ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.232.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 232

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
30 augustus 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 820/2013 van de Commissie van 27 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in de gebieden VIIIc, IX en X; de EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 821/2013 van de Commissie van 27 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

3

 

*

Verordening (EU) nr. 822/2013 van de Commissie van 27 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op sprot in de EU-wateren van de deelsectoren 22-32 door vaartuigen die de vlag van Polen voeren

5

 

*

Verordening (EU) nr. 823/2013 van de Commissie van 27 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; de EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

7

 

*

Verordening (EU) nr. 824/2013 van de Commissie van 28 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Noorse wateren van I en II door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

9

 

*

Verordening (EU) nr. 825/2013 van de Commissie van 28 augustus 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de gebieden I en IIb door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 826/2013 van de Commissie van 29 augustus 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof sedaxaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 ( 1 )

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2013 van de Commissie van 29 augustus 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 828/2013 van de Commissie van 29 augustus 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof emamectine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 829/2013 van de Commissie van 29 augustus 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

29

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 830/2013 van de Commissie van 29 augustus 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

33

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/444/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 28 augustus 2013 betreffende het Italiaanse ontwerpdecreet inzake de methoden voor de indicatie van de oorsprong voor houdbare melk, UHT-melk, gemicrofiltreerde gepasteuriseerde melk en op hoge temperatuur gepasteuriseerde melk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 5517)  ( 1 )

35

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 

*

Bericht aan de lezer — Wijze van vermelden van de handelingen (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/1


VERORDENING (EU) Nr. 820/2013 VAN DE COMMISSIE

van 27 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivel in de gebieden VIIIc, IX en X; de EU-wateren van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

20/TQ39

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

ANF/83411

Soort

Zeeduivel (Lophiidae)

Gebied

VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1

Datum

4.2.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/3


VERORDENING (EU) Nr. 821/2013 VAN DE COMMISSIE

van 27 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Lidstaat

Europese Unie (alle lidstaten)

Bestand

RED/N3M

Soort

Roodbaars (Sebastes spp)

Gebied

NAFO 3M

Datum van sluiting

30.7.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/5


VERORDENING (EU) Nr. 822/2013 VAN DE COMMISSIE

van 27 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op sprot in de EU-wateren van de deelsectoren 22-32 door vaartuigen die de vlag van Polen voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1088/2012 van de Raad van 20 november 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 323 van 22.11.2012, blz. 2.


BIJLAGE

Nr.

19/BAL

Lidstaat

Polen

Bestand

SPR/3BCD-C

Soort

Sprot (Sprattus sprattus)

Gebied

EU-wateren van de deelsectoren 22-32

Datum

12.7.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/7


VERORDENING (EU) Nr. 823/2013 VAN DE COMMISSIE

van 27 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; de EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

18/TQ40

Lidstaat

Spanje

Bestand

POK/56-14

Soort

Koolvis (Pollachius virens)

Gebied

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV

Datum

12.7.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/9


VERORDENING (EU) Nr. 824/2013 VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Noorse wateren van I en II door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

23/TQ40

Lidstaat

Portugal

Bestand

COD/1N2AB.

Soort

Kabeljauw (Gadus Morhua)

Gebied

Noorse wateren van I en II

Datum

30.7.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/11


VERORDENING (EU) Nr. 825/2013 VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de gebieden I en IIb door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

22/TQ40

Lidstaat

Portugal

Bestand

COD/1/2B.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

I en IIb

Datum

30.7.2013


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 826/2013 VAN DE COMMISSIE

van 29 augustus 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof sedaxaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor sedaxaan is bij Besluit 2011/123/EU van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Frankrijk op 14 juni 2010 van Syngenta Crop Protection AG een aanvraag ontvangen om de werkzame stof sedaxaan in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Besluit 2011/123/EU is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 10 mei 2011 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over het onderzoek van de risicobeoordeling van de werkzame stof sedaxaan als bestrijdingsmiddel (4) op 6 juli 2012 aan de Commissie voorgelegd.

