ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.185.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 185

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
4 juli 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 640/2013 van de Commissie van 3 juli 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2013/350/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

3

 

*

Besluit 2013/351/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 tot wijziging van Besluit 2011/426/GBVB houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

7

 

*

Besluit 2013/352/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 tot wijziging van Besluit 2012/440/GBVB tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de mensenrechten

8

 

*

Besluit 2013/353/GBVB van de Raad van 2 juli 2013 houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

9

 

*

Besluit 2013/354/GBVB van de Raad van 3 juli 2013 betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)

12

 

*

Besluit 2013/355/GBVB van de Raad van 3 juli 2013 tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

16

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 640/2013 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

55,3

MK

46,1

ZZ

50,7

0707 00 05

MK

23,1

TR

111,1

ZZ

67,1

0709 93 10

TR

128,3

ZZ

128,3

0805 50 10

AR

94,6

TR

69,0

ZA

98,0

ZZ

87,2

0808 10 80

AR

148,0

BR

120,3

CL

130,8

CN

106,3

NZ

142,4

TR

99,8

US

160,7

ZA

122,5

ZZ

128,9

0808 30 90

AR

135,6

CL

117,0

CN

49,9

NZ

192,6

ZA

116,8

ZZ

122,4

0809 10 00

IL

275,4

TR

212,6

ZZ

244,0

0809 29 00

TR

295,1

US

605,0

ZZ

450,1

0809 30

TR

258,2

ZZ

258,2

0809 40 05

IL

308,9

ZZ

308,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/3


BESLUIT 2013/350/GBVB VAN DE RAAD

van 2 juli 2013

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 januari 2012 heeft de Raad Besluit 2012/33/GBVB (1) vastgesteld, houdende benoeming van de heer Andreas REINICKE tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie ("SVEU") voor het vredesproces in het Midden-Oosten. Het mandaat verstrijkt op 30 juni 2013.

(2)

Het mandaat van de SVEU moet met nog eens twaalf maanden worden verlengd. Het mandaat moet worden geëvalueerd in het najaar van 2013. Deze evaluatie moet uiterlijk 31 december afgerond zijn.

(3)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het extern optreden van de Unie kan belemmeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Andreas REINICKE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie ("SVEU") voor het vredesproces in het Midden-Oosten ("vredesproces") wordt verlengd tot en met 30 juni 2014. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ("HV") besluit.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie ten aanzien van het vredesproces.

2.   Deze doelstellingen zijn, onder meer:

a)

een alomvattende vrede die moet worden verwezenlijkt op basis van de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ("VN"), de beginselen van Madrid, de routekaart, de eerder door de partijen bereikte akkoorden en het Arabisch vredesinitiatief;

b)

een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, aaneengesloten, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002) en 1402 (2002) van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van Madrid;

c)

een oplossing van de conflicten Israël-Syrië en Israël-Libanon;

d)

een oplossing voor de status van Jeruzalem als toekomstige hoofdstad van twee staten en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

e)

de follow-up van het vredesproces, leidend tot een akkoord over een definitieve status en de oprichting van een Palestijnse staat, met als onderdeel daarvan een sterkere rol voor het Kwartet voor het Midden-Oosten ("het Kwartet") als hoeder van de routekaart, in het bijzonder om toe te zien op de uitvoering van de verplichtingen die beide partijen krachtens die routekaart hebben en in overeenstemming met alle internationale bemoeienis om tot een alomvattende vredesregeling tussen Israël en de Arabische landen te komen.

3.   Deze doelstellingen zijn gebaseerd op het streven van de Unie om met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio.

4.   De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de HV in het gebied, mede in het kader van het Kwartet.

Artikel 3

Mandaat

Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 2 bedoelde beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

een actieve en efficiënte bijdrage van de Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

b)

nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces, met andere landen in de regio, de leden van het Kwartet en andere betrokken landen en met de VN en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

c)

te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Unie in bevoegde internationale fora, en bij te dragen tot crisisbeheersing en -preventie;

d)

de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en namens de Unie voorstellen voor te leggen in het kader van deze onderhandelingen;

e)

desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

f)

bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces;

g)

constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

h)

voorstellen te doen voor interventie van de Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Unie en de lopende activiteiten van de Unie in verband met het vredesproces, zoals de bijdrage van de Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Unie;

i)

toezicht te houden op handelingen van beide partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen;

j)

als gezant bij het Kwartet, verslag uit te brengen over de vooruitgang en het verloop van de onderhandelingen en bij te dragen aan de voorbereiding van bijeenkomsten van gezanten van het Kwartet op basis van standpunten van de Unie en in coördinatie met andere leden van het Kwartet;

k)

in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, bij te dragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake de mensenrechten, met name de EU-richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten, alsmede inzake geweld tegen vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid, mede door de ontwikkelingen op dat gebied te volgen, er verslag over uit te brengen en aanbevelingen ter zake te formuleren;

l)

bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Unie onder de opiniemakers in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. Om zijn mandaat en zijn specifieke taken ter plaatse te kunnen uitvoeren legt de SVEU zich volledig toe op de missie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité ("PVC") onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese dienst voor extern optreden ("EDEO").

