt spoelvolume”: het deel van het volledige spoelvolume water dat tijdens een spoelcyclus door een waterbesparende inrichting wordt vrijgegeven en dat niet meer dan twee derde van het volledige spoelvolume bedraagt;

14.   „gemiddeld spoelvolume”: het rekenkundig gemiddelde van één volledig spoelvolume en drie beperkte spoelvolumes dat wordt berekend volgens de in aanhangsel 1 van de bijlage beschreven methode;

15.   „spoelbediening op vraag”: een spoelinrichting van een sanitair toestel die door de gebruiker handmatig met behulp van een handgreep, hendel, knop, voetpedaal of gelijkwaardig spoelbedieningsmechanisme ofwel door een sensor die het gebruik van het sanitaire apparaat detecteert, kan worden bediend;

16.   „afstelinrichting”: een inrichting waarmee het volledige spoelvolume en, indien van toepassing, het beperkte spoelvolume van een spoelsysteem kan worden afgesteld.

Artikel 3

Om krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur moet een product behorend tot de productgroep „spoeltoiletten en urinoirs” zoals gedefinieerd in artikel 1 van dit besluit, voldoen aan de criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle die zijn uiteengezet in de bijlage.

Artikel 4

De in de bijlage uiteengezette criteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling zijn geldig gedurende een periode van vier jaar vanaf 7 november 2013.

Artikel 5

Voor administratieve doeleinden wordt aan de productgroep „spoeltoiletten en urinoirs” het codenummer 41 toegekend.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 november 2013.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

CRITERIA VOOR DE TOEKENNING VAN DE EU-MILIEUKEUR EN EISEN INZAKE BEOORDELING

Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor spoeltoilet- en urinoiruitrusting:

1.

Efficiënter gebruik van water

2.

Productprestaties

3.

Verboden of beperkte stoffen en mengsels

4.

Hout uit duurzaam beheerde bossen als grondstof

5.

Levensduur van het product

6.

Verminderde effecten aan het einde van de levenscyclus

7.

Installatie-instructies en gebruikersinformatie

8.

Informatie op de EU-milieukeur.

Tabel 1 duidt de toepasselijkheid van de verschillende criteria voor elke categorie spoeltoilet- en urinoiruitrusting aan.

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, kunnen deze bescheiden afkomstig zijn van de aanvrager en/of diens leverancier.

Waar mogelijk moeten de tests worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan de algemene eisen van de Europese norm EN ISO 17025 of aan gelijkwaardige eisen.

Indien nodig kunnen, naast de voor elk criterium vermelde testmethoden, ook andere methoden worden gebruikt, mits de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt deze methoden gelijkwaardig acht.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product voldoet aan de wettelijke eisen van het land (de landen) waar het op de markt zal worden gebracht.

In testnormen worden toiletcombinaties, toiletpotten, urinoirs en spoelsystemen onderscheiden naargelang categorie of type, of beide. De desbetreffende categorieën of typen van het product worden bevestigd in een verklaring aan de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt en alle vereiste tests worden volgens de desbetreffende norm voor elke categorie die en/of elk type dat door de aanvrager is aangemeld, uitgevoerd.

Tabel 1

Toepasselijkheid van de verschillende criteria voor elke categorie spoeltoilet- en urinoiruitrusting

Spoeltoilet- en urinoiruitrusting

Criterium

Toiletcombinaties

Toiletpotten

Toiletspoelsystemen

Urinoircombinaties

Urinoirs

Watervrije urinoirs

Urinoirspoelsystemen

1a)

— Volledig spoelvolume

x

x

x

x

x

 

x

1b)

— Waterbesparing

x

x

x

x

x

 

x

1c)

— Gemiddeld spoelvolume

x

x

x

 

 

 

 

1d)

— Afstelling van spoelvolume

x

 

x

x

 

 

x

2a)

— Eisen voor spoelsystemen

x

 

x

x

 

 

x

2b)

— Spoelprestaties

x

x

 

x

x

 

 

2c)

— Eisen voor watervrije urinoirs

 

 

 

 

 

x

 

3a)

— Gevaarlijke stoffen en mengsels

x

x

x

x

x

x

x

3b)

— Stoffen die zijn opgenomen in de lijst overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1)

x

x

x

x

x

x

x

4

— Hout uit duurzaam beheerde bossen als grondstof

x

x

x

x

x

x

x

5a)

— Repareerbaarheid en beschikbaarheid van reserveonderdelen

x

x

x

x

x

x

x

5b)

— Garantie

x

x

x

x

x

x

x

6

— Verminderde effecten aan het einde van de levenscyclus

x

x

x

x

x

x

x

7

— Installatie-instructies en gebruikersinformatie

x

x

x

x

x

x

x

8

— Informatie op de EU-milieukeur

x

x

x

x

x

x

x

Criterium 1.   Efficiënter gebruik van water

a)   Volledig spoelvolume

Het volledige spoelvolume, onafhankelijk van de waterdruk, van spoeltoilet- en spoelurinoiruitrusting, wanneer die in de handel wordt gebracht, is niet hoger dan de waarde in tabel 2.