(5)

In november 2012 heeft de Commissie de EFSA om een nadere toxicologische beoordeling verzocht. De lidstaat-rapporteur heeft een addendum bij zijn ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. De EFSA heeft haar conclusie bijgewerkt en een laatste maal overleg met de lidstaten gepleegd.

(6)

De EFSA heeft haar bijgewerkte conclusie over het onderzoek van de risicobeoordeling van de werkzame stof sedaxaan (5) als bestrijdingsmiddel op 18 december 2012 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de bijgewerkte conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en het ontwerpbeoordelingsverslag is op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor sedaxaan.

(7)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die sedaxaan bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet sedaxaan worden goedgekeurd.

(8)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen.

(9)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(10)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die sedaxaan bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen.

(11)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (6) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op.

(12)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (7) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof sedaxaan, zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die sedaxaan als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 juli 2014 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat sedaxaan bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 januari 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als sedaxaan de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 juli 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken; of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast sedaxaan nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk op 31 juli 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 49 van 24.2.2011, blz. 40.

(4)  EFSA Journal (2012) 10(7):2823. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(5)  EFSA Journal (2012); 11(1):3057. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(6)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(7)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Sedaxaan

CAS-nr. 874967-67-6

(trans-isomeer: 599197-38-3/cis-isomeer: 599194-51-1)

CIPAC-nr. 833

mengsel van 2 cis-isomeren 2′-[(1RS,2RS)-1,1′-bicycloprop-2-yl]-3-(difluoromethyl)-1-methylpyrazool-4-carboxanilide en 2 trans-isomeren 2′-[(1RS,2SR)-1,1′-bicycloprop-2-yl]-3-(difluoromethyl)-1-methylpyrazool-4-carboxanilide

≥ 960 g/kg sedaxaan

(820-890 g/kg voor de 2 trans-isomeren 50:50 mengsel van enantiomeren en 100-150 g/kg voor de 2 cis-isomeren 50:50 mengsel van enantiomeren)

1 februari 2014

31 januari 2024

DEEL A

Mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van zaad.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sedaxaan (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

a)

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

b)

het langetermijnrisico voor vogels en zoogdieren.

De toelatingsvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten zo nodig bewakingsprogramma’s uitvoeren om mogelijke grondwaterverontreiniging door de metaboliet CSCD465008 in kwetsbare gebieden te controleren.

De betrokken lidstaten moeten om bevestigende informatie over de relevantie van de metaboliet CSCD465008 verzoeken, evenals om de bijbehorende grondwaterrisicobeoordeling, als sedaxaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt ingedeeld als „verdacht van het veroorzaken van kanker”.

De kennisgever moet de relevante informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen binnen zes maanden vanaf de datum van toepassing van de verordening waarbij sedaxaan wordt ingedeeld.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„48

Sedaxaan

CAS-nr. 874967-67-6

(trans-isomeer: 599197-38-3/cis-isomeer: 599194-51-1)

CIPAC-nr. 833

mengsel van 2 cis-isomeren 2′-[(1RS,2RS)-1,1′-bicycloprop-2-yl]-3-(difluoromethyl)-1-methylpyrazool-4-carboxanilide en 2 trans-isomeren 2′-[(1RS,2SR)-1,1′-bicycloprop-2-yl]-3-(difluoromethyl)-1-methylpyrazool-4-carboxanilide

≥ 960 g/kg sedaxaan

(820-890 g/kg voor de 2 trans-isomeren 50:50 mengsel van enantiomeren en 100-150 g/kg voor de 2 cis-isomeren 50:50 mengsel van enantiomeren)

1 februari 2014

31 januari 2024

DEEL A

Mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van zaad.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over sedaxaan (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

a)

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

b)

het langetermijnrisico voor vogels en zoogdieren.

De toelatingsvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten zo nodig bewakingsprogramma’s uitvoeren om mogelijke grondwaterverontreiniging door de metaboliet CSCD465008 in kwetsbare gebieden te controleren.

De betrokken lidstaten moeten om bevestigende informatie over de relevantie van de metaboliet CSCD465008 verzoeken, evenals om de bijbehorende grondwaterrisicobeoordeling, als sedaxaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt ingedeeld als „verdacht van het veroorzaken van kanker”.

