ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.170.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 170

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
22 juni 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2013/303/EU

 

*

Besluit van de Raad van 29 mei 2013 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de overeenkomst gesloten tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018)

1

Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018)

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 591/2013 van de Raad van 29 mei 2013 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden op grond van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Repubiek Ivoorkust (2013-2018)

21

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 592/2013 van de Commissie van 21 juni 2013 betreffende het technische formaat voor de indiening van de resultaten van Europese statistieken van meerjarige teelten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 593/2013 van de Commissie van 21 juni 2013 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

32

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 594/2013 van de Commissie van 21 juni 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat de handelsnormen in de sector groenten en fruit betreft, en tot rectificatie van die uitvoeringsverordening

43

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 595/2013 van de Commissie van 21 juni 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

60

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/304/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juni 2013 tot verlening van machtiging aan de Europese Commissie om namens de EU deel te nemen aan onderhandelingen over een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, met uitzondering van aangelegenheden die verband houden met de samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking

62

 

 

2013/305/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 21 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, haring-, zalm- en sprotbestanden exploiteren in de Oostzee

66

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 mei 2013

betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de overeenkomst gesloten tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018)

(2013/303/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43 juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 242/2008 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Ivoorkust, anderzijds (1) (hierna „de partnerschapsovereenkomst” genoemd), vastgesteld.

(2)

Daar het huidige protocol bij die partnerschapsovereenkomst zal verstrijken op 30 juni 2013, heeft de Raad de Commissie gemachtigd om te onderhandelen over een nieuw protocol waarbij aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden worden geboden in de wateren waarover de Republiek Ivoorkust de soevereiniteit en de jurisdictie voor visserijaangelegenheden uitoefent (hierna „het nieuwe protocol” genoemd). Na afloop van de onderhandelingen is op 9 januari 2013 het nieuwe protocol geparafeerd.

(3)

Met het oog op de gegarandeerde voortzetting van de visserijactiviteiten van de EU-vissersvaartuigen, is in het nieuwe protocol bepaald dat het met ingang van 1 juli 2013 voorlopig zal worden toegepast.

(4)

In afwachting van de afronding van de voor de sluiting van dit nieuwe protocol vereiste procedures dient dit nieuwe protocol te worden ondertekend en dient het voorlopig te worden toegepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening, namens de Unie, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018) (hierna het „nieuwe protocol” genoemd), wordt toegestaan, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

De tekst van het nieuwe protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd om de persoon of de personen aan te wijzen die bevoegd is of zijn het nieuwe protocol, namens de Unie, te ondertekenen.

Artikel 3

Het nieuwe protocol is, overeenkomstig zijn artikel 13, in afwachting van de voltooiing van de voor de formele sluiting ervan vereiste procedures, voorlopig van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BRUTON


(1)  PB L 75 van 18.3.2008, blz. 51.


PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018)

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

1.   De krachtens artikel 5 van de overeenkomst verleende vangstmogelijkheden worden voor een op 1 juli 2013 ingaande periode van vijf (5) jaar als volgt vastgesteld:

Sterk migrerende soorten (soorten opgenomen in bijlage 1 bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982):

vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen: 28 vaartuigen,

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 10 vaartuigen.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 5 en 6 van dit protocol.

3.   Vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren (hierna „EU-vaartuigen”), mogen slechts visserijactiviteiten in de Ivoriaanse visserijzone verrichten als zij in het bezit zijn van een geldige visvergunning die door Ivoorkust in het kader van dit protocol is afgegeven.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij bedoelde financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 1 bepaalde periode, vastgesteld op 680 000 EUR.

2.   De financiële tegenprestatie omvat:

a)

een met een referentietonnage van 6 500 ton per jaar overeenstemmend jaarlijks bedrag van 422 500 EUR voor de toegang tot de Ivoriaanse visserijzone, en

b)

een specifiek bedrag van 257 500 EUR per jaar voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van Ivoorkust.

3.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 3, 5, 6 en 9 van dit protocol en de artikelen 12 en 13 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij.

4.   Indien de totale vangst van de EU-vaartuigen in de Ivoriaanse visserijzones meer bedraagt dan de referentietonnage, wordt het bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 65 EUR per extra gevangen ton verhoogd. De EU mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag (422 500 EUR). Indien EU-vaartuigen meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

5.   Voor het eerste jaar vindt de betaling van de in lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie uiterlijk 90 dagen na de datum van voorlopige toepassing van het protocol plaats, en voor de volgende jaren uiterlijk op de datum waarop het protocol verjaart.

6.   De benutting van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie is de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Ivoorkust.

7.   De financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën van Ivoorkust en de gegevens van deze rekening worden jaarlijks meegedeeld door de Ivoriaanse autoriteiten.

Artikel 3

Bevordering van een verantwoordelijke visserij in de Ivoriaanse wateren

1.   De Europese Unie en Ivoorkust stellen in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie uiterlijk op 1 oktober 2013 een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast, met daarin name:

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde deel van de financiële tegenprestatie;

b)

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn tot een duurzame en verantwoordelijke visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten in het nationale visserijbeleid van Ivoorkust, met name op het gebied van bewaking, controle en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij);

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

2.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma of van het gebruik van de specifieke bedragen voor de jaarlijkse initiatieven moeten in de gemengde commissie door de twee partijen worden goedgekeurd.

3.   De resultaten van de uitvoering van het meerjarige sectorale programma worden elk jaar door beide partijen beoordeeld in de gemengde commissie. Zo nodig zetten beide partijen deze follow-up voort na het verstrijken van dit protocol totdat de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie is opgebruikt.

Artikel 4

Wetenschappelijke en technische samenwerking met het oog op verantwoordelijke visserij

1.   Beide partijen verbinden zich tot het bevorderen van een verantwoordelijke visserij in de Ivoriaanse wateren zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren aanwezig zijn.

2.   Tijdens de looptijd van dit protocol werken de Europese Unie en de Ivoriaanse autoriteiten samen om de ontwikkeling van de toestand van de visbestanden in de Ivoriaanse visserijzone te volgen.

3.   Beide partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op subregionaal niveau op het gebied van de verantwoordelijke visserij te bevorderen, met name in het kader van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT) en iedere andere bevoegde subregionale of internationale organisatie. Beide partijen verbinden zich ertoe alle aanbevelingen van de ICCAT in acht te nemen.

4.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen, op basis van de aanbevelingen en de resoluties van de ICCAT en het beste beschikbare wetenschappelijke advies, overleg in de in artikel 3 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie om, in voorkomend geval na een wetenschappelijke vergadering die eventueel op subregionaal niveau wordt gehouden, in onderlinge overeenstemming maatregelen vast te stellen voor een duurzaam beheer van de door de EU-vaartuigen beviste bestanden.

5.   Beide partijen werken samen aan de versterking van de mechanismen voor controle en inspectie van de visserij in de Republiek Ivoorkust.

Artikel 5

Herziening van de vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming

1.   De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen naar aanleiding van het in artikel 4, lid 4, bedoelde overleg in onderlinge overeenstemming worden verhoogd voor zover een dergelijke verhoging het duurzame beheer van de visbestanden van de Republiek Ivoorkust niet schaadt. De in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig verhoogd pro rata temporis.

2.   Wanneer de partijen daarentegen overeenstemming bereiken over de vaststelling van een verlaging van de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden, wordt de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd.

3.   De verdeling van de vangstmogelijkheden tussen verschillende categorieën vaartuigen kan eveneens worden aangepast, mits de partijen daartoe samen na overleg besluiten en mits rekening wordt gehouden met eventuele aanbevelingen van de in artikel 4, lid 4, bedoelde wetenschappelijke vergadering inzake het beheer van de bestanden die de gevolgen van die herverdeling zouden ondervinden. De partijen spreken een overeenkomstige aanpassing van de financiële tegenprestatie af indien de herverdeling van de vangstmogelijkheden dat rechtvaardigt.

Artikel 6

Nieuwe vangstmogelijkheden en experimentele visserij

1.   Indien EU-vaartuigen belangstelling hebben voor visserijactiviteiten die niet in artikel 1 zijn vermeld, raadpleegt de Europese Unie de Republiek Ivoorkust met het oog op een eventuele machtiging voor die nieuwe activiteiten. In het kader van dat overleg houden de partijen rekening met ter zake relevant wetenschappelijk advies, met name van regionale visserijorganisaties zoals de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan (CECAF). In voorkomend geval maken de partijen afspraken over voorwaarden voor deze nieuwe vangstmogelijkheden en over de toepassing van meerjarige beheersplannen. Zo nodig wijzigen zij het onderhavige protocol en de bijlage ervan.

2.   Naar aanleiding van het in artikel 4, lid 4, bedoelde overleg kunnen de partijen toestemming verlenen om in de Ivoriaanse visserijzone acties op het gebied van experimentele visserij uit te voeren die tot doel hebben de technische haalbaarheid en de economische rendabiliteit van nieuwe visserijen te testen.

2.1.

De Europese Commissie informeert de Ivoriaanse autoriteiten over de vergunningsaanvragen voor experimentele visserij op basis van een technisch dossier dat de volgende gegevens bevat:

de technische kenmerken van het vaartuig,

de expertise inzake de betrokken visserij waarover de aan boord aanwezige officieren beschikken,

het voorstel betreffende de technische parameters van de actie (duur, vistuig, exploratiegebieden enz.).

2.2.

De acties op het gebied van experimentele visserij duren ten hoogste zes maanden. Voor dergelijke acties wordt een door de Ivoriaanse autoriteiten vastgestelde vergoeding betaald.

2.3.

Een wetenschappelijk waarnemer van de vlaggenstaat en een door de Ivoriaanse autoriteiten gekozen waarnemer zijn tijdens de gehele actie aan boord.

2.4.

De in het kader van en tijdens de verkenningsactie gedane vangsten blijven eigendom van de reder.

2.5.

De uitvoerige resultaten van de actie worden ter analyse aan de gemengde commissie toegezonden.

Artikel 7

Geldend nationaal recht

1.   De activiteiten van de EU-vaartuigen die in de Ivoriaanse wateren actief zijn, ressorteren onder Ivoriaans recht, behalve indien dat anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol.

2.   De Ivoriaanse autoriteiten informeren de Europese Unie zo spoedig mogelijk over iedere wetswijziging of nieuwe wetgeving op het gebied van de visserij.

3.   De Europese Unie stelt de Ivoriaanse autoriteiten in kennis van iedere wetswijziging of nieuwe wetgeving in verband met de visserijactiviteiten van haar verre vloot.

Artikel 8

Opschorting van de toepassing van het protocol

1.   De toepassing van dit protocol kan op initiatief van één van beide partijen na overleg in de gemengde commissie worden opgeschort als zich een of meer van de volgende situaties voordoen:

a)

abnormale omstandigheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, waardoor in de Ivoriaanse visserijzone geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden;

b)

belangrijke veranderingen in de inhoud en de uitvoering van het visserijbeleid van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol;

c)

de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde mechanismen, naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou;

d)

een probleem bij de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie door de Europese Unie om andere redenen dan die waarin is voorzien in artikel 9 van dit protocol;

e)

een ernstig en onopgelost geschil tussen de partijen over de toepassing of de interpretatie van dit protocol.

2.   Wanneer de toepassing van het protocol om andere dan de in lid 1, onder c), genoemde redenen wordt opgeschort, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting. De opschorting van het protocol om in lid 1, onder c), genoemde redenen is onmiddellijk na het besluit tot opschorting van toepassing.

3.   Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd, overeenkomstig de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.

Artikel 9

Opschorting en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie

1.   De financiële tegenprestatie als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a) en b), kan na overleg in de gemengde commissie worden herzien of opgeschort als zich een of meer van de volgende situaties voordoen:

a)

abnormale omstandigheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, waardoor in de Ivoriaanse visserijzone geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden;

b)

belangrijke veranderingen in de inhoud en de uitvoering van het visserijbeleid van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol;

c)

de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde mechanismen, naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou.

2.   De Europese Unie kan de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk herzien of opschorten hetzij in geval van niet-benutting van deze financiële tegenprestatie, hetzij wanneer bij een door de gemengde commissie uitgevoerde evaluatie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenkomen.

3.   Nadat beide partijen zijn geraadpleegd en onderling overeenstemming hebben bereikt, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de aan de in lid 1 genoemde situatie voorafgaande toestand is hersteld en/of wanneer de resultaten van de in lid 2 bedoelde financiële uitvoering dat rechtvaardigen. De in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het protocol.

4.   De aan EU-vaartuigen verleende vismachtigingen kunnen worden opgeschort zolang de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder a), vastgestelde financiële tegenprestatie is opgeschort. In geval van hervatting wordt de geldigheid van deze vismachtigingen verlengd met een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

5.   Wanneer de Europese Unie de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde betalingen niet verricht, stellen de Ivoriaanse autoriteiten de Europese Unie daarvan officieel in kennis onverminderd het bepaalde in lid 1. De Europese Unie verricht de nodige controles en gaat zo nodig binnen zestig werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de officiële kennisgeving, over tot betaling.

Indien het verschuldigde bedrag binnen die termijn niet is betaald of niet is gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd, kunnen de Ivoriaanse autoriteiten de toepassing van het protocol overeenkomstig artikel 8 opschorten. De toepassing van het protocol wordt hervat zodra het betrokken bedrag is betaald.

Artikel 10

Informatisering van de uitwisseling van gegevens

1.   De Republiek Ivoorkust en de Europese Unie verbinden zich ertoe zo spoedig mogelijk de nodige informaticasystemen voor de elektronische uitwisseling van alle met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten in te voeren.

2.   De elektronische vorm van een document wordt als volledig gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

3.   De Republiek Ivoorkust en de Europese Unie stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere storing van een informaticasysteem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten worden dan automatisch vervangen door de papieren versie.

Artikel 11

Vertrouwelijkheid van de gegevens

De Republiek Ivoorkust en de Europese Unie verbinden zich ertoe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de EU-vaartuigen en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt worden behandeld overeenkomstig de beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.

Artikel 12

Opzegging

1.   In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes (6) maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen.

2.   Door de in lid 1 bedoelde kennisgeving te versturen, wordt het overleg tussen de partijen geopend.

Artikel 13

Voorlopige toepassing

Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan kennis geven dat de hiertoe vereiste procedures zijn voltooid.

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Ivoorkust

BIJLAGE

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij door EU-vaartuigen in de Ivoriaanse visserijzone

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Voor de toepassing van deze bijlage wordt met elke verwijzing naar een bevoegde autoriteit van de Europese Unie (EU) of de Republiek Ivoorkust, tenzij anders bepaald, het volgende bedoeld:

voor de EU: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de EU in Ivoorkust,

voor de Republiek Ivoorkust: het voor visserij bevoegde ministerie.

2.   Visserijzone

De EU-vaartuigen kunnen hun visserijactiviteiten in de wateren buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen, uitoefenen, onverminderd de in punt 3 vastgestelde bepalingen.

3.   Voor scheepvaart en visserij verboden gebieden

Het voor visserij bevoegde ministerie van de Republiek Ivoorkust stelt de reders bij de afgifte van de visvergunning in kennis van de afbakening van de voor scheepvaart en visserij verboden gebieden. De delegatie van de EU wordt hiervan tevens in kennis gesteld.

4.   Bankrekening

De Republiek Ivoorkust stelt de EU vóór de inwerkingtreding van het protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening waarop de financiële bedragen ten laste van de EU-vaartuigen in het kader van de overeenkomst moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverdrachten verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

HOOFDSTUK II

PROCEDURES VOOR HET AANVRAGEN EN HET AFGEVEN VAN DE VISMACHTIGINGEN

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt met „visvergunning” of „vergunning” hetzelfde bedoeld als met „vismachtiging” zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving.

1.   Voorwaarden voor de afgifte van een visvergunning — in aanmerking komende vaartuigen

Alleen daarvoor in aanmerking komende vaartuigen kunnen een visvergunning krijgen voor de Ivoriaanse visserijzone. De vaartuigen dienen daartoe te zijn ingeschreven in het register van vissersvaartuigen van de EU.

