ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.239.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
6.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 811/2013 VAN DE COMMISSIE
van 18 februari 2013
ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot de etikettering van energiegerelateerde producten die een significant potentieel voor besparingen van energie bieden en die een soortgelijke werking hebben, maar sterk verschillen wat de prestatieniveaus betreft. |
(2) |
De energie die door ruimteverwarmingstoestellen om ruimtes te verwarmen en door combinatieverwarmingstoestellen die ruimtes en water verwarmen verbruikt wordt, vormt een groot deel van de totale energievraag in de Unie. Ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen hebben bij een gelijkwaardige functionaliteit sterk verschillende prestatieniveaus. De mogelijkheden om het energieverbruik ervan te verlagen zijn aanzienlijk en omvatten ook het combineren van deze toestellen met zonne-energie-installaties en temperatuurregelaars. Daarom dienen eisen voor energie-etikettering van toepassing te zijn op ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen en pakketten van dergelijke verwarmingstoestellen in combinatie met temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties. |
(3) |
Ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen die zijn ontworpen om op gasvormige of vloeibare brandstoffen te werken welke overwegend (meer dan 50 %) uit biomassa zijn geproduceerd, hebben specifieke technische kenmerken die verdere technische, economische en milieutechnische analyses vergen. Afhankelijk van het resultaat van deze analyses, moeten in voorkomend geval een later stadium etiketteringseisen voor dergelijke waterverwarmingstoestellen worden vastgesteld. |
(4) |
Er moeten geharmoniseerde bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot etikettering en standaardproductinformatie inzake de energie-efficiëntie van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen teneinde de fabrikanten te motiveren om de energie-efficiëntie van deze verwarmingstoestellen te verhogen, om eindgebruikers aan te moedigen energie-efficiënte producten aan te kopen en om bij te dragen aan de werking van de interne markt. |
(5) |
Wat de aanzienlijke energie- en kostenbesparingen voor elke type verwarmingstoestel betreft, dient in deze verordening een nieuwe etiketteringsschaal van A++ tot en met G te worden ingevoerd voor de ruimteverwarmingsfunctie van verwarmingsketels voor ruimteverwarming, ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling, ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, combinatieverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp. Klassen A tot en met G bestrijken de verschillende types conventionele ketels zonder dat deze worden gecombineerd met warmtekrachtkoppeling of duurzame energietechnologieën, terwijl de klassen A+ en A++ het gebruik van warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energiebronnen dienen te bevorderen. |
(6) |
Verder dient een nieuwe A-G-etiketteringsschaal te worden ingevoerd voor de waterverwarmingsfunctie van combinatieverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, overeenkomstig de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 812/2013. van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en combinaties van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft (2). |
(7) |
Tenzij de evaluatie van de verordening anderszins uitwijst, moeten na vier jaar nieuwe klassen A+++ en A+ worden toegevoegd aan de klassen voor seizoensgebonden ruimteverwarming, respectievelijk waterverwarming, teneinde de marktpenetratie van de meest efficiënte ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, te versnellen. |
(8) |
Deze verordening moet ervoor zorgen dat consumenten meer nauwkeurige, vergelijkbare gegevens krijgen over de prestatie van verwarmingstoestellen met een warmtepomp, op basis van een seizoensgebonden efficiëntieberekenings- en meetmethode voor de drie Europese klimaatzones. De Commissie heeft de Europese normalisatie-instellingen verzocht om te onderzoeken of voor andere verwarmingstoestellen een vergelijkbare methode moet worden ontwikkeld. Europese gestandaardiseerde verwarmingsseizoenen voor verwarmingsketels, verwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling en verwarmingstoestellen op zonne-energie kunnen bij de herziening van deze verordening worden overwogen. |
(9) |
Het geluidsvermogensniveau van een verwarmingstoestel kan een belangrijke factor zijn voor eindgebruikers. Informatie over geluidsvermogensniveaus moet op de etiketten van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen worden vermeld. |
(10) |
Het gecombineerde effect van deze verordening en van Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 ter uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft (3), zal naar verwachting een jaarlijkse energiebesparing zijn van naar schatting ongeveer 1 900 PJ (ongeveer 45 Mtoe) in 2020, wat overeenkomt met ongeveer 110 Mt CO2-emissies, in vergelijking met een situatie waarin geen maatregelen worden genomen. |
(11) |
Voor het vaststellen van de eisen inzake ecologisch ontwerp, moet de op het etiket te vermelden informatie worden verkregen door middel van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die beantwoorden aan erkende moderne meet- en berekeningstechnieken, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, geharmoniseerde normen die door Europese normalisatie-instanties zijn opgesteld op verzoek van de Commissie, in overeenstemming met de procedures bepaald in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (4). |
(12) |
In deze verordening moeten een eenvormig ontwerp en een eenduidige inhoud van de productetiketten voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen worden gespecificeerd. |
(13) |
Voorts moeten in deze verordening eisen worden vastgesteld voor de productkaart en de technische documentatie van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen. |
(14) |
Daarnaast moeten bij deze verordening eisen worden vastgesteld voor de informatie die moet worden verstrekt bij elke vorm van verkoop op afstand van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen, alsook in de reclame en het technisch promotiemateriaal voor deze verwarmingstoestellen. |
(15) |
Naast de bij deze verordening bepaalde productetiketten en de productkaarten voor onafhankelijk werkende ruimteverwarmingstoestellen en voor combinatieverwarmingstoestellen, moeten op de productkaarten van de leveranciers gebaseerde etiketten en productkaarten voor pakketten waarborgen dat de eindgebruiker een gemakkelijke toegang heeft tot informatie over de energieprestatie van pakketten van verwarmingstoestellen in combinatie met zonne-energie-installaties en/of temperatuurregelaars. Dergelijke pakketten kunnen de meest efficiënte klasse A+++ bereiken. |
(16) |
Het is passend deze verordening te herzien in het licht van de technologische vooruitgang, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden eisen vastgesteld voor de energie-etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen met een nominale warmteafgifte van ≤ 70 kW, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen ≤ 70 kW, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen ≤ 70 kW, met temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
verwarmingstoestellen die specifiek zijn ontworpen om te werken op gasvormige of vloeibare brandstoffen die voornamelijk zijn geproduceerd uit biomassa; |
b) |
verwarmingstoestellen die gebruikmaken van vaste brandstoffen; |
c) |
verwarmingstoestellen die binnen de werkingssfeer vallen van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (5); |
d) |
verwarmingstoestellen die uitsluitend warmte opwekken voor het verstrekken van warm drinkwater en warm water voor sanitaire toepassingen; |
e) |
verwarmingstoestellen voor het opwarmen en distribueren van gasvormige media voor warmteoverdracht zoals damp of lucht; |
f) |
ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling met een maximaal elektrisch vermogen van 50 kW of hoger. |
Artikel 2
Definities
In aanvulling op de in artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EG vastgestelde definities gelden voor de doeleinden van deze verordening de volgende definities:
1. „verwarmingstoestel”: een ruimteverwarmingstoestel of een combinatieverwarmingstoestel;
2. „ruimteverwarmingstoestel”: een toestel dat
3. „combinatieverwarmingstoestel”: een ruimteverwarmingstoestel dat ook is ontworpen om warmte te leveren voor warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen, en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden;
4. „centraal verwarmingssysteem op basis van water”: een systeem dat water als middel voor de warmteoverdracht gebruikt om centraal opgewekte warmte te distribueren over warmtelichamen voor ruimteverwarming in gebouwen, of delen daarvan;
5. „warmtegenerator”: het onderdeel van een verwarmingstoestel dat de warmte genereert via een of meerdere van de volgende processen:
6. „nominale warmteafgifte” (Prated): de aangegeven warmteafgifte van het verwarmingstoestel bij het voorzien van ruimteverwarming onder nominale standaardomstandigheden, uitgedrukt in kW; voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp zijn de nominale standaardomstandigheden voor het vaststellen van de nominale warmteafgifte de referentieontwerpvoorwaarden, als bepaald in bijlage VII, tabel 10;
7. „nominale standaardomstandigheden”: de functioneringsomstandigheden van verwarmingstoestellen onder gemiddelde klimaatomstandigheden voor de vaststelling van de nominale warmteafgifte, de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, de energie-efficiëntie voor waterverwarming en het geluidsvermogensniveau;
8. „biomassa”: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
9. „biobrandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof die gewonnen is uit biomassa;
10. „fossiele brandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof van fossiele oorsprong;
11. „ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling”: een toestel dat in een enkel proces zowel warmte als elektriciteit genereert;
12. „temperatuurregelaar”: het apparaat dat met de eindgebruiker communiceert ten aanzien van de waarden en tijden van de gewenste binnentemperatuur en dat relevante gegevens levert aan een interface van het verwarmingstoestel, zoals een centrale verwerkingseenheid, om de binnentemperatuur/-temperaturen te helpen regelen;
13. „zonne-energie-installatie”: een systeem uitsluitend op zonne-energie, een zonnecollector, een warmwatertank op zonne-energie of een pomp in het collectorcircuit, elk afzonderlijk in de handel gebracht;
14. „systeem uitsluitend op zonne-energie”: een installatie die is uitgerust met één of meerdere zonnecollectoren en warmwatertanks op zonne-energie, en eventuele pompen in het collectorcircuit en andere onderdelen, dat in de handel wordt gebracht als één eenheid en niet is uitgerust met een warmtegenerator, met uitzondering van eventueel één of meerdere reservedompelaars;
15. „zonnecollector”: een apparaat voor het absorberen van alle zonnestraling en het overdragen van de aldus geproduceerde warmte-energie aan een vloeistof die er doorheen loopt;
16. „warmwatertank”: een vat voor het opslaan van warm water met als doel het opwarmen van water en/of ruimten, met inbegrip van toebehoren, dat niet is uitgerust met een warmtegenerator, met uitzondering van eventueel één of meerdere reservedompelaars;
17. „warmwatertank op zonne-energie”: een warmwatertank waarin warmte-energie wordt opgeslagen die wordt geproduceerd door één of meerdere zonnecollectoren;
18. „reservedompelaar”: een verwarmingselement met elektrische weerstand waarvan de werking berust op het joule-effect, dat onderdeel is van een warmwatertank en dat uitsluitend warmte genereert wanneer de werking van de externe warmtebron verstoord is (zoals tijdens onderhoud) of wanneer de externe warmtebron buiten werking is. Het kan ook een onderdeel zijn van een warmwatertank op zonne-energie dat warmte opwekt wanneer de energiebron op zonne-energie niet toereikend is om voor het vereiste comfortniveau te zorgen;
19. „pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie”: een aan de eindgebruiker aangeboden pakket dat één of meerdere ruimteverwarmingstoestellen omvat, gecombineerd met één of meerdere temperatuurregelaars en/of één of meerdere zonne-energie-installaties;
20. „pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie”: een aan de eindgebruiker aangeboden pakket dat één of meerdere combinatieverwarmingstoestellen omvat, gecombineerd met één of meerdere temperatuurregelaars en/of één of meerdere zonne-energie-installaties;
21. „seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming” (ηs ): de verhouding tussen de ruimteverwarmingsvraag voor een bepaald verwarmingsseizoen, waaraan moet worden voldaan door een ruimteverwarmingstoestel, een combinatieverwarmingstoestel, een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie of een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, en het jaarlijkse energieverbruik dat nodig is om aan deze vraag te voldoen, uitgedrukt in %;
22. „energie-efficiëntie voor waterverwarming” (ηwh ): de verhouding tussen de nuttige energie in het drinkwater of sanitair water, geleverd door een combinatieverwarmingstoestel of een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, en de energie die nodig is voor het genereren van die energie, uitgedrukt in %;
23. „geluidsvermogensniveau” (LWA ): het A-gewogen geluidsvermogensniveau, binnen en/of buiten, uitgedrukt in dB.
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met VIII worden bijkomende definities vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers en tijdschema
1. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die ruimteverwarmingstoestellen, inclusief toestellen die zijn geïntegreerd in pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties, in de handel brengen en/of installeren, dat:
a) |
een gedrukt etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 1.1 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elk ruimteverwarmingstoestel volgens de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming die in punt 1 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, het gedrukte etiket ten minste in de verpakking van de warmtegenerator is opgenomen; voor ruimteverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 3 van bijlage III zijn vastgesteld, voor elk ruimteverwarmingstoestel verstrekt wordt; |
b) |
een productkaart, zoals bepaald in punt 1 van bijlage IV, verstrekt wordt voor elk ruimteverwarmingstoestel, waarbij: voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, de productkaart ten minste voor de warmtegenerator verstrekt wordt; voor ruimteverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede productkaart zoals bepaald in punt 5 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
c) |
de in punt 1 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt; |
d) |
reclame voor een specifiek model van ruimteverwarmingstoestel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van ruimteverwarmingstoestel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Vanaf 26 september 2019 wordt een gedrukt etiket dat voldoet aan het formaat en de inhoud die in punt 1.2 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt voor elk ruimteverwarmingstoestel volgens de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming die in punt 1 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, het gedrukte etiket ten minste in de verpakking van de warmtegenerator is opgenomen.
2. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die combinatieverwarmingstoestellen, inclusief toestellen geïntegreerd in pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties, in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een gedrukt etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 2.1 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elk combinatieverwarmingstoestel overeenkomstig de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming die in de punten 1 en 2 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, het gedrukte etiket ten minste in de verpakking van de warmtegenerator is opgenomen; voor combinatieverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 4 van bijlage III zijn vastgesteld, voor elk combinatieverwarmingstoestel verstrekt wordt; |
b) |
een productkaart, zoals bepaald in punt 2 van bijlage IV, verstrekt wordt voor elk combinatieverwarmingstoestel, waarbij: voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, de productkaart ten minste voor de warmtegenerator verstrekt wordt; voor combinatieverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede productkaart zoals bepaald in punt 6 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
c) |
de in punt 2 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt; |
d) |
reclame voor een specifiek combinatieverwarmingstoestelmodel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek combinatieverwarmingstoestelmodel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Vanaf 26 september 2019 wordt een gedrukt etiket dat voldoet aan het formaat en de inhoud die in punt 2.2 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt voor elk combinatieverwarmingstoestel volgens de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming die in de punten 1 en 2 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, het gedrukte etiket ten minste in de verpakking van de warmtegenerator is opgenomen.
3. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die temperatuurregelaars in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een productkaart, zoals vastgesteld in punt 3 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
b) |
de in punt 3 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt. |
4. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die zonne-energie-installaties in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een productkaart, zoals vastgesteld in punt 4 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
b) |
de in punt 4 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt. |
5. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een gedrukt etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 3 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elk pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie overeenkomstig de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming die in punt 1 van bijlage II zijn vastgesteld; |
b) |
voor elk pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie een productkaart, zoals vastgesteld in punt 5 van bijlage IV, wordt verstrekt; |
c) |
de in punt 5 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt; |
d) |
reclame voor een specifiek pakket van ruimteverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van ruimteverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
6. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een gedrukt etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 4 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elk pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie overeenkomstig de seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming die in punt 1 en punt 2 van bijlage II zijn vastgesteld; |
b) |
voor elk pakket van combinatiewarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie een productkaart, zoals vastgesteld in punt 6 van bijlage IV, wordt verstrekt; |
c) |
de in punt 6 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt; |
d) |
reclame voor een specifiek pakket van combinatieverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van combinatieverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
1. Handelaars in ruimteverwarmingstoestellen zien erop toe dat:
a) |
op elk ruimteverwarmingstoestel in het verkooppunt het op grond van artikel 3, lid 1, door de leveranciers verstrekte etiket, zoals vastgesteld in punt 1 van bijlage III, duidelijk zichtbaar is aangebracht op de buitenzijde van de voorkant van het apparaat; |
b) |
ruimteverwarmingstoestellen die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het ruimteverwarmingstoestel vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 1 van bijlage VI door te leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek model van ruimteverwarmingstoestel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van ruimteverwarmingstoestel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
2. Handelaars in combinatieverwarmingstoestellen zien erop toe dat:
a) |
op elk combinatieverwarmingstoestel in het verkooppunt het op grond van artikel 3, lid 2, door de leveranciers verstrekte etiket, zoals vastgesteld in punt 2 van bijlage III, duidelijk zichtbaar is aangebracht op de buitenzijde van de voorkant van het apparaat; |
b) |
combinatieverwarmingstoestellen die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het combinatieverwarmingstoestel vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 2 van bijlage VI door te leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek combinatieverwarmingstoestelmodel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek combinatieverwarmingstoestelmodel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
3. Handelaars in pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties zien erop toe, zich daarbij baserend op het etiket en de productkaarten die door leveranciers overeenkomstig artikel 3, leden 1, 3, 4 en 5, zijn verstrekt, dat:
a) |
bij elk aanbod voor een specifiek pakket de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming voor dat pakket wordt vermeld, onder de toepasselijke gemiddelde, koudere of warmere klimaatomstandigheden, door bij het pakket het etiket te plaatsen dat in punt 3 van bijlage III is vastgesteld, en door de productkaart te verstrekken die in punt 5 van bijlage IV is vastgesteld, naar behoren ingevuld op grond van de kenmerken van het pakket; |
b) |
pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het pakket van ruimteverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 3 van bijlage VI te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
4. Handelaars in pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties zien erop toe, zich daarbij baserend op het etiket en de productkaarten die door leveranciers overeenkomstig artikel 3, leden 2, 3, 4 en 6, zijn verstrekt, dat:
a) |
wanneer een specifieke pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie wordt aangeboden, de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, de energie-efficiëntie voor waterverwarming, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming voor dat pakket, onder de toepasselijke gemiddelde, koudere of warmere klimaatomstandigheden, vermeld worden, door bij het pakket het etiket te plaatsen dat in punt 4 van bijlage III is vastgesteld, en door de productkaart te verstrekken die in punt 6 van bijlage IV is vastgesteld, naar behoren ingevuld op grond van de kenmerken van het pakket; |
b) |
pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het pakket van combinatieverwarmingstoestel met temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 4 van bijlage VI te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming en energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Artikel 5
Meet- en berekeningsmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meet- en berekeningsmethoden, waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meet- en berekeningsmethoden, zoals uiteengezet in bijlage VII.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Wanneer de lidstaten een beoordeling maken van de conformiteit van de opgegeven seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming, de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming, de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, de energie-efficiëntie voor waterverwarming en het geluidsvermogensniveau van verwarmingstoestellen, passen zij de in bijlage VIII vastgestelde procedure toe.
Artikel 7
Evaluatie
Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang. Bij deze evaluatie worden met name grote wijzigingen in de marktaandelen van de verschillende types verwarmingstoestellen waarvoor de in de punten 1.2 en 2.2 van bijlage III getoonde etiketten gelden, de haalbaarheid en het nut van het aangeven van de efficiëntie van verwarmingstoestellen, anders dan de efficiëntie van warmtepompen, op basis van gestandaardiseerde verwarmingsseizoenen, de toereikendheid van de productkaarten en de etiketten voor pakketten, zoals vastgesteld in de punten 3 en 4 van bijlage III en de punten 5 en 6 van bijlage IV, en de passendheid om installaties voor passieve warmteterugwinning uit het rookkanaal in de werkingssfeer van deze verordening op te nemen, beoordeeld.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) Zie bladzijde 83 van dit Publicatieblad.
(3) Zie bladzijde 136 van dit Publicatieblad.
(4) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(5) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met VIII
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met VIII zijn de volgende definities van toepassing:
|
Definities in verband met verwarmingstoestellen: 1. „ruimteverwarmingstoestel met ketel”, in het kader van afbeeldingen 1 tot en met 4 in bijlage IV wordt hiernaar verwezen als "verwarmingsketel": een ruimteverwarmingstoestel dat warmte genereert door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen en/of het gebruik van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand; 2. „combinatieverwarmingstoestel met ketel”, in het kader van afbeeldingen 1 tot en met 4 in bijlage IV wordt hiernaar verwezen als "verwarmingsketel": een ruimteverwarmingstoestel met ketel dat is ontworpen om ook warmte te genereren om warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen af te leveren en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden; 3. „ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp”, in het kader van afbeeldingen 1 en 3 in bijlage IV wordt hiernaar verwezen als "warmtepomp": een ruimteverwarmingstoestel dat omgevingswarmte van een luchtbron, waterbron of grondbron en/of afvalwarmte gebruikt voor het genereren van warmte; een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp kan zijn uitgerust met een of meerdere aanvullende verwarmingstoestellen die het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand gebruiken of fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen verbranden; 4. „combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp”, in het kader van afbeeldingen 1 en 3 in bijlage IV wordt hiernaar verwezen als "warmtepomp": een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp dat is ontworpen om ook warmte te genereren om warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen af te leveren en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden; 5. „aanvullend verwarmingstoestel”: een verwarmingstoestel dat niet als hoofdverwarming wordt gebruikt en dat warmte genereert wanneer de warmtevraag groter is dan de nominale warmteafgifte van de hoofdverwarming; 6. „nominale warmteafgifte van het aanvullend verwarmingstoestel” (Psup): de aangegeven warmteafgifte van het aanvullend verwarmingstoestel bij het leveren van ruimteverwarming en, wanneer toepasselijk, van waterverwarming onder nominale standaardomstandigheden, uitgedrukt in kW; als het aanvullend verwarmingstoestel een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp is, vormt de buitentemperatuur Tj = + 7 °C de nominale standaardomstandigheid voor het vaststellen van de nominale warmteafgifte van het aanvullend verwarmingstoestel; 7. „buitentemperatuur” (Tj ): de "droge bol"-buitenluchttemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius; de relatieve vochtigheid kan worden aangeduid door de bijbehorende "natte bol"-temperatuur; 8. „jaarlijks energieverbruik” (QHE ): het jaarlijkse energieverbruik van een toestel dat nodig is voor ruimteverwarming om te voldoen aan de jaarlijkse referentievraag naar warmte voor een bepaald verwarmingsseizoen, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie en/of GJ in termen van GCV; 9. „stand-by-stand”: stand waarin het verwarmingstoestel aan het elektriciteitsnet is gekoppeld, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te kunnen functioneren en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend de volgende functies uitvoert: de reactiveringsfunctie, hetzij de reactiveringsfunctie in combinatie met, uitsluitend, de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, en/of de informatie- of toestandsweergave; 10. „elektriciteitsverbruik in stand-by-stand” (PSB ): het elektriciteitsverbruik van een verwarmingstoestel, terwijl dit zich in de stand-by-stand bevindt, uitgedrukt in kW; 11. „omrekeningscoëfficiënt” (CC): een coëfficiënt die de geraamde gemiddelde EU-opwekkingsefficiëntie van 40 % weerspiegelt als bedoeld in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (1); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 2,5; 12. „bovenste verbrandingswaarde” (GCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een hoeveelheid brandstof per eenheid als deze volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van waterdamp in de brandstof en van waterdamp die ontstaat door de verbranding van waterstof in de brandstof; |
|
Definities in verband met ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling:
|
|
Definities in verband met ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp: 21. „nominale prestatiecoëfficiënt” (COPrated ) of "nominale primaire energieverhouding" (PERrated ): de opgegeven warmtecapaciteit, uitgedrukt in kW, gedeeld door de energietoevoer, uitgedrukt in kW in termen van GCV en/of in kW in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC, voor verwarming die onder nominale standaardomstandigheden wordt geleverd; 22. „referentieontwerpvoorwaarden”: de combinatie van de referentieontwerptemperatuur, de maximale bivalente temperatuur en de maximale uiterste bedrijfstemperatuur, zoals aangegeven in bijlage VII, tabel 10; 23. „referentieontwerptemperatuur” (Tdesignh): de buitentemperatuur uitgedrukt in graden Celsius zoals aangegeven in bijlage VII, tabel 10, waarbij de deellastverhouding gelijk is aan 1; 24. „deellastverhouding” (pl(Tj)): de buitentemperatuur minus 16 °C, gedeeld door de referentieontwerptemperatuur minus 16 °C; 25. „verwarmingsseizoen”: een reeks van bedrijfsomstandigheden voor gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden, met een beschrijving per bin van de combinatie van buitentemperaturen en het aantal uren dat deze temperaturen zich voordoen per seizoen; 26. „bin” (binj ): een combinatie van een buitentemperatuur en bin-uren, zoals beschreven in bijlage VII, tabel 12; 27. „bin-uren” (Hj ): het aantal uren per verwarmingsseizoen dat de buitentemperatuur zich voor elke bin voordoet, zoals beschreven in bijlage VII, tabel 12; 28. „deellast voor verwarming” (Ph(Tj)): de verwarmingsbelasting bij een bepaalde buitentemperatuur, berekend als de ontwerpbelasting vermenigvuldigd met de deellastverhouding en uitgedrukt in kW; 29. „seizoensgebonden prestatiecoëfficiënt” (SCOP) of "seizoensgebonden primaire energieverhouding" (SPER): de algehele prestatiecoëfficiënt van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die elektriciteit gebruikt of de algehele primaire energieverhouding van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die brandstoffen gebruikt, welke representatief is voor het aangegeven verwarmingsseizoen, berekend als de jaarlijkse referentieverwarmingsvraag gedeeld door het jaarlijkse energieverbruik; 30. „jaarlijkse referentieverwarmingsvraag” (QH ): de referentieverwarmingsvraag voor een aangegeven verwarmingsseizoen, te gebruiken als grondslag voor de berekening van SCOP of SPER en berekend als het product van de ontwerpbelasting voor verwarming en de jaarlijkse equivalente actieve-modusuren voor verwarming, uitgedrukt in kWh; 31. „jaarlijkse equivalente actieve-modusuren voor verwarming” (HHE ): het veronderstelde aantal uren per jaar dat een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp de ontwerpbelasting voor verwarming moet leveren om te voldoen aan de jaarlijkse referentieverwarmingsvraag, uitgedrukt in h; 32. „prestatiecoëfficiënt van de actieve modus” (SCOPon ) of "primaire energieverhouding van de actieve modus" (SPERon ): de gemiddelde prestatiecoëfficiënt van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die in de actieve modus elektriciteit gebruikt of de gemiddelde primaire energieverhouding van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die in actieve modus brandstoffen gebruikt voor het aangegeven verwarmingsseizoen; 33. „aanvullend verwarmingsvermogen” (sup(Tj)): de nominale warmteafgifte Psup van een aanvullend verwarmingstoestel die het opgegeven verwarmingsvermogen aanvult om te voldoen aan de deellast voor verwarming, als het opgegeven verwarmingsvermogen lager is dan de deellast voor verwarming, uitgedrukt in kW; 34. „bin-specifieke prestatiecoëfficiënt” (COPbin(Tj)) of "bin-specifieke primaire energieverhouding" (PERbin(Tj)): de prestatiecoëfficiënt van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die elektriciteit gebruikt of de primaire energieverhouding van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp die brandstoffen gebruikt specifiek voor elke bin in een seizoen, afgeleid van de deellast voor verwarming, het opgegeven verwarmingsvermogen en de opgegeven prestatiecoëfficiënt voor specifieke bins en berekend voor andere bins door interpolatie of extrapolatie, waar nodig gecorrigeerd met de verliescoëfficiënt; 35. „opgegeven verwarmingsvermogen” (Pdh(Tj)): het verwarmingsvermogen dat een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp kan leveren bij een buitentemperatuur, uitgedrukt in kW; 36. „vermogensregeling”: de capaciteit van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp om zijn vermogen aan te passen door het volumedebiet te wijzigen van ten minste één van de vloeistoffen die worden gebruikt voor de koelcyclus. Dit dient te worden aangegeven als "vast" als het volumedebiet niet kan worden gewijzigd of "variabel" als het volumedebiet kan worden gewijzigd of gevarieerd in reeksen van twee of meer stappen; 37. „ontwerpbelasting voor verwarming” (Pdesignh): de nominale warmteafgifte (Prated) van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp bij de referentieontwerptemperatuur, waarbij de ontwerpbelasting voor verwarming gelijk is aan de deellast voor verwarming bij een buitentemperatuur gelijk aan de referentieontwerptemperatuur, uitgedrukt in kW; 38. „opgegeven prestatiecoëfficiënt” (COPd(Tj)) of "opgegeven primaire energieverhouding" (PERd(Tj)): de prestatiecoëfficiënt of de primaire energieverhouding voor een beperkt aantal specifieke bins; 39. „bivalente temperatuur” (Tbiv ): de buitentemperatuur die door de leverancier is opgegeven voor verwarming en waarbij het opgegeven verwarmingsvermogen gelijk is aan de deellast voor verwarming en waaronder het opgegeven verwarmingsvermogen aanvullend verwarmingsvermogen nodig heeft om te voldoen aan de deellast voor verwarming, uitgedrukt in graden Celsius; 40. „uiterste bedrijfstemperatuur” (TOL): de buitentemperatuur die door de leverancier is opgegeven voor verwarming, waaronder het ruimteverwarmingstoestel met lucht-water-warmtepomp of het lucht-water-combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp niet in staat is enig verwarmingsvermogen te leveren en het opgegeven verwarmingsvermogen gelijk is aan nul, uitgedrukt in graden Celsius; 41. „uiterste bedrijfstemperatuur voor waterverwarming” (WTOL): de door de leverancier opgegeven uitlaatwatertemperatuur voor verwarming, waarboven het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp niet in staat is enig verwarmingsvermogen te leveren en de opgegeven verwarmingscapaciteit gelijk is aan nul, uitgedrukt in graden Celsius; 42. „cyclisch-intervalvermogen voor verwarming” (Pcych): het geïntegreerde verwarmingsvermogen over het cyclisch-testinterval voor verwarming, uitgedrukt in kW; 43. „cyclisch-intervalefficiëntie” (COPcyc of PERcyc): de gemiddelde prestatiecoëfficiënt of de gemiddelde energieverhouding over het cyclisch-testinterval, berekend als het geïntegreerde verwarmingsvermogen over het interval, uitgedrukt in kWh, gedeeld door de geïntegreerde energieaanvoer over hetzelfde interval, uitgedrukt in kWh in termen van GCV en/of in kWh in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC; 44. „verliescoëfficiënt” (Cdh): de mate van efficiëntieverlies als gevolg van cyclische variatie van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp; als Cdh niet door meting is bepaald, is de standaardverliescoëfficiënt Cdh = 0,9; 45. „actieve modus”: de modus die overeenkomt met de uren met een verwarmingsbelasting voor de gesloten ruimte en met de verwarmingsfunctie geactiveerd; deze modus kan cyclische variatie van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp inhouden om een ingestelde binnentemperatuur te bereiken of te handhaven; 46. „uit-stand”: een stand waarin het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en geen functie uitvoert, waaronder standen waarin slechts wordt aangegeven dat het apparaat zich in de "uit-stand" bevindt en standen waarin uitsluitend functies worden uitgevoerd om de elektromagnetische compatibiliteit te garanderen in de zin van Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad (2); 47. „thermostaat-uit-stand”: de stand die overeenkomt met de uren zonder verwarmingsbelasting en geactiveerde verwarmingsfunctie, waarbij de verwarmingsfunctie is ingeschakeld maar het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp niet operationeel is; cyclische variatie in de actieve modus wordt niet als thermostaat-uit-stand beschouwd; 48. „carterverwarming-stand”: de toestand waarin een verwarmingsapparaat is geactiveerd om te voorkomen dat het koelmiddel naar de compressor loopt en aldus bij het starten van de compressor de concentratie koelmiddel in de olie te beperken; 49. „energieverbruik in uit-stand” (POFF ): het energieverbruik van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp in de uit-stand, uitgedrukt in kW; 50. „energieverbruik in thermostaat-uit-stand” (PTO ): het energieverbruik van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp, terwijl dit zich in de thermostaat-uit-stand bevindt, uitgedrukt in kW; 51. „energieverbruik in carterverwarming-stand” (PCK ): het energieverbruik van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp, terwijl dit zich in de carterverwarming-stand bevindt, uitgedrukt in kW; 52. „lagetemperatuur-warmtepomp”: een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp dat speciaal is ontworpen voor een lagetemperatuurtoepassing en dat geen verwarmingswater kan leveren met een uitlaattemperatuur van 52 °C bij een droge (natte) bol-inlaattemperatuur van – 7 °C (– 8 °C) onder de referentieontwerpvoorwaarden voor een gemiddeld klimaat; 53. „lagetemperatuurtoepassing”: een toepassing waarbij het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp zijn opgegeven verwarmingsvermogen bereikt bij een uitlaattemperatuur van de warmtewisselaar, binnen, van 35 °C; 54. „middentemperatuurtoepassing”: een toepassing waarbij het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp zijn opgegeven verwarmingsvermogen levert bij een uitlaattemperatuur van de warmtewisselaar, binnen, van 55 °C; |
|
Definities in verband met waterverwarming in combinatieverwarmingstoestellen: 55. „capaciteitsprofiel”: een bepaalde reeks wateronttrekkingen, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; elk combinatieverwarmingstoestel voldoet aan ten minste één capaciteitsprofiel; 56. „wateronttrekking”: een gegeven combinatie van nuttige waterstroomsnelheid, nuttige watertemperatuur, nuttige energie-inhoud en piektemperatuur, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 57. „nuttige waterstroomsnelheid” (f): de minimale stroomsnelheid, uitgedrukt in liter per minuut, waarbij warm water bijdraagt aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 58. „nuttige watertemperatuur” (Tm ): de watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, waarbij warm water begint bij te dragen aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 59. „nuttige energie-inhoud” (Qtap ): de energie-inhoud van warm water, uitgedrukt in kWh, afgegeven bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan de nuttige watertemperatuur, en bij waterstroomsnelheden gelijk aan of hoger dan de nuttige waterstroomsnelheid, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 60. „energie-inhoud van warm water”: het product van de specifieke warmtecapaciteit van water, het gemiddelde temperatuurverschil tussen de output van warm water en de input van koud water, en de totale massa van het afgegeven warm water; 61. „piektemperatuur” (Tp ): de minimale watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, die tijdens wateronttrekking moet worden bereikt, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 62. „referentie-energie” (Qref ): de som van de nuttige energie-inhoud van wateronttrekkingen, uitgedrukt in kWh, in een bepaald capaciteitsprofiel, zoals vermeld in tabel 15 van bijlage VII; 63. „maximaal capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel met de grootste referentie-energie die een combinatieverwarmingstoestel kan afgeven, waarbij wordt voldaan aan de temperatuur- en stroomsnelheidsvoorwaarden van dat capaciteitsprofiel; 64. „opgegeven capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel dat is toegepast bij de bepaling van de energie-efficiëntie voor waterverwarming; 65. „dagelijks elektriciteitsverbruik” (Qelec ): het verbruik van elektriciteit voor waterverwarming gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie; 66. „dagelijks brandstofverbruik” (Qfuel ): het verbruik van brandstoffen voor waterverwarming gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van GCV en, in het kader van punt 5, onder f), van bijlage VII, uitgedrukt in GJ in termen van GCV; 67. „jaarlijks elektriciteitsverbruik” (AEC): het jaarlijkse verbruik van elektriciteit van een combinatieverwarmingstoestel ten behoeve van waterverwarming volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en onder bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie; 68. „jaarlijks brandstofverbruik” (AFC): het jaarlijkse verbruik van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen van een combinatieverwarmingstoestel ten behoeve van waterverwarming volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en onder bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in GJ in termen van GCV; |
|
Definities in verband met zonne-energie-installaties:
|
|
Overige definities: 77. „gemiddelde klimaatomstandigheden”, "koudere klimaatomstandigheden" en "warmere klimaatomstandigheden": de omstandigheden op het gebied van temperatuur en totale zonnestraling die kenmerkend zijn voor respectievelijk de stad Straatsburg, de stad Helsinki en de stad Athene; 78. „typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van ruimteverwarmingstoestel, combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar, zonne-energie-installatie, pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie of pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk, dezelfde leveranciersnaam of dezelfde handelaarsnaam. |
BIJLAGE II
Energie-efficiëntieklassen
1. SEIZOENSGEBONDEN ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN VOOR RUIMTEVERWARMING
De seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming van een verwarmingstoestel, met uitzondering van lagetemperatuur-warmtepompen en ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp voor lagetemperatuur-toepassingen, worden bepaald op basis van de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, zoals aangegeven in tabel 1.
De seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming van lagetemperatuur-warmtepompen en ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp voor lagetemperatuur-toepassingen wordt bepaald op basis de seizoensgebonden energie-efficiëntie, zoals aangegeven in tabel 2.
De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van een verwarmingstoestel wordt berekend volgens de punten 3 en 4 van bijlage VII, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp en lagetemperatuur-warmtepompen onder gemiddelde klimaatomstandigheden.
Tabel 1
Seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming van verwarmingstoestellen, met uitzondering van lagetemperatuur-warmtepompen en ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp voor lagetemperatuur-toepassingen
Seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs in % |
A+++ |
ηs ≥ 150 |
A++ |
125 ≤ ηs < 150 |
A+ |
98 ≤ ηs < 125 |
A |
90 ≤ ηs < 98 |
B |
82 ≤ ηs < 90 |
C |
75 ≤ ηs < 82 |
D |
36 ≤ ηs < 75 |
E |
34 ≤ ηs < 36 |
F |
30 ≤ ηs < 34 |
G |
ηs < 30 |
Tabel 2
Seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming van lagetemperatuur-warmtepompen en ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp voor lagetemperatuur-toepassingen
Seizoensgebonden energie-efficiëntieklasse voor ruimteverwarming |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs in % |
A+++ |
ηs ≥ 175 |
A++ |
150 ≤ ηs < 175 |
A+ |
123 ≤ ηs < 150 |
A |
115 ≤ ηs < 123 |
B |
107 ≤ ηs < 115 |
C |
100 ≤ ηs < 107 |
D |
61 ≤ ηs < 100 |
E |
59 ≤ ηs < 61 |
F |
55 ≤ ηs < 59 |
G |
ηs < 55 |
2. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN VOOR WATERVERWARMING
De energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen wordt bepaald op basis van de energie-efficiëntie voor waterverwarming van deze toestellen, zoals aangegeven in tabel 3.
De energie-efficiëntie voor waterverwarming van een combinatieverwarmingstoestel wordt berekend volgens punt 5 van bijlage VII.
Tabel 3
Energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen, ingedeeld volgens opgegeven capaciteitsprofielen, ηwh in %
|
3XS |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
A+++ |
ηwh ≥ 62 |
ηwh ≥ 62 |
ηwh ≥ 69 |
ηwh ≥ 90 |
ηwh ≥ 163 |
ηwh ≥ 188 |
ηwh ≥ 200 |
ηwh ≥ 213 |
A++ |
53 ≤ ηwh < 62 |
53 ≤ ηwh < 62 |
61 ≤ ηwh < 69 |
72 ≤ ηwh < 90 |
130 ≤ ηwh < 163 |
150 ≤ ηwh < 188 |
160 ≤ ηwh < 200 |
170 ≤ ηwh < 213 |
A+ |
44 ≤ ηwh < 53 |
44 ≤ ηwh < 53 |
53 ≤ ηwh < 61 |
55 ≤ ηwh < 72 |
100 ≤ ηwh < 130 |
115 ≤ ηwh < 150 |
123 ≤ ηwh < 160 |
131 ≤ ηwh < 170 |
A |
35 ≤ ηwh < 44 |
35 ≤ ηwh < 44 |
38 ≤ ηwh < 53 |
38 ≤ ηwh < 55 |
65 ≤ ηwh < 100 |
75 ≤ ηwh < 115 |
80 ≤ ηwh < 123 |
85 ≤ ηwh < 131 |
B |
32 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 35 |
35 ≤ ηwh < 38 |
35 ≤ ηwh < 38 |
39 ≤ ηwh < 65 |
50 ≤ ηwh < 75 |
55 ≤ ηwh < 80 |
60 ≤ ηwh < 85 |
C |
29 ≤ ηwh < 32 |
29 ≤ ηwh < 32 |
32 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 35 |
36 ≤ ηwh < 39 |
37 ≤ ηwh < 50 |
38 ≤ ηwh < 55 |
40 ≤ ηwh < 60 |
D |
26 ≤ ηwh < 29 |
26 ≤ ηwh < 29 |
29 ≤ ηwh < 32 |
29 ≤ ηwh < 32 |
33 ≤ ηwh < 36 |
34 ≤ ηwh < 37 |
35 ≤ ηwh < 38 |
36 ≤ ηwh < 40 |
E |
22 ≤ ηwh < 26 |
23 ≤ ηwh < 26 |
26 ≤ ηwh < 29 |
26 ≤ ηwh < 29 |
30 ≤ ηwh < 33 |
30 ≤ ηwh < 34 |
30 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 36 |
F |
19 ≤ ηwh < 22 |
20 ≤ ηwh < 23 |
23 ≤ ηwh < 26 |
23 ≤ ηwh < 26 |
27 ≤ ηwh < 30 |
27 ≤ ηwh < 30 |
27 ≤ ηwh < 30 |
28 ≤ ηwh < 32 |
G |
ηwh < 19 |
ηwh < 20 |
ηwh < 23 |
ηwh < 23 |
ηwh < 27 |
ηwh < 27 |
ηwh < 27 |
ηwh < 28 |
3. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN VAN WARMWATERTANKS OP ZONNE-ENERGIE, INDIEN (ONDERDEEL VAN) EEN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIE
De energie-efficiëntieklasse van een warmwatertank op zonne-energie, indien (onderdeel van) een zonne-energie-installatie, wordt bepaald op basis van het warmhoudverlies van de tank, zoals aangegeven in tabel 4.
Tabel 4
Energie-efficiëntieklassen van warmwatertanks op zonne-energie, indien (onderdeel van) een zonne-energie-installatie
Energie-efficiëntieklasse |
Warmhoudverlies S in Watt, met opslagvolume V in liter |
A+ |
|
A |
|
B |
|
C |
|
D |
|
E |
|
F |
|
G |
|
BIJLAGE III
De etiketten
1. RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. Etiket 1
1.1.1. Ruimteverwarmingstoestellen met ketel in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel moet overeenstemmen met punt 5 van deze bijlage. |
1.1.2. Ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling moet overeenstemmen met punt 6 van deze bijlage. |
1.1.3. Ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, met uitzondering van lagetemperatuur-warmtepompen, in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp moet overeenstemmen met punt 7 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
1.1.4. Lagetemperatuur-warmtepompen in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor lagetemperatuur-warmtepompen moet overeenstemmen met punt 8 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
1.2. Etiket 2
1.2.1. Ruimteverwarmingstoestellen met ketel in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D
a) |
De in punt 1.1.1, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor verwarmingsketels moet overeenstemmen met punt 5 van deze bijlage. |
1.2.2. Ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D
a) |
De in punt 1.1.2, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling moet overeenstemmen met punt 6 van deze bijlage. |
1.2.3. Ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp, met uitzondering van lagetemperatuur-warmtepompen, in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D
a) |
De in punt 1.1.3, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp moet overeenstemmen met punt 7 van deze bijlage. |
1.2.4. Lagetemperatuur-warmtepompen in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D
a) |
De in punt 1.1.4, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor lagetemperatuur-warmtepompen moet overeenstemmen met punt 8 van deze bijlage. |
2. COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN
2.1. Etiket 1
2.1.1. Combinatieverwarmingstoestellen met ketel in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G en in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen moet overeenstemmen met punt 9 van deze bijlage. |
2.1.2. Combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A++ tot en met G en in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp moet overeenstemmen met punt 10 van deze bijlage. |
2.2. Etiket 2
2.2.1. Combinatieverwarmingstoestellen met ketel in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D en in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+ tot en met F
a) |
De in punt 2.1.1, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen moet overeenstemmen met punt 9 van deze bijlage. |
2.2.2. Combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D en in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+ tot en met F
a) |
De in punt 2.1.2, onder a), van deze bijlage genoemde informatie wordt vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp moet overeenstemmen met punt 10 van deze bijlage. |
3. PAKKETTEN VAN RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Etiket voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties moet overeenstemmen met punt 11 van deze bijlage. Voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming A+++ tot en met D, mogen de laagste klassen E tot en met G in de A+++-G-schaal worden weggelaten. |
4. PAKKETTEN VAN COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Etiket voor pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming en waterverwarming A+++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor het pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie moet overeenstemmen met punt 12 van deze bijlage. Voor pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars, zonne-energie-installaties en installaties voor passieve warmteterugwinning uit het rookkanaal in seizoensgebonden energie-efficiëntieklassen voor ruimteverwarming en/of waterverwarming A+++ tot en met D, mogen de laagste klassen E tot en met G in de A+++-G-schaal worden weggelaten. |
5. Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
6. Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
7. Het ontwerp van het etiket voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
8. Het ontwerp van het etiket voor lagetemperatuur-warmtepompen is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
9. Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen met ketel is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
10. Het ontwerp van het etiket voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
11. Het ontwerp van het etiket voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, warmteregelaars en zonne-energie-installaties is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 210 mm breed en 297 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
12. Het ontwerp van het etiket voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 210 mm breed en 297 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
BIJLAGE IV
Productkaart
1. RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. |
De informatie op de productkaart van het ruimteverwarmingstoestel wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
daarnaast, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling;
daarnaast, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp:
|
1.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van ruimteverwarmingstoestellen die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
1.3. |
De in de productkaart vervatte informatie kan worden gegeven door een kopie van het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1.1 verstrekt. |
2. COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN
2.1. |
De informatie op de productkaart van het combinatieverwarmingstoestel wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
daarnaast, voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp:
|
2.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van combinatieverwarmingstoestellen die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
2.3. |
De in de productkaart vervatte informatie kan worden gegeven door een kopie van het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 2.1 verstrekt. |
3. TEMPERATUURREGELAARS
3.1. |
De informatie op de productkaart van de temperatuurregelaar wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
|
3.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van temperatuurregelaars die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
4. ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
4.1. |
De informatie op de productkaart van de zonne-energie-installatie wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd (voor pompen in het collectorcircuit in voorkomend geval):
|
4.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van zonne-energie-installaties die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
5. PAKKETTEN VAN RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN, WARMTEREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
De productkaart voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, warmteregelaars en zonne-energie-installaties bevat de elementen die in respectievelijk afbeelding 1, afbeelding 2, afbeelding 3 en afbeelding 4 zijn aangegeven voor de beoordeling van de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van een pakket van ruimteverwarmingstoestel, warmteregelaar en zonne-energie-installatie, waaronder de volgende informatie:
— |
I: de waarde van de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van de hoofdverwarming, uitgedrukt in %; |
— |
II: de factor voor het wegen van de warmteafgifte van hoofd- en aanvullende verwarmingstoestellen van een pakket als aangegeven in respectievelijk de tabellen 5 en 6 van deze bijlage; |
— |
III: de waarde van de wiskundige formule: , waarbij Prated is gerelateerd aan het ruimteverwarmingstoestel als hoofdverwarming; |
— |
IV: de waarde van de wiskundige formule , waarbij Prated is gerelateerd aan het ruimteverwarmingstoestel als hoofdverwarming; |
daarnaast, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp als hoofdverwarming:
— |
V: de waarde van het verschil tussen de seizoensgebonden energie-efficiënties voor ruimteverwarming onder gemiddelde en koudere klimaatomstandigheden, uitgedrukt in %; |
— |
VI: de waarde van het verschil tussen de seizoensgebonden energie-efficiënties voor ruimteverwarming onder warmere en gemiddelde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in %. |
6. PAKKETTEN VAN COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
De productkaart voor een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie bevat de volgende elementen als aangegeven in de punten a) en b):
a) |
de elementen die respectievelijk in afbeelding 1 en afbeelding 3 zijn aangegeven voor de beoordeling van de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van een pakket van combinatieverwarmingstoest el, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, waaronder de volgende informatie:
daarnaast, voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp als hoofdverwarming:
|
b) |
de in afbeelding 5 aangegeven elementen voor de beoordeling van de energie-efficiëntie voor waterverwarming van een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, waarbij de volgende informatie wordt opgenomen:
|
Tabel 5
In het kader van afbeelding 1 van deze bijlage, weging van het ruimteverwarmingstoestel met ketel of het combinatieverwarmingstoestel met ketel als hoofdverwarming en het aanvullend verwarmingstoestel (1)
(2) |
II, pakket zonder warmwatertank |
II, pakket met warmwatertank |
0 |
0 |
0 |
0,1 |
0,30 |
0,37 |
0,2 |
0,55 |
0,70 |
0,3 |
0,75 |
0,85 |
0,4 |
0,85 |
0,94 |
0,5 |
0,95 |
0,98 |
0,6 |
0,98 |
1,00 |
≥ 0,7 |
1,00 |
1,00 |
Tabel 6
In het kader van de afbeeldingen 2 tot en met 4 van deze bijlage, weging van het ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling, het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp, het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp of de lagetemperatuur-warmtepomp als hoofdverwarming en het aanvullend verwarmingstoestel (3)
(4) |
II, pakket zonder warmwatertank |
II, pakket met warmwatertank |
0 |
1,00 |
1,00 |
0,1 |
0,70 |
0,63 |
0,2 |
0,45 |
0,30 |
0,3 |
0,25 |
0,15 |
0,4 |
0,15 |
0,06 |
0,5 |
0,05 |
0,02 |
0,6 |
0,02 |
0 |
≥ 0,7 |
0 |
0 |
Afbeelding 1
Voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen met ketel als hoofdverwarming, het element van de productkaart voor respectievelijk een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie en een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, dat de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van het aangeboden pakket aangeeft
Afbeelding 2
Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling als hoofdverwarming, het element van de productkaart voor een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie dat de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van het aangeboden pakket aangeeft
Afbeelding 3
Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp als hoofdverwarming, het element van de productkaart voor respectievelijk een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie en een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, dat de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van het aangeboden pakket aangeeft
Afbeelding 4
Voor lagetemperatuur-warmtepompen als hoofdverwarming, het element van de productkaart voor een pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, dat de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van het aangeboden pakket aangeeft
Afbeelding 5
Voor combinatieverwarmingstoestellen met ketel als hoofdverwarming en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp als hoofdverwarming, het element van de productkaart voor een pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, dat de energie-efficiëntie voor waterverwarming van het aangeboden pakket aangeeft
(1) De tussenliggende waarden worden berekend door lineaire interpolatie tussen de twee aangrenzende waarden.
(2) Prated is gerelateerd aan het ruimteverwarmingstoestel of het combinatieverwarmingstoestel als hoofdverwarming.
(3) De tussenliggende waarden worden berekend door lineaire interpolatie tussen de twee aangrenzende waarden.
(4) Prated is gerelateerd aan het ruimteverwarmingstoestel of het combinatieverwarmingstoestel als hoofdverwarming.
BIJLAGE V
Technische documentatie
1. RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN
Voor ruimteverwarmingstoestellen omvat de in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van het ruimteverwarmingstoestel die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van het ruimteverwarmingstoestel. |
2. COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN
Voor combinatieverwarmingstoestellen omvat de in artikel 3, lid 2, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van combinatieverwarmingstoestel die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van het combinatieverwarmingstoestel. |
Tabel 7
Technische parameters voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling
Model(len): [informatie ter bepaling van het model/de modellen waarop de informatie betrekking heeft] |
||||||||
ketel met rookgascondensor: [ja/nee] |
||||||||
Lagetemperatuur (2)-ketel: [ja/nee] |
||||||||
B11-ketel: [ja/nee] |
||||||||
Ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling: [ja/nee] |
Indien ja, voorzien van een aanvullend verwarmingstoestel? [ja/nee] |
|||||||
Combinatieverwarmingstoestel: [ja/nee] |
||||||||
Item |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
|
Item |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
Nominale warmteafgifte |
Prated |
x |
kW |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming |
ηs |
x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen: Nuttige warmteafgifte |
Voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen: Nuttig rendement |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte en werking op hoge temperatuur (1) |
P4 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte en werking op hoge temperatuur (1) |
η4 |
x,x |
% |
|
Bij 30 % van de nominale warmteafgifte en werking op lage temperatuur (2) |
P1 |
x,x |
kW |
Bij 30 % van de nominale warmteafgifte en werking op lage temperatuur (2) |
η1 |
x,x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling: Nuttige warmteafgifte |
Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling: Nuttig rendement |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte van een ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met uitgeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
PCHP100+Sup0 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte van een ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met uitgeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
ηCHP100+Sup0 |
x,x |
% |
|
Bij nominale warmteafgifte van ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met ingeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
PCHP100+Sup100 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte van ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met ingeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
ηCHP100+Sup100 |
x,x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling: Elektrisch rendement |
Aanvullend verwarmingstoestel |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte van een ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met uitgeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
ηel,CHP100+Sup0 |
x,x |
% |
Nominale warmteafgifte |
Psup |
x,x |
kW |
|
Bij nominale warmteafgifte van ruimteverwarmingstoestel met warmtekrachtkoppeling met ingeschakeld aanvullend verwarmingstoestel |
ηel,CHP100+Sup100 |
x,x |
% |
Type energietoevoer |
|
|||
Supplementair elektriciteitsverbruik |
Andere items |
|||||||
Bij volledige belasting |
elmax |
x,x |
kW |
Stand-by-warmteverlies |
Pstby |
x,x |
kW |
|
Bij deellast |
elmin |
x,x |
kW |
Energieverbruik van ontstekingsbrander |
Pign |
x,x |
kW |
|
In stand-by-stand |
PSB |
x,xxx |
kW |
Jaarlijks energieverbruik |
QHE |
x |
kWh of GJ |
|
Voor combinatieverwarmingstoestellen: |
||||||||
Opgegeven capaciteitsprofiel |
|
|
Energie-efficiëntie van waterverwarming |
ηwh |
x,x |
% |
||
Dagelijks elektriciteitsverbruik |
Qelec |
x,xxx |
kWh |
Dagelijks brandstofverbruik |
Qfuel |
x,xxx |
kWh |
|
Jaarlijks elektriciteitsverbruik |
AEC |
x |
kWh |
Jaarlijks brandstofverbruik |
AFC |
x |
GJ |
|
Contactgegevens |
Naam en adres van de leverancier. |
Tabel 8
Technische parameters voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
Model(len): [informatie ter bepaling van het model/de modellen waarop de informatie betrekking heeft] |
||||||||
Lucht-water-warmtepomp: [ja/nee] |
||||||||
Water-water-warmtepomp: [ja/nee] |
||||||||
Pekel-water-warmtepomp: [ja/nee] |
||||||||
Lagetemperatuur-warmtepomp: [ja/nee] |
||||||||
Voorzien van een aanvullend verwarmingstoestel: [ja/nee] |
||||||||
Combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp: [ja/nee] |
||||||||
De parameters worden voor middentemperatuur-toepassing aangegeven, behalve in het geval van lagetemperatuur-warmtepompen. Voor lagetemperatuur-warmtepompen worden de parameters voor lagetemperatuur-toepassing aangegeven. |
||||||||
De parameters worden voor gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden aangegeven. |
||||||||
Item |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
|
Item |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
Nominale warmteafgifte (3) |
Prated |
x |
kW |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming |
ηs |
x |
% |
|
Opgegeven verwarmingsvermogen bij deellast, bij een binnentemperatuur van 20 °C en buitentemperatuur Tj |
Opgegeven prestatiecoëfficiënt of primaire energieverhouding bij deellast, bij een binnentemperatuur van 20 °C en buitentemperatuur Tj |
|||||||
Tj = – 7 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = – 7 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = +2 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = +2 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = +7 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = +7 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = + 12 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = +12 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = bivalente temperatuur |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = bivalente temperatuur |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = uiterste bedrijfstemperatuur |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = uiterste bedrijfstemperatuur |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Voor lucht-water-warmtepompen: Tj = – 15 °C (als TOL < – 20 °C) |
Pdh |
x,x |
kW |
Voor lucht-water-warmtepompen: Tj = –15 °C (als TOL < – 20 °C) |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Bivalente temperatuur |
Tbiv |
x |
°C |
Voor lucht-water-warmtepompen: Uiterste bedrijfstemperatuur |
TOL |
x |
°C |
|
Cyclisch-intervalvermogen voor verwarming |
Pcych |
x,x |
kW |
Cyclisch-intervalefficiëntie |
COPcyc of PERcyc |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Verliescoëfficiënt (4) |
Cdh |
x,x |
— |
Uiterste bedrijfstemperatuur verwarmingswater |
WTOL |
x |
°C |
|
Energieverbruik in andere standen dan de actieve modus |
Aanvullend verwarmingstoestel |
|||||||
Uit-stand |
POFF |
x,xxx |
kW |
Nominale warmteafgifte (4) |
Psup |
x,x |
kW |
|
Thermostaat-uit-stand |
PTO |
x,xxx |
kW |
|
|
|||
Stand-by-stand |
PSB |
x,xxx |
kW |
Type energietoevoer |
||||
Carterverwarmingstand |
PCK |
x,xxx |
kW |
|
||||
Andere items |
|
|||||||
Vermogensregeling |
vast/variabel |
Voor lucht-water-warmtepompen: Nominaal luchtdebiet, buiten |
— |
x |
m3/h |
|||
Geluidsvermogensniveau, binnen/buiten |
LWA |
x / x |
dB |
Voor water- of pekel-water-warmtepompen: Nominaal pekel- of waterdebiet, warmtewisselaar buiten |
— |
x |
m3/h |
|
Jaarlijks energieverbruik |
QHE |
x |
kWh of GJ |
|||||
Voor combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp: |
||||||||
Opgegeven capaciteitsprofiel |
x |
|
Energie-efficiëntie van waterverwarming |
ηwh |
X |
% |
||
Dagelijks elektriciteitsverbruik |
Qelec |
x,xxx |
kWh |
Dagelijks brandstofverbruik |
Qfuel |
x,xxx |
kWh |
|
Jaarlijks elektriciteitsverbruik |
AEC |
x |
kWh |
Jaarlijks brandstofverbruik |
AFC |
X |
GJ |
|
Contactgegevens |
Naam en adres van de leverancier. |
3. TEMPERATUURREGELAARS
Voor temperatuurregelaars omvat de in artikel 3, lid 3, onder b), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van de temperatuurregelaar die voldoende is om de regelaar op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de temperatuurregelaar. |
4. ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Voor zonne-energie-installaties omvat de in artikel 3, lid 4, onder b), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van de zonne-energie-installatie die voldoende is om de installatie op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters (voor pompen in het collectorcircuit in voorkomend geval):
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de zonne-energie-installatie. |
5. PAKKETTEN VAN RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Voor pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties, omvat de in artikel 3, lid 5, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die voldoende is voor de eenduidige identificatie ervan; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van het pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie. |
6. PAKKETTEN VAN COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Voor pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties, omvat de in artikel 3, lid 6, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie die voldoende is voor de eenduidige identificatie ervan; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van het pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie. |
(1) Werking op hoge temperatuur betekent een retourtemperatuur van 60 °C bij de inlaat van het verwarmingstoestel en een toevoertemperatuur van 80 °C bij de uitlaat van het verwarmingstoestel.