De kennisgever moet de relevante informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen binnen zes maanden vanaf de datum van toepassing van de verordening waarbij sedaxaan wordt ingedeeld.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 827/2013 VAN DE COMMISSIE

van 29 augustus 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) is bij Beschikking 2008/953/EG van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Oostenrijk op 17 april 2008 van bio-ferm Biotechnologische Entwicklung und Produktion GmbH een aanvraag ontvangen om de werkzame stof Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Beschikking 2008/953/EG is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 17 december 2009 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. Overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) nr. 188/2011 (4) is de aanvrager op 26 juli 2011 om aanvullende informatie verzocht. In januari 2012 heeft Oostenrijk de evaluatie van de aanvullende informatie ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over het onderzoek van de risicobeoordeling van de werkzame stof Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) als bestrijdingsmiddel (5) op 2 april 2013 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941).

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) worden goedgekeurd.

(6)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen.

(8)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (6) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (7) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941), zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) als werkzame stof bevatten, uiterlijk 31 juli 2014 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 januari 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk 31 juli 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk 31 juli 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(3)  Beschikking 2008/953/EG van de Commissie van 8 december 2008 houdende de principiële erkenning dat de dossiers die zijn ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van Aureobasidium pullulans en dinatriumfosfonaat in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig zijn (PB L 338 van 17.12.2008, blz. 62).

(4)  Verordening (EU) nr. 188/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die twee jaar na de datum van kennisgeving van die richtlijn niet op de markt waren (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 51).

(5)  EFSA Journal (2013) 11(4):3183. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(6)  Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941)

Collectienummer: Deutsche Sammlung von Mikroorganismen und Zellkulturen (DSMZ) met de volgnummers DSM 14940 en DSM 14941

Niet van toepassing

Minimaal 5,0 × 109 CFU/g voor elke stam;

Maximaal 5,0 × 1010 CFU/g voor elke stam

1 februari 2014

31 januari 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) als een mogelijke sensibilisator moet worden beschouwd.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„52

Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941)

Collectienummer: Deutsche Sammlung von Mikroorganismen und Zellkulturen (DSMZ) met de volgnummers DSM 14940 en DSM 14941

Niet van toepassing

Minimaal 5,0 × 109 CFU/g voor elke stam;

Maximaal 5,0 × 1010 CFU/g voor elke stam

1 februari 2014

31 januari 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941) als een mogelijke sensibilisator moet worden beschouwd.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 828/2013 VAN DE COMMISSIE

van 29 augustus 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof emamectine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor emamectine is bij Besluit 2007/669/EG van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland op 23 juni 2006 van Syngenta Crop Protection AG een aanvraag ontvangen om de werkzame stof emamectine in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Besluit 2007/669/EG is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 6 maart 2008 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof emamectine als bestrijdingsmiddel (4) op 13 november 2012 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor emamectine.

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die emamectine bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet emamectine worden goedgekeurd.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd.

(7)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(8)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die emamectine bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van de bijwerking van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen.

(9)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof emamectine, zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die emamectine als werkzame stof bevatten, uiterlijk 31 oktober 2014 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat emamectine bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 30 april 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als emamectine de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk 31 oktober 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast emamectine nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk 31 oktober 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 274 van 18.10.2007, blz. 15.

(4)  EFSA Journal (2012) 10(11):2955. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(5)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(6)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Emamectine

CAS-nr.

 

emamectine: 119791-41-2

(voorheen 137335-79-6) en 123997-28-4

 

emamectinebenzoaat: 155569-91-8

(voorheen 137512-74-4 en 179607-18-2)

 

emamectine-B1a-benzoaat: 138511-97-4

 

emamectine-B1b-benzoaat: 138511-98-5

CIPAC-nr.

