ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.292.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1076/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek wat betreft de tijdelijke invoer, uitvoer en wederinvoer van draagbare muziekinstrumenten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name artikel 247,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In deel I, titel VII, hoofdstuk 3, afdeling 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2) zijn de regels opgenomen met betrekking tot de „douaneaangifte door enige andere handeling”. Overeenkomstig de artikelen 230, 231 en 232 van deze verordening worden bepaalde categorieën goederen geacht te zijn aangegeven voor het vrije verkeer, voor uitvoer of voor tijdelijke invoer door een handeling die overeenkomstig artikel 233 wordt aangemerkt als douaneaangifte. |
(2) |
Draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door reizigers met het voornemen ze als beroepsuitrusting te gebruiken, moeten echter bij de douane worden aangebracht en uitdrukkelijk worden aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer. |
(3) |
Recente incidenten, waarbij artiesten in de muziekindustrie negatieve gevolgen ondervonden van de toepassing van de douanevoorschriften bij invoer, hebben duidelijk gemaakt dat de regeling tijdelijke invoer moet worden vereenvoudigd door toe te staan dat dergelijke draagbare muziekinstrumenten door enige andere handeling worden aangegeven. Om te voorkomen dat soortgelijke problemen zich voordoen bij de uitvoer en wederinvoer moet een dergelijke vereenvoudiging ook gelden voor draagbare muziekinstrumenten die zijn aangegeven voor uitvoer of die zijn wederingevoerd en door reizigers voor het vrije verkeer zijn aangegeven als terugkerende goederen. |
(4) |
Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 230 wordt het volgende punt e) toegevoegd:
|
2) |
Aan artikel 231 wordt het volgende punt e) toegevoegd:
|
3) |
Aan artikel 232, lid 1, wordt het volgende punt d) toegevoegd:
|
4) |
Aan artikel 569 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: „1 bis. Volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt verleend voor draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door een reiziger als omschreven in artikel 236, punt A, met het voornemen ze als beroepsuitrusting te gebruiken.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1077/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
met betrekking tot het verlenen van een vergunning voor een preparaat van Enterococcus faecium NBIMCC 8270, Lactobacillus acidophilus NBIMCC 8242, Lactobacillus helveticus NBIMCC 8269, Lactobacillus delbrueckii ssp. lactis NBIMCC 8250, Lactobacillus delbrueckii ssp. bulgaricus NBIMCC 8244, en Streptococcus thermophilus NBIMCC 8253 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor speenvarkens (vergunninghouder Lactina Ltd)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning ingediend voor een preparaat van Enterococcus faecium NBIMCC 8270, Lactobacillus acidophilus NBIMCC 8242, Lactobacillus helveticus NBIMCC 8269, Lactobacillus delbrueckii ssp. lactis NBIMCC 8250, Lactobacillus delbrueckii ssp. bulgaricus NBIMCC 8244, en Streptococcus thermophilus NBIMCC 8253. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd. |
(3) |
Deze aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Enterococcus faecium NBIMCC 8270, Lactobacillus acidophilus NBIMCC 8242, Lactobacillus helveticus NBIMCC 8269, Lactobacillus delbrueckii ssp. lactis NBIMCC 8250, Lactobacillus delbrueckii ssp. bulgaricus NBIMCC 8244, en Streptococcus thermophilus NBIMCC 8253 als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor speenvarkens. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 12 maart 2013 (2) geconcludeerd dat een preparaat van Enterococcus faecium NBIMCC 8270, Lactobacillus acidophilus NBIMCC 8242, Lactobacillus helveticus NBIMCC 8269, Lactobacillus delbrueckii ssp. lactis NBIMCC 8250, Lactobacillus delbrueckii ssp. bulgaricus NBIMCC 8244, en Streptococcus thermophilus NBIMCC 8253, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu. De EFSA erkende dat het toevoegingsmiddel het lichaamsgewicht van speenvarkens kan verhogen. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van de bereiding blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat moet daarom worden toegestaan zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2013; 11(4):3170.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||||||||||||||||||||||
CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4b1891 |
Lactina Ltd |
Enterococcus faecium NBIMCC 8270 Lactobacillus acidophilus NBIMCC 8242, Lactobacillus helveticus NBIMCC 8269, Lactobacillus delbrueckii ssp. lactis NBIMCC 8250, Lactobacillus delbrueckii ssp. bulgaricus NBIMCC 8244, en Streptococcus thermophilus NBIMCC 8253 |