Tabel 2

Maximumgrens voor volledig spoelvolume van spoeltoilet- en spoelurinoiruitrusting

Product

Volledig spoelvolume [l/spoeling]

Spoeltoiletuitrusting

6,0

Spoelurinoiruitrusting

1,0

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan deze eisen voldoet en moet het nominaal volledig spoelvolume (in l/spoeling) van het product vermelden, samen met de resultaten van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethoden die in de desbetreffende EN-normen (zie tabel 3) voor deze productsoort zijn voorgeschreven. Voor gooturinoirs verwijst het volledige spoelvolume naar het water dat over een 60 cm brede doorlopende wand wordt gespoeld.

Tabel 3

EN-normen voor het meten van het volledige spoelvolume van spoeltoilet- en urinoiruitrusting

Product

Norm

Normtitel

Toiletcombinaties en toiletpotten

EN 997

Wc-potten en closetcombinaties met ingebouwde geurafsluiter

Urinoircombinaties en urinoirs

EN 13407

Urinoirs voor wandbevestiging — Functionele eisen en beproevingsmethoden

Spoelsystemen met een stortbak

EN 14055

Sanitaire toestellen — Wc-potten en urinoirs met stortbak

Spoelsystemen met een handmatige drukspoeler

EN 12541

Sanitaire kranen — Drukspoelers PN 10 met automatische sluiting voor toiletten en urinoirs

Spoelsystemen met een contactloze drukspoeler

EN 15091

Sanitaire kranen en hulpstukken — Elektronisch openende en sluitende kranen en hulpstukken

b)   Waterbesparing

Toiletcombinaties die een volledig spoelvolume van meer dan 4,0 liter vrijgeven en toiletspoelsystemen moeten met een waterbesparende inrichting worden uitgerust. Het beperkte spoelvolume, onafhankelijk van de waterdruk, dat wordt vrijgegeven als de waterbesparende inrichting in werking wordt gesteld, mag op het moment van het in de handel brengen niet meer dan 3,0 l/spoeling bedragen.

Voor toiletpotten moet een waterbesparende inrichting kunnen worden gebruikt waarvan het beperkte spoelvolume, onafhankelijk van de waterdruk, dat wordt vrijgegeven als de waterbesparende inrichting in werking wordt gesteld, niet meer dan 3,0 l/spoeling bedraagt.

Urinoircombinaties en urinoirspoelsystemen moeten worden uitgerust met een afzonderlijke spoelbediening op vraag. Voor gooturinoirs met spoelsysteem moet worden voorzien in een afzonderlijke spoelbediening op vraag voor niet meer dan 60 cm breedte doorlopende wand.

Voor urinoirs moet een afzonderlijke spoelbediening op vraag kunnen worden gebruikt. Voor gooturinoirs zonder spoelsysteem moeten afzonderlijke spoelbedieningen op vraag in een niet meer dan 60 cm brede doorlopende wand kunnen worden geplaatst.

Op sensoren gebaseerde spoelbedieningen moeten foutieve detectie verhinderen en ervoor zorgen dat het spoelwater alleen na het daadwerkelijke gebruik van het product wordt vrijgegeven.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan deze eisen voldoet en moet documentatie overleggen met een beschrijving van de in het product gebruikte technologie of inrichting. Voor spoeltoiletuitrusting moet de aanvrager het beperkte spoelvolume (in l/spoeling) van het product vermelden, samen met de resultaten van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethoden die in de desbetreffende EN-normen (zie tabel 4) voor deze productsoort zijn voorgeschreven. Voor producten die zijn uitgerust met op sensoren gebaseerde spoelbedieningen moet de aanvrager een korte beschrijving geven van de maatregelen die zijn genomen bij het ontwikkelen van het product om foutieve detectie te verhinderen en ervoor te zorgen dat de spoeling alleen na het daadwerkelijke gebruik van het product wordt geactiveerd.

