ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.273.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 273

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
15 oktober 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 982/2013 van de Commissie van 11 oktober 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in EU-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 983/2013 van de Commissie van 11 oktober 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op torsk in EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

3

 

*

Verordening (EU) nr. 984/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

5

 

*

Verordening (EU) nr. 985/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot wijziging en rectificatie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde aromastoffen ( 1 )

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 986/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling, voor het boekjaar 2014 van het Europees Landbouwgarantiefonds, van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet van de voorraden toe te passen rentevoeten

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 987/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Fenland Celery (BGA))

27

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 988/2013 van de Commissie van 14 oktober 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

29

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/500/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 oktober 2013 tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek om een verlenging van de WTO-ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties

31

 

 

2013/501/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 4 oktober 2013 tot afwijzing van een door Nederland overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad voorgestelde weigering van de toelating van een difenacum bevattend biocide (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6409)

35

 

 

2013/502/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 11 oktober 2013 houdende wijziging van Beschikking 2005/7/EG tot toelating van een methode voor de indeling van geslachte varkens op Cyprus, wat de alternatieve aanbiedingsvorm voor deze geslachte varkens betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6583)

37

 

 

2013/503/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 11 oktober 2013 tot erkenning van delen van de Unie als zijnde vrij van varroase bij bijen en tot vaststelling van aanvullende garanties die bij de handel binnen en de invoer naar de EU nodig zijn om hun varroasevrije toestand te kunnen behouden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6599)  ( 1 )

38

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

 

2013/504/EU

 

*

Besluit van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 17 december 2012 over de vaststelling van het reglement van orde

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/1


VERORDENING (EU) Nr. 982/2013 VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in EU-wateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

54/TQ40

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

HER/5B6ANB

Soort

Haring (Clupea harengus)

Gebied

EU- en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN

Datum

23.9.2013


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/3


VERORDENING (EU) Nr. 983/2013 VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op torsk in EU-wateren en internationale wateren van I, II en XIV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

55/TQ40

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

USK/1214EI

Soort

Torsk (Brosme brosme)

Gebied

EU- en internationale wateren van I, II en XIV

Datum

23.9.2013


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/5


VERORDENING (EU) Nr. 984/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2013

tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (1), en met name artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 715/2009 zijn niet-discriminerende regels vastgesteld voor de toegangsvoorwaarden voor aardgastransmissiesystemen met het oog op de goede werking van de interne markt voor gas.

(2)

Duplicering van gastransmissiesystemen is in de meeste gevallen noch economisch noch efficiënt. Concurrentie op de aardgasmarkten vergt derhalve een transparante en niet-discriminerende toegang tot de aardgasinfrastructuur voor alle netwerkgebruikers. In grote delen van de Unie blijft het ontbreken van een gelijke en transparante toegang tot transmissiecapaciteit echter een grote hinderpaal voor het verwezenlijken van daadwerkelijke concurrentie op de groothandelsmarkt. Het feit dat nationale regels van lidstaat tot lidstaat verschillen bemoeilijkt bovendien de totstandbrenging van een goed werkende interne markt voor gas.

(3)

Een onefficiënt gebruik van en de beperkte toegang tot de hogedrukgaspijpleidingen in de Unie resulteren in suboptimale marktomstandigheden. Een transparanter, efficiënter en niet-discriminerend systeem van toewijzing van de schaarse transmissiecapaciteit moet voor de hogedrukgasnetwerken in de Unie ten uitvoer worden gelegd zodat de grensoverschrijdende mededinging zich verder kan ontwikkelen en de marktintegratie vooruitgang kan vinden. De ontwikkeling van dergelijke regels is op een consistente wijze ondersteund door de diverse betrokken partijen.

(4)

Om een effectieve concurrentie tussen leveranciers van binnen en buiten de Unie tot stand te brengen, moeten die ertoe in staat worden gesteld op een flexibele wijze de bestaande transmissiesystemen te gebruiken om hun gas overeenkomstig de prijssignalen te vervoeren. Alleen een goed functionerend netwerk van onderling gekoppelde transmissienetten, met gelijke toegangsvoorwaarden voor allen, maakt het mogelijk dat gas vrij stroomt door de Unie. Dat trekt op zijn beurt meer leveranciers aan, waardoor de liquiditeit in de handelshubs groter wordt en wat bijdraagt tot efficiënte prijszettingsmechanismen en bijgevolg tot billijke gasprijzen die gebaseerd zijn op vraag en aanbod.

(5)

Deze verordening tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen heeft tot doel een afdoende harmonisatie in het geheel van Europa tot stand te brengen. De effectiviteit van de tenuitvoerlegging van deze verordening hangt bovendien af van de invoering van tariefsystemen die consistent zijn met de in de verordening voorgestelde capaciteitstoewijzingsmechanismen om er zo voor te zorgen dat de tenuitvoerlegging verloopt zonder negatieve effecten op de inkomsten en cashflowposities van de transmissiesysteembeheerders.

(6)

Deze verordening is vastgesteld op de basis van Verordening (EG) nr. 715/2009 die zij aanvult en waarvan zij een integrerend onderdeel is. Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 715/2009 in andere wetsbesluiten worden begrepen als eveneens verwijzend naar deze verordening. Deze verordening is niet van toepassing op in lidstaten gelegen aardgastransmissiesystemen voor de duur van de ontheffing overeenkomstig artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). Deze richtlijn is niet van toepassing op niet-ontheven capaciteit in grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten waarvoor een ontheffing van het bepaalde in artikel 32 van Richtlijn 2009/73/EG of van het bepaalde in het voormalige artikel 18 van Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is verleend, voor zover de toepassing van deze verordening een dergelijke ontheffing niet ondermijnt en er bij de bundeling rekening wordt gehouden met de specifieke aard van de interconnectoren.

(7)

Deze verordening is vastgesteld overeenkomstig de procedure als uiteengezet in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009. Hierbij worden verder de regels als neergelegd in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 715/2009 geharmoniseerd en worden de beginselen van capaciteitstoewijzingsmechanismen en congestiebeheersprocedures voor de transmissiesysteembeheerders aangevuld als neergelegd in punt 2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009.

(8)

Deze verordening laat de toepassing van de nationale en EU-mededingingsregels onverlet, met name het verbod van beperkende overeenkomsten (artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en van misbruik van een machtspositie op de interne markt (artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). De ingevoerde capaciteitstoewijzingsmechanismen moeten op zodanige wijze zijn ontworpen dat afscherming van downstream-leveranciersmarkten wordt voorkomen.

(9)

Deze verordening laat de openbaredienstverplichtingen van een transmissiesysteembeheerder overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2009/73/EG onverlet.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 51 van Richtlijn 2009/73/EG ingestelde comité.

(11)

De nationale regulerende instanties en de transmissiesysteembeheerders moeten zich richten op de beste praktijken en zich inspannen om de processen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te harmoniseren. Handelend in overeenstemming met artikel 7 van Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten het Agentschap en de nationale regulerende instanties erover waken dat capaciteitstoewijzingsmechanismen zo efficiënt mogelijk ten uitvoer worden gelegd in de relevante interconnectiepunten in de Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een netcode vastgesteld waarbij gestandaardiseerde capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen wordt opgezet. Dit gestandaardiseerd capaciteitstoewijzingsmechanisme omvat een veilingsprocedure voor de relevante interconnectiepunten binnen de Unie, alsook de standaard grensoverschrijdende capaciteitsproducten die moeten worden aangeboden en toegewezen. Bij deze verordening wordt aangegeven hoe de beheerders van aangrenzende transmissiesystemen samenwerken om de verkoop van capaciteit te vergemakkelijken, rekening houdend met de algemene commerciële en ook technische regels met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op interconnectiepunten. Zij kan ook van toepassing zijn op entrypunten van en exitpunten naar derde landen, dit naargelang van de beslissing van de desbetreffende nationale regulerende instantie. Deze verordening is niet van toepassing op exitpunten naar eindgebruikers en distributienetwerken, entrypunten vanuit LNG-terminals (LNG: liquefied natural gas) en productiefaciliteiten en entry-exitpunten van en naar opslagfaciliteiten.

2.   Deze verordening is van toepassing op alle technische en afschakelbare capaciteit in interconnectiepunten, alsmede op aanvullende capaciteit in de zin van punt 2.2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009. Deze verordening is niet van toepassing op interconnectiepunten tussen lidstaten waarbij aan één van deze lidstaten een ontheffing op grond van artikel 49 van Richtlijn 2009/73/EG is verleend.

3.   Artikel 8, lid 1 tot en met 7, en de artikelen 11 tot en met 18, 19, lid 2, en 21 tot en met 27 zijn niet van toepassing op nieuwe technische capaciteit die moet worden toegewezen via open toewijzingsprocedures voor nieuwe technische capaciteit, zoals „open season”-procedures, afgezien van capaciteit die onverkocht blijft na oorspronkelijk via dergelijke procedures te zijn aangeboden.

4.   Wanneer een implicieteveilingsmethode wordt gebruikt, mogen de nationale regulerende instanties beslissen de artikelen 8 tot en met 27 niet toe te passen.

5.   Teneinde afscherming van downstream-leveranciersmarkten te voorkomen, kunnen de bevoegde nationale instanties, na raadpleging van de netwerkgebruikers, besluiten evenredige maatregelen te treffen om vroegtijdige biedingen voor capaciteit door één enkele netwerkgebruiker in interconnectiepunten binnen een lidstaat te beperken.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 715/2009 en artikel 2 van Richtlijn 2009/73/EG. Daar bovenop gelden de volgende definities:

1.   „veiling bij opbod”: een veiling waarbij een netwerkgebruiker gevraagde hoeveelheden plaatst tegen bepaalde prijsstappen die sequentieel worden aangekondigd;

2.   „veilingkalender”: een tabel met informatie met betrekking tot specifieke veilingen die in januari van elk kalenderjaar door ENTSOG wordt gepubliceerd voor veilingen die plaatsvinden in de periode van maart tot en met februari van het volgende kalenderjaar en die bestaat uit de hele relevante timing voor veilingen, inclusief begindatums en standaard capaciteitsproducten waarvoor zij gelden;

3.   „biedronde”: de tijdsperiode waarin netwerkgebruikers biedingen kunnen doen, wijzigen of intrekken;

4.   „gebundelde capaciteit”: een op vaste basis aangeboden standaard capaciteitsproduct met corresponderende entry- en exitcapaciteit aan beide zijden van elk interconnectiepunt;

5.   „concurrerende capaciteiten”: capaciteiten waarvoor de beschikbare capaciteit in één van de betrokken veilingen niet kan worden toegewezen zonder de beschikbare capaciteit in de andere betrokken veiling geheel of gedeeltelijk te verminderen;

6.   „eerste onderbieding”: een gebeurtenis waarbij de geaggregeerde vraag van alle netwerkgebruikers kleiner is dan de capaciteit die wordt aangeboden aan het einde van de tweede biedronde of een daaropvolgende biedronde;

7.   „gasdag”: de periode van 5:00 tot 5:00 UTC de volgende dag voor de wintertijd en van 4:00 tot 4:00 UTC de volgende dag wanneer de zomertijd wordt gebruikt;

8.   „impliciete-veilingsmethode”: een toewijzingsmethode waarbij, mogelijk bij middel van een veiling, tegelijkertijd zowel transmissiecapaciteit als een corresponderende hoeveelheid gas wordt toegewezen;

9.   „interconnectieovereenkomst”: een overeenkomst die is aangegaan door aangrenzende transmissiesysteembeheerders waarvan de systemen onderling gekoppeld zijn in een specifiek interconnectiepunt, waarin de voorwaarden, operationele procedures en bepalingen met betrekking tot de levering en/of het onttrekken van gas in het interconnectiepunt nader worden bepaald met het doel een efficiënte interoperabiliteit van de onderling gekoppelde transmissienetten te vergemakkelijken;

10.   „interconnectiepunt”: een fysiek of virtueel punt dat aangrenzende entry-exit-systemen met elkaar verbindt of dat entry-exit-systemen verbindt met een interconnector, voor zover voor deze punten boekingsprocedures voor netwerkgebruikers gelden;

11.   „grote prijsstap”: een vast of variabel bedrag dat is vastgesteld per interconnectiepunt en standaard capaciteitsproduct;

12.   „overnominatie”: het recht van netwerkgebruikers die voldoet aan minimumeisen voor het indienen van nominaties, om afschakelbare capaciteit op elk tijdstip binnen de dag aan te vragen door een nominatie in te dienen die het totaal van hun nominaties verhoogt tot een niveau dat hoger ligt dan de door hen gecontracteerde capaciteit;

13.   „reserveringsprijs”: de in aanmerking komende bodemprijs in de veiling;

14.   „kleine prijsstap”: een vast, dan wel een variabel bedrag dat is vastgesteld per interconnectiepunt en standaard capaciteitsproduct dat kleiner is dan de grote prijsstap;

15.   „standaard capaciteitsproduct”: een zekere hoeveelheid transportcapaciteit binnen een gegeven tijdsperiode in een bepaald interconnectiepunt;

16.   „uniforme-prijsveiling”: een veiling waarbij de netwerkgebruiker in één biedronde zowel een prijs als een capaciteit aanbiedt en alle netwerkgebruikers die met succes capaciteit hebben verkregen de prijs van de laagste succesvolle bieding betalen;

17.   „virtueel interconnectiepunt”: twee of meer interconnectiepunten welke dezelfde twee aangrenzende entry-exit-systemen verbinden, die samen zijn geïntegreerd met het doel één enkele capaciteitsdienst te leveren;

18.   „within-day-capaciteit”: de capaciteit die wordt aangeboden en toegewezen na sluiting van de veilingen van de day-ahead-capaciteit wat die dag betreft.

HOOFDSTUK II

SAMENWERKINGSBEGINSELEN

Artikel 4

Coördinatie van het onderhoud

Wanneer het onderhoud van een pijpleiding of een deel van een transmissienet een effect heeft op de hoeveelheid transmissiecapaciteit die in interconnectiepunten kan worden aangeboden, werken transmissiesysteembeheerders in verband met hun respectieve onderhoudsplannen nauw samen met hun aangrenzende transmissiesysteembeheerders teneinde het effect op de potentiële gasflows en de capaciteit in een interconnectiepunt te minimaliseren.

Artikel 5

Standaardisering van de communicatie

1.   De transmissiesysteembeheerders coördineren de tenuitvoerlegging van gestandaardiseerde communicatieprocedures, gecoördineerde informatiesystemen en compatibele elektronische onlinecommunicatie, zoals gedeelde gegevensuitwisselingsformaten en protocollen, alsook overeengekomen beginselen voor de wijze van behandeling van die gegevens.

2.   De gestandaardiseerde communicatieprocedures omvatten, met name, de procedures voor de toegang van netwerkgebruikers tot het veilingssysteem of een desbetreffend boekingsplatform van de transmissiesysteembeheerders en de evaluatie van de verstrekte veilingsinformatie. De timing en de inhoud van de uit te wisselen gegevens moeten in overeenstemming zijn met het bepaalde in hoofdstuk III.

3.   De door de transmissiesysteembeheerders vastgestelde gestandaardiseerde communicatieprocedures omvatten een tenuitvoerleggingsplan en een omschrijving van de duur van de toepasselijkheid, die in lijn moeten zijn met de opzet van de boekingsplatform(s) als uiteengezet in artikel 27. De transmissiesysteembeheerders waarborgen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

Artikel 6

Capaciteitsberekening en maximalisering

1.   De maximale technische capaciteit wordt beschikbaar gemaakt voor de netwerkgebruikers, rekening houdend met de systeemintegriteit, de veiligheid en de efficiëntie van de netwerkexploitatie.

a)

Teneinde het aanbod van gebundelde capaciteit te maximaliseren door een optimalisering van de technische capaciteit nemen de transmissiesysteembeheerders de volgende maatregelen in interconnectiepunten, waarbij voorrang wordt gegeven aan die interconnectiepunten waar er contractuele congestie is overeenkomstig punt 2.2.3, onder 1, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, 4 februari 2015, de betrokken transmissiesysteembeheerders stellen een gezamenlijke methode vast en passen die toe, waarbij de specifieke stappen worden vastgesteld die door de respectieve transmissiesysteembeheerders moeten worden genomen om de vereiste optimalisering te bereiken:

1)

de gezamenlijke methode omvat een diepgaande analyse van de technische capaciteiten, met inbegrip van alle discrepanties daarin aan beide zijden van een interconnectiepunt, alsook een omschrijving van de specifieke acties en een gedetailleerd tijdschema — inclusief mogelijke implicaties en omvattende de wettelijke goedkeuringen vereist om de kosten terug te winnen en het reguleringsstelsel aan te passen — die vereist zijn om het aanbod van gebundelde capaciteit te maximaliseren. Dergelijke specifieke acties mogen niet nadelig zijn voor het aanbieden van capaciteit in andere relevante punten van de betrokken systemen en punten naar distributienetten die relevant zijn voor de voorzieningszekerheid van de eindgebruikers, zoals het aanbod aan opslagfaciliteiten, LNG-terminals en beschermde afnemers als omschreven in Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5). In deze diepgaande analyse moet rekening worden gehouden met de aannamen die zijn gemaakt in het Uniebrede tienjarige netwerkontwikkelingsplan overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 715/2009, de nationale investeringsplannen, de relevante verplichtingen in het kader van de toepasselijke nationale wetgeving en de relevante contractuele verplichtingen;

2)

de betrokken transmissiesysteembeheerders passen een dynamische aanpak toe om de technische capaciteit te herberekenen, waar passend in combinatie met de dynamische berekening toegepast voor additionele capaciteit op basis van punt 2.2.2, onder 2, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009, waarbij zij gezamenlijk de passende frequentie voor die herberekening per interconnectiepunt vastleggen en rekening houden met de bijzondere specificiteiten daarvan;

3)

aangrenzende transmissiesysteembeheerders betrekken andere transmissiesysteembeheerders met een specifiek belang bij het interconnectiepunt bij de gezamenlijke methode;

4)

wanneer zij de technische capaciteit herberekenen, houden de transmissiesysteembeheerders rekening met de informatie die netwerkgebruikers kunnen verstrekken met betrekking tot verwachte toekomstige flows;

b)

de transmissiesysteembeheerders evalueren gezamenlijk minimaal de volgende parameters en passen die waar nodig aan:

1)

de verbintenissen met betrekking tot de druk;

2)

alle relevante vraag- en aanbodscenario’s, inclusief nadere gegevens over referentieklimaatcondities en netwerkconfiguraties in verband met extreme scenario’s;

3)

de calorische waarde.