 

emamectine: 791

 

emamectinebenzoaat: 791.412

 

Emamectine B1a:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-6′-[(S)-sec-butyl]-21,24-dihydroxy-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside

 

Emamectine B1b:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-21,24-dihydroxy-6′-isopropyl-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside

 

Emamectine-B1a-benzoaat:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-6′-[(S)-sec-butyl]-21,24-dihydroxy-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside-benzoaat

 

Emamectine -1b-benzoaat:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-21,24-dihydroxy-6′-isopropyl-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside-benzoaat

≥ 950 g/kg

als emamectinebenzoaat, watervrij

(een mengsel van minstens 920 g/kg emamectine-B1a-benzoaat en hoogstens 50 g/kg emamectine-B1b-benzoaat)

1 mei 2014

30 april 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over emamectine (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

het risico voor ongewervelde niet-doelsoorten;

de bescherming van de werknemers en gebruikers.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over het risico van enantioselectieve metabolisering of degradatie.

Twee jaar na de goedkeuring van de desbetreffende leidraad voor de evaluatie van isomerenmengsels moet de aanvrager de relevante informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„49

Emamectine

CAS-nr.

 

emamectine: 119791-41-2

(voorheen 137335-79-6) en 123997-28-4

 

emamectinebenzoaat: 155569-91-8

(voorheen 137512-74-4 en 179607-18-2)

 

Emamectine-B1a-benzoaat: 138511-97-4

 

Emamectine-B1b-benzoaat: 138511-98-5

CIPAC-nr.

 

emamectine: 791

 

emamectinebenzoaat: 791.412

 

Emamectine B1a:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-6′-[(S)-sec-butyl]-21,24-dihydroxy-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside

 

Emamectine B1b:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-21,24-dihydroxy-6′-isopropyl-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside

 

Emamectine-B1a-benzoaat:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-6′-[(S)-sec-butyl]-21,24-dihydroxy-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside-benzoaat

 

Emamectine-B1b-benzoaat:

(10E,14E,16E)-(1R,4S,5′S,6S,6′R,8R,12S,13S,20R,21R,24S)-21,24-dihydroxy-6′-isopropyl-5′,11,13,22-tetramethyl-2-oxo-(3,7,19-trioxatetracyclo[15.6.1.14,8.020,24]pentacosa-10,14,16,22-tetraene)-6-spiro-2′-(5′,6′-dihydro-2′H-pyran)-12-yl 2,6-dideoxy-3-O-methyl-4-O-(2,4,6-trideoxy-3-O-methyl-4-methylamino-α-L-lyxo-hexapyranosyl)-α-L-arabino-hexapyranoside-benzoaat

≥ 950 g/kg

als emamectinebenzoaat, watervrij

(een mengsel van minstens 920 g/kg emamectine-B1a-benzoaat en hoogstens 50 g/kg emamectine-B1b-benzoaat)

1 mei 2014

30 april 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over emamectine (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

het risico voor ongewervelde niet-doelsoorten;

de bescherming van de werknemers en gebruikers.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen over het risico van enantioselectieve metabolisering of degradatie.

Twee jaar na de goedkeuring van de desbetreffende leidraad voor de evaluatie van isomerenmengsels moet de aanvrager de relevante informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 829/2013 VAN DE COMMISSIE

van 29 augustus 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 is bij Beschikking 2008/599/EG van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland op 28 augustus 2007 van Sourcon-Padena GmbH &Co. KG een aanvraag ontvangen om de werkzame stof Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Beschikking 2008/599/EG is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht kan worden aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 3 november 2009 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 als bestrijdingsmiddel (4) op 12 november 2012 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 16 juli 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134.

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 worden goedgekeurd.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd.

(7)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(8)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten krijgen na de goedkeuring zes maanden tijd om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen.

(9)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De werkzame stof Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134, zoals gespecificeerd in bijlage I, wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Zo nodig moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 als werkzame stof bevatten, uiterlijk 31 juli 2014 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, volgens de uniforme beginselen, zoals bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 januari 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk 31 juli 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk 31 juli 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 193 van 22.7.2008, blz. 14.

(4)  EFSA Journal (2012) 10(12):2954. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(5)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.

(6)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134

Collectienummer: DSMZ 13134

Niet van toepassing.

Minimumconcentratie: 3 × 1014 cfu/kg

1 februari 2014

31 januari 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 als een mogelijke sensibilisator moet worden beschouwd.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet informatie verstrekken ter bevestiging van de afwezigheid van een acuut intratracheaal en intraperitoneaal toxiciteits-, infectiviteits- en pathogeniteitspotentieel.