4.   Met name tijdens zijn missies werkt de SVEU nauw samen met het bureau van de EU-vertegenwoordiger in Jeruzalem, met de delegatie van de Unie in Tel Aviv, alsook met alle andere betrokken Uniedelegaties in de regio.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt 506 500 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 juli 2013. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie onmiddellijk en regelmatig op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO gedetacheerde deskundigen kunnen eveneens ter beschikking worden gesteld om samen te werken met de SVEU. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de instelling van de Unie of van de EDEO, en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU wordt bij de betrokken afdelingen van de EDEO of delegaties van de Unie ondergebracht, om bij te dragen aan de samenhang en consistentie van hun respectieve activiteiten.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn personeel, worden met de ontvangende landen naargelang van het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (2).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

a)

stelt hij een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat gebaseerd is op richtsnoeren van de EDEO en dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering voor grote risico's;

c)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

zorgt hij ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de Raad, de Commissie en de HV schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het tussentijds verslag en het verslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de HV of het PVC brengt de SVEU ook verslag uit aan de Raad Buitenlandse Zaken. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algemene politieke coördinatie van de Unie. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio, waaronder de SVEU van het zuidelijk Middellandse Zeegebied. De SVEU versterkt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het hoofd van de delegatie van de Unie en de hoofden van de missies van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft, in nauwe coördinatie met het hoofd van de delegatie van de Unie in Tel Aviv, op lokaal niveau politieke aansturing aan de missiehoofden van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) en de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah). De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Ondersteuning in verband met vorderingen

De SVEU en zijn personeel helpen bij het verstrekken van gegevens in reactie op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU's voor het vredesproces in het Midden-Oosten, en zij verschaffen administratieve ondersteuning alsmede toegang tot alle dossiers die voor dit doel relevant zijn.

Artikel 14

Evaluatie

1.   De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt Raad, de Commissie en de HV uiterlijk eind oktober 2013 een voortgangsverslag voor, en aan het eind van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat.

2.   Het mandaat van de SVEU wordt uiterlijk 31 december 2013 geëvalueerd.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 19 van 24.1.2012, blz. 17.

(2)   PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/7


BESLUIT 2013/351/GBVB VAN DE RAAD

van 2 juli 2013

tot wijziging van Besluit 2011/426/GBVB houdende benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 juli 2011 heeft de Raad Besluit 2011/426/GBVB (1) vastgesteld, houdende benoeming van de heer Peter SØRENSEN tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Bosnië en Herzegovina. Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2015.

(2)

Bij Besluit 2011/426/GBVB, als gewijzigd bij Besluit 2012/330/GBVB (2), wordt de SVEU een financieel referentiebedrag voor de periode van 1 september 2011 tot en met 30 juni 2013 ter beschikking gesteld. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld.

(3)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het extern optreden van de Unie kan belemmeren.

(4)

Besluit 2011/426/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 5, lid 1, van Besluit 2011/426/GBVB wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 bedraagt 5 285 000 EUR.".

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 188 van 19.7.2011, blz. 30.

(2)   PB L 165 van 26.6.2012, blz. 66.


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/8


BESLUIT 2013/352/GBVB VAN DE RAAD

van 2 juli 2013

tot wijziging van Besluit 2012/440/GBVB tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de mensenrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 juli 2012 Besluit 2012/440/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de heer Stavros LAMBRINIDIS is benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de mensenrechten. Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2014.

(2)

Bij Besluit 2012/440/GBVB is de SVEU een financieel referentiebedrag voor de periode van 25 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 ter beschikking gesteld. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 moet een nieuw financieel referentiebedrag worden vastgesteld.

(3)

Besluit 2012/440/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 5, lid 1, van Besluit 2012/440/GBVB wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 bedraagt 837 000 EUR.".

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 200 van 27.7.2012, blz. 21.