Een vaartuig komt in aanmerking voor een visvergunning indien tegen de reder of de kapitein van het vaartuig of tegen het vaartuig zelf geen verbod om in de Ivoriaanse wateren te vissen, is uitgevaardigd. Evenmin mogen zij bij Ivoorkust verplichtingen hebben uitstaan uit hoofde van eerdere visserijactiviteiten in Ivoorkust in het kader van de met de EU gesloten visserijovereenkomsten.

2.   Vergunningsaanvragen

De bevoegde autoriteiten van de EU dienen ten minste 30 werkdagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust elektronisch of via een andere efficiënte weg een aanvraag in voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wil vissen.

Voor het indienen van de aanvragen bij het voor visserij bevoegde ministerie wordt gebruik gemaakt van het formulier volgens het model in aanhangsel 1.

Elke vergunningsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

het bewijs van betaling van het forfaitaire voorschot voor de geldigheidsduur van de visvergunning,

één kleurenfoto's van het vaartuig (zijaanzicht), van de hulpvaartuigen en van de apparatuur voor het opsporen van vis vanuit de lucht,

een afbeelding en een gedetailleerde beschrijving van het gebruikte vistuig.

Om in het kader van het huidige protocol een verlenging van de visvergunning voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, aan te vragen, hoeft alleen het bewijs van betaling van het visrecht te worden bijgevoegd.

3.   Forfaitair visrecht

Het bedrag van de visrechten wordt overgemaakt op de door de Ivoriaanse autoriteiten opgegeven rekening overeenkomstig hoofdstuk 1, punt 4, van deze bijlage.

De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en kosten voor dienstverlening.

4.   Voorlopige lijst van vaartuigen die mogen vissen

Onmiddellijk na ontvangst van de visvergunningsaanvragen en van de kennisgeving van de betaling van het voorschot stelt Ivoorkust de voorlopige lijst van aanvragende vaartuigen op. Deze lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de EU meegedeeld.

De EU zendt een kopie van de voorlopige lijst door naar de reder of de gemachtigde agent. Wanneer de kantoren van de EU gesloten zijn, kan Ivoorkust de reder of zijn gemachtigde agent rechtstreeks een kopie van de voorlopige lijst bezorgen. De vaartuigen mogen vissen zodra zij in de voorlopige lijst zijn opgenomen. Totdat hun vismachtiging wordt afgegeven, moeten deze vaartuigen permanent een kopie van de voorlopige lijst aan boord bewaren.

5.   Afgifte van de visvergunningen

De visvergunningen voor alle vaartuigen worden uiterlijk 21 werkdagen na de datum van ontvangst van alle in punt 2 bedoelde documenten door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust aan de reders of hun vertegenwoordiger afgegeven via de delegatie van de EU in Ivoorkust.

De geldigheidstermijn van de visvergunningen bedraagt één jaar en kan worden verlengd. De afgegeven visvergunningen zijn geldig van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar.

6.   Lijst van vaartuigen die mogen vissen

Zodra de visvergunningen zijn afgegeven, stelt de Republiek Ivoorkust onmiddellijk de definitieve lijst van vaartuigen op die in de Ivoriaanse zone mogen vissen. Deze lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de EU meegedeeld en vervangt de hierboven vermelde voorlopige lijst.

7.   Overdracht van visvergunningen

De visvergunning wordt afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar. In geval van overmacht, zoals verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig vanwege ernstige technische averij, kan de visvergunning van een bepaald vaartuig op verzoek van de EU echter worden vervangen door een nieuwe visvergunning op naam van een ander vaartuig van dezelfde in artikel 1 van het protocol bedoelde categorie als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten hoeven te worden betaald. In dit geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in aanmerking genomen voor het bepalen van eventuele aanvullende betalingen.

De reder van het te vervangen vaartuig of zijn vertegenwoordiger zendt de geannuleerde visvergunning via de delegatie van de EU terug aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust.

De nieuwe visvergunning gaat in op de datum waarop de reder de geannuleerde visvergunning heeft teruggezonden aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust. De delegatie van de EU in Ivoorkust wordt van de vergunningsoverdracht in kennis gesteld.

8.   Het aan boord bewaren van de visvergunning

De visvergunning moet steeds aan boord zijn. De vaartuigen mogen evenwel vissen zodra zij in de in punt 4 van dit hoofdstuk bedoelde voorlopige lijst zijn opgenomen.

HOOFDSTUK III

VERGUNNINGSVOORWAARDEN — VISRECHTEN EN VOORSCHOTTEN

1.   Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug bedragen de visrechten 35 EUR per ton vis die in de Ivoriaanse visserijzone wordt gevangen.

2.   De visvergunningen worden afgegeven na betaling van de volgende forfaitaire bedragen aan de bevoegde nationale autoriteiten:

5 390 EUR per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 154 ton per jaar,

1 960 EUR per vaartuig voor de visserij met de drijvende beug, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 56 ton per jaar.

3.   De lidstaten delen de Europese Commissie elk jaar uiterlijk op 15 juni de in ton uitgedrukte vangstgegevens over het voorgaande jaar mee die door de in onderstaand punt 6 bedoelde wetenschappelijke instellingen zijn bevestigd.

4.   Op basis van de door elke reder opgestelde en door de bevoegde wetenschappelijke instellingen bevestigde vangstaangiften stelt de Europese Commissie uiterlijk op 31 juli van het jaar n + 1 de definitieve afrekening van de voor het jaar n verschuldigde visrechten vast.

5.   Deze definitieve afrekening wordt via de lidstaten tezelfdertijd aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust en aan de reders toegezonden.

6.   Valt de definitieve afrekening hoger uit dan het voor het verkrijgen van de vismachtiging betaalde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo uiterlijk na 45 dagen over aan de Republiek Ivoorkust, behalve wanneer hij daartegen bezwaar maakt.

7.   Als het bedrag van de afrekening kleiner is dan het in punt 2 van dit hoofdstuk bedoelde voorschot, wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK IV

REGELING INZAKE VANGSTAANGIFTEN

1.   Visserijlogboek

De kapitein van een EU-vaartuig dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij waarvan het model voor elke visserijcategorie is opgenomen in aanhangsel 3 van de onderhavige bijlage.

Het visserijlogboek wordt door de kapitein ingevuld voor elke dag waarop het vaartuig in de Ivoriaanse visserijzone aanwezig is.

De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (die wordt aangeduid met de FAO-drielettercode) in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten. In voorkomend geval noteert de kapitein elke dag ook de teruggegooide hoeveelheden van elke soort in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren.

Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in hoofdletters, en ondertekend door de kapitein.

De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.

2.   Vangstaangiften

De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door de tijdens de aanwezigheid in de Ivoriaanse visserijzone ingevulde visserijlogboeken toe te zenden aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust. Hij zendt tezelfdertijd een kopie toe aan het Centre de Recherche Océanologique de Côte d'Ivoire (CRO) en aan een van de volgende wetenschappelijke instellingen:

i.

IRD (Institut de Recherche pour le Développement)

ii.

IEO (Instituto Español de Oceanografía)

iii.

INIAP (Instituto Nacional de Investigação Agrària é das Pescas).

De visserijlogboeken worden als volgt toegezonden:

i.

wanneer een Ivoriaanse haven wordt aangedaan, door het origineel van elk visserijlogboek te bezorgen aan de plaatselijke vertegenwoordiger in Ivoorkust, die de ontvangst ervan schriftelijk bevestigt;

ii.

wanneer de Ivoriaanse visserijzone wordt verlaten zonder dat vooraf een Ivoriaanse haven is aangedaan, door de visserijlogboeken uiterlijk dertig dagen na het verlaten van de Ivoriaanse visserijzone te verzonden op een van de volgende wijzen:

a)

bij voorkeur via e-mail;

b)

per post, of

c)

per fax.

De fax- en telefoonnummers en het e-mailadres worden bij de afgifte van de visvergunning meegedeeld. Ivoorkust stelt de betrokken vaartuigen en de EU onmiddellijk in kennis van elke wijziging van het e-mailadres, het oproepnummer of de radiofrequentie.

Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van Ivoorkust zich het recht voor om de visvergunning van het betrokken vaartuig op te schorten totdat de formaliteit is vervuld, en om ten aanzien van de reder van het vaartuig de sanctie toe te passen waarin door de geldende Ivoriaanse regelgeving is voorzien. De EU en de betrokken vlaggenlidstaat worden hierover ingelicht.

3.   Overgang naar een elektronisch systeem

Beide partijen verklaren bereid te zijn over te schakelen naar een systeem voor elektronische vangstaangiften dat is gebaseerd op de in aanhangsel 5 beschreven technische kenmerken. De partijen spreken af om in de gemengde commissie samen een werkwijze voor deze overschakeling vast te leggen die het mogelijk maakt uiterlijk op 31 december 2014 over een operationeel systeem te beschikken.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.   De Europese reders verbinden zich ertoe onderdanen van de ACS-landen in dienst te nemen onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

op de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen wordt tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van het derde land op tonijn wordt gevist, ten minste 20 % van de zeelieden uit de ACS-landen aangemonsterd,

op de vloot van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug wordt tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van het derde land wordt gevist, ten minste 20 % van de zeelieden uit de ACS-landen aangemonsterd.

2.   De reders spannen zich in om vooral zeelieden met de Ivoriaanse nationaliteit in dienst te nemen.

3.   De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op EU-vaartuigen. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

4.   De arbeidsovereenkomsten van de ACS-zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een kopie ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger van de reder en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

5.   Het loon van de ACS-zeelieden komt ten laste van de reder. Het loon wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de reder of zijn vertegenwoordigers en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of hun vertegenwoordigers. De bezoldigingsvoorwaarden voor de ACS-zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die voor bemanningen uit hun land, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

6.   De op de EU-vaartuigen aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

7.   De reders delen jaarlijks informatie betreffende de aangemonsterde zeelieden mee. Deze informatie omvat het aantal zeelieden die onderdaan zijn van:

de Europese Unie,

een ACS-land, uitgesplitst naar Ivoorkust en andere ACS-landen,

een land buiten de ACS en de EU.

HOOFDSTUK VI

TECHNISCHE MAATREGELEN

In de technische notities in aanhangsel 2 bij de onderhavige bijlage worden de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische maatregelen voor vaartuigen met een visvergunning vastgesteld.

De vaartuigen nemen de maatregelen en aanbevelingen die de ICCAT voor de regio heeft vastgesteld met betrekking tot het vistuig en de technische specificaties daarvan in acht, alsmede alle andere, voor hun visserijactiviteiten geldende technische maatregelen.

HOOFDSTUK VII

WAARNEMERS

1.   De vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de Ivoriaanse wateren mogen vissen, nemen overeenkomstig de onderstaande voorwaarden waarnemers aan boord die door de bevoegde regionale visserijorganisatie (RVO) zijn aangewezen.

1.1.

Op verzoek van de bevoegde autoriteit nemen de EU-vaartuigen een door deze autoriteit aangewezen waarnemer aan boord om de in de Ivoriaanse wateren gedane vangsten te controleren.

1.2.

De bevoegde autoriteit stelt de lijst van de vaartuigen vast die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, alsmede de lijst van de waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan. Deze lijsten worden bijgewerkt. Zij worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens, rekening houdend met de eventuele bijwerking ervan, elke drie maanden aan de EU meegedeeld.

1.3.

Bij de afgifte van de visvergunning of uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, deelt de bevoegde autoriteit aan de betrokken reder of zijn vertegenwoordiger de naam van de waarnemer mee die is aangewezen om aan boord te gaan van het desbetreffende vaartuig.

2.   De waarnemer blijft gedurende één visreis aan boord. Op expliciet verzoek van de bevoegde autoriteiten van Ivoorkust kan de periode aan boord, naargelang van de verwachte gemiddelde duur van de visreizen voor een bepaald vaartuig, evenwel tot meerdere visreizen worden uitgebreid. Een dergelijk verzoek wordt door de bevoegde autoriteit gedaan bij de opgave van de naam van de waarnemer die is aangewezen om aan boord van het desbetreffende vaartuig te gaan.

3.   De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer worden in onderling overleg tussen de reder of zijn vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit vastgesteld.

4.   De waarnemer gaat aan boord in een door de reder gekozen haven aan het begin van de eerste visreis die na de mededeling van de lijst van aangewezen vaartuigen plaatsvindt in de Ivoriaanse viswateren.

5.   De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de havens in de subregio te melden die voor het aan boord nemen van de waarnemers zijn vastgesteld, met dien verstande dat deze melding ten minste tien dagen vóór de waarnemers aan boord gaan, plaatsvindt.

6.   Als de waarnemer in een land buiten de subregio aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een regionale waarnemer aan boord heeft, de regionale visserijzone verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk kan terugkeren; de kosten hiervan zijn voor rekening van de reder.

7.   Als de waarnemer zich uiterlijk twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, wordt de reder automatisch ontheven van zijn verplichting om hem aan boord te nemen.

8.   De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Wanneer het vaartuig zich in de Ivoriaanse wateren bevindt, verricht hij de volgende taken:

8.1.

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

8.2.

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

8.3.

hij verricht bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's;

8.4.

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

8.5.

hij controleert de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten die in de Ivoriaanse viswateren zijn gedaan;

8.6.

hij controleert de percentages van de bijvangsten en schat de hoeveelheden teruggegooide verhandelbare vis;

8.7.

hij deelt aan zijn bevoegde autoriteit met elk passend middel de visserijgegevens mee, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

9.   De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen.

10.   De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein laat de waarnemer de communicatiemiddelen gebruiken die deze voor zijn werk nodig heeft, stelt hem de documenten ter beschikking die rechtstreeks met de visserijactiviteit van het vaartuig verband houden, met inbegrip van met name het logboek en het navigatieboek, en verleent hem toegang tot de delen van het vaartuig waar hij dient te zijn voor de uitoefening van zijn taken.

11.   Tijdens zijn verblijf aan boord gedraagt de waarnemer zich als volgt:

11.1.

hij zorgt ervoor dat zijn inscheping en zijn aanwezigheid aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen;

11.2.

hij gaat zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig, en bewaart geheimhouding over alle bij het vaartuig horende documenten.

12.   Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt hij, vóór hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op dat wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteiten en waarvan een kopie wordt bezorgd aan de EU. Hij ondertekent dat verslag in aanwezigheid van de kapitein, die er de door hem nuttig geachte opmerkingen aan kan toevoegen of laten toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De wetenschappelijk waarnemer geeft bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het verslag aan de kapitein.

13.   De reder zorgt, op zijn kosten en volgens de praktische mogelijkheden van het vaartuig, voor kost en logies van de waarnemer, die op dit punt als officier wordt behandeld.

14.   Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van de bevoegde autoriteit.

15.   De twee partijen gaan zo snel mogelijk met de belanghebbende derde landen in overleg om een systeem van regionale waarnemers vast te stellen en de bevoegde regionale visserijorganisatie te kiezen. Zolang er nog geen systeem van regionale waarnemers ontwikkeld is, nemen de vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de Ivoriaanse visserijzone mogen vissen, in plaats van regionale waarnemers, waarnemers aan boord die door de bevoegde Ivoriaanse autoriteiten zijn aangewezen overeenkomstig de hierboven uiteengezette regels.

HOOFDSTUK VIII

CONTROLE EN INSPECTIE

1.   Binnenvaren en verlaten van de zone

1.1.

De EU-vaartuigen die voornemens zijn de Ivoriaanse visserijzone binnen te varen of te verlaten, delen dit ten minste drie uur van tevoren mee aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van Ivoorkust.

Bij de melding van het binnenvaren of verlaten van de visserijzone deelt het vaartuig met name de volgende gegevens mee:

i.

verwachte datum, tijd en plaats van het binnenvaren of verlaten van de zone;

ii.

de aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren;

iii.

de aard en de presentatie van de producten.

1.2.

Deze gegevens worden bij voorkeur via e-mail meegedeeld, of anders via fax. De Republiek Ivoorkust bevestigt de ontvangst per kerende e-mail of fax.

1.3.

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij de bevoegde autoriteit van Ivoorkust hebben gemeld en toch op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen in overtreding.