2.   Wanneer de optimalisering van de technische capaciteit kosten meebrengt voor de transmissiesysteembeheerders, met name kosten die ongelijk zijn verdeeld over de transmissiesysteembeheerders aan beide zijden van het interconnectiepunt, mogen de transmissiesysteembeheerders dergelijke op efficiënte wijze gemaakte kosten recupereren via het reguleringskader dat is vastgesteld door de relevante regulerende instanties overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 715/2009 of artikel 42 van Richtlijn 2009/73/EG. Artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 is van toepassing.

3.   Waar passend raadplegen de nationale regulerende instanties de netwerkgebruikers over de gehanteerde berekeningsmethode en gezamenlijke aanpak.

4.   Wijzigingen in de hoeveelheid in interconnectiepunten aangeboden gebundelde capaciteit als resultaat van het proces overeenkomstig lid 1 worden vermeld in het rapport van het Agentschap, gepubliceerd overeenkomstig punt 2.2.1, onder 2, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009.

Artikel 7

Uitwisseling van informatie tussen aangrenzende transmissiesysteembeheerders

1.   Aangrenzende transmissiesysteembeheerders wisselen in de relevante interconnectiepunten op gezette tijden informatie uit over (her)nominatie, matching en bevestiging.

2.   Aangrenzende transmissiesysteembeheerders wisselen informatie uit over het onderhoud van hun afzonderlijke transmissienetwerken teneinde op die manier bij te dragen tot het besluitvormingsproces in verband met het technisch gebruik van interconnectiepunten. De procedures voor de uitwisseling van informatie tussen transmissiesysteembeheerders worden geïntegreerd in hun respectieve interconnectieovereenkomsten.

HOOFDSTUK III

TOEWIJZING VAN VASTE CAPACITEIT

Artikel 8

Toewijzingsmethodologie

1.   Voor de toewijzing van capaciteit in interconnectiepunten worden veilingen gebruikt.

2.   Voor alle interconnectiepunten wordt dezelfde veilingsopzet toegepast. Het desbetreffende veilingsproces start simultaan voor alle betrokken interconnectiepunten. In elk veilingsproces, met betrekking tot één standaard capaciteitsproduct, wordt capaciteit toegewezen onafhankelijk van elk ander veilingsproces behalve wanneer, afhankelijk van het akkoord van de direct betrokken transmissiesysteembeheerders en de goedkeuring van de relevante nationale regulerende instanties, concurrerende capaciteit wordt toegewezen.

3.   Veilingen voor standaard capaciteitsproducten volgen een logische volgorde waarin producten die betrekking hebben op jaarlijkse capaciteit het eerst worden aangeboden, gevolgd door het product met de volgende kortste capaciteitsduur voor gebruik gedurende dezelfde periode. De in de artikelen 11 tot en met 15 uiteengezette timing van de veilingen is consistent met dit beginsel.

4.   De regels betreffende standaard capaciteitsproducten, als uiteengezet in artikel 9, en betreffende veilingen, als uiteengezet in de artikelen 11 tot en met 15, zijn van toepassing op gebundelde capaciteit en ongebundelde capaciteit in een interconnectiepunt.

5.   Voor een bepaalde veiling wordt de beschikbaarheid van de relevante standaard capaciteitsproducten medegedeeld overeenkomstig de artikelen 11 tot en met 15 en overeenkomstig de veilingkalender.

6.   Een hoeveelheid van minimaal 20 % van de technische capaciteit in elk interconnectiepunt wordt opzij gezet en wordt overeenkomstig lid 7 aangeboden op voorwaarde dat de beschikbare capaciteit op het tijdstip dat deze verordening in werking treedt gelijk is aan of groter is dan het opzij te zetten deel van de technische capaciteit. Als de beschikbare capaciteit op het tijdstip dat deze verordening in werking is getreden, kleiner is dan het opzij te zetten deel van de technische capaciteit, wordt het geheel van alle technische capaciteit opzij gezet. Deze capaciteit wordt aangeboden overeenkomstig lid 7, onder b), terwijl alle resterende opzij gezette capaciteit wordt aangeboden overeenkomstig lid 7, onder a).

7.   Alle capaciteit die overeenkomstig lid 6 opzij is gezet, wordt aangeboden met inachtneming van de volgende bepalingen:

a)

een hoeveelheid van minimaal 10 % van de technische capaciteit in elk interconnectiepunt wordt niet vroeger aangeboden dan op de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling, als bedoeld in artikel 11, die overeenkomstig de veilingkalender wordt gehouden gedurende het vijfde gasjaar voorafgaand aan de start van het relevante gasjaar, en

b)

een verdere hoeveelheid van minimaal 10 % van de technische capaciteit in elk interconnectiepunt wordt als eerste aangeboden niet eerder dan op de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling, als bedoeld in artikel 12, die overeenkomstig de veilingkalender wordt gehouden gedurende het gasjaar voorafgaand aan de start van het relevante gasjaar.

8.   In het geval van nieuwe capaciteit wordt een hoeveelheid van minimaal 10 % van de technische capaciteit in elk interconnectiepunt opzij gezet en niet vroeger aangeboden dan op de jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveiling, als bedoeld in artikel 12, die overeenkomstig de veilingkalender wordt gehouden gedurende het gasjaar voorafgaand aan de start van het relevante gasjaar.

9.   Het exacte aandeel van de overeenkomstig de leden 6 en 8 opzij gezette capaciteit wordt bepaald na raadpleging van de belanghebbenden, overeenstemming tussen de transmissiesysteembeheerders en goedkeuring door de nationale regulerende instanties voor elk interconnectiepunt. De nationale regulerende instanties overwegen met name om een hoger aandeel van de capaciteit voor een kortere duur opzij te zetten teneinde afscherming van downstream-leveranciersmarkten te voorkomen.

Artikel 9

Standaard capaciteitsproducten

1.   De transmissiesysteembeheerders bieden standaard capaciteitsproducten aan op jaar-, kwartaal-, maand-, dag- en within-day-basis.

2.   Met standaard jaarcapaciteitsproducten wordt bedoeld, de capaciteit die door een netwerkgebruiker kan worden aangevraagd, in een bepaalde hoeveelheid, voor alle gasdagen in een bepaald gasjaar (beginnend op 1 oktober).

3.   Met standaard kwartaalcapaciteitsproducten wordt bedoeld, de capaciteit die door een netwerkgebruiker kan worden aangevraagd, in een bepaalde hoeveelheid, voor alle gasdagen in een bepaald kwartaal (beginnend op respectievelijk 1 oktober, 1 januari, 1 april of 1 juli).

4.   Met standaard maandcapaciteitsproducten wordt bedoeld, de capaciteit die door een netwerkgebruiker kan worden aangevraagd, in een bepaalde hoeveelheid, voor alle gasdagen in een bepaalde kalendermaand (beginnend op de eerste dag van elke maand).

5.   Met standaard dagcapaciteitsproducten wordt bedoeld, de capaciteit die door een netwerkgebruiker kan worden aangevraagd, in een bepaalde hoeveelheid, voor één enkele gasdag.

6.   Met standaard within-day-capaciteitsproducten wordt bedoeld, de capaciteit die door een netwerkgebruiker kan worden aangevraagd, in een bepaalde hoeveelheid, beginnend bij een starttijd binnen een bepaalde gasdag en eindigend op het einde van diezelfde gasdag.

Artikel 10

Gebruikte capaciteitseenheid

De aangeboden capaciteit wordt uitgedrukt in energie-eenheden per eenheid van tijd. De volgende eenheden worden gebruikt: kWh/h of kWh/d. In het geval van kWh/d wordt een constante gasstroom over de gasdag verondersteld.

Artikel 11

Jaarlijkse jaarcapaciteitsveilingen

1.   De jaarlijkse jaarcapaciteitsveilingen vinden eens per jaar plaats.

2.   Capaciteit voor elk standaard jaarcapaciteitsproduct wordt geveild op de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling met gebruikmaking van een „veiling bij opbod’-algoritme overeenkomstig artikel 17.

3.   In het veilingsproces wordt capaciteit aangeboden voor maximaal de volgende 15 jaar.

4.   De jaarlijkse jaarcapaciteitsveilingen gaan elk jaar van start op de eerste maandag van maart tenzij anderszins bepaald in de veilingkalender.

5.   Tijdens de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling kunnen de netwerkgebruikers deelnemen aan één of meer samenvallende veilingen in verband met elk interconnectiepunt waarop zij kunnen bieden voor standaard capaciteitsproducten.

6.   De tijdens de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling aan te bieden capaciteit is gelijk aan:

Formula

waarin:

A

:

de technische capaciteit van de transmissiesysteembeheerder voor elk van de standaard capaciteitsproducten;

B

:

voor jaarlijkse jaarveilingen waarbij capaciteit voor de komende vijf jaar wordt aangeboden, de hoeveelheid technische capaciteit (A) die opzij is gezet overeenkomstig artikel 8, lid 7, onder b); voor jaarlijkse jaarveilingen waarbij capaciteit wordt aangeboden voor een periode na de eerste vijf jaar, de hoeveelheid technische capaciteit (A) die opzij is gezet overeenkomstig artikel 8, lid 7;

C

:

de voordien reeds verkochte technische capaciteit, aangepast met de capaciteit die opnieuw is aangeboden in overeenstemming met de geldende congestiebeheersprocedures;

D

:

in voorkomend geval, aanvullende capaciteit voor het jaar in kwestie.

7.   De aan te bieden capaciteit mag hetzij gebundelde capaciteit zijn hetzij ongebundelde capaciteit overeenkomstig artikel 19. Dit geldt ook voor alle andere veilingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 15.

8.   Eén maand voor de veiling van start gaat, stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van de hoeveelheid voor elk jaar op de komende jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling aan te bieden technische capaciteit. Voorts stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van het feit of al dan niet aanvullende capaciteit beschikbaar wordt gesteld.

9.   De biedrondes van elke veiling vinden plaats op alle relevante gasdagen tussen 08:00 UTC en 17:00 UTC (wintertijd) of tussen 07:00 UTC en 16:00 UTC (zomertijd). Biedrondes worden geopend en gesloten binnen elke gasdag als gespecificeerd in artikel 17, lid 2.

10.   De toewijzingsresultaten van de veiling worden bekendgemaakt zodra dat redelijkerwijs mogelijk is, niet later dan de volgende handelsdag na de sluiting van de biedronde, gelijktijdig voor alle afzonderlijke netwerkgebruikers die hebben deelgenomen aan de veiling in kwestie.

11.   De geaggregeerde informatie inzake veilingsresultaten wordt bekendgemaakt op de markt.

Artikel 12

Jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveilingen

1.   De jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveilingen vinden eens per jaar plaats.

2.   Capaciteit voor elk standaard kwartaalcapaciteitsproduct wordt geveild op de jaarlijkse jaarcapaciteitsveiling met gebruikmaking van een „veiling bij opbod”-algoritme overeenkomstig artikel 17.

3.   Elk gasjaar wordt capaciteit voor elk kwartaal, van het eerste kwartaal (oktober-december) van het komende gasjaar tot het laatste kwartaal (juli-september) van het komende gasjaar (inclusief), geveild op de jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveiling.

4.   Tijdens de jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveiling kunnen de netwerkgebruikers deelnemen aan één tot vier samenvallende veilingen in verband met elk interconnectiepunt waarop zij kunnen bieden voor standaard kwartaalcapaciteitsproducten.

5.   De jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveilingen gaan elk jaar van start op de eerste maandag van juni tenzij anderszins bepaald in de veilingkalender.

6.   De tijdens de jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveiling aan te bieden capaciteit is gelijk aan:

Formula

waarin:

A

:

de technische capaciteit van de transmissiesysteembeheerder voor elk van de standaard capaciteitsproducten;

C

:

de voordien reeds verkochte technische capaciteit, aangepast met de capaciteit die opnieuw is aangeboden in overeenstemming met de geldende congestiebeheersprocedures;

D

:

in voorkomend geval, aanvullende capaciteit voor het kwartaal in kwestie.

7.   Twee weken voor de veiling van start gaat, stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van de hoeveelheid voor elk kwartaal op de komende jaarlijkse kwartaalcapaciteitsveiling aan te bieden capaciteit. Voorts stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van het feit of al dan niet aanvullende capaciteit beschikbaar wordt gesteld.

8.   De biedrondes van elke veiling vinden plaats op alle relevante gasdagen tussen 08:00 UTC en 17:00 UTC (wintertijd) of tussen 07:00 UTC en 16:00 UTC (zomertijd). Biedrondes worden geopend en gesloten binnen elke gasdag als bepaald in artikel 17, lid 2.

9.   De toewijzingsresultaten van de veiling worden bekendgemaakt zodra dat redelijkerwijs mogelijk is, niet later dan de volgende handelsdag na de sluiting van de biedronde, gelijktijdig voor alle afzonderlijke netwerkgebruikers die hebben deelgenomen aan de veiling in kwestie.

10.   De geaggregeerde informatie inzake veilingsresultaten wordt bekendgemaakt op de markt.

Artikel 13

Voortrollende veilingen van maandcapaciteit

1.   De voortrollende veilingen van maandcapaciteit vinden eens per maand plaats.

2.   Capaciteit voor elk standaard maandcapaciteitsproduct wordt geveild op de voortrollende veilingen van maandcapaciteit met gebruikmaking van een „veiling bij opbod”-algoritme overeenkomstig artikel 17. Elke maand wordt het standaard maandcapaciteitsproduct voor de volgende kalendermaand geveild.

3.   Tijdens de veilingen van maandcapaciteit kunnen de netwerkgebruikers bieden voor één standaard maandcapaciteitsproduct.

4.   De voortrollende veilingen van maandcapaciteit gaan van start op de derde maandag van elke maand voor het volgende standaard maandcapaciteitsproduct, tenzij anderszins bepaald in de veilingkalender.

5.   De tijdens de voortrollende veilingen van maandcapaciteit aan te bieden capaciteit is iedere maand gelijk aan:

Formula

waarin:

A

:

de technische capaciteit van de transmissiesysteembeheerder voor elk van de standaard capaciteitsproducten;

C

:

de voordien reeds verkochte technische capaciteit, aangepast met de capaciteit die opnieuw is aangeboden in overeenstemming met de geldende congestiebeheersprocedures;

D

:

in voorkomend geval, aanvullende capaciteit voor de maand in kwestie.

6.   Eén week voor de veiling van start gaat, stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van de hoeveelheid voor elk kwartaal op de komende maandcapaciteitsveiling aan te bieden capaciteit. Voorts stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van het feit of al dan niet aanvullende capaciteit beschikbaar wordt gesteld.

7.   De biedrondes van elke veiling vinden plaats op alle relevante gasdagen tussen 08:00 UTC en 17:00 UTC (wintertijd) of tussen 07:00 UTC en 16:00 UTC (zomertijd). Biedrondes worden geopend en gesloten binnen elke gasdag als bepaald in artikel 17, lid 2.

8.   De toewijzingsresultaten van de veiling worden bekendgemaakt zodra dat redelijkerwijs mogelijk is, niet later dan de volgende handelsdag na de sluiting van de biedronde, gelijktijdig voor alle afzonderlijke netwerkgebruikers die hebben deelgenomen aan de veiling in kwestie.

9.   De geaggregeerde informatie inzake veilingsresultaten wordt bekendgemaakt op de markt.

Artikel 14

Voortrollende veilingen van day-ahead-capaciteit

1.   De voortrollende veilingen van day-ahead-capaciteit vinden eens per dag plaats.

2.   Elke dag wordt een standaard capaciteitsproduct voor de volgende gasdag geveild via een voortrollende veiling van day-ahead-capaciteit.

3.   Capaciteit voor elk standaard dagcapaciteitsproduct wordt geveild op de voortrollende veiling van day-ahead-capaciteit met gebruikmaking van een uniforme-prijsveilingsalgoritme overeenkomstig artikel 18. Elke dag wordt het standaard dagcapaciteitsproduct voor de volgende gasdag geveild.

4.   Tijdens de voortrollende veilingen van day-ahead-capaciteit kunnen de netwerkgebruikers capaciteit voor één standaard dagcapaciteitsproduct aanvragen.

5.   De biedronde gaat elke dag van start om 15:30 UTC (wintertijd) of om 14:30 UTC (zomertijd).

6.   Een capaciteitsbod voor het standaard dagcapaciteitsproduct voor de voortrollende veilingen van day-ahead-capaciteit wordt als volgt afgehandeld: indiening, intrekking of wijziging van 15:30 UTC tot 16:00 UTC (wintertijd) of van 14:30 UTC tot 15:00 UTC (zomertijd).

7.   De tijdens de voortrollende veiling van day-ahead-capaciteit aan te bieden capaciteit is iedere dag gelijk aan:

Formula

waarin:

A

:

de technische capaciteit van de transmissiesysteembeheerder voor elk van de standaard capaciteitsproducten;

C

:

de voordien reeds verkochte technische capaciteit, aangepast met de capaciteit die opnieuw is aangeboden in overeenstemming met de geldende congestiebeheersprocedures;

D

:

in voorkomend geval, aanvullende capaciteit voor de dag in kwestie.

8.   Op het tijdstip dat de biedronde van start gaat stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van de hoeveelheid capaciteit die wordt aangeboden op de volgende veiling van day-ahead-capaciteit. Voorts stellen de transmissiesysteembeheerders de netwerkgebruikers in kennis van het feit of al dan niet aanvullende capaciteit beschikbaar wordt gesteld.

9.   De toewijzingsresultaten van de veiling worden bekendgemaakt niet later dan 30 minuten na de sluiting van de biedronde, gelijktijdig voor alle afzonderlijke netwerkgebruikers die hebben deelgenomen aan de veiling in kwestie.

10.   De geaggregeerde informatie inzake veilingsresultaten wordt bekendgemaakt op de markt.

Artikel 15

Veilingen van within-day-capaciteit

1.   Afhankelijk van de beschikbaar gestelde capaciteit wordt elk uur gedurende een relevante gasdag een veiling van within-day-capaciteit gehouden met gebruikmaking van een uniforme-prijsveilingsalgoritme overeenkomstig artikel 18.

2.   De eerste biedronde gaat van start direct op het uur volgende op de publicatie van de resultaten van de laatste day-ahead-veiling (inclusief afschakelbare capaciteit indien aangeboden) overeenkomstig artikel 14. De eerste biedronde wordt gesloten om 01:30 UTC (wintertijd) of om 00:30 UTC (zomertijd) vóór de gasdag. De toewijzing van succesvolle biedingen wordt effectief vanaf 05:00 UTC (wintertijd) of vanaf 04:00 UTC (zomertijd) op de relevante gasdag.

3.   De laatste biedronde wordt op de gasdag in kwestie gesloten om 00:30 UTC (wintertijd) of om 23:30 UTC (zomertijd).

4.   Netwerkgebruikers hebben het recht biedingen uit te brengen, in te trekken of te wijzigen vanaf de opening van elke biedronde tot de sluiting van die biedronde.