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/9


BESLUIT 2013/353/GBVB VAN DE RAAD

van 2 juli 2013

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 augustus 2011 Besluit 2011/518/GBVB (1) houdende benoeming van de heer Philippe LEFORT tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië vastgesteld. Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2013.

(2)

Het mandaat van de SVEU moet worden gewijzigd en nogmaals met 12 maanden worden verlengd. Het mandaat moet in het najaar van 2013 worden geëvalueerd. Deze evaluatie moet uiterlijk 31 december 2013 afgerond zijn.

(3)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag uiteengezette doelstellingen van het extern optreden van de Unie kan belemmeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Philippe LEFORT als de SVEU voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië wordt hierbij gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2014. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU berust op de beleidsdoelstellingen van de Unie voor de zuidelijke Kaukasus, daaronder begrepen de doelstellingen die zijn omschreven in de conclusies van de buitengewone Europese Raad van Brussel van 1 september 2008 en de conclusies van de Raad van 15 september 2008, alsmede deze van 27 februari 2012. Deze doelstellingen omvatten:

a)

overeenkomstig de bestaande mechanismen, met inbegrip van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) en haar Groep van Minsk, conflicten in de regio voorkomen, bijdragen tot een vreedzame oplossing van conflicten in de regio, waaronder de crisis in Georgië en het conflict in Nagorno-Karabach, door de terugkeer van vluchtelingen en intern ontheemden te bevorderen en andere passende middelen aan te wenden, en de uitvoering van deze oplossing overeenkomstig de beginselen van het internationale recht steunen;

b)

constructieve gesprekken voeren met de belangrijkste betrokken partijen betreffende de regio;

c)

verdere samenwerking tussen Armenië, Azerbeidzjan en Georgië, alsook, voor zover passend, met hun buurlanden, aanmoedigen en steunen;

d)

de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van de Unie in de regio vergroten.

Artikel 3

Mandaat

Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

contacten met de regeringen, de parlementen, andere belangrijke politieke actoren, de rechterlijke macht en de civiele samenleving van de regio ontwikkelen;

b)

de landen in de regio aanmoedigen om samen te werken inzake regionale thema's van gemeenschappelijk belang, zoals gemeenschappelijke bedreigingen voor de veiligheid, de bestrijding van het terrorisme, illegale handel en georganiseerde criminaliteit;

c)

bijdragen tot de vreedzame oplossing van conflicten, overeenkomstig de beginselen van het internationale recht, en de uitvoering van die oplossingen helpen vergemakkelijken in nauwe samenwerking met de Verenigde Naties, de OVSE en haar Groep van Minsk;

d)

met betrekking tot de crisis in Georgië:

i)

meewerken aan de voorbereiding van het internationale overleg overeenkomstig punt 6 van het akkoord van 12 augustus 2008 (het "internationaal overleg van Genève") en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen van 8 september 2008, onder meer betreffende de wijze waarop vorm moet worden gegeven aan de veiligheid en de stabiliteit in de regio; de problematiek van de vluchtelingen en de intern ontheemden, op basis van internationaal erkende beginselen; en elk ander onderwerp dat in onderlinge overeenstemming door de partijen wordt vastgelegd;

ii)

het standpunt van de Unie helpen bepalen en dit op het niveau van de SVEU tijdens het onder i) bedoelde overleg verwoorden; en

iii)

de uitvoering van het akkoord van 12 augustus 2008 en de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen van 8 september 2008 vergemakkelijken;

e)

de uitwerking en de toepassing van vertrouwenscheppende maatregelen vergemakkelijken;

f)

waar nodig, meewerken aan de voorbereiding van bijdragen van de Unie aan de uitvoering van een mogelijke regeling voor het conflict;

g)

de dialoog van de Unie over de regio met de belangrijkste betrokkenen intensiveren;

h)

de Unie helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor de zuidelijke Kaukasus;

i)

in het kader van de in dit artikel bedoelde activiteiten, in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, bijdragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie en de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten, met name ten aanzien van kinderen en vrouwen in door conflicten getroffen gebieden, vooral door de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en te behandelen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en zijn bevoegde diensten.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt 1 050 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 juli 2013. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van het mandaat van de SVEU en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie voortdurend op de hoogte van de samenstelling van het team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel heeft de nationaliteit van een lidstaat.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de detacherende instelling van de Unie of van de EDEO, en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU zal op dezelfde locatie als de relevante afdelingen van de EDEO of de delegaties van de Unie worden gevestigd, teneinde bij te dragen tot de samenhang en de consistentie van hun respectieve activiteiten.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en van het personeel van de SVEU