2.   Inspectieprocedures

2.1.

De kapiteins van de EU-vaartuigen die in de Ivoriaanse viswateren vissen, aanvaarden dat elke tot de controle van visserijactiviteiten gemachtigde Ivoriaanse ambtenaar die zich als zodanig kan identificeren, zijn taken vervult.

2.2.

Deze ambtenaren blijven niet langer aan boord dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is.

2.3.

Aan het eind van elke inspectie stellen de Ivoriaanse inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het EU-vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt en door de kapitein van het EU-vaartuig. De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tijdens de inbreukprocedure onverlet. Weigert hij het document te ondertekenen, dan moet hij dit schriftelijk motiveren en brengt de inspecteur de vermelding „weigert te ondertekenen” aan. De Ivoriaanse inspecteurs overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het EU-vaartuig alvorens het vaartuig te verlaten.

2.4

De kapiteins van de EU-vaartuigen die hun vangst in een Ivoriaanse haven aanlanden of overladen, aanvaarden dat deze verrichtingen worden gecontroleerd door Ivoriaanse inspecteurs die hiertoe zijn gemachtigd en zich als zodanig kunnen identificeren. Na elke inspectie en controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

2.5

Ivoorkust kan de EU toestemming geven om als waarnemer aan de inspecties deel te nemen.

3.   Overladingen

3.1.

EU-vaartuigen die hun vangsten in de Ivoriaanse wateren willen overladen, doen dat in de havens en/of op de rede van de havens van Ivoorkust.

3.2.

De reders van die vaartuigen stellen de bevoegde autoriteiten van Ivoorkust ten minste 24 uur van tevoren in kennis van:

de naam van de vissersvaartuigen waaruit wordt overgeladen,

de naam, het IMO-nummer en de vlag van het vrachtschip,

de over te laden hoeveelheid (in ton) van elke soort,

dag en plaats van de overlading.

3.3.

Overladen wordt beschouwd als het verlaten van de Ivoriaanse visserijzone. De kapiteins van de vaartuigen moeten de vangstaangiften bij de bevoegde autoriteiten van Ivoorkust indienen en meedelen of zij voornemens zijn door te gaan met vissen dan wel de Ivoriaanse visserijzone te verlaten.

3.4.

In de Ivoriaanse visserijzone mag op geen enkele andere wijze dan hierboven beschreven worden overgeladen. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende regelgeving van Ivoorkust voorziet.

HOOFDSTUK IX

SATELLIETVOLGSYSTEEM VOOR VAARTUIGEN (VMS)

1.   Positieberichten — VMS-systeem

Tijdens hun aanwezigheid in de Ivoriaanse visserijzone moeten de EU-vaartuigen die over een visvergunning beschikken, zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System — VMS) dat hun positie automatisch en permanent (om het uur) meedeelt aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat.

Elk positiebericht moet het volgende bevatten:

a)

de identificatiegegevens van het vaartuig,

b)

de laatste geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad), met een foutenmarge van ten hoogste 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %,

c)

de datum en het tijdstip van de registratie van de positie,

d)

de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig.

Elk bericht moet zijn opgesteld volgens het model in aanhangsel 4 bij deze bijlage. De eerste na het binnenvaren van de Ivoriaanse visserijzone geregistreerde positie wordt aangeduid met de code „ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code „POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de Ivoriaanse visserijzone geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code „EXI”.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard.

2.   Versturen van positieberichten bij uitval van het VMS-systeem

De kapitein ziet erop toe dat het VMS-systeem van zijn vaartuig altijd volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden verstuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.

Bij uitval wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen één maand hersteld of vervangen. Na verstrijking van deze termijn zonder herstelling of vervanging mag het vaartuig niet langer in de Ivoriaanse visserijzone vissen.

Vaartuigen die met een defect VMS-systeem in de Ivoriaanse visserijzone vissen, sturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, per radio of per fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle in punt 1 vermelde verplichte gegevens.

3.   Beveiligde melding van de positieberichten aan de Republiek Ivoorkust

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch naar het VCC van Ivoorkust zodra het Ivoriaanse VCC in staat is deze berichten te ontvangen. Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van de Republiek Ivoorkust wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onverwijld in kennis van iedere wijziging daarvan.

Het versturen van de positieberichten tussen het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van de Republiek Ivoorkust gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.

Het VCC van de Republiek Ivoorkust stelt het VCC van de vlaggenstaat en de EU onverwijld in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een visvergunning dat niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten.

4.   Slechte werking van het communicatiesysteem

De Republiek Ivoorkust vergewist zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de EU onmiddellijk in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.

De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor iedere bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende wetgeving van Ivoorkust vastgestelde sancties.

5.   Herziening van de frequentie van de positieberichten

Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan de Republiek Ivoorkust het VCC van de vlaggenstaat, met kopie aan de EU, verzoeken het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig voor een bepaalde onderzoeksperiode te beperken tot dertig minuten. Ivoorkust moet deze stavingselementen onmiddellijk toezenden aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de EU. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar de Republiek Ivoorkust.

Wanneer de onderzoeksperiode afloopt, stelt de Republiek Ivoorkust het VCC van de vlaggenstaat en de EU onmiddellijk van dit feit in kennis; vervolgens deelt het land aan dit VCC en aan de EU mee of vervolg zal worden gegeven aan het onderzoek.

HOOFDSTUK X

INBREUKEN

1.   Behandeling van inbreuken

Iedere inbreuk door een EU-vaartuig met een visvergunning overeenkomstig de onderhavige bijlage moet worden vermeld in een inspectieverslag. Dit verslag worden binnen zeven werkdagen ingediend bij de EU en bij de vlaggenstaat.

2.   Aanhouding — Informatievergadering

Elk EU-vaartuig dat een inbreuk pleegt, kan ertoe worden verplicht zijn visserijactiviteit stop te zetten en, wanneer het zich op zee bevindt, naar een Ivoriaanse haven terug te keren.

Ivoorkust stelt de EU uiterlijk binnen 24 uur in kennis van iedere aanhouding van een EU-vaartuig met een visvergunning. Deze kennisgeving gaat vergezeld van bewijsmateriaal betreffende de betrokken inbreuk.

Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van bewijsstukken, belegt Ivoorkust op verzoek van de EU binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatievergadering om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en de eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan deze informatievergadering kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen.

3.   Vervolging van de inbreuk — Schikkingsprocedure

De Republiek Ivoorkust stelt de op de inbreuk toe te passen sanctie vast volgens de bepalingen van zijn geldende nationale wetgeving.

Wanneer de afhandeling van de inbreuk normaliter via een gerechtelijke procedure plaatsvindt, wordt, voordat deze wordt ingeleid en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, een schikkingsprocedure tussen de Republiek Ivoorkust en de reder of zijn vertegenwoordiger ingeleid om de aard en het niveau van de sanctie te bepalen. Vertegenwoordigers van de vlaggenstaat van het vaartuig en van de EU kunnen aan deze schikkingsprocedure deelnemen. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk drie dagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.

4.   Gerechtelijke procedure — Bankgarantie

Indien geen minnelijke schikking wordt getroffen en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft begaan, een bankgarantie bij een door de Republiek Ivoorkust opgegeven bank waarvan het bedrag, dat door de Republiek Ivoorkust wordt vastgesteld, de kosten van de aanhouding, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid.

De bankgarantie wordt vrijgegeven en onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis aan de reder terugbetaald:

a)

in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;

b)

ten bedrage van het saldo, wanneer de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.

De Republiek Ivoorkust stelt de EU binnen zeven werkdagen na de uitspraak van het vonnis in kennis van de resultaten van de gerechtelijke procedure.

5.   Vrijgave van het vaartuig en de bemanning

Het vaartuig en de bemanning ervan mogen de haven verlaten:

zodra aan de bij de schikkingsprocedure vastgestelde verplichtingen is voldaan, of

zodra de bankgarantie is gesteld.

Aanhangsels

1.

Formulier voor het aanvragen van een visvergunning

2.

Technische notitie

3.

ICCAT-logboek

4.

Formaat van het VMS-positiebericht

5.

Elektronische melding van de visserijactiviteiten (ERS — Electronic Reporting System)

Aanhangsel 1

Formulier voor het aanvragen van een visvergunning

VISSERIJOVEREENKOMST IVOORKUST — EUROPESE UNIE

AANVRAAG VOOR EEN VISVERGUNNING

Image

Aanhangsel 2

Technische notitie

VRIESSCHEPEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN EN BEUGSCHEPEN

1.

Visserijzone:

Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen.

2.

Toegestaan vistuig:

Zegen

Drijvende beug

3.

Verboden soorten

Overeenkomstig het Verdrag inzake trekkende diersoorten en overeenkomstig de resoluties van de ICCAT is de visserij op de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcharias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de kaphamerhaai), de witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden. De visserij op de zandtijgerhaai (Carcharias taurus) en de ruwe haai (Galeorhinus galeus) is verboden.

Beide partijen voeren overleg in de gemengde commissie om deze lijst op basis van wetenschappelijke aanbevelingen bij te werken.

4.

Toegestane tonnage/visrechten

4.1.

Aanvullend visrecht per gevangen ton

35 EUR per ton

4.2.

Jaarlijks forfaitair visrecht

5 390 EUR voor 154 ton voor de met de zegen vissende vaartuigen

1 960 EUR voor 56 ton voor de met de drijvende beug vissende vaartuigen

4.3.

Aantal vaartuigen dat mag vissen

28 vaartuigen voor de visserij met de zegen

10 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

Aanhangsel 3

ICCAT-logboek

Image

Aanhangsel 4

Formaat van het VMS-positiebericht

MELDING VAN DE VMS-BERICHTEN AAN IVOORKUST POSITIEBERICHT

Gegeven

Code van het veld

Verplicht (V)/Optioneel (O)

Opmerkingen

Begin record

SR

V

Systeemgegeven; geeft het begin van de record aan

Adres

AD

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van het land van bestemming

Afzender

FR

V

Berichtgegeven; ISO-drielettercode van het land van verzending

Nummer

RN

O

Berichtgegeven; volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar

Berichttype

TM

V

Berichtgegeven; berichttype: „ENT”, „POS” of „EXI”

Naam vaartuig

NA

O

Naam vaartuig

Extern registratienummer

XR

O

Vaartuiggegeven; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig

Radioroepnaam

RC

V

Vaartuiggegeven; de internationale radioroepnaam van het vaartuig

Nummer in EU-vlootregister

IR

O

Vaartuiggegeven; uniek volgnummer van het vaartuig: ISO-drielettercode van de vlaggenstaat, gevolgd door nummer

Breedtegraad

LT

V

Positiegegeven; positie ± 99.999 (WGS-84)

Lengtegraad

LG

V

Positiegegeven; positie ± 999.999 (WGS-84)

Snelheid

SP

V

Positiegegeven; vaarsnelheid van het vaartuig, in tienden van knopen

Koers

CO

V

Positiegegeven; vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Datum

DA

V

Positiegegeven; datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positiegegeven; tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeemgegeven; geeft het einde van de record aan

Formaat

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

een dubbele schuine streep (//) en de letters „SR” geven het begin van een bericht aan,

een dubbele schuine streep (//) en een veldcode geven het begin van een gegeven aan,

een enkele schuine streep (/) scheidt de veldcode en het gegeven,

gegevenparen worden gescheiden door een spatie,

de letters „ER” en een dubbele schuine streep (//) geven het einde van een bericht aan.

Aanhangsel 5

Elektronische melding van de visserijactiviteiten (ERS — Electronic Reporting System)

Elektronisch registratie- en meldsysteem

1.

Elk EU-vaartuig dat in het kader van dit protocol vist, moet zijn uitgerust met een elektronisch registratie- en meldsysteem, hierna ERS-systeem (ERS — Electronic Reporting System) genoemd, dat operationeel is en waarmee de gegevens over de visserijactiviteiten kunnen worden geregistreerd en verzonden gedurende de gehele periode waarin het vaartuig in de Ivoriaanse wateren aanwezig is. Een EU-vaartuig dat niet met het ERS-systeem is uitgerust of waarvan het ERS-systeem niet werkt, mag geen visserijactiviteiten starten in de Ivoriaanse wateren.

2.

De vlaggenlidstaat en Ivoorkust zorgen ervoor dat hun nationale visserijcontrolecentrum (VCC) is uitgerust met informatica-apparatuur en beschikt over de software die nodig is voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in XML-formaat (beschikbaar op: http://ec.europa.eu/cfp/control/codes/index_en.htm) en voor de elektronische opslag van deze gegevens gedurende ten minste drie jaar. Elke wijziging of bijwerking van het formaat moet worden vastgelegd en gedateerd en treedt na zes maanden in werking.

3.

Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruik gemaakt van de elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert.

4.

De partijen zorgen ervoor dat de ERS-gegevens sequentieel worden geregistreerd.

5.

De vlaggenlidstaat en Ivoorkust zorgen ervoor dat hun VCC's onderling de relevante namen, e-mailadressen en telefoon- en faxnummers uitwisselen. Elke latere wijziging van deze gegevens wordt onverwijld meegedeeld.

Transmissie van de ERS-gegevens

6.

Elk EU-vaartuig dat in het kader van dit protocol vist:

a)

houdt een elektronisch logboek bij voor elke dag waarop het aanwezig is in de Ivoriaanse wateren. Elke soort wordt aangeduid met de FAO-drielettercode, en de gevangen hoeveelheid ervan wordt uitgedrukt in kilogram levend gewicht of zo nodig in aantal exemplaren;

b)

deelt telkens wanneer het de Ivoriaanse wateren binnenvaart of verlaat, van elke soort die in de visvergunning wordt vermeld, de hoeveelheid mee die zich aan boord bevindt, zulks onverminderd het bepaalde in hoofdstuk VII;

c)

registreert de in de Ivoriaanse wateren bovengehaalde vangst, uitgesplitst naar soort en trek, met vermelding van de gevangen hoeveelheden en de teruggooi. Voor de in de visvergunning vermelde soorten moet de kapitein ook de nulvangsten vermelden;

d)

registreert per soort de overgeladen en/of aangelande hoeveelheden, zulks onverminderd het bepaalde in hoofdstuk V;

e)

verzendt de ERS-gegevens vóór 23:59 UTC elektronisch naar het VCC van zijn vlaggenstaat.

7.

De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden ERS-gegevens.

8.

De vlaggenstaat zorgt ervoor dat zijn VCC de ERS-gegevens onmiddellijk naar het VCC van Ivoorkust stuurt overeenkomstig de procedures en het formaat zoals aangegeven in punt 2.

9.

Het VCC van Ivoorkust:

a)

behandelt alle ERS-gegevens vertrouwelijk;

b)

stuurt de ERS-gegevens uiterlijk 48 uur na elke overlading en/of aanlanding naar het VCC van de vlaggenstaat van het vaartuig.

Technische mankementen

10.

De vlaggenstaat van een EU-vaartuig zorgt ervoor dat de kapitein, de eigenaar of diens vertegenwoordiger onmiddellijk in kennis wordt gesteld van enig technisch mankement van het op zijn vaartuig geïnstalleerde ERS.

11.

Bij een technisch mankement van het ERS-systeem zorgen de kapiteins en/of de eigenaren ervoor dat het ERS-systeem binnen een maand na het optreden van het mankement wordt gerepareerd of vervangen.

12.

Elk EU-vaartuig dat met een defect ERS-systeem vist, zendt het VCC van zijn vlaggenstaat elke dag vóór 23:59 UTC de ERS-gegevens via een ander beschikbaar elektronisch communicatiemiddel toe.

Geen ontvangst van ERS-gegevens

13.

Het VCC van Ivoorkust stelt het VCC van de bevoegde vlaggenstaat en de EU onmiddellijk in kennis van elke onderbreking in de ontvangst van de ERS-gegevens van een EU-vaartuig dat in het kader van dit protocol vist.

14.

Zodra deze melding is ontvangen, onderzoekt het VCC van de vlaggenstaat onmiddellijk waarom de ERS-gegevens niet zijn verzonden, en neemt het passende maatregelen om het probleem op te lossen. Het VCC van de vlaggenstaat stelt het VCC van Ivoorkust en de EU onmiddellijk in kennis van de vastgestelde oorzaken en van de corrigerende maatregelen.