(2) Lage temperatuur betekent voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel met rookgascondensor een retourtemperatuur van 30 °C, voor lagetemperatuur-ketels 37 °C en voor andere verwarmingstoestellen 50 °C (bij de inlaat van het verwarmingstoestel).
(3) Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, is de nominale warmteafgifte Prated gelijk aan de ontwerpbelasting voor verwarming Pdesignh, en is de nominale warmteafgifte van een aanvullend verwarmingstoestel Psup gelijk aan het aanvullend verwarmingsvermogen sup(Tj).
(4) Als Cdh niet door meting is bepaald, is de standaardverliescoëfficiënt Cdh = 0,9.
BIJLAGE VI
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
daarnaast, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling;
daarnaast, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp:
daarnaast, voor lagetemperatuur-warmtepompen:
|
1.2. |
De informatie waarnaar in punt 1.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
2. COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN
2.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 2, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
daarnaast, voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp:
|
2.2. |
De informatie waarnaar in punt 2.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
3. PAKKETTEN VAN RUIMTEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
3.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 3, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
3.2. |
De informatie waarnaar in punt 3.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
4. PAKKETTEN VAN COMBINATIEVERWARMINGSTOESTELLEN, TEMPERATUURREGELAARS EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
4.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
4.2. |
De informatie waarnaar in punt 4.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
BIJLAGE VII
Metingen en berekeningen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening worden metingen en berekeningen uitgevoerd met gebruikmaking van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek op dit gebied. Deze voldoen aan de in punten 2 tot en met 6 vermelde voorwaarden en technische parameters.
2. Algemene voorwaarden voor metingen en berekeningen
a) |
Ten aanzien van de in punten 3 tot en met 7 aangegeven metingen, is de omgevingstemperatuur binnenshuis op 20 °C ingesteld. |
b) |
Ten aanzien van de in punten 3 tot en met 7 aangegeven berekeningen, wordt het elektriciteitsverbruik vermenigvuldigd met een conversiecoëfficiënt CC van 2,5, tenzij het jaarlijkse elektriciteitsverbruik is uitgedrukt in eindverbruik van energie voor de eindgebruiker, als aangegeven in punt 3, onder b), punt 4, onder g), punt 5, onder e) en punt 6. |
c) |
voor verwarmingstoestellen die van een aanvullend verwarmingstoestel zijn voorzien, wordt bij de metingen en berekeningen van de nominale warmteafgifte, de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, de energie-efficiëntie voor waterverwarming, het geluidsvermogensniveau en de emissies van stikstofoxides het aanvullend verwarmingstoestel in aanmerking genomen. |
d) |
De opgegeven waarden voor nominale warmteafgifte, seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming, energie-efficiëntie voor waterverwarming, jaarlijks energieverbruik en geluidsvermogensniveau worden afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal. |
3. Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en verbruik van ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling
a) |
De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs wordt berekend als de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming in actieve modus ηson , gecorrigeerd met de bijdragen van temperatuurregelaars, supplementair elektriciteitsverbruik, warmteverlies in stand-by-stand, energieverbruik van de ontstekingsbrander (indien van toepassing) en, voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtekrachtkoppeling, gecorrigeerd door toevoeging van het elektrisch rendement vermenigvuldigd met een conversiecoëfficiënt CC van 2,5. |
b) |
Het jaarlijkse energieverbruik QHE in kWh in termen van eindverbruik van energie en/of in GJ in termen van GCV wordt berekend als de verhouding van de jaarlijkse referentievraag naar warmte en de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming. |
4. Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en verbruik van ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
a) |
Voor de bepaling van de nominale prestatiecoëfficiënt COPrated of de nominale primaire energieverhouding PERrated , of het geluidsvermogensniveau, worden als bedrijfsomstandigheden de nominale standaardomstandigheden als aangegeven in tabel 9 en hetzelfde opgegeven verwarmingsvermogen gebruikt. |
b) |
De prestatiecoëfficiënt in actieve modus SCOPon voor gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden wordt berekend op basis van de deellast voor verwarming Ph(Tj), het aanvullend verwarmingsvermogen sup(Tj) (indien van toepassing), en de bin-specifieke prestatiecoëfficiënt COPbin(Tj) of bin-specifieke primaire energieverhouding PERbin(Tj), gewogen met de bin-uren waarvoor de bin-omstandigheden van toepassing zijn, onder de volgende voorwaarden:
|
c) |
De jaarlijkse referentievraag naar warmte QH is de ontwerpbelasting voor verwarming Pdesignh voor gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden, vermenigvuldigd met het jaarlijkse equivalent bedrijfsuren in actieve modus HHE van 2 066, 2 465 en 1 336 voor respectievelijk gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden. |
d) |
Het jaarlijks energieverbruik QHE wordt berekend als de som van:
|
e) |
De seizoensgebonden prestatiecoëfficiënt SCOP of de seizoensgebonden primaire energieverhouding SPER wordt berekend als de verhouding van de jaarlijkse referentievraag naar warmte QH en het jaarlijkse energieverbruik QHE . |
f) |
De seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs wordt berekend als de seizoensgebonden prestatiecoëfficiënt SCOP gedeeld door de conversiecoëfficiënt CC of de seizoensgebonden primaire energieverhouding SPER, gecorrigeerd met de bijdragen van temperatuurregelaars en, voor ruimteverwarmingstoestellen met water-/pekel-water-warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, het elektriciteitsverbruik van één of meerdere grondwaterpompen. |
g) |
Het jaarlijkse energieverbruik QHE in kWh in termen van eindverbruik van energie en/of GJ in termen van GCV wordt berekend als de verhouding van de jaarlijkse referentievraag naar warmte QH en de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs . |
5. Energie-efficiëntie voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen
De energie-efficiëntie voor waterverwarming ηwh van een combinatieverwarmingstoestel wordt berekend als de verhouding tussen de referentie-energie Qref en de voor de productie benodigde energie onder de volgende voorwaarden:
a) |
metingen worden uitgevoerd aan de hand van de in tabel 15 gegeven capaciteitsprofielen; |
b) |
metingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende 24 uursmeetcyclus:
|
c) |
het opgegeven capaciteitsprofiel is het maximale capaciteitsprofiel of het eerste capaciteitsprofiel onder het maximale capaciteitsprofiel; |
d) |
voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp zijn de volgende bijkomende voorwaarden van toepassing:
|
e) |
het jaarlijkse elektriciteitsverbruik AEC in kWh in termen van eindverbruik van energie wordt berekend als het dagelijkse elektriciteitsverbruik Qelec in kWh in termen van eindverbruik van energie, vermenigvuldigd met 220; |
f) |
het jaarlijkse brandstofverbruik AFC in GJ in termen van GCV wordt berekend als het dagelijks brandstofverbruik Qfuel vermenigvuldigd met 220. |
6. Voorwaarden voor metingen en berekeningen voor zonne-energie-installaties
De zonnecollector, de warmwatertank op zonne-energie en de pomp in het collectorcircuit (indien van toepassing) worden afzonderlijk getest. Als de zonnecollector en de warmwatertank op zonne-energie niet afzonderlijk kunnen worden getest, worden zij tezamen getest.
De resultaten worden gebruikt voor de bepaling van het warmhoudverlies S en de berekeningen van de efficiëntie van de collector ηcol , het jaarlijkse aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte Qnonsol voor de capaciteitsprofielen M, L, XL en XXL onder de gemiddelde klimaatomstandigheden die zijn aangegeven in de tabellen 13 en 14, en het jaarlijkse supplementaire elektriciteitsverbruik Qaux in kWh in termen van eindverbruik van energie.
Tabel 9
Nominale standaardomstandigheden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
Warmtebron |
Warmtewisselaar buiten |
Warmtewisselaar binnen |
||||
Klimatologische omstandigheden |
Inlaat-temperatuur droge bol (natte bol) |
Ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, met uitzondering van lagetemperatuur-warmtepompen |
Lagetemperatuur-warmtepompen |
|||
Inlaat-temperatuur |
Uitlaat-temperatuur |
Inlaat-temperatuur |
Uitlaat-temperatuur |
|||
Buitenlucht |
Gemiddeld |
+ 7 °C (+ 6 °C) |
+47 °C |
+55 °C |
+30 °C |
+35 °C |
|
Kouder |
+ 2 °C (+ 1 °C) |
||||
|
Warmer |
+ 14 °C (+ 13 °C) |
||||
Afvoerlucht |
Alles |
+ 20 °C (+ 12 °C) |
||||
|
|
Inlaat-/uitlaat-temperatuur |
||||
Water |
Alles |
+ 10 °C / + 7 °C |
||||
Pekel |
Alles |
0 °C/– 3 °C |
Tabel 10
Referentieontwerpvoorwaarden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, temperaturen in droge-bol-luchttemperatuur (natte-bol-luchttemperatuur aangeduid tussen haakjes)
Klimatologische omstandigheden |
Referentieontwerp-temperatuur |
Bivalente temperatuur |
Uiterste bedrijfstemperatuur |
Tdesignh |
Tbiv |
TOL |
|
Gemiddeld |
– 10 (– 11) °C |
maximaal + 2 °C |
maximaal – 7 °C |
Kouder |
– 22 (– 23) °C |
maximaal – 7 °C |
maximaal – 15 °C |
Warmer |
+ 2 (+ 1) °C |
maximaal + 7 °C |
maximaal + 2 °C |
Tabel 11
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht [m3/h], met een vochtigheidsgraad van 5,5 g/m3
Opgegeven capaciteitsprofiel |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht |
109 |
128 |
128 |
159 |
190 |
870 |
1 021 |
Tabel 12
Europees referentieverwarmingsseizoen onder gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
binj |
Tj [°C] |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
Koudere klimaatomstandigheden |
Warmere klimaatomstandigheden |
Hj [h/annum] |
Hj [h/annum] |
Hj [h/annum] |
||
1 tot en met 8 |
– 30 tot en met – 23 |
0 |
0 |
0 |
9 |
–22 |
0 |
1 |
0 |
10 |
–21 |
0 |
6 |
0 |
11 |
–20 |
0 |
13 |
0 |
12 |
–19 |
0 |
17 |
0 |
13 |
–18 |
0 |
19 |
0 |
14 |
–17 |
0 |
26 |
0 |
15 |
–16 |
0 |
39 |
0 |
16 |
–15 |
0 |
41 |
0 |
17 |
–14 |
0 |
35 |
0 |
18 |
–13 |
0 |
52 |
0 |
19 |
–12 |
0 |
37 |
0 |
20 |
–11 |
0 |
41 |
0 |
21 |
–10 |
1 |
43 |
0 |
22 |
–9 |
25 |
54 |
0 |
23 |
–8 |
23 |
90 |
0 |
24 |
–7 |
24 |
125 |
0 |
25 |
–6 |
27 |
169 |
0 |
26 |
–5 |
68 |
195 |
0 |
27 |
–4 |
91 |
278 |
0 |
28 |
–3 |
89 |
306 |
0 |
29 |
–2 |
165 |
454 |
0 |
30 |
–1 |
173 |
385 |
0 |
31 |
0 |
240 |
490 |
0 |
32 |
1 |
280 |
533 |
0 |
33 |
2 |
320 |
380 |
3 |
34 |
3 |
357 |
228 |
22 |
35 |
4 |
356 |
261 |
63 |
36 |
5 |
303 |
279 |
63 |
37 |
6 |
330 |
229 |
175 |
38 |
7 |
326 |
269 |
162 |
39 |
8 |
348 |
233 |
259 |
40 |
9 |
335 |
230 |
360 |
41 |
10 |
315 |
243 |
428 |
42 |
11 |
215 |
191 |
430 |
43 |
12 |
169 |
146 |
503 |
44 |
13 |
151 |
150 |
444 |
45 |
14 |
105 |
97 |
384 |
46 |
15 |
74 |
61 |
294 |
Totale uren: |
4 910 |
6 446 |
3 590 |
Tabel 13
Gemiddelde dagtemperatuur [°C]
|
januari |
februari |
maart |
april |
mei |
juni |
juli |
augustus |
september |
oktober |
november |
december |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
+2,8 |
+2,6 |
+7,4 |
+12,2 |
+16,3 |
+19,8 |
+21,0 |
+22,0 |
+17,0 |
+11,9 |
+5,6 |
+3,2 |
Tabel 14
Gemiddelde totale zonnestraling [W/m2]
|
januari |
februari |
maart |
april |
mei |
juni |
juli |
augustus |
september |
oktober |
november |
december |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
70 |
104 |
149 |
192 |
221 |
222 |
232 |
217 |
176 |
129 |
80 |
56 |
Tabel 15
Capaciteitsprofielen voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen
h |
3XS |
XXS |
XS |
S |
|||||||||
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:15 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:26 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:05 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:30 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
|
|
|
|
|
|
1,05 |
3 |
35 |
0,42 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:15 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
0,525 |
5 |
45 |
|
21:35 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
0,345 |
2,100 |
2,100 |
2,100 |
Vervolg van tabel 15
Capaciteitsprofielen voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen
H |
M |
L |
XL |
|||||||||
Qtap |
F |
Tm |
Tp |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
1,4 |
6 |
40 |
|
1,4 |
6 |
40 |
|
|
|
|
|
07:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
1,82 |
6 |
40 |
|
07:26 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
07:45 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:25 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
19:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:00 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
21:30 |
1,4 |
6 |
40 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:35 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
5,845 |
11,655 |
19,07 |
Vervolg van tabel 15
Capaciteitsprofielen voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen
h |
XXL |
|||
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
|
|
|
|
07:15 |
1,82 |
6 |
40 |
|
07:26 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:30 |
|
|
|
|
07:45 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:25 |
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
11:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
12:45 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
15:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
16:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
17:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
19:30 |
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
20:46 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
21:00 |
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
21:30 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
21:35 |
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
Qref |
24,53 |
BIJLAGE VIII
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De autoriteiten van de lidstaten passen de volgende controleprocedure toe om te beoordelen of is voldaan aan de in artikelen 3 en 4 vastgelegde eisen:
1. |
De autoriteiten van de lidstaten testen één exemplaar per model van verwarmingstoestel, temperatuurregelaar, zonne-energie-installatie, pakket van ruimteverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie, en pakket van combinatieverwarmingstoestel, temperatuurregelaar en zonne-energie-installatie en verschaffen de informatie over de testresultaten aan de autoriteiten van de andere lidstaten van de EU. |
2. |
Het model is in overeenstemming met de toepasselijke eisen indien:
|
3. |
Wanneer het in punt 2 aangegeven resultaat niet wordt bereikt, selecteren de autoriteiten van de lidstaten drie extra, willekeurig gekozen eenheden van hetzelfde model om dit te testen en verstrekken zij binnen één maand na de test de informatie over de testresultaten aan de autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie. |
4. |
Het model is in overeenstemming met de toepasselijke eisen indien:
|
5. |
Wanneer de onder punt 4 bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen. |
De autoriteiten van de lidstaten passen de in bijlage VII gegeven meet- en berekeningsmethoden toe.
6.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239/83 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 812/2013 VAN DE COMMISSIE
van 18 februari 2013
ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot de etikettering van energiegerelateerde producten die een significant potentieel voor besparingen van energie bieden en die een soortgelijke werking hebben, maar sterk verschillen wat de prestatieniveaus betreft. |
(2) |
De energie die door waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks verbruikt wordt, vormt een groot deel van de totale energievraag in de Unie en de energie-efficiëntie van waterverwarming en het warmhoudverlies van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks met een gelijkaardige functie kunnen sterk uiteenlopen. De mogelijkheden om het energieverbruik ervan te verlagen zijn aanzienlijk en omvatten ook het combineren van waterverwarmingstoestellen met passende zonne-energie-installaties. Daarom dienen eisen voor energie-etikettering van toepassing te zijn op waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties. |
(3) |
Waterverwarmingstoestellen die zijn ontworpen voor gebruikmaking van gasvormige of vloeibare brandstoffen welke overwegend (meer dan 50 %) zijn geproduceerd uit biomassa hebben specifieke technische kenmerken die verdere technische, economische en milieutechnische analysen vergen. Afhankelijk van het resultaat van deze analysen, moeten in voorkomend geval een later stadium etiketteringseisen voor dergelijke waterverwarmingstoestellen worden vastgesteld. |
(4) |
Er moeten geharmoniseerde bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot etikettering en standaardproductinformatie inzake de energie-efficiëntie van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks teneinde de fabrikanten te motiveren om de energie-efficiëntie van deze producten te verhogen, eindgebruikers aan te moedigen energie-efficiënte producten aan te kopen en bij te dragen tot de goede werking van de interne markt. |
(5) |
Wat de aanzienlijke energie- en kostenbesparingen voor elke type waterverwarmingstoestel en voor warmwatertanks betreft, moet bij deze verordening een nieuwe eengemaakte etiketteringsschaal van A tot en met G worden ingevoerd voor conventionele waterverwarmingstoestellen, waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, alsook voor warmwatertanks. Een dynamische klasse A+ dient na twee jaar aan de indeling te worden toegevoegd om de marktpenetratie van de meest efficiënte waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks te versnellen. |
(6) |
Deze verordening moet ervoor zorgen dat consumenten meer nauwkeurige, vergelijkbare gegevens krijgen over de prestatie van waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp in drie Europese klimaatzones. |
(7) |
Het geluidsvermogensniveau van een waterverwarmingstoestel kan voor eindgebruikers een belangrijk element zijn. Informatie over het geluidsvermogensniveau moet worden vermeld op de etiketten van waterverwarmingstoestellen. |
(8) |
Het gecombineerde effect van deze verordening en Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 ter uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft (2), zal naar verwachting een jaarlijkse energiebesparing zijn van naar schatting ongeveer 450 PJ (11 Mtoe) in 2020, wat overeenkomt met ongeveer 26 Mt CO2-emissies, in vergelijking met een situatie waarin geen maatregelen worden genomen. |
(9) |
De op het etiket vermelde informatie moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meet- en berekeningstechnieken, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, de geharmoniseerde normen die met het oog op de vaststelling van eisen voor ecologisch ontwerp op verzoek van de Commissie door Europese normaliseringsinstanties zijn opgesteld, in overeenstemming met de procedures van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (3). |
(10) |
Bij deze verordening moet een eenvormig model worden vastgesteld voor het ontwerp en de inhoud van het productetiket voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks. |
(11) |
Voorts moeten in deze verordening eisen worden vastgesteld voor de productkaart en de technische documentatie van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks. |
(12) |
Bovendien moeten bij deze verordening eisen worden vastgesteld inzake de informatie die moet worden verstrekt bij elke vorm van verkoop op afstand van en alle reclame en technisch promotiemateriaal voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks. |
(13) |
Naast de in deze verordening omschreven productetiketten en de productkaarten voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks moeten een etiket en een kaart voor pakketten, gebaseerd op de productkaarten van de leveranciers, waarborgen dat de eindgebruiker gemakkelijke toegang heeft tot informatie over de energieprestatie van waterverwarmingstoestellen in combinatie met zonne-energie-installaties. Een dergelijke pakket kan de meest efficiënte klasse A+++ bereiken. |
(14) |
Het is passend deze verordening te herzien in het licht van de technologische vooruitgang, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden eisen vastgesteld voor de energie-etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie voor waterverwarmingstoestellen met een nominale warmteafgifte van ≤ 70 kW, warmwatertanks met een opslagvolume van ≤ 500 liter en pakketten van waterverwarmingstoestellen van ≤ 70 kW en zonne-energie-installaties.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
waterverwarmingstoestellen die speciaal zijn ontworpen om op gasvormige of vloeibare brandstoffen te werken die voornamelijk worden geproduceerd uit biomassa; |
b) |
waterverwarmingstoestellen die gebruikmaken van vaste brandstoffen; |
c) |
waterverwarmingstoestellen die binnen de werkingssfeer vallen van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (4); |
d) |
combinatieverwarmingstoestellen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 (5); |
e) |
waterverwarmingstoestellen die niet voldoen aan ten minste het capaciteitsprofiel met de laagste referentie-energie, als gespecificeerd in bijlage VII, tabel 3; |
f) |
waterverwarmingstoestellen die uitsluitend zijn ontworpen voor het bereiden van warme dranken en/of voeding. |
Artikel 2
Definities
In aanvulling op de in artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU vastgestelde definities gelden voor de doeleinden van deze verordening de volgende definities:
1. „waterverwarmingstoestel”: een inrichting die
2. „warmtegenerator”: het onderdeel van een waterverwarmingstoestel dat de warmte genereert via één of meerdere van de volgende processen:
3. „nominale warmteafgifte”: de aangegeven warmteafgifte van het waterverwarmingstoestel bij het voorzien van waterverwarming onder nominale standaardomstandigheden, uitgedrukt in kW;
4. „opslagvolume” (V): het nominale volume van een warmwatertank, uitgedrukt in liter;
5. „nominale standaardomstandigheden”: de functioneringsomstandigheden van waterverwarmingstoestellen voor de vaststelling van de nominale warmteafgifte, de energie-efficiëntie van waterverwarming en het geluidsvermogensniveau, en van warmwatertanks voor de vaststelling van het warmhoudverlies;
6. „biomassa”: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
7. „biobrandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof die gewonnen is uit biomassa;
8. „fossiele brandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof van fossiele oorsprong;
9. „warmwatertank”: een vat voor het opslaan van warm water met als doel het opwarmen van water en/of ruimten, met inbegrip van toebehoren, dat niet is uitgerust met een warmtegenerator, met uitzondering van eventueel één of meerdere reservedompelaars;
10. „reservedompelaar”: een verwarmingselement met elektrische weerstand waarvan de werking berust op het joule-effect, dat onderdeel is van een warmwatertank en dat uitsluitend warmte genereert wanneer de werking van de externe warmtebron verstoord is (zoals tijdens onderhoud) of wanneer die bron buiten werking is, of dat onderdeel is van een warmwatertank op zonne-energie, dat warmte opwekt wanneer de energiebron op zonne-energie niet toereikend is om voor het vereiste comfortniveau te zorgen;
11. „zonne-energie-installatie”: een systeem uitsluitend op zonne-energie, een zonnecollector, een warmwatertank op zonne-energie of een pomp in het collectorcircuit, dat afzonderlijk in de handel wordt gebracht;
12. „systeem uitsluitend op zonne-energie”: een installatie die is uitgerust met één of meerdere zonnecollectoren en warmwatertanks op zonne-energie, en eventuele pompen in het collectorcircuit en andere onderdelen, die in de handel wordt gebracht als één eenheid en is niet uitgerust met een warmtegenerator, met uitzondering van eventueel één of meerdere reservedompelaars;
13. „pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie”: een combinatie die aan de eindgebruiker wordt aangeboden met één of meerdere waterverwarmingstoestellen en één of meerdere zonne-energie-installaties;
14. „energie-efficiëntie van waterverwarming” (ηwh ): de verhouding tussen de nuttige energie die door een waterverwarmingstoestel of een pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie geleverd wordt en de energie die nodig is voor het genereren van die energie, uitgedrukt in %;
15. „geluidsvermogensniveau” (LWA ): het A-gewogen geluidsvermogensniveau, binnen en/of buiten, uitgedrukt in dB;
16. „warmhoudverlies” (S): het verwarmingsvermogen dat een warmwatertank bij bepaalde water- en omgevingstemperaturen verliest, uitgedrukt in W;
17. „waterverwarmingstoestel met warmtepomp”: een waterverwarmingstoestel dat omgevingswarmte van een luchtbron, waterbron of grondbron, en/of afvalwarmte gebruikt voor het opwekken van warmte.
Voor de doeleinden van de bijlagen II tot en met IX worden bijkomende definities vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers en tijdschema
1. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die waterverwarmingstoestellen in de handel brengen en/of installeren, inclusief waterverwarmingstoestellen die geïntegreerd zijn in pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties, dat:
a) |
een gedrukt etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 1.1 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elk waterverwarmingstoestel volgens de energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming die in punt 1 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, het afgedrukte etiket ten minste bij de verpakking van de warmtegenerator verstrekt wordt; voor waterverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede etiket dat in overeenstemming is met het formaat en de inhoud die in punt 3 van bijlage III zijn vastgesteld, voor elk waterverwarmingstoestel verstrekt wordt; |
b) |
een productkaart, zoals bepaald in punt 1 van bijlage IV, verstrekt wordt voor elk waterverwarmingstoestel, waarbij: voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, de productkaart ten minste voor de warmtegenerator verstrekt wordt; voor waterverwarmingstoestellen die bedoeld zijn om in een pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie te worden gebruikt, een tweede productkaart zoals bepaald in punt 4 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
c) |
de in punt 1 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie verstrekt wordt; |
d) |
reclame met betrekking tot een specifiek model van waterverwarmingstoestel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van waterverwarmingstoestel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden vermeld wordt; |
Vanaf 26 september 2017 wordt een gedrukt etiket dat voldoet aan het formaat en de inhoud die in punt 1.2 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt voor elk waterverwarmingstoestel volgens de energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming die in punt 1 van bijlage II zijn vastgesteld, waarbij: voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, het afgedrukte etiket ten minste bij de verpakking van de warmtegenerator verstrekt wordt.
2. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die warmwatertanks in de handel brengen en/of installeren, dat:
a) |
een gedrukt etiket dat voldoet aan het formaat en de inhoud die in punt 2.1 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt wordt voor elke warmwatertank volgens de energie-efficiëntieklassen die in punt 2 van bijlage II zijn vastgesteld; |
b) |
een productkaart, zoals vastgesteld in punt 2 van bijlage IV, verstrekt wordt; |
c) |
de in punt 2 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie verstrekt wordt; |
d) |
reclame voor een specifiek model van warmwatertank die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse van dat model bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van warmwatertank waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model vermeld wordt; |
Vanaf 26 september 2017 wordt een gedrukt etiket dat voldoet aan het formaat en de inhoud die in punt 2.2 van bijlage III zijn vastgesteld, verstrekt voor elke warmwatertank volgens de energie-efficiëntieklassen die zijn vastgesteld in punt 2 van bijlage II.
3. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die zonne-energie-installaties in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
een productkaart, zoals vastgesteld in punt 3 van bijlage IV, wordt verstrekt; |
b) |
de in punt 3 van bijlage V bedoelde technische documentatie op verzoek aan de instanties van de lidstaten en aan de Commissie wordt verstrekt. |
4. Vanaf 26 september 2015 waarborgen de leveranciers die pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties in de handel brengen en/of installeren dat:
a) |
voor elk pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie dat in overeenstemming is met de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming als omschreven in punt 1 van bijlage II, een gedrukt etiket overeenkomstig het formaat en de informatie-inhoud als omschreven in punt 3 van bijlage III wordt verstrekt; |
b) |
voor elk pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie een productkaart als omschreven in punt 4 van bijlage IV wordt verstrekt; |
c) |
op verzoek aan de autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie de technische documentatie, als bedoeld in punt 4 van bijlage V wordt verstrekt; |
d) |
reclame voor een specifiek pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
e) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
1. Handelaars in waterverwarmingstoestellen zien erop toe dat:
a) |
op elk waterverwarmingstoestel in het verkooppunt het op grond van artikel 3, lid 1, door de leveranciers verstrekte etiket, zoals vastgesteld in punt 1 van bijlage III, duidelijk zichtbaar is aangebracht op de buitenzijde van de voorkant van het apparaat; |
b) |
waterverwarmingstoestellen die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het waterverwarmingstoestel vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 1 van bijlage VI door te leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek model van waterverwarmingstoestel die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van een waterverwarmingstoestel waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
2. Handelaars in warmwatertanks zien erop toe dat:
a) |
op elke warmwatertank in het verkooppunt het op grond van artikel 3, lid 2, door de leveranciers verstrekte etiket, zoals vastgesteld in punt 2 van bijlage III, duidelijk zichtbaar is aangebracht op de buitenzijde van de voorkant van het apparaat; |
b) |
warmwatertanks die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker de warmwatertank vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 2 van bijlage VI door te leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
reclame voor een specifiek model van warmwatertank die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse van dat model bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek model van een warmwatertank waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
3. Handelaars in pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties zien erop toe, zich daarbij baserend op het etiket en de productkaarten die door leveranciers overeenkomstig artikel 3, leden 1, 3 en 4, zijn verstrekt, dat:
a) |
wanneer een specifiek pakket wordt aangeboden, de energie-efficiëntie van waterverwarming en de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat pakket, onder de toepasselijke gemiddelde, koudere of warmere klimaatomstandigheden, vermeld worden door bij het pakket het etiket te plaatsen dat in punt 3 van bijlage III is vastgesteld, en door de productkaart te verstrekken die in punt 4 van bijlage IV is vastgesteld, naar behoren ingevuld op grond van de kenmerken van het pakket; |
b) |
pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden waarbij de eindgebruiker het pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig punt 3 van bijlage VI te verstrekken informatie; |
c) |
reclame met betrekking tot een specifiek pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevat, een verwijzing naar de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden bevat; |
d) |
in al het technische promotiemateriaal voor een specifiek pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van dat model onder gemiddelde klimaatomstandigheden wordt vermeld. |
Artikel 5
Meet- en berekeningsmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meet- en berekeningsmethoden, waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meet- en berekeningsmethoden, zoals uiteengezet in bijlage VII en bijlage VIII.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Wanneer de lidstaten een beoordeling maken van de conformiteit van de opgegeven energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming, de energie-efficiëntie van waterwarming, het jaarlijkse energieverbruik en het geluidsvermogensniveau van waterverwarmingstoestellen, en de opgegeven energie-efficiëntieklasse en het warmhoudverlies van warmwatertanks, passen zij de in bijlage IX vastgestelde procedure toe.
Artikel 7
Evaluatie
Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang. Bij deze evaluatie worden met name grote wijzigingen in de marktaandelen van de verschillende soorten toestellen en de toereikendheid van de productkaart en het etiket voor pakketten, zoals vastgesteld in punt 3 van bijlage III en punt 4 van bijlage IV, beoordeeld.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) Zie bladzijde 162 van dit Publicatieblad.
(3) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(4) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(5) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met IX
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met IX zijn de volgende definities van toepassing:
1. „conventioneel waterverwarmingstoestel”: een waterverwarmingstoestel dat warmte opwekt door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen en/of het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
2. „waterverwarmingstoestel op zonne-energie”: een waterverwarmingstoestel uitgerust met één of meerdere zonnecollectoren, warmwatertanks op zonne-energie, warmtegeneratoren en eventuele pompen in het collectorcircuit en andere onderdelen; een waterverwarmingstoestel op zonne-energie wordt in de handel gebracht als één eenheid;
3. „capaciteitsprofiel”: een bepaalde reeks wateronttrekkingen, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII; elk waterverwarmingstoestel voldoet aan ten minste één capaciteitsprofiel;
4. „wateronttrekking”: een gegeven combinatie van nuttige waterstroomsnelheid, nuttige watertemperatuur, nuttige energie-inhoud en piektemperatuur, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
5. „nuttige waterstroomsnelheid” (f): de minimale stroomsnelheid, uitgedrukt in liter per minuut, waarbij warm water bijdraagt aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
6. „nuttige watertemperatuur” (Tm ): de watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, waarbij warm water begint bij te dragen aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
7. „nuttige energie-inhoud” (Qtap ): de energie-inhoud van warm water, uitgedrukt in kWh, afgegeven bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan de nuttige watertemperatuur, en bij waterstroomsnelheden gelijk aan of hoger dan de nuttige waterstroomsnelheid, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
8. „energie-inhoud van warm water”: het product van de specifieke warmtecapaciteit van water, het gemiddelde temperatuurverschil tussen de output van warm water en de input van koud water, en de totale massa van het afgegeven warm water;
9. „piektemperatuur” (Tp ): de minimale watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, die tijdens wateronttrekking moet worden bereikt, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
10. „referentie-energie” (Qref ): de som van de nuttige energie-inhoud van wateronttrekkingen, uitgedrukt in kWh, in een bepaald capaciteitsprofiel, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage VII;
11. „maximaal capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel met de grootste referentie-energie die een waterverwarmingstoestel kan afgeven, waarbij wordt voldaan aan de temperatuur- en stroomsnelheidsvoorwaarden van dat capaciteitsprofiel;
12. „opgegeven capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel dat toegepast wordt bij het bepalen van de energie-efficiëntie van waterverwarming;
13. „omrekeningscoëfficiënt” (CC): een coëfficiënt die de geraamde gemiddelde EU-opwekkingsefficiëntie van 40 % weerspiegelt als bedoeld in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (1); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 2,5;
14. „dagelijks elektriciteitsverbruik” (Qelec ): het verbruik van elektriciteit gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en in bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
15. „dagelijks brandstofverbruik” (Qfuel ): het verbruik van brandstoffen gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en in bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in kWh in termen van GCV, en voor de toepassing van punt 4 in bijlage VIII uitgedrukt in GJ in termen van GCV;
16. „bovenste verbrandingswaarde” (GCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een hoeveelheid brandstof per eenheid als deze volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van waterdamp in de brandstof en van waterdamp die ontstaat door de verbranding van waterstof in de brandstof;
17. „slimmecontrolemechanisme”: een apparaat dat het waterverwarmingsvoorzieningsproces automatisch afstemt op het individuele gebruik met als doel het energieverbruik te verminderen;
18. „naleving van slimme controle” (smart): de mate waarin een met slimmecontrolemechanismen uitgerust waterverwarmingstoestel voldoet aan het in punt 5 van bijlage VIII neergelegde criterium;
19. „slimmecontrolefactor” (SCF): de energie-efficiëntietoename van waterverwarming door slimme controle volgens de in punt 3 van bijlage VII genoemde voorwaarden;
20. „wekelijks elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen” (Qelec,week,smart ): het wekelijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel met ingeschakelde slimmecontrolefunctie, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
21. „wekelijks brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen” (Qfuel,week,smart ): het wekelijkse brandstofverbruik van een waterverwarmingstoestel met ingeschakelde slimmecontrolefunctie, uitgedrukt in kWh in termen van GCV;
22. „wekelijks elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen” (Qelec,week ): het wekelijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
23. „wekelijks brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen” (Qfuel,week ): het wekelijkse brandstofverbruik van een waterverwarmingstoestel met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie, uitgedrukt in kWh in termen van GCV;
24. „jaarlijks elektriciteitsverbruik” (AEC): het jaarlijkse verbruik van elektriciteit door een waterverwarmingstoestel volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en in bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
25. „jaarlijks brandstofverbruik” (AFC): het jaarlijkse verbruik van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen door een waterverwarmingstoestel volgens het opgegeven capaciteitsprofiel en in bepaalde klimaatomstandigheden, uitgedrukt in GJ in termen van GCV;
26. „omgevingscorrectieterm” (Qcor ): een term die rekening houdt met het feit dat de plaats waar het waterverwarmingstoestel is geïnstalleerd geen isotherme plaats is, uitgedrukt in kWh;
27. „warmteverlies in stand-by-stand” (Pstby ): het warmteverlies van een waterverwarmingstoestel met warmtepomp in bedrijfsstanden zonder warmtevraag, uitgedrukt in kW;
28. „gemiddelde klimaatomstandigheden”, „koudere klimaatomstandigheden” en „warmere klimaatomstandigheden”: de omstandigheden op het gebied van temperatuur en totale zonnestraling die kenmerkend zijn voor respectievelijk de steden Straatsburg, Helsinki en Athene;
29. „jaarlijks energieverbruik” (Qtota ): het jaarlijkse energieverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, uitgedrukt in kWh in termen van primaire energie en/of kWh in termen van GCV;
30. „jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte” (Qnonsol ): het jaarlijkse aandeel elektriciteit (uitgedrukt in kWh in termen van primaire energie) en/of brandstof (uitgedrukt in kWh in termen van GCV) in de output van nuttige warmte van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie of een pakket bestaande uit een waterverwarmingstoestel en een zonne-energie-installatie, waarbij rekening wordt gehouden met de jaarlijkse hoeveelheid warmte die door de zonnecollector wordt opgevangen en met het warmteverlies van de warmwatertank op zonne-energie;
31. „zonnecollector”: een apparaat voor het absorberen van de totale zonnestraling en het overdragen van de aldus geproduceerde warmte-energie aan een vloeistof die er doorheen loopt; deze wordt gekenmerkt door het apertuuroppervlak van de collector, de efficiëntie bij nulverlies, de primaire coëfficiënt, de secundaire coëfficiënt en de instralingshoekmodifier;
32. „totale zonnestraling”: de hoeveelheid totale binnenkomende zonne-energie, zowel rechtstreeks als diffuus, op een collectorpaneel met een hellingshoek van 45 graden en op het zuiden gericht op het aardoppervlak, uitgedrukt in W/m2;
33. „apertuuroppervlak van de collector” (Asol ): het maximale bestraalde oppervlak waardoor ongeconcentreerde zonnestraling de collector binnenkomt, uitgedrukt in m2;
34. „efficiëntie bij nulverlies” (η0 ): de efficiëntie van de zonnecollector wanneer de gemiddelde vloeistoftemperatuur van de zonnecollector gelijk is aan de omgevingstemperatuur;
35. „primaire coëfficiënt” (a1 ): de warmteverliescoëfficiënt van een zonnecollector, uitgedrukt in W/(m2 K);
36. „secundaire coëfficiënt” (a2 ): de coëfficiënt die de temperatuurafhankelijkheid van de primaire coëfficiënt meet, uitgedrukt in W/(m2 K2);
37. „instralingshoekmodifier” (IAM): de verhouding tussen de output van nuttige warmte van de zonnecollector bij een gegeven instralingshoek en de output van nuttige warmte ervan bij een instralingshoek van 0 graden;
38. „instralingshoek”: de hoek tussen de richting naar de zon en de richting loodrecht op het apertuuroppervlak van de collector;
39. „warmwatertank op zonne-energie”: een warmwatertank waarin warmte-energie wordt opgeslagen die door één of meer zonnecollectoren wordt geproduceerd;
40. „energie-efficiëntie van waterverwarming door een warmtegenerator” (ηwh,nonsol ): de energie-efficiëntie van waterverwarming door een warmtegenerator die deel uitmaakt van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, uitgedrukt in %, bepaald onder gemiddelde klimaatomstandigheden en zonder gebruikmaking van input van zonnewarmte;
41. „supplementair elektriciteitsverbruik” (Qaux ), in het kader van afbeelding 1 wordt hiernaar verwezen als „supplementaire stroom”: het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie of van een systeem uitsluitend op zonne-energie dat is toe te schrijven aan het energieverbruik van de pomp en het energieverbruik in stand-by-stand, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
42. „energieverbruik van de pomp” (solpump): het nominale elektriciteitsverbruik van de pomp in het collectorcircuit van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie of van een systeem uitsluitend op zonne-energie, uitgedrukt in W;
43. „energieverbruik in stand-by-stand” (solstandby): het nominale elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie of van een systeem uitsluitend op zonne-energie wanneer de pomp en de warmtegenerator niet werken, uitgedrukt in W;
44. „typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een waterverwarmingstoestel, van een warmwatertank, van een zonne-energie-installatie of van een pakket van waterverwarmingstoestel met zonne-energie-installatie van een ander model met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciers- of handelaarsnaam wordt onderscheiden.
BIJLAGE II
Energie-efficiëntieklassen
1. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN VOOR WATERVERWARMING VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
De energie-efficiëntieklasse voor waterverwarming van een waterverwarmingstoestel wordt bepaald op basis van de energie-efficiëntie van waterverwarming door het toestel zoals vastgesteld in tabel 1.
De energie-efficiëntie van waterverwarming door een waterverwarmingstoestel wordt voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp onder gemiddelde klimaatomstandigheden berekend in overeenstemming met punt 3 van bijlage VIII.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklassen van waterverwarming door waterverwarmingstoestellen, ingedeeld op basis van opgegeven capaciteitsprofielen, ηwh in %
|
3XS |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
A+++ |
ηwh ≥ 62 |
ηwh ≥ 62 |
ηwh ≥ 69 |
ηwh ≥ 90 |
ηwh ≥ 163 |
ηwh ≥ 188 |
ηwh ≥ 200 |
ηwh ≥ 213 |
A++ |
53 ≤ ηwh < 62 |
53 ≤ ηwh < 62 |
61 ≤ ηwh < 69 |
72 ≤ ηwh < 90 |
130 ≤ ηwh < 163 |
150 ≤ ηwh < 188 |
160 ≤ ηwh < 200 |
170 ≤ ηwh < 213 |
A+ |
44 ≤ ηwh < 53 |
44 ≤ ηwh < 53 |
53 ≤ ηwh < 61 |
55 ≤ ηwh < 72 |
100 ≤ ηwh < 130 |
115 ≤ ηwh < 150 |
123 ≤ ηwh < 160 |
131 ≤ ηwh < 170 |
A |
35 ≤ ηwh < 44 |
35 ≤ ηwh < 44 |
38 ≤ ηwh < 53 |
38 ≤ ηwh < 55 |
65 ≤ ηwh < 100 |
75 ≤ ηwh < 115 |
80 ≤ ηwh < 123 |
85 ≤ ηwh < 131 |
B |
32 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 35 |
35 ≤ ηwh < 38 |
35 ≤ ηwh < 38 |
39 ≤ ηwh < 65 |
50 ≤ ηwh < 75 |
55 ≤ ηwh < 80 |
60 ≤ ηwh < 85 |
C |
29 ≤ ηwh < 32 |
29 ≤ ηwh < 32 |
32 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 35 |
36 ≤ ηwh < 39 |
37 ≤ ηwh < 50 |
38 ≤ ηwh < 55 |
40 ≤ ηwh < 60 |
D |
26 ≤ ηwh < 29 |
26 ≤ ηwh < 29 |
29 ≤ ηwh < 32 |
29 ≤ ηwh < 32 |
33 ≤ ηwh < 36 |
34 ≤ ηwh < 37 |
35 ≤ ηwh < 38 |
36 ≤ ηwh < 40 |
E |
22 ≤ ηwh < 26 |
23 ≤ ηwh < 26 |
26 ≤ ηwh < 29 |
26 ≤ ηwh < 29 |
30 ≤ ηwh < 33 |
30 ≤ ηwh < 34 |
30 ≤ ηwh < 35 |
32 ≤ ηwh < 36 |
F |
19 ≤ ηwh < 22 |
20 ≤ ηwh < 23 |
23 ≤ ηwh < 26 |
23 ≤ ηwh < 26 |
27 ≤ ηwh < 30 |
27 ≤ ηwh < 30 |
27 ≤ ηwh < 30 |
28 ≤ ηwh < 32 |
G |
ηwh < 19 |
ηwh < 20 |
ηwh < 23 |
ηwh < 23 |
ηwh < 27 |
ηwh < 27 |
ηwh < 27 |
ηwh < 28 |
2. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN VAN WARMWATERTANKS
De energie-efficiëntieklasse van een warmwatertank wordt bepaald op basis van het warmhoudverlies zoals vastgesteld in tabel 2.
Tabel 2
Energie-efficiëntieklassen van warmwatertanks
Energie-efficiëntieklasse |
Warmhoudverlies S in Watt, met opslagvolume V in liter |
A+ |
|
A |
|
B |
|
C |
|
D |
|
E |
|
F |
|
G |
|
BIJLAGE III
De etiketten
1. WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. Etiket 1
1.1.1. Conventionele waterverwarmingstoestellen in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor conventionele waterverwarmingstoestellen is in overeenstemming met punt 4 van deze bijlage. |
1.1.2. Waterverwarmingstoestellen op zonne-energie in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie is in overeenstemming met punt 5 van deze bijlage. |
1.1.3. Waterverwarmingstoestellen met warmtepomp in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp is in overeenstemming met punt 6 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een „EU-milieukeur” is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
1.2. Etiket 2
1.2.1. Conventionele waterverwarmingstoestellen in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+ tot en met F
a) |
De in punt 1.1.1, onder a), van deze bijlage genoemde informatie moet worden vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor conventionele waterverwarmingstoestellen moet overeenstemmen met punt 4 van deze bijlage. |
1.2.2. Waterverwarmingstoestellen op zonne-energie in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+ tot en met F
a) |
De in punt 1.1.2, onder a), van deze bijlage genoemde informatie moet worden vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie moet overeenstemmen met punt 5 van deze bijlage. |
1.2.3. Waterverwarmingstoestellen met warmtepomp in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+ tot en met F
a) |
De in punt 1.1.3, onder a), van deze bijlage genoemde informatie moet worden vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp moet overeenstemmen met punt 6 van deze bijlage. |
2. WARMWATERTANKS
2.1. Etiket 1 voor warmwatertanks in energie-efficiëntieklassen A tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor warmwatertanks moet overeenstemmen met punt 7 van deze bijlage. |
2.2. Etiket 2 voor warmwatertanks in energie-efficiëntieklassen A + tot en met F
a) |
De in punt 2.1, onder a), van deze bijlage genoemde informatie moet worden vermeld op het etiket. |
b) |
Het ontwerp van het etiket voor warmwatertanks moet overeenstemmen met punt 7 van deze bijlage. |
3. PAKKETTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Etiket voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+++ tot en met G
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties dient overeen te stemmen met punt 8 van deze bijlage. Voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties in energie-efficiëntieklassen voor waterverwarming A+++ tot en met D, kunnen de laagste klassen E tot en met G in de schaal van A+++ tot en met G weggelaten worden. |
4. Het ontwerp van het etiket voor conventionele waterverwarmingstoestellen is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
5. Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
6. Het ontwerp van het etiket voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
7. Het ontwerp van het etiket voor warmwatertanks is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 105 mm breed en 200 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
8. Het ontwerp van het etiket voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
a) |
Het etiket moet ten minste 210 mm breed en 297 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel en 0 % zwart. |
d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
BIJLAGE IV
Productkaart
1. WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. |
De informatie op de productkaart van het waterverwarmingstoestel wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
|
1.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van waterverwarmingstoestellen die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
1.3. |
De op de productkaart vermelde gegevens kunnen worden vermeld door een kopie van het etiket in kleur of zwart-wit af te beelden. In dat geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1.1 verstrekt. |
2. WARMWATERTANKS
2.1. |
De informatie op de productkaart van de warmwatertank wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
|
2.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van warmwatertanks die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
2.3. |
De op de productkaart vermelde gegevens kunnen worden vermeld door een kopie van het etiket in kleur of zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 2.1 verstrekt. |
3. ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
3.1. |
De informatie op de productkaart van de zonne-energie-installatie wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd (voor pompen in het collectorcircuit, indien van toepassing):
|
3.2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen van zonne-energie-installaties die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
4. PAKKETTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
De productkaart voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties bevat de in afbeelding 1 vastgestelde elementen voor de beoordeling van de energie-efficiëntie van waterverwarming door een combinatie van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie, waarbij de volgende gegevens moeten worden vermeld:
— |
I: de waarde van de energie-efficiëntie van waterverwarming door het waterverwarmingstoestel, uitgedrukt in %; |
— |
II: de waarde van de wiskundige uitdrukking , waarbij Qref uit tabel 3 in bijlage VII wordt gehaald en Qnonsol van de productkaart van de zonne-energie-installatie voor het opgegeven capaciteitsprofiel M, L, XL of XXL van het waterverwarmingstoestel wordt afgelezen; |
— |
III: de waarde van de wiskundige uitdrukking , uitgedrukt in %, waarbij Qaux wordt afgelezen van de productkaart van de zonne-energie-installatie en Q ref wordt gehaald uit tabel 3 in bijlage VII voor het opgegeven capaciteitsprofiel M, L, XL of XXL. |
Figuur 1
Productkaart voor een pakket bestaande uit een waterverwarmingstoestel met een zonne-energie-installatie, waarop de energie-efficiëntie van waterverwarming door het pakket wordt vermeld
BIJLAGE V
Technische documentatie
1. WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
Voor waterverwarmingstoestellen omvat de in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van het waterverwarmingstoestel die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
de resultaten van de metingen voor de in punt 7 van bijlage VII genoemde technische parameters; |
g) |
de resultaten van de berekeningen voor de in punt 2 van bijlage VIII genoemde technische parameters; |
h) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de waterverwarmingstoestel. |
2. WARMWATERTANKS
Voor warmwatertanks omvat de in artikel 3, lid 2, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van warmwatertank die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
de resultaten van de metingen voor de in punt 8 van bijlage VII genoemde technische parameters; |
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de warmwatertank. |
3. ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Voor zonne-energie-installaties omvat de in artikel 3, lid 3, onder b), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het model van zonne-energie-installatie die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
de resultaten van de metingen voor de in punt 9 van bijlage VII genoemde technische parameters; |
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de zonne-energie-installatie. |
4. PAKKETTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
Voor pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties omvat de in artikel 3, lid 4, onder c), bedoelde technische documentatie:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een beschrijving van het pakket van waterverwarmingstoestel met zonne-energie-installatie die voldoende is om het op eenduidige wijze te identificeren; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
technische parameters:
|
g) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van het pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie. |
BIJLAGE VI
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie:
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
|
1.2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in punt 1 van bijlage IV vermelde vorm en volgorde. |
1.3. |
De informatie waarnaar in punten 1.1 en 1.2 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
2. WARMWATERTANKS
2.1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 2, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2.2. |
Alle informatie waarnaar in punt 2.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
3. PAKKETTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN EN ZONNE-ENERGIE-INSTALLATIES
3.1. |
De in artikel 4, lid 3, onder b), bedoelde informatie wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
3.2. |
Alle informatie waarnaar in punt 3.1 wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld. |
BIJLAGE VII
Metingen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening worden metingen verricht aan de hand van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende moderne methoden op dit gebied. Zij voldoen aan de in punten 2 tot en met 9 vermelde voorwaarden en technische parameters.
2. Algemene voorwaarden voor het testen van waterverwarmingstoestellen:
a) |
metingen worden uitgevoerd aan de hand van de in tabel 3 gegeven capaciteitsprofielen; |
b) |
metingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende 24-uursmeetcyclus:
|
c) |
het opgegeven capaciteitsprofiel is het maximale capaciteitsprofiel of het eerste capaciteitsprofiel onder het maximale capaciteitsprofiel. |
Tabel 3
Capaciteitsprofielen van waterverwarmingstoestellen
H |
3XS |
XXS |
XS |
S |
|||||||||
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:15 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:26 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:05 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:30 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
|
|
|
|
|
|
1,05 |
3 |
35 |
0,42 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:15 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
0,525 |
5 |
45 |
|
21:35 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
0,345 |
2,100 |
2,100 |
2,100 |
Vervolg van tabel 3
Capaciteitsprofielen van waterverwarmingstoestellen
H |
M |
L |
XL |
|||||||||
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/mn |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
1,4 |
6 |
40 |
|
1,4 |
6 |
40 |
|
|
|
|
|
07:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
1,82 |
6 |
40 |
|
07:26 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
07:45 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:25 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
19:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:00 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
21:30 |
1,4 |
6 |
40 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:35 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
5,845 |
11,655 |
19,07 |
Vervolg van tabel 3
Capaciteitsprofielen van waterverwarmingstoestellen
H |
XXL |
|||
Qtap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
|
|
|
|
07:15 |
1,82 |
6 |
40 |
|
07:26 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:30 |
|
|
|
|
07:45 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:25 |
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
11:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
12:45 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
15:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
16:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
17:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
19:30 |
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
20:46 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
21:00 |
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
21:30 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
21:35 |
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
Qref |
24,53 |
3. Voorwaarden voor het testen van de naleving van slimme controle (smart) van waterverwarmingstoestellen
Wanneer de leverancier het aangewezen acht de waarde van smart als „1” aan te geven, worden metingen van het wekelijkse elektriciteits- en/of brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen en het wekelijkse elektriciteits- en/of brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen uitgevoerd aan de hand van de volgende meetcyclus van twee weken:
— |
dag 1 tot en met 5: willekeurige reeks capaciteitsprofielen gekozen uit het opgegeven capaciteitsprofiel en het capaciteitsprofiel één onder het opgegeven capaciteitsprofiel, en met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 6 en 7: geen wateronttrekkingen, en met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 8 tot en met 12: herhaling van dezelfde reeks die werd toegepast voor dag 1 tot en met 5, en met ingeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 13 en 14: geen wateronttrekkingen, en met ingeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
het verschil tussen de tijdens dag 1 tot en met 7 gemeten nuttige energie-inhoud en de tijdens dag 8 tot en met 14 gemeten nuttige energie-inhoud bedraagt niet meer dan 2 % van Qref van het opgegeven capaciteitsprofiel. |
4. Voorwaarden voor het testen van waterverwarmingstoestellen op zonne-energie
De zonnecollector, de warmwatertank op zonne-energie, de pomp in het collectorcircuit (indien van toepassing) en het verwarmingstoestel worden afzonderlijk getest. Indien de zonnecollector en de warmwatertank op zonne-energie niet afzonderlijk kunnen worden getest, worden zij tezamen getest. Het verwarmingstoestel wordt getest volgens de in punt 2 van deze bijlage genoemde voorwaarden.
De resultaten worden gebruikt voor de in punt 3, onder b), van bijlage VIII genoemde berekeningen volgens de voorwaarden in tabellen 4 en 5. Met het oog op de vaststelling van Qtota wordt de efficiëntie van het verwarmingstoestel aan de hand van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand verondersteld 100/CC te zijn, uitgedrukt in %.
5. Voorwaarden voor het testen van waterverwarmingstoestellen met warmtepomp
— |
waterverwarmingstoestellen met warmtepomp worden getest volgens de voorwaarden in tabel 6; |
— |
waterverwarmingstoestellen met warmtepomp die ventilatieafvoerlucht als warmtebron gebruiken, worden getest volgens de voorwaarden in tabel 7. |
6. Voorwaarden voor het testen van zonne-energie-installaties
De zonnecollector, de warmwatertank op zonne-energie en de pomp in het collectorcircuit (indien van toepassing) worden afzonderlijk getest. Indien de zonnecollector en de warmwatertank op zonne-energie niet afzonderlijk kunnen worden getest, worden zij tezamen getest.
De resultaten worden gebruikt voor het berekenen van Qnonsol voor de capaciteitsprofielen M, L, XL en XXL in de in tabel 4 en 5 vastgestelde gemiddelde klimaatomstandigheden en voor het berekenen van Qaux .