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van de leden van het personeel van de SVEU, worden met de ontvangende landen naar gelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van het team van de SVEU leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (2).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel10

Beveiliging

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

a)

een missiespecifiek veiligheidsplan opstellen op basis van richtsnoeren van de EDEO, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied en het beheer van veiligheidsincidenten omvat en voorzien in een noodplan en evacuatieplan van de missie;

b)

ervoor zorgen dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering voor grote risico's;

c)

ervoor zorgen dat alle buiten de Unie ingezette leden van het team van de SVEU, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

ervoor zorgen dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en aan de Raad, de HV en de Commissie schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het voortgangsverslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Verslag

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan het PVC en de HV. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van het PVC of de HV kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Buitenlandse Zaken. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan de SVEU worden ingeschakeld bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij tot de uniformiteit, de coherentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie op coherente wijze worden ingezet en het optreden van de lidstaten op coherente wijze gebeurt om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en met de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU geeft het hoofd van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia) plaatselijke politieke sturing, in nauw overleg met het hoofd van de delegatie van de Unie in Georgië. De SVEU en de civiele operationele commandant van de EUMM Georgia plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en zijn personeel bieden ondersteuning bij het verschaffen van gegevens in reactie op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU's voor de zuidelijke Kaukasus en de crisis in Georgië, en zij bieden administratieve ondersteuning alsmede toegang tot de dossiers die voor dit doel relevant zijn.

Artikel 14

Toetsing

1.   De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de Raad, de HV en de Commissie uiterlijk eind oktober 2013 een voortgangsverslag voor, en aan het eind van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat.

2.   Het mandaat van de SVEU wordt uiterlijk 31 december 2013 geëvalueerd.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 221 van 27.8.2011, blz. 5. Het mandaat van de SVEU werd bij Besluit 2012/326/GBVB met 12 maanden verlengd (PB L 165 van 26.6.2012, blz. 53).

(2)   PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/12


BESLUIT 2013/354/GBVB VAN DE RAAD

van 3 juli 2013

betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 14 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB vastgesteld, waarbij een politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (1) (EUPOL COPPS) wordt ingesteld voor een periode van drie jaar. De operationele fase van EUPOL COPPS is ingegaan op 1 januari 2006.

(2)

De Raad heeft op 17 december 2010 Besluit 2010/784/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS) (2) vastgesteld, op grond waarvan EUJUST LEX vanaf 1 januari 2011 wordt voortgezet. Besluit 2010/784/GBVB verstrijkt op 30 juni 2013.

(3)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) heeft op 7 juni 2013 aanbevolen de missie met nog eens twaalf maanden te verlengen, tot en met 30 juni 2014.

(4)

Voor de missie dient de wachtdienst in werking te worden gesteld.

(5)

EUPOL COPPS zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De bij Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB ingestelde politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden, hierna EUPOL COPPS genoemd, wordt vanaf 1 juli 2013 voortgezet.

2.   EUPOLL COPPS functioneert overeenkomstig de taakomschrijving in artikel 2.

Artikel 2

Taakomschrijving

Het doel van EUPOL COPPS is bij te dragen tot de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma's van de Unie voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van het strafrechtstelsel.

Daartoe zal EUPOL COPPS:

a)

de Palestijnse civiele politie (PCP) bijstaan bij de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma voor de politie door advies en intensieve begeleiding te bieden aan de PCP, in het bijzonder aan hoge functionarissen op het niveau van de districten, het hoofdbureau en het ministerie;

b)

de bijstand van de Unie en de lidstaten en, desgevraagd, internationale bijstand aan de PCP coördineren en faciliteren;

c)

advies uitbrengen over strafrechtelijke aangelegenheden in verband met de politie;

d)

over een projectcel beschikken voor het bepalen en uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met de missie en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan, zal de missie, in voorkomend geval, projecten die door de lidstaten en derde landen onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, coördineren, faciliteren en van advies voorzien.

Met betrekking tot bovenvermelde taken heeft EUPOL COPPS de bevoegdheid opdrachten voor diensten en leveringen te plaatsen, contracten of administratieve regelingen af te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, goederen te verkrijgen of te vervreemden, schulden te vereffenen en in rechte op te treden.

Artikel 3

Beoordeling

Door middel van een halfjaarlijkse beoordelingsprocedure, in overeenstemming met de beoordelingscriteria in het operatieconcept (CONOPS) en in het operatieplan (OPLAN) en in het licht van de ontwikkelingen op het terrein, kunnen de omvang en het toepassingsgebied van EUPOL COPPS zo nodig worden aangepast.