15.

Het VCC van de vlaggenstaat zendt het VCC van Ivoorkust onmiddellijk de ontbrekende ERS-gegevens toe.

16.

Als het VCC van Ivoorkust uitvalt, zendt de Europese Unie de Ivoriaanse autoriteiten maandelijks de geaggregeerde ERS-gegevens toe van de EU-vaartuigen die in zijn wateren vissen.


VERORDENINGEN

22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/21


VERORDENING (EU) Nr. 591/2013 VAN DE RAAD

van 29 mei 2013

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden op grond van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Repubiek Ivoorkust (2013-2018)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 242/2008 inzake de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Ivoorkust, anderzijds (1) (hierna „de partnerschapsovereenkomst”), vastgesteld.

(2)

Op 9 januari 2013 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd (hierna het „nieuwe protocol” genoemd). Het nieuwe protocol verleent aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden in de wateren waarover de Republiek Ivoorkust de soevereiniteit en de jurisdictie voor visserijaangelegenheden uitoefent.

(3)

Op 29 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/303/EU (2) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol vastgesteld.

(4)

Het is belangrijk dat bepaald wordt hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld voor de periode waarin het nieuwe protocol van toepassing is.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) moet de Commissie de betrokken lidstaten waarschuwen wanneer blijkt dat de vismachtigingen of de vangstmogelijkheden die krachtens een overeenkomst aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt gereageerd, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de betrokken periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn dient dan ook te worden vastgesteld.

(6)

Met het oog op het verzekeren van de voortzetting van de visserijactiviteiten van de EU-vissersvaartuigen, bepaalt het nieuwe protocol dat het met ingang van 1 juli 2013 voorlopig van toepassing is. De onderhavige verordening dient dan ook van toepassing te zijn met ingang van diezelfde datum,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstmogelijkheden bepaald bij het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2013-2018) (hierna het „nieuwe protocol” genoemd), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

Type vaartuig

Lidstaat

Vismogelijkheden

Vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen

Spanje

16

 

Frankrijk

12

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

Spanje

7

 

Portugal

3

2.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst.

3.   Indien met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 genoemde lidstaten de bij het nieuwe protocol vastgestelde vangstmogelijkheden niet zijn uitgeput, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 de vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in aanmerking.

4.   De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens de overeenkomst toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. BRUTON


(1)  PB L 75 van 18.3.2008, blz. 51.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 592/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2013

betreffende het technische formaat voor de indiening van de resultaten van Europese statistieken van meerjarige teelten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1337/2011 vormt een kader voor de productie van vergelijkbare Europese statistieken van meerjarige teelten.

(2)

De gegevensstructuur voor de indiening van statistische gegevens over de aanplant van fruit- en olijfbomen en het uitwisselingsformaat moeten worden gespecificeerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten sturen de statistische gegevens over de aanplant van fruit- en olijfbomen zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1337/2011 met behulp van het SDMX-formaat (Statistical Data and Metadata eXchange). De gegevens worden ingediend bij Eurostat via het centrale toegangspunt, waardoor de Commissie (Eurostat) in staat wordt gesteld de gegevens langs elektronische weg op te vragen.

Artikel 2

De gegevensstructuur voor de toezending van statistische gegevens over de aanplant van fruit- en olijfbomen aan de Commissie wordt gespecificeerd in de bijlage.

Artikel 3

De gegevens worden vermeld voor alle afzonderlijke verplichte variabelen en aggregaten.

Artikel 4

De gegevens worden vermeld in hectare (ha).

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 30.12.2011, blz. 7.


BIJLAGE

Gegevensstructuur voor de toezending van statistische gegevens over de aanplant van fruit- en olijfbomen

Informatie die in de toegezonden bestanden moet worden opgenomen:

Tabel 1

Lijst van velden

Aantal

Veld

Toelichting

1

Regio

NUTS 1-codes zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), PB L 154 van 21.6.2003.

2

Jaar

Referentiejaar voor de gegevens (bv. 2012, 2017…)

3

Rasgroep

De codes worden weergegeven in tabel 2

4

Beplantingsdichtheid

De codes worden weergegeven in tabel 3

5

Leeftijd beplanting

De codes worden weergegeven in tabel 4

6

Waarnemingswaarde

In hectare (ha)

7

Waarnemingsstatus

Standardcodelist

8

Vertrouwelijkheid waarneming

Standardcodelist


Tabel 2

Codelijst voor rasgroep (vetgedrukte klassen zijn verplicht)

Niveau 1

Niveau 2-code en naam van de klasse

Niveau 3-code en naam van de klasse

Niveau 4-code en naam van de klasse

APD

Bomen met tafelappels

 

APD_BKP

Rode Boskoop

APD_BRB

Braeburn

APD_COO

Cox Orange

APD_CRP

Cripps Pink

APD_ELR

Elstar

APD_FUJ

Fuji

APD_GAL

Gala

APD_GOD

Golden Delicious

APD_GRS

Granny Smith

APD_IDR

Idared

APD_JON

Jonagold/Jonagored

APD_MOD

Morgenduft

APD_RED

Red Delicious

APD_RBC

Reinette Blanche du Canada

APD_SHP

Shampion

APD_LOB

Lobo

APD_PIN

Pinova

APD_OTH

Overige tafelappels

API

Bomen met appels voor industriële verwerking

PED

Bomen met tafelperen

 

PED_CFR

Conference

PED_WIL

William

PED_ABT

Abate

PED_ROC

Rocha

PED_COE

Coscia-Ercolini

PED_GYT

Guyot

PED_BLQ

Blanquilla

PED_DCN

Decana

PED_KAS

Kaiser

PED_OTH

Overige tafelperen

PEI

Bomen met peren voor industriële verwerking

PCD

Bomen met tafelperziken

 

PCD_PEA

Perziken, behalve nectarines en perziken voor verwerking

 

 

PCD_PEAY

Perziken met geel vruchtvlees

 

 

 

PCD_PEAY_VE

Zeer vroege perziken met geel vruchtvlees (oogst tot en met 15 juni)

PCD_PEAY_E

Vroege perziken met geel vruchtvlees (oogst tussen 16 juni en 15 juli)

PCD_PEAY_M

Middelvroege perziken met geel vruchtvlees (oogst tussen 16 juli en 15 augustus)

PCD_PEAY_L

Late perziken met geel vruchtvlees (oogst na 15 augustus)

 

 

PCD_PEAW

Perziken met wit vruchtvlees

 

 

 

PCD_PEAW_VE

Zeer vroege perziken met wit vruchtvlees (oogst tot en met 15 juni)

PCD_PEAW_E

Vroege perziken met wit vruchtvlees (oogst tussen 16 juni en 15 juli)

PCD_PEAW_M

Middelvroege perziken met wit vruchtvlees (oogst tussen 16 juli en 15 augustus)

PCD_PEAW_L

Late perziken met wit vruchtvlees (oogst na 15 augustus)

 

 

PCD_PEAD

Platte perziken

 

PCD_NEC

Nectarines

 

 

PCD_NECY

Nectarines met geel vruchtvlees

 

 

 

PCD_NECY_VE

Zeer vroege nectarines met geel vruchtvlees (oogst tot en met 15 juni)

PCD_NECY_E

Vroege nectarines met geel vruchtvlees (oogst tussen 16 juni en 15 juli)

PCD_NECY_M

Middelvroege nectarines met geel vruchtvlees (oogst tussen 16 juli en 15 augustus)

PCD_NECY_L

Late nectarines met geel vruchtvlees (oogst na 15 augustus)

 

 

PCD_NECW

Nectarines met wit vruchtvlees

 

 

 

PCD_NECW_VE

Zeer vroege nectarines met wit vruchtvlees (oogst tot 15 juni)

PCD_NECW_E

Vroege nectarines met wit vruchtvlees (oogst tussen 16 juni en 15 juli)

PCD_NECW_M

Middelvroege nectarines met wit vruchtvlees (oogst tussen 16 juli en 15 augustus)

PCD_NECW_L

Late nectarines met wit vruchtvlees (oogst na 15 augustus)

PCI

Bomen met perziken voor industriële verwerking (inclusief groep Pavie)

APC

Abrikozenbomen

 

APC_VE

Zeer vroege abrikozen (oogst tot en met 31 mei)

APC_E

Vroege abrikozen (oogst tussen 1 en 30 juni)

APC_M

Middelvroege abrikozen (oogst tussen 1 en 31 juli)

APC_L

Late abrikozen (oogst na 1 augustus)

ORA

Sinaasappelbomen

 

ORA_NVL

Navelsinaasappelen

 

 

ORA_NVL_E

Vroege navelsinaasappelen (oogst tussen oktober en januari)

ORA_NVL_M

Middelvroege navelsinaasappelen (oogst tussen december en maart)

ORA_NVL_L

Late navelsinaasappelen (oogst tussen januari en mei)

 

ORA_BLC

Blonde sinaasappel

 

 

ORA_BLC_E

Vroege blonde sinaasappel (oogst tussen december en maart)

ORA_BLC_L

Late blonde sinaasappel (oogst tussen maart en mei)

 

ORA_SGU

Bloedsinaasappel

 

ORA_OTH

Overige sinaasappelen

SCF

Bomen met kleine citrusvruchten

 

SCF_STM

Satsuma's

 

 

SCF_STM_VE

Extravroege satsuma’s (oogst tussen september en november)

SCF_STM_OTH

Overige satsuma’s (oogst tussen oktober en december)

 

SCF_CLM

Clementines

 

 

SCF_CLM_E

Vroege clementines (oogst tussen september en december)

SCF_CLM_M

Middelvroege clementines (oogst tussen november en januari)

SCF_CLM_L

Late clementines (oogst tussen januari en maart)

 

SCF_OTH

Overige kleine citrusvruchten, inclusief hybriden

LEM

Citroenbomen

 

LEM_WI

Wintercitroenvariëteiten (oogst tussen oktober en april)

LEM_SU

Zomercitroenvariëteiten (oogst tussen februari en september)

OLI

Olijfbomen

GRV

Wijnstokken met tafeldruiven

 

GRV_W

Wijnstokken met witte tafeldruiven

 

 

GRV_WSDL

Wijnstokken met pitloze witte tafeldruiven

GRV_WNML

Wijnstokken met normale witte tafeldruiven

 

GRV_R

Wijnstokken met blauwe tafeldruiven

 

 

GRV_RSDL

Wijnstokken met pitloze blauwe tafeldruiven

GRV_RNML

Wijnstokken met normale blauwe tafeldruiven

AP_PE

Appel- en perenbomen

PC_APC

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

ORA_SCF_LEM

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten


Tabel 3

Beplantingsdichtheid

Code

Dichtheidsklasse

Opmerking

LT140

Minder dan 140 bomen per hectare

Olijfbomen

140-399

Tussen 140 en 399 bomen per hectare

Olijfbomen

LT250

Minder dan 250 bomen per hectare

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

250-499

Tussen 250 en 499 bomen per hectare

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

LT400

Minder dan 400 bomen per hectare

Appel- en perenbomen

400-1599

Tussen 400 en 1 599 bomen per hectare

Appel- en perenbomen

GE400

400 bomen per hectare of meer

Olijfbomen

500-749

Tussen 500 en 749 bomen per hectare

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

LT600

Minder dan 600 bomen per hectare

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

600-1199

Tussen 600 en 1 199 bomen per hectare

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

GE750

750 bomen per hectare of meer

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

LT1000

Minder dan 1 000 bomen per hectare

Wijnstokken met tafeldruiven

1000-1499

Tussen 1 000 en 1 499 bomen per hectare

Wijnstokken met tafeldruiven

GE1200

1 200 bomen per hectare of meer

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

GE1500

1 500 bomen per hectare of meer

Wijnstokken met tafeldruiven

1600-3199

Tussen 1 600 en 3 199 bomen per hectare

Appel- en perenbomen

GE3200

3 200 bomen per hectare of meer

Appel- en perenbomen


Tabel 4

Leeftijd beplanting

Code B.V.

Leeftijdsklasse

Opmerking

Y_LT3

Jonger dan 3 jaar

Wijnstokken met tafeldruiven

Y3-9

Tussen 3 en 9 jaar

Wijnstokken met tafeldruiven

Y_LT5

Jonger dan 5 jaar

Appel- en perenbomen

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

Olijfbomen

Y5-11

Tussen 5 en 11 jaar

Olijfbomen

Y5-14

Tussen 5 en 14 jaar

Appel- en perenbomen

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

Y10-19

Tussen 10 en 19 jaar

Wijnstokken met tafeldruiven

Y12-49

Tussen 12 en 49 jaar

Olijfbomen

Y15-24

Tussen 15 en 24 jaar

Appel- en perenbomen

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

Y_GE15

15 jaar of ouder

Perzik-, nectarine- en abrikozenbomen

Y_GE20

20 jaar of ouder

Wijnstokken met tafeldruiven

Y_GE25

25 jaar of ouder

Appel- en perenbomen

Sinaasappel- en citroenbomen en bomen met kleine citrusvruchten

Y_GE50

50 jaar of ouder

Olijfbomen


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 593/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2013

betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

(herschikking)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name artikel l, lid l,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie van 11 augustus 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

(2)

De Unie heeft krachtens de Overeenkomst inzake de landbouw, die is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde (4), de verplichting op zich genomen om voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees tariefcontingenten te openen. Deze meerjarige contingenten moeten voor telkens op 1 juli beginnende perioden van twaalf maanden worden geopend en de betrokken uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld.

(3)

De exporterende derde landen hebben zich ertoe verbonden om echtheidscertificaten voor deze producten af te geven, waarmee de oorsprong van de producten wordt gewaarborgd. De vorm en de opmaak van deze certificaten, alsmede de procedures voor het gebruik ervan, dienen te worden vastgesteld. Het echtheidscertificaat dient te worden afgegeven door een instantie in een derde land die de nodige garanties moet bieden voor de correcte toepassing van de betrokken regeling.

(4)

Er moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moeten met name voorschriften worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (5) en van Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (6).

(5)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (7) bevat nadere bepalingen over invoercertificaataanvragen, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten. Bij die verordening is de geldigheid van certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoertariefcontingentperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 dient van toepassing te zijn op de voor de betrokken contingenten afgegeven invoercertificaten, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorwaarden.

(6)

Met het oog op een goed beheer van de invoer van dat vlees moet worden bepaald dat in voorkomend geval de invoercertificaten pas na verificatie van met name de vermeldingen op het echtheidscertificaat worden afgegeven.

(7)

De ervaring leert dat de importeurs de bevoegde instanties die de invoercertificaten hebben afgegeven, niet altijd in kennis stellen van de hoeveelheid en de oorsprong van het in het kader van het betrokken contingent ingevoerde vlees. Deze gegevens zijn belangrijk voor de evaluatie van de marktsituatie. Derhalve moet een zekerheid inzake de inachtneming van de betrokken mededelingsplicht worden ingesteld.

(8)

Bij Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (8) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de kennisgeving van informatie en documenten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie. Die regels betreffen met name de verplichting voor de lidstaten om de door de Commissie ter beschikking gestelde informatiesystemen te gebruiken, alsmede de validering van de toegangsrechten van de autoriteiten of individuen die gemachtigd zijn om kennisgevingen door te sturen. Verder zijn bij die verordening gemeenschappelijke beginselen inzake de informatiesystemen vastgesteld die de authenticiteit, de integriteit en de leesbaarheid van de documenten op langere termijn garanderen, alsmede regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.