Tabel 4

EN-normen voor het meten van het beperkte spoelvolume van spoeltoiletuitrusting

Product

Norm

Normtitel

Toiletcombinaties en toiletpotten

EN 997

Wc-potten en closetcombinaties met ingebouwde geurafsluiter

Toiletspoelsystemen met een stortbak

EN 14055

Sanitaire toestellen — Wc-potten en urinoirs met stortbak

c)   Gemiddeld spoelvolume

Het gemiddelde spoelvolume van spoeltoiletuitrusting, dat wordt berekend volgens de in aanhangsel 1 beschreven methode, mag op het moment van het in de handel brengen niet meer dan 3,5 l/spoeling bedragen. Toiletcombinaties die een volledig spoelvolume van 4,0 liter of minder vrijgeven, worden van deze eis vrijgesteld.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet het berekende gemiddelde spoelvolume (in l/spoeling) van het product vermelden, samen met de resultaten van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de in aanhangsel 1 beschreven methode.

d)   Afstelling van spoelvolume

Spoelsystemen moeten worden uitgerust met een afstelinrichting, zodat de spoelvolumes door de installateur kunnen worden afgesteld om rekening te houden met de plaatselijke omstandigheden van het afvoersysteem. Het volledige spoelvolume na afstelling volgens de installatie-instructies mag niet meer dan 6 l/spoeling voor spoeltoiletuitrusting, 4 l/spoeling indien de toiletcombinatie niet is uitgerust met een waterbesparende inrichting en 1 l/spoeling voor spoelurinoiruitrusting bedragen. Het beperkte spoelvolume na afstelling volgens de installatie-instructies mag niet meer dan 3 l/spoeling voor spoeltoiletuitrusting bedragen.

In het geval van spoelsystemen met een stortbak moet het maximale volledige spoelvolume na afstelling aan de hand van een waterlijn of een watermerk op de stortbak worden aangeduid.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan deze eisen voldoet en moet documentatie overleggen met een beschrijving van de in het product gebruikte technologie of inrichting.

Criterium 2.   Productprestaties

a)   Eisen voor spoelsystemen

Spoelsystemen moeten voldoen aan de eisen die door de desbetreffende EN-normen (zie tabel 5) zijn voorgeschreven. De delen van de desbetreffende EN-normen in de onderstaande tabel 5 met betrekking tot de volledige en beperkte spoelvolumes zijn van dit criterium uitgesloten.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet de resultaten vestrekken van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethoden die in de desbetreffende EN-normen (zie tabel 5) voor deze productsoort zijn voorgeschreven.

Tabel 5

Naleving van EN-normen voor het spoelsysteem

Spoelsysteem

Norm

Normtitel

Toiletten en urinoirs met stortbak

EN 14055

Sanitaire toestellen — Wc-potten en urinoirs met stortbak

Toiletten en urinoirs met handmatige drukspoeler

EN 12541

Sanitaire kranen — Drukspoelers PN 10 met automatische sluiting voor toiletten en urinoirs

Toiletten en urinoirs met contactloze drukspoeler

EN 15091

Sanitaire kranen en hulpstukken — Elektronisch openende en sluitende kranen en hulpstukken

b)   Spoelprestaties

De spoelprestaties van toilet- en urinoircombinaties, toiletpotten en urinoirs moeten voldoen aan de eisen van de desbetreffende EN-normen die in tabel 6 zijn vermeld.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet de resultaten verstrekken van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethoden die in de desbetreffende EN-normen (zie tabel 6) voor deze productsoort zijn voorgeschreven. Toiletcombinaties en toiletpotten die niet onder een EN-norm vallen, moeten spoelprestatieniveaus aantonen die gelijk zijn aan die van een gelijkwaardige categorie en gelijkwaardig type onder EN-norm 997. In dat geval moet de aanvrager de resultaten verstrekken van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethode die in EN-norm 997 voor producten van gelijkwaardige categorie en gelijkwaardig type is voorgeschreven. Urinoircombinaties en urinoirs die niet onder een EN-norm vallen, moeten spoelprestatieniveaus aantonen die gelijk zijn aan die van een gelijkwaardige categorie en gelijkwaardig type onder EN-norm 13407. In dat geval moet de aanvrager de resultaten verstrekken van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethode die in EN-norm 13407 voor producten van gelijkwaardige categorie en gelijkwaardig type is voorgeschreven.

Tabel 6

Naleving van EN-normen voor de spoelprestaties van het product

Product

Norm

Normtitel

Toiletcombinaties en toiletpotten

EN 997

WC-potten en closetcombinaties met ingebouwde geurafsluiter

Urinoircombinaties en urinoirs

EN 13407

Urinoirs voor wandbevestiging — Functionele eisen en beproevingsmethoden

c)   Eisen voor watervrije urinoirs

Watervrije urinoirs moeten voldoen aan de eisen in aanhangsel 2.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet de resultaten verstrekken van de tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testmethoden die in aanhangsel 2 zijn voorgeschreven. Gelijkwaardige methoden die aantonen dat aan de eisen in aanhangsel 2 wordt voldaan, worden ook aanvaard.