Artikel 4

Bevelslijn en structuur

1.   EUPOL COPPS heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke bevelslijn.

2.   EUPOL COPPS wordt gestructureerd overeenkomstig de desbetreffende planningdocumenten.

Artikel 5

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant van EUPOL COPPS.

2.   De civiele operationele commandant voert, onder de politieke controle en strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), het bevel over en oefent de controle uit op EUPOL COPPS op strategisch niveau.

3.   De civiele operationele commandant zorgt, met betrekking tot het verloop van de operaties, voor een adequate en doeltreffende uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC, mede, waar nodig, door aan het hoofd van de missie instructies op strategisch niveau te geven en hem advies en technische ondersteuning te verlenen.

4.   De civiele operationele commandant brengt via de HV verslag uit aan de Raad.

5.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat overeenkomstig nationale regels, van de betrokken instelling van de Unie of van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

6.   Op de civiele operationele commandant rust de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

7.   De civiele operationele commandant en de Speciale Vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten plegen, indien nodig, onderling overleg.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie voert het bevel en oefent de controle op het terrein uit over de missie en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele operationele commandant.

2.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt de missie. Het hoofd van de missie kan taken in verband met financieel en personeelsbeheer delegeren aan personeelsleden van de missie, met dien verstande dat de algehele verantwoordelijkheid bij hem blijft berusten.

3.   Het hoofd van de missie voert het bevel en oefent de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

4.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de missie, met het oog op de effectieve uitvoering van EUPOL COPPS op het terrein, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale autoriteiten, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUPOL COPPS in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van de missie.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren van de Unie op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de bevelslijn, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten, in overleg met de betrokken delegatiehoofden van de Unie.

Artikel 7

EUPOL COPPS-personeel

1.   De getalsterkte en het competentieniveau van het EUPOL COPPS-personeel zijn in overeenstemming met de in artikel 2 vastgelegde taakomschrijving en met de in artikel 4 beschreven structuur.

2.   EUPOL COPPS bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat, elke instelling van de Unie of de EDEO draagt de kosten in verband met elk door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, reiskosten van en naar het gebied van de missie en andere vergoedingen dan dagvergoedingen, alsmede ongemakken- en gevarentoeslagen.

3.   EUPOL COPPS kan eveneens internationaal en lokaal personeel aanwerven op contractbasis indien de vereiste functies niet worden vervuld door personeel dat is gedetacheerd door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO.

4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke tijdelijke personeel worden neergelegd in contracten tussen EUPOL COPPS en het betrokken personeelslid.

5.   Derde staten kunnen, in voorkomend geval, eveneens personeel bij de missie detacheren. Elke detacherende derde staat draagt de kosten in verband met het door hem gedetacheerde personeel van de missie, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen, verzekering tegen grote risico's en reiskosten van en naar het gebied van de missie.

Artikel 8

Status van het personeel van EUPOL COPPS

1.   Indien noodzakelijk wordt over de status van het personeel van EUPOL COPPS, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUPOL COPPS, volgens de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU gesloten.

2.   Elke lidstaat, elke instelling van de Unie of de EDEO is verantwoordelijk voor de afhandeling van de schade-eisen van of betreffende het door hem of haar gedetacheerde personeelslid die met de detachering verband houden. De betrokken lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid in.

Artikel 9

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, de politieke controle en strategische leiding van de missie uit. De Raad machtigt het PVC om de voor dit doel passende besluiten te nemen, overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het CONOPS en het OPLAN te wijzigen. Zij omvat ook de bevoegdheid om, in het licht van het voorgaande, besluiten te nemen betreffende de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijft berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.

Artikel 10

Deelneming van derde staten

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Unie en het ene institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUPOL COPPS, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, waaronder de salarissen, vergoedingen en reiskosten van en naar het gebied van de missie, en dat zij in voorkomend geval in de bedrijfskosten van EUPOL COPPS bijdragen.

2.   Derde staten die aan EUPOL COPPS bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van de missie dezelfde rechten en verplichtingen als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde staten worden vastgesteld in een overeenkomstig artikel 37 VEU te sluiten overeenkomst en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst sluiten tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie, zijn in het kader van EUPOL COPPS de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Beveiliging

1.   Overeenkomstig artikel 5 stuurt de civiele operationele commandant de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt hij voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan door EUPOL COPPS.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EUPOL COPPS en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op EUPOL COPPS van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met de EDEO.