5.   Elk uur van de relevante gasdag wordt capaciteit die effectief is vanaf het uur + 4 geveild als within-day-capaciteit.

6.   Elke biedronde opent bij het begin van elk uur op de relevante gasdag.

7.   Elke biedronde duurt 30 minuten vanaf de opening van de biedronde.

8.   De tijdens de within-day-capaciteitsveiling aan te bieden capaciteit is iedere uur gelijk aan:

Formula

waarin:

A

:

de technische capaciteit van de transmissiesysteembeheerder voor elk van de standaard capaciteitsproducten;

C

:

de voordien reeds verkochte technische capaciteit, aangepast met de capaciteit die opnieuw is aangeboden in overeenstemming met de geldende congestiebeheersprocedures;

D

:

in voorkomend geval, de aanvullende capaciteit.

9.   De transmissiesysteembeheerders maken de hoeveelheid aangeboden vaste within-day-capaciteit bekend na de sluiting van de laatste day-ahead-veiling en in overeenstemming met artikel 21, lid 9.

10.   De transmissiesysteembeheerders maken het netwerkgebruikers die bieden tijdens de day-ahead-veilingen mogelijk om geldige, maar niet-toegewezen biedingen automatisch in te brengen in de volgende within-day-veiling.

11.   De capaciteit wordt toegewezen binnen 30 minuten na de sluiting van de biedronde op voorwaarde dat de biedingen worden aanvaard en de transmissiesysteembeheerder het toewijzingsproces beheert.

12.   De resultaten van de veiling worden gelijktijdig bekendgemaakt aan alle afzonderlijke netwerkgebruikers.

13.   De geaggregeerde informatie inzake veilingsresultaten wordt bekendgemaakt op de markt.

Artikel 16

Veilingsalgoritmen

1.   Wanneer tijdens een veiling verschillende standaard capaciteitsproducten worden aangeboden, wordt het desbetreffende toewijzingsalgoritme afzonderlijk gehanteerd voor elk standaard capaciteitsproduct wanneer het wordt toegewezen. Biedingen voor de verschillende standaard capaciteitsproducten worden bij de toepassing van het veilingsalgoritme als onafhankelijk van elkaar beschouwd.

2.   Voor jaarlijkse jaar-, jaarlijkse kwartaal- en voortrollende maandcapaciteitsveilingen wordt een „veiling bij opbod”-algoritme met meerdere biedrondes, als bedoeld in artikel 17, gebruikt.

3.   Voor voortrollende day-ahead-capaciteitsveilingen en voor within-day-capaciteitsveilingen word een uniforme-prijsalgoritme met één biedronde, als bedoeld in artikel 18, gebruikt.

Artikel 17

Het „veiling bij opbod”-algoritme

1.   Bij veilingen bij opbod kunnen netwerkgebruikers volumebiedingen plaatsen tegen oplopende prijzen die worden aangekondigd in opeenvolgende biedrondes, startend bij de reserveringsprijs P0.

2.   De eerste biedronde, waarbij een prijs geldt die gelijk is aan de reserveringsprijs P0, heeft een duur van 3 uur. Daaropvolgende biedrondes hebben een duur van 1 uur. Biedrondes volgen elkaar op met een tussentijd van 1 uur.

3.   In een bod wordt gespecificeerd:

a)

de identiteit van de netwerkgebruiker die het bod doet;

b)

het betrokken interconnectiepunt en de richting van de flow;

c)

het standaard capaciteitsproduct waarvoor capaciteit wordt aangevraagd;

d)

per prijsstap de hoeveelheid capaciteit voor de respectieve standaard capaciteit;

e)

het product waarvoor het bod geldt.

4.   Een bod wordt als geldig beschouwd wanneer het door een netwerkgebruiker wordt uitgebracht en voldoet aan alle bepalingen van dit artikel.

5.   Om deel te nemen aan een veiling, is het voor netwerkgebruikers verplicht een volumebod uit te brengen in de eerste biedronde.

6.   De transmissiesysteembeheerders bieden netwerkgebruikers de optie om automatisch biedingen uit te brengen voor elke prijsstap.

7.   Zodra de biedronde in kwestie gesloten is, wordt geen wijziging, intrekking of variatie van geldige biedingen aanvaard. Alle geldige biedingen worden bindende verbintenissen van een netwerkgebruiker om capaciteit te boeken voor de hoeveelheid die gevraagd is per aangekondigde prijs, op voorwaarde dat de clearingprijs van de veiling de prijs is die is aangekondigd in de biedronde in kwestie.

8.   Het volumebod per netwerkgebruiker in een biedronde is maximaal gelijk aan de capaciteit die tijdens een specifieke veiling is aangeboden. Het volumebod per netwerkgebruiker tegen een specifieke prijs is maximaal gelijk aan het volumebod dat door deze netwerkgebruiker in de vorige ronde is uitgebracht, tenzij lid 16 van toepassing is.

9.   Tijdens een biedronde mogen biedingen vrij worden uitgebracht, gewijzigd en ingetrokken, op voorwaarde dat alle biedingen voldoen aan het bepaalde in lid 8. Geldige biedingen blijven geldig tot zij worden gewijzigd of ingetrokken.

10.   Voorafgaand aan een veiling wordt voor die veiling per interconnectiepunt en per standaard capaciteitsproduct een grote prijsstap en een kleine prijsstap gedefinieerd. De kleine prijsstap wordt zo vastgesteld dat een verhoging met een geheel aantal kleine prijsstappen gelijk is aan een verhoging met een grote prijsstap.

11.   Bij de bepaling van de grote prijsstap wordt ernaar gestreefd om voor zover redelijkerwijs mogelijk de duur van het veilingsproces te minimaliseren. Bij de bepaling van de kleine prijsstap wordt ernaar gestreefd om voor zover redelijkerwijs mogelijk het volume van onverkochte capaciteit, waarbij de veiling sluit tegen een prijs die hoger ligt dan de reserveringsprijs, te minimaliseren.

12.   Wanneer de geaggregeerde vraag van alle netwerkgebruikers samen kleiner is dan of gelijk is aan de capaciteit die op het einde van de eerste biedronde wordt aangeboden, wordt de veiling gesloten.

13.   Wanneer de geaggregeerde vraag van alle netwerkgebruikers samen groter is dan de capaciteit die op het einde van de eerste biedronde of een daaropvolgende biedronde wordt aangeboden, wordt een nieuwe biedronde geopend met een prijs die gelijk is aan de prijs van de vorige biedronde, vermeerderd met de grote prijsstap.

14.   Wanneer de geaggregeerde vraag van alle netwerkgebruikers samen gelijk is aan de capaciteit die op het einde van de tweede biedronde of een daaropvolgende biedronde wordt aangeboden, wordt de veiling gesloten.

15.   Als een eerste onderbieding wordt gedaan, vindt een prijsvermindering plaats en wordt een volgende biedronde geopend. In die volgende biedronde geldt een prijs die gelijk is aan de prijs die gold in de voorafgaande biedronde, vermeerderd met de kleine prijsstap. Vervolgend worden verdere biedrondes met prijsverhogingen met de kleine prijsstap geopend totdat de geaggregeerde vraag kleiner is dan of gelijk is aan de aangeboden capaciteit, waarop de veiling wordt gesloten.

16.   Het volumebod per netwerkgebruiker in de eerste biedronde waarin kleine prijsstappen worden gebruikt, is maximaal gelijk aan het volumebod dat door deze netwerkgebruiker is geplaatst in de biedronde die voorafging aan de eerste onderbieding. Het volumebod per netwerkgebruiker in alle biedrondes waarin kleine prijsstappen werden gehanteerd is gelijk aan of groter dan het volumebod dat door deze netwerkgebruiker is geplaatst gedurende de biedronde waarin de eerste onderbieding plaatsvond.

17.   Wanneer de geaggregeerde vraag van alle netwerkgebruikers samen groter is dan de capaciteit die in de biedronde is aangeboden tegen een prijs die gelijk is aan die welke heeft geresulteerd in de eerste onderbieding, verminderd met één kleine prijsstap, wordt de veiling gesloten. De clearingprijs is dan de prijs die heeft geleid tot de eerste onderbieding en de succesvolle biedingen zijn dan die welke zijn uitgebracht gedurende de oorspronkelijke biedronde waarin de eerste onderbieding heeft plaatsgehad.

18.   Na elke biedronde wordt de vraag van alle netwerkgebruikers in een specifieke veiling zo snel als redelijkerwijs mogelijk gepubliceerd in geaggregeerde vorm.

19.   De prijs die is aangekondigd in de laatste biedronde waarin de veiling werd gesloten, wordt beschouwd als de clearingprijs van die specifieke veiling, behalve in de gevallen waarin lid 17 van toepassing is.

20.   Alle netwerkgebruikers die geldige volumebiedingen hebben geplaatst tegen de clearingprijs krijgen de capaciteit toegewezen overeenkomstig hun volumebiedingen tegen de clearingprijs. Succesvolle netwerkgebruikers betalen de clearingprijs van de specifieke veiling, die een vaste dan wel een variabele prijs kan zijn overeenkomstig artikel 26, lid 2, alsmede alle andere mogelijke heffingen die van toepassing zijn op het tijdstip dat de aan hen toegewezen capaciteit kan worden gebruikt.

21.   Na elke gesloten veiling wordt het uiteindelijke veilingsresultaat, met inbegrip van de samenvoeging van de toegewezen capaciteiten en de clearingprijs, gepubliceerd. Succesvolle netwerkgebruikers worden geïnformeerd over de hoeveelheid capaciteit die hen is toegewezen; individuele informatie wordt uitsluitend aan de betrokken partijen medegedeeld.

22.   Wanneer een veiling bij opbod niet is geëindigd bij het geplande startpunt (overeenkomstig de veilingkalender) van de volgende veiling voor capaciteit met betrekking tot dezelfde periode, wordt de eerste veiling gesloten en wordt geen capaciteit toegewezen. De desbetreffende capaciteit wordt aangeboden in de volgende relevante veiling.

Artikel 18

Het uniforme prijsveilingsalgoritme

1.   In een uniforme prijsveiling is er één biedronde waarin de netwerkgebruikers zowel op prijs als op hoeveelheid bieden.

2.   Gedurende de biedronde van een gegeven veiling kunnen de netwerkgebruikers tot 10 biedingen uitbrengen. Elk bod wordt onafhankelijk van andere biedingen behandeld. Na de sluiting van de biedronde mogen de resterende biedingen niet worden gewijzigd of ingetrokken.

3.   In een bod wordt gespecificeerd:

a)

de identiteit van de netwerkgebruiker die het bod doet;

b)

het betrokken interconnectiepunt en de richting van de flow;

c)

het standaard capaciteitsproduct waarvoor capaciteit wordt aangevraagd;

d)

de hoeveelheid capaciteit voor het respectieve standaard capaciteitsproduct waarvoor het bod geldt;

e)

de minimale hoeveelheid capaciteit voor het respectieve standaard capaciteitsproduct dat de netwerkgebruiker overeenkomstig het relevante algoritme wil toegewezen krijgen in het geval de netwerkgebruiker niet de hoeveelheid aangevraagde capaciteit overeenkomstig punt d) heeft toegewezen gekregen;

f)

de biedprijzen, die niet lager mogen liggen dan de reserveringsprijs die geldt voor het desbetreffende standaard capaciteitsproduct die de netwerkgebruiker bereid is te betalen voor de door hem aangevraagde capaciteit. Biedingen waarvan de biedprijs lager ligt dan de reserveringsprijs worden niet aanvaard.

4.   De transmissiesysteembeheerder rangschikt alle biedingen met betrekking tot een bepaald standaard capaciteitsproduct overeenkomstig hun biedprijs, met de hoogste prijs bovenaan.

5.   Alle biedingen die overblijven na sluitingstijd van een biedronde worden beschouwd als bindend voor die netwerkgebruikers die ten minste de minimale hoeveelheid gevraagde capaciteit overeenkomstig punt e) van lid 3 toegewezen hebben gekregen.

6.   Na de rangschikking van de biedingen overeenkomstig lid 4 en behoudens het bepaalde in de leden 7 tot en met 10 wordt capaciteit toegewezen aan biedingen naargelang van hun prijsrangschikking. Alle biedingen waarvoor capaciteit is toegewezen worden als succesvol beschouwd. Na de toewijzing van capaciteit wordt de resterende niet-toegewezen capaciteit verminderd met een dergelijke hoeveelheid.

7.   Na de toepassing van lid 6 en behoudens het bepaalde in lid 9 wordt aan een netwerkgebruiker, wanneer de hoeveelheid capaciteit waarvoor die netwerkgebruiker een bod heeft uitgebracht de resterende niet-toegewezen capaciteit overschrijdt (nadat capaciteit is toegewezen aan netwerkgebruikers die een hoger bod hebben uitgebracht), capaciteit toegewezen die gelijk is aan de resterende niet-toegewezen capaciteit.

8.   Na de toepassing van lid 7 en behoudens het bepaalde in lid 9 wordt, wanneer in elk van twee of meer biedingen dezelfde biedprijs is gespecificeerd en de hoeveelheid resterende relevante capaciteit die gezamenlijk overeenkomstig die biedingen wordt aangevraagd de resterende niet-toegewezen capaciteit overschrijdt, de resterende niet-toegewezen hoeveelheid toegewezen pro rata de hoeveelheden die in elk van die biedingen zijn aangevraagd.

9.   Wanneer de toe te wijzen hoeveelheid met betrekking tot een bod overeenkomstig de leden 6, 7 of 8 lager ligt dan de minimale hoeveelheid capaciteit overeenkomstig lid 3, onder e), wordt het bod genegeerd en wordt het nietig, en wordt de hoeveelheid in kwestie herverdeeld onder de overige biedingen met gelijke biedprijs overeenkomstig lid 8 of (naargelang van het geval) toegewezen aan het bod met de volgende prijs, overeenkomstig lid 6.

10.   Wanneer de resterende toe te wijzen hoeveelheid met betrekking tot elk bod overeenkomstig lid 6, 7, 8 of 9 gelijk is aan nul, wordt geen verdere capaciteit toegewezen aan de volgende biedingen. Die laatste biedingen worden dan als onsuccesvol beschouwd.

11.   Als de vraag het aanbod tegen de reserveringsprijs overschrijdt, wordt de clearingprijs gedefinieerd als de prijs van het laagste succesvolle bod. In alle andere gevallen is de clearingprijs gelijk aan de reserveringsprijs. Succesvolle netwerkgebruikers betalen de clearingprijs van de specifieke veiling, die een vaste dan wel variabele prijs kan zijn overeenkomstig artikel 26, lid 2, alsmede alle andere mogelijke heffingen die van toepassing zijn op het tijdstip dat de aan hen toegewezen capaciteit kan worden gebruikt.

HOOFDSTUK IV

BUNDELING VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE CAPACITEIT

Artikel 19

Gebundelde-capaciteitsproducten

Aangrenzende transmissiesysteembeheerders bieden gezamenlijk gebundelde capaciteitsproducten, aan overeenkomstig de volgende beginselen:

1.

aan beide zijden van een interconnectiepunt wordt alle vaste capaciteit aangeboden als gebundelde capaciteit, voor zover er aan beide zijden van een interconnectiepunt vaste capaciteit beschikbaar is;

2.

de transmissiesysteembeheerders bieden capaciteit aan voor het relevante standaard capaciteitsproduct op een boekingsplatform, overeenkomstig artikel 27 en in overeenstemming met de toepasselijke toewijzingsprocedure als uiteengezet in hoofdstuk III;

3.

de door de betrokken transmissiesysteembeheerders in een interconnectiepunt aan te bieden gebundelde capaciteit wordt gecontracteerd via een eenvoudige toewijzingsprocedure;

4.

de netwerkgebruikers moeten vanaf het tijdstip dat de transportcapaciteit gecontracteerd is, voldoen aan de toepasselijke voorwaarden van het/de transportcontract(en) van de betrokken transmissiesysteembeheerders;

5.

wanneer er voor enige periode in kwestie meer beschikbare capaciteit is aan één zijde van een interconnectiepunt dan aan de andere zijde, kan de transmissiesysteembeheerder met de meeste beschikbare vaste capaciteit dergelijke extra capaciteit overeenkomstig de veilingkalender en de volgende regels aan de netwerkgebruikers aanbieden als een ongebundeld product:

a)

wanneer er een bestaand contract voor ongebundelde capaciteit bestaat aan de andere zijde van het interconnectiepunt, kan op een ongebundelde basis capaciteit worden aangeboden die de hoeveelheid en de tijdsduur van het bestaande transportcontract aan de andere zijde niet overschrijdt;

b)

wanneer dergelijke extra capaciteit niet valt onder lid 5, punt a), mag ze worden aangeboden voor een maximumperiode van één jaar;

6.

alle overeenkomstig lid 5 toegewezen ongebundelde capaciteit mag als zodanig worden gebruikt en genomineerd. Die capaciteit mag ook worden verhandeld op de secundaire markt;

7.

aangrenzende transmissiesysteembeheerders stellen een gezamenlijke nominatieprocedure vast voor gebundelde capaciteit, waardoor netwerkgebruikers de middelen krijgen om de flows van hun gebundelde capaciteit te nomineren via één enkele nominatie;

8.

de verplichtingen om gebundelde capaciteit aan te bieden gelden ook, in de mate dat zij relevant zijn, voor de secundaire capaciteitsmarkten. Onverlet het bepaalde in lid 1 kan capaciteit die oorspronkelijk is toegewezen als gebundelde capaciteit uitsluitend als gebundelde capaciteit op de secundaire markt worden herverkocht;

9.

wanneer twee of meer interconnectiepunten dezelfde twee aangrenzende entry-exit-systemen verbinden, bieden de betrokken aangrenzende transmissiesysteembeheerders de in de interconnectiepunten beschikbare capaciteiten aan in één virtueel interconnectiepunt. Wanneer meer dan twee transmissiesysteembeheerders betrokken zijn omdat capaciteit in één of in beide entry-exit-systemen wordt verhandeld door meer dan één transmissiesysteembeheerder, omvat het virtueel interconnectiepunt al deze transmissiesysteembeheerders, voor zover dat mogelijk is. In alle gevallen wordt een virtueel interconnectiepunt uitsluitend opgezet wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de totale technische capaciteit in de virtuele interconnectiepunten is gelijk aan of is hoger dan de som van de technische capaciteiten in elk van de interconnectiepunten die bijdragen tot de virtuele interconnectiepunten;

b)

het vergemakkelijkt het economisch en efficiënt gebruik van het systeem, inclusief, onder meer, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

Aangrenzende transmissiesysteembeheerders starten de vereiste analyse op en richten functionele virtuele interconnectiepunten op uiterlijk 5 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 20

Bundeling in het geval van bestaande transportcontracten

1.   De netwerkgebruikers die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening partij zijn bij bestaande transportcontracten in hun respectieve interconnectiepunten, streven ernaar om een overeenkomst te bereiken over de bundeling van de capaciteit via contractuele regelingen („bundelingsregeling”) met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 van deze verordening. Deze netwerkgebruikers en de desbetreffende transmissiesysteembeheerders rapporteren aan de desbetreffende nationale regulerende instanties over alle bundelingsregelingen die zijn bereikt tussen alle partijen bij bestaande transportcontracten. Op die basis zendt de nationale regulerende instantie het Agentschap een rapport toe over de jaarlijkse voortgang qua capaciteitsbundeling in de betrokken lidstaat. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening publiceert het Agentschap een verslag over de vooruitgang die is geboekt bij de bundeling van capaciteiten.