Criterium 3.   Verboden of beperkte stoffen en mengsels

a)   Gevaarlijke stoffen en mengsels

Overeenkomstig artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 mag de EU-milieukeur niet worden toegekend aan een product, of een voorwerp daarvan in de zin van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of homogeen deel ervan, dat stoffen bevat die beantwoorden aan de criteria voor classificatie bij de in tabel 7 gespecificeerde gevarenaanduidingen of waarschuwingszinnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) of Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (3), noch stoffen waarnaar in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt verwezen. Indien de drempelwaarde voor classificatie van een stof of mengsel met een gevarenklasse verschilt van die van een waarschuwingszin, prevaleert de eerstgenoemde. De waarschuwingszinnen in tabel 7 verwijzen in het algemeen naar stoffen. Indien echter geen informatie over de stoffen kan worden verkregen, gelden de classificatieregels voor mengsels. Uitgesloten van criterium 3 a) zijn stoffen of mengsels waarvan de eigenschappen tijdens het productieproces veranderen en dus niet meer biologisch beschikbaar worden, of waarvan de chemische samenstelling verandert waardoor het eerder vastgestelde gevaar niet meer van toepassing is.

Tabel 7

Gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

Gevarenaanduiding

Waarschuwingszin

H300 Dodelijk bij inslikken

R28

H301 Giftig bij inslikken

R25

H304 Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt

R65

H310 Dodelijk bij contact met de huid

R27

H311 Giftig bij contact met de huid

R24

H330 Dodelijk bij inademing

R23/26

H331 Giftig bij inademing

R23

H340 Kan genetische schade veroorzaken

R46

H341 Verdacht van het veroorzaken van genetische schade

R68

H350 Kan kanker veroorzaken

R45

H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing

R49

H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

R40

H360F Kan de vruchtbaarheid schaden

R60

H360D Kan het ongeboren kind schaden

R61

H360FD Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden

R60/61/60-61

H360Fd Kan de vruchtbaarheid schaden. Verdacht van het schaden van het ongeboren kind

R60/63

H360Df Kan het ongeboren kind schaden. Verdacht van het verminderen van de vruchtbaarheid

R61/62

H361f Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid

R62

H361d Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind

R63

H361fd Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid. Verdacht van het schaden van het ongeboren kind

R62-63

H362 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding

R64

H370 Veroorzaakt schade aan organen

R39/23/24/25/26/27/28

H371 Kan schade aan organen veroorzaken

R68/20/21/22

H372 Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling

R48/25/24/23

H373 Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling

R48/20/21/22

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R50-53

H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R51-53

H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R52-53

H413 Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben

R53

EUH059 Gevaarlijk voor de ozonlaag

R59

EUH029 Vormt giftig gas in contact met water

R29

EUH031 Vormt giftig gas in contact met zuren

R31

EUH032 Vormt zeer giftig gas in contact met zuren

R32

EUH070 Giftig bij oogcontact

R39-41

Concentratiegrenzen van stoffen of mengsels waaraan de in tabel 7 opgesomde gevarenaanduidingen of waarschuwingszinnen kunnen worden of zijn toegekend, die voldoen aan de criteria voor indeling in de gevarenklassen of -categorieën, en van stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57, onder a), b) of c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, mogen de algemene en specifieke concentratiegrenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 niet overschrijden. Indien specifieke concentratiegrenzen worden vastgesteld, hebben deze voorrang op de algemene concentratiegrenzen.

Concentratiegrenzen voor stoffen die voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld in artikel 57, onder d), e) of f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen niet meer dan 0,1 gewichtsprocent van het gewicht bedragen.

Het eindproduct wordt niet met een gevarenaanduiding geëtiketteerd.

Voor spoeltoiletuitrusting en urinoiruitrusting zijn de stoffen/bestanddelen in tabel 8 vrijgesteld van de verplichting in artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 overeenkomstig artikel 6, lid 7, van die verordening:

Tabel 8

Vrijgestelde stoffen/bestanddelen

Stof/bestanddeel

Gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

Onderdelen die minder dan 25 g wegen

Alle gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

Homogene delen van samengestelde onderdelen die minder dan 25 g wegen

Alle gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

Nikkel in alle soorten roestvrij staal

H351, H372 en R40/48/23

Elektronische componenten van spoeltoiletten en urinoiruitrusting, die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4)