4.   De personeelsleden van EUPOL COPPS volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen tevens regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (3).

Artikel 12

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met EUPOL COPPS voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 bedraagt 9 570 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Onderdanen van deelnemende derde staten en van buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met de lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUPOL COPPS.

4.   EUPOL COPPS is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe sluit EUPOL COPPS een contract met de Commissie.

5.   EUPOL COPPS is met ingang van 1 juli 2013 verantwoordelijk voor eventuele vorderingen en verplichtingen die uit de uitvoering van het mandaat voortvloeien, met uitzondering van eventuele vorderingen met betrekking tot grove schuld van het hoofd van de missie, waarvoor de verantwoordelijkheid op laatstgenoemde blijft rusten.

6.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUPOL COPPS, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

7.   Uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Artikel 13

Vrijgeven van informatie

1.   De HV is gemachtigd om, naargelang van de behoeften van de missie en met inachtneming van Besluit 2011/292/EU, ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde informatie en documenten van de EU tot op het niveau "'RESTREINT UE" vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

2.   Indien er sprake is van een concrete, onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd om, met inachtneming van Besluit 2011/292/EU, ten behoeve van de missie gegenereerde gerubriceerde informatie en documenten van de EU tot op het niveau "RESTREINT UE" vrij te geven aan de plaatselijke autoriteiten. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde plaatselijke autoriteiten opgesteld.

3.   De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUPOL COPPS die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (4) vallen, vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten en aan de plaatselijke autoriteiten.

4.   De HV kan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bevoegdheden, alsmede de bevoegdheid om de in lid 2 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder haar gezag staan, aan de civiele operationele commandant en/of aan het hoofd van de missie.

Artikel 14

Wachtdienst

De wachtdienst wordt in werking gesteld voor EUPOL COPPS.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Het verstrijkt op 30 juni 2014.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.

(2)   PB L 335 van 18.12.2010, blz. 60.

(3)   PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.

(4)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/16


BESLUIT 2013/355/GBVB VAN DE RAAD

van 3 juli 2013

tot wijziging en verlenging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 25 juni 2012 Besluit 2012/332/GBVB (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB werd gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2013.

(3)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 7 juni 2013 aanbevolen om de missie van Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) opnieuw met twaalf maanden te verlengen, tot en met 30 juni 2014.

(4)

EU BAM Rafah dient, op basis van het huidige mandaat, nogmaals te worden verlengd van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014.

(5)

EU BAM Rafah zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   Het hoofd van de missie is de vertegenwoordiger van de missie. Het hoofd van de missie kan, onder zijn/haar algemene verantwoordelijkheid, beheerstaken betreffende personeels- en financiële aangelegenheden delegeren aan personeelsleden van de missie.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

2)

Artikel 8, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en verplichtingen van het internationale en het plaatselijke personeel worden vastgesteld in de contracten die worden gesloten tussen EU BAM Rafah en het betrokken personeelslid.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Wettelijke regelingen

EU BAM Rafah heeft de bevoegdheid om diensten en leveringen aan te besteden, contracten en administratieve regelingen te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, eigendommen te verkrijgen of te vervreemden en haar schulden te vereffenen, en in rechte op te treden, zoals vereist om uitvoering te geven aan dit gemeenschappelijk optreden.”.

4)

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 25 november 2005 tot en met 31 december 2011 moet dekken, is 21 570 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 moet dekken, is 970 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 moet dekken, is 980 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 moet dekken, is 940 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Onderdanen van derde staten die een financiële bijdrage aan de missie leveren, van gastlanden en, indien nodig om aan de operationele behoeften van de missie te voldoen, van buurlanden mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   EU BAM Rafah is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent de missie een overeenkomst met de Commissie.

4.   EU BAM Rafah is verantwoordelijk voor de schade-eisen en verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van het mandaat dat ingaat op 1 juli 2013, met uitzondering van de schade-eisen die verband houden met ernstig wangedrag van het hoofd van de missie, waarvoor hij/zij de verantwoordelijkheid draagt.

5.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de commandostructuur vastgesteld in de artikelen 4, 4 bis en 5 en aan de operationele vereisten van EU BAM Rafah, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

6.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit besluit in werking treedt.”.

5)

In artikel 16 wordt de tweede paragraaf vervangen door:

„Het is geldig tot en met 30 juni 2014.”.

6)

Artikel 17 wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing vanaf 1 juli 2013.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)   PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28.

(2)   PB L 165 van 26.6.2012, blz. 71.


4.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.