(9)

Op grond van Verordening (EG) nr. 792/2009 moet de verplichting om de informatiesystemen overeenkomstig die verordening te gebruiken, worden opgenomen in de verordeningen waarbij een specifieke kennisgevingsverplichting is vastgesteld.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor perioden gaande van 1 juli van een jaar tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar, hierna „invoertariefcontingentperioden” genoemd, worden jaarlijks de volgende tariefcontingenten geopend:

a)

66 750 ton rundvlees van hoge kwaliteit, vers, gekoeld of bevroren, van de GN-codes 0201 en 0202, alsmede de producten van de GN-codes 0206 10 95 en 0206 29 91. Voor de invoerperioden 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015 bedraagt de totale hoeveelheid 67 250 ton;

b)

2 250 ton bevroren buffelvlees zonder been van GN-code 0202 30 90, uitgedrukt in vlees zonder been van oorsprong uit Australië. Dit contingent heeft volgnummer 09.4001;

c)

200 ton buffelvlees zonder been, vers, gekoeld of bevroren, van de GN-codes 0201 30 00 en 0202 30 90, uitgedrukt in vlees zonder been van oorsprong uit Argentinië. Dit contingent heeft volgnummer 09.4004.

2.   In het kader van deze verordening wordt als bevroren vlees aangemerkt: vlees dat in bevroren toestand in het douanegebied van de Unie wordt binnengebracht met een inwendige temperatuur van ten hoogste – 12 °C.

3.   In het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten wordt het ad-valoremrecht vastgesteld op 20 %.

Artikel 2

Het tariefcontingent voor rundvlees, vers, gekoeld of bevroren, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), wordt als volgt verdeeld:

a)

29 500 ton vlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00 en 0206 10 95 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees die zijn verkregen van ossen, jonge ossen of vaarzen die sinds het spenen ervan uitsluitend zijn gevoed door het weiden ervan op grasland. De geslachte ossen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „JJ”, „J”, „U” of „U2” en de geslachte jonge ossen en de geslachte vaarzen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „AA”, „A” of „B” volgens de officiële indeling van rundvlees die is vastgesteld door het Argentijnse secretariaat voor Landbouw, Veehouderij, Visserij en Voedselvoorziening (Secretaría de Agricultura, Ganadería, Pesca y Alimentos - SAGPyA)”.

Voor de invoerperioden 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015 bedraagt de totale hoeveelheid 30 000 ton.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (9).

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4450.

b)

7 150 ton, uitgedrukt in gewicht van het product, vlees van de GN-codes 0201 20 90, 0201 30 00, 0202 20 90, 0202 30, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken die zijn verkregen van geslachte ossen of vaarzen die zijn ingedeeld bij een van de volgende door de Australische organisatie AUS-MEAT gedefinieerde officiële categorieën: „Y”, „YS”, „YG”, „YGS”, „YP” en „YPS”. De kleur van het rundvlees moet in overeenstemming zijn met de referentienormen van AUS-MEAT voor de vleeskleur 1 B tot en met 4, de kleur van het vet met de referentienormen van AUS-MEAT voor de vetkleur 0 tot en met 4 en de vetbedekking (gemeten op het P8-punt) met de door AUS-MEAT bepaalde vetklassen 2 tot en met 5”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4451.

c)

6 300 ton vlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00 en 0206 10 95 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees die zijn verkregen van ossen („novillo”) of vaarzen („vaquillona”) zoals omschreven in de officiële indeling van geslachte runderen die is vastgesteld door het Uruguayaanse Nationale Vleesinstituut (Instituto Nacional de Carnes — INAC). Voor de productie van rundvlees van hoge kwaliteit mogen alleen dieren worden gebruikt die sinds het spenen ervan uitsluitend zijn gevoed door het weiden ervan op grasland. De geslachte dieren moeten volgens de genoemde indeling bij categorie „I”, „N” of „A” met vetbedekking „1”, „2” of „3” zijn ingedeeld”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4452.

d)

10 000 ton vlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00, 0202 30 90, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken die zijn verkregen van ossen of vaarzen die sinds het spenen ervan uitsluitend met weidegras zijn gevoed. De geslachte dieren moeten zijn ingedeeld bij categorie „B” met vetbedekking „2” of „3” volgens de officiële indeling van geslachte runderen die is vastgesteld door het Braziliaanse ministerie van Landbouw, Veehouderij en Voedselvoorziening (Ministério da Agricultura, Pecuária e Abastecimento)”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4453.

e)

1 300 ton, uitgedrukt in gewicht van het product, vlees van de GN-codes 0201 20 90, 0201 30 00, 0202 20 90, 0202 30, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees afkomstig van uitsluitend op grasland gehouden ossen of vaarzen, met een karkasgewicht van niet meer dan 370 kg. De karkassen moeten zijn ingedeeld in categorie „A”, „L”, „P”, „T” of „F”, zijn getrimd tot een vetbedekking „P” of minder en een bespieringsclassificatie hebben van 1 of 2 volgens het classificatiesysteem voor karkassen dat wordt gehanteerd door de New Zealand Meat Board”.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4454.

f)

11 500 ton, uitgedrukt in gewicht van het product, vlees van de GN-codes 0201, 0202, 0206 10 95 en 0206 29 91 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Hele geslachte dieren of delen daarvan, van runderen van minder dan 30 maanden oud, die gedurende ten minste 100 dagen zijn gevoerd met een evenwichtig samengesteld krachtvoerrantsoen dat ten minste 70 % graan bevat en met een totaalgewicht van ten minste 20 „pounds” per dag. Vlees dat door het United States Department of Agriculture (USDA) is ingedeeld als „choice” of „prime” voldoet automatisch aan deze omschrijving. Het vlees dat volgens de normen van het voedselinspectiebureau van de regering van Canada is ingedeeld in de categorieën „Canada A”, „Canada AA”, „Canada AAA”, „Canada Choice” en „Canada Prime”, „A1”, „A2”, „A3” en „A4”, voldoet eveneens aan deze omschrijving”.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4002.

g)

1 000 ton vlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00 en 0202 30 90, dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Runderhaas (lomito), dunne lende en/of Cube Roll (lomo), dikke lende (rabadilla), bovenbil (carnaza negra), verkregen van geselecteerde gekruiste dieren met minder dan 50 % zeboerassen die uitsluitend zijn gevoed met weidegras en hooi. De geslachte dieren moeten ossen of vaarzen zijn die tot categorie „V” van de Vacuno-indeling voor runderen behoren en een geslacht gewicht van niet meer dan 260 kilogram hebben”.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding "Rundvlees van hoge kwaliteit" worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4455.

Artikel 3

1.   Bij invoer van het in artikel 2, onder f), bedoelde vlees, moeten, wanneer het in het vrije verkeer wordt gebracht, de volgende documenten worden overgelegd:

a)

een overeenkomstig de artikelen 4 en 5 afgegeven invoercertificaat, en

b)

een overeenkomstig artikel 6 afgegeven echtheidscertificaat.

2.   De invoertariefcontingentperiode voor de invoer van de in artikel 2, onder f), bedoelde hoeveelheid wordt opgesplitst in twaalf subperioden van elk één maand. De hoeveelheid die per subperiode beschikbaar is, bedraagt één twaalfde van de totale hoeveelheid.

Artikel 4

Om op het in artikel 3 bedoelde invoercertificaat aanspraak te kunnen maken, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

in vak 8 van de certificaataanvraag en het certificaat moet het land van oorsprong worden vermeld en moet de vermelding „ja” worden aangekruist. Het certificaat brengt de verplichting met zich om uit het aangegeven land te importeren;

b)

in vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat moet een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen worden aangebracht.

Artikel 5

1.   De in artikel 4 bedoelde certificaataanvragen moeten in de eerste vijf dagen van elke maand van elke invoertariefcontingentperiode worden ingediend.

In afwijking van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 382/2008 mogen aanvragen voor eenzelfde contingentsvolgnummer betrekking hebben op één of meer producten van de GN-codes of groepen GN-codes die in bijlage I bij die verordening zijn opgenomen. Wanneer aanvragen betrekking hebben op verschillende GN-codes, moeten de respectieve aangevraagde hoeveelheden per GN-code of groep GN-codes worden gespecificeerd. In ieder geval moeten in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat alle GN-codes en in vak 15 ervan de desbetreffende omschrijving worden vermeld.

2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op de 10de dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend, de totale, naar land van oorsprong uitgesplitste hoeveelheden mee waarvoor aanvragen zijn ingediend.

3.   De invoercertificaten worden afgegeven van de 17de tot en met de 21ste dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend. Op ieder afgegeven certificaat wordt per GN-code of groep GN-codes de betrokken hoeveelheid aangegeven.

Artikel 6

1.   Van het echtheidscertificaat worden een origineel en ten minste één kopie opgesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage II.

Het formaat van dit formulier is ca. 210 × 297 mm, het papier moet ten minste 40 gram per m2 wegen.

2.   De formulieren worden gedrukt en ingevuld in één van de officiële talen van de Unie; bovendien kunnen zij worden gedrukt en ingevuld in de officiële taal of één van de officiële talen van het land van uitvoer.

Op de achterzijde van het formulier moet de in artikel 2 bedoelde omschrijving die van toepassing is op het vlees dat zijn oorsprong heeft in het land van uitvoer, worden vermeld.

3.   De echtheidscertificaten worden geïndividualiseerd door middel van een volgnummer dat wordt toegekend door de in artikel 7 bedoelde instantie van afgifte. Het origineel en de kopieën hebben hetzelfde volgnummer.

4.   Het origineel en de kopieën worden met de schrijfmachine of met de hand ingevuld. In dit laatste geval worden zij ingevuld met zwarte inkt en in drukletters.

5.   Een echtheidscertificaat is slechts geldig indien het overeenkomstig de bijlagen II en III naar behoren is ingevuld en geviseerd door een instantie van afgifte die vermeld is in de lijst van bijlage III.

6.   Een echtheidscertificaat is naar behoren geviseerd wanneer de plaats en datum van afgifte op het certificaat zijn vermeld en het is voorzien van het stempel van de instantie van afgifte en de handtekening van de persoon of de personen die het mogen ondertekenen.

Het stempel op het origineel van het echtheidscertificaat en op de kopieën ervan kan worden vervangen door een gedrukt zegel.

Artikel 7

1.   Een instantie van afgifte die vermeld is in de lijst van bijlage III:

a)

moet als zodanig zijn erkend door het exporterende land;

b)

moet zich ertoe verbinden de op de echtheidscertificaten aangebrachte vermeldingen te verifiëren;

c)

moet zich ertoe verbinden de Commissie iedere woensdag alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn ter verificatie van de op de echtheidscertificaten aangebrachte vermeldingen.

2.   De in bijlage III opgenomen lijst kan door de Commissie worden herzien wanneer een instantie van afgifte niet langer erkend is, wanneer zij één van haar verplichtingen niet nakomt of wanneer een nieuwe instantie van afgifte wordt aangewezen.

Artikel 8

1.   Bij invoer van het in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en het in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), bedoelde vlees moet, wanneer het in het vrije verkeer wordt gebracht, een invoercertificaat worden overgelegd dat overeenkomstig artikel 4, onder a) en b), en lid 2 van dit artikel wordt afgegeven.

2.   Het origineel en een kopie van het overeenkomstig de artikelen 6 en 7 opgestelde echtheidscertificaat worden samen met de aanvraag voor het eerste invoercertificaat dat betrekking heeft op dit echtheidscertificaat, aan de bevoegde instantie overgelegd.

Het echtheidscertificaat mag tot het daarin aangegeven maximum voor de afgifte van meerdere invoercertificaten worden gebruikt. In dat geval boekt de bevoegde instantie telkens de toegewezen hoeveelheden van het echtheidscertificaat af.

De bevoegde instantie geeft het invoercertificaat pas af nadat zij zich ervan vergewist heeft dat de op het echtheidscertificaat aangegeven vermeldingen overeenstemmen met de ter zake ontvangen informatie in de wekelijkse mededelingen van de Commissie. Na deze verificatie wordt het invoercertificaat onverwijld afgegeven.

3.   In afwijking van het bepaalde in de eerste en de derde alinea van lid 2, en met inachtneming van de voorwaarden in de leden 4, 5 en 6, mag de bevoegde instantie een invoercertificaat afgeven wanneer:

a)

het origineel van het echtheidscertificaat is ingediend maar de desbetreffende gegevens van de Commissie nog niet zijn ontvangen, of

b)

het origineel van het echtheidscertificaat niet is ingediend, of

c)

het origineel van het echtheidscertificaat is ingediend en de desbetreffende gegevens van de Commissie ontvangen zijn maar een aantal daarvan niet in overeenstemming zijn.

4.   In de in lid 3 bedoelde gevallen is, in afwijking van artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 382/2008, het bedrag van de voor de invoercertificaten te stellen zekerheid gelijk aan het bedrag dat, voor de betrokken producten, overeenstemt met het volledige recht van het gemeenschappelijk douanetarief dat geldt op de dag waarop het invoercertificaat wordt aangevraagd.

Zodra het origineel van het echtheidscertificaat en de gegevens van de Commissie betreffende het betrokken certificaat zijn ontvangen, en nadat is gecontroleerd of de gegevens overeenstemmen, geven de lidstaten de zekerheid vrij op voorwaarde dat voor hetzelfde invoercertificaat de in artikel 5, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 382/2008 bedoelde zekerheid wordt gesteld.

5.   De indiening bij de bevoegde instantie van het origineel van het echtheidscertificaat vóór het einde van de geldigheidsduur van het betrokken invoercertificaat is voor de in de lid 4, eerste alinea, bedoelde zekerheid een primaire eis in de zin van artikel 19 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie (10).

6.   De niet vrijgegeven bedragen van de in lid 4, eerste alinea, bedoelde zekerheid zijn verbeurdverklaard en gelden als betaling van douanerechten.

Artikel 9

Echtheidscertificaten en invoercertificaten zijn drie maanden geldig vanaf de respectieve datum van afgifte. De geldigheidsduur van de echtheidscertificaten loopt echter af op 30 juni volgend op de datum van afgifte.

Artikel 10

Tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald, gelden voor de in artikel 2, onder f), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006, Verordening (EG) nr. 376/2008 en Verordening (EG) nr. 382/2008.

Tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald, gelden voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en de in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 376/2008, Verordening (EG) nr. 382/2008 en hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

Artikel 11

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op de tiende dag van elke maand, voor de invoertariefcontingenten met de volgnummers 09.4450, 09.4451, 09.4452, 09.4453, 09.4454, 09.4002 en 09.4455, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor in de vorige maand invoercertificaten zijn afgegeven;

b)

uiterlijk op 31 augustus na het einde van elke invoertariefcontingentperiode, voor de invoertariefcontingenten met de volgnummers 09.4001 en 09.4004, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor in de vorige invoertariefcontingentperiode invoercertificaten zijn afgegeven;

c)

de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten afgeschreven hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten waren afgegeven:

i)

samen met de in artikel 5, lid 2, van deze verordening bedoelde mededelingen inzake de certificaataanvragen die werden ingediend voor de laatste deelperiode van de invoertariefcontingentperiode;

ii)

uiterlijk op 31 oktober na elke invoertariefcontingentperiode.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 de gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht.

3.   Voor de in de leden 1 en 2 bedoelde mededelingen worden de hoeveelheden uitgedrukt in kilogram productgewicht, per land van oorsprong en per productcategorie zoals aangegeven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.

De mededelingen betreffende de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009.

Artikel 12

Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage V.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 3.

(3)  Zie bijlage IV.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.

(5)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(6)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(7)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(8)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.

(9)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

(10)  PB L 92, van 30.3.2012, blz. 4.