2.   De transmissiesysteembeheerders die partij zijn bij de bestaande transportcontracten mogen op elk moment deelnemen aan het overleg betreffende de bundelingsregeling, op uitnodiging van de netwerkgebruikers die partij zijn bij de bestaande transportcontracten.

3.   Wanneer de respectieve netwerkgebruikers overeenstemming hebben bereikt over een bundelingsregeling, worden de transmissiesysteembeheerders die in het interconnectiepunt betrokken zijn, door de partijen onverwijld op de hoogte gesteld van een dergelijke geplande bundelingsregeling en wordt de overdracht van de desbetreffende capaciteit ten uitvoer gelegd. In ieder geval wordt de bundelingsregeling ten uitvoer gelegd overeenkomstig de toepasselijke voorwaarden van bestaande verwante transportcontracten. Zodra de bundelingsregeling ten uitvoer is gelegd, wordt de desbetreffende capaciteit behandeld als gebundelde capaciteit.

4.   In ieder geval is de looptijd van bundelingsregelingen met betrekking tot capaciteitsbundeling in het kader van een wijziging van bestaande contracten niet langer dan de looptijd van de oorspronkelijke transportcontracten.

5.   Alle capaciteit wordt bij de eerste gelegenheid gebundeld. Bestaande transportcontracten voor ongebundelde capaciteit kunnen na hun beëindigingsdatum niet worden vernieuwd, verlengd of overgedragen. Dergelijke capaciteit wordt vanaf de beëindigingsdatum van de transportcontracten behandeld als beschikbare capaciteit.

HOOFDSTUK V

AFSCHAKELBARE CAPACITEIT

Artikel 21

Toewijzing van afschakelbare diensten

1.   De transmissiesysteembeheerders bieden een dagcapaciteitsproduct voor afschakelbare capaciteit in beide richtingen aan in interconnectiepunten waarin vaste capaciteit werd aangeboden, maar day-ahead was uitverkocht. In unidirectionele interconnectiepunten waar technische capaciteit uitsluitend in één richting wordt aangeboden, bieden de transmissiesysteembeheerders een dagproduct voor afschakelbare capaciteit in de andere richting aan. De transmissiesysteembeheerders mogen ook afschakelbare-capaciteitsproducten van langere duur aanbieden.

2.   Wanneer afschakelbare capaciteit wordt aangeboden, mag dit niet ten nadele zijn van de hoeveelheid aangeboden vaste capaciteit. De transmissiesysteembeheerders zetten geen capaciteit opzij die als vaste capaciteit kan worden aangeboden om die capaciteit aan te beiden als afschakelbare capaciteit.

3.   Voor zover afschakelbare-capaciteitsproducten, andere dan dagproducten, worden aangeboden, worden dezelfde standaard capaciteitsproducten voor vaste capaciteit ook gebruikt voor afschakelbare capaciteit, wat de looptijd van de producten betreft.

4.   Voor zover afschakelbare capaciteit wordt aangeboden, wordt die via een veilingsproces toegewezen, met uitzondering van afschakelbare within-day-capaciteit.

5.   Afschakelbare within-day-capaciteit wordt toegewezen via een overnominatieprocedure.

6.   Afschakelbare within-day-capaciteit wordt uitsluitend toegewezen wanneer vaste capaciteit, hetzij technische capaciteit hetzij aanvullende capaciteit, is uitverkocht.

7.   Wanneer er veilingen worden gehouden voor afschakelbare producten die langer lopen dan within-day-contracten, publiceren de transmissiesysteembeheerders de hoeveelheden aangeboden afschakelbare capaciteit, wanneer bekend, voordat het veilingsproces van start gaat.

8.   Wanneer aangeboden, wordt afschakelbare capaciteit toegewezen bij middel van een afzonderlijke veiling nadat vaste capaciteit met eenzelfde looptijd is toegewezen, maar voordat de veiling van vaste capaciteit met een kortere looptijd van start gaat, met uitzondering van afschakelbare within-day-capaciteit.

9.   Wanneer dergelijke capaciteit wordt aangeboden, worden veilingen voor afschakelbare capaciteit uitgevoerd overeenkomstig dezelfde ontwerpbeginselen en tijdschalen als gebruikt voor vaste capaciteit. De exacte tijdschalen die worden gebruikt in veilingen voor afschakelbare capaciteit worden nader omschreven in de veilingkalender met uitzondering van afschakelbare within-day-capaciteit.

Artikel 22

Minimale aanlooptijd tot afschakeling

1.   Afschakelbare capaciteit heeft een minimale aanlooptijd tot afschakeling waarover gezamenlijk wordt beslist door de aangrenzende transmissiesysteembeheerders.

2.   De standaard minimale aanlooptijd tot afschakeling voor een bepaald gasuur is vijfenveertig minuten na de start van de hernominatiecyclus voor dat gasuur. Wanneer twee transmissiesysteembeheerders de aanlooptijd tot afschakeling wensen in te korten, is elke daarmee verband houdende tussen de transmissiesysteembeheerders gesloten overeenkomst onderworpen aan de goedkeuring van de bevoegde nationale regulerende instantie.

Artikel 23

Coördinatie van het afschakelingsproces

De transmissiesysteembeheerder die de afschakeling initieert, stelt de desbetreffende aangrenzende transmissiesysteembeheerder daarvan in kennis. De aangrenzende transmissiesysteembeheerders brengen hun respectieve getroffen netwerkgebruikers daarvan zo snel mogelijk op de hoogte, daarbij lettend op de betrouwbaarheid van de informatie

Artikel 24

Vastgestelde afschakelingsvolgorde

1.   De volgorde waarin afschakeling wordt uitgevoerd, indien het geheel van de nominaties de hoeveelheid gas overschrijdt die in een bepaald interconnectiepunt kan doorstromen, wordt bepaald op basis van de in het contract vastgelegde tijdstempel van de respectieve transportcontracten op afschakelbare basis. In het geval van afschakeling, hebben transportcontracten die eerder in werking treden voorrang op transportcontracten die later in werking treden.

2.   Wanneer na toepassing van de in lid 1 beschreven procedure twee of meer nominaties in de afschakelingsvolgorde op dezelfde plaats zijn gerangschikt, en de transmissiesysteembeheerder die niet allemaal afschakelt, wordt een vermindering pro rata van deze specifieke nominaties toegepast.

3.   Om rekening te houden met de verschillen tussen de diverse afschakelbare-capaciteitsdiensten binnen de Unie, leggen de aangrenzende transmissiesysteembeheerders de gezamenlijke procedures als bedoeld in dit artikel in een interconnectiepunt ten uitvoer op interconnectiepuntbasis en coördineren zij die procedures.

Artikel 25

Redenen voor afschakeling

De transmissiesysteembeheerders nemen de redenen voor eventuele afschakeling op, hetzij rechtstreeks in hun transportcontracten voor afschakelbare capaciteit, hetzij in de algemene voorwaarden die gelden voor dergelijke contracten. De redenen voor afschakeling kunnen onder meer kwesties van gaskwaliteit, druk, temperatuur, flowpatronen, gebruik van vaste contracten, onderhoud, up- of downstreambeperkingen, openbaredienstverplichtingen en capaciteitsbeheer in het kader van congestiebeheersprocedures zijn.

HOOFDSTUK VI

TARIEVEN EN CAPACITEITSBOEKINGSPLATFORMS

Artikel 26

Tarieven

1.   Het tarief, als berekend met gebruikmaking van de methodologie die is vastgesteld en/of goedgekeurd door de nationale regulerende instantie, of het tarief als vastgesteld en/of goedgekeurd door de nationale regulerende instantie, wordt in alle veilingen voor alle standaard capaciteitsproducten voor vaste en afschakelbare capaciteit gebruikt als de reserveringsprijs.

2.   De tijdens een capaciteitsveiling bepaalde te betalen prijs kan hetzij een vaste hetzij een variabele prijs zijn, of kan onderworpen zijn aan een andere regeling overeenkomstig het toepasselijke regelgevingsstelsel. De vaste prijs bestaat uit het toepasselijke tarief dat geldt op het tijdstip van de veiling, vermeerderd met een veilingspremie. De variabele prijs bestaat uit het toepasselijke tarief dat geldt op het tijdstip dat de capaciteit kan worden gebruikt, vermeerderd met een veilingspremie. De regelingen kunnen verschillen voor de capaciteiten in een gebundeld product aan weerszijde van een interconnectiepunt.

3.   De passende tariefregelingen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening worden te gepaste tijde vastgesteld op Unie- en/of nationaal niveau. Deze regelingen maken een goede toepassing van de bij deze verordening vastgestelde capaciteitstoewijzingsmechanismen mogelijk, zonder dat dit negatieve effecten heeft op de inkomsten en cashflowposities van de transmissiesysteembeheerders ten gevolge van de tenuitvoerlegging van deze verordening, met name van de bepalingen in verband met het opzij zetten van een deel van de capaciteit, inclusief nieuwe capaciteit, overeenkomstig artikel 2, lid 3, artikel 8, leden 7 en 8, en artikel 19, lid 5, onder b).

4.   De veilingsinkomsten met betrekking tot gebundelde capaciteit moeten worden verdeeld tussen de transmissiesysteembeheerders die capaciteit voor die gebundelde capaciteit leveren. De reserveringsprijs van de gebundelde capaciteit is de som van de reserveringsprijzen van de capaciteiten in de gebundelde capaciteit. Alle inkomsten uit de verkoop van gebundelde capaciteit worden na elke capaciteitstransactie toegewezen aan de bijdragende transmissiesysteembeheerders.

5.   De inkomsten met betrekking tot de reserveringsprijs van gebundelde capaciteit worden aan de transmissiesysteembeheerders toegewezen in verhouding tot de reserveringsprijzen van hun capaciteiten in de gebundelde capaciteit. De inkomsten van de bovenop de reserveringsprijs komende veilingspremie met betrekking tot gebundelde capaciteit wordt verdeeld overeenkomstig de overeenkomst tussen de transmissiesysteembeheerders, als voorafgaand aan de veiling goedgekeurd door de relevante nationale regulerende instantie wanneer passend. Wanneer vóór de veiling geen overeenkomst is gesloten, worden de inkomsten van de veilingspremies voor gebundelde capaciteit in gelijke verhoudingen toegewezen aan de transmissiesysteembeheerders.

6.   De nationale regulerende instanties stellen de mechanismen vast waarmee over- en onderinkomsten kunnen worden verrekend. Wanneer een regeling met maximumprijzen wordt toegepast, hecht de nationale regulerende instantie haar goedkeuring aan het gebruik van inkomsten uit capaciteitsprijzen die het respectieve tarief overstijgen.

Artikel 27

Capaciteitsboekingsplatforms

1.   De transmissiesysteembeheerders passen deze verordening toe door capaciteit aan te bieden via één of een beperkt aantal gezamenlijke web-gebaseerde boekingsplatforms. De transmissiesysteembeheerders kunnen deze platforms zelf beheren, dan wel via een overeengekomen derde die, waar nodig, namens die beheerders handelt ten opzichte van de netwerkgebruikers.

2.   Er worden gezamenlijke boekingsplatforms opgericht overeenkomstig de volgende regels:

a)

de regels en procedures voor het aanbieden en toewijzen van alle capaciteit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk III zijn van kracht;

b)

de vaststelling van een procedure om vaste gebundelde capaciteit aan te bieden in overeenstemming met hoofdstuk IV heeft prioriteit;

c)

er worden functionaliteiten voor netwerkgebruikers geboden om secundaire capaciteit aan te bieden en te verkrijgen;

d)

om de diensten van de boekingsplatforms te kunnen gebruiken, treden de netwerkgebruikers toe tot alle toepasselijke wettelijke en contractuele regelingen en nemen zij de desbetreffende eisen in acht, die het hen mogelijk maken in het kader van een transportcontract capaciteit te boeken en te gebruiken op het relevante netwerk van de transmissiesysteembeheerder;

e)

capaciteit in één interconnectiepunt of virtueel interconnectiepunt wordt uitsluitend in één enkel boekingsplatform aangeboden.

3.   De oprichting van één of een beperkt aantal gezamenlijke boekingsplatforms zal capaciteitsboeking in interconnectiepunten in de gehele Unie vergemakkelijken in het voordeel van de netwerkgebruikers. Te dien einde zal ENTSOG binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een openbare raadpleging uitvoeren om de marktbehoeften te peilen. Het raadplegingsproces mag maximaal zes maanden in beslag nemen, inclusief de publicatie door ENTSOG van een verslag met de resultaten van de raadpleging. In het verslag worden de opties uiteengezet om een antwoord te bieden op de aangegeven marktbehoeften, rekening houdend met de kosten en de beschikbare tijd, om zo de meest geschikte optie ten uitvoer te leggen door de transmissiesysteembeheerders of de door hen gemandateerde derde partijen. Waar passend zullen ENTSOG en het Agentschap dit proces vergemakkelijken.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Onverlet het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder a), wordt deze verordening van kracht met ingang van 1 november 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.

(2)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94.

(3)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.

(4)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.

(5)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 1.


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/18


VERORDENING (EU) Nr. 985/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2013

tot wijziging en rectificatie van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde aromastoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen bestemde aroma’s en uitgangsmaterialen, en de gebruiksvoorwaarden ervoor.

(2)

Deel A van de EU-lijst bevat zowel beoordeelde aromastoffen, die zonder noot zijn opgenomen, als in beoordeling zijnde aromastoffen, die in die lijst van de noten 1 tot en met 4 zijn voorzien.

(3)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft de beoordeling van 23 stoffen afgerond die momenteel in de lijst zijn opgenomen als in beoordeling zijnde aromastoffen. Die aromastoffen zijn door de EFSA beoordeeld in het kader van de volgende aromagroepevaluaties: evaluatie FGE.06rev4 (3) (stoffen met de FL-nrs. 02.229, 05.137, 09.562 en 09.854), evaluatie FGE.07rev4 (4) (stoffen met de FL-nrs. 02.145, 02.194, 02.211, 07.198 en 07.204), evaluatie FGE.08rev5 (5) (stof met FL-nr. 15.134), evaluatie FGE.09rev4 (6) (stoffen met de FL-nrs. 07.202 en 07.255), evaluatie FGE.12rev3 (7) (stof met FL-nr. 05.182), evaluatie FGE.20rev4 (8) (stoffen met de FL-nrs. 05.026, 05.028, 05.029 en 09.858), evaluatie FGE.23rev4 (9) (stof met FL-nr. 13.170), evaluatie FGE.63rev1 (10) (stoffen met de FL-nrs. 02.252, 07.190 en 09.936), evaluatie FGE.94rev1 (11) (stof met FL-nr. 16.095) en evaluatie FGE.304 (12) (stof met FL-nr. 16.123). De EFSA concludeert dat die aromastoffen geen gevaar voor de gezondheid opleveren bij de geraamde niveaus van consumptie.

(4)

De in het kader van die aromagroepevaluaties beoordeelde aromastoffen moeten derhalve als beoordeelde stoffen in de lijst worden vermeld door de verwijzingen naar de noten 1 tot en met 4 in de desbetreffende vermeldingen in de EU-lijst te schrappen.

(5)

Na de bekendmaking van de EU-lijst zijn daarin bepaalde fouten vastgesteld. Die fouten hebben betrekking op de namen, CAS-nummers, Jecfa-nummers of secundaire bestanddelen van de volgende stoffen: FL-nr. 02.093, 02.110, 05.085, 08.004, 09.016, 09.131, 09.132, 09.266, 09.578, 09.596, 09.880, 12.075, 12.086, 12.273, 13.028, 13.190, 14.067 en 17.015. De fouten moeten worden gerectificeerd.

(6)

Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  EFSA Journal 2013; 11(2):3091.

(4)  EFSA Journal 2012; 10(10):2899.

(5)  EFSA Journal 2012; 10(7):2837.

(6)  EFSA Journal 2012; 10(7):2836.

(7)  EFSA Journal 2012; 10(12):2993.

(8)  EFSA Journal 2012; 10(12):2994.

(9)  EFSA Journal 2013; 11(2):3092.

(10)  EFSA Journal 2012; 10(10):2900.

(11)  EFSA Journal 2012; 10(6):2747.

(12)  EFSA Journal 2012; 10(10):2903.


BIJLAGE

Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.093 worden vervangen door:

„02.093

(Z)-non-6-een-1-ol

35854-86-5

324

10294

 

 

 

Jecfa”

2.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.110 worden vervangen door:

„02.110

2,6-dimethylhept-6-een-1-ol

36806-46-9

348

 

minimaal 90 %; secundair bestanddeel 5-10 % 2,6-dimethyl-5-hepteen-1-ol

 

 

Jecfa”

3.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.145 worden vervangen door:

„02.145

2,6-dimethylocta-1,5,7-trieen-3-ol

29414-56-0

 

 

 

 

 

EFSA”

4.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.194 worden vervangen door:

„02.194

octa-1,5-dieen-3-ol

83861-74-9

 

 

 

 

 

EFSA”

5.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.211 worden vervangen door:

„02.211

undeca-1,5-dieen-3-ol

56722-23-7

 

 

 

 

 

EFSA”

6.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.229 worden vervangen door:

„02.229

(-)-3,7-dimethyl-6-octeen-1-ol

7540-51-4

 

 

minimaal 90 % cis-isomeer; secundaire bestanddelen 2-6 % tweevoudig onverzadigde en verzadigde C10-alcoholen, 2-4 % citronellylacetaat en 2-3 % citronellal

 

 

EFSA”

7.