De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„50

Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134

Collectienummer: DSMZ 13134

Niet van toepassing.

Minimumconcentratie: 3 × 1014 cfu/kg

1 februari 2014

31 januari 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 (met name de aanhangsels I en II) dat op 16 juli 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan de bescherming van gebruikers en werknemers, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134 als een mogelijke sensibilisator moet worden beschouwd.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet informatie verstrekken ter bevestiging van de afwezigheid van een acuut intratracheaal en intraperitoneaal toxiciteits-, infectiviteits- en pathogeniteitspotentieel.

De aanvrager moet die informatie uiterlijk 31 januari 2016 bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 830/2013 VAN DE COMMISSIE

van 29 augustus 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 augustus 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0707 00 05

TR

95,4

ZZ

95,4

0709 93 10

TR

133,0

ZZ

133,0

0805 50 10

AR

117,7

CL

120,7

TR

70,0

UY

121,3

ZA

113,2

ZZ

108,6

0806 10 10

EG

174,1

TR

142,0

ZZ

158,1

0808 10 80

AR

101,6

BR

108,7

CL

131,8

CN

113,3

NZ

131,0

US

130,9

ZA

119,5

ZZ

119,5

0808 30 90

AR

195,1

CN

88,3

TR

145,6

ZA

92,9

ZZ

130,5

0809 30

BA

45,1

TR

141,3

ZZ

93,2

0809 40 05

BA

50,3

MK

51,8

XS

56,0

ZZ

52,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/35


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 augustus 2013

betreffende het Italiaanse ontwerpdecreet inzake de methoden voor de indicatie van de oorsprong voor houdbare melk, UHT-melk, gemicrofiltreerde gepasteuriseerde melk en op hoge temperatuur gepasteuriseerde melk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 5517)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/444/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (1), en met name artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de procedure van artikel 19, tweede alinea, van Richtlijn 2000/13/EG, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie op 9 november 2012 in kennis gesteld van het ontwerpdecreet tot onder meer vaststelling van bindende etiketteringsvoorschriften voor houdbare melk, UHT-melk, gemicrofiltreerde gepasteuriseerde melk en op hoge temperatuur gepasteuriseerde melk.

(2)

Artikel 2, lid 1, van het aangemelde decreet bepaalt dat de etiketten van gesteriliseerde houdbare melk, UHT-melk, gemicrofiltreerde gepasteuriseerde melk en op hoge temperatuur gepasteuriseerde melk het land van oorsprong van de melkveehouderij waar de behandelde melk vandaan komt moet vermelden of voorzien moet zijn van een aanduiding van hetzij de EU hetzij derde landen, indien de oorsprong van de melk respectievelijk van een of meer lidstaten van de Europese Unie of van derde landen is.

(3)

Richtlijn 2000/13/EG harmoniseert de voorschriften inzake etikettering van levensmiddelen door in de eerste plaats een aantal nationale bepalingen te harmoniseren en in de tweede plaats een regeling voor de niet-geharmoniseerde nationale bepalingen vast te stellen. De reikwijdte van de harmonisatie is vastgelegd in artikel 3, lid 1, van die richtlijn, dat een lijst bevat met alle gegevens die overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 17 en onder voorbehoud van de daarin genoemde uitzonderingen op de etikettering van levensmiddelen moeten worden vermeld.

(4)

Artikel 3, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2000/13/EG bepaalt dat informatie inzake de plaats van oorsprong of herkomst vermeld wordt „indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong of herkomst van het levensmiddel”.

(5)

Artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG bepaalt dat voor bepaalde levensmiddelen op grond van EU-bepalingen of, bij het ontbreken daarvan, op grond van nationale bepalingen, naast de in artikel 3, lid 1, van die richtlijn genoemde vermeldingen nog andere vermeldingen kunnen worden voorgeschreven.