BIJLAGE I

In artikel 4, onder b), bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Говеждо/телешко месо с високо качество (Регламент за изпълнение (ЕC) № 593/2013)

:

in het Spaans

:

Carne de vacuno de alta calidad [Reglamento de Ejecución (UE) no 593/2013]

:

in het Tsjechisch

:

Vysoce jakostní hovězí/telecí maso (Prováděcí nařízení (EU) č. 593/2013)

:

in het Deens

:

Oksekød af høj kvalitet (Gennemførelsesforordning (EU) nr. 593/2013)

:

in het Duits

:

Qualitätsrindfleisch (Durchführungsverordnung (EU) Nr. 593/2013)

:

in het Ests

:

Kõrgekvaliteediline veiseliha/vasikaliha (Rakendusmäärus (EL) nr 593/2013)

:

in het Grieks

:

Βόειο κρέας εκλεκτής ποιότητας [Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) αριθ. 593/2013]

:

in het Engels

:

High-quality beef/veal (Implementing Regulation (EU) No 593/2013)

:

in het Frans

:

Viande bovine de haute qualité [Règlement d'exécution (UE) no 593/2013]

:

in het Italiaans

:

Carni bovine di alta qualità [Regolamento di esecuzione (UE) n. 593/2013]

:

in het Lets

:

Augstas kvalitātes liellopu/teļa gaļa (Īstenošanas regula (ES) Nr. 593/2013)

:

in het Litouws

:

Aukštos kokybės jautiena ir (arba) veršiena (Įgyvendinimo reglamentas (ES) Nr. 593/2013)

:

in het Hongaars

:

Kiváló minőségű marha-/borjúhús (593/2013/EU végrehajtási rendelet)

:

in het Maltees

:

Kwalita għolja ta’ ċanga/vitella (Regolament ta’ Implimentazzjoni (UE) Nru 593/2013)

:

in het Nederlands

:

Rundvlees van hoge kwaliteit (Uitvoeringsverordening (EU) nr. 593/2013)

:

in het Pools

:

Wołowina/cielęcina wysokiej jakości (Rozporządzenie wykonawcze (UE) nr 593/2013)

:

in het Portugees

:

Carne de bovino de alta qualidade [Regulamento de Execução (UE) n.o 593/2013]

:

in het Roemeens

:

Carne de vită/vițel de calitate superioară [Regulamentul de punere în aplicare (UE) nr. 593/2013]

:

in het Slowaaks

:

Vysoko kvalitné hovädzie/teľacie mäso (Vykonávacie nariadenie (EÚ) č. 593/2013)

:

in het Sloveens

:

Visokokakovostno goveje/telečje meso (Izvedbena uredba (EU) št. 593/2013)

:

in het Fins

:

Korkealaatuista naudanlihaa (Täytäntöönpanoasetus (EU) N:o 593/2013)

:

in het Zweeds

:

Nötkött av hög kvalitet (Genomförandeförordning (EU) nr 593/2013)


BIJLAGE IΙ

Image

Definities

Rundvlees van hoge kwaliteit, van oorsprong uit …

(van toepassing zijnde definitie)

of buffelvlees van oorsprong uit Australië

of buffelvlees van oorsprong uit Argentinië


BIJLAGE IΙΙ

LIJST VAN DE INSTANTIES VAN DE EXPORTERENDE LANDEN, DIE ECHTHEIDSCERTIFICATEN MOGEN AFGEVEN

MINISTERIO DE ECONOMÍA Y FINANZAS PÚBLICAS

voor vlees van oorsprong uit Argentinië:

a)

dat voldoet aan de definitie van artikel 1, lid 1, onder c),

b)

dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder a);

DEPARTMENT OF AGRICULTURE, FISHERIES AND FORESTRY — AUSTRALIA

voor vlees van oorsprong uit Australië:

a)

dat voldoet aan de definitie van artikel 1, lid 1, onder b),

b)

dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder b);

INSTITUTO NACIONAL DE CARNES (INAC)

voor vlees van oorsprong uit Uruguay dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder c);

DEPARTAMENTO NACIONAL DE INSPECÇÃO DE PRODUTOS DE ORIGEM ANIMAL (DIPOA)

voor vlees van oorsprong uit Brazilië dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder d);

NEW ZEALAND MEAT BOARD

voor vlees van oorsprong uit Nieuw-Zeeland dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder e);

FOOD SAFETY AND INSPECTION SERVICE (FSIS) OF THE UNITED STATES DEPARTMENT OF AGRICULTURE (USDA)

voor vlees van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder f);

CANADIAN FOOD INSPECTION AGENCY — GOVERNMENT OF CANADA/AGENCE CANADIENNE D'INSPECTION DES ALIMENTS — GOUVERNEMENT DU CANADA

voor vlees van oorsprong uit Canada dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder f);

SERVICIO NACIONAL DE CALIDAD Y SALUD ANIMAL, DIRECCIÓN GENERAL DE CALIDAD E INOCUIDAD DE PRODUCTOS DE ORIGEN ANIMAL

voor vlees van oorsprong uit Paraguay dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder g).


BIJLAGE IV

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie

(PB L 219 van 14.8.2008, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 1136/2008 van de Commissie

(PB L 307 van 18.11.2008, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 539/2009 van de Commissie

(PB L 160 van 23.6.2009, blz. 3)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 868/2009 van de Commissie

(PB L 248 van 22.9.2009, blz. 21)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 883/2009 van de Commissie

(PB L 254 van 26.9.2009, blz. 9)

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 653/2011 van de Commissie

(PB L 179 van 7.7.2011, blz. 1)

uitsluitend artikel 3

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1257/2011 van de Commissie

(PB L 320 van 3.12.2011, blz. 12)

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1212/2012 van de Commissie

(PB L 348 van 18.12.2012, blz. 7)

uitsluitend artikel 5


BIJLAGE V

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 810/2008

De onderhavige verordening

Artikel 1, lid 1, eerste alinea

Artikel 1 lid 1

Artikel 1, lid 1, tweede alinea

Artikel 1, leden 2 en 3

Artikel 1, leden 2 en 3

Artikelen 2 t/m 13

Artikelen 2 t/m 13

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage I

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage IV

Bijlage V


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 594/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2013

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat de handelsnormen in de sector groenten en fruit betreft, en tot rectificatie van die uitvoeringsverordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 121, eerste alinea, onder a), en artikel 127, in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De handelsnormen voor groenten en fruit zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2).

(2)

Bepaalde groente- en fruitproducten kunnen vanwege specifieke organoleptische eigenschappen of om andere redenen afwijken van de vigerende handelsnormen op het gebied van grootte of andere kenmerken. Dit sluit echter niet uit dat dergelijke producten kunnen bogen op een algemeen bekende lokale verbruikstraditie. Om te garanderen dat producten die door de plaatselijke gemeenschap als geschikt voor consumptie worden beschouwd, maar niet aan de handelsnormen van de EU voldoen, niet van de lokale markt worden geweerd, moet worden voorzien in de mogelijkheid deze producten krachtens een op verzoek van de betrokken lidstaat vastgesteld besluit van de Commissie vrij te stellen van toepassing van de handelsnormen van de EU. Daarbij dient duidelijk te worden vermeld dat dergelijke producten door de detailhandel van die lidstaat, en uitzonderlijk zelfs buiten het betrokken gebied mogen worden verkocht.

(3)

Derde landen waarvan de normcontroles overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn erkend, mogen normcontrolecertificaten met betrekking tot de naleving van specifieke handelsnormen vaststellen. Om de handel te stimuleren en de administratieve belasting te verminderen, moet aan deze derde landen toestemming worden verleend om voor alle soorten groenten en fruit normcontrolecertificaten af te geven.

(4)

Naar aanleiding van de E-coli-crisis van 2011 is gebleken dat de producenten van partijen groenten en fruit niet altijd kunnen worden geïdentificeerd. Met het oog op de traceerbaarheid moet de algemene handelsnorm zo worden gewijzigd dat het gemakkelijker wordt de producenten te identificeren.

(5)

In 2011 heeft de werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE) de UN/ECE-normen voor appelen en peren herzien. Om te voorkomen dat onnodige handelsbelemmeringen worden opgeworpen, moeten de specifieke, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 vastgestelde normen voor appelen en peren worden afgestemd op de nieuwe normen van de UN/ECE. Deze gelegenheid moet bovendien worden aangegrepen om een aantal incoherenties en onvolkomenheden in de handelsnormen voor perziken en nectarines en voor citrusvruchten weg te werken.

(6)

Sommige soorten mandarijnen – uitgezonderd satsuma's en clementines – die momenteel worden geteeld, met name mandora's en minneola's, zijn al voor consumptie geschikt bij een lagere verhouding suiker/zuren dan de verhouding die naar aanleiding van de UN/ECE-handelsnorm is vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011. Om producenten tijd te geven om zich aan de UN/ECE-norm aan te passen door nieuwe onderstammen te planten, moet tijdelijk een lagere verhouding suiker/zuren worden toegestaan.

(7)

De door Israël verrichte normcontroles zijn overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 erkend. Bijgevolg mag Israël normcontrolecertificaten afgeven. Omwille van de marktransparantie en overeenkomstig internationaal publiekrecht moet worden verduidelijkt dat de certificaten slechts betrekking hebben op het grondgebied van de Staat Israël, met uitsluiting van de gebieden die sinds juni 1967 onder Israëlisch bestuur staan, met name de Golan-hoogte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de westelijke Jordaanoever.

(8)

Om de correcte toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 te garanderen, moet een aantal apert foute verwijzingen en data worden gerectificeerd.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(10)

Om de lidstaten, handelaren en verpakkers de kans te geven zich aan de nieuwe bepalingen met betrekking tot de handelsnormen aan te passen, dient deze verordening met ingang van 1 oktober 2013 van toepassing te zijn. Omdat de rectificatie van aperte fouten echter met terugwerkende kracht van toepassing dient te zijn en het gewettigde vertrouwen van de belanghebbende partijen daarbij ten volle in aanmerking moet worden genomen, moet de rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 met ingang van de datum van inwerkingtreding van die uitvoeringsverordening van toepassing zijn.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 4, lid 1, onder c), wordt vervangen door:

"c)

producten die ingevolge een besluit van de Commissie dat op verzoek van een lidstaat volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure is genomen, worden beschouwd als producten uit een bepaald gebied die door de detailhandel van dat gebied, of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, van die lidstaat worden verkocht omdat zij aan een algemeen bekende lokale verbruikstraditie beantwoorden;".

(2)

Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

"1.   Op verzoek van een derde land kan de Commissie volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, de normcontroles met betrekking tot de naleving van handelsnormen erkennen die door dat derde land vóór invoer in de Unie zijn verricht.".

(3)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

(4)

Bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

In artikel 12, lid 5, worden de data "30 juni 2009" en "1 juli 2009" vervangen door, respectievelijk, "21 juni 2011" en "22 juni 2011".

(2)

In artikel 26, lid 4, wordt "lid 3" vervangen door "lid 2".

(3)

In artikel 126, lid 2, tweede alinea, wordt "artikel 96, lid 1" vervangen door "artikel 96, lid 2".

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2013. Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van 22 juni 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Deel A (algemene handelsnorm), punt 4, wordt vervangen door:

"4.   Aanduidingen

A.   Identificatie

De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.

Deze vermelding mag worden vervangen:

voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding "Verpakker en/of verzender" (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht;

uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding "Verpakt voor:" of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controle-instantie noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code.

B.   Oorsprong

Volledige naam van het land van oorsprong (1). Met betrekking tot producten van oorsprong uit een lidstaat dient het land van oorsprong te worden vermeld in de taal van het land van oorsprong of in een andere taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming. Met betrekking tot andere producten dient het land van oorsprong te worden vermeld in een taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming.

(2)

Deel B (specifieke handelsnormen) wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 (handelsnorm voor appelen) wordt als volgt gewijzigd:

(i)

in deel VI wordt punt B vervangen door:

"B.   Aard van het product

"Appelen" indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van appelen van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Namen van mutanten of handelsbenamingen (2) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven.

(ii)

het aanhangsel wordt vervangen door de tekst in het aanhangsel bij de onderhavige bijlage;

b)

deel 2 (handelsnorm voor citrusvruchten) wordt als volgt gewijzigd:

(i)

deel II (kwaliteitsvoorschriften), punt B (rijpheidseisen), wordt als volgt gewijzigd:

in de tweede alinea wordt het tweede streepje, met betrekking tot het "minimaal totaal gehalte aan oplosbare stoffen, i.e. minimaal suikergehalte,", geschrapt;

in de tabel wordt de derde kolom, met betrekking tot het "Minimumsuikergehalte (oBrix)" geschrapt;

in de tabel wordt in de rij "Andere mandarijnvariëteiten, en de hybriden daarvan", in de vierde kolom, met betrekking tot de "Minimumverhouding suiker/zuren", de volgende voetnoot ingevoegd:

"Voor de variëteiten mandora en minneola bedraagt de minimumverhouding suiker/zuren 6.0:1 tot het einde van het verkoopseizoen dat op 1 januari 2023 van start gaat."

(ii)

in deel VI (aanduidingsvoorschriften), punt D (handelskenmerken), wordt het tweede substreepje van het tweede streepje vervangen door:

"—

grootteklassencode, eventueel gevolgd door een minimum- en maximumgrootte of een minimum- en maximumaantal.";

c)

deel 5 (norm voor perziken en nectarines) wordt als volgt gewijzigd:

(i)

de wijziging van deel II (kwaliteitsvoorschriften), punt C (indeling), is niet van toepassing op de Nederlandse versie;

(ii)

in deel III (sorteringsvoorschriften) wordt "(wanneer sortering plaatsvindt)" geschrapt;

d)

deel 6 (handelsnorm voor peren) wordt als volgt gewijzigd:

(i)

deel VI (aanduidingsvoorschriften), punt B (aard van het product), wordt vervangen door:

"B.   Aard van het product

"Peren", indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is.

Naam van de variëteit. Voor mengsels van peren van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten.

De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Handelsbenamingen (3) mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem daarvan worden opgegeven.

(ii)

de niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen, wordt als volgt gewijzigd:

de tweede alinea van het inleidende gedeelte wordt vervangen door:

"Bepaalde in de onderstaande lijst vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder benamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming als handelsmerk is aangevraagd of verkregen. De eerste en de tweede kolom van onderstaande tabel bevatten geen dergelijke handelsbenamingen. In de derde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende handelsmerken vermeld.";

in de derde kolom wordt "Handelsbenaming" vervangen door "Handelsmerk";

(e)

in deel 9 (handelsnorm voor tafeldruiven) wordt het aanhangsel geschrapt.


(1)  De volledige naam of de doorgaans gebruikte naam.".

(2)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.";

(3)  Een handelsbenaming kan een handelsmerk zijn waarvoor bescherming is aangevraagd of verkregen, of een andere commerciële benaming.";

Aanhangsel bij bijlage I

"Aanhangsel

Niet-limitatieve lijst van appelvariëteiten

Vruchten van variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, moeten op basis van de kenmerken van de variëteit worden ingedeeld.

Variëteit

Mutant

Synoniem

Kleurgroep

Ruwschilligheid

African Red

 

 

B

 

Akane

 

Tohoku 3, Primerouge

B

 

Alborz Seedling

 

 

C

 

Aldas

 

 

B

 

Alice

 

 

B

 

Alkmene

 

Early Windsor

C

 

Alro

 

 

B

 

Alwa

 

 

B

 

Amasya

 

 

B

 

Angold

 

 

C

 

Antej

 

Antei

B

 

Apollo

 

Beauty of Blackmoor

C

 

Arkcharm

 

Arkansas nr. 18, A 18

C

 

Arlet

 

 

B

R

Aroma

 

 

C

 

Mutanten van Aroma, bijvoorbeeld

 

C

 

Amorosa

 

C

 

Auksis

 

 

B

 

Beacon

 

 

A

 

Belfort

 

Pella

B

 

Belle de Boskoop

 

 

 

R

Mutanten van Belle de Boskoop, bijvoorbeeld

 

 

R

Boskoop rouge

Red Boskoop

Roter Boskoop

 

R

Belle fleur double

 

 

 

 

Belorrusskoje Maļinovoje

 

Belorusskoe Malinovoe, Byelorusskoe Malinovoe

B

 

Berlepsch

 

Freiherr von Berlepsch

C

 

Mutanten van Berlepsch, bijvoorbeeld

 

C

 

Berlepsch rouge

Red Berlepsch, Roter Berlepsch

C

 

Blushed Golden

 

 

 

 

Bogatir

 

Bogatyr

 

 

Bohemia

 

 

B

 

Braeburn

 

 

B

 

Mutanten van Braeburn, bijvoorbeeld.