De gegevens betreffende FL-nr. 02.252 worden vervangen door:

„02.252

4,8-dimethyl-3,7-nonadieen-2-ol

67845-50-5

1841

 

 

 

 

EFSA”

8.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.026 worden vervangen door:

„05.026

o-tolualdehyde

529-20-4

 

 

 

 

 

EFSA”

9.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.028 worden vervangen door:

„05.028

m-tolualdehyde

620-23-5

 

 

 

 

 

EFSA”

10.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.029 worden vervangen door:

„05.029

p-tolualdehyde

104-87-0

 

 

 

 

 

EFSA”

11.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.085 worden vervangen door:

„05.085

(Z)-hept-4-enal

6728-31-0

320

2124

minimaal 93 % van de Z-vorm van hept-4-enal; secundair bestanddeel 2-5 % van de E-vorm van hept-4-enal

 

 

Jecfa”

12.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.137 worden vervangen door:

„05.137

dec-4(cis)-enal

21662-09-9

 

 

minimaal 90 %; secundair bestanddeel minimaal 5 % trans-isomeer

 

 

EFSA”

13.

De gegevens betreffende FL-nr. 05.182 worden vervangen door:

„05.182

2,6,6-trimethylcyclohex-2-een-1-carbaldehyde

432-24-6

 

 

 

 

 

EFSA”

14.

De gegevens betreffende FL-nr. 07.190 worden vervangen door:

„07.190

octa-1,5-dieen-3-on

65213-86-7

1848

 

mengsel van stereo-isomeren: 60-90 % E-vorm en 10-40 % Z-vorm

 

 

EFSA”

15.

De gegevens betreffende FL-nr. 07.198 worden vervangen door:

„07.198

pseudojonon

141-10-6

 

11191

 

 

 

EFSA”

16.

De gegevens betreffende FL-nr. 07.202 worden vervangen door:

„07.202

2,6,6-trimethylcyclohex-2-een-1-on

20013-73-4

 

 

 

 

 

EFSA”

17.

De gegevens betreffende FL-nr. 07.204 worden vervangen door:

„07.204

3,3,6-trimethylhepta-1,5-dieen-4-on

546-49-6

 

 

 

 

 

EFSA”

18.

De gegevens betreffende FL-nr. 07.255 worden vervangen door:

„07.255

l-piperiton

4573-50-6

1856

 

 

 

 

EFSA”

19.

De gegevens betreffende FL-nr. 08.004 worden vervangen door:

„08.004

melkzuur

50-21-5

930

4

 

 

 

EFSA”

20.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.016 worden vervangen door:

„09.016

menthylacetaat

16409-45-3

431

206

 

 

 

Jecfa”

21.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.131 worden vervangen door:

„09.131

DL-isobornylpropionaat

2756-56-1

1391

412

 

 

 

EFSA”

22.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.132 worden vervangen door:

„09.132

benzylpropionaat

122-63-4

842

413

 

 

 

EFSA”

23.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.266 worden vervangen door:

„09.266

hexyl-2-butenoaat

19089-92-0

1807

10688

 

 

 

EFSA”

24.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.562 worden vervangen door:

„09.562

trans-3-hexenylformiaat

56922-80-6

 

 

 

 

 

EFSA”

25.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.578 worden vervangen door:

„09.578

hexyl-(E)-but-2-enoaat

1617-25-0

 

10688

 

 

 

EFSA”

26.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.596 worden vervangen door:

„09.596

isopentyl-(Z)-but-2-enoaat

10482-55-0

 

 

 

 

 

EFSA”

27.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.854 worden vervangen door:

„09.854

cis-3-hexenyl-2-methylbutanoaat

53398-85-9

 

 

 

 

 

EFSA”

28.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.858 worden vervangen door:

„09.858

fenylmethyl-2-methyl-2-butenoaat

67674-41-3

 

 

mengsel van stereo-isomeren: 60-90 % E-vorm en 10-40 % Z-vorm

 

 

EFSA”

29.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.880 worden vervangen door:

„09.880

(Z)-hept-4-een-2-ylbutanoaat

94088-12-7

 

 

 

 

 

EFSA”

30.

De gegevens betreffende FL-nr. 09.936 worden vervangen door:

„09.936

4,8-dimethyl-3,7-nonadieen-2-ylacetaat

91418-25-6

1847

 

 

 

 

EFSA”

31.

De gegevens betreffende FL-nr. 12.075 worden vervangen door:

„12.075

methylprop-1-enyldisulfide

5905-47-5

569

11712

minimaal 90 %; secundaire bestanddelen 3-4 % dimethyldisulfide en 3-4 % di-1-propenyldisulfide

 

 

Jecfa”

32.

De gegevens betreffende FL-nr. 12.086 worden vervangen door:

„12.086

S-methyl-2-methylbutaanthioaat

42075-45-6

486

 

 

 

 

Jecfa”

33.

De gegevens betreffende FL-nr. 12.273 worden vervangen door:

„12.273

3-(methylthio)heptanal

51755-70-5

1692

 

minimaal 92 %; secundair bestanddeel 5-7 % (E)-hept-2-enal

 

 

EFSA”

34.

De gegevens betreffende FL-nr. 13.028 worden vervangen door:

„13.028

2-butyl-(5 of 6)-keto-1,4-dioxaan

65504-95-2

1484

2206

 

 

 

EFSA”

35.

De gegevens betreffende FL-nr. 13.170 worden vervangen door:

„13.170

2S-cis-tetrahydro-4-methyl-2-(2-methyl-1-propenyl)-2H-pyran

3033-23-6

 

 

 

 

 

EFSA”

36.

De gegevens betreffende FL-nr. 13.190 worden vervangen door:

„13.190

3-[(2-methyl-3-furyl)thio]butaan-2-on

61295-44-1

1525

 

 

 

 

EFSA”

37.

De gegevens betreffende FL-nr. 14.067 worden vervangen door:

„14.067

2-ethoxy-3-methylpyrazine

32737-14-7

793

11921

minimaal 82 % 2-ethoxy-3-methylpyrazine; secundaire bestanddelen 15 % 2-ethoxy-5-methylpyrazine (CAS-nr. 67845-34-5) of 2-ethoxy-6-methylpyrazine (CAS-nr. 53163-97-6)

 

 

EFSA”

38.

De gegevens betreffende FL-nr. 15.134 worden vervangen door:

„15.134

2,5-dihydroxy-1,4-dithiaan

40018-26-6

550

 

mengsel van diastereo-isomeren: 25-30 % van (2S, 5S en 2R, 5R) en 70-75 % (2S, 5R en 2R, 5S)

 

 

EFSA”

39.

De gegevens betreffende FL-nr. 16.095 worden vervangen door:

„16.095

cyclopropaancarboxamide, N-[(2E)-3,7-dimethyl-2,6-octadieen-1-yl]-

744251-93-2

1779

 

 

 

 

EFSA”

40.

De gegevens betreffende FL-nr. 16.123 worden vervangen door:

„16.123

(1R,2S,5R)-N-(4-methoxyfenyl)-5-methyl-2-(1-methylethyl)cyclohexaancarboxamide

68489-09-8

 

 

 

 

 

EFSA”

41.

De gegevens betreffende FL-nr. 17.015 worden vervangen door:

„17.015

DL-methylmethioninesulfoniumchloride

3493-12-7

1427

761

 

 

 

EFSA”


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 986/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2013

tot vaststelling, voor het boekjaar 2014 van het Europees Landbouwgarantiefonds, van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet van de voorraden toe te passen rentevoeten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (2) moeten de uitgaven voor de financieringskosten van de middelen die door de lidstaten worden verschaft voor de aankoop van producten, worden vastgesteld volgens de in bijlage IV bij die verordening opgenomen methoden.

(2)

Krachtens bijlage IV, punt I.1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 884/2006 wordt voor de berekening van de bedragen van de betrokken financieringskosten door de Commissie aan het begin van elk boekjaar een voor de Unie uniforme rentevoet vastgesteld. Deze rentevoet komt overeen met het gemiddelde van de in de zes maanden vóór de mededeling van de lidstaten zoals bedoeld in punt I.2 van die bijlage geconstateerde driemaands en twaalfmaands EURIBOR-rentevoeten waaraan een gewicht van respectievelijk eenderde en tweederde is toegekend. Deze rentevoet moet aan het begin van elk boekjaar van het ELGF worden vastgesteld.

(3)

Krachtens bijlage IV, punt I.2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 884/2006 moet, indien de door een lidstaat meegedeelde rentevoet hoger is dan de op basis van de referentieperiode voor de Unie vastgestelde uniforme rentevoet, echter de uniforme rentevoet worden toegepast. Indien de door een lidstaat meegedeelde rentevoet lager is dan de op basis van de referentieperiode voor de Unie vastgestelde uniforme rentevoet, moet voor die lidstaat een rentevoet worden vastgesteld op het niveau van de meegedeelde rentevoet.

(4)

Voorts moet, overeenkomstig bijlage IV, punt I.2, derde alinea, bij Verordening (EG) nr. 884/2006, als een lidstaat geen mededeling doet in de vorm en binnen de termijn die in punt I.2, eerste alinea, van die bijlage IV zijn vermeld, de door die lidstaat betaalde rentevoet worden geacht nul te zijn. Als een lidstaat verklaart dat hij geen enkele rentelast heeft gedragen omdat tijdens de referentieperiode geen landbouwproducten in openbare interventie waren opgeslagen, geldt voor deze lidstaat de door de Commissie vastgestelde uniforme rentevoet.

(5)

Met uitzondering van Frankrijk en Zweden hebben de lidstaten verklaard geen enkele rentelast te hebben gedragen omdat tijdens de referentieperiode bij hen geen landbouwproducten in openbare interventie waren opgeslagen. Bovendien waren de referentierentevoeten in die lidstaten tijdens de referentieperiode hoger dan de voor de Unie vastgestelde uniforme rentevoet. Tot slot zijn voor Kroatië de referentierentevoeten voor de maanden juli en augustus 2013 gebruikt.

(6)

De rentevoeten voor het boekjaar 2014 van het ELGF dienen met inachtneming van deze verschillende elementen te worden vastgesteld aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde gegevens.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de uitgaven voor de financieringskosten van de middelen die door de lidstaten worden verschaft voor de aankoop van producten ten laste van het boekjaar 2014 van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), zijn de op grond van artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 884/2006 in bijlage IV bij die verordening bedoelde rentevoeten de op 0,4 % vastgestelde uniforme rentevoet.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35).


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 987/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Fenland Celery (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Fenland Celery” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB C 353 van 17.11.2012, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

VERENIGD KONINKRIJK

Fenland Celery (BGA)


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 988/2013 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

41,5

ZZ

41,5

0707 00 05

MK

50,7

TR

121,6

ZZ

86,2

0709 93 10

TR

121,5

ZZ

121,5

0805 50 10

AR

112,1

CL

118,6

IL

100,2

TR

85,0

ZA

111,5

ZZ

105,5

0806 10 10

BR

257,9

MK

32,3

TR

137,1

ZZ

142,4

0808 10 80

BA

56,1

BR

89,2

CL

146,7

NZ

125,2

US

178,1

ZA

135,6

ZZ

121,8

0808 30 90

TR

128,9

US

162,0

ZZ

145,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 oktober 2013

tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek om een verlenging van de WTO-ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties

(2013/500/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel IX van de Overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (de „WTO-overeenkomst”) zijn de procedures voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A, 1B of 1C bij de WTO-overeenkomst en de bijlagen daarbij vastgelegd.

(2)

Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad (1) werd gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 581/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2), om de aan de Republiek Moldavië („Moldavië”) verleende autonome handelspreferenties te verlengen tot en met 31 december 2015 en de tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten aan te passen. Verordening (EG) nr. 55/2008 biedt vrije toegang tot de markt van de Unie voor alle producten van oorsprong uit Moldavië, met uitzondering van bepaalde in bijlage I bij die verordening opgenomen landbouwproducten. Voor de in die bijlage opgenomen producten gelden beperkte concessies in de vorm van vrijstelling van douanerechten binnen de grenzen van tariefcontingenten, of in de vorm van verlaagde douanerechten. De preferenties in Verordening (EG) nr. 55/2008 kunnen verder worden verruimd teneinde de invoer van wijn uit Moldavië te liberaliseren.

(3)

Zonder ontheffing van de verplichtingen van de Unie uit hoofde van artikel I, lid 1, en artikel XIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994, voor zover noodzakelijk, moet de behandeling inzake autonome handelspreferenties tot alle andere leden van de WTO worden uitgebreid.

(4)

Het is in het belang van de Unie te verzoeken om verruiming van de WTO-ontheffing betreffende autonome handelspreferenties die door de Unie op grond van artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst aan Moldavië worden toegekend om de Unie toe te staan een rechtenvrije of preferentiële behandeling te verlenen aan producten van oorsprong uit Moldavië, waaronder bepaalde landbouwproducten waarvoor beperkte concessies als omschreven in de bijlage bij dit besluit worden gegeven, waarbij zij tot en met 31 december 2015 niet verplicht is dezelfde rechtenvrije of preferentiële behandeling toe te kennen aan soortgelijke producten van andere WTO-leden.

(5)

De Unie moet bij de WTO een dergelijk verzoek indienen.

(6)

Daarom moet het standpunt van de Unie in de Algemene Raad van de WTO over het verzoek worden bepaald,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie wordt ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is dat zij verzoekt de WTO-ontheffing tot en met 31 december 2015 te verlengen voor door de Unie aan Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties voor producten van oorsprong uit Moldavië, waaronder bepaalde landbouwproducten waarvoor beperkte concessies als bedoeld in de bijlage, worden verleend.

Dit standpunt zal door de Commissie tot uitdrukking worden gebracht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BERNATONIS


(1)  Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad van 21 januari 2008 tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 980/2005 en Besluit 2005/924/EG van de Commissie (PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 581/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië (PB L 165 van 24.6.2011, blz. 5).


BIJLAGE

PRODUCTEN GEBONDEN AAN KWANTITATIEVE LIMIETEN OF PRIJSDREMPELS

1.   Producten waarvoor jaarlijkse tariefcontingenten zonder douanerechten gelden

Order nr.

GN-code

Omschrijving

2013 (1)

2014 (1)

2015 (1)

09.0504

0201 tot en met 0204

Vers, gekoeld en bevroren vlees van runderen, varkens (huisdieren), schapen en geiten

4 000 (2)

4 000 (2)

4 000 (2)

09.0505

ex 0207

Vlees en eetbare slachtafvallen van onder post 0105 vallend pluimvee, vers, gekoeld of bevroren, anders dan vette levers van onderverdeling 0207 34

500 (2)

500 (2)

500 (2)

09.0506

ex 0210

Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens en runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt meel en poeder van vlees of van slachtafvallen van varkens (huisdieren) en runderen, geschikt voor menselijke consumptie

500 (2)

500 (2)

500 (2)

09.4210

0401 tot en met 0406

Zuivelproducten

1 500 (2)

1 500 (2)

1 500 (2)

09.0507

0407 00

Vogeleieren in de schaal

120 (3)

120 (3)

120 (3)

09.0508

ex 0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, anders dan ongeschikt voor menselijke consumptie

300 (2)

300 (2)

300 (2)

09.0509

1001 90 91

1001 90 99

Andere spelt (niet bestemd voor zaaidoeleinden), zachte tarwe en mengkoren

55 000 (2)

60 000 (2)

65 000 (2)

09.0510

1003 00 90

Gerst

50 000 (2)

55 000 (2)

60 000 (2)

09.0511

1005 90

Maïs

45 000 (2)

50 000 (2)

55 000 (2)

09.0512

1601 00 91

en

1601 00 99

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

600 (2)

600 (2)

600 (2)

ex 1602

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed:

van hanen of van kippen, ongekookt,

van varkens (huisdieren),

van runderen, ongekookt

09.0513

1701 99 10

Witte suiker

34 000 (2)

34 000 (2)

34 000 (2)


2.   Producten waarvoor geen ad-valoremrechten gelden

GN-code

Omschrijving

0702

Tomaten, vers of gekoeld

0703 20

Knoflook, vers of gekoeld

0707

Komkommers en augurken, vers of gekoeld

0709 90 70

Kleine pompoenen (zogenaamde courgettes), vers of gekoeld

0709 90 80

Artisjokken

0806

Druiven, rozijnen, krenten

0808 10

Appelen, vers

0808 20

Peren en kweeperen

0809 10

Abrikozen

0809 20

Kersen

0809 30

Perziken (nectarines daaronder begrepen)

0809 40

Pruimen en sleepruimen


(1)  Van 1 januari tot en met 31 december.

(2)  Ton (nettogewicht).

(3)  Miljoen eenheden.


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/35


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 4 oktober 2013

tot afwijzing van een door Nederland overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad voorgestelde weigering van de toelating van een difenacum bevattend biocide

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6409)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2013/501/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG bevat de lijst van werkzame stoffen die op Unieniveau zijn toegestaan voor opneming in biociden. Bij Richtlijn 2008/81/EG van de Commissie van 29 juli 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde difenacum als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (2) is de werkzame stof difenacum aan die bijlage toegevoegd voor gebruik in producten die behoren tot productsoort 14, rodenticiden, als gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(2)

De onderneming Edialux France heeft overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/8/EG bij Frankrijk een aanvraag ingediend om toelating van een difenacum bevattend product, geformuleerd als paraffineblok (hierna „het omstreden product” genoemd). De naam en de referentienummers van het omstreden product in het register voor biociden (R4BP) zijn in de bijlage bij dit besluit vermeld.

(3)

Frankrijk heeft het omstreden product op 23 februari 2012 toegelaten. De toelating is vervolgens erkend door Duitsland, Luxemburg, België en Zwitserland.

(4)

Op 3 juli 2012 heeft Denka Registrations bv (hierna „de aanvrager” genoemd) bij Nederland een volledige aanvraag ingediend voor wederzijdse erkenning van de Franse toelating voor het omstreden product.

(5)

Op 24 januari 2013 heeft Nederland de Commissie, de andere lidstaten en de aanvrager overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Richtlijn 98/8/EG in kennis gesteld van zijn voorstel om de toelating te weigeren. Nederland was van mening dat het omstreden product niet voldoet aan de in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG opgenomen eis dat het voldoende werkzaam is, aangezien de werkzaamheid ervan niet in veldproeven of semiveldproeven is aangetoond. Volgens de kennisgeving is de werkzaamheid van rodenticiden voor Nederland een belangrijk aandachtspunt, omdat er zowel bij ratten als bij muizen resistentieproblemen zijn gerapporteerd.

(6)

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG heeft de Commissie de andere lidstaten en de aanvrager verzocht binnen negentig dagen schriftelijke opmerkingen over de kennisgeving in te dienen. Frankrijk, België en de aanvrager hebben opmerkingen ingediend. De kennisgeving is ook door vertegenwoordigers van de Commissie en vertegenwoordigers van de voor biociden bevoegde autoriteiten van de lidstaten besproken op de vergadering van de Groep facilitering van toelating en wederzijdse erkenning van producten van 25 en 26 februari 2013, die door de aanvrager werd bijgewoond.