|
Speenvarkens |
— |
5 × 109 |
— |
|
21 november 2023 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1078/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
tot verlening van een vergunning voor fumaarzuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Bij Richtlijn 80/678/EEG van de Commissie is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor het gebruik van fumaarzuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (3). Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van fumaarzuur als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij is verzocht om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen”. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 29 januari 2013 (4) geconcludeerd dat fumaarzuur onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de volksgezondheid of het milieu heeft en dat het beschikt over het vermogen om diervoeding te conserveren. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van fumaarzuur blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van fumaarzuur zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven toevoegingsmiddel voor diervoeding, dat behoort tot de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „conserveermiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Het in de bijlage gespecificeerde toevoegingsmiddel voor diervoeding en diervoeding met dat toevoegingsmiddel die vóór 21 november 2013 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 21 mei 2014 van toepassing waren, mogen verder worden verkocht en gebruikt zolang de voorraad strekt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).
(3) Drieëndertigste Richtlijn 80/678/EEG van de Commissie van 4 juli 1980 tot wijziging van de bijlagen van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (PB L 185 van 18.7.1980, blz. 48).
(4) EFSA Journal 2013; 11(2):3102.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Toevoegingsmiddel |
Chemische formule, beschrijving, analysemethoden |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||
Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: conserveermiddelen |
||||||||||||||
1a297 |
Fumaarzuur |
|
Pluimvee en varkens |
— |
— |
20 000 |
Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering. |
21 november 2023 |
||||||
Jonge dieren die gevoerd zijn met melkvervangers |
— |
— |
10 000 (2) |
|||||||||||
Andere diersoorten |
— |
— |
— |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives
(2) mg fumaarzuur per kg melkvervanger.
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/10 |
VERORDENING (EU) Nr. 1079/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 9, eerste alinea,
Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 16, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 houden aanzienlijke wijzigingen in voor de voorschriften en procedures voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Deze verordeningen zijn sinds 1 januari 2006 van toepassing. De onmiddellijke toepassing vanaf die datum van een aantal van die voorschriften en procedures zou in een aantal gevallen evenwel praktische problemen hebben veroorzaakt. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1162/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn dan ook overgangsmaatregelen vastgesteld voor een overgangsperiode die op 31 december 2013 afloopt, om een soepele overgang naar de volledige toepassing van de voorschriften en procedures van die drie verordeningen mogelijk te maken. Bij de vaststelling van de duur van de overgangsperiode is rekening gehouden met de evaluatie van het regelgevingskader inzake hygiëne dat in die drie verordeningen is vastgelegd. |
(3) |
Het verslag van 28 juli 2009 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de bij de toepassing van de Hygiëneverordeningen (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 opgedane ervaring (4) (hierna „het verslag” genoemd) heeft ten doel „een op feiten gebaseerd overzicht te geven van de ervaring die alle betrokken partijen in 2006, 2007 en 2008 opgedaan hebben bij de uitvoering van het hygiënepakket, met inbegrip van de moeilijkheden die zij ondervonden hebben”. |
(4) |
Het verslag bevat ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 1162/2009. Uit het verslag blijkt dat moeilijkheden zijn geconstateerd betreffende de plaatselijke levering van kleine hoeveelheden van bepaalde levensmiddelen, dat verdere verduidelijking nodig is van situaties waarbij de nationale invoerregels van toepassing zijn omdat geharmoniseerde regels van de Unie ontbreken, en dat crises in verband met ingevoerde samengestelde producten de behoefte aan meer controle van dergelijke producten hebben bevestigd. |