Alle gevarenaanduidingen en waarschuwingszinnen

Beoordeling en controle: voor het product of elk voorwerp of elk homogeen onderdeel verstrekt de aanvrager een verklaring dat aan criterium 3a) wordt voldaan, samen met hiermee verband houdende documentatie, zoals door de leveranciers ervan ondertekende verklaringen van overeenstemming, over de niet-classificatie van de stoffen of materialen in de gevarenklassen die bij de in tabel 7 genoemde gevarenaanduidingen horen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, voor zover dit ten minste kan worden bepaald aan de hand van de informatie die voldoet aan de in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 genoemde eisen. Deze verklaring wordt gestaafd door een samenvatting van de informatie over de relevante kenmerken met betrekking tot de in tabel 7 genoemde gevarenaanduidingen, op het detailleringsniveau dat wordt gespecificeerd in de punten 10, 11 en 12 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Informatie over de intrinsieke eigenschappen van stoffen kan worden verkregen door andere middelen dan met tests, bijvoorbeeld door het gebruik van alternatieve methoden, zoals in-vitromethoden, via kwantitatieve structuuractiviteitmodellen of door het gebruik van groepering of „read-across” overeenkomstig bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. Het uitwisselen van relevante gegevens wordt sterk aangemoedigd.

De verstrekte informatie moet betrekking hebben op de vorm of fysieke staat van de stof of mengsels zoals gebruikt in het eindproduct.

Voor in de bijlagen IV en V van Verordening (EG) nr. 1907/2006 genoemde stoffen die zijn vrijgesteld van registratieverplichtingen krachtens artikel 2, lid 7, onder a) en b), van die verordening, volstaat een verklaring door de aanvrager om te voldoen aan criterium 3a).

b)   Stoffen die zijn opgenomen in de lijst conform artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Er wordt geen afwijking toegestaan van het verbod in artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 voor stoffen die zijn geïdentificeerd als zeer zorgwekkende stoffen en zijn opgenomen in de lijst waarin is voorzien in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (5), die voorkomen in mengsels, in een voorwerp of in een homogeen deel van een samengesteld voorwerp in concentraties hoger dan 0,1 %. Specifieke concentratiegrenzen die zijn bepaald overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn van toepassing in gevallen waarin de concentratie minder dan 0,1 % bedraagt.

Beoordeling en controle: naar deze lijst van stoffen die worden beschouwd als zeer zorgwekkend, dient te worden verwezen op de datum van de aanvraag. De aanvrager dient een verklaring in dat aan criterium 3b) is voldaan, samen met hiermee verband houdende documentatie, waaronder door de leveranciers van de materialen ondertekende verklaringen van overeenstemming en kopieën van relevante veiligheidsinformatiebladen voor stoffen of mengsels overeenkomstig bijlage II van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen of mengsels. De concentratiegrenzen moeten worden opgegeven in de veiligheidsinformatiebladen op grond van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen en mengsels.

Criterium 4.   Hout uit duurzaam beheerde bossen

Als in spoeltoiletten en urinoirs hout of delen op houtbasis worden gebruikt, mag het gaan om gerecycleerd of primair materiaal.

Voor primair hout moeten geldige certificaten inzake duurzaam bosbeheer en de handelsketen zijn afgegeven in het kader van een certificeringsregeling van een onafhankelijke derde partij, zoals FSC, PEFC of gelijkwaardige certificering.

Als de certificeringsregelingen echter een combinatie van gecertificeerd en ongecertificeerd materiaal in een product of productlijn toestaan, mag het aandeel ongecertificeerd materiaal niet meer dan 50 % bedragen. Voor dergelijk ongecertificeerd materiaal is een controlesysteem vereist dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van de certificeringsregeling met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.

De certificeringsinstanties die certificaten inzake bosbeheer en/of de handelsketen afgeven, moeten door deze certificeringsregeling zijn geaccrediteerd of erkend.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet passende documentatie overleggen waarin de soorten, hoeveelheden en oorsprong zijn vermeld van het in de spoeltoiletten of urinoirs gebruikte hout of de daarin gebruikte delen op houtbasis.

Indien primair hout is gebruikt, moeten daarvoor geldige certificaten inzake duurzaam bosbeheer en de handelsketen zijn afgegeven in het kader van een certificeringsregeling van een onafhankelijke derde partij, zoals FSC, PEFC of gelijkwaardige certificering. Als het product of de productlijn ongecertificeerd materiaal bevat, moet worden aangetoond dat het aandeel van het ongecertificeerde materiaal minder dan 50 % bedraagt en dat het ongecertificeerde materiaal valt onder een controlesysteem dat garandeert dat het materiaal van een legale bron afkomstig is en aan eventuele andere eisen van de certificeringsregeling met betrekking tot ongecertificeerd materiaal voldoet.