Tabel 4
Gemiddelde dagtemperatuur [°C]
|
Januari |
Februari |
Maart |
April |
Mei |
Juni |
Juli |
Augustus |
September |
Oktober |
November |
December |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
+2,8 |
+2,6 |
+7,4 |
+12,2 |
+16,3 |
+19,8 |
+21,0 |
+22,0 |
+17,0 |
+11,9 |
+5,6 |
+3,2 |
Koudere klimaatomstandigheden |
–3,8 |
–4,1 |
–0,6 |
+5,2 |
+11,0 |
+16,5 |
+19,3 |
+18,4 |
+12,8 |
+6,7 |
+1,2 |
–3,5 |
Warmere klimaatomstandigheden |
+9,5 |
+10,1 |
+11,6 |
+15,3 |
+21,4 |
+26,5 |
+28,8 |
+27,9 |
+23,6 |
+19,0 |
+14,5 |
+10,4 |
Tabel 5
Gemiddelde totale zonnestraling [W/m2]
|
Januari |
Februari |
Maart |
April |
Mei |
Juni |
Juli |
Augustus |
September |
Oktober |
November |
December |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
70 |
104 |
149 |
192 |
221 |
222 |
232 |
217 |
176 |
129 |
80 |
56 |
Koudere klimaatomstandigheden |
22 |
75 |
124 |
192 |
234 |
237 |
238 |
181 |
120 |
64 |
23 |
13 |
Warmere klimaatomstandigheden |
128 |
137 |
182 |
227 |
248 |
268 |
268 |
263 |
243 |
175 |
126 |
109 |
Tabel 6
Nominale standaardomstandigheden voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, temperaturen in „droge bol”-luchttemperatuur („natte bol”-luchttemperatuur tussen haakjes)
Warmtebron |
Buitenlucht |
Binnenlucht |
Afvoerlucht |
Pekel |
Water |
||
Klimaatomstandigheden |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
Koudere klimaatomstandigheden |
Warmere klimaatomstandigheden |
Niet van toepassing |
Alle klimaatomstandigheden |
||
Temperatuur |
+ 7 °C (+ 6 °C) |
+ 2 °C (+ 1 °C) |
+ 14 °C (+ 13 °C) |
+ 20 °C (maximaal + 15 °C) |
+ 20 °C (+ 12 °C) |
0 °C (inlaat) /– 3 °C (uitlaat) |
+ 10 °C (inlaat)/+ 7 °C (uitlaat) |
Tabel 7
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht [m3/u], bij een temperatuur van 20 °C en vochtigheidsgraad van 5,5 g/m3
Opgegeven capaciteitsprofiel |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht |
109 |
128 |
128 |
159 |
190 |
870 |
1 021 |
7. Technische parameters van waterverwarmingstoestellen
De volgende parameters worden voor waterverwarmingstoestellen vastgesteld:
a) |
het dagelijkse elektriciteitsverbruik Qelec in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
b) |
het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt middels de aangewezen letter volgens tabel 3 van deze bijlage; |
c) |
het geluidsvermogensniveau in dB, binnen, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal (voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, indien van toepassing); |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen die op fossiele brandstoffen en/of brandstoffen uit biomassa werken:
d) |
het dagelijkse brandstofverbruik Qfuel in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen waarvoor de waarde van smart als „1” wordt opgegeven:
e) |
het wekelijkse brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen Qfuel,week,smart in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
f) |
het wekelijkse elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen Qelec,week,smart in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
g) |
het wekelijkse brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qfuel,week in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
h) |
het wekelijkse elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qelec,week in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie:
i) |
het apertuuroppervlak van de collector Asol in m2, afgerond tot op twee decimalen; |
j) |
de efficiëntie bij nulverlies η0 , afgerond tot op drie decimalen; |
k) |
de primaire coëfficiënt a1 in W/(m2 K), afgerond tot op twee decimalen; |
l) |
de secundaire coëfficiënt a2 in W/(m2 K2), afgerond tot op drie decimalen; |
m) |
de instralingshoekmodifier IAM, afgerond tot op twee decimalen; |
n) |
het energieverbruik van de pomp solpump in W, afgerond tot op twee decimalen; |
o) |
het energieverbruik in stand-by-stand solstandby in W, afgerond tot op twee decimalen; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
p) |
het geluidsvermogensniveau L WA in dB, buiten, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal. |
8. Technische parameters van warmwatertanks
De volgende parameters worden voor warmwatertanks vastgesteld:
a) |
het opslagvolume V in liter, afgerond tot op één decimaal; |
b) |
het warmhoudverlies S in W, afgerond tot op één decimaal. |
9. Technische parameters van zonne-energie-installaties
De volgende parameters worden voor zonne-energie-installaties vastgesteld:
a) |
het apertuuroppervlak van de collector Asol in m2, afgerond tot op twee decimalen; |
b) |
de efficiëntie bij nulverlies η0 , afgerond tot op drie decimalen; |
c) |
de primaire coëfficiënt a1 in W/(m2 K), afgerond tot op twee decimalen; |
d) |
de secundaire coëfficiënt a2 in W/(m2 K2), afgerond tot op drie decimalen; |
e) |
de instralingshoekmodifier IAM, afgerond tot op twee decimalen; |
f) |
het energieverbruik van de pomp solpump in W, afgerond tot op twee decimalen; |
g) |
het energieverbruik in stand-by-stand solstandby in W, afgerond tot op twee decimalen. |
BIJLAGE VIII
Methoden voor het berekenen van de energie-efficiëntie van waterverwarming door waterverwarmingstoestellen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening worden berekeningen verricht aan de hand van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere aangewezen berekeningsmethoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende moderne methoden op dit gebied. Zij dienen te voldoen aan de in punten 2 tot en met 6 vermelde technische parameters en berekeningen.
Technische parameters die worden gebruikt voor de berekeningen, worden gemeten volgens de in bijlage VII omschreven bepalingen.
2. Technische parameters van waterverwarmingstoestellen
De volgende parameters worden berekend voor waterverwarmingstoestellen bij gemiddelde klimaatomstandigheden:
a) |
de energie-efficiëntie van waterverwarming ηwh in %, afgerond tot op één decimaal; |
b) |
het jaarlijkse elektriciteitsverbruik AEC in kWh in termen van eindverbruik van energie, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op brandstoffen onder gemiddelde klimaatomstandigheden:
c) |
het jaarlijkse brandstofverbruik AFC in kWh in termen van GCV, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie bij gemiddelde klimaatomstandigheden:
d) |
de energie-efficiëntie van waterverwarming door een verwarmingstoestel ηwh,nonsol in %, afgerond tot op één decimaal; |
e) |
het jaarlijkse supplementaire elektriciteitsverbruik Qaux in kWh in termen van eindverbruik van energie, afgerond tot op één decimaal; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp in koudere en warmere klimaatomstandigheden:
f) |
de in punt a) tot en met c) vastgestelde parameters; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie onder gemiddelde, koudere en warmere klimaatomstandigheden:
g) |
het jaarlijkse aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte Qnonsol in kWh in termen van primaire energie voor elektriciteit en/of in kWh in termen van GCV voor brandstoffen, afgerond tot op één decimaal. |
3. Berekening van de energie-efficiëntie van waterverwarming ηwh
a) |
Conventionele waterverwarmingstoestellen en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp: De energie-efficiëntie van waterverwarming wordt als volgt berekend:
Voor waterverwarmingstoestellen met water-/pekel-naar-water-warmtepomp wordt het elektriciteitsverbruik van één of meer grondwaterpompen in aanmerking genomen. |
b) |
Waterverwarmingstoestellen op zonne-energie: De energie-efficiëntie van waterverwarming wordt als volgt berekend:
waarbij:
|
4. Berekening van het jaarlijkse elektriciteitsverbruik AEC en het jaarlijkse brandstofverbruik AFC
a) |
Conventionele waterverwarmingstoestellen en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp: Het jaarlijkse elektriciteitsverbruik AEC in kWh in termen van eindverbruik van energie wordt als volgt berekend:
Het jaarlijkse brandstofverbruik AFC in GJ in termen van GCV wordt als volgt berekend:
|
b) |
Waterverwarmingstoestellen op zonne-energie: Het jaarlijkse elektriciteitsverbruik AEC in kWh in termen van eindverbruik van energie wordt als volgt berekend:
Het jaarlijkse brandstofverbruik AFC in GJ in termen van GCV wordt als volgt berekend:
|
5. Bepaling van de slimmecontrolefactor SCF en van de naleving van de slimme controle smart
a) |
De slimmecontrolefactor wordt als volgt berekend:
|
b) |
Als SCF ≥ 0,07, dan is de waarde van smart 1. In alle andere gevallen is de waarde van smart 0. |
6. Bepaling van de omgevingscorrectieterm Qcor
De omgevingscorrectieterm wordt als volgt berekend:
a) |
voor conventionele waterverwarmingstoestellen die op elektriciteit werken: |
b) |
voor conventionele waterverwarmingstoestellen die op brandstoffen werken: |
c) |
voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp: |
waarbij:
de k-waarden voor ieder capaciteitsprofiel in tabel 9 worden gegeven.
Tabel 8
k-waarden
|
3XS |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
k |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,0 |
BIJLAGE IX
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Met het oog op de beoordeling van de overeenstemming met de in de artikelen 3 en 4 bepaalde eisen testen de autoriteiten van de lidstaten één waterverwarmingstoestel, warmwatertank, zonne-energie-installatie of pakket van waterverwarmingstoestel en zonne-energie-installatie en verstrekken zij de informatie over de testresultaten aan de autoriteiten van de andere lidstaten. Indien de gemeten parameters niet overeenkomen met de door de leverancier opgegeven waarden, binnen de in tabel 9 vermelde toleranties, wordt de meting op drie extra waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks, zonne-energie-installaties of pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties uitgevoerd en wordt de informatie over de testresultaten aan de autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie verstrekt, ten laatste één maand na de test. Het rekenkundig gemiddelde van de gemeten waarden van deze drie waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks, zonne-energie-installaties of pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties voldoet aan de waarden die de leverancier heeft opgegeven, binnen de in tabel 9 vermelde toleranties.
Zo niet worden het model en alle andere gelijkwaardige modellen van waterverwarmingstoestellen, modellen van warmwatertanks of modellen, zonne-energie-installaties of pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties geacht niet in overeenstemming te zijn.
De autoriteiten van de lidstaten passen de in de bijlagen VII en VIII omschreven procedures toe.
Tabel 9
Controletoleranties
Gemeten parameter |
Controletolerantie |
Dagelijks elektriciteitsverbruik Qelec |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde (1) uit. |
Geluidsvermogensniveau LWA , binnen en/of buiten |
De gemeten waarde komt niet meer dan 2 dB boven de nominale waarde uit. |
Dagelijks brandstofverbruik Qfuel |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Wekelijks brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen Qfuel,week,smart |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Wekelijks brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qfuel,week |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Wekelijks elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen Qelec,week,smart |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Wekelijks elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qelec,week |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Apertuuroppervlak van de collector Asol |
De gemeten waarde komt niet meer dan 2 % onder de nominale waarde uit. |
Energieverbruik van de pomp solpump |
De gemeten waarde komt niet meer dan 3 % boven de nominale waarde uit. |
Energieverbruik in de stand-by-stand solstandby |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
Opslagvolume V |
De gemeten waarde komt niet meer dan 2 % onder de nominale waarde uit. |
Warmhoudverlies S |
De gemeten waarde komt niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uit. |
(1) Onder „nominale waarde” wordt de door de leverancier opgegeven waarde verstaan.
6.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239/136 |
VERORDENING (EU) Nr. 813/2013 VAN DE COMMISSIE
van 2 augustus 2013
tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG dient de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume, een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt. |
(2) |
Bepalingen over het rendement van verwarmingsketels zijn vastgelegd in Richtlijn 92/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centraleverwarmingsketels (2). |
(3) |
Op grond van artikel 16, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 3, en de criteria vastgelegd in artikel 15, lid 2, en na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp, in voorkomend geval uitvoeringsmaatregelen invoeren voor producten die een grote bijdrage kunnen leveren tot de kosteneffectieve beperking van broeikasgasemissies, zoals verwarmings- en waterverwarmingstoestellen. |
(4) |
De Commissie heeft een voorbereidende studie verricht naar de technische, milieutechnische en economische aspecten van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen (verwarming van ruimten en water) die gewoonlijk in de Unie worden gebruikt. De studie is verricht in samenwerking met de belanghebbenden en de betrokken partijen uit de Unie en derde landen en de bevindingen ervan zijn openbaar gemaakt. |
(5) |
De milieuaspecten van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen die voor de toepassing van deze verordening als significant worden beschouwd, zijn het energieverbruik tijdens de gebruiksfase en (voor verwarmingstoestellen met een warmtepomp) de geluidsvermogensniveaus. Bovendien zijn voor verwarmingstoestellen die gebruikmaken van fossiele brandstoffen de emissies van stikstofoxiden, koolstofmonoxide, zwevende deeltjes en koolwaterstoffen ook geïdentificeerd als significante milieuaspecten. |
(6) |
Het is niet aangewezen om eisen inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot de emissie van koolstofmonoxide, zwevende deeltjes en koolwaterstoffen vast te stellen, aangezien er nog geen geschikte Europese meetmethoden beschikbaar zijn. Voor de ontwikkeling van deze meetmethoden heeft de Commissie de Europese normalisatie-instellingen de opdracht gegeven om bij de herziening van deze verordening na te denken over eisen inzake ecologisch ontwerp voor deze emissies. Nationale bepalingen voor eisen inzake ecologisch ontwerp voor emissies van koolstofmonoxiden, zwevende deeltjes en koolwaterstoffen van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen kunnen behouden blijven of kunnen worden ingevoerd tot wanneer de desbetreffende eisen inzake ecologisch ontwerp van de Unie van kracht worden. De bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen (3), waarbij de verbrandingsproducten van gastoestellen omwille van de gezondheid en veiligheid worden beperkt, blijven ongewijzigd. |
(7) |
Uit de voorbereidende studie blijkt dat het voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen niet nodig is eisen vast te stellen met betrekking tot de andere in bijlage I, deel 1, van Richtlijn 2009/125/EG vermelde parameters voor ecologisch ontwerp. Met name broeikasgasemissies, gerelateerd aan koelmiddelen die gebruikt worden in verwarmingstoestellen met een warmtepomp voor de verwarming van het huidige Europese gebouwenbestand, worden niet als significant aangezien. Bij de herziening van deze verordening zal worden beoordeeld of het aangewezen is om eisen inzake ecologisch ontwerp voor deze broeikasgasemissies vast te stellen. |
(8) |
De verordening moet ook van toepassing zijn op ruimteverwarmingstoestellen met ketel, op basis van warmtekrachtkoppeling of met warmtepomp die warmte leveren aan centraleverwarmingssystemen op basis van water, voor het opwarmen van ruimten, en op combinatieverwarmingstoestellen met ketel of met warmtepomp die warmte leveren aan centraleverwarmingssystemen op basis van water, voor het opwarmen van ruimten en het verstrekken van warm drinkwater en warm water voor sanitair gebruik. Deze verwarmingstoestellen zijn ontworpen voor het gebruik van gasvormige of vloeibare brandstoffen, met inbegrip van biobrandstoffen (tenzij hoofdzakelijk biobrandstoffen gebruikt worden), elektriciteit en omgevings- of afvalwarmte. |
(9) |
Verwarmingstoestellen die zijn ontworpen om gasvormige of vloeibare brandstoffen te gebruiken die hoofdzakelijk (meer dan 50 %) op basis van biomassa zijn geproduceerd, hebben specifieke technische kenmerken die verdere technische, economische en milieuanalyse vergen. Naargelang van het resultaat van deze analyse moeten in voorkomend geval in een latere fase eisen inzake ecologisch ontwerp voor dergelijke verwarmingstoestellen worden vastgesteld. |
(10) |
Het jaarlijkse energieverbruik in de Unie van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen werd in 2005 geschat op 12 089 PJ (circa 289 Mtoe), wat overeenkomt met 698 Mt CO2-emissies. Wanneer geen specifieke maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat het jaarlijkse energieverbruik zal oplopen tot 10 688 PJ in 2020 De jaarlijkse uitstoot van stikstofoxiden door ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen bedroeg in de Unie in 2005 821 kt SOx-equivalent. Wanneer geen specifieke maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat de jaarlijkse uitstoot zal stijgen tot 783 kt SOx-equivalent in 2020. Uit de voorbereidende studie blijkt dat het energieverbruik tijdens de gebruiksfase en de uitstoot van stikstofoxiden door ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen aanzienlijk kunnen worden verminderd. |
(11) |
Een daling van het energieverbruik van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen kan worden bereikt door de toepassing van bestaande, niet aan eigendomsrechten gebonden kosteneffectieve technologieën die de gecombineerde uitgaven voor de aankoop en het gebruik van deze producten doen dalen. |
(12) |
In de Unie zijn er bijna vijf miljoen woningen met gedeelde open-rookkanaalsystemen. Omwille van technische redenen is het in woningen met een gedeeld open-rookkanaalsysteem niet mogelijk om de bestaande ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen met ketel te vervangen door ketels met rookgascondensor met een hoger rendement. De in deze verordening vastgelegde eisen maken het mogelijk ketels zonder rookgascondensor die specifiek voor een dergelijke opstelling zijn ontworpen, in de handel te houden; dit moet onnodige kosten voor consumenten voorkomen, geeft fabrikanten de tijd om verwarmingsketels te ontwikkelen die gebruikmaken van efficiëntere verwarmingstechnologieën, en geeft de lidstaten de tijd om zich te buigen over hun nationale bouwvoorschriften. |
(13) |
Het gecombineerde effect van de voorschriften inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld in deze verordening en in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft (4), zal naar verwachting tegen 2020 een jaarlijkse energiebesparing zijn van naar schatting ongeveer 1 900 PJ (circa 45 Mtoe), wat overeenkomt met ongeveer 110 Mt CO2-emissies, en een vermindering van stikstofoxide-emissies van ongeveer 270 kt SOx-equivalent per jaar, in vergelijking met een situatie waarin geen maatregelen worden genomen. |
(14) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten de eisen inzake het energieverbruik, het geluidsvermogensniveau en de stikstofoxide-emissies van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen in de Unie harmoniseren. Aldus dragen ze bij tot een betere werking van de interne markt en een betere milieuprestatie van deze producten. |
(15) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp mogen uit het oogpunt van de eindgebruiker geen negatieve invloed hebben op de werking of de betaalbaarheid van ruimteverwarmingstoestellen of combinatieverwarmingstoestellen en ze mogen geen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid, de veiligheid en het milieu. |
(16) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten geleidelijk worden ingevoerd, zodat fabrikanten voldoende tijd krijgen om het ontwerp van hun onder deze verordening vallende producten te herzien. De timing moet zo worden bepaald dat rekening wordt gehouden met het kosteneffect voor fabrikanten, met name uit het midden- en kleinbedrijf, terwijl tevens wordt gegarandeerd dat de doelstellingen van deze verordening tijdig worden verwezenlijkt. |
(17) |
De productparameters moeten worden gemeten en berekend met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die beantwoorden aan erkende moderne meet- en berekeningstechnieken, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, geharmoniseerde normen die door Europese normalisatie-instellingen zijn opgesteld op verzoek van de Commissie, in overeenstemming met de procedures bepaald in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (5). |
(18) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG moeten in deze verordening passende procedures voor overeenstemmingsbeoordeling worden gespecificeerd. |
(19) |
Ter ondersteuning van controles op de naleving moeten de fabrikanten informatie vermelden in de in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2009/125/EG genoemde technische documentatie, voor zover deze informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening. |
(20) |
Om het milieueffect van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen verder te beperken, moeten de fabrikanten informatie verstrekken over demontage, recycling en/of verwijdering. |
(21) |
Naast de in deze verordening vastgestelde juridisch bindende eisen, moeten indicatieve benchmarks voor de beste beschikbare technologieën worden vastgesteld om informatie over de milieuprestaties tijdens de levensduur van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen op grote schaal beschikbaar te stellen en gemakkelijk toegankelijk te maken. |
(22) |
Richtlijn 92/42/EEG moet worden ingetrokken behalve wat artikel 7, lid 2, artikel 8 en bijlagen III tot en met V betreft, en in de onderhavige verordening moeten nieuwe bepalingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot andere verwarmingstoestellen dan verwarmingsketels, om het energierendement van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen verder te verhogen, en om andere significante milieuaspecten van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen te verbeteren. |
(23) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en/of in werking stellen van ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen met een nominale warmteafgifte van ≤ 400 kW, inclusief verwarmingstoestellen die zijn geïntegreerd in pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties als omschreven in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
verwarmingstoestellen die specifiek zijn ontworpen om te werken op gasvormige of vloeibare brandstoffen die hoofdzakelijk op basis van biomassa zijn geproduceerd; |
b) |
verwarmingstoestellen die gebruikmaken van vaste brandstoffen; |
c) |
verwarmingstoestellen die binnen de werkingssfeer vallen van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (6); |
d) |
verwarmingstoestellen die uitsluitend warmte leveren voor het verstrekken van warm drinkwater en warm water voor sanitaire toepassingen; |
e) |
verwarmingstoestellen voor het verwarmen en verspreiden van gasvormige middelen voor warmteoverdracht zoals stoom of lucht; |
f) |
ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling met een maximaal elektrisch vermogen van 50 kW of hoger; |
g) |
warmtegeneratoren ontworpen voor verwarmingstoestellen en met dergelijke warmtegeneratoren uit te rusten behuizingen van verwarmingstoestellen, die in de handel zijn gebracht vóór 1 januari 2018 ter vervanging van identieke verwarmingstoestellen en identieke behuizingen van verwarmingstoestellen. Op het vervangingsproduct of de verpakking ervan moet duidelijk worden vermeld voor welk verwarmingstoestel het bedoeld is. |
Artikel 2
Definities
In aanvulling op de in artikel 2 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde definities gelden voor de doeleinden van deze verordening de volgende definities:
1. „verwarmingstoestel”: een ruimteverwarmingstoestel of een combinatieverwarmingstoestel;
2. „ruimteverwarmingstoestel”: een toestel dat
3. „combinatieverwarmingstoestel”: een ruimteverwarmingstoestel dat ontworpen is om ook warmte op te wekken voor het afleveren van warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen, en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden;
4. „centraleverwarmingssysteem op basis van water”: een systeem dat gebruikmaakt van water als middel voor warmteoverdracht om centraal opgewekte warmte te verspreiden over warmtestralers om gebouwen of gedeelten ervan te verwarmen;
5. „warmtegenerator”: het onderdeel van een verwarmingstoestel dat de warmte genereert via één of meerdere van de volgende processen:
waarbij een voor een verwarmingstoestel ontworpen warmtegenerator en een met dergelijke warmtegenerator uit te rusten behuizing van verwarmingstoestellen ook als een verwarmingstoestel wordt beschouwd;
6. „behuizing van verwarmingstoestel”: het deel van een verwarmingstoestel dat ontworpen is om er een warmtegenerator in te monteren;
7. „nominale warmteafgifte” (Pnominaal): de aangegeven warmteafgifte van een verwarmingstoestel bij het voorzien van ruimteverwarming en, indien van toepassing, waterverwarming, onder nominale standaardomstandigheden, uitgedrukt in kW; voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp zijn de nominale standaardomstandigheden voor het vaststellen van de nominale warmteafgifte de referentieontwerpvoorwaarden, zoals bepaald in tabel 4 van bijlage III;
8. „nominale standaardomstandigheden”: de functioneringsomstandigheden van verwarmingstoestellen in gemiddelde klimaatomstandigheden voor de vaststelling van de nominale warmteafgifte, de seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming, de energie-efficiëntie van waterverwarming, het geluidsvermogensniveau en de stikstofoxide-emissies;
9. „biomassa”: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
10. „biobrandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof die gewonnen is uit biomassa;
11. „fossiele brandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof van fossiele oorsprong;
12. „ruimteverwarmingstoestel met ketel”: een ruimteverwarmingstoestel dat warmte genereert door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen en/of het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
13. „combinatieverwarmingstoestel met ketel”: een ruimteverwarmingstoestel met ketel dat ontworpen is om ook warmte te genereren voor het afleveren van warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen, en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden;
14. „ruimteverwarmingstoestel met elektrische ketel”: een ruimteverwarmingstoestel met ketel dat warmte genereert door uitsluitend gebruik te maken van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
15. „combinatieverwarmingstoestel met elektrische ketel”: een combinatieverwarmingstoestel met ketel dat warmte genereert door uitsluitend gebruik te maken van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
16. „ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling”: een ruimteverwarmingstoestel dat gelijktijdig en in één proces warmte en elektriciteit genereert;
17. „ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp”: een ruimteverwarmingstoestel dat omgevingswarmte van een lucht-, water- of grondbron, en/of afvalwarmte gebruikt voor het genereren van warmte; een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp kan zijn uitgerust met één of meerdere aanvullende verwarmingstoestellen die gebruikmaken van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand of die werken door middel van de verbranding van fossiele en/of biobrandstoffen;
18. „combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp”: een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp dat ontworpen is om ook warmte te genereren voor het afleveren van warm drinkwater of warm water voor sanitaire doeleinden op bepaalde temperaturen, in bepaalde hoeveelheden en aan bepaalde debieten met bepaalde tussenpozen, en dat gekoppeld is aan een externe voorziening van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden;
19. „aanvullend verwarmingstoestel”: een niet-preferentieel verwarmingstoestel dat warmte genereert wanneer de warmtevraag groter is dan de nominale warmteafgifte van het preferentiële verwarmingstoestel;
20. „seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming” (ηs ): de verhouding tussen de vraag naar ruimteverwarming in een bepaald verwarmingsseizoen, geleverd door een verwarmingstoestel, en het jaarlijkse energieverbruik dat nodig is om aan deze vraag te voldoen, uitgedrukt in %;
21. „energie-efficiëntie van waterverwarming” (ηwh ): de verhouding tussen de nuttige energie die door een combinatieverwarmingstoestel geleverd wordt voor het afleveren van drinkwater of water voor sanitaire doeleinden en de energie die nodig is voor het genereren van die energie, uitgedrukt in %;
22. „geluidsvermogensniveau” (LWA ): het A-gewogen geluidsvermogensniveau, binnen en/of buiten, uitgedrukt in dB;
23. „omrekeningscoëfficiënt” (CC): een coëfficiënt die de geraamde gemiddelde EU-opwekkingsefficiëntie van 40 % weerspiegelt als bedoeld in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (7); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 2,5.
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met V worden bijkomende definities vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Eisen inzake ecologisch ontwerp en tijdschema
1. De eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingstoestellen zijn vastgesteld in bijlage II.
2. Elke eis inzake ecologisch ontwerp wordt volgens het onderstaande tijdschema toegepast:
a) |
vanaf 26 september 2015:
|
b) |
vanaf 26 september 2017:
|
c) |
vanaf 26 september 2018 voldoen verwarmingstoestellen aan de in bijlage II, punt 4, onder a), vastgelegde eisen. |
3. De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend overeenkomstig de in bijlage III neergelegde eisen.
Artikel 4
Overeenstemmingsbeoordeling
1. Onverlet het bepaalde in artikel 7, lid 2, artikel 8 en bijlagen III tot en met V van Richtlijn 92/42/EEG bestaat de in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde procedure voor overeenstemmingsbeoordeling uit de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
2. Voor de toepassing van de overeenstemmingsbeoordeling bevat de technische documentatie de in punt 5, onder b), van bijlage II bij deze verordening vastgestelde productinformatie.
Artikel 5
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het verrichten van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde controles met het oog op markttoezicht om naleving van de in bijlage II bij deze verordening vastgelegde eisen te waarborgen, passen de autoriteiten van de lidstaten de in bijlage IV bij deze verordening uiteengezette controleprocedure toe.
Artikel 6
Indicatieve benchmarks
De indicatieve benchmarks voor de best presterende verwarmingstoestellen die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening in werking treedt, zijn vastgelegd in bijlage V.
Artikel 7
Evaluatie
Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang op het gebied van verwarmingstoestellen en legt zij het resultaat van die evaluatie voor aan het Overlegforum ecologisch ontwerp. Met name omvat de evaluatie een beoordeling van de volgende aspecten:
a) |
de noodzaak van vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor aan koelmiddelen gerelateerde broeikasgasemissies; |
b) |
het niveau van de eisen inzake ecologisch ontwerp voor emissies van koolmonoxide, koolwaterstoffen en zwevende deeltjes dat kan worden ingevoerd, op grond van de in ontwikkeling zijnde meetmethoden; |
c) |
de noodzaak van vaststelling van strengere eisen inzake ecologisch ontwerp voor de energie-efficiëntie van ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen met ketel, voor het geluidsvermogensniveau en voor de emissies van stikstofoxiden; |
d) |
de noodzaak van vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingstoestellen die specifiek zijn ontworpen om gasvormige of vloeibare brandstoffen te gebruiken die hoofdzakelijk op basis van biomassa zijn geproduceerd; |
e) |
de geldigheid van de waarde van de omrekeningscoëfficiënt; |
f) |
de noodzaak van certificatie door derden. |
Artikel 8
Overgangsbepalingen
1. Tot 26 september 2015 mogen lidstaten toestaan dat verwarmingstoestellen in de handel worden gebracht en/of in werking worden gesteld die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen inzake de seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming, de energie-efficiëntie van waterverwarming en het geluidsvermogensniveau die van kracht zijn op het tijdstip dat deze verordening wordt vastgesteld.