(5) |
Deze moeilijkheden moeten worden aangepakt door een herziening van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004. Onmiddellijk na de bekendmaking van het verslag is een effectbeoordeling die bij een dergelijke herziening hoort, van start gegaan. Er is echter meer tijd nodig om de effectbeoordeling af te ronden alvorens de gewone procedure voor de herziening te starten. |
(6) |
Bovendien blijkt uit informatie van het Voedsel- en Veterinair Bureau, van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en van relevante levensmiddelensectoren in de Unie dat bepaalde overgangsmaatregelen die in Verordening (EG) nr. 1162/2009 zijn vastgelegd, moeten worden gehandhaafd tot die herziening is voltooid. |
(7) |
Daarom moet worden voorzien in een nieuwe overgangsperiode tijdens welke bepaalde overgangsmaatregelen die momenteel in Verordening (EG) nr. 1162/2009 zijn vastgelegd, blijven gelden. |
(8) |
De rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks als vers vlees aan de eindverbruiker levert, valt buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 853/2004. Indien die bepaling voor het einde van de herzieningsprocedure van die verordening evenwel tot vers vlees wordt beperkt, zou dat voor kleine producenten een extra last betekenen. Verordening (EG) nr. 1162/2009 voorziet dan ook in een afwijking van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 voor de rechtstreekse levering van dergelijke producten onder bepaalde voorwaarden, zonder beperking tot vers vlees. Die uitsluiting moet behouden blijven tijdens de extra overgangsperiode waarin deze verordening voorziet. |
(9) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 zijn bepaalde voorschriften vastgesteld voor de invoer in de Unie van producten van dierlijke oorsprong en van levensmiddelen die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten (samengestelde producten). Verordening (EG) nr. 1162/2009 voorziet in overgangsmaatregelen die afwijken van bepaalde van die voorschriften voor bepaalde samengestelde producten waarvoor de volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer in de Unie nog niet op het niveau van de Unie zijn geharmoniseerd. Die voorschriften zijn gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 28/2012 van de Commissie van 11 januari 2012 tot vaststelling van voorschriften voor de certificering van de invoer in en de doorvoer door de Unie van bepaalde samengestelde producten en tot wijziging van Beschikking 2007/275/EG en Verordening (EG) nr. 1162/2009 (5) en zullen vóór 31 december 2013 niet volledig zijn geharmoniseerd. Daarom moet in afwachting van de toekomstige harmonisatie van de wetgeving van de Unie worden voorzien in afwijkingen tijdens de bij deze verordening vastgestelde extra overgangsperiode. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 1162/2009 moet voor de duidelijkheid worden ingetrokken. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en noch het Europees Parlement noch de Raad heeft zich ertegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden overgangsmaatregelen vastgesteld voor de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 voor een overgangsperiode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.
Artikel 2
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van pluimvee en lagomorfen
In afwijking van artikel 1, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 en onverminderd artikel 1, lid 4, van die verordening gelden de bepalingen van die verordening niet voor de rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.
Artikel 3
Gezondheidsvoorschriften voor de invoer van producten van dierlijke oorsprong
1. Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 is niet van toepassing op de invoer van producten van dierlijke oorsprong waarvoor op het niveau van de Unie geen geharmoniseerde volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer zijn vastgesteld.
De invoer van deze producten van dierlijke oorsprong moet voldoen aan de volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer van de betrokken lidstaat.
2. In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven die levensmiddelen invoeren die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong, andere dan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 28/2012 bedoelde samengestelde producten bevatten, vrijgesteld van de verplichtingen van artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004.
De invoer van dergelijke levensmiddelen moet in voorkomend geval voldoen aan de geharmoniseerde voorschriften van de Unie, en in andere gevallen aan de nationale voorschriften die de lidstaten toepassen.
Artikel 4
Procedures voor de invoer van producten van dierlijke oorsprong
Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 854/2004 is niet van toepassing op de invoer van producten van dierlijke oorsprong waarvoor op het niveau van de Unie geen geharmoniseerde volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer, met inbegrip van lijsten van derde landen, van delen van derde landen en van inrichtingen waaruit invoer is toegestaan, zijn vastgesteld.
De invoer van dergelijke producten van dierlijke oorsprong moet voldoen aan de volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer van de betrokken lidstaat.
Artikel 5
Intrekking van Verordening (EG) nr. 1162/2009
Verordening (EG) nr. 1162/2009 wordt ingetrokken.
Artikel 6
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.
(3) PB L 314 van 1.12.2009, blz. 10.
(4) COM(2009) 403 final.
(5) PB L 12 van 14.1.2012, blz. 1.
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1080/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
46,1 |
MA |
43,2 |
|
MK |
57,9 |
|
TR |
75,3 |
|
ZZ |
55,6 |
|
0707 00 05 |
AL |
41,5 |
EG |
207,6 |
|
MK |
69,6 |
|
TR |
144,6 |
|
ZZ |
115,8 |
|
0709 93 10 |
AL |
50,7 |
TR |
165,9 |
|
ZZ |
108,3 |
|
0805 50 10 |
CL |
81,7 |
TR |
79,5 |
|
ZA |
54,1 |
|
ZZ |
71,8 |
|
0806 10 10 |
BR |
224,6 |
TR |
171,4 |
|
ZZ |
198,0 |
|
0808 10 80 |
CL |
138,2 |
NZ |
168,8 |
|
US |
146,4 |
|
ZA |
115,4 |
|
ZZ |
142,2 |
|
0808 30 90 |
CN |
76,9 |
TR |
116,3 |
|
ZZ |
96,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/15 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1081/2013 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 november 2013
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 november 2013, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden. |
(5) |
Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 november 2013, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.
BIJLAGE I
Vanaf 1 november 2013 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 19 00 1001 11 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
ex 1001 91 20 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 99 00 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 10 00 1002 90 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 10 90 1007 90 00 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:
— |
3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd, |
— |
2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
17.10.2013-30.10.2013
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(2) Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(3) Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
BESLUITEN
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/18 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2013
tot wijziging van Beschikking 2007/742/EG om de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen te verlengen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 7154)
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/633/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 3, onder c),
Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2007/742/EG van de Commissie (2) vervalt op 31 december 2013. |
(2) |
Er is een beoordeling verricht om de relevantie en de geschiktheid te evalueren van de huidige milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, die bij die beschikking zijn vastgesteld. Gezien het stadium waarin het herzieningsproces van deze beschikking zich bevindt, is het passend de geldigheidsduur van de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht die daarin zijn vervat, te verlengen. De geldigheidsduur van de bij Beschikking 2007/742/EG vastgestelde milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht dient te worden verlengd tot en met 31 oktober 2014. |
(3) |
Beschikking 2007/742/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 4 van Beschikking 2007/742/EG wordt vervangen door:
„Artikel 4
De milieucriteria voor de productgroep „elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, zijn geldig tot en met 31 oktober 2014”.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2013.
Voor de Commissie
Janez POTOČNIK
Lid van de Commissie
(1) PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.
(2) Beschikking 2007/742/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de Europese milieukeur aan elektrische, gas- of gasabsorptiewarmtepompen (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 14).
1.11.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/19 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2013
inzake de aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2020 overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad
(2013/634/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de tenuitvoerlegging van artikel 10 van Beschikking nr. 406/2009/EG moet de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2020 zoals bepaald in Besluit 2013/162/EU van de Commissie (2) worden aangepast volgens de hoeveelheid:
|
(2) |
Bij de berekening van de aanpassing van de jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat werd, waar van toepassing, rekening gehouden met door de lidstaten krachtens artikel 9 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG ingediende gegevens, die zijn vervat in de Beschikkingen C(2008) 7867, C(2009) 3032 en C(2009) 9849 van de Commissie en de Besluiten C(2011) 3798 en C(2012) 497 van de Commissie betreffende de unilaterale opneming door Italië, Nederland, Oostenrijk, Letland en het Verenigd Koninkrijk van extra broeikasgassen en activiteiten uit hoofde van artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG, alsook met de uitsluiting van installaties met geringe emissies van de EU-ETS door Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Kroatië, Slovenië en Italië krachtens artikel 27 van Richtlijn 2003/87/EG; die gegevens werden door de Commissie met de lineaire factor van 1,74 % aangepast. |
(3) |
De voor de toepassing van artikel 7 van Beschikking nr. 406/2009/EG relevante hoeveelheid moet worden berekend als het verschil tussen de in Besluit 2013/162/EU vastgestelde jaarlijkse emissieruimte en de in dit besluit vermelde aanpassingen. Als het aanpassingscijfer negatief is, moet de relevante hoeveelheid worden berekend door de in Besluit 2013/162/EU vastgestelde jaarlijkse emissieruimte te verhogen met de in dit besluit vermelde aanpassingen. |
(4) |
Om de samenhang tussen de bepaling van de jaarlijkse emissieruimte, de aanpassingen daarvan en de voor elk jaar gerapporteerde broeikasgasemissies te garanderen, moeten de aanpassingen voor de lidstaten van de jaarlijkse emissieruimte eveneens worden berekend aan de hand van de GWP-waarden (Global Warming Potential, aardopwarmingsvermogen) als vermeld in het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, aangenomen bij Besluit 15/CP.17 van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering. De aldus berekende aanpassing van de jaarlijkse emissieruimte dient van toepassing te zijn vanaf het eerste jaar waarvoor de rapportage van broeikasgasinventarissen met gebruik van deze nieuwe GWP-waarden verplicht wordt op grond van artikel 7, lid 6, onder b), van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(5) |
Om de tijdige uitvoering van Beschikking nr. 406/2009/EG te garanderen en te zorgen voor rechtszekerheid met betrekking tot de aangepaste jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten en de relevante hoeveelheid emissies voor de toepassing van artikel 7 van Beschikking nr. 406/2009/EG, moet dit besluit in werking treden op de derde dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat en voor elk jaar van de periode 2013 tot en met 2020, worden vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
Wanneer in een krachtens artikel 7, lid 6, onder b), van Verordening (EU) nr. 525/2013 vastgesteld besluit is bepaald dat de lidstaten inventarissen van broeikasgasemissies dienen over te leggen op basis van de GWP-waarden (Global Warming Potential, aardopwarmingsvermogen) van het bij Besluit 15/CP.17 aangenomen vierde IPCC-evaluatierapport van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, zijn de in bijlage II vastgestelde aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte van toepassing vanaf het eerste jaar waarvoor een inventaris van broeikasgasemissies moet worden ingediend. Wanneer dit artikel van toepassing is, is artikel 1 dat niet.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136.
(2) Besluit 2013/162/EU van de Commissie van 26 maart 2013 tot vaststelling van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2020 overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 28.3.2013, blz. 106).
(3) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(4) Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).