Criterium 5.   Levensduur

a)   Repareerbaarheid en beschikbaarheid van reserveonderdelen

Het product moet zodanig zijn ontworpen dat verwisselbare onderdelen gemakkelijk door de eindgebruiker of, in voorkomend geval, door een technicus kunnen worden vervangen. Informatie over welke onderdelen kunnen worden vervangen, dient duidelijk te worden vermeld op het informatieblad dat in gedrukte en/of in elektronisch vorm wordt verstrekt. De aanvrager dient ook duidelijke instructies te verstrekken die de eindgebruiker of, in voorkomend geval, een naar behoren opgeleide vakman in staat stellen eenvoudige reparaties uit te voeren.

De aanvrager dient er voorts voor te zorgen dat gedurende ten minste tien jaar na de aankoopdatum originele reserveonderdelen, of gelijkwaardige onderdelen, beschikbaar zijn.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet één of meer voorbeelden van het productinformatieblad in gedrukte en/of in elektronische vorm verstrekken.

b)   Garantie

Het product dient te worden gedekt door een garantie op herstel of vervanging van ten minste vijf jaar.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet een voorbeeld van de garantievoorwaarden verstrekken.

Criterium 6.   Verminderde effecten aan het einde van de levenscyclus

Kunststof onderdelen die 25 g of meer wegen, moeten worden geëtiketteerd volgens de eisen van norm EN ISO 11469, zodat materialen ten behoeve van recycling, terugwinning of verwijdering aan het einde van de levenscyclus kunnen worden geïdentificeerd.

Watervrije urinoirs moeten gebruikmaken van een gemakkelijk biologisch afbreekbare vloeistof of volledig zonder vloeistof functioneren.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet. Bovendien moet de aanvrager voor watervrije urinoirs documentatie over de gebruikte technologie verstrekken alsook, in geval van gebruik van een vloeistof, een testverslag ter staving van de gemakkelijke biologische afbreekbaarheid van de vloeistof, volgens de definitie en testmethoden als vermeld in de „Guidance on the Application of the CLP Criteria” (6) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Criterium 7.   Installatie-instructies en gebruikersinformatie

Het product dient vergezeld te gaan van relevante installatie- en gebruikersinformatie, die alle technische bijzonderheden ten behoeve van een correcte installatie verstrekt en advies bevat over het juiste en milieuvriendelijke gebruik van het product alsmede over het onderhoud ervan. De installatie-instructies en gebruikersinformatie omvatten minimaal instructies en informatie in gedrukte of elektronische vorm over de volgende punten op de verpakking of in de documentatie die het product vergezelt:

a)

instructies voor een correcte installatie, waaronder:

in het geval van onafhankelijk in de handel gebrachte toiletpotten, urinoirs en spoelsystemen, informatie over met welke producten zij dienen te worden gecombineerd om een volledig functionerende eenheid samen te stellen die waterzuinig is;

informatie over voor welke categorieën en/of typen het product is getest;

informatie over de specifieke bedrijfsdruk waarvoor het product geschikt is;

informatie over voor welke typen afvoersystemen volgens EN-norm 12056 het product kan worden gebruikt;

informatie over de wijze van afstelling van de spoelvolumes en de gevolgen daarvan in termen van niveau van het restwater en vulniveau;

een opmerking dat de desbetreffende nationale en lokale regelgeving moet worden geraadpleegd alvorens de producten te installeren;

b)

informatie over het feit dat het voornaamste milieueffect samenhangt met waterverbruik alsook advies over hoe dit milieueffect door verstandig gebruik kan worden geminimaliseerd, met name informatie over correct gebruik van het product om het waterverbruik te minimaliseren;

c)

informatie over het feit dat aan het product de EU-milieukeur is toegekend, samen met een korte, specifieke uitleg over wat dit inhoudt, naast de algemene informatie die naast het EU-milieukeurlogo wordt vermeld;

d)

het volledige spoelvolume in l/spoeling (getest zoals aangegeven in criterium 1 a));

e)

in het geval van spoeltoiletuitrusting die een waterbesparende inrichting bevat of kan bevatten, de beperkte en gemiddelde spoelvolumes in l/spoeling (getest zoals aangegeven in respectievelijk criterium 1 b) en criterium 1 c));

f)

in het geval van onafhankelijk in de handel gebrachte toiletpotten en urinoirs, informatie over het feit dat het product moet worden gecombineerd met een geschikt spoelsysteem, dat over een milieukeur beschikt, om een volledig functionerende eenheid samen te stellen die waterzuinig is, moeten met name het volledige spoelvolume en, indien van toepassing, de beperkte en gemiddelde spoelvolumes van het te gebruiken spoelsysteem worden aangegeven;