(7)

Uit de ontvangen opmerkingen blijkt dat Frankrijk de werkzaamheid van het product heeft beoordeeld overeenkomstig de beschikbare richtsnoeren van de EU voor de beoordeling van de werkzaamheid van rodenticiden (3). Hoewel bij een aanvraag om toelating van een rodenticide in de regel zowel laboratorium- als veldproeven met het toe te laten product vereist zijn, kan van veldproeven worden afgezien op basis van analogie („read-across”) met gegevens die zijn geproduceerd voor een ander product dat al overeenkomstig Richtlijn 98/8/EG is toegelaten voor hetzelfde beoogde gebruik en dat dezelfde werkzame stof bevat.

(8)

De conclusies over de werkzaamheid van het omstreden product waren daarom gebaseerd op read-across met gegevens die waren verkregen voor een ander rodenticide in korrelvorm (Sorkil Avoine Speciale (4)), dat voldoet aan de door bovengenoemde richtsnoeren vereiste kenmerken en waarvan de werkzaamheid voor de doelsoorten aan de hand van veld- en semiveldproeven is aangetoond.

(9)

Ook is, zoals vereist in de richtsnoeren, aan de hand van lokaaskeuzeproeven aangetoond dat de formulering van het lokaas geen afbreuk doet aan de smakelijkheid ervan en dat het omstreden product voor muizen smakelijker was dan Sorkil Avoine Speciale en voor ratten even smakelijk als dat product.

(10)

Gezien deze argumenten schaart de Commissie zich achter de conclusies van de beoordeling van Frankrijk en de andere lidstaten die de Franse toelating hebben erkend en acht zij het omstreden product voldoende werkzaam, zoals vereist door artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG. De Commissie is daarom van oordeel dat de door Nederland gevraagde weigering van de toelating op basis van de aangevoerde argumenten niet te rechtvaardigen is.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het voorstel van Nederland om de door Frankrijk op 23 februari 2012 verleende toelating van het in de bijlage genoemde product te weigeren, wordt afgewezen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 4 oktober 2013.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 201 van 30.7.2008, blz. 46.

(3)  Zie Technical Notes for Guidance on Product Evaluation. Appendices to Chapter 7. Product Type 14: Efficacy Evaluation of Rodenticidal Biocidal Products, beschikbaar op de website http://ihcp.jrc.ec.europa.eu/our_activities/public-health/risk_assessment_of_Biocides/doc/TNsG/TNsG_PRODUCT_EVALUATION/Revised_Appendix_Chapter_7_PT14_2009.pdf

(4)  Referentienummer van de Franse aanvraag in het register voor biociden 2010/6309/6308/FR/AA/7742. Datum van toelating: 1 oktober 2011.


BIJLAGE

Product waarvoor het voorstel van Nederland om de verleende toelating overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 98/8/EG te weigeren, wordt afgewezen:

Productnaam in Frankrijk

Referentienummer van de Franse aanvraag in het register voor biociden

Productnaam in Nederland

Referentienummer van de Nederlandse aanvraag in het register voor biociden

Sorkil Bloc

2010/6309/6327/FR/AA/7767

Sorkil Bloc

2012/6309/6327/NL/MA/31585


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/37


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2013

houdende wijziging van Beschikking 2005/7/EG tot toelating van een methode voor de indeling van geslachte varkens op Cyprus, wat de alternatieve aanbiedingsvorm voor deze geslachte varkens betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6583)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(2013/502/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder m), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2005/7/EG van de Commissie (2) is het gebruik van een alternatieve aanbiedingsvorm voor geslachte varkens in Cyprus toegelaten.

(2)

Cyprus heeft aan de Commissie gevraagd toelating te verlenen voor de vaststelling van een aanbiedingsvorm voor geslachte varkens die afwijkt van de bij artikel 2 van Beschikking 2005/7/EG toegelaten alternatieve aanbiedingsvorm en van de in bijlage V, punt B.III, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm.

(3)

Krachtens bijlage V, punt B.III, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de lidstaten de toelating krijgen om een aanbiedingsvorm voor geslachte varkens vast te stellen die afwijkt van de in de eerste alinea van dat punt bedoelde standaardaanbiedingsvorm, onder meer indien de normale handelspraktijk op hun grondgebied afwijkt van die standaardaanbiedingsvorm. Cyprus heeft in zijn verzoek gespecificeerd dat geslachte varkens volgens de handelspraktijk in dat land mogen worden aangeboden met tong, nieren en niervet. Deze van de standaardaanbiedingsvorm afwijkende aanbiedingsvorm dient derhalve in Cyprus te worden toegestaan.

(4)

Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen voor geslachte varkens moet deze afwijkende aanbiedingsvorm in aanmerking worden genomen door het in die gevallen geconstateerde gewicht aan te passen ten opzichte van het gewicht voor de standaardaanbiedingsvorm.

(5)

Besluit 2005/7/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Beschikking 2005/7/EG wordt vervangen door:

„Artikel 2

Onverminderd de in bijlage V, punt B.III, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm mogen geslachte varkens in Cyprus worden aangeboden zonder dat de tong, de nieren en het niervet voorafgaand aan het wegen en indelen zijn verwijderd.

Het geconstateerde warme geslachte gewicht van op die wijze aangeboden geslachte varkens wordt aangepast volgens de volgende formule:

Formula.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Cyprus.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2013.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  Beschikking 2005/7/EG van de Commissie van 27 december 2004 tot toelating van een methode voor de indeling van geslachte varkens op Cyprus (PB L 2 van 2.1.2005, blz. 19).


15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/38


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 oktober 2013

tot erkenning van delen van de Unie als zijnde vrij van varroase bij bijen en tot vaststelling van aanvullende garanties die bij de handel binnen en de invoer naar de EU nodig zijn om hun varroasevrije toestand te kunnen behouden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6599)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/503/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (1) geldt, en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/65/EEG bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Europese Unie van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke wetgevingsbesluiten van de Unie als bedoeld in bijlage F bij die richtlijn gelden.

(2)

Varroase bij bijen is opgenomen in bijlage B bij Richtlijn 92/65/EEG. De ziekte wordt veroorzaakt door ectoparasitische mijten van het geslacht Varroa en is overal ter wereld gemeld.

(3)

Artikel 15 van Richtlijn 92/65/EEG bepaalt dat lidstaten die van oordeel zijn dat heel hun grondgebied of een gedeelte daarvan vrij is van een van de ziekten in bijlage B bij die richtlijn de Commissie in het bezit moeten stellen van de nodige bewijsstukken, op basis waarvan de Commissie een besluit moet vaststellen.

(4)

Varroase breidt zich uit via verkeer van bijenbroed en rechtstreeks contact tussen besmette volwassen bijen. Dit laatste is alleen mogelijk binnen het vliegbereik van de bijen. Bijgevolg zijn gebieden waar het mogelijk is de verplaatsingen van bijenkasten en broed onder controle te hebben en die geografisch geïsoleerd genoeg zijn om de migratie van bijen en hommels van buiten te voorkomen de enige gebieden die als ziektevrij kunnen worden erkend. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten aan de hand van de resultaten van langdurig toezicht aantonen dat de regio inderdaad vrij is van varroase en dat, om die ziektevrije status te behouden, het binnenbrengen van levende bijen en broed onder controle wordt gehouden.

(5)

Finland heeft de Commissie verzocht de Ålandseilanden te erkennen als varroasevrij deel van zijn grondgebied. Bij artikel 355, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is bepaald dat de bepalingen van de Verdragen van toepassing zijn op de Ålandseilanden, overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

(6)

De Ålandseilanden zijn een groep eilanden gelegen tussen de Botnische Golf en de Oostzee; zij zijn daarom geografisch voldoende gescheiden van gebieden die mogelijk met varroase zijn besmet.

(7)

Op de Ålandseilanden geldt voor varroase een meldingsplicht, en verzegeld broed en uitgekomen, volwassen honingbijen mogen niet van het Finse vasteland naar de Ålandseilanden worden verplaatst. Finland houdt al een aantal jaren toezicht op de bijenstand op de eilanden. Op grond daarvan kan Finland nu bevestigen dat de ziekte op de Ålandseilanden niet voorkomt. Dat deel van het Finse grondgebied kan dus worden aangemerkt als vrij van die ziekte.

(8)

Daarom moeten de aanvullende garanties die bij handel vereiste zijn, worden vastgesteld, rekening houdend met de maatregelen die Finland al uit hoofde van zijn nationale wetgeving neemt.

(9)

Om de voorwaarden vast te stellen voor de modelcertificaten voor het verkeer binnen de EU van levende bijen tussen de verschillende delen van het grondgebied van de Unie die vrij zijn van Varroa moet een aanvullende certificering worden vastgesteld in het gezondheidscertificaat in deel 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG. Bovendien moeten de lokale veterinaire eenheden van de varroasevrije gebieden worden aangeduid met een Traces-code overeenkomstig Beschikking 2009/821/EG van de Commissie (2).

(10)

Het binnenbrengen van levende bijen in de Unie is alleen toegestaan onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (3). In aanvulling op de vereisten van die verordening dient met het oog op de bescherming van de als varroasevrij erkende gebieden een verbod te worden ingesteld op het binnenbrengen van zendingen koninginnen en hun voedsters in de Unie wanneer de aangegeven eindbestemming van de zendingen een varroasevrij gebied is.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten of gebieden daarvan die zijn opgenomen in de derde kolom van de tabel in de bijlage zijn erkend als varroasevrij.

Artikel 2

1.   De in de bijlage vermelde lidstaten moeten ervoor zorgen dat in de gebieden die zijn vermeld in de derde kolom van de tabel in de bijlage, aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

voor varroase geldt volgens de wetgeving van de lidstaat een meldingsplicht;

b)

er worden regelmatige controles uitgevoerd om de afwezigheid van ectoparasitische mijten van het geslacht Varroa te bevestigen.

2.   De in de bijlage vermelde lidstaten brengen de Commissie uiterlijk op 31 mei van elk jaar op de hoogte van de resultaten van de controles, als bedoeld in lid 1, onder b).

3.   De in de bijlage vermelde lidstaten brengen de Commissie en de overige lidstaten onverwijld ervan op de hoogte wanneer ectoparasitische mijten van het geslacht Varroa worden aangetroffen in de gebieden die zijn vermeld in de derde kolom van de tabel in de bijlage.

Artikel 3

1.   Het is verboden zendingen van de goederen die in de vijfde kolom van de tabel in de bijlage worden genoemd binnen te brengen in de gebieden die in derde kolom van die tabel worden genoemd.

2.   In afwijking van het eerste lid is het toegestaan zendingen van de goederen die in de vijfde kolom van de tabel in de bijlage worden genoemd binnen te brengen in de gebieden die in derde kolom van die tabel worden genoemd, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de goederen komen uit een andere lidstaat die of een ander gebied daarvan dat als varroasevrij wordt erkend op grond van artikel 15, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG;

b)

de zendingen gaan vergezeld van een gezondheidscertificaat, opgesteld overeenkomstig het gezondheidscertificaat in deel 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG, waarbij de volgende gegevens in deel II.2 worden toegevoegd:

„goederen in de vijfde kolom van de tabel in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2013/503/EU van de Commissie die afkomstig zijn uit lidstaten of delen daarvan die op grond van artikel 15, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG als varroasevrij worden erkend en waar gedurende de laatste 30 dagen geen enkel geval van varroase is geconstateerd.”;

c)

alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de zendingen tijdens het vervoer met varroase besmet raken.

Artikel 4

1.   De lidstaten mogen niet toestaan dat zendingen bijen en hommels bedoeld in artikel 7, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 206/2010 in de Unie worden binnengebracht als hun eindbestemming, zoals aangegeven in vakken I.9 en I.10 of I.12 van het gezondheidscertificaat waarvan de zendingen vergezeld gaan, een gebied is dat vermeld wordt in de derde kolom van de tabel in de bijlage.

2.   In afwijking van lid 1 en behoudens gezondheidseisen met betrekking tot invoer die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 206/2010, mogen de lidstaten toestaan dat de in lid 1 bedoelde zendingen in de Unie worden binnengebracht op voorwaarde dat de uiteindelijke bestemming wordt gewijzigd in een ander, niet in de derde kolom van de tabel in de bijlage genoemd gebied.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 oktober 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(2)  Beschikking 2009/821/EG van de Commissie van 28 september 2009 tot opstelling van een lijst van erkende grensinspectieposten, tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor door veterinaire deskundigen van de Commissie uitgevoerde inspecties en tot vaststelling van de veterinaire eenheden in Traces (PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1).


BIJLAGE

Als varroasevrij erkende lidstaten of gebieden daarvan

1

2

3

4

5

ISO-code

Lidstaat

Gebied dat als varroasevrij wordt erkend

Traces-code

Lokale veterinaire eenheid

Producten waarvan de invoer in het gebied in de derde kolom is verboden

FI

Finland

Ålandseilanden

FI00300 AHVENANMAAN VALTIONVIRASTO

Verzegeld broed en uitgekomen, volwassen honingbijen


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

15.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 273/41


BESLUIT VAN DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING

van 17 december 2012

over de vaststelling van het reglement van orde

(2013/504/EU)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gezien Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1), en met name artikel 46, onder k),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 8 van het Handvest van de grondrechten en artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepalen dat een onafhankelijke autoriteit toeziet op de naleving van de regels betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie.

(2)

Verordening (EG) nr. 45/2001 voorziet in de oprichting van een onafhankelijke autoriteit, meer bepaald de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die ervoor zorgt dat de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op persoonlijke levenssfeer, bij de verwerking van persoonsgegevens, door de instellingen en organen van de Unie in acht worden genomen.

(3)

Verordening (EG) nr. 45/2001 regelt voorts de verplichtingen en bevoegdheden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (European Data Protection Supervisor — EDPS) alsmede de benoeming van de EDPS en van een adjunct-toezichthouder.

(4)

Verordening (EG) nr. 45/2001 bepaalt voorts dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming wordt bijgestaan door een secretariaat en dat hij een aantal bepalingen inzake personeelsleden en begrotingsaangelegenheden vaststelt.

(5)

Besluit nr. 1247/2002/EG van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 1 juli 2002 betreffende het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van Europees toezichthouder voor gegevensbescherming, voorziet in een aantal aanvullende bepalingen over dit onderwerp (2).

(6)

In andere bepalingen van de Unie worden aanvullende verplichtingen en bevoegdheden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE REGLEMENT VAN ORDE VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Uitvoering van verplichtingen en bevoegdheden

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming oefent de bij Verordening (EG) nr. 45/2001 en andere bepalingen van de Uniewetgeving ingestelde verplichtingen en bevoegdheden uit.

Artikel 2

Definities

In dit reglement van orde wordt verstaan onder

a)   „de verordening”: Verordening (EG) nr. 45/2001;

b)   „de instelling”: een instelling, orgaan of instantie vallend onder Verordening (EG) nr. 45/2001;

c)   „de EDPS”: de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming als instelling;

d)   „de toezichthouder”: tenzij anders bepaald, de personen die het ambt dragen van Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en adjunct-toezichthouder;

e)   „administratieve maatregel”: een besluit of eender welke andere handeling van het bestuur van de Unie van algemene gelding in verband met de verwerking van persoonsgegevens, uitgevoerd door de instelling.

HOOFDSTUK II

INSTELLING EN SECRETARIAAT

Artikel 3

Onafhankelijkheid, goed bestuur en goed administratief gedrag

1.   Overeenkomstig artikel 44 van de verordening handelt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in de uitoefening van zijn taken volkomen onafhankelijk.

2.   De toezichthouder zorgt voor een goede werking van de beschikbare diensten voor de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 1, met inachtneming van de beginselen van goed bestuur, goed administratief gedrag en degelijk beheer.

Artikel 4

De rol van de toezichthouder en adjunct-toezichthouder

1.   De toezichthouder en adjunct-toezichthouder zijn als leden van de instelling belast met de vaststelling van strategieën, beleid en besluiten en werken samen bij de uitoefening van de in artikel 1 bedoelde taken. De adjunct-toezichthouder voert de desbetreffende taken uit bij afwezigheid of verhindering van de toezichthouder en omgekeerd.

2.   De toezichthouder en adjunct-toezichthouder streven naar overeenstemming over algemene strategieën en beleidsvormen en andere belangrijke aangelegenheden, met inbegrip van aangelegenheden met betrekking tot het secretariaat. Indien geen consensus kan worden bereikt en de zaak een spoedeisend karakter draagt, neemt de toezichthouder het besluit.

3.   De toezichthouder stelt in nauwe samenwerking met de adjunct-toezichthouder een taakverdeling tussen hen vast, waarbij wordt bepaald bij wie van hen de hoofdverantwoordelijkheid berust voor de voorbereiding, vaststelling en follow-up van beslissingen en, voor zover van toepassing, de delegatie van taken aan de adjunct-toezichthouder.

Artikel 5

Secretariaat

1.   Overeenkomstig artikel 43, lid 4, van de verordening wordt de toezichthouder bijgestaan door een secretariaat, waarvan de taken en werkmethoden door de toezichthouder worden omschreven.

2.   De toezichthouder kan bepaalde taken delegeren aan individuele personeelsleden, die vervangen kunnen worden door andere personeelsleden.

3.   De toezichthouder stelt een aantal eenheden en sectoren vast die samen het secretariaat vormen en meewerken aan de voorbereiding en uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 1. Voor elke eenheid of sector wordt een hoofd benoemd.

Artikel 6

Directeur

1.   Het secretariaat staat onder leiding van een directeur, die alle noodzakelijke maatregelen neemt voor het deugdelijk functioneren van het secretariaat, voor een efficiënt gebruik van middelen, en voor zijn vervanging in geval van afwezigheid of verhindering.

2.   De directeur is belast met:

a)

de voorbereiding en uitvoering van strategieën en beleid;

b)

het leveren van een bijdrage aan de evaluatie en ontwikkeling daarvan;

c)

het coördineren en plannen van activiteiten, het meten van prestaties en het vertegenwoordigen van de instelling in de betrekkingen met andere instellingen en organen, in voorkomend geval.

Artikel 7

Raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit de toezichthouder, de adjunct-toezichthouder en de directeur. De raad komt regelmatig bijeen, doorgaans eenmaal per week, om algemene strategieën en andere belangrijke zaken te bespreken en draagt bij aan een goede coördinatie van relevante activiteiten.

2.   De directeur zorgt ervoor dat het secretariaat van de raad van bestuur naar behoren functioneert.

Artikel 8

Directievergadering

De directeur vergadert regelmatig, doorgaans eenmaal per week, met de hoofden van de eenheden en sectoren om te zorgen voor coördinatie en planning van activiteiten en de voorbereiding en uitvoering van strategieën en beleidsmaatregelen. De directeur zorgt ervoor dat het secretariaat van de directievergadering naar behoren functioneert.