(6)

Artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG staat de vaststelling van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen toe indien zij gerechtvaardigd zijn uit hoofde van een van de daarin genoemde redenen, waaronder de bescherming van de volksgezondheid en het tegengaan van misleiding, mits deze bepalingen niet van dien aard zijn dat daarmee de toepassing van de in Richtlijn 2000/13/EG vervatte definities en voorschriften wordt belemmerd. Wanneer in een lidstaat nationale ontwerpetiketteringsvoorschriften zijn voorgesteld, moet daarom worden onderzocht of zij verenigbaar zijn met bovengenoemde voorschriften en met de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(7)

De Italiaanse autoriteiten voeren aan dat de meegedeelde maatregel nodig is om de consumentenbelangen te beschermen en de handhaving te versterken van het voorkomen en bestrijden van voedselfraude. Verklaard wordt dat, in tegenstelling tot wat de Italiaanse consumenten denken, de in Italië geproduceerde melk niet enkel van nationale oorsprong is; om te voorkomen dat consumenten worden misleid is daarom de aanduiding van de oorsprong op het etiket onontbeerlijk geworden. Gezien de bovenstaande overwegingen verklaren de Italiaanse autoriteiten dat de overwegingen van artikel 2, lid 1, gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 3, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2000/13/EG.

(8)

Artikel 3, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2000/13/EG stelt een passend mechanisme vast om het risico tegen te gaan dat de consumenten worden misleid in gevallen waarbij sommige elementen zouden kunnen impliceren dat een bepaald levensmiddel een andere oorsprong of herkomst heeft dan de echte oorsprong of herkomst daarvan. Het is aan de levensmiddelenproducenten om ervoor te zorgen dat de informatie over de plaats van oorsprong en herkomst aanwezig is op etiket indien het weglaten hiervan verwarring bij de consument zou kunnen veroorzaken. Daarnaast is het aan de nationale handhavingsinstanties om na te gaan of aan deze verplichting wordt voldaan.

(9)

De bepalingen van artikel 2, lid 1, van het aangemelde decreet zouden impliceren dat de onderhavige levensmiddelen altijd zodanig worden gepresenteerd dat zij verwarring zouden kunnen veroorzaken bij de Italiaanse consument over de echte plaats van oorsprong of herkomst. In dit opzicht wijst de Commissie erop dat het decreet niet van toepassing is op melk met een (zeer) beperkte houdbaarheid (rauwe melk, gepasteuriseerde melk). Maar juist bij die producten wordt bij de consument de suggestie gewekt dat zij van Italiaanse oorsprong zijn.

(10)

Afgezien van de verwijzing naar de noodzaak van de bescherming van de belangen van de consument, hebben de Italiaanse autoriteiten niet voldoende redenen aangevoerd op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat, ten aanzien van de in artikel 1 vermelde producten van het aangemelde decreet, de verplichte vermelding van de plaats van oorsprong, die verder gaat dan de in artikel 3, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2000/13/EG vastgestelde verplichting, noodzakelijk is.

(11)

De Italiaanse autoriteiten hebben bijgevolg niet aangetoond dat de vermelding van de plaats van oorsprong, als voorgeschreven in het aangemelde decreet, noodzakelijk is om een van de doelstellingen van artikel 18, lid 2, van Richtlijn 2000/13/EG te bereiken.

(12)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 19, derde alinea, van Richtlijn 2000/13/EG een andersluidend advies uitgebracht over de voornoemde bepalingen van het aangemelde decreet.

(13)

Bijgevolg moet de Italiaanse autoriteiten worden verzocht de bepalingen van artikel 2, lid 1, van het aangemelde decreet niet vast te stellen.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Italiaanse Republiek mag de bepalingen van artikel 2, lid 1, van het aangemelde decreet, inzake de methoden voor de indicatie van de oorsprong van houdbare melk, UHT-melk, gemicrofiltreerde gepasteuriseerde melk en op hoge temperatuur gepasteuriseerde melk niet vaststellen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 28 augustus 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.


30.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 232/s3


BERICHT AAN DE LEZER — WIJZE VAN VERMELDEN VAN DE HANDELINGEN

Vanaf 1 juli 2013 is de wijze van vermelden van de handelingen veranderd.

Gedurende een overgangsperiode zal zowel de oude als de nieuwe manier worden gebruikt.