g)

in het geval van onafhankelijk in de handel gebrachte spoelsystemen, informatie over het feit dat het product moet worden gecombineerd met een geschikte toiletpot en/of geschikt urinoir, die/dat over een milieukeur beschikt, om een volledig functionerende eenheid samen te stellen die waterzuinig is, moeten met name ook het volledige spoelvolume en, indien van toepassing, de beperkte en gemiddelde spoelvolumes van de te gebruiken toiletpot en/of het te gebruiken urinoir worden aangegeven;

h)

aanbevelingen over correct gebruik en onderhoud van het product, met vermelding van alle relevante instructies, met name:

advies over het onderhoud en het gebruik van het product;

informatie over welke onderdelen kunnen worden vervangen;

instructies betreffende de vervanging van de sluitring en andere hulpstukken wanneer het product lekt;

advies over het reinigen van het product met geschikte hulpmiddelen en schoonmaakmiddelen om schade aan het oppervlak van het product te voorkomen;

i)

voor watervrije urinoirs, instructies over de onderhoudsregeling, waaronder, indien van toepassing, informatie over het bewaren en het onderhoud van het verwisselbare patroon en de wijze en het tijdstip van vervanging ervan alsook een lijst van dienstverleners voor regelmatig onderhoud;

j)

voor watervrije urinoirs moeten passende aanbevelingen over de verwijdering van de verwisselbare patronen worden verstrekt, met name met vermelding van eventuele terugnamesystemen;

k)

aanbevelingen over passende verwijdering van afgedankte producten.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet één of meer voorbeelden van de gebruikersinformatie en/of een koppeling naar de website van een fabrikant die deze informatie bevat, verstrekken.

Criterium 8.   Informatie op de EU-milieukeur

Het facultatieve etiket met tekstruimte moet de volgende tekst bevatten:

zeer efficiënt watergebruik en minder afvalwater;

met dit product met milieukeur bespaart u water en geld;

verminderde effecten aan het einde van de levenscyclus;

De richtsnoeren voor het gebruik van het facultatieve etiket met tekstruimte kunnen worden geraadpleegd in de „Guidelines for the use of the EU Ecolabel logo” op de website:

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Beoordeling en controle: de aanvrager moet verklaren dat het product aan de desbetreffende eisen voldoet en moet een voorbeeld van het etiket verstrekken.


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(4)  PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.

(5)  http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp

(6)  http://echa.europa.eu/documents/10162/13562/clp_en.pdf

Aanhangsel 1

Methode voor meting en berekening van het gemiddelde spoelvolume

1.   Testmethoden

Monteer het spoeltoilet of de spoeltoiletuitrusting volgens de door de fabrikant geleverde montage-instructies. In het geval van toiletpotten moet de uitrusting met een testspoelsysteem worden gemonteerd, zoals beschreven in de desbetreffende EN-normen.

Installeer de gemonteerde uitrusting op een sterk en vlak horizontaal of, indien van toepassing, verticaal oppervlak.

Sluit de inlaatklep aan op een waterleiding met een statische waterdruk van (0,2 ± 0,01) MPa (2 ± 0,1 bar) en open de watertoevoerklep. Laat de waterleiding tijdens alle tests openstaan.

Stel het mechanisme voor volledige spoeling in werking, vang het vrijgegeven water op en voer het af.

1.1.   Evaluatie van het volledige spoelvolume

Stel het mechanisme voor volledige spoeling in werking en vang het vrijgegeven water op.

Meet het volume met behulp van een houder met schaalverdeling.

Registreer het gemeten volume.

Voer de test driemaal uit.

In geval van verschillende vrijgegeven volumes moet het volledige spoelvolume (Vf) als rekenkundig gemiddelde van de drie geregistreerde volumes worden berekend.

1.2.   Evaluatie van het beperkte spoelvolume

Stel het mechanisme voor beperkte spoeling in werking en vang het vrijgegeven water op.

Meet het volume met behulp van een houder met schaalverdeling.

Registreer het gemeten volume.

Voer de test driemaal uit.

In geval van verschillende vrijgegeven volumes moet het beperkte spoelvolume (Vr) als rekenkundig gemiddelde van de drie geregistreerde volumes worden berekend.

2.   Berekening van het gemiddelde spoelvolume

Bereken het gemiddelde spoelvolume (Va) als volgt:

Formula

Aanhangsel 2

Eisen voor watervrije urinoirs en testmethoden

1.   Eisen voor watervrije urinoirs

Watervrije urinoirs moeten alle onderstaande tests ondergaan:

belastingsweerstandstest,

afvoertest,

lekdichtheidstest, en

test van de verhindering van het terugstromen van vuile lucht en afvalwater.