2. Tot 26 september 2018 mogen lidstaten toestaan dat verwarmingstoestellen in de handel worden gebracht en/of in werking worden gesteld die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen inzake emissies van stikstofoxiden die van kracht zijn op het tijdstip dat deze verordening wordt vastgesteld.
Artikel 9
Intrekking
Richtlijn 92/42/EEG van de Raad wordt ingetrokken behalve wat artikel 7, lid 2, artikel 8 en de bijlagen III tot en met V betreft, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de omzetting in nationaal recht en de toepassing van die richtlijn tot het tijdstip van inwerkingtreding van de in bijlage II bij de onderhavige verordening bepaalde eisen inzake ecologisch ontwerp.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) PB L 167 van 22.6.1992, blz. 17.
(3) PB L 330 van 16.12.2009, blz. 10.
(4) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
(5) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(6) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(7) PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1.
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met V
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met V zijn de volgende definities van toepassing:
Definities in verband met verwarmingstoestellen
1. „stand-by-stand”: stand waarin het verwarmingstoestel aan het elektriciteitsnet is gekoppeld, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te kunnen functioneren en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend de volgende functies uitvoert: de reactiveringsfunctie, hetzij de reactiveringsfunctie in combinatie met, uitsluitend, de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, en/of de informatie- of toestandsweergave;
2. „elektriciteitsverbruik in stand-by-stand” (PSB ): het elektriciteitsverbruik van een verwarmingstoestel, terwijl dit zich in de stand-by-stand bevindt, uitgedrukt in kW;
3. „gemiddelde klimaatomstandigheden”: de omstandigheden op het gebied van temperatuur die kenmerkend zijn voor de stad Straatsburg;
4. „temperatuurregeling”: de apparatuur die de eindgebruiker kan gebruiken om de waarden en tijdstippen van de gewenste binnentemperatuur in te stellen, en die relevante informatie doorgeeft aan een interface van het verwarmingstoestel, zoals een centrale verwerkingseenheid, en die aldus bijdraagt tot het regelen van de binnentemperatuur;
5. „bovenste verbrandingswaarde” (GCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een hoeveelheid brandstof per eenheid als deze volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van waterdamp in de brandstof en van waterdamp die ontstaat door de verbranding van waterstof in de brandstof;
6. „equivalent model”: een model dat in de handel wordt gebracht met dezelfde in tabel 1 of tabel 2 (naargelang van toepassing) van bijlage II, punt 5, opgenomen technische parameters als een ander door dezelfde fabrikant in de handel gebracht model;
Definities in verband met ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling
7. „ruimteverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel”: een ruimteverwarmingstoestel met ketel dat warmte genereert door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen en dat uitgerust kan zijn met één of meerdere aanvullende warmtegeneratoren die gebruikmaken van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
8. „combinatieverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel”: een combinatieverwarmingstoestel met ketel dat warmte genereert door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of biobrandstoffen en dat uitgerust kan zijn met één of meerdere aanvullende warmtegeneratoren die gebruikmaken van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
9. „verwarmingsketel type B1”: een ruimteverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel, waarbij gebruik wordt gemaakt van een trekonderbreker, die verbonden moet worden met een rookafvoerkanaal met natuurlijke trek dat de verbrandingsresten afvoert tot buiten de kamer waarin het ruimteverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel staat, en die de verbrandingslucht rechtstreeks uit de kamer haalt; een verwarmingsketel type B1 wordt uitsluitend als verwarmingsketel type B1 in de handel gebracht;
10. „combinatieketel type B1”: een combinatieverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel, waarbij gebruik wordt gemaakt van een trekonderbreker die verbonden moet worden met een rookafvoerkanaal met natuurlijke trek dat de verbrandingsresten afvoert tot buiten de kamer waarin het combinatieverwarmingstoestel met brandstofgestookte ketel staat, en die de verbrandingslucht rechtstreeks uit de kamer haalt; een combinatieketel type B1 wordt uitsluitend als combinatieketel type B1 in de handel gebracht;
11. „seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming in actieve modus” (ηson ):
— |
voor ruimteverwarmingstoestellen met brandstofgestookte ketel en combinatieverwarmingstoestellen met brandstofgestookte ketel, een gewogen gemiddelde van het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte en de nuttige efficiëntie bij 30 % van de nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %; |
— |
voor ruimteverwarmingstoestellen met elektrische ketel en combinatieverwarmingstoestellen met elektrische ketel, het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %; |
— |
voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling die niet zijn uitgerust met aanvullende verwarmingstoestellen, het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte, uitgedrukt in %; |
— |
voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling die zijn uitgerust met aanvullende verwarmingstoestellen, een gewogen gemiddelde van het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte wanneer het aanvullende verwarmingstoestel uitgeschakeld is, en het nuttig rendement bij nominale warmteafgifte wanneer het aanvullende verwarmingstoestel ingeschakeld is, uitgedrukt in %; |
12. „nuttig rendement” (η): de verhouding tussen de nuttige warmteafgifte en de totale energie-input van een ruimteverwarmingstoestel met ketel, een combinatieverwarmingstoestel met ketel of een ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling, uitgedrukt in %, waarbij de totale energie-input uitgedrukt wordt in GCV en/of in eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;
13. „nuttige warmteafgifte” (P): de warmteafgifte van een ruimteverwarmingstoestel met ketel, een combinatieverwarmingstoestel met ketel of een ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling, doorgegeven aan het warmte-overdrachtsmedium, uitgedrukt in kW;
14. „elektrisch rendement” (ηel ): de verhouding tussen de elektriciteitsafgifte en de totale energie-input van een ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling, uitgedrukt in %, waarbij de totale energie-input uitgedrukt wordt in GCV en/of in eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;
15. „energieverbruik van ontstekingsbrander” (Pign ): het energieverbruik van een brander die tot doel heeft de hoofdbrander te ontsteken, uitgedrukt in W in termen van GCV;
16. „verwarmingsketel met rookgascondensor”: een ruimteverwarmingstoestel met ketel of een combinatieverwarmingstoestel met ketel waarin, in normale bedrijfsomstandigheden en bij bepaalde bedrijfswatertemperaturen, de waterdamp in de verbrandingsproducten gedeeltelijk gecondenseerd wordt, zodanig dat de latente warmte van deze waterdamp gebruikt kan worden om warmte te leveren;
17. „aanvullend elektriciteitsverbruik”: de elektriciteit die per jaar nodig is om een ruimteverwarmingstoestel met ketel, een combinatieverwarmingstoestel met ketel of een ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling naar behoren te doen functioneren, berekend op basis van het elektriciteitsverbruik bij volledige belasting (elmax), bij deellast (elmin), in stand-by-stand en bij standaardbedrijfsuren voor elke modus, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
18. „warmteverlies in stand-by-stand” (Pstby ): het warmteverlies van een ruimteverwarmingstoestel met ketel, een combinatieverwarmingstoestel met ketel of een ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling in bedrijfsstanden zonder warmtevraag, uitgedrukt in kW;
Definities in verband met ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
19. „buitentemperatuur” (Tj ): de droge buitenluchttemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius; de relatieve luchtvochtigheid kan worden aangeduid door een bijbehorende natteboltemperatuur;
20. „nominale prestatiecoëfficiënt” (COPrated ) of „nominale primaire-energieverhouding” (PERrated ): het opgegeven vermogen voor verwarming, uitgedrukt in kW, gedeeld door de energie-input, uitgedrukt in kW in termen van GCV en/of in kW in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC, bij verwarming onder nominale standaardomstandigheden;
21. „referentieontwerpvoorwaarden”: de combinatie van de referentieontwerptemperatuur, de maximale bivalente temperatuur en de maximale uiterste bedrijfstemperatuur, zoals aangegeven in tabel 4 van bijlage III;
22. „referentieontwerptemperatuur” (Tdesignh): de buitentemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, zoals vastgesteld in tabel 4 van bijlage III, waarbij de deellastverhouding gelijk is aan 1;
23. „deellastverhouding” (pl(Tj )): de buitentemperatuur minus 16 °C, gedeeld door de referentieontwerptemperatuur minus 16 °C;
24. „verwarmingsseizoen”: een reeks bedrijfsomstandigheden met een beschrijving per bin van de combinatie van buitentemperaturen en het aantal uren dat deze temperaturen zich voordoen per seizoen;
25. „bin” (binj ): een combinatie van een buitentemperatuur en bin-uren, zoals beschreven in tabel 5 van bijlage III;
26. „bin-uren” (Hj ): het aantal uren per verwarmingsseizoen, uitgedrukt in uren per jaar, dat de buitentemperatuur zich voor elke bin voordoet, zoals beschreven in tabel 5 van bijlage III;
27. „deellast voor verwarming” (PH(Tj )): de verwarmingsbelasting bij een bepaalde buitentemperatuur, berekend als de ontwerpbelasting vermenigvuldigd met de deellastverhouding en uitgedrukt in kW;
28. „seizoensgebonden prestatiecoëfficiënt” (SCOP) of „seizoensgebonden primaire-energieverhouding” (SPER): de algemene prestatiecoëfficiënt van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat werkt op elektriciteit, of de algemene primaire-energieverhouding van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat werkt op brandstoffen, die representatief is voor een aangewezen verwarmingsseizoen, berekend als de jaarlijkse referentieverwarmingsvraag gedeeld door het jaarlijkse energieverbruik;
29. „jaarlijkse referentieverwarmingsvraag” (QH ): de referentieverwarmingsvraag met betrekking tot een aangewezen verwarmingsseizoen, te gebruiken als grondslag voor de berekening van SCOP of SPER en berekend als het product van de ontwerpbelasting voor verwarming en de jaarlijkse equivalente actieve-modusuren voor verwarming, uitgedrukt in kWh;
30. „jaarlijks energieverbruik” (QHE ): het vereiste energieverbruik om te voldoen aan de aangeduide jaarlijkse referentieverwarmingsvraag voor een aangewezen verwarmingsseizoen, uitgedrukt in kWh in termen van GCV en/of in kWh in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;
31. „jaarlijkse equivalente actieve-modusuren voor verwarming” (HHE ): het veronderstelde aantal uren per jaar dat een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp de ontwerpbelasting voor verwarming moet leveren om te voldoen aan de jaarlijkse referentieverwarmingsvraag, uitgedrukt in h;
32. „prestatiecoëfficiënt in actieve modus” (SCOPon ) of „primaire-energieverhouding in actieve modus” (SPERon ): de gemiddelde prestatiecoëfficiënt van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat gebruikmaakt van elektriciteit in actieve modus, of de gemiddelde primaire-energieverhouding van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat werkt op brandstoffen in actieve modus in het aangewezen verwarmingsseizoen;
33. „aanvullend vermogen voor verwarming” (sup(Tj )): de nominale warmteafgifte Psup van een aanvullend verwarmingstoestel dat het aangegeven vermogen voor verwarming aanvult om de deellast voor verwarming te bereiken als het aangegeven vermogen voor verwarming lager is dan de deellast voor verwarming, uitgedrukt in kW;
34. „bin-specifieke prestatiecoëfficiënt” (COPbin(Tj )) of „bin-specifieke primaire-energieverhouding” (PERbin(Tj )): de prestatiecoëfficiënt van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat werkt op elektriciteit, of de primaire-energieverhouding van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp dat werkt op brandstoffen voor elke bin in een seizoen, afgeleid uit de deellast voor verwarming, het aangegeven verwarmingsvermogen en de aangegeven prestatiecoëfficiënt voor bepaalde bins, en berekend voor andere bins door interpolatie of extrapolatie, waar nodig gecorrigeerd door de verliescoëfficiënt;
35. „aangegeven verwarmingsvermogen” (Pdh(Tj )): het verwarmingsvermogen dat een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp kan afleveren, bij een buitentemperatuur, uitgedrukt in kW;
36. „vermogenscontrole”: de capaciteit van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp om zijn vermogen aan te passen door het volumedebiet van ten minste één van de vloeistoffen die nodig zijn voor de werking van de koelkringloop te wijzigen, die moet worden aangeduid als „vast” als het volumedebiet niet gewijzigd kan worden of als „variabel” als het volumedebiet wordt gewijzigd of afgewisseld in reeksen van twee of meer stappen;
37. „ontwerpbelasting voor verwarming” (Pdesignh): de nominale warmteafgifte (Prated) van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp bij de referentieontwerptemperatuur, waarbij de ontwerpbelasting voor verwarming gelijk is aan de deellast voor verwarming met een buitentemperatuur gelijk aan de referentieontwerptemperatuur, uitgedrukt in kW;
38. „opgegeven prestatiecoëfficiënt” (COPd(Tj )) of „opgegeven primaire-energieverhouding” (PERd(Tj )): de prestatiecoëfficiënt of de primaire-energieverhouding bij een beperkt aantal specifieke bins;
39. „bivalente temperatuur” (Tbiv ): de door de fabrikant opgegeven buitentemperatuur voor verwarming waarop het aangegeven verwarmingsvermogen gelijk is aan de deellast voor verwarming en waaronder het opgegeven verwarmingsvermogen moet worden aangevuld door aanvullend verwarmingsvermogen om te voldoen aan de deellast voor verwarming, uitgedrukt in graden Celsius;
40. „uiterste bedrijfstemperatuur” (TOL): de door de fabrikant opgegeven buitentemperatuur voor verwarming waaronder het ruimteverwarmingstoestel met lucht-water-warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met lucht-water-warmtepomp niet in staat is tot afgifte van verwarmingsvermogen en het opgegeven verwarmingsvermogen gelijk is aan nul, uitgedrukt in graden Celsius;
41. „uiterste bedrijfstemperatuur van sanitair water” (WTOL): de door de fabrikant opgegeven uitlaattemperatuur van het water voor verwarming waarboven het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp niet in staat is tot afgifte van verwarmingsvermogen en het opgegeven verwarmingsvermogen gelijk is aan nul, uitgedrukt in graden Celsius;
42. „cyclisch-intervalvermogen voor verwarming” (Pcych): het geïntegreerde verwarmingsvermogen over het cyclisch-testinterval voor verwarming, uitgedrukt in kW;
43. „cyclisch-intervalefficiëntie” (COPcyc of PERcyc): de gemiddelde prestatiecoëfficiënt of gemiddelde primaire-energieverhouding over het cyclisch-testinterval, berekend als het geïntegreerde verwarmingsvermogen over het interval, uitgedrukt in kWh, gedeeld door de geïntegreerde energie-input over datzelfde interval, uitgedrukt in kWh in termen van GCV en/of in kWh in termen van eindverbruik van energie vermenigvuldigd met CC;
44. „verliescoëfficiënt” (Cdh): de mate van rendementsverlies als gevolg van de cyclische variatie van ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp of combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp; als Cdh niet door meting is vastgesteld, is de standaardwaarde van de verliescoëfficiënt Cdh = 0,9;
45. „actieve modus”: de modus die overeenkomt met de uren met een verwarmingsbelasting voor de afgesloten ruimte en waarbij de verwarmingsfunctie is geactiveerd; deze toestand kan het cyclisch in-/uitschakelen van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp meebrengen om een vereiste binnentemperatuur te bereiken of te behouden;
46. „uit-stand”: een toestand waarin het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en geen enkele functie uitvoert, met inbegrip van toestanden waarin slechts wordt aangegeven dat het toestel zich in de uit-stand bevindt en toestanden waarin uitsluitend functies worden uitgevoerd om de elektromagnetische compatibiliteit in de zin van Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) te garanderen;
47. „thermostaat-uit-stand”: de modus die overeenkomt met de uren zonder verwarmingsbelasting en met geactiveerde verwarmingsfunctie, waarbij de verwarmingsfunctie is ingeschakeld maar het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp niet operationeel is; cyclische variatie in actieve modus wordt niet beschouwd als thermostaat-uit;
48. „carterverwarming-stand”: de toestand waarin een verwarmingstoestel geactiveerd is om te voorkomen dat het koelmiddel naar de compressor loopt en aldus bij het starten van de compressor de concentratie koelmiddel in de olie te beperken;
49. „energieverbruik in uit-stand” (POFF ): het energieverbruik van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp in uit-stand, uitgedrukt in kW;
50. „energieverbruik in thermostaat-uit-stand” (PTO ): het energieverbruik van het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp terwijl dit zich in thermostaat-uit-stand bevindt, uitgedrukt in kW;
51. „energieverbruik in carterverwarming-stand” (PCK ): het energieverbruik van een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of een combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp, terwijl dit zich in de carterverwarming-stand bevindt, uitgedrukt in kW;
52. „lagetemperatuurwarmtepomp”: een ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp dat specifiek is ontworpen voor toepassing op lage temperatuur, en dat geen sanitair water kan afleveren met een uitlaattemperatuur van 52 °C bij een „droge bol”/„natte bol”-inlaattemperatuur van – 7 °C/– 8 °C in de referentieontwerpvoorwaarden voor gemiddelde klimaatomstandigheden;
53. „toepassing op lage temperatuur”: een toepassing waarbij het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp het opgegeven verwarmingsvermogen afgeeft bij een 35 °C-uitlaattemperatuur van een binnen geplaatste warmtewisselaar;
54. „toepassing op middelhoge temperatuur”: een toepassing waarbij het ruimteverwarmingstoestel met warmtepomp of het combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp het opgegeven verwarmingsvermogen afgeeft bij een 55 °C-uitlaattemperatuur van een binnen geplaatste warmtewisselaar;
Definities in verband met het opwarmen van water in combinatieverwarmingstoestellen
55. „capaciteitsprofiel”: een bepaalde reeks wateronttrekkingen, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III; voor elk combinatieverwarmingstoestel geldt ten minste één capaciteitsprofiel;
56. „wateronttrekking”: een gegeven combinatie van nuttige waterstroomsnelheid, nuttige watertemperatuur, nuttige energie-inhoud en piektemperatuur, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
57. „nuttige waterstroomsnelheid” (f): de minimale stroomsnelheid, uitgedrukt in liter per minuut, waarbij warm water bijdraagt aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
58. „nuttige watertemperatuur” (Tm ): de watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, waarbij warm water begint bij te dragen aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
59. „nuttige energie-inhoud” (Qtap ): de energie-inhoud van warm water, uitgedrukt in kWh, afgegeven bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan de nuttige watertemperatuur, en bij waterstroomsnelheden gelijk aan of hoger dan de nuttige waterstroomsnelheid, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
60. „energie-inhoud van warm water”: het product van de specifieke warmtecapaciteit van water, het gemiddelde temperatuurverschil tussen de output van warm water en de input van koud water, en de totale massa van het afgegeven warm water;
61. „piektemperatuur” (Tp ): de minimale watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, die tijdens wateronttrekking moet worden bereikt, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
62. „referentie-energie” (Qref ): de som van de nuttige energie-inhoud van wateronttrekkingen, uitgedrukt in kWh, in een bepaald capaciteitsprofiel, zoals vermeld in tabel 7 van bijlage III;
63. „maximaal capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel met de grootste referentie-energie die een combinatieverwarmingstoestel kan afgeven, waarbij wordt voldaan aan de temperatuur- en stroomsnelheidsvoorwaarden van dat capaciteitsprofiel;
64. „opgegeven capaciteitsprofiel”: het voor de overeenstemmingsbeoordeling toegepaste capaciteitsprofiel;
65. „dagelijks elektriciteitsverbruik” (Qelec ): het verbruik van elektriciteit voor het verwarmen van water gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
66. „dagelijks brandstofverbruik” (Qfuel ): het verbruik van brandstoffen voor het opwarmen van water gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van GCV.
BIJLAGE II
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. EISEN INZAKE SEIZOENSGEBONDEN ENERGIE-EFFICIËNTIE VAN RUIMTEVERWARMING
a) |
Vanaf 26 september 2015 mag de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming en het nuttig rendement van verwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
b) |
Vanaf 26 september 2017 mag de seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming van ruimteverwarmingstoestellen met elektrische ketel, combinatieverwarmingstoestellen met elektrische ketel, ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling, ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
2. EISEN INZAKE ENERGIE-EFFICIËNTIE VAN WATERVERWARMING
a) |
Vanaf 26 september 2015 mag de energie-efficiëntie van waterverwarming door combinatieverwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
b) |
Vanaf 26 september 2017 mag de energie-efficiëntie van waterverwarming door combinatieverwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
3. EISEN VOOR GELUIDSVERMOGENSNIVEAU
Vanaf 26 september 2015 mag het geluidsvermogensniveau van ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp de volgende waarden niet overschrijden:
Nominale warmteafgifte ≤ 6 kW |
Nominale warmteafgifte > 6 kW en ≤ 12 kW |
Nominale warmteafgifte > 12 kW en ≤ 30 kW |
Nominale warmteafgifte > 30 kW en ≤ 70 kW |
||||
Geluidsvermogensniveau (L WA ), binnen |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), buiten |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), binnen |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), buiten |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), binnen |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), buiten |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), binnen |
Geluidsvermogensniveau (L WA ), buiten |
60 dB |
65 dB |
65 dB |
70 dB |
70 dB |
78 dB |
80 dB |
88 dB |
4. EISEN VOOR EMISSIES VAN STIKSTOFOXIDEN
a) |
Vanaf 26 september 2018 mogen de emissies van stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide, van verwarmingstoestellen de volgende waarden niet overschrijden:
|
5. EISEN VOOR PRODUCTINFORMATIE
Vanaf 26 september 2015 moet de volgende productinformatie over verwarmingstoestellen worden vermeld:
a) |
de gebruikershandleidingen voor installateurs en eindgebruikers en vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun gevolmachtigden en importeurs moeten de volgende elementen bevatten:
|
b) |
de technische documentatie voor de toepassing van de overeenstemmingsbeoordeling uit hoofde van artikel 4 moet de volgende elementen bevatten:
|
c) |
op het verwarmingstoestel moet de volgende informatie duurzaam zijn aangebracht:
|
Tabel 1
Informatie-eisen inzake ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling
Model(len): [informatie ter bepaling van het model waarop de informatie betrekking heeft] |
||||||||
Verwarmingsketel met rookgascondensor: [ja/neen] |
||||||||
Lagetemperatuur (2)-verwarmingsketel: [ja/neen] |
||||||||
Verwarmingsketel type B1: [ja/neen] |
||||||||
Ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling: [ja/neen] |
Indien ja, uitgerust met een aanvullend verwarmingstoestel: [ja/neen] |
|||||||
Combinatieverwarmingstoestel: [ja/neen] |
||||||||
Kenmerk |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
|
Kenmerk |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
Nominale warmteafgifte |
Prated |
x |
kW |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming |
ηs |
x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen met ketel: nuttige warmteafgifte |
Voor ruimteverwarmingstoestellen met ketel en combinatieverwarmingstoestellen met ketel: nuttig rendement |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte en hogetemperatuurregime (1) |
P4 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte en hogetemperatuurregime (1) |
η4 |
x,x |
% |
|
Bij 30 % van de nominale warmteafgifte en lagetemperatuurregime (2) |
P1 |
x,x |
kW |
Bij 30 % van de nominale warmteafgifte en lagetemperatuurregime (2) |
η1 |
x,x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling: nuttige warmteafgifte |
Voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling: nuttig rendement |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is uitgeschakeld |
PCHP100 + Sup0 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is uitgeschakeld |
ηCHP100 + Sup0 |
x,x |
% |
|
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is ingeschakeld |
PCHP100 + Sup100 |
x,x |
kW |
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is ingeschakeld |
ηCHP100 + Sup100 |
x,x |
% |
|
Voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling: elektrisch rendement |
Aanvullend verwarmingstoestel |
|||||||
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is uitgeschakeld |
ηel,CHP100 + Sup0 |
x,x |
% |
Nominale warmteafgifte |
Psup |
x,x |
kW |
|
Bij nominale warmteafgifte van het ruimteverwarmingstoestel op basis van warmtekrachtkoppeling wanneer het aanvullende verwarmingstoestel is ingeschakeld |
ηel,CHP100 + Sup100 |
x,x |
% |
Soort energie-input |
|
|||
Aanvullend elektriciteitsverbruik |
Andere kenmerken |
|||||||
Bij volledige lading |
elmax |
x,xxx |
kW |
Warmteverlies in stand-by |
Pstby |
x,xxx |
kW |
|
Bij deellast |
elmin |
x,xxx |
kW |
Energieverbruik van ontstekingsbrander |
Pign |
x,xxx |
kW |
|
In stand-by-stand |
PSB |
x,xxx |
kW |
Emissies van stikstofoxiden |
NOx |
x |
mg/kWh |
|
Voor combinatieverwarmingstoestellen: |
||||||||
Opgegeven capaciteitsprofiel |
|
|
Energie-efficiëntie van waterverwarming |
ηwh |
x |
% |
||
Dagelijks elektriciteitsverbruik |
Qelec |
x,xxx |
kWh |
Dagelijks brandstofverbruik |
Qfuel |
x,xxx |
kWh |
|
Contactgegevens |
Naam en adres van de fabrikant of van zijn gemachtigde. |
Tabel 2
Informatie-eisen inzake ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
Model(len): [informatie ter bepaling van het model waarop de informatie betrekking heeft] |
||||||||
Lucht/water-warmtepomp: [ja/neen] |
||||||||
Water/water-warmtepomp: [ja/neen] |
||||||||
Pekel/water-warmtepomp: [ja/neen] |
||||||||
Lagetemperatuurwarmtepomp: [ja/neen] |
||||||||
Uitgerust met aanvullend verwarmingstoestel: [ja/neen] |
||||||||
Combinatieverwarmingstoestel met warmtepomp: [ja/neen] |
||||||||
Parameters moeten worden opgegeven voor toepassing op middelhoge temperatuur, uitgezonderd voor lagetemperatuurwarmtepompen. Voor lagetemperatuurwarmtepompen moeten parameters worden opgegeven bij toepassing op lage temperatuur. |
||||||||
Parameters moeten worden opgegeven voor gemiddelde klimaatomstandigheden. |
||||||||
Kenmerk |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
|
Kenmerk |
Symbool |
Waarde |
Eenheid |
Nominale warmteafgifte (3) |
Prated |
x |
kW |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming |
ηs |
X |
% |
|
Opgegeven verwarmingsvermogen voor deellast bij een binnentemperatuur van 20 °C en een buitentemperatuur Tj |
Opgegeven prestatiecoëfficiënt of primaire-energie-verhouding voor deellast bij een binnentemperatuur van 20 °C en buitentemperatuur Tj |
|||||||
Tj = – 7 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = – 7 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = + 2 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = + 2 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = + 7 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = + 7 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = + 12 °C |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = + 12 °C |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = bivalente temperatuur |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = bivalente temperatuur |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Tj = uiterste bedrijfstemperatuur |
Pdh |
x,x |
kW |
Tj = uiterste bedrijfstemperatuur |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Voor lucht/water-warmtepompen: Tj = – 15 °C (als TOL < – 20 °C) |
Pdh |
x,x |
kW |
Voor lucht/water-warmtepompen: Tj = – 15 °C (als TOL < – 20 °C) |
COPd of PERd |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Bivalente temperatuur |
Tbiv |
x |
°C |
Voor lucht/water-warmtepompen: uiterste bedrijfstemperatuur |
TOL |
X |
°C |
|
Cyclisch-intervalvermogen voor verwarming |
Pcych |
x,x |
kW |
Cyclisch-intervalefficiëntie |
COPcyc of PERcyc |
x,xx of x,x |
– of % |
|
Verliescoëfficiënt (4) |
Cdh |
x,x |
— |
Uiterste bedrijfstemperatuur van sanitair water |
WTOL |
X |
°C |
|
Elektriciteitsverbruik in andere standen dan de actieve modus |
Aanvullend verwarmingstoestel |
|||||||
Uit-stand |
POFF |
x,xxx |
kW |
Nominale warmteafgifte (3) |
Psup |
x,x |
kW |
|
Thermostaat-uit-stand |
PTO |
x,xxx |
kW |
|
|
|||
Stand-by-stand |
PSB |
x,xxx |
kW |
Soort energie-input |
||||
Carterverwarming-stand |
PCK |
x,xxx |
kW |
|
||||
Andere kenmerken |
|
|||||||
Vermogenscontrole |
vast/variabel |
Voor lucht/water-warmtepompen: nominaal luchtdebiet, buiten |
— |
x |
m3/h |
|||
Geluidsvermogensniveau, binnen/buiten |
LWA |
x/x |
dB |
Voor water/water- en pekel/water-warmtepompen: nominaal pekel- of waterdebiet, warmtewisselaar buiten |
— |
x |
m3/h |
|
Emissies van stikstofoxiden |
NOx |
x |
mg/kWh |
|||||
Voor combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp: |
||||||||
Opgegeven capaciteitsprofiel |
x |
|
Energie-efficiëntie van waterverwarming |
ηwh |
x |
% |
||
Dagelijks elektriciteitsverbruik |
Qelec |
x,xxx |
kWh |
Dagelijks brandstofverbruik |
Qfuel |
x,xxx |
kWh |
|
Contactgegevens |
Naam en adres van de fabrikant of van zijn gemachtigde. |
(1) Hogetemperatuurregime betekent een retourtemperatuur van 60 °C bij de inlaat van het verwarmingstoestel en een toevoertemperatuur van 80 °C bij de uitlaat van het verwarmingstoestel.
(2) Lage temperatuur betekent voor verwarmingsketels met rookgascondensor een retourtemperatuur van 30 °C, voor lagetemperatuurketels 37 °C en voor andere verwarmingstoestellen 50 °C (bij de inlaat van het verwarmingstoestel).
(3) Voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, is de nominale warmteafgifte Prated gelijk aan de ontwerpbelasting voor verwarming Pdesignh, en is de nominale warmteafgifte van een aanvullend verwarmingstoestel Psup gelijk aan het aanvullend vermogen voor verwarming sup(Tj).
(4) Als Cdh niet door meting is bepaald, is de standaardwaarde van de verliescoëfficiënt Cdh = 0,9.
BIJLAGE III
Metingen en berekeningen
1. |
Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht aan de hand van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek op dit gebied. Zij dienen te voldoen aan de in punten 2 tot en met 5 vermelde voorwaarden en technische parameters. |
2. |
Algemene voorwaarden voor metingen en berekeningen
|
3. |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming door ruimteverwarmingstoestellen met ketel, combinatieverwarmingstoestellen met ketel en ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling De seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming ηs wordt berekend als de seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming in actieve modus ηson , gecorrigeerd door bijdragen die rekening houden met temperatuurregelingen, aanvullend elektriciteitsverbruik, warmteverlies in stand-by-stand, elektriciteitsverbruik van de ontstekingsbrander (in voorkomend geval) en, voor ruimteverwarmingstoestellen op basis van warmtekrachtkoppeling, gecorrigeerd door optelling van het elektrisch rendement vermenigvuldigd met een omrekeningscoëfficiënt CC van 2,5. |
4. |
Seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming van ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
|
5. |
Energie-efficiëntie van waterverwarming door combinatieverwarmingstoestellen De energie-efficiëntie voor waterverwarming ηwh van een combinatieverwarmingstoestel wordt berekend als de verhouding tussen de referentie-energie Qref van het opgegeven capaciteitsprofiel en de energie die nodig is voor het genereren daarvan in de volgende omstandigheden:
|
Tabel 3
Nominale standaardomstandigheden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
Warmtebron |
Warmtewisselaar buiten |
Warmtewisselaar binnen |
|||
„Droge bol”-inlaattemperatuur („natte bol”-inlaattemperatuur) |
Ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, met uitzondering van lagetemperatuurwarmtepompen |
Lagetemperatuurwarmtepompen |
|||
Inlaattemperatuur |
Uitlaattemperatuur |
Inlaattemperatuur |
Uitlaattemperatuur |
||
Buitenlucht |
+ 7 °C (+ 6 °C) |
+ 47 °C |
+ 55 °C |
+ 30 °C |
+ 35 °C |
Afvoerlucht |
+ 20 °C (+ 12 °C) |
||||
|
Inlaat-/uitlaattemperatuur |
||||
Water |
+ 10 °C/+ 7 °C |
||||
Pekel |
0 °C/– 3 °C |
Tabel 4
Referentieontwerpomstandigheden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, temperaturen in „droge bol”-luchttemperatuur („natte bol”-luchttemperatuur aangeduid tussen haakjes)
Referentieontwerptemperatuur |
Bivalente temperatuur |
Uiterste bedrijfstemperatuur |
Tdesignh |
Tbiv |
TOL |
– 10 (– 11) °C |
maximaal + 2 °C |
maximaal – 7 °C |
Tabel 5
Europees referentieverwarmingsseizoen in gemiddelde klimaatomstandigheden voor ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp
binj |
Tj [°C] |
Hj [h/jaar] |
1 tot 20 |
– 30 tot – 11 |
0 |
21 |
–10 |
1 |
22 |
–9 |
25 |
23 |
–8 |
23 |
24 |
–7 |
24 |
25 |
–6 |
27 |
26 |
–5 |
68 |
27 |
–4 |
91 |
28 |
–3 |
89 |
29 |
–2 |
165 |
30 |
–1 |
173 |
31 |
0 |
240 |
32 |
1 |
280 |
33 |
2 |
320 |
34 |
3 |
357 |
35 |
4 |
356 |
36 |
5 |
303 |
37 |
6 |
330 |
38 |
7 |
326 |
39 |
8 |
348 |
40 |
9 |
335 |
41 |
10 |
315 |
42 |
11 |
215 |
43 |
12 |
169 |
44 |
13 |
151 |
45 |
14 |
105 |
46 |
15 |
74 |
Totaal aantal uren |
4 910 |
Tabel 6
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht [m3/h], bij een vochtigheidsgraad van 5,5 g/m3
Opgegeven capaciteitsprofiel |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
3XL |
4XL |
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht |
109 |
128 |
128 |
159 |
190 |
870 |
1 021 |
2 943 |
8 830 |
Tabel 7
Capaciteitsprofielen voor waterverwarming van combinatieverwarmingstoestellen
H |
3XS |
XXS |
XS |
S |
|||||||||
Q tap |
f |
Tm |
Q tap |
f |
Tm |
Q tap |
f |
Tm |
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:15 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:26 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,105 |
3 |
25 |
|
07:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:05 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:30 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
0,525 |
3 |
35 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:00 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:00 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
19:30 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
|
|
|
|
|
|
1,05 |
3 |
35 |
0,42 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:00 |
|
|
|
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:15 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:30 |
0,015 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
0,525 |
5 |
45 |
|
21:35 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
0,015 |
2 |
25 |
0,105 |
2 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
0,345 |
|
|
2,100 |
|
|
2,100 |
|
|
2,100 |
|
|
|
H |
M |
L |
XL |
|||||||||
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:05 |
1,4 |
6 |
40 |
|
1,4 |
6 |
40 |
|
|
|
|
|
07:15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
1,82 |
6 |
40 |
|
07:26 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
07:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
07:45 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:25 |
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
11:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,315 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
17:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
0,105 |
3 |
40 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
19:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
|
|
|
|
|
|
|
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:00 |
|
|
|
|
3,605 |
10 |
10 |
40 |
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
0,105 |
3 |
25 |
|
21:30 |
1,4 |
6 |
40 |
|
0,105 |
3 |
25 |
|
4,42 |
10 |
10 |
40 |
21:35 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
5,845 |
|
|
|
11,655 |
|
|
|
19,07 |
|
|
|
h |
XXL |
3XL |
4XL |
|||||||||
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
Q tap |
f |
Tm |
Tp |
|
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
kWh |
l/min |
°C |
°C |
|
07:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
11,2 |
48 |
40 |
|
22,4 |
96 |
40 |
|
07:05 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:15 |
1,82 |
6 |
40 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:26 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
07:45 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
|
|
|
|
|
|
|
|
08:01 |
0,105 |
3 |
25 |
|
5,04 |
24 |
25 |
|
10,08 |
48 |
25 |
|
08:05 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
08:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
09:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
1,68 |
24 |
25 |
|
3,36 |
48 |
25 |
|
09:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10:30 |
0,105 |
3 |
10 |
40 |
0,84 |
24 |
10 |
40 |
1,68 |
48 |
10 |
40 |
11:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11:45 |
0,105 |
3 |
25 |
|
1,68 |
24 |
25 |
|
3,36 |
48 |
25 |
|
12:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12:45 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
2,52 |
32 |
10 |
55 |
5,04 |
64 |
10 |
55 |
14:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
2,52 |
24 |
25 |
|
5,04 |
48 |
25 |
|
16:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16:30 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:15 |
0,105 |
3 |
40 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18:30 |
0,105 |
3 |
40 |
|
3,36 |
24 |
25 |
|
6,72 |
48 |
25 |
|
19:00 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
19:30 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:30 |
0,735 |
4 |
10 |
55 |
5,88 |
32 |
10 |
55 |
11,76 |
64 |
10 |
55 |
20:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20:46 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
|
|
|
|
|
|
|
|
21:00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:15 |
0,105 |
3 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:30 |
6,24 |
16 |
10 |
40 |
12,04 |
48 |
40 |
|
24,08 |
96 |
40 |
|
21:35 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21:45 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Qref |
24,53 |
|
|
|
46,76 |
|
|
|
93,52 |
|
|
|
BIJLAGE IV
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles gebruiken de autoriteiten van de lidstaten de hierna beschreven controleprocedure met betrekking tot de naleving van de in bijlage II beschreven eisen.
1. |
De autoriteiten van de lidstaten testen één exemplaar per model. |
2. |
Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke in bijlage II bij deze verordening uiteengezette eisen als:
|
3. |
Indien het in punt 2, onder a), bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model en alle andere equivalente modellen geacht niet te voldoen aan deze verordening. Indien het in punt 2, onder b) tot en met e), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaten willekeurig drie bijkomende eenheden van hetzelfde model om deze te testen. |
4. |
Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke in bijlage II bij deze verordening uiteengezette eisen als:
|
5. |
Indien de onder punt 4 bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model en alle andere equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen. Binnen een maand na de vaststelling van het besluit dat het model niet voldoet aan de verordening verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en overige relevante informatie aan de autoriteiten van de andere lidstaten en aan de Commissie. |
De autoriteiten van de lidstaten passen de in bijlage III vastgestelde methoden voor meting en berekening toe.
BIJLAGE V
Indicatieve benchmarks zoals vermeld in artikel 6
Op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening was de best beschikbare technologie op de markt voor verwarmingstoestellen in termen van seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming, energie-efficiëntie van waterverwarming, geluidsvermogensniveau en emissies van stikstofoxiden als volgt:
1. |
Benchmark voor seizoensgebonden energie-efficiëntie van ruimteverwarming bij toepassing op middelhoge temperatuur: 145 %. |
2. |
Benchmarks voor energie-efficiëntie van waterverwarming door combinatieverwarmingstoestellen:
|
3. |
Benchmarks voor geluidsvermogensniveau (LWA ), buiten, van ruimteverwarmingstoestellen met warmtepomp en van combinatieverwarmingstoestellen met warmtepomp, met een nominale warmteafgifte van:
|
4. |
Benchmarks voor emissies van stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide:
|
De in de punten 1 tot en met 4 vermelde benchmarks houden niet noodzakelijkerwijs in dat een combinatie van deze waarden voor een enkel verwarmingstoestel haalbaar is.
6.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 239/162 |
VERORDENING (EU) Nr. 814/2013 VAN DE COMMISSIE
van 2 augustus 2013
tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG dient de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume, een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect, zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt. |
(2) |
Op grond van artikel 16, lid 2, onder a), van Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 3, en de criteria van artikel 15, lid 2, en na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp, in voorkomend geval uitvoeringsmaatregelen invoeren voor producten die een grote bijdrage kunnen leveren tot de kosteneffectieve beperking van broeikasgasemissies, zoals waterverwarmingstoestellen. |
(3) |
De Commissie heeft een voorbereidende studie verricht naar de technische, milieutechnische en economische aspecten van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks die gewoonlijk voor huishoudelijk gebruik en in kleine bedrijven worden aangewend. De studie is verricht in samenwerking met de belanghebbenden en de betrokken partijen uit de Unie en derde landen en de bevindingen ervan zijn openbaar gemaakt. |
(4) |
De milieuaspecten van waterverwarmingstoestellen die voor de toepassing van deze verordening als significant worden beschouwd, zijn het energieverbruik tijdens de gebruiksfase en (voor waterverwarmingstoestellen met een warmtepomp) geluidsvermogensniveaus. Bovendien zijn voor waterverwarmingstoestellen die gebruikmaken van fossiele brandstoffen de emissies van stikstofoxiden, koolstofmonoxide en koolwaterstoffen ook geïdentificeerd als significante milieuaspecten. Het significante milieuaspect van warmwatertanks is het energieverbruik door hun warmhoudverlies. |
(5) |
Het is niet aangewezen om eisen inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot de emissie van koolstofmonoxide en koolwaterstoffen vast te stellen, aangezien er nog geen geschikte Europese meetmethoden beschikbaar zijn. Voor de ontwikkeling van deze meetmethoden heeft de Commissie de Europese normalisatie-instellingen de opdracht gegeven om bij de herziening van deze verordening na te denken over eisen inzake ecologisch ontwerp voor deze emissies. Nationale bepalingen voor eisen inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot de emissie van koolstofmonoxiden en koolwaterstoffen van waterverwarmingstoestellen kunnen behouden blijven tot wanneer de desbetreffende eisen inzake ecologisch ontwerp van de Unie van kracht worden. De bepalingen van Richtlijn 2009/142/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen (2), waarbij de verbrandingsproducten van gastoestellen met het oog op de gezondheid en veiligheid worden beperkt, blijven ongewijzigd. |
(6) |
Uit de voorbereidende studie blijkt dat het voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks niet nodig is eisen vast te stellen met betrekking tot de andere in bijlage I, deel 1, van Richtlijn 2009/125/EG vermelde parameters voor ecologisch ontwerp. Met name broeikasgasemissies gerelateerd aan koelmiddelen die gebruikt worden in waterverwarmingstoestellen met een warmtepomp voor de verwarming van het huidige Europese gebouwenbestand, worden niet als significant aanzien. Bij de herziening van deze verordening zal worden beoordeeld of het aangewezen is om eisen inzake ecologisch ontwerp voor deze broeikasgasemissies vast te stellen. |
(7) |
Het toepassingsgebied van deze verordening moet worden beperkt tot waterverwarmingstoestellen die bedoeld zijn voor het verstrekken van warm drinkwater en warm water voor sanitaire toepassingen. |
(8) |
Waterverwarmingstoestellen die zijn ontworpen om voornamelijk (meer dan 50 %) gasvormige en vloeibare op basis van biomassa gebaseerde brandstoffen te gebruiken, hebben specifieke kenmerken die een verdere technische, economische en milieutechnische analyse noodzakelijk maken. Afhankelijk van die analyse, en als dit aangewezen blijkt, moeten eisen inzake ecologisch ontwerp voor dergelijke waterverwarmingstoestellen in een latere fase worden vastgesteld. |
(9) |
Het jaarlijkse energieverbruik in de Unie met betrekking tot waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks werd in 2005 geschat op 2 156 PJ (51 Mtoe), wat overeenkomt met 124 Mt CO2-emissies. Als geen specifieke maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat het jaarlijkse energieverbruik zal stijgen tot 2 243 PJ in 2020. In 2005 bedroegen de jaarlijkse emissies van stikstofoxiden ten gevolge van het gebruik van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks in de Unie 559 kt SOx-equivalent. Wanneer geen specifieke maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat de jaarlijkse emissies zullen stijgen tot 603 kt SOx-equivalent in 2020. Uit de voorbereidende studie blijkt dat het energieverbruik tijdens de gebruiksfase en de emissies van stikstofoxiden van waterverwarmingstoestellen aanzienlijk verminderd kunnen worden. |
(10) |
Een daling van het energieverbruik van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks kan worden bereikt door de toepassing van bestaande, niet aan eigendomsrechten gebonden kosteneffectieve technologieën die de gecombineerde uitgaven voor de aankoop en het gebruik van deze producten doen dalen. |
(11) |
Het gecombineerde effect van de voorschriften inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld in deze verordening en in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft (3), zal naar verwachting tegen 2020 resulteren in een jaarlijkse energiebesparing van naar schatting ongeveer 450 PJ (11 Mtoe), wat overeenkomt met ongeveer 26 Mt CO2-emissies, en een vermindering van stikstofoxide-emissies van ongeveer 130 kt SOx-equivalent per jaar, in vergelijking met een situatie waarin geen maatregelen worden genomen. |
(12) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten de eisen inzake het energieverbruik, het geluidsvermogensniveau en de stikstofoxide-emissies van waterverwarmingstoestellen en de eisen voor warmhoudverlies van warmwatertanks in de Unie harmoniseren. Aldus dragen ze bij tot een betere werking van de interne markt en een betere milieuprestatie van deze producten. |
(13) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp mogen uit het oogpunt van de eindgebruiker geen negatieve invloed hebben op de werking of de betaalbaarheid van waterverwarmingstoestellen of warmwatertanks en ze mogen geen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid, de veiligheid en het milieu. |
(14) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten geleidelijk worden ingevoerd, zodat fabrikanten voldoende tijd krijgen om het ontwerp van hun onder deze verordening vallende producten te herzien. De timing moet zo worden bepaald dat rekening wordt gehouden met het kosteneffect voor fabrikanten, met name het midden- en kleinbedrijf, terwijl tevens wordt gegarandeerd dat de doelstellingen van deze verordening tijdig worden verwezenlijkt. |
(15) |
De productparameters moeten worden gemeten en berekend met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die beantwoorden aan erkende moderne meet- en berekeningstechnieken, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, geharmoniseerde normen die door Europese normalisatie-instanties zijn opgesteld op verzoek van de Commissie, in overeenstemming met de procedures bepaald in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (4). |
(16) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG moeten in deze verordening passende procedures voor de beoordeling van de overeenstemming worden gespecificeerd. |
(17) |
Ter ondersteuning van controles op de naleving moeten de fabrikanten informatie vermelden in de in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2009/125/EG genoemde technische documentatie, voor zover deze informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening. |
(18) |
Om het milieueffect van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks verder te beperken, moeten de fabrikanten informatie verstrekken over demontage, recycling en/of verwijdering. |
(19) |
Naast de in deze verordening vastgestelde juridisch bindende eisen, moeten indicatieve benchmarks voor de beste beschikbare technologieën worden vastgesteld om informatie over de milieuprestaties tijdens de levensduur van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks op grote schaal beschikbaar te stellen en gemakkelijk toegankelijk te maken. |
(20) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en/of in werking stellen van waterverwarmingstoestellen met een nominale warmteafgifte van ≤ 400 kW en warmwatertanks met een opslagvolume van ≤ 2 000 liter, inclusief waterverwarmingstoestellen die zijn geïntegreerd in pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties als omschreven in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. van 812/2013.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
waterverwarmingstoestellen die specifiek zijn ontworpen om op gasvormige of vloeibare brandstoffen te werken die hoofdzakelijk op basis van biomassa zijn geproduceerd; |
b) |
waterverwarmingstoestellen die gebruikmaken van vaste brandstoffen; |
c) |
waterverwarmingstoestellen die binnen de werkingssfeer vallen van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (5); |
d) |
combinatieverwarmingstoestellen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie (6); |
e) |
waterverwarmingstoestellen die niet voldoen aan ten minste het capaciteitsprofiel met de laagste referentie-energie, als gespecificeerd in bijlage III, tabel 1; |
f) |
waterverwarmingstoestellen die uitsluitend ontworpen zijn voor het bereiden van warme dranken en/of voeding; |
g) |
warmtegeneratoren ontworpen voor waterverwarmingstoestellen en met dergelijke warmtegeneratoren uit te rusten behuizingen van waterverwarmingstoestellen, die in de handel zijn gebracht vóór 1 januari 2018 ter vervanging van identieke warmtegeneratoren en identieke behuizingen van waterverwarmingstoestellen. Op het vervangingsproduct of de verpakking ervan moet duidelijk worden vermeld voor welk waterverwarmingstoestel het bedoeld is. |
Artikel 2
Definities
In aanvulling op de in artikel 2 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde definities gelden voor de doeleinden van deze verordening de volgende definities:
1. „waterverwarmingstoestel”: een inrichting die
2. „warmtegenerator”: het onderdeel van een waterverwarmingstoestel dat de warmte genereert via één of meerdere van de volgende processen:
waarbij een voor een waterverwarmingstoestel ontworpen warmtegenerator en een met dergelijke warmtegenerator uit te rusten behuizing van waterverwarmingstoestellen ook als een waterverwarmingstoestel wordt beschouwd;
3. „behuizing van waterverwarmingstoestel”: het deel van een waterverwarmingstoestel dat ontworpen is om er een warmtegenerator in te monteren;
4. „nominale warmteafgifte”: de aangegeven warmteafgifte van het waterverwarmingstoestel bij het voorzien van waterverwarming onder nominale standaardomstandigheden, uitgedrukt in kW;
5. „opslagvolume” (V): het nominale volume van een warmwatertank of een boiler, uitgedrukt in liter;
6. „nominale standaardomstandigheden”: de functioneringsomstandigheden van waterverwarmingstoestellen voor de vaststelling van de nominale warmteafgifte, de energie-efficiëntie van waterverwarming, het geluidsvermogensniveau en de stikstofoxide-emissies, en van warmwatertanks voor de vaststelling van het warmhoudverlies;
7. „biomassa”: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
8. „biobrandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof die gewonnen is uit biomassa;
9. „fossiele brandstof”: een gasvormige of vloeibare brandstof van fossiele oorsprong;
10. „conventioneel waterverwarmingstoestel”: een waterverwarmingstoestel dat warmte genereert door de verbranding van fossiele brandstoffen en/of brandstoffen uit biomassa en/of het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand;
11. „waterverwarmingstoestel met warmtepomp”: een waterverwarmingstoestel dat omgevingswarmte van een lucht-, water- of grondbron, en/of afvalwarmte gebruikt voor het genereren van warmte;
12. „waterverwarmingstoestel op zonne-energie”: een waterverwarmingstoestel uitgerust met één of meerdere zonnecollectoren, warmwatertanks die gebruikmaken van zonne-energie, warmtegeneratoren en eventuele pompen in het collectorcircuit en andere onderdelen; een waterverwarmingstoestel op zonne-energie wordt in de handel gebracht als één eenheid;
13. „warmwatertank”: een vat voor het opslaan van warm water met als doel het opwarmen van water en/of ruimten, met inbegrip van toebehoren, dat niet is uitgerust met een warmtegenerator, met uitzondering van eventueel één of meerdere reservedompelaars;
14. „reservedompelaar”: een verwarmingselement met elektrische weerstand waarvan de werking berust op het joule-effect, dat onderdeel is van een warmwatertank en dat uitsluitend warmte genereert wanneer de werking van de externe warmtebron verstoord is (zoals tijdens onderhoud) of wanneer de externe warmtebron buiten werking is. Dit element kan ook een onderdeel zijn van een warmwatertank die gebruikmaakt van zonne-energie dat warmte opwekt wanneer de warmtebron op zonne-energie niet toereikend is om voor het vereiste comfortniveau te zorgen;
15. „energie-efficiëntie van waterverwarming” (ηwh ): de verhouding tussen de nuttige energie die door een waterverwarmingstoestel wordt geleverd en de energie die nodig is voor het genereren van die energie, uitgedrukt in %;
16. „geluidsvermogensniveau” (LWA ): het A-gewogen geluidsvermogensniveau, binnen en/of buiten, uitgedrukt in dB;
17. „warmhoudverlies” (S): het verwarmingsvermogen dat een warmwatertank bij bepaalde water- en omgevingstemperaturen verliest, uitgedrukt in W;
18. „omrekeningscoëfficiënt” (CC): een coëfficiënt die de geraamde gemiddelde EU-opwekkingsefficiëntie van 40 % weerspiegelt als bedoeld in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (7); de waarde van de omrekeningscoëfficiënt is CC = 2,5.
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met VI worden bijkomende definities vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Eisen inzake ecologisch ontwerp en tijdschema
1. De eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks zijn vastgesteld in bijlage II.
2. Elke eis inzake ecologisch ontwerp wordt volgens het onderstaande tijdschema toegepast:
a) |
vanaf 26 september 2015:
|
b) |
vanaf 26 september 2017:
|
c) |
vanaf 26 september 2018:
|
3. De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend overeenkomstig de in bijlage III en bijlage IV neergelegde eisen.
Artikel 4
Overeenstemmingsbeoordeling
1. De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde procedure voor overeenstemmingsbeoordeling bestaat uit de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
2. Voor de toepassing van de overeenstemmingsbeoordeling bevat de technische documentatie de in punt 1.6 van bijlage II bij deze verordening vastgestelde productinformatie.
Artikel 5
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het verrichten van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde controles met het oog op markttoezicht om naleving van de in bijlage II bij deze verordening vastgelegde eisen te waarborgen, passen de autoriteiten van de lidstaten de in bijlage V bij deze verordening uiteengezette controleprocedure toe.
Artikel 6
Indicatieve benchmarks
De indicatieve benchmarks voor de best presterende waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening in werking treedt, zijn vastgelegd in bijlage VI.
Artikel 7
Evaluatie
1. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang op het gebied van waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks en legt zij het resultaat van die evaluatie voor aan het Overlegforum ecologisch ontwerp. Met name omvat de evaluatie een beoordeling van de volgende aspecten:
a) |
de noodzaak van vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor aan koelmiddelen gerelateerde broeikasgasemissies; |
b) |
het niveau van de eisen inzake ecologisch ontwerp voor emissies van koolmonoxide en koolwaterstoffen dat kan worden ingevoerd, op grond van de in ontwikkeling zijnde meetmethoden; |
c) |
de noodzaak van vaststelling van strengere eisen inzake ecologisch ontwerp voor de emissie van stikstofoxiden; |
d) |
de noodzaak van vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen die specifiek zijn ontworpen om te werken op gasvormige of vloeibare brandstoffen die voornamelijk op basis van biomassa zijn geproduceerd; |
e) |
de geldigheid van de waarde van de omrekeningscoëfficiënt; |
f) |
de noodzaak van certificatie door derden. |
2. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding evalueert de Commissie deze verordening ook in het licht van de technologische vooruitgang op het gebied van waterverwarmingstoestellen en legt zij het resultaat van die evaluatie voor aan het Overlegforum ecologisch ontwerp. Deze evaluatie bevat uitsluitend een beoordeling van de noodzaak van vaststelling van afzonderlijke ecodesign-eisen voor verschillende types van waterverwarmingstoestellen.
Artikel 8
Overgangsbepalingen
1. Tot 26 september 2015 mogen lidstaten toestaan dat waterverwarmingstoestellen in de handel worden gebracht en/of in werking worden gesteld die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen inzake de energie-efficiëntie van waterverwarming en het geluidsvermogensniveau die van kracht zijn op het tijdstip dat deze verordening wordt vastgesteld.
2. Tot 26 september 2018 mogen lidstaten toestaan dat waterverwarmingstoestellen in de handel worden gebracht en/of in werking worden gesteld die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen inzake emissies van stikstofoxiden die van kracht zijn op het tijdstip dat deze verordening wordt vastgesteld.
3. Tot 26 september 2017 mogen lidstaten toestaan dat warmwatertanks in de handel worden gebracht en/of in werking worden gesteld die in overeenstemming zijn met de nationale bepalingen inzake warmhoudverlies die van kracht zijn op het tijdstip dat deze verordening wordt vastgesteld.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) PB L 330 van 16.12.2009, blz. 10.
(3) Zie bladzijde 83 van dit Publicatieblad.
(4) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(5) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(6) Zie bladzijde 136 van dit Publicatieblad.
(7) PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1.
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met VI
Voor de doeleinden van bijlagen II tot en met VI zijn de volgende definities van toepassing:
1. „boiler”: een waterverwarmingstoestel uitgerust met warmwatertank(s), warmtegenerator(en) en eventueel andere onderdelen, die zich in één behuizing bevinden;
2. „capaciteitsprofiel”: een bepaalde reeks wateronttrekkingen, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III; voor elk waterverwarmingstoestel geldt ten minste één capaciteitsprofiel;
3. „wateronttrekking”: een gegeven combinatie van nuttige waterstroomsnelheid, nuttige watertemperatuur, nuttige energie-inhoud en piektemperatuur, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
4. „nuttige waterstroomsnelheid” (f): de minimale stroomsnelheid, uitgedrukt in liter per minuut, waarbij warm water bijdraagt aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
5. „nuttige watertemperatuur” (Tm ): de watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, waarbij warm water begint bij te dragen aan de referentie-energie, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
6. „nuttige energie-inhoud” (Qtap ): de energie-inhoud van warm water, uitgedrukt in kWh, afgegeven bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan de nuttige watertemperatuur, en bij waterstroomsnelheden gelijk aan of hoger dan de nuttige waterstroomsnelheid, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
7. „energie-inhoud van warm water”: het product van de specifieke warmtecapaciteit van water, het gemiddelde temperatuurverschil tussen de output van warm water en de input van koud water, en de totale massa van het afgegeven warm water;
8. „piektemperatuur” (Tp ): de minimale watertemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius, die tijdens wateronttrekking moet worden bereikt, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
9. „referentie-energie” (Qref ): de som van de nuttige energie-inhoud van wateronttrekkingen, uitgedrukt in kWh, in een bepaald capaciteitsprofiel, zoals vermeld in tabel 1 van bijlage III;
10. „maximaal capaciteitsprofiel”: het capaciteitsprofiel met de grootste referentie-energie die een waterverwarmingstoestel kan afgeven, waarbij wordt voldaan aan de temperatuur- en stroomsnelheidsvoorwaarden van dat capaciteitsprofiel;
11. „opgegeven capaciteitsprofiel”: het voor de overeenstemmingsbeoordeling toegepaste capaciteitsprofiel;
12. „dagelijks elektriciteitsverbruik” (Qelec ): het verbruik van elektriciteit gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
13. „dagelijks brandstofverbruik” (Qfuel ): het verbruik van brandstoffen gedurende 24 opeenvolgende uren volgens het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt in kWh in termen van GCV;
14. „bovenste verbrandingswaarde” (GCV): de totale hoeveelheid warmte die wordt afgegeven door een hoeveelheid brandstof per eenheid als deze volledig met zuurstof wordt verbrand en de verbrandingsproducten tot omgevingstemperatuur zijn afgekoeld; deze hoeveelheid omvat de condensatiewarmte van waterdamp in de brandstof en van waterdamp die ontstaat door de verbranding van waterstof in de brandstof;
15. „slimmecontrolemechanisme”: een apparaat dat het waterverwarmingsvoorzieningsproces automatisch afstemt op het individuele gebruik met als doel het energieverbruik te verminderen;
16. „naleving van slimme controle” (smart): de mate waarin een met slimmecontrolemechanismen uitgerust waterverwarmingstoestel voldoet aan het in punt 4 van bijlage IV neergelegde criterium;
17. „slimmecontrolefactor” (SCF): de energie-efficiëntietoename van waterverwarming door slimme controle volgens de in punt 3 van bijlage III genoemde voorwaarden;
18. „wekelijks elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen” (Qelec,week,smart ): het wekelijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel met ingeschakelde slimmecontrolefunctie, gemeten volgens de in punt 3 van bijlage III genoemde voorwaarden, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
19. „wekelijks brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen” (Qfuel,week,smart ): het wekelijkse brandstofverbruik van een waterverwarmingstoestel met ingeschakelde slimmecontrolefunctie, gemeten volgens de in punt 3 van bijlage III genoemde voorwaarden, uitgedrukt in kWh in termen van GCV;
20. „wekelijks elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen” (Qelec,week ): het wekelijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie, gemeten volgens de in punt 3 van bijlage III genoemde voorwaarden, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
21. „wekelijks brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen” (Qfuel,week ): het wekelijkse brandstofverbruik van een waterverwarmingstoestel met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie, gemeten volgens de in punt 3 van bijlage III genoemde voorwaarden, uitgedrukt in kWh in termen van GCV;
22. „omgevingscorrectieterm” (Qcor ): een term die rekening houdt met het feit dat de plaats waar het waterverwarmingstoestel is geïnstalleerd geen isotherme plaats is, uitgedrukt in kWh;
23. „warmteverlies in stand-by-stand” (Pstby ): het warmteverlies van een waterverwarmingstoestel met warmtepomp in bedrijfsstanden zonder warmtevraag, uitgedrukt in kW;
24. „gemengd water met een temperatuur van 40 °C” (V40): de hoeveelheid water met een temperatuur van 40 °C, die dezelfde warmte-inhoud (enthalpie) heeft als het warme water dat boven de 40 °C bij de output van het waterverwarmingstoestel wordt afgegeven, uitgedrukt in liter;
25. „gemiddelde klimaatomstandigheden”: de omstandigheden op het gebied van temperatuur en totale zonnestraling die kenmerkend zijn voor de stad Straatsburg;
26. „jaarlijks energieverbruik” (Qtota ): het jaarlijkse energieverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, uitgedrukt in kWh in termen van primaire energie en/of kWh in termen van GCV;
27. „jaarlijks aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte” (Qnonsol ): het jaarlijkse aandeel elektriciteit (uitgedrukt in kWh in termen van primaire energie) en/of brandstof (uitgedrukt in kWh in termen van GCV) in de output van nuttige warmte van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, waarbij rekening wordt gehouden met de jaarlijkse hoeveelheid warmte die door de zonnecollector wordt opgevangen en met het warmteverlies van de warmwatertank die gebruikmaakt van zonne-energie;
28. „zonnecollector”: een apparaat voor het absorberen van de totale zonnestraling en het overdragen van de aldus geproduceerde warmte-energie aan een vloeistof die er doorheen loopt; deze wordt gekenmerkt door het apertuuroppervlak van de collector, de efficiëntie bij nulverlies, de primaire coëfficiënt, de secundaire coëfficiënt en de instralingshoekmodifier;
29. „totale zonnestraling”: de hoeveelheid totale binnenkomende zonne-energie, zowel rechtstreeks als diffuus, op een collectorpaneel met een hellingshoek van 45 graden en op het zuiden gericht op het aardoppervlak, uitgedrukt in W/m2;
30. „apertuuroppervlak van de collector” (Asol ): het maximale bestraalde oppervlak waardoor ongeconcentreerde zonnestraling de collector binnenkomt, uitgedrukt in m2;
31. „efficiëntie bij nulverlies” (η0 ): de efficiëntie van de zonnecollector wanneer de gemiddelde vloeistoftemperatuur van de zonnecollector gelijk is aan de omgevingstemperatuur;
32. „primaire coëfficiënt” (a1 ): de warmteverliescoëfficiënt van een zonnecollector, uitgedrukt in W/(m2 K);
33. „secundaire coëfficiënt” (a2 ): de coëfficiënt die de temperatuurafhankelijkheid van de primaire coëfficiënt meet, uitgedrukt in W/(m2 K2);
34. „instralingshoekmodifier” (IAM): de verhouding tussen de output van nuttige warmte van een zonnecollector bij een gegeven instralingshoek en de output van nuttige warmte ervan bij een instralingshoek van 0 graden;
35. „instralingshoek”: de hoek tussen de richting naar de zon en de richting loodrecht op het apertuuroppervlak van de collector;
36. „warmwatertank die gebruikmaakt van zonne-energie”: een opslagtank voor warm water waarin warmte-energie wordt opgeslagen die door één of meer zonnecollectoren wordt geproduceerd;
37. „energie-efficiëntie van waterverwarming door een warmtegenerator” (ηwh,nonsol ): de energie-efficiëntie van waterverwarming door een warmtegenerator die deel uitmaakt van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, uitgedrukt in %, bepaald onder gemiddelde klimaatomstandigheden en zonder gebruikmaking van input van zonnewarmte;
38. „supplementair elektriciteitsverbruik” (Qaux ): het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie dat is toe te schrijven aan het energieverbruik van de pomp en het energieverbruik in stand-by-stand, uitgedrukt in kWh in termen van eindverbruik van energie;
39. „energieverbruik van de pomp” (solpump): het nominale elektriciteitsverbruik van de pomp in het collectorcircuit van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie, uitgedrukt in W;
40. „energieverbruik in stand-by-stand” (solstandby): het nominale elektriciteitsverbruik van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie wanneer de pomp en de warmtegenerator van een waterverwarmingstoestel op zonne-energie niet werken, uitgedrukt in W;
41. „equivalent model”: een model dat in de handel wordt gebracht met dezelfde technische parameters, als uiteengezet in de toepasselijke productinformatie-eisen van bijlage II, als een ander door dezelfde fabrikant in de handel gebracht model.
BIJLAGE II
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP VOOR WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
1.1. Eisen inzake energie-efficiëntie van waterverwarming
a) |
Vanaf 26 september 2015 mag de energie-efficiëntie van waterverwarming door waterverwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
b) |
Vanaf 26 september 2017 mag de energie-efficiëntie van waterverwarming door waterverwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
c) |
Vanaf 26 september 2018 mag de energie-efficiëntie van waterverwarming door waterverwarmingstoestellen niet lager zijn dan de volgende waarden:
|
1.2. Eisen voor opslagvolume van boilers met opgegeven capaciteitsprofielen 3XS, XXS, XS en S
Vanaf 26 september 2015:
a) |
bedraagt voor boilers met opgegeven capaciteitsprofiel 3XS het opslagvolume niet meer dan 7 liter; |
b) |
bedraagt voor boilers met opgegeven capaciteitsprofielen XXS en XS het opslagvolume niet meer dan 15 liter; |
c) |
bedraagt voor boilers met opgegeven capaciteitsprofiel S het opslagvolume niet meer dan 36 liter. |
1.3. Eisen voor gemengd water bij 40 °C van boilers met opgegeven capaciteitsprofielen M, L, XL, XXL, 3XL en 4XL
Vanaf 26 september 2015 mag de hoeveelheid gemengd water bij 40 °C niet lager zijn dan de volgende waarden:
Opgegeven capaciteitsprofiel |
M |
L |
XL |
XXL |
3XL |
4XL |
Gemengd water bij 40 °C |
65 liter |
130 liter |
210 liter |
300 liter |
520 liter |
1 040 liter |
1.4. Eisen voor geluidsvermogensniveau
Vanaf 26 september 2015 mag het geluidsvermogensniveau van waterverwarmingstoestellen met warmtepomp de volgende waarden niet overschrijden:
Nominale warmte-output ≤ 6 kW |
Nominale warmte-output > 6 kW en ≤ 12 kW |
Nominale warmte-output > 12 kW en ≤ 30 kW |
Nominale warmte-output > 30 kW en ≤ 70 kW |
||||
Geluidsver- mogensniveau (LWA ), binnen |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), buiten |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), binnen |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), buiten |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), binnen |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), buiten |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), binnen |
Geluids-vermogens-niveau (LWA ), buiten |
60 dB |
65 dB |
65 dB |
70 dB |
70 dB |
78 dB |
80 dB |
88 dB |
1.5. Eisen voor emissies van stikstofoxiden
a) |
Vanaf 26 september 2018 mogen de emissies van stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide, van waterverwarmingstoestellen de volgende waarden niet overschrijden:
|
1.6. Eisen voor productinformatie met betrekking tot waterverwarmingstoestellen
Vanaf 26 september 2015 dienen gebruikershandleidingen voor installateurs en eindgebruikers, vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun bevoegde vertegenwoordigers en invoerders, alsmede technische documentatie ten behoeve van overeenstemmingsbeoordeling op grond van artikel 4, de volgende elementen te bevatten:
a) |
informatie ter identificatie van het/de model(len), inclusief equivalente modellen, waarop de informatie betrekking heeft; |
b) |
de resultaten van de metingen voor de in punt 6 van bijlage III genoemde technische parameters; |
c) |
de resultaten van de berekeningen voor de in punt 2 van bijlage IV genoemde technische parameters; |
d) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de waterverwarmingstoestel; |
e) |
voor warmtegeneratoren bestemd voor waterverwarmingstoestellen en met dergelijke warmtegeneratoren uit te rusten behuizingen van waterverwarmingstoestellen: de kenmerken ervan, de assemblage-eisen, met het oog op naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen, en, in voorkomend geval, het overzicht van door de fabrikant aanbevolen combinaties; |
f) |
informatie betreffende de demontage, recycling en/of verwijdering aan het eind van de levensduur. |
2. EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP VOOR WARMWATERTANKS
2.1. Eisen voor warmhoudverlies
Vanaf 26 september 2017 mag het warmhoudverlies S van warmwatertanks met opslagvolume V, uitgedrukt in liter, de volgende grens niet overschrijden:
2.2. Eisen voor productinformatie met betrekking tot warmwatertanks
Vanaf 26 september 2015 dienen gebruikershandleidingen voor installateurs en eindgebruikers, vrij toegankelijke websites van fabrikanten, hun bevoegde vertegenwoordigers en invoerders alsmede technische documentatie ten behoeve van overeenstemmingsbeoordeling op grond van artikel 4 de volgende elementen te bevatten:
a) |
informatie ter identificatie van het/de model(len), inclusief equivalente modellen, waarop de informatie betrekking heeft; |
b) |
de resultaten van de metingen voor de in punt 7 van bijlage III genoemde technische parameters; |
c) |
de te nemen specifieke voorzorgsmaatregelen voor de assemblage, de installatie of het onderhoud van de warmwatertank; |
d) |
informatie betreffende de demontage, recycling en/of verwijdering aan het eind van de levensduur. |
BIJLAGE III
Metingen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening worden metingen verricht aan de hand van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek op dit gebied. Zij dienen te voldoen aan de in punten 2 tot en met 7 vermelde voorwaarden en technische parameters.
2. ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR HET TESTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN:
a) |
de metingen worden uitgevoerd aan de hand van de in tabel 1 opgegeven capaciteitsprofielen; |
b) |
de metingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende 24-uursmeetcyclus:
|
c) |
het opgegeven capaciteitsprofiel is het maximale capaciteitsprofiel of het eerste capaciteitsprofiel onder het maximale capaciteitsprofiel; |
d) |
een voor een waterverwarmingstoestel bestemde warmtegenerator en een met een dergelijk warmtegenerator uit te rusten behuizing van een waterverwarmingstoestel wordt getest met een geschikte behuizing respectievelijk warmtegenerator; |
e) |
waterverwarmingstoestellen die als daluur-waterverwarmingstoestellen zijn bestempeld, krijgen energie voor een maximumperiode van 8 opeenvolgende uren tussen 22:00 en 07:00 uur van het 24-uurswateronttrekkingspatroon. Op het einde van het 24-uurswateronttrekkingspatroon worden de waterverwarmingstoestellen verhit tot het einde van de fase. Tabel 1 Capaciteitsprofielen van waterverwarmingstoestellen
|
3. VOORWAARDEN VOOR HET TESTEN VAN DE NALEVING VAN SLIMME CONTROLE (SMART) VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
Wanneer de fabrikant het aangewezen acht de waarde van smart als „1” aan te geven, worden metingen van het wekelijkse elektriciteits- en/of brandstofverbruik met of zonder slimmecontrolemechanismen uitgevoerd aan de hand van de volgende meetcyclus van twee weken:
— |
dag 1 tot en met 5: willekeurige reeks capaciteitsprofielen gekozen uit het opgegeven capaciteitsprofiel en het capaciteitsprofiel één onder het opgegeven capaciteitsprofiel, en met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 6 en 7: geen wateronttrekkingen, en met uitgeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 8 tot en met 12: herhaling van dezelfde reeks die werd toegepast voor dag 1 tot en met 5, en met ingeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
dag 13 en 14: geen wateronttrekkingen, en met ingeschakelde slimmecontrolefunctie; |
— |
het verschil tussen de tijdens dag 1 tot en met 7 gemeten nuttige energie-inhoud en de tijdens dag 8 tot en met 14 gemeten nuttige energie-inhoud mag niet meer dan 2 % van Qref van het opgegeven capaciteitsprofiel bedragen. |
4. VOORWAARDEN VOOR HET TESTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN OP ZONNE-ENERGIE
De zonnecollector, de warmwatertank die gebruikmaakt van zonne-energie, de pomp in het collectorcircuit (indien van toepassing) en de warmtegenerator worden afzonderlijk getest. Als de zonnecollector en de warmwatertank die gebruikmaakt van zonne-energie niet afzonderlijk kunnen worden getest, worden zij tezamen getest. De warmtegenerator wordt getest volgens de in punt 2 van deze bijlage omschreven voorwaarden.
De resultaten worden gebruikt voor de in punt 3, onder b), van bijlage IV genoemde berekeningen volgens de in de tabellen 2 en 3 opgenomen voorwaarden. Met het oog op de vaststelling van Qtota wordt de efficiëntie van de warmtegenerator aan de hand van het joule-effect in verwarmingselementen met elektrische weerstand verondersteld 100/CC te zijn.
5. VOORWAARDEN VOOR HET TESTEN VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN MET WARMTEPOMP
— |
waterverwarmingstoestellen met warmtepomp worden getest volgens de in tabel 4 samengevatte voorwaarden; |
— |
waterverwarmingstoestellen met warmtepomp die ventilatieafvoerlucht als warmtebron gebruiken, worden getest volgens de in tabel 5 samengevatte voorwaarden. |
Tabel 2
Gemiddelde dagtemperatuur (°C)
|
januari |
februari |
maart |
april |
mei |
juni |
juli |
augustus |
september |
oktober |
november |
december |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
2,8 |
2,6 |
7,4 |
12,2 |
16,3 |
19,8 |
21,0 |
22,0 |
17,0 |
11,9 |
5,6 |
3,2 |
Tabel 3
Gemiddelde totale zonnestraling (W/m2)
|
januari |
februari |
maart |
april |
mei |
juni |
juli |
augustus |
september |
oktober |
november |
december |
Gemiddelde klimaatomstandigheden |
70 |
104 |
149 |
192 |
221 |
222 |
232 |
217 |
176 |
129 |
80 |
56 |
Tabel 4
Nominale standaardomstandigheden voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, temperaturen in „droge-bol”-luchttemperatuur („natte-bol”-luchttemperatuur aangeduid tussen haakjes)
Warmtebron |
Buitenlucht |
Binnenlucht |
Afvoerlucht |
Pekel |
Water |
Temperatuur |
+ 7 °C (+ 6 °C) |
+ 20 °C (maximum + 15 °C) |
+ 20 °C (+ 12 °C) |
0 °C (inlaat)/– 3 °C (uitlaat) |
+ 10 °C (inlaat)/+ 7 °C (uitlaat) |
Tabel 5
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht [m3/u], bij een temperatuur van 20 °C en vochtigheidsgraad van 5,5 g/m3
Opgegeven capaciteitsprofiel |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
3XL |
4XL |
Maximale beschikbare ventilatieafvoerlucht |
109 |
128 |
128 |
159 |
190 |
870 |
1 021 |
2 943 |
8 830 |
6. TECHNISCHE PARAMETERS VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
Voor waterverwarmingstoestellen worden de volgende parameters vastgesteld:
a) |
het dagelijkse elektriciteitsverbruik Qelec in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
b) |
het opgegeven capaciteitsprofiel, uitgedrukt middels de aangewezen letter volgens tabel 1 van deze bijlage; |
c) |
het geluidsvermogensniveau LWA , in dB, binnen, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal (voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp, indien van toepassing); |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen die op fossiele brandstoffen en/of brandstoffen uit biomassa werken:
d) |
het dagelijkse brandstofverbruik Qfuel in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
e) |
de emissies van stikstofoxiden, uitgedrukt in stikstofdioxide, in mg/kWh brandstofinput in termen van GCV, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen waarvoor de waarde van smart als „1” wordt opgegeven:
f) |
het wekelijkse brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen Qfuel,week,smart in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
g) |
het wekelijkse elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen Qelec,week,smart in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
h) |
het wekelijkse brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qfuel,week in kWh in termen van GCV, afgerond tot op drie decimalen; |
i) |
het wekelijkse elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qelec,week in kWh, afgerond tot op drie decimalen; |
daarnaast, voor boilers met opgegeven capaciteitsprofielen 3XS, XXS en XS:
j) |
het opslagvolume V in liter, afgerond tot op één decimaal; |
daarnaast, voor boilers met opgegeven capaciteitsprofielen M, L, XL, XXL, 3XL en 4XL:
k) |
het gemengde water bij 40 °C V40 in liter, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie:
l) |
het apertuuroppervlak van de collector Asol in m2, afgerond tot op twee decimalen; |
m) |
de efficiëntie bij nulverlies η0 , afgerond tot op drie decimalen; |
n) |
de primaire coëfficiënt a1 in W/(m2 K), afgerond tot op twee decimalen; |
o) |
de secundaire coëfficiënt a2 in W/(m2 K2), afgerond tot op drie decimalen; |
p) |
de instralingshoekmodifier IAM, afgerond tot op twee decimalen; |
q) |
het energieverbruik van de pomp solpump in W, afgerond tot op twee decimalen; |
r) |
het energieverbruik in stand-by-stand solstandby in W, afgerond tot op twee decimalen; |
daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp:
s) |
het geluidsvermogensniveau LWA in dB, buiten, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal. |
7. TECHNISCHE PARAMETERS VAN WARMWATERTANKS
Voor warmwatertanks worden de volgende parameters vastgesteld:
a) |
het opslagvolume V in liter, afgerond tot op één decimaal; |
b) |
het warmhoudverlies S in W, afgerond tot op één decimaal. |
BIJLAGE IV
Berekeningen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening worden berekeningen verricht aan de hand van geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dit doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of andere aangewezen berekeningsmethoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende moderne methoden op dit gebied. Zij moeten voldoen aan de in punten 2 tot en met 5 vermelde technische parameters en berekeningen.
De voor de berekeningen te gebruiken technische parameters, worden gemeten volgens de in bijlage III omschreven bepalingen.
2. TECHNISCHE PARAMETERS VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN
De volgende parameters worden berekend voor waterverwarmingstoestellen bij gemiddelde klimaatomstandigheden:
a) |
de energie-efficiëntie van waterverwarming ηwh in %, afgerond tot op één decimaal; daarnaast, voor waterverwarmingstoestellen op zonne-energie bij gemiddelde klimaatomstandigheden: |
b) |
het jaarlijkse aandeel van niet uit zonne-energie verkregen warmte Qnonsol in kWh in termen van primaire energie voor elektriciteit en/of in kWh in termen van GCV voor brandstoffen, afgerond tot op één decimaal; |
c) |
de energie-efficiëntie van waterverwarming door een warmtegenerator ηwh,nonsol in %, afgerond tot op één decimaal; |
d) |
het jaarlijkse supplementaire elektriciteitsverbruik Qaux in kWh, afgerond tot op één decimaal. |
3. BEREKENING VAN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE VAN WATERVERWARMING ηwh
a) |
Conventionele waterverwarmingstoestellen en waterverwarmingstoestellen met warmtepomp De energie-efficiëntie van waterverwarming wordt als volgt berekend:
Voor waterverwarmingstoestellen met water-/pekel-naar-water-warmtepomp wordt het elektriciteitsverbruik van één of meer grondwaterpompen in aanmerking genomen. |
b) |
Waterverwarmingstoestellen op zonne-energie De energie-efficiëntie van waterverwarming wordt als volgt berekend:
waarbij:
|
4. BEPALING VAN DE SLIMMECONTROLEFACTOR SCF EN VAN DE NALEVING VAN SLIMME CONTROLE smart
a) |
De slimmecontrolefactor wordt als volgt berekend:
|
b) |
Indien SCF ≥ 0,07, is de waarde van smart 1. In alle andere gevallen is de waarde van smart 0. |
5. BEPALING VAN DE OMGEVINGSCORRECTIETERM Qcor
De omgevingscorrectieterm wordt als volgt berekend:
a) |
voor conventionele waterverwarmingstoestellen die op elektriciteit werken: |
b) |
voor conventionele waterverwarmingstoestellen die op brandstoffen werken: |
c) |
voor waterverwarmingstoestellen met warmtepomp: |
waarbij:
de k-waarden voor ieder capaciteitsprofiel in tabel 6 worden gegeven.
Tabel 6
k-waarden
|
3XS |
XXS |
XS |
S |
M |
L |
XL |
XXL |
3XL |
4XL |
k |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,23 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
BIJLAGE V
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Met het oog op controle van de overeenstemming met de in bijlage II bepaalde eisen testen de autoriteiten van de lidstaten één waterverwarmingstoestel of warmwatertank. De door de fabrikant opgegeven waarden moeten voldoen aan de eisen in bijlage II. Als de gemeten parameters niet overeenkomen met de door de fabrikant opgegeven waarden, in overeenstemming met artikel 4, lid 2, binnen de in tabel 7 vermelde toleranties, wordt de meting op drie extra waterverwarmingstoestellen of warmwatertanks uitgevoerd. Het rekenkundig gemiddelde van de gemeten waarden van deze drie waterverwarmingstoestellen of warmwatertanks moet voldoen aan de in bijlage II omschreven eisen, binnen de in tabel 7 vermelde toleranties.
Zo niet worden het model en alle andere gelijkwaardige modellen van waterverwarmingstoestellen of modellen van warmwatertanks geacht niet in overeenstemming te zijn. Binnen een termijn van één maand na vaststelling van het besluit van niet-overeenstemming van het model verstrekken de autoriteiten van de lidstaten de testresultaten en de overige relevante informatie aan de autoriteiten van de andere lidstaten en aan de Commissie.
De autoriteiten van de lidstaten passen de in de bijlagen III en IV omschreven procedures toe.
Tabel 7
Controletoleranties
Gemeten parameter |
Controletolerantie |
Dagelijks elektriciteitsverbruik Qelec |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen (1). |
Geluidsvermogensniveau LWA , binnen en/of buiten |
De gemeten waarde mag niet meer dan 2 dB boven de nominale waarde uitkomen. |
Dagelijks brandstofverbruik Qfuel |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Emissie van stikstofoxiden |
De gemeten waarde mag niet meer dan 20 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Wekelijks brandstofverbruik met slimmecontrolemechanismen Qfuel,week,smart |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Wekelijks brandstofverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qfuel,week |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Wekelijks elektriciteitsverbruik met slimmecontrolemechanismen Qelec,week,smart |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Wekelijks elektriciteitsverbruik zonder slimmecontrolemechanismen Qelec,week |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Opslagvolume V |
De gemeten waarde mag niet meer dan 2 % onder de nominale waarde uitkomen. |
Gemengd water bij 40 °C V40 |
De gemeten waarde mag niet meer dan 3 % onder de nominale waarde uitkomen. |
Apertuuroppervlak van de collector Asol |
De gemeten waarde mag niet meer dan 2 % onder de nominale waarde uitkomen. |
Energieverbruik van de pomp solpump |
De gemeten waarde mag niet meer dan 3 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Energieverbruik in de stand-by-stand solstandby |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
Warmhoudverlies S |
De gemeten waarde mag niet meer dan 5 % boven de nominale waarde uitkomen. |
(1) Onder „nominale waarde” wordt de door de fabrikant opgegeven waarde verstaan.
BIJLAGE VI
Indicatieve benchmarks zoals bedoeld in artikel 6
Op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening was de best beschikbare technologie op de markt voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks in termen van energie-efficiëntie van waterverwarming, geluidsvermogensniveau, warmhoudverlies en emissie van stikstofoxiden als volgt:
1. |
BENCHMARKS VOOR ENERGIE-EFFICIËNTIE VAN WATERVERWARMING DOOR WATERVERWARMINGSTOESTELLEN:
|
2. |
BENCHMARKS VOOR HET GELUIDSVERMOGENSNIVEAU (LWA ), BUITEN, VAN WATERVERWARMINGSTOESTELLEN MET WARMTEPOMP MET:
|
3. |
BENCHMARK VOOR WARMHOUDVERLIES VAN WARMWATERTANKS MET OPSLAGVOLUME V, UITGEDRUKT IN LITER: |
4. |
BENCHMARK VOOR DE EMISSIE VAN STIKSTOFOXIDEN, UITGEDRUKT IN STIKSTOFDIOXIDE, VAN CONVENTIONELE WATERVERWARMINGSTOESTELLEN DIE OP GASVORMIGE BRANDSTOFFEN WERKEN: 35 mg/kWh brandstofinput in termen van GCV |
De in de punten 1, 2 en 4 vermelde benchmarks houden niet noodzakelijkerwijs in dat een combinatie van deze waarden voor één waterverwarmingstoestel haalbaar is.