 

B

 

Hidala

 

B

 

Joburn

 

B

 

Lochbuie Red Braeburn

 

B

 

Mahana Red

 

B

 

Mariri Red

 

B

 

Redfield

 

B

 

Royal Braeburn

 

B

 

Bramley's Seedling

 

Bramley, Triomphe de Kiel

 

 

Brettacher Sämling

 

 

 

 

Calville Groupe des

 

 

 

 

Cardinal

 

 

B

 

Carola

 

Kalco

C

 

Caudle

 

 

B

 

Charden

 

 

 

 

Charles Ross

 

 

 

 

Civni

 

 

B

 

Coop 38

 

 

 

 

Coromandel Red

 

Corodel

A

 

Cortland

 

 

B

 

Cox's Orange Pippin

 

Cox orange

C

R

Mutanten van Cox's Orange Pippin, bijvoorbeeld

 

C

R

Cherry Cox

 

C

R

Crimson Bramley

 

 

 

 

Cripps Pink

 

 

C

 

Mutanten van Cripps Pink, bijvoorbeeld

 

C

 

Pink Rose

 

C

 

Rosy Glow

 

C

 

Ruby Pink

 

C

 

Cripps Red

 

 

C (1)

 

Dalinbel

 

 

B

R

Delblush

 

 

 

 

Delcorf

 

 

C

 

Mutanten van Delcorf, bijv.

 

C

 

Dalili

 

C

 

Monidel

 

C

 

Delgollune

 

 

B

 

Delicious ordinaire

 

Ordinary Delicious

B

 

Deljeni

 

 

 

 

Delikates

 

 

B

 

Delor

 

 

C

 

Discovery

 

 

C

 

Doč Melbi

 

Doch Melbi

C

 

Dunn's Seedling

 

 

 

R

Dykmanns Zoet

 

 

C

 

Egremont Russet

 

 

 

R

Elan

 

 

 

 

Elise

 

Red Delight

A

 

Ellison's orange

 

Ellison

C

 

Elstar

 

 

C

 

Mutanten van Elstar, bijv.

 

C

 

Bel-El

 

C

 

Daliest

 

C

 

Daliter

 

C

 

Elshof

 

C

 

Elstar Armhold

 

C

 

Elstar Reinhardt

 

C

 

Goedhof

 

C

 

Red Elstar

 

C

 

Valstar

 

C

 

Empire

 

 

A

 

Falstaff

 

 

C

 

Fiesta

 

Red Pippin

C

 

Florina

 

 

B

 

Forele

 

 

B

 

Fortune

 

 

 

R

Fuji

 

 

B

 

Mutanten van Fuji, bijv.

 

B

 

Fuji Brak

 

B

 

Gala

 

 

C

 

Mutanten van Gal, bijv.

 

C

 

Annaglo

 

C

 

Baigent

 

C

 

Galaxy

 

C

 

Mitchgla

 

C

 

Obrogala

 

C

 

Regala

 

C

 

Regal Prince

 

C

 

Tenroy

 

C

 

Garcia

 

 

 

 

Gloster

 

 

B

 

Goldbohemia

 

 

 

 

Golden Delicious

 

 

 

 

Mutanten van Golden Delicious, bijv.

 

 

 

Golden Russet

 

 

 

R

Goldstar

 

 

 

 

Granny Smith

 

 

 

 

Gradigold

 

 

 

 

Gravensteiner

 

Gravenstein

 

 

Mutanten van Gravensteiner, bijv.

 

 

 

Gravenstein rouge

Red Gravenstein, Roter Gravensteiner

 

 

Greensleeves

 

 

 

 

Holsteiner Cox

 

Holstein

 

R

Mutanten van Holsteiner Cox, bijv.

 

 

R

Holstein rouge

Red Holstein, Roter Holsteiner Cox

 

R

Honeycrisp

 

 

C

 

Honeygold

 

 

 

 

Horneburger

 

 

 

 

Howgate Wonder

 

Manga

 

 

Idared

 

 

B

 

Iedzēnu

 

 

B

 

Ilga

 

 

B

 

Ingrid Marie

 

 

B

R

Iron

 

 

C

 

Isbranica

 

Izbranica

C

 

Jacob Fisher

 

 

 

 

Jacques Lebel

 

 

 

 

Jamba

 

 

C

 

James Grieve

 

 

 

 

Mutanten van James Grieve, bijv.

 

 

 

James Grieve rouge

Red James Grieve

 

 

Jarka

 

 

C

 

Jerseymac

 

 

B

 

Jester

 

 

 

 

Jonagold

 

 

C

 

Mutanten van Jonagold, bijv.

 

C

 

Crowngold

 

C

 

Daligo

 

C

 

Daliguy

Jonasty

C

 

Dalijean

Jonamel

C

 

Decosta

 

C

 

Jomar

 

C

 

Jomured

Van de Poel

C

 

Jonabel

 

C

 

Jonabres

 

C

 

Jonagold Boerekamp

 

C

 

Jonagold 2000

Excel

C

 

Jonagored Supra

 

C

 

Jonaveld

 

C

 

King Jonagold

 

C

 

New Jonagold

Fukushima

C

 

Novajo

Veulemanns

C

 

Primo

 

C

 

Red Jonaprince

 

C

 

Romagold

Surkijn

C

 

Rubinstar

 

C

 

Schneica

Jonica

C

 

Wilmuta

 

C

 

Jonalord

 

 

C

 

Jonathan

 

 

B

 

Julia

 

 

B

 

Jupiter

 

 

 

 

Karmijn de Sonnaville

 

 

C

R

Katja

 

Katy

B

 

Kent

 

 

 

R

Kidd's orange red

 

 

C

R

Kim

 

 

B

 

Koit

 

 

C

 

Koričnoje Novoje

 

Korichnoe Novoe, Korichnevoe Novoe

C

 

Kovaļenkovskoje

 

 

B

 

Krameri Tuvioun

 

 

B

 

Kulikovskoje

 

 

B

 

Lady Williams

 

 

B

 

Lane's Prince Albert

 

 

 

 

Laxton's Superb

 

 

C

R

Ligol

 

 

B

 

Lobo

 

 

B

 

Lodel

 

 

A

 

Lord Lambourne

 

 

C

 

Maigold

 

 

B

 

McIntosh

 

 

B

 

Meelis

 

 

B

 

Melba

 

 

C

 

Melodie

 

 

B

 

Melrose

 

 

C

 

Meridian

 

 

C

 

Moonglo

 

 

C

 

Morgenduft

 

Imperatore

B

 

Mountain Cove

 

 

 

 

Mutsu

 

Crispin

 

 

Noris

 

 

B

 

Normanda

 

 

C

 

Nueva Europa

 

 

C

 

Nueva Orleans

 

 

B

 

Odin

 

 

B

 

Ontario

 

 

B

 

Orlik

 

 

B

 

Orlovskoje Polosatoje

 

 

C

 

Ozark Gold

 

 

 

 

Paula Red

 

 

B

 

Pero de Cirio

 

 

 

 

Piglos

 

 

B

 

Pikant

 

 

B

 

Pikkolo

 

 

C

 

Pilot

 

 

C

 

Pimona

 

 

C

 

Pinova

 

 

C

 

Pirella

 

 

B

 

Piros

 

 

C

 

Prima

 

 

B

 

Rafzubin

 

 

C

 

Mutanten van Rafzubin, bijv.

 

C

 

Rafzubex

 

C

 

Rajka

 

 

B

 

Rambour d'hiver

 

 

 

 

Rambour Franc

 

 

B

 

Reanda

 

 

B

 

Rebella

 

 

C

 

Red Delicious

 

 

A

 

Mutanten van Red Delicious, bijv.

 

A

 

Campsur

 

A

 

Erovan

 

A

 

Fortuna Delicious

 

A

 

Otago

 

A

 

Red King

 

A

 

Red Spur

 

A

 

Red York

 

A

 

Richared

 

A

 

Royal Red

 

A

 

Shotwell Delicious

 

A

 

Stark Delicious

 

A

 

Starking

 

A

 

Starkrimson

 

A

 

Starkspur

 

A

 

Topred

 

A

 

Trumdor

 

A

 

Well Spur

 

A

 

Red Dougherty

 

 

A

 

Redkroft

 

 

A

 

Regal

 

 

A

 

Regina

 

 

B

 

Reglindis

 

 

C

 

Reine des Reinettes

 

Gold Parmoné, Goldparmäne

C

 

Reineta Encarnada

 

 

B

 

Reinette Rouge du Canada

 

 

B

 

Reinette d'Orléans

 

 

 

 

Reinette Blanche du Canada

 

Reinette du Canada, Canada Blanc, Kanadarenette, Renetta del Canada

 

R

Reinette de France

 

 

 

 

Reinette de Landsberg

 

 

 

 

Reinette grise du Canada

 

Graue Kanadarenette

 

R

Relinda

 

 

C

 

Remo

 

 

B

 

Renora

 

 

B

 

Resi

 

 

B

 

Resista

 

 

 

 

Retina

 

 

B

 

Rewena

 

 

B

 

Roja de Benejama

 

Verruga, Roja del Valle, Clavelina

A

 

Rome Beauty

 

Belle de Rome, Rome

B

 

Mutanten van Rome Beauty, bijv.

 

B

 

Red Rome

 

B

 

Rosana

 

 

B

 

Royal Beauty

 

 

A

 

Rubin (cultivar uit Tsjechië)

 

 

C

 

Rubin (cultivar uit Kazachstan)

 

 

B

 

Rubinola

 

 

B

 

Rudens Svītrainais

 

Osennee Polosatoe, Rudeninis Dryzuotasis, Rudens Svītrotais, Streifling, Streifling Herbst,Sügisjoonik, Syysjuovikas en talrijke andere

C

 

Saltanat

 

 

B

 

Sciearly

 

 

A

 

Scifresh

 

 

B

 

Sciglo

 

 

A

 

Sciray

 

GS48

A

 

Scired

 

 

A

R

Sciros

 

 

A

 

Selena

 

 

B

 

Shampion

 

 

B

 

Sidrunkollane Talioun

 

 

 

 

Sinap Orlovskij

 

 

 

 

Snygold

 

Earlygold

 

 

Sommerregent

 

 

C

 

Spartan

 

 

A

 

Splendour

 

 

A

 

St. Edmunds Pippin

 

 

 

R

Stark's Earliest

 

 

C

 

Štaris

 

Staris

A

 

Sturmer Pippin

 

 

 

R

Summerred

 

 

B

 

Sügisdessert

 

 

C

 

Sunrise

 

 

A

 

Sunset

 

 

 

R

Suntan

 

 

 

R

Sweet Caroline

 

 

C

 

Talvenauding

 

 

B

R

Tellisaare

 

 

B

 

Tiina

 

Tina

C

 

Topaz

 

 

B

 

Tydeman's Early Worcester

 

Tydeman's Early

B

 

Veteran

 

 

B

 

Vista Bella

 

Bellavista

B

 

Wealthy

 

 

B

 

Worcester Pearmain

 

 

B

 

York

 

 

B

 

Zailijskoje

 

Zailiyskoe

B

 

Žigulovskoje

 

Zhigulovskoe

C

 


(1)  In de klassen I en II op ten minste 20 % van de oppervlakte."


BIJLAGE II

"BIJLAGE IV

DERDE LANDEN WAARVAN DE NORMCONTROLES ZIJN GOEDGEKEURD IN HET KADER VAN ARTIKEL 15, EN DE BETROKKEN PRODUCTEN

Land

Producten

Zwitserland

Verse groenten en fruit, behalve citrusvruchten

Marokko

Verse groenten en fruit

Zuid-Afrika

Verse groenten en fruit

Israël (1)

Verse groenten en fruit

India

Verse groenten en fruit

Nieuw-Zeeland

Appelen, peren en kiwi's

Senegal

Verse groenten en fruit

Kenia

Verse groenten en fruit

Turkije

Verse groenten en fruit


(1)  De goedkeuring van de Commissie overeenkomstig artikel 15 betreft groenten en fruit van oorsprong uit de Staat Israël, met uitsluiting van de gebieden die sinds juni 1967 onder Israëlisch bestuur staan, met name de Golan-hoogte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de westelijke Jordaanoever."


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/60


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 595/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

45,1

TR

98,7

ZZ

71,9

0707 00 05

MK

27,7

TR

121,6

ZZ

74,7

0709 93 10

MA

102,6

TR

139,8

ZZ

121,2

0805 50 10

AR

101,1

BR

96,4

TR

78,7

ZA

115,2

ZZ

97,9

0808 10 80

AR

164,3

BR

117,4

CL

136,4

CN

71,6

NZ

142,7

US

156,1

UY

165,4

ZA

125,6

ZZ

134,9

0809 10 00

IL

342,4

TR

224,4

ZZ

283,4

0809 29 00

TR

353,7

US

660,1

ZZ

506,9

0809 30

TR

179,1

ZZ

179,1

0809 40 05

CL

149,0

IL

308,9

ZA

116,8

ZZ

191,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/62


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juni 2013

tot verlening van machtiging aan de Europese Commissie om namens de EU deel te nemen aan onderhandelingen over een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, met uitzondering van aangelegenheden die verband houden met de samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking

(2013/304/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 50, 56 en 165 en artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er dienen onderhandelingen te worden geopend over het opstellen van een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen.

(2)

Het onderhandelingsproces is gebaseerd op Besluit CM/Del/Dec/1145/8.1 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 13 juni 2012 naar aanleiding van Resolutie nr. 1, aangenomen door de 12e conferentie van ministers voor sportzaken van de Raad van Europa, waarin staat dat de reikwijdte van het ontwerpinstrument en de bepalingen ervan gebaseerd moeten zijn op Aanbeveling CM/Rec(2011)10 en op haalbaarheidsstudie MSL12 (2012) 4 rev3.

(3)

Doel van het onderhandelingsproces is het Comité van ministers van de Raad van Europa een ontwerpverdrag voor te leggen dat, afhankelijk van het besluit van het Comité van ministers, zal worden afgerond als een verdrag en voor advies zal worden voorgelegd aan de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, of zal worden doorverwezen naar EPAS (Enlarged Partial Agreement on Sport) om te worden afgerond als een niet-bindend juridisch instrument.

(4)

Sommige bepalingen van het ontwerp van internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen betreffen de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking, en vallen derhalve onder titel V van het derde deel van het VWEU. Over deze bepalingen zal, naast dit besluit, een afzonderlijk besluit worden vastgesteld.

(5)

De onderhandelingen zullen gaan over aangelegenheden die gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de Unie en gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, en daarom moet de Unie samen met de lidstaten aan deze onderhandelingen deelnemen. Daarom mogen de lidstaten de onderhandelingen bijwonen en onderhandelen over aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren.

(6)

Als de EU besluit tot het toekomstige verdrag toe te treden, zal aan het eind van de onderhandelingen afzonderlijk worden besloten over de juridische aard van het verdrag en over de verdeling van de bevoegdheden over de lidstaten en de Unie, en wel op basis van een analyse van de exacte reikwijdte van de afzonderlijke bepalingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie te onderhandelen over tot de bevoegdheid van de Unie behorende aangelegenheden van een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, met uitzondering van aangelegenheden die verband houden met de samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking, overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

De onderhandelingsrichtsnoeren staan in de bijlage.

Artikel 3

De onderhandelingen worden overeenkomstig artikel 1 gevoerd in overleg met de Groep sport van de Raad, in voorkomend geval versterkt met deskundigen van andere Raadsgroepen.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Luxemburg, 10 juni 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. VARADKAR


BIJLAGE

Richtsnoeren voor de onderhandelingen over een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, met uitzondering van aangelegenheden die verband houden met de samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking

Het toekomstige verdrag is bedoeld om een internationaal wettelijk kader te creëren voor de preventie en bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, in het bijzonder wedstrijdvervalsing; doel van het verdrag is de internationale samenwerking in dit opzicht te verbeteren en een toezichtsmechanisme in het leven te roepen waarmee ervoor kan worden gezorgd dat de in het verdrag opgenomen bepalingen op doelmatige wijze worden opgevolgd.

De bepalingen van het toekomstige verdrag kunnen betrekking hebben op onderstaande bevoegdheidsgebieden van de Unie:

1.

bevordering van de eerlijkheid en de openheid in sportcompetities, en van de samenwerking tussen instanties die verantwoordelijk zijn voor sport, en bescherming van de fysieke en morele integriteit van sporters;

2.

vrijheden van de interne markt (de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging) voor zover zij betrekking hebben op de ter zake doende bepalingen over wedstrijdvervalsing en sportweddenschappen in het ontwerpverdrag;

3.

gegevensbescherming met betrekking tot bovengenoemde gebieden.