2.   Testmethoden voor watervrije urinoirs

2.1.   Belastingsweerstandstest

Watervrije urinoirs worden geacht te voldoen aan de belastingsweerstandstest indien zij beantwoorden aan de eisen voor belastingsweerstand door een test van de statische belasting te ondergaan die vergelijkbaar is met de in EN 13407 beschreven tests. Elke gelijkwaardige methode wordt aanvaard.

2.2.   Afvoertest

Watervrije urinoirs worden geacht te voldoen aan de afvoertest indien zij beantwoorden aan de eisen voor waterafvoer door een test van de afvoer van water te ondergaan die vergelijkbaar is met de in EN 14688 beschreven tests. Aangezien de test in EN 14688 voor wastafels is bestemd, worden aanpassingen van de test ten behoeve van het testen van watervrije urinoirs aanvaard. Elke gelijkwaardige methode wordt aanvaard.

2.3.   Lekdichtheidstest

Watervrije urinoirs worden geacht te voldoen aan de lekdichtheidstest indien alle vloeistof die erin wordt gegoten uitsluitend via de uitlaatverbinding wordt afgevoerd. Voor deze test moet gekleurd water worden gebruikt om mogelijke lekkages te helpen opsporen. Elke gelijkwaardige methode wordt aanvaard.

Als alternatief worden watervrije urinoirs geacht te voldoen aan de lekdichtheidstest indien zij beantwoorden aan de eisen voor wateropname door een test ter bepaling van de wateropname te ondergaan die vergelijkbaar is met de in EN 13407 beschreven tests. Elke gelijkwaardige methode wordt aanvaard.

2.4.   Test van de verhindering van het terugstromen van vuile lucht en afvalwater

Watervrije urinoirs worden geacht te voldoen aan de test van de verhindering van het terugstromen van vuile lucht en afvalwater indien zij beantwoorden aan de eisen voor geurdichtheid en drukbestendigheid van het waterslot die vergelijkbaar zijn met de in EN 1253-1 beschreven eisen door respectievelijk een geurdichtheidstest en een test van de drukbestendigheid van het waterslot te ondergaan die vergelijkbaar zijn met de in EN 1253-2 beschreven tests. Elke gelijkwaardige methode wordt aanvaard.


9.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/52


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2013

tot vaststelling van de datum waarop de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem (VIS) in een negende, tiende en elfde regio beginnen

(2013/642/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (1), en met name artikel 48, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2012/274/EU van de Commissie van 24 april 2012 tot vaststelling van de tweede reeks regio’s waar de werkzaamheden van het Visuminformatiesysteem (VIS) beginnen (2), bestaat de negende regio waar voor alle aanvragen met het verzamelen en overdragen van gegevens aan het VIS moet worden begonnen uit Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan; de tiende regio uit Brunei, Birma/Myanmar, Cambodja, Indonesië, Laos, Maleisië, Filipijnen, Singapore, Thailand en Vietnam; en de elfde regio uit bezet Palestijns gebied.

(2)

De lidstaten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij de nodige technische en wettelijke regelingen hebben getroffen om de in artikel 5, lid 1, van de VIS-verordening bedoelde gegevens te verzamelen en aan het VIS toe te zenden voor alle aanvragen in deze regio’s, met inbegrip van regelingen voor het verzamelen en/of verzenden van gegevens namens een andere lidstaat.

(3)

Nu aan de voorwaarde van de eerste zin van artikel 48, lid 3, van de VIS-verordening is voldaan, dient de datum te worden vastgesteld waarop de werkzaamheden van het VIS in de negende, tiende en elfde regio beginnen.

(4)

Omdat het wenselijk is dat de werkzaamheden van het VIS zo snel mogelijk van start gaan, dient dit besluit in werking te treden op de datum waarop het in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

(5)

Aangezien de VIS-verordening voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, meegedeeld dat het de VIS-verordening in zijn nationale wetgeving ten uitvoer heeft gelegd. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(6)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

(7)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (4). Dit besluit is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

(8)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(9)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(10)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(11)

Wat Cyprus betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

(12)

Wat Bulgarije en Roemenië betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

(13)

Wat Kroatië betreft, is dit besluit een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Visuminformatiesysteem begint op 14 november 2013 zijn werkzaamheden in de negende, tiende en elfde regio zoals vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2012/274/EU.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 8 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(2)  PB L 134 van 24.5.2012, blz. 20.

(3)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(4)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.