Artikel 9

Het tot aanstelling bevoegde gezag

1.   De directeur oefent de aan het tot aanstelling bevoegde gezag toekomende bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 2 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, alsmede de aan het tot sluiting van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag toekomende bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de Regeling van toepassing op de andere personeelsleden van de Europese Unie, voor zover het besluit van de toezichthouder inzake de uitoefening van de bevoegdheden toekomend aan het tot aanstelling bevoegde gezag en aan het tot sluiting van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag niet anders bepaalt.

2.   De directeur kan de uitoefening van de in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheden delegeren aan de ambtenaar die belast is met het personeelsbeheer.

Artikel 10

Ordonnateur en rekenplichtige

1.   De toezichthouder oefent de functies van ordonnateur uit. De benoemden in het handvest van opdrachten en verantwoordelijkheden van gedelegeerde ordonnateurs en het handvest van opdrachten en verantwoordelijkheden van gedelegeerde rekenplichtigen oefenen de gedelegeerde functies van ordonnateur en gesubdelegeerde functies van rekenplichtige uit.

2.   De rekenplichtige van de Europese Commissie is de rekenplichtige van de EDPS.

HOOFDSTUK III

DELEGATIE EN PLAATSVERVANGING

Artikel 11

Delegaties

1.   De toezichthouder kan de bevoegdheid tot goedkeuring en ondertekening van de definitieve tekst van een beslissing of advies waarvan de hoofdinhoud reeds is vastgesteld, delegeren aan de directeur.

2.   Indien bevoegdheden overeenkomstig lid 1 zijn gedelegeerd aan de directeur, kan deze ingeval van afwezigheid of verhindering de uitoefening van deze bevoegdheden subdelegeren aan het hoofd van de betrokken eenheid of sector.

3.   Het bepaalde in de leden 1 en 2 laat de regels voor delegatie inzake de aan het tot aanstelling bevoegde gezag toegekende bevoegdheden of voor de delegaties op financieel gebied zoals bedoeld in de artikelen 9 en 10 onverlet.

Artikel 12

Plaatsvervanging

1.   Ingeval de toezichthouder en adjunct-toezichthouder afwezig of verhinderd zijn, treedt de directeur in voorkomend geval op als plaatsvervanger in spoedeisende aangelegenheden.

2.   Indien de directeur verhinderd is, of indien deze post vacant is, en de toezichthouder geen plaatsvervanger heeft aangewezen, worden de taken van de directeur door het aanwezige hoofd van de eenheid of sector met de hoogste rang waargenomen, en bij gelijke rang door het hoofd van de eenheid of sector met het hoogste aantal dienstjaren in die rang, en bij een gelijk aantal dienstjaren door het oudste hoofd.

3.   Indien geen hoofd van een eenheid of sector aanwezig is of geen ambtenaar is aangewezen, wordt hij of zij vervangen door de in de eenheid of sector in kwestie aanwezige ambtenaar met de hoogste rang, en, bij gelijke rang, met het hoogste aantal dienstjaren in die rang, of, bij een gelijk aantal dienstjaren, door de oudste in leeftijd.

4.   Elke andere hiërarchische meerdere wordt bij verhindering, of indien de post vacant is, vervangen door een ambtenaar die door de directeur in overleg met de toezichthouder wordt aangewezen. Indien niemand is aangewezen, wordt hij of zij vervangen door de in de eenheid of sector aanwezige ambtenaar met de hoogste rang, of, bij gelijke rang, met het hoogste aantal dienstjaren in die rang, of, bij een gelijk aantal dienstjaren, door de oudste in leeftijd.

5.   Het bepaalde in de leden 1 en 4 laat de regels voor delegatie inzake de aan het tot aanstelling bevoegde gezag toegekende bevoegdheden of voor de delegaties op financieel gebied zoals bedoeld in de artikelen 9 en 10 onverlet.

HOOFDSTUK IV

PLANNING

Artikel 13

Jaarlijks beleidsplan

1.   Overeenkomstig de beginselen van behoorlijk bestuur stelt de EDPS een jaarlijks beheerplan op. In dit plan vertaalt de EDPS de langetermijnstrategie in algemene en specifieke doelstellingen. Prestatie-indicatoren en doelstellingen worden bepaald en tweemaal per jaar gemeten om de resultaten te bewaken en volgen.

2.   In het jaarlijks beleidsplan wordt een risicoanalyse opgenomen van door de EDPS geplande activiteiten, die de vastgestelde risico's en risicobeperkende maatregelen omvat.

Artikel 14

Jaarverslag

1.   Overeenkomstig artikel 48 van de verordening dient de EDPS jaarlijks bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag over zijn werkzaamheden in („het jaarverslag”) en legt dit verslag voor aan de overige instellingen.

2.   Het jaarverslag wordt uiterlijk op 1 juli van het daaropvolgende jaar ingediend en op de website van de EDPS gepubliceerd.

3.   Krachtens artikel 48, lid 2, van de verordening onderzoekt de EDPS de opmerkingen die door de overige instellingen als bedoeld in lid 1 van het onderhavige artikel zijn ingediend met het oog op de daaropvolgende bespreking van het verslag in het Europees Parlement.

HOOFDSTUK V

SPECIFIEKE PROCEDURES

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 15

Leidende beginselen en kernwaarden

1.   De EDPS treedt op in het openbaar belang als een deskundig, onafhankelijk, betrouwbaar en gezaghebbend orgaan op het gebied van gegevensbescherming op het niveau van de Unie. De tussenkomsten van de EDPS berusten op onpartijdigheid, integriteit, transparantie en pragmatisme.

2.   De EDPS voert constructieve gesprekken met belanghebbenden om een juist evenwicht te verzekeren tussen gegevensbescherming en privacy en andere belangen en beleidsvormen.

3.   Het toezicht op de instellingen berust op het beginsel dat de verantwoordingsplicht met betrekking tot naleving in de eerste plaats bij de controleurs zelf ligt.

Artikel 16

Beleid inzake activiteiten

De EDPS stelt beleidsdocumenten vast die de hoofdlijnen schetsen van zijn beleid betreffende specifieke activiteiten, ingeval zulks relevant is voor het geven van richtsnoeren over de positie die de EDPS in verband met een specifieke activiteit inneemt. Beleidsdocumenten worden regelmatig geactualiseerd.

Artikel 17

Toezien op de naleving van de verordening

De EDPS oefent regelmatig toezicht uit om een adequaat overzicht te verkrijgen van de naleving binnen de instellingen van de regels inzake gegevensbescherming. Op basis van de bij de uitoefening van het toezicht vergaarde kennis en bewijsstukken kan het gaan om algemene of meer gerichte toezichtsactiviteiten.

Artikel 18

Handhaving

De EDPS zorgt ervoor, onder uitoefening van de bij artikel 47 van de verordening verleende bevoegdheden, dat de gegevensbeschermingsverplichtingen worden nagekomen. Die bevoegdheden worden ten volle benut bij ernstige, opzettelijke of herhaalde gevallen van niet-naleving.

AFDELING 2

Voorafgaande machtiging

Artikel 19

Verzoek om voorafgaande machtiging

1.   Overeenkomstig artikel 27 van de verordening worden verwerkingen die gezien hun aard, reikwijdte of doeleinden bijzondere risico's kunnen inhouden voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, vooraf gecontroleerd door de EDPS na kennisgeving van de functionaris voor gegevensbescherming van een instelling.

2.   De EDPS bepaalt, in geval van twijfel aan de noodzaak van voorafgaande machtiging, op verzoek van de functionaris voor gegevensbescherming of de verwerking al dan niet bijzondere risico's inhoudt en, zo ja, verzoekt de functionaris van het geval dienovereenkomstig kennis te geven.

3.   Ook indien de verwerking geen bijzondere risico's inhoudt, kan de EDPS aanbevelingen doen aan de instelling.

4.   Kennisgevingen voor voorafgaande machtiging worden door middel van het standaard EDPS-formulier per e-mail aan het secretariaat van de EDPS gezonden.

5.   Eventuele relevante aanvullende informatie over de verwerking waarvan kennis wordt gegeven kan als bijlage aan het kennisgevingsformulier worden gehecht.

Artikel 20

Advies inzake voorafgaande machtiging

1.   De EDPS stelt een advies vast waarin de relevante onderbouwing en conclusies van de voorafgaande machtiging worden vermeld.

2.   Indien de aangemelde verwerking inbreuk kan maken op een bepaling van de verordening doet de EDPS, indien nodig, passende voorstellen om dergelijke inbreuken te voorkomen.

Artikel 21

Termijnen en opschortingen met betrekking tot de vaststelling van het advies inzake voorafgaande controle

1.   Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van de verordening brengt de EDPS binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving advies inzake voorafgaande controle uit. De EDPS kan verzoeken om verdere noodzakelijk geachte informatie. De termijn van twee maanden kan worden opgeschort totdat de EDPS de informatie waarom is verzocht heeft verkregen. Deze termijn kan, wanneer dit in verband met de complexiteit van het dossier nodig is, eenmaal met een nieuwe periode van twee maanden worden verlengd.

2.   Indien binnen de termijn van twee maanden, die eventueel is verlengd, geen advies is uitgebracht, wordt dit als een positief advies beschouwd.

3.   De aanvangsdatum voor de berekening van de uiterste termijn is de dag volgend op de datum waarop het kennisgevingsformulier werd ontvangen.

4.   Indien de uiterste datum voor uitbrenging van het advies op een feestdag valt of een andere dag waarop het bureau van de EDPS gesloten is, geldt de eerste daaropvolgende werkdag als uiterste datum.

Artikel 22

Termijnen en opschortingen

1.   Alvorens een advies wordt vastgesteld, verzendt de EDPS een ontwerpadvies aan de instelling met een verzoek om feedback over praktische aspecten en feitelijke onjuistheden. Binnen tien dagen na ontvangst van het ontwerpadvies dient de instelling haar feedback in. Deze termijn kan worden verlengd op met redenen omkleed verzoek van de controleur. Het verzoek om feedback leidt tot schorsing van de in artikel 21, lid 1, bedoelde termijn. Indien op de uiterste datum geen feedback is ontvangen neemt de EDPS de nodige stappen voor de vaststelling van het advies.

2.   De EDPS geeft de instelling drie maanden vanaf de datum van vaststelling van het advies de tijd om informatie te verstrekken over de tenuitvoerlegging van de in het advies gedane aanbevelingen. De EDPS onderwerpt de informatie aan een follow-up.

Artikel 23

Register inzake voorafgaande controle

1.   Overeenkomstig artikel 27, lid 5, van de verordening houdt de EDPS een register bij van de verwerkingen waarvan hem op grond van artikel 27 van de verordening kennis is gegeven.

2.   Niet in het register opgenomen worden verwijzingen naar veiligheidsmaatregelen. Het bevat een koppeling naar het EDPS-advies en informatie over de uiterste termijn voor indiening van informatie door de instelling uit hoofde van artikel 22, lid 2. Het register wordt beschikbaar gemaakt op de website van de EDPS.

AFDELING 3

Raadpleging op administratief niveau

Artikel 24

Raadpleging op administratief niveau

1.   Overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de verordening wordt de EDPS door de instellingen ingelicht wanneer zij in verband met de verwerking van persoonsgegevens administratieve maatregelen opstellen.

2.   Overeenkomstig artikel 46, onder d), van de verordening adviseert de EDPS in het kader van een raadpleging instellingen in verband met alle aangelegenheden betreffende de verwerking van persoonsgegevens, met name voordat interne voorschriften betreffende de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden met het oog op de verwerking van persoonsgegevens worden opgesteld.

3.   In beginsel neemt de EDPS enkel raadplegingen in aanmerking die eerst bij de functionaris voor gegevensbescherming van de betrokken instelling ter raadpleging zijn ingediend.

Artikel 25

Adviezen

1.   In beginsel brengt de EDPS binnen twee maanden na ontvangst van de raadpleging advies uit. De EDPS kan verzoeken om verdere noodzakelijk geachte informatie. De termijn van twee maanden kan worden opgeschort totdat de EDPS de informatie waarom is verzocht heeft verkregen.

2.   De EDPS geeft de instelling drie maanden vanaf de datum van vaststelling van het advies de tijd om informatie te verstrekken over de tenuitvoerlegging van de in het advies gedane aanbevelingen. De EDPS onderwerpt de informatie aan een follow-up.

AFDELING 4

Raadpleging op het niveau van wetgeving en beleid

Artikel 26

Bereik van de raadpleging

1.   Overeenkomstig artikel 41 en artikel 28, lid 2, van de verordening brengt de EDPS advies uit over wetgevingsvoorstellen op basis van de Verdragen en van andere handelingen en documenten, zoals:

a)

besluiten krachtens het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid;

b)

uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen;

c)

documenten betreffende overeenkomsten met derde landen en internationale organisaties;

d)

wetgevingsinitiatieven van de lidstaten krachtens de Verdragen;

e)

initiatieven voor nauwere samenwerking;

f)

onverbindende handelingen, zoals aanbevelingen en mededelingen in verband met de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen inzake de verwerking van persoonsgegevens.

Dergelijk advies wordt na raadpleging van de Commissie krachtens artikel 28, lid 2, van de verordening door de EDPS uitgebracht, in vervolg op enig ander verzoek van een instelling of op eigen initiatief.

2.   De EDPS houdt zich gedurende alle stadia van het wetgevingsproces beschikbaar voor raadpleging door de betrokken instellingen.

Artikel 27

Informele raadpleging

1.   Zoals overeengekomen met de Commissie moet de EDPS worden geraadpleegd alvorens het college van Commissieleden definitief besluit om een maatregel, wetgevingsvoorstel of beleidsdocument goed te keuren. In reactie op de raadpleging doet de EDPS informele opmerkingen toekomen aan de verantwoordelijke dienst van de Commissie over het ontwerp van een voorstel of daarmee verband houdend document.

2.   De krachtens lid 1 gemaakte informele opmerkingen worden gemaakt onder eerbiediging van de vertrouwelijkheid van het interne besluitvormingsproces van de Commissie, met inachtneming van de toepasselijke voorschriften van de Verdragen en secundaire wetgeving. De EDPS streeft ernaar de door de diensten van de Commissie voorgestelde termijnen, voor zover redelijk en uitvoerbaar, na te leven.

Artikel 28

Wetgevingsadviezen en formele opmerkingen

1.   De aanbevelingen van de EDPS over een wetgevingsvoorstel of daarmee verband houdend document kunnen de vorm aannemen van een advies, formele opmerkingen of enig ander instrument dat passend wordt geacht.

2.   In een advies van de EDPS worden de gegevensbeschermingsaspecten van een voorstel of daarmee verband houdend document onderzocht. Het advies wordt in beginsel binnen drie maanden na goedkeuring van het voorstel of daarmee verband houdend document uitgebracht.

3.   Een samenvatting van het advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (de C-serie). Het volledig advies wordt gepubliceerd op de website van de EDPS.

4.   Formele opmerkingen van de EDPS dienen gericht te zijn op specifieke aspecten van een voorstel of daarmee verband houdend document. Formele opmerkingen worden in beginsel binnen twee maanden na goedkeuring van het document gemaakt. Ze worden gepubliceerd op de website van de EDPS.

Artikel 29

Jaarlijkse prioriteiten en inventaris

1.   De jaarlijkse prioriteiten van de EDPS worden op zijn website gepubliceerd.

2.   De EDPS publiceert driemaal per jaar op de website een inventaris van wetgevingsvoorstellen en daarmee verband houdende documenten waarover hij advies wenst te verstrekken. Daarin worden de documenten naar prioriteit ingedeeld.

3.   Als basis voor de inventaris gelden het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie en bijbehorende bijgewerkte bijlagen, alsmede andere ter zake doende gegevens die beschikbaar zijn.

Artikel 30

Follow-up van wetgevingsadviezen en formele opmerkingen

1.   Nadat hij advies heeft verstrekt, dient de EDPS de ontwikkelingen in het Europees Parlement, de Raad en de Commissie actief te volgen.

2.   De toezichthouder houdt zich beschikbaar om het advies van de EDPS mondeling te presenteren en te bespreken in een bijeenkomst met de wetgever of om enige andere gevraagde bijdrage te leveren.

3.   Indien wezenlijke wijzigingen worden aangebracht in een onder behandeling zijnde wetgevingsmaatregel kan de EDPS overwegen een aanvullend advies, aanvullende opmerkingen of enig ander passend geacht instrument in te dienen.

AFDELING 5

Klachten

Artikel 31

Klachten

1.   De EDPS hoort klachten aan en onderzoekt deze voor zover nodig, en stelt de betrokkenen binnen een redelijke termijn in kennis van het resultaat van zijn onderzoek overeenkomstig artikel 46, onder a), van de verordening.

2.   De bij de EDPS ingediende klachten schorsen niet de voor een parallel beroep op de rechter of administratief beroep vastgestelde termijnen.

Artikel 32

Indienen van een klacht

1.   Uit een klacht moet de identiteit blijken van de persoon van wie zij uitgaat.

2.   Een klacht wordt schriftelijk ingediend in een van de officiële talen van de Unie en bevat alle informatie die nodig is om te begrijpen waarover de klacht gaat.

3.   Een klacht wordt in beginsel ingediend binnen twee jaar na de datum waarop de klager kennis had van de feiten die eraan ten grondslag liggen.

4.   Indien een klacht betreffende dezelfde feiten bij de Europese Ombudsman is ingediend, onderzoekt de EDPS de ontvankelijkheid ervan in het licht van de bepalingen van het memorandum van overeenstemming dat tussen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Ombudsman werd gesloten (3).

Artikel 33

Behandeling van klachten

1.   De EDPS neemt een besluit over de meest geschikte vorm en middelen voor de behandeling van een klacht, rekening houdend met:

a)

de aard en de ernst van de vermeende inbreuk op de gegevensbeschermingsvoorschriften;

b)

het belang van de opvatting dat een of meer betrokkenen onder de gevolgen van de inbreuk hebben of kunnen hebben geleden;

c)

het potentiële algemene belang van de zaak, mede in verband met de andere openbare en/of particuliere belangen die ermee gemoeid zijn;

d)

de waarschijnlijkheid dat een inbreuk wordt vastgesteld;

e)

de precieze datum waarop de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, gedragingen die niet langer effecten sorteren, het wegnemen van deze effecten of een passende garantie dat deze worden weggenomen.

2.   Acties van de EDPS kunnen met name bestaan uit schriftelijke informatieverzoeken, vraaggesprekken met relevante personen, inspecties ter plekke of forensisch onderzoek van de relevante apparatuur.

3.   De EDPS maakt de inhoud van een klacht en de identiteit van de klager alleen bekend voor zover dit voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is. Tijdens en na het onderzoek maakt de EDPS geen met de klacht verband houdende documenten, met inbegrip van het definitieve besluit, bekend aan derden, tenzij de betrokken personen voor deze bekendmaking toestemming geven of de EDPS daar wettelijk toe verplicht is.

4.   De EDPS publiceert informatie over de klacht uitsluitend in een vorm waaruit de identiteit van de klager of andere betrokkenen niet kan worden afgeleid.

Artikel 34

Resultaat van klachten

1.   De EDPS stelt de klager zo spoedig mogelijk op de hoogte van het resultaat van een klacht en van de genomen maatregelen.

2.   Wanneer een klacht niet-ontvankelijk wordt bevonden of de behandeling ervan wordt beëindigd, adviseert de EDPS de klager in voorkomend geval zich tot een andere instantie te wenden.

3.   Bij gebreke van antwoord van de Europese Toezichthouder binnen een termijn van zes maanden wordt dit overeenkomstig artikel 32, lid 2, van de verordening gelijkgesteld met afwijzing van de klacht.

Artikel 35

Herziening en rechtsmiddelen

1.   De klager en de betrokken instelling kunnen de EDPS schriftelijk verzoeken het besluit over een klacht te herzien.

2.   Een herzieningsverzoek wordt binnen een maand na ontvangst van de beslissing ingediend en beperkt zich tot nieuwe elementen of juridische argumenten waar de EDPS zich niet over heeft gebogen.

3.   Ongeacht de mogelijkheid tot indiening van een verzoek bij de EDPS om het besluit over een klacht te herzien, kan het besluit worden aangevochten voor het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de voorwaarden zoals bepaald in artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

AFDELING 6

Inspecties en bezoeken

Artikel 36

Inspecties

1.   De EDPS besluit inspectie te verrichten wanneer controle ter plaatse noodzakelijk wordt geacht voor de uitvoering van toezichttaken of de naleving van een wettelijke verplichting.

2.   Een voornemen tot inspectie wordt vier weken voor de geplande inspectiedatum schriftelijk bij de betrokken instelling aangekondigd. In de aankondiging worden het doel en de reikwijdte van de inspectie omschreven, de inspectiedatum vastgesteld en een termijn gesteld voor de instelling waarbinnen zij om herziening van de datum kan verzoeken en de EDPS eventuele verlangde informatie kan verstrekken.

3.   Vervolgens vaardigt de EDPS een inspectiebesluit uit waarin het doel, de reikwijdte, de datum/data en plaats(en) van de inspectie worden vastgesteld alsmede de rechtsgrondslag voor de inspectieactiviteiten. Het besluit gaat vergezeld van de mandaten voor personeelsleden die aan de inspectie deelnemen.

4.   De personeelsleden die een inspectie verrichten verzamelen bewijsmateriaal en gaan daarbij selectief en evenredig te werk. Alle bewijsstukken worden goed beveiligd.

5.   Vraaggesprekken en tijdens een inspectie en de gevolgde procedure verzamelde gegevens worden vastgelegd in de vorm van een proces-verbaal dat voor commentaar wordt toegezonden aan de instelling. Indien binnen een vastgestelde termijn geen commentaar is geleverd, wordt het proces-verbaal geacht te zijn goedgekeurd. Aan het proces-verbaal wordt een lijst van het bewijsmateriaal gehecht dat tijdens de inspectie is verzameld.

6.   De EDPS zet de bij een inspectie gedane bevindingen uiteen in een inspectieverslag. Het verslag vermeldt maatregelen die de geïnspecteerde instelling moet nemen en wordt door de EDPS aan een follow-up onderworpen.

Artikel 37

Bezoeken

1.   De EDPS legt bezoeken af om de leidinggevenden van een instelling ertoe te bewegen zich met toewijding in te zetten voor de bevordering van de naleving van de verordening.

2.   In principe vormen tekortschietende communicatie- of bewustmakingsactiviteiten of een gebrek aan inzet om de verordening na te leven een aanleiding voor het afleggen van een bezoek.

3.   Waar nodig wordt een bezoek afgesloten met een afspraak over een programma („roadmap”) in het kader waarvan de leidinggevenden van de instelling zich verbinden om binnen een gestelde termijn specifieke verplichtingen uit hoofde van de verordening na te leven. De EDPS onderwerpt het programma aan een follow-up.

AFDELING 7

Volgen van technologische ontwikkelingen

Artikel 38

Technologie en onderzoek

1.   Overeenkomstig artikel 46, onder e), van de verordening volgt de EDPS de ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën. Bij de uitvoering van die taak streeft de EDPS ernaar nieuwe tendensen met mogelijke consequenties voor gegevensbescherming in kaart te brengen, contacten te leggen met belanghebbenden, bewustzijn te creëren omtrent mogelijke gegevensbeschermingsaspecten en advies te verstrekken over hoe gegevensbescherming in relevante projecten kan worden geïntegreerd, de beginselen te bevorderen van ingebouwde privacy en standaardprivacy, en, waar noodzakelijk, methodieken voor het toezicht aan te passen aan de technologische ontwikkeling.

2.   De EDPS levert een bijdrage aan de kaderprogramma's van de Unie door deel te nemen aan raadgevende comités op het gebied van onderzoek, in het kader waarvan hij de Commissie assisteert bij de evaluatie van voorstellen of, in voorkomend geval, andere middelen.

3.   De EDPS kan besluiten bij te dragen aan afzonderlijke door de EU gefinancierde activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie door op verzoek of op eigen initiatief een advies betreffende de activiteit vast te stellen.

AFDELING 8

Gerechtelijke procedures

Artikel 39

Procedures tegen instellingen

Overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder h), van de verordening kan de EDPS een zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen onder de in het Verdrag bedoelde voorwaarden. Indien nodig maakt de EDPS van deze bevoegdheid gebruik wanneer een instelling de verordening niet naleeft en bij uitblijven van een doeltreffende reactie op daaropvolgende handhavingsmaatregelen van de EDPS krachtens artikel 47 van de verordening.

Artikel 40

Procedures tegen beslissingen van de EDPS

Overeenkomstig artikel 32, lid 3, van de verordening kan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen beslissingen van de EDPS beroep worden ingesteld.

Artikel 41

Tussenkomsten

1.   Overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder i), van de verordening kan de EDPS tussenkomen in vorderingen die bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig zijn gemaakt.

2.   De EDPS doet een verzoek tot het krijgen van een toelating om tussen te komen in een procedure indien het een zaak van algemeen belang betreft op het gebied van gegevensbescherming of indien de EDPS rechtstreeks betrokken is bij de feiten van de zaak in het kader van de toezichttaken waarmee hij is belast.

3.   Andere elementen die invloed kunnen uitoefenen op het besluit tot indiening van een verzoek om tussen te komen is de vraag of de kwestie van de gegevensbescherming een wezenlijk deel van de zaak uitmaakt en de waarschijnlijkheid dat tussenkomst van de EDPS toegevoegde waarde zal hebben voor de procedure.

4.   Tenzij er goede redenen zijn om niet te interveniëren, doet de EDPS een verzoek om te mogen tussenkomen indien hij daartoe formeel is uitgenodigd door het Hof.

HOOFDSTUK VI

FUNCTIONARISSEN VOOR GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 42

Samenwerking met functionarissen voor gegevensbescherming

1.   De EDPS werkt samen met functionarissen voor gegevensbescherming, zowel op bilaterale basis als door deelneming aan de bijeenkomsten die door het netwerk van functionarissen voor gegevensbescherming worden georganiseerd.

2.   De EDPS biedt waar nodig steun en begeleiding aan functionarissen voor gegevensbescherming bij de uitvoering van hun taken.

Artikel 43

Register van benoemde functionarissen voor gegevensbescherming

Overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de verordening houdt de EDPS een register bij van benoemingen van functionarissen voor gegevensbescherming die bij de EDPS zijn gemeld. Het register bevat informatie over de duur van het mandaat van elke functionaris voor gegevensbescherming.

HOOFDSTUK VII

SAMENWERKING MET GEGEVENSBESCHERMINGSAUTORITEITEN

Artikel 44

Samenwerking met gegevensbeschermingsautoriteiten

1.   Overeenkomstig artikel 46, onder f), punt i), van de verordening werkt de EDPS samen met nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en andere toezichthoudende organen voor zover dat voor de uitoefening van hun onderscheiden taken nodig is.

2.   De samenwerking bestaat uit:

a)

uitwisselen van alle relevante informatie, zoals informatie in verband met beste praktijken alsmede verzoeken aan de betrokken autoriteit tot uitoefening van zijn bevoegdheden en reacties van de autoriteit op een dergelijk verzoek;

b)

contacten ontwikkelen en onderhouden met relevante leden en medewerkers van de autoriteiten;

c)

samenwerken met gemeenschappelijke controleautoriteiten en -organen die krachtens het recht van de Unie zijn opgericht, met inbegrip van deelnemen aan hun vergaderingen, zulks ter waarborging van consistente praktijken.

Artikel 45

Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

1.   Overeenkomstig artikel 46, onder g), van de verordening neemt de EDPS deel aan de werkzaamheden van de Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens („de Groep”) die is opgericht bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

2.   De EDPS draagt actief bij aan de besprekingen over en opstelling van door de Groep gepubliceerde documenten bedoeld om in een gemeenschappelijke interpretatie van gegevensbeschermingswetgeving te voorzien en de Europese Commissie deskundig advies te verstrekken. In dergelijke gevallen haalt de EDPS waar nodig het perspectief van de Unie naar voren.

3.   De EDPS neemt regelmatig deel aan de plenaire vergaderingen van de Groep en aan bijeenkomsten van subgroepen.

4.   De EDPS maakt zich sterk voor regelmatige besprekingen, zo mogelijk ten minste eenmaal per jaar, met de voorzitter van de Groep over hun respectieve prioriteiten om te komen tot een goede samenwerking in de praktijk.

Artikel 46

Gecoördineerd toezicht op grootschalige IT-systemen

1.   De EDPS neemt samen met nationale toezichthoudende autoriteiten deel aan het gecoördineerde toezicht op grootschalige IT-systemen in de zin van het recht van de Unie.

2.   De EDPS organiseert coördinatiebijeenkomsten en neemt het secretariaat van de coördinatiegroepen waar.

3.   De EDPS werkt samen met afzonderlijke nationale toezichthoudende autoriteiten, voor zover noodzakelijk en rekening houdend met hun prioriteiten, om gecoördineerd toezicht op de nationale en centrale onderdelen van grootschalige IT-systemen te waarborgen.

Artikel 47

Internationale samenwerking

1.   De EDPS neemt deel aan de jaarlijkse voorjaarsconferentie van Europese commissarissen voor gegevensbescherming, de jaarlijkse internationale conferentie van commissarissen voor de bescherming van gegevens en de persoonlijke levenssfeer, en de internationale werkgroep over gegevensbescherming en telecommunicatie.

2.   De EDPS neemt deel aan relevante internationale netwerken voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

3.   De EDPS organiseert regelmatig workshops met vertegenwoordigers van internationale organisaties om beste praktijken uit te wisselen en in deze organisaties een cultuur van gegevensbescherming te ontwikkelen.

4.   De EDPS bevordert de samenwerking en dialoog op internationaal niveau met andere belanghebbenden uit derde landen.

HOOFDSTUK VIII

ADMINISTRATIE

Artikel 48

Veiligheid

1.   Overeenkomstig artikel 45 van de verordening geldt ten aanzien van de vertrouwelijke informatie die hun bij de vervulling van hun officiële taken ter kennis is gekomen voor de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en zijn personeel zowel tijdens de uitoefening van hun ambt als daarna het beroepsgeheim.

2.   De EDPS benoemt een of meer personeelsleden die een specifieke verantwoordelijkheid dragen voor veiligheidskwesties met betrekking tot de diverse activiteitengebieden. Zij zijn met name verantwoordelijk voor personeelsgerelateerde beveiligingskwesties, fysieke beveiliging en de veiligheid van IT-systemen. Wanneer zij het nodig achten om veiligheidsrisico's voor de EDPS te vermijden, brengen de aldus benoemde personeelsleden rechtstreeks verslag uit aan de directeur.

Artikel 49

IT-stuurgroep

Er wordt een stuurgroep voor informatietechnologieën samengesteld die de raad van bestuur adviseert over de gevolgen van informatietechnologie voor de veiligheid en interne ontwikkeling van de EDPS.

Artikel 50

Kwaliteitsbeheer

Teneinde te zorgen voor adequaat kwaliteitsbeheer voert de EDPS passende mechanismen in, zoals normen voor interne controle, een jaarlijks activiteitenverslag en risicobeheer.

Artikel 51

Functionaris voor gegevensbescherming

Overeenkomstig artikel 24 van de verordening stelt de EDPS een functionaris voor gegevensbescherming aan die ressorteert onder de directeur.

Artikel 52

Publieksvoorlichting

1.   De EDPS maakt het publiek bewust van gegevensbescherming en informeert personen over het bestaan en de inhoud van hun rechten. De EDPS gebruikt hiertoe een reeks van communicatie-instrumenten (bv. een website, nieuwsbrief, sociale media en bewustmakingsevenementen), treedt in verbinding met betrokken partijen (bv. via studiebezoeken ten kantore van de EDPS, antwoorden op informatieverzoeken) en neemt deel aan openbare evenementen, bijeenkomsten en conferenties.

2.   De EDPS houdt de media op de hoogte van grote evenementen in verband met gegevensbescherming en belangrijke adviezen of publicaties door middel van perscommuniqués, interviews en persconferenties.

Artikel 53

Documentatie

1.   Juiste en authentieke gegevens over alle activiteiten van de EDPS worden bijgehouden om zo te zorgen voor een betrouwbare en wettelijk controleerbare bron van bewijs van beslissingen en acties.

2.   Documenten in verband met specifieke activiteiten worden gegroepeerd in zaakdossiers, die met het oog op de toegankelijkheid logisch moeten zijn ingedeeld naar type activiteiten in het kader van een door de EDPS vastgesteld ordeningsplan.

3.   Verschillende typen zaakdossiers worden gedurende een bepaalde periode bewaard volgens een door de EDPS vastgesteld bewaarschema. Nadat de bewaartermijn is verstreken worden zaakdossiers beoordeeld en gearchiveerd volgens het door de EDPS vastgestelde archiveringsbeleid.

Artikel 54

Actieve bekendmaking van documenten

1.   In beginsel worden alle belangrijke beleidsdocumenten, thematische richtsnoeren, wetgevingsadviezen, formele opmerkingen, schriftelijke processtukken van rechtszittingen en adviezen inzake voorafgaande controles openbaar gemaakt op de website van de EDPS.

2.   Adviezen volgend op administratief overleg worden gepubliceerd op de website van de EDPS indien ze een bredere relevantie hebben, een nieuwe interpretatie of toepassing van de wet bevatten of betrekking hebben op de gevolgen van nieuwe technologieën voor de rechten van betrokkenen.

Artikel 55

Bekendmaking in het Publicatieblad

De volgende documenten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:

a)

samenvattingen van wetgevingsadvies in de zin van artikel 28, lid 3;

b)

beslissingen en adviezen van de EDPS of samenvattingen daarvan in de zin van artikel 9, lid 7, artikel 10, leden 2, onder b), 4, 5 en 6, artikel 12, lid 2, artikel 19, en artikel 37, lid 2, van de verordening;

c)

overige door de EDPS relevant geachte documenten.

Artikel 56

Openbare toegang tot documenten

Het publiek krijgt toegang tot documenten die bij de EDPS berusten overeenkomstig de beginselen zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5).

Artikel 57

Authentificatie van beslissingen

1.   De authentificatie van beslissingen geschiedt door ondertekening van de versie in de oorspronkelijke taal door de EDPS.

2.   Er kan schriftelijk of elektronisch ondertekend worden.

Artikel 58

Talen en werktalen

1.   Elk van de talen die worden genoemd in artikel 55, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan worden gebruikt als taal van de procedures die de EDPS volgt. In geval van een klacht is dit de taal waarin de klacht geschreven is.

2.   Verslagen, adviezen, papers en andere documenten die mede bedoeld zijn voor publicatie op de website van de EDPS, worden in ieder geval gesteld in het Engels, het Frans en het Duits.

Artikel 59

Personeel

1.   De personeelsleden van de EDPS worden aangeworven overeenkomstig en onverminderd het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.   Om de samenwerking met nationale autoriteiten te bevorderen, in het bijzonder nationale gegevensbeschermingsautoriteiten, wordt bij de EDPS een programma voor detachering van personeel opgezet.

3.   Er komt een stageprogramma dat recent afgestudeerde universiteitsstudenten in staat stelt praktijkervaring op te doen met de werking van de EDPS en van de Unie in het algemeen.

4.   Uitzendkrachten en andere externe medewerkers kunnen worden ingehuurd om in tijdelijke personeelsbehoeften te voorzien.

Artikel 60

Personeelscomité

1.   Een personeelscomité dat het personeel van de EDPS vertegenwoordigt, wordt tijdig voorgelicht over ontwerpbeslissingen in verband met de tenuitvoerlegging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en kan worden geraadpleegd over enig ander vraagstuk van algemeen belang betreffende het personeel. Het personeelscomité wordt geïnformeerd over elk vraagstuk in verband met de uitvoering van zijn taken. Het brengt zijn adviezen uit binnen 15 dagen nadat het is geraadpleegd.

2.   Het personeelscomité draagt bij aan de goede werking van de EDPS door voorstellen te doen over organisatorische aangelegenheden en arbeidsomstandigheden.

3.   Het personeelscomité is samengesteld uit drie leden en drie plaatsvervangers, en wordt door de algemene vergadering gekozen voor een termijn van twee jaar.

Artikel 61

Administratieve samenwerking met andere instellingen

1.   De directeur vertegenwoordigt als hoofd van het secretariaat de EDPS in de diverse interinstitutionele fora en kan diens vertegenwoordigende taken delegeren aan de functionarissen die voor personeel, begroting en administratie verantwoordelijk zijn.

2.   Gezien de omvang van de EDPS in vergelijking met andere instellingen, alsmede met het oog op een degelijk beheer en spaarzaam gebruik van middelen, streeft de EDPS actief naar samenwerkingsovereenkomsten, memoranda van overeenstemming en dienstverleningsovereenkomsten met andere instellingen.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 62

Inwerkingtreding

Dit reglement van orde treedt in werking op de dag na die van de ondertekening ervan en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(2)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 1.

(3)  PB C 27 van 7.2.2007, blz. 21.

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(5)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.