Wat deze gebieden betreft zal de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, aan de onderhandelingen deelnemen met de volgende doelstellingen, rekening houdend met de meest recente ontwikkelingen van het acquis en met inachtneming van de verdeling van bevoegdheden:

1.

rekening houden met het EU-beleid inzake het bevorderen van de eerlijkheid en de openheid in sportcompetities, en van de samenwerking tussen instanties die verantwoordelijk zijn voor sport, en de bescherming van de fysieke en morele integriteit van sport of sporters door middel van de bescherming van de integriteit van sport tegen manipulatie van sportuitslagen, in het bijzonder:

a)

de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een werkplan van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014 (1);

b)

de conclusies van de Raad over het tegengaan van wedstrijdvervalsing (2).

De EU-bevoegdheid op sportgebied is een ondersteunende bevoegdheid die, overeenkomstig het eerste streepje van artikel 165, lid 4, VWEU, harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitsluit;

2.

ervoor zorgen dat de bepalingen van het toekomstige verdrag:

niet onverenigbaar zijn met de EU-regels inzake het recht van vestiging en het vrije verkeer van diensten, als een gebied van gedeelde bevoegdheid, met betrekking tot gokken en wedden, onder verwijzing naar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en in het bijzonder de artikelen 49 en 56, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, en ervoor zorgen dat de bepalingen ter zake van het toekomstige verdrag de uitoefening van deze vrijheden niet belemmeren;

sportweddenschappen alleen aanpakken als er een rechtstreeks verband is met de manipulatie van sportuitslagen;

niet gericht zijn op noch in de praktijk neerkomen op de harmonisatie van de regulering van diensten voor het afsluiten van weddenschappen zonder dat die regels eerst door de Unie zijn aangenomen.

Het EU-beleid als omschreven in de conclusies van de Raad over het kader voor kansspelen en weddenschappen in de lidstaten van de Europese Unie van 10 december 2010 moet in de onderhandelingen worden meegenomen;

3.

ervoor zorgen dat de bepalingen van het toekomstige verdrag niet onverenigbaar zijn met de door de Unie vastgestelde regels op het gebied van gegevensbescherming, als een gebied van gedeelde bevoegdheid, te weten in het bijzonder:

a)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3);

b)

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (4).

De Commissie pleegt voorafgaand aan iedere onderhandelings- en/of tekstopstellingssessie bij de Raad van Europa overleg met de in artikel 3 bedoelde Raadsgroep en brengt na afloop van die sessies bij diezelfde Raadsgroep verslag uit.

Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar in het kader van de onderhandelingen over dit verdrag.

De Commissie zorgt ervoor dat in het toekomstige verdrag de mogelijkheid wordt geboden om de hogere normen van de EU-instrumenten ten aanzien van de betrekkingen tussen de EU-lidstaten te hanteren.


(1)  PB C 162 van 1.6.2011, blz. 1.

(2)  PB C 378 van 23.12.2011, blz. 1.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(4)  PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/66


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2013

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, haring-, zalm- en sprotbestanden exploiteren in de Oostzee

(2013/305/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 95,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor alle onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten of in de uniale wateren, door uniale vissersvaartuigen of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd, en daarin is met name bepaald dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat controle, inspectie en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (2) zijn de voorwaarden voor de duurzame exploitatie van kabeljauw vastgesteld.

(3)

Op grond van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, bepalen voor welke visserijtakken specifieke controle- en inspectieprogramma’s moeten worden uitgevoerd. In een dergelijk specifiek controle- en inspectieprogramma moeten de doelstellingen, de prioriteiten en de procedures worden vastgesteld, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, die aan de hand van risicobeheer moeten worden bepaald en periodiek, na analyse van de bereikte resultaten, worden herzien. De betrokken lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.

(4)

In artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat het specifieke controle- en inspectieprogramma ijkpunten voor de inspectieactiviteiten moet bevatten, die aan de hand van risicobeheer worden vastgesteld. Het is dan ook dienstig om voor controle-, inspectie- en verificatieactiviteiten gemeenschappelijke criteria voor risicobeoordeling en -beheer vast te stellen die het mogelijk maken tijdige risicoanalyses en totaalbeoordelingen van de betrokken controle- en inspectiegegevens te maken. De gemeenschappelijke criteria zijn bedoeld om een geharmoniseerde aanpak van de inspecties en verificaties in alle lidstaten te waarborgen en een gelijk speelveld voor alle exploitanten tot stand te brengen.

(5)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet worden opgesteld voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2018 en moet worden uitgevoerd door Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden.

(6)

In artikel 98, leden 1 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (3) is bepaald dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onverminderd bepalingen in meerjarenplannen, aan de hand van alle beschikbare informatie een risicogebaseerde benadering voor de selectie van inspectiedoelen moeten vaststellen en aan de hand van een risicogebaseerde controle- en handhavingsstrategie en op objectieve wijze de inspectieactiviteiten moeten uitvoeren die nodig zijn om te voorkomen dat visserijproducten die afkomstig zijn van tegen de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid indruisende activiteiten, aan boord worden gehouden of worden overgeladen, aangeland, verwerkt, vervoerd, opgeslagen, afgezet of in voorraad gehouden.

(7)

Het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (4) opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole (hierna „EBVC” genoemd) moet de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma coördineren via een gezamenlijk inzetplan, dat uitvoering geeft aan de in het specifieke controle- en inspectieprogramma vastgestelde doelstellingen, prioriteiten, procedures en ijkpunten voor de inspectieactiviteiten, en gaat na welke controle- en inspectiemiddelen door elke betrokken lidstaat kunnen worden gebundeld. Daarom moet worden verduidelijkt hoe de procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn vastgesteld en die welke in het kader van het gezamenlijk inzetplan zijn vastgesteld, zich tot elkaar verhouden.

(8)

Om de controle- en inspectieprocedures voor de visserijactiviteiten met betrekking tot kabeljauw, haring, zalm en sprot in de Oostzee te harmoniseren en het welslagen van het meerjarenplan voor het kabeljauwbestand in de Oostzee te garanderen, is het dienstig gemeenschappelijke regels voor de door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te verrichten controle- en inspectieactiviteiten vast te stellen, onder meer met betrekking tot de wederzijdse toegang tot relevante gegevens. Met het oog daarop moeten streefijkpunten worden vastgesteld die de intensiteit van de controle- en inspectieactiviteiten aangeven.

(9)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval overeenkomstig de door het EBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen worden verricht om de controle-, inspectie- en bewakingspraktijken eenvormiger te maken en de coördinatie van de controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten te helpen verbeteren.

(10)

De resultaten die door de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verkregen, moeten worden beoordeeld aan de hand van jaarlijkse evaluatieverslagen die elke betrokken lidstaat aan de Commissie en het EBVC moet voorleggen.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld voor de visserijtakken die kabeljauw-, haring-, zalm- en sprotbestanden in de Oostzee exploiteren.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma heeft met name betrekking op de volgende activiteiten:

a)

visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de Oostzee, en

b)

visserijgerelateerde activiteiten, waaronder weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten.

2.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma is van toepassing tot en met 31 december 2018.

3.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma wordt uitgevoerd door Denemarken, Estland, Finland, Duitsland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden (hierna „de betrokken lidstaten” genoemd).

HOOFDSTUK II

DOELSTELLINGEN, PRIORITEITEN, PROCEDURES EN IJKPUNTEN

Artikel 3

Doelstellingen

1.   Het specifieke controle- en inspectieprogramma garandeert de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in artikel 1 vermelde bestanden van toepassing zijn.

2.   De controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van het specifieke controle- en inspectieprogramma worden verricht, hebben met name tot doel de naleving te garanderen van:

a)

de regels inzake het beheer van de vangstmogelijkheden en alle daarmee verband houdende specifieke voorwaarden, met inbegrip van het monitoren van de benutting van de quota en de inspanningsregeling in de Oostzee;

b)

de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten gelden, met name de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;

c)

de bepalingen inzake het verbod op high-grading (afromen) en de verplichting om alle vangsten waarvoor quota gelden, aan te landen.

Artikel 4

Prioriteiten

1.   Met betrekking tot de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen en de visserijgerelateerde activiteiten van andere exploitanten voeren de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 4, punt 18, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 98 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 controle- en inspectieactiviteiten uit op basis van een strategie voor risicobeheer.

2.   Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op de in artikel 1 vermelde bestanden, worden onderworpen aan controles en inspecties volgens de prioriteit die overeenkomstig lid 3 wordt toegekend.

3.   Elke betrokken lidstaat kent een prioriteit toe op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die volgens de procedures van artikel 5 wordt uitgevoerd.

Artikel 5

Procedures voor risicobeoordeling

1.   Dit artikel is van toepassing op de betrokken lidstaten, en enkel voor de toepassing van lid 4, op alle andere lidstaten.

2.   De lidstaten beoordelen de risico’s ten aanzien van de betrokken bestanden en gebieden aan de hand van de tabel in bijlage I.

3.   Bij de door elke lidstaat te verrichten risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare relevante gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn. Door deze elementen te combineren beoordeelt elke lidstaat voor elke in artikel 4, lid 2, bedoelde inspectiecategorie het risiconiveau („zeer laag”, „laag”, „middelgroot”, „hoog” of „zeer hoog”).

4.   Als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land actief is in de in artikel 1 vermelde gebieden, wordt daaraan overeenkomstig lid 3 een risiconiveau toegekend. Als er geen informatie is, wordt, tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig in het kader van artikel 9 de resultaten van hun eigen, overeenkomstig artikel 4, lid 2, en onderhavig artikel, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling voorleggen en die tot een ander risiconiveau leiden, het betrokken vaartuig beschouwd als een vissersvaartuig met „zeer hoog” risiconiveau.

Artikel 6

Strategie voor risicobeheer

1.   Elke betrokken lidstaat stelt op basis van zijn risicobeoordeling een strategie voor risicobeheer vast die erop gericht is te garanderen dat de voorschriften worden nageleefd. Die strategie heeft betrekking op de identificatie, beschrijving en toewijzing, naargelang van de aard en het verwachte niveau van elk risico, van passende kostenefficiënte controle-instrumenten en inspectiemiddelen en op het bereiken van de streefijkpunten.

2.   De in lid 1 bedoelde strategie voor risicobeheer wordt op regionaal niveau gecoördineerd via een gezamenlijk inzetplan als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 768/2005.

Artikel 7

Verhouding met de procedures voor gezamenlijke inzetplannen

1.   In het kader van een gezamenlijk inzetplan deelt elke betrokken lidstaat in voorkomend geval het EBVC de resultaten van zijn overeenkomstig artikel 5, lid 3, uitgevoerde risicobeoordeling aan het EBVC mee, en met name een lijst van de geraamde risiconiveaus met de overeenkomstige streefniveaus voor de inspectie.

2.   Indien van toepassing worden de in lid 1 bedoelde risiconiveaus en streefniveaus bijgewerkt aan de hand van tijdens gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten verzamelde gegevens. Onmiddellijk na elke bijwerking wordt het EBVC van die bijwerking in kennis gesteld.

3.   Het EBVC gebruikt de van de betrokken lidstaten ontvangen informatie om de strategie voor risicobeheer op regionaal niveau te coördineren overeenkomstig artikel 6, lid 2.

Artikel 8

Streefijkpunten

1.   Onverminderd de streefijkpunten die in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (5) zijn vastgesteld, worden de streefijkpunten op het niveau van de Unie voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „hoog” en „zeer hoog” risiconiveau vastgesteld in bijlage II.

2.   De streefijkpunten voor vissersvaartuigen en/of andere exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau worden door de betrokken lidstaten vastgesteld via nationale controleactieprogramma’s als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en nationale maatregelen als bedoeld in artikel 95, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten bij wijze van alternatief andere streefijkpunten toepassen, uitgedrukt in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus, op voorwaarde dat:

a)

een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten en van wetshandhavingsgerelateerde vraagstukken de noodzaak om streefijkpunten in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus vast te stellen, rechtvaardigt,

b)

de Commissie in kennis wordt gesteld van de in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten en binnen 90 dagen geen bezwaar daartegen maakt en dat die ijkpunten niet discriminerend zijn en de doelstellingen, prioriteiten en risicogebaseerde procedures die in het specifieke controle- en inspectieprogramma zijn omschreven, onverlet laten.

4.   Alle streefijkpunten worden elk jaar op basis van de in artikel 13, lid 1, bedoelde evaluatieverslagen beoordeeld en zo nodig dienovereenkomstig herzien in het kader van de in artikel 13, lid 4, bedoelde evaluatie.

5.   Zo nodig geeft een gezamenlijk inzetplan uitvoering aan de in dit artikel bedoelde streefijkpunten.

HOOFDSTUK III

UITVOERING

Artikel 9

Samenwerking tussen de lidstaten en met derde landen

1.   De betrokken lidstaten werken samen bij de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma.

2.   Zo nodig werken alle andere lidstaten samen met de betrokken lidstaten.

3.   De lidstaten kunnen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen.

Artikel 10

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.   Om hun nationale visserijcontrolesystemen efficiënter en doeltreffender te maken voeren de betrokken lidstaten gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten uit in de onder hun jurisdictie vallende wateren en indien nodig op hun grondgebied. In voorkomend geval worden die activiteiten uitgevoerd in het kader van gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 768/2005.

2.   Met betrekking tot de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moet elke betrokken lidstaat:

a)

ervoor zorgen dat functionarissen van andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten deel te nemen;

b)

gezamenlijke operationele procedures voor hun bewakingsvaartuigen opstellen;

c)

indien nodig contactpunten aanwijzen als bedoeld in artikel 80, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   Aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen functionarissen en EU-inspecteurs deelnemen.

Artikel 11

Uitwisseling van gegevens

1.   Voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma zorgt elke betrokken lidstaat voor de in artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 bedoelde rechtstreekse elektronische uitwisseling van gegevens met de andere betrokken lidstaten en het EBVC.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens hebben betrekking op visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten die worden verricht in de gebieden die onder het specifieke controle- en inspectieprogramma vallen.

Artikel 12

Informatieverstrekking

1.   In afwachting van de volledige uitvoering van titel XII, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 deelt elke betrokken lidstaat, in het in bijlage III bij dit besluit vastgestelde formaat, uiterlijk op 31 januari na elk kalenderjaar op elektronische wijze de Commissie en het EBVC de volgende gegevens mee over het voorafgaande jaar:

a)

de identificatie, datum en aard van elke controle- en/of inspectieactiviteit die in het voorafgaande jaar is uitgevoerd;

b)

de identificatie van elk vissersvaartuig (nummer in het EU-vlootregister), elk voertuig en/of elke exploitant (bedrijfsnaam) dat/die is gecontroleerd en/of geïnspecteerd;

c)

indien van toepassing, het soort geïnspecteerd vistuig, en

d)

als één of meer ernstige inbreuken zijn geconstateerd:

i)

het soort ernstige inbreuk(en);

ii)

de stand van zaken betreffende de follow-up van de ernstige inbreuk(en) (bv. de zaak wordt onderzocht, is hangende, wordt behandeld in hoger beroep), en

iii)

de sanctie(s) die is (zijn) opgelegd als follow-up voor de ernstige inbreuk(en): hoogte van de boeten, waarde van de in beslag genomen vis en/of het in beslag genomen vistuig, overeenkomstig artikel 126, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 toegewezen punten en/of andere soorten sancties.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt meegedeeld voor elke controle en/of inspectie en wordt in elk volgend verslag vermeld en bijgewerkt totdat de maatregel overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat is afgesloten. Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, wordt daarvoor een verklaring bijgevoegd.

Artikel 13

Evaluatie

1.   Elke betrokken lidstaat stuurt uiterlijk op 31 maart van het jaar na het betrokken kalenderjaar de Commissie en het EBVC een evaluatieverslag toe betreffende de doeltreffendheid van de controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van dit specifieke controle- en inspectieprogramma zijn uitgevoerd.

2.   Het in lid 1 bedoelde evaluatieverslag bevat ten minste de in bijlage IV vermelde informatie. De betrokken lidