ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.233.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
||
|
* |
||
|
* |
Bericht aan de lezer — Wijze van vermelden van de handelingen (zie bladzijde 3 van de omslag) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 831/2013 VAN DE COMMISSIE
van 29 augustus 2013
tot 199e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Op 19 augustus 2013 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten één natuurlijke persoon te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren, na overweging van het door deze persoon ingediende verzoek daartoe en het uitgebreide verslag van de ombudsman die is ingesteld bij Resolutie 1904 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Bovendien heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 5 augustus 2013 besloten tot wijziging van drie vermeldingen op de lijst. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst “Natuurlijke personen”: “Mohammed Daki. Adres: Casablanca, Marokko. Geboortedatum: 29.3.1965. Geboorteplaats: Casablanca, Marokko. Nationaliteit: Marokkaans. Paspoortnummer: a) G 482731 (Marokkaans paspoort); b) L446524 (Marokkaans paspoort). Nationaal identificatienummer: BE-400989 (Marokkaanse identiteitskaart). Overige informatie: a) naam van vader is Lahcen; b) naam van moeder is Izza Brahim; c) uitgewezen uit Italië naar Marokko op 10.12.2005. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 12.11.2003.” |
(2) |
De vermelding “Ata Abdoulaziz Rashid (ook bekend als a) Ata Abdoul Aziz Barzingy, b) Abdoulaziz Ata Rashid). Geboortedatum: 1.12.1973. Geboorteplaats: Sulaimaniya, Irak. Nationaliteit: Iraaks. Paspoortnummer: Duits reisdocument (“Reiseausweis”) A 0020375. Overige informatie: a) gedetineerd in Duitsland. b) lid van Ansar Al-Islam. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.” op de lijst “Natuurlijke personen” wordt vervangen door: “Ata Abdoulaziz Rashid (ook bekend als a) Ata Abdoul Aziz Barzingy, b) Abdoulaziz Ata Rashid). Geboortedatum: 1.12.1973. Geboorteplaats: Sulaimaniya, Irak. Nationaliteit: Iraaks. Adres: Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.” |
(3) |
De vermelding “Ibrahim Mohamed Khalil (ook bekend als a) Khalil Ibrahim Jassem, b) Khalil Ibrahim Mohammad, c) Khalil Ibrahim Al Zafiri, d) Khalil). Geboortedatum: a) 2.7.1975; b) 2.5.1972; c) 3.7.1975; d) 1972; e) 2.5.1975. Geboorteplaats: a) Mosul, Irak; b) Bagdad, Irak. Nationaliteit: Iraaks. Paspoortnummer: Duits reisdocument (“Reiseausweis”) A 0003900. Adres: Duitsland. Overige informatie: gedetineerd in Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.” op de lijst “Natuurlijke personen” wordt vervangen door: “Ibrahim Mohamed Khalil (ook bekend als a) Khalil Ibrahim Jassem, b) Khalil Ibrahim Mohammad, c) Khalil Ibrahim Al Zafiri, d) Khalil). Geboortedatum: a) 2.7.1975; b) 2.5.1972; c) 3.7.1975; d) 1972; e) 2.5.1975. Geboorteplaats: a) Dayr az-Zawr (Deir ez-Zor), Syrië, b) Bagdad, Irak, c) Mosul, Irak. Nationaliteit: Syrisch. Paspoortnummer: T04338017 (voorlopige asielvergunning afgegeven door de vreemdelingendienst van de stad Mainz, verstreken op 8.5.2013). Adres: Flüchtlingsunterkunft Alte Ziegelei, 55128 Mainz, Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 6.12.2005.” |
(4) |
De vermelding “Atilla Selek (ook bekend als Muaz). Adres: Kauteräckerweg 5, 89077 Ulm, Duitsland Geboortedatum: 28.2.1985. Geboorteplaats: Ulm, Duitsland. Nationaliteit: Duits. Paspoortnummer: 7020142921 (Duits paspoort afgegeven in Ulm, Duitsland, geldig tot 3.12.2011). Nationaal identificatienummer: 702092811 (Duitse nationale identiteitskaart (Bundespersonalausweis), afgegeven in Ulm, Duitsland, geldig tot 6.4.2010). Overige informatie: a) lid van de Islamic Jihad Union (IJU), ook bekend onder de naam Islamic Jihad Group; b) gedetineerd in Duitsland (situatie juni 2010). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 18.6.2009.” op de lijst “Natuurlijke personen” wordt vervangen door: “Atilla Selek (ook bekend als Muaz). Geboortedatum: 28.2.1985. Geboorteplaats: Ulm, Duitsland. Nationaal identificatienummer: L1562682 (identiteitsdocument afgegeven door de Vreemdelingendienst in Freiburg, Duitsland). Adres: Kurwaldweg 1, 75365 Calw, Duitsland. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 18.6.2009.” |
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 832/2013 VAN DE COMMISSIE
van 30 augustus 2013
tot goedkeuring van de werkzame stof dinatriumfosfonaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor dinatriumfosfonaat is bij Beschikking 2008/953/EG van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Frankrijk op 11 februari 2008 van ISK BioSciences Europe N.V. een aanvraag ontvangen om de werkzame stof dinatriumfosfonaat in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Beschikking 2008/953/EG is bevestigd dat het dossier "volledig" is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen. |
(3) |
Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 27 augustus 2009 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. |
(4) |
Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof dinatriumfosfonaat als bestrijdingsmiddel (4) op 22 april 2013 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor dinatriumfosfonaat. |
(5) |
Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die dinatriumfosfonaat bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet dinatriumfosfonaat worden goedgekeurd. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd. |
(7) |
Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien. |
(8) |
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die dinatriumfosfonaat bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen. |
(9) |
Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De werkzame stof dinatriumfosfonaat, zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.
Artikel 2
Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
1. Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die dinatriumfosfonaat als werkzame stof bevatten, uiterlijk 31 juli 2014 wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat dinatriumfosfonaat bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 januari 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als dinatriumfosfonaat de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk 31 juli 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast dinatriumfosfonaat nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk 31 juli 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 3
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassingsdatum
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(3) PB L 338 van 17.12.2008, blz. 62.
(4) EFSA Journal (2013) 11(5):3213. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu.
(5) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.
(6) PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
Dinatriumfosfonaat CAS-nr. 13708-85-5 CIPAC-nr. 808 |
Dinatriumfosfonaat |
281-337 g/kg (TK) ≥ 917 g/kg (TC) |
1 februari 2014 |
31 januari 2024 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over dinatriumfosfonaat (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond. Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan het risico van eutrofiëring van oppervlaktewater. De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over:
De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
BIJLAGE II
In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
Nummer |
Benaming, identificatie-nummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
„54 |
Dinatriumfosfonaat CAS-nr. 13708-85-5 CIPAC-nr. 808 |
dinatriumfosfonaat |
281-337 g/kg (TK) ≥ 917 g/kg (TC) |
1 februari 2014 |
31 januari 2024 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over dinatriumfosfonaat (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond. Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan het risico van eutrofiëring van oppervlaktewater. De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over:
De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 833/2013 VAN DE COMMISSIE
van 30 augustus 2013
tot goedkeuring van de werkzame stof pyriofenon overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor pyriofenon is bij Besluit 2010/785/EU van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk op 31 maart 2010 van ISK BioSciences Europe N.V. een aanvraag ontvangen om de werkzame stof pyriofenon in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Besluit 2010/785/EU is bevestigd dat het dossier "volledig" is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen. |
(3) |
Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 30 januari 2012 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. |
(4) |
Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over het onderzoek van de risicobeoordeling van de werkzame stof pyriofenon als bestrijdingsmiddel (4) op 18 maart 2013 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en het ontwerpbeoordelingsverslag is op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor pyriofenon. |
(5) |
Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die pyriofenon bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet pyriofenon worden goedgekeurd. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd. |
(7) |
Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien. |
(8) |
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die pyriofenon bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen. |
(9) |
Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De werkzame stof pyriofenon, zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.
Artikel 2
Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen
1. Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die pyriofenon als werkzame stof bevatten, uiterlijk 31 juli 2014 wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat pyriofenon bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 januari 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als pyriofenon de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk 31 juli 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast pyriofenon nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk 31 juli 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 3
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassingsdatum
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(3) PB L 335 van 18.12.2010, blz. 64.
(4) EFSA Journal (2013) 11(4):3147. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu.
(5) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.
(6) PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
Pyriofenon: CAS-nr. 688046-61-9 CIPAC-nr. 827 |
(5-chloor-2-methoxy-4-methyl-3-pyridyl)(4,5,6-trimethoxy-o-tolyl)methanon |
≥ 965g/kg |
1 februari 2014 |
31 januari 2024 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pyriofenon (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond. De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over:
De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
BIJLAGE II
In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
Nummer |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||
„53 |
Pyriofenon: CAS-nr. 688046-61-9 CIPAC-nr. 827 |
(5-chloor-2-methoxy-4-methyl-3-pyridyl)(4,5,6-trimethoxy-o-tolyl)methanon |
≥ 965 g/kg |
1 februari 2014 |
31 januari 2024 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over pyriofenon (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond. De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over:
De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/11 |
VERORDENING (EU) Nr. 834/2013 VAN DE COMMISSIE
van 30 augustus 2013
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van acequinocyl, bixafen, diazinon, difenoconazool, etoxazool, fenhexamide, fludioxonil, isopyrazam, lambda-cyhalothrin, profenofos en prothioconazool in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor diazinon, etoxazool, fenhexamide, lambda-cyhalothrin en profenofos zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II en deel B van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor acequinocyl, bixafen, difenoconazool, fludioxonil, isopyrazam, prosulfocarb en prothioconazool zijn MRL's vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
In de context van een procedure voor de verlening van een vergunning voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof acequinocyl bevat op komkommers, meloenen en pompoenen, is overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag tot wijziging van de bestaande MRL's ingediend. |
(3) |
Wat bixafen betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor raapzaad, lijnzaad, papaverzaad en mosterdzaad. Wat difenoconazool betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor kweeperen, rode bieten, wortelen, mierikswortel, aardperen, pastinaken, wortelpeterselie, radijzen, schorseneren, bolgewassen, Cucurbitaceae (met niet-eetbare schil), witlof, artisjokken, rijst en cichoreiwortels. Wat etoxazool betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor kersen, pruimen en bananen. Wat fenhexamide betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor aalbessen en bonen met peul. Wat fludioxonil betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor Cucurbitaceae (met niet-eetbare schil) en radijzen. Wat isopyrazam betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor pitvruchten, abrikozen, perziken, lijnzaad, papaverzaad, raapzaad en mosterdzaad. Wat lambda-cyhalothrin betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor azaroles en persimoenen. Wat prosulfocarb betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor knolvenkel. Wat prothioconazool betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor raapzaad, lijnzaad, papaverzaad en mosterdzaad. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 is een aanvraag ingediend voor difenoconazool op papaja's. Volgens de aanvrager leidt het toegelaten gebruik van difenoconazool op dergelijk gewas in Brazilië tot residuen die het MRL in Verordening (EG) nr. 396/2005 overschrijden en is een hoger MRL nodig om handelsbarrières voor de invoer van dit gewas te vermijden. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 hebben de betrokken lidstaten deze aanvragen geëvalueerd en de evaluatieverslagen bij de Commissie ingediend. |
(6) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvragen en de evaluatieverslagen beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico's voor de consument en, indien relevant, voor dieren en zij heeft met redenen omklede adviezen over de voorgestelde MRL's uitgebracht (2). Zij heeft deze adviezen naar de Commissie en de lidstaten gestuurd en bekendgemaakt. |
(7) |
De EFSA heeft in haar met redenen omklede adviezen geconcludeerd dat, wat het gebruik van acequinocyl op meloenen en pompoenen, het gebruik van isopyrazam op abrikozen en het gebruik van prosulfocarb op knolvenkel betreft, de ingediende gegevens niet toereikend zijn om nieuwe MRL's vast te stellen. Wat het gebruik van acequinocyl op komkommers betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat de ingediende gegevens niet toereikend zijn om een nieuw MRL voor buitengebruik in het noorden van de EU vast te stellen. |
(8) |
Wat alle andere aanvragen betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de gegevens was voldaan en dat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL's op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. Zij heeft rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Noch uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan deze stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stoffen kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door extreme consumptie van de desbetreffende gewassen en producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) of de acute referentiedosis (ARfD) wordt overschreden. |
(9) |
Op 7 juli 2012 heeft de commissie van de Codex Alimentarius (CAC) (3) een Codex-grenswaarde (CXL) goedgekeurd voor profenofos op cayennepeper. Deze CXL is veilig voor de consumenten in de Unie en moet daarom als MRL in Verordening (EG) nr. 396/2005 worden opgenomen (4). |
(10) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de relevante vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(11) |
Wat diazinon betreft, is het in Verordening (EG) nr. 396/2005 vastgestelde MRL van 0,3 mg/kg op ananas in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 899/2012 van de Commissie van 21 september 2012 (5) tot 0,1 mg/kg verlaagd. De Commissie werd ervan in kennis gesteld dat het MRL van 0,3 mg/kg voor diazinon op ananas, in de versie die gold vóór de wijziging, als invoertolerantie was vastgesteld. Aangezien een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, moet dit MRL worden vastgesteld op 0,3 mg/kg om handelsbarrières te vermijden. Aangezien Verordening (EU) nr. 899/2012 van toepassing is met ingang van 26 april 2013, moet het MRL voor diazinon op ananas, zoals bepaald in deze verordening, vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is echter van toepassing met ingang van 26 april 2013 voor diazinon op ananas met codenummer 0163080.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) De wetenschappelijke verslagen van de EFSA zijn online te vinden op: http://www.efsa.europa.eu:
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for acequinocyl in cucumbers, melons and pumpkins. EFSA Journal 2013; 11(3):3134 [23 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3134.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for bixafen in rape seed, linseed, poppy seed and mustard seed. EFSA Journal 2013; 11(2):3127 [28 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3127.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for difenoconazole in various crops. EFSA Journal 2013; 11(3):3149 [37 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3149.
Reasoned opinion on the modification of MRLs for etoxazole in cherry, plum and banana. EFSA Journal 2012; 10(12):3006 [23 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2012.3006.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for fenhexamid in currants and beans with pods. EFSA Journal 2013; 11(2):3110 [25 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3110.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for fludioxonil in cucurbits inedible peel and radishes. EFSA Journal 2013; 11(2):3113 [25 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3113.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for isopyrazam in pome fruits, various stone fruits and oilseeds. EFSA Journal 2013; 11(4):3165 [34 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3165.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for lambda-cyhalothrin in azarole and persimmon. EFSA Journal 2013; 11(2):3117 [27 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3117.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRL(s) for prosulfocarb in fennel. EFSA Journal 2013; 11(3):3133 [27 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2013.3133.
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for prothioconazole in rape seed, linseed, poppy seed and mustard seed. EFSA Journal 2012; 10(11):2952 [35 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2012.2952.
(3) De verslagen van het Codex-comité voor bestrijdingsmiddelenresiduen zijn te vinden op:
http://www.codexalimentarius.org/download/report/777/REP12_PRe.pdf
Gezamenlijk programma van de FAO/WHO inzake voedselnormen, commissie van de Codex Alimentarius. Aanhangsels II en III. Vijfendertigste zitting. Rome, Italië, 2-7 juli 2012.
(4) Scientific support for preparing an EU position in the 44th Session of the Codex Committee on Pesticide Residues (CCPR). EFSA Journal 2012; 10(7):2859 [155 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2012.2859.
(5) PB L 273 van 6.10.2012, blz. 1.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II worden de kolommen voor diazinon, etoxazool, fenhexamide, lambda-cyhalothrin en profenofos vervangen door: „Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(2) Bepaalbaarheidsgrens
(3) Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor de MRL in bijlage III, deel B, geldt.
(F) |
= |
vetoplosbaar |
Lambda-Cyhalothrin (F) (R)
(R) |
= |
voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: Lambda-cyhalothrin - code 1000000 behalve 1040000: lambda-cyhalothrin, inclusief andere gemengde isomere bestanddelen (som van de isomeren) |
Profenofos (F)
(+) |
De volgende MRL geldt voor cayennepeper: 3 mg/kg.
|
(+) |
Dit MRL wordt over een jaar opnieuw bekeken om de monitoringgegevens over de aanwezigheid van profenofos in kruiden te kunnen evalueren.
|
(4) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(5) Bepaalbaarheidsgrens
bixafen (R)
(R) |
= |
voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: Bixafen - code 1000000 behalve 1040000: som van bixafen en demethylbixafen uitgedrukt als bixafen |
Prothioconazool (prothioconazool-dethio) (R)
(R) |
= |
voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: Prothioconazool - code 1000000 behalve 1040000: Som van prothioconazool-dethio en zijn glucuronideconjugaat, uitgedrukt als prothioconazool-dethio.” |
(6) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(7) Bepaalbaarheidsgrens
(F) |
= |
vetoplosbaar |
Lambda-cyhalothrin (F) (R)
(R) |
= |
voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: Lambda-cyhalothrin - code 1000000 behalve 1040000: lambda-cyhalothrin, inclusief andere gemengde isomere bestanddelen (som van de isomeren)” |
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/43 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 835/2013 VAN DE COMMISSIE
van 30 augustus 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0707 00 05 |
TR |
95,4 |
ZZ |
95,4 |
|
0709 93 10 |
TR |
119,1 |
ZZ |
119,1 |
|
0805 50 10 |
AR |
94,9 |
CL |
121,1 |
|
TR |
70,0 |
|
UY |
121,3 |
|
ZA |
104,7 |
|
ZZ |
102,4 |
|
0806 10 10 |
EG |
166,4 |
TR |
142,8 |
|
ZZ |
154,6 |
|
0808 10 80 |
AR |
140,5 |
BR |
98,2 |
|
CL |
135,3 |
|
CN |
67,2 |
|
NZ |
127,9 |
|
US |
118,8 |
|
ZA |
114,2 |
|
ZZ |
114,6 |
|
0808 30 90 |
AR |
195,1 |
CN |
88,3 |
|
TR |
145,3 |
|
ZA |
76,0 |
|
ZZ |
126,2 |
|
0809 30 |
BA |
45,1 |
TR |
140,6 |
|
ZZ |
92,9 |
|
0809 40 05 |
BA |
51,8 |
MK |
49,7 |
|
XS |
56,3 |
|
ZZ |
52,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/45 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 836/2013 VAN DE COMMISSIE
van 30 augustus 2013
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 september 2013
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 september 2013, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden. |
(5) |
Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 september 2013, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.
BIJLAGE I
Vanaf 1 september 2013 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 19 00 1001 11 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
ex 1001 91 20 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 99 00 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 10 00 1002 90 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 10 90 1007 90 00 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:
— |
3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd, |
— |
2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
16.8.2013-29.8.2013
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(2) Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(3) Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
BESLUITEN
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/48 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 augustus 2013
tot wijziging van bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG van de Raad met betrekking tot de modellen van de gezondheidscertificaten voor het handelsverkeer van schapen en geiten binnen de Unie en de veterinairrechtelijke voorschriften wat scrapie betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 5527)
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/445/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (1), en met name artikel 14, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/68/EEG stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het handelsverkeer van schapen en geiten binnen de Unie. Hierin is onder meer vastgelegd dat schapen en geiten tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming vergezeld moeten gaan van een gezondheidscertificaat volgens model I, II of III, zoals opgenomen in bijlage E bij die verordening. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) stelt voorschriften vast inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) in runderen, schapen en geiten. In bijlage VII bij die verordening zijn de maatregelen voor de bestrijding en uitroeiing van TSE's vastgelegd. Daarnaast zijn in hoofdstuk A van bijlage VIII bij die verordening de voorwaarden voor de handel binnen de Unie in levende dieren, sperma en embryo's vastgelegd. |
(3) |
In het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens werd Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie (3). De wijzigingen van Verordening (EG) nr. 999/2001 heffen de meeste beperkingen met betrekking tot atypische scrapie op. Daarnaast brengen zij de regels voor het handelsverkeer van schapen en geiten binnen de Unie verder in overeenstemming met de normen van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) om een striktere benadering met betrekking tot klassieke scrapie te weerspiegelen. |
(4) |
De modelgezondheidscertificaten II en III die zijn vastgelegd in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG moeten daarom worden gewijzigd om de voorschriften inzake het handelsverkeer van schapen en geiten binnen de Unie die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 630/2013, hierin over te nemen. |
(5) |
Daarnaast moet het formaat van de modelgezondheidscertificaten I, II en III, zoals opgenomen in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG, worden aangepast aan het formaat dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (4). |
(6) |
Richtlijn 91/68/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.
Voor de Commissie
Tonio BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.
(2) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 630/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 60).
(4) Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).
BIJLAGE
„BIJLAGE E
MODEL I
MODEL II
MODEL III
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER
Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.
Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.
31.8.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 233/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER — WIJZE VAN VERMELDEN VAN DE HANDELINGEN
Vanaf 1 juli 2013 is de wijze van vermelden van de handelingen veranderd.
Gedurende een overgangsperiode zal zowel de oude als de nieuwe manier worden gebruikt.