BIJLAGE I
Aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor elk jaar van de periode 2013 tot en met 2020, berekend aan de hand van de GWP-waarden in het tweede evaluatieverslag van de IPCC
Lidstaat |
Aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte (ton kooldioxide-equivalent) |
|||||||
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
België |
4 048 929 |
3 974 598 |
3 900 267 |
3 825 935 |
3 751 604 |
3 677 272 |
3 602 941 |
3 528 609 |
Bulgarije |
1 750 024 |
1 717 896 |
1 685 769 |
1 653 641 |
1 621 514 |
1 589 387 |
1 557 259 |
1 525 132 |
Tsjechië |
3 000 270 |
2 945 190 |
2 890 110 |
2 835 031 |
2 779 951 |
2 724 871 |
2 669 791 |
2 614 711 |
Denemarken |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Duitsland |
23 249 263 |
22 822 446 |
22 395 629 |
21 968 812 |
21 541 996 |
21 115 178 |
20 688 361 |
20 261 544 |
Estland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Ierland |
334 322 |
328 184 |
322 047 |
315 909 |
309 772 |
303 634 |
297 496 |
291 359 |
Griekenland |
2 057 904 |
2 020 124 |
1 982 344 |
1 944 565 |
1 906 785 |
1 869 006 |
1 831 226 |
1 793 446 |
Spanje |
7 980 597 |
7 834 086 |
7 687 576 |
7 541 066 |
7 394 555 |
7 248 046 |
7 101 536 |
6 955 025 |
Frankrijk |
14 867 520 |
14 594 578 |
14 321 636 |
14 048 693 |
13 775 751 |
13 502 808 |
13 229 866 |
12 956 923 |
Kroatië |
1 605 875 |
1 576 394 |
1 546 913 |
1 517 431 |
1 487 951 |
1 458 469 |
1 428 988 |
1 399 507 |
Italië |
9 607 019 |
9 430 650 |
9 254 282 |
9 077 913 |
8 901 544 |
8 725 175 |
8 548 807 |
8 372 440 |
Cyprus |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Letland |
19 186 |
18 834 |
18 482 |
18 130 |
17 778 |
17 426 |
17 072 |
16 720 |
Litouwen |
4 297 664 |
4 218 766 |
4 139 868 |
4 060 971 |
3 982 073 |
3 903 175 |
3 824 277 |
3 745 379 |
Luxemburg |
275 161 |
270 110 |
265 058 |
260 007 |
254 955 |
249 904 |
244 852 |
239 801 |
Hongarije |
413 285 |
405 698 |
398 111 |
390 524 |
382 936 |
375 349 |
367 762 |
360 175 |
Malta |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Nederland |
2 176 364 |
2 136 410 |
2 096 456 |
2 056 502 |
2 016 548 |
1 976 592 |
1 936 638 |
1 896 684 |
Oostenrijk |
2 026 990 |
1 989 778 |
1 952 566 |
1 915 354 |
1 878 142 |
1 840 930 |
1 803 718 |
1 766 505 |
Polen |
11 073 941 |
10 870 642 |
10 667 343 |
10 464 045 |
10 260 746 |
10 057 447 |
9 854 148 |
9 650 850 |
Portugal |
563 543 |
553 197 |
542 852 |
532 506 |
522 160 |
511 815 |
501 469 |
491 123 |
Roemenië |
7 501 529 |
7 363 813 |
7 226 098 |
7 088 383 |
6 950 667 |
6 812 952 |
6 675 237 |
6 537 521 |
Slovenië |
–46 842 |
–45 983 |
–45 122 |
–44 262 |
–43 403 |
–42 543 |
–41 683 |
–40 822 |
Slowakije |
2 181 413 |
2 141 366 |
2 101 319 |
2 061 272 |
2 021 225 |
1 981 178 |
1 941 131 |
1 901 084 |
Finland |
1 769 997 |
1 737 503 |
1 705 009 |
1 672 515 |
1 640 021 |
1 607 527 |
1 575 032 |
1 542 538 |
Zweden |
1 703 979 |
1 672 697 |
1 641 415 |
1 610 133 |
1 578 851 |
1 547 568 |
1 516 286 |
1 485 004 |
Verenigd Koninkrijk |
238 691 |
234 309 |
229 926 |
225 545 |
221 163 |
216 781 |
212 398 |
208 017 |
BIJLAGE II
Aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor elk jaar van de periode 2013 tot en met 2020, berekend aan de hand van de GWP-waarden in het vierde evaluatieverslag van de IPCC
Lidstaat |
Aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte (ton kooldioxide-equivalent) |
|||||||
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
België |
3 996 502 |
3 923 133 |
3 849 764 |
3 776 395 |
3 703 026 |
3 629 657 |
3 556 288 |
3 482 919 |
Bulgarije |
1 728 601 |
1 696 867 |
1 665 133 |
1 633 398 |
1 601 664 |
1 569 930 |
1 538 196 |
1 506 462 |
Tsjechië |
2 978 152 |
2 923 478 |
2 868 804 |
2 814 130 |
2 759 457 |
2 704 783 |
2 650 109 |
2 595 435 |
Denemarken |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Duitsland |
23 197 461 |
22 771 595 |
22 345 729 |
21 919 863 |
21 493 997 |
21 068 131 |
20 642 265 |
20 216 399 |
Estland |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Ierland |
334 322 |
328 184 |
322 047 |
315 909 |
309 772 |
303 634 |
297 496 |
291 359 |
Griekenland |
2 048 785 |
2 011 173 |
1 973 560 |
1 935 948 |
1 898 336 |
1 860 724 |
1 823 111 |
1 785 499 |
Spanje |
7 987 731 |
7 841 090 |
7 694 448 |
7 547 807 |
7 401 166 |
7 254 525 |
7 107 884 |
6 961 243 |
Frankrijk |
14 686 466 |
14 416 848 |
14 147 230 |
13 877 611 |
13 607 993 |
13 338 373 |
13 068 755 |
12 799 136 |
Kroatië |
1 582 200 |
1 553 154 |
1 524 107 |
1 495 060 |
1 466 014 |
1 436 968 |
1 407 921 |
1 378 875 |
Italië |
9 607 222 |
9 430 849 |
9 254 477 |
9 078 104 |
8 901 732 |
8 725 359 |
8 548 988 |
8 372 615 |
Cyprus |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Letland |
19 186 |
18 834 |
18 482 |
18 130 |
17 778 |
17 426 |
17 072 |
16 720 |
Litouwen |
4 217 333 |
4 139 910 |
4 062 487 |
3 985 064 |
3 907 641 |
3 830 218 |
3 752 795 |
3 675 371 |
Luxemburg |
275 161 |
270 110 |
265 058 |
260 007 |
254 955 |
249 904 |
244 852 |
239 801 |
Hongarije |
397 287 |
389 994 |
382 700 |
375 407 |
368 113 |
360 820 |
353 526 |
346 233 |
Malta |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Nederland |
2 138 730 |
2 099 466 |
2 060 203 |
2 020 939 |
1 981 676 |
1 942 413 |
1 903 149 |
1 863 886 |
Oostenrijk |
2 018 185 |
1 981 135 |
1 944 084 |
1 907 034 |
1 869 984 |
1 832 933 |
1 795 883 |
1 758 832 |
Polen |
10 936 568 |
10 735 791 |
10 535 014 |
10 334 238 |
10 133 461 |
9 932 684 |
9 731 907 |
9 531 130 |
Portugal |
563 543 |
553 197 |
542 852 |
532 506 |
522 160 |
511 815 |
501 469 |
491 123 |
Roemenië |
7 450 508 |
7 313 730 |
7 176 951 |
7 040 172 |
6 903 394 |
6 766 615 |
6 629 836 |
6 493 057 |
Slovenië |
–45 241 |
–44 411 |
–43 580 |
–42 749 |
–41 919 |
–41 089 |
–40 258 |
–39 427 |
Slowakije |
1 854 320 |
1 820 278 |
1 786 236 |
1 752 194 |
1 718 151 |
1 684 109 |
1 650 067 |
1 616 025 |
Finland |
1 720 524 |
1 688 938 |
1 657 352 |
1 625 766 |
1 594 180 |
1 562 594 |
1 531 009 |
1 499 423 |
Zweden |
1 701 355 |
1 670 121 |
1 638 887 |
1 607 653 |
1 576 419 |
1 545 185 |
1 513 951 |
1 482 717 |
Verenigd Koninkrijk |
238 830 |
234 446 |
230 061 |
225 676 |
221 292 |
216 908 |
212 523 |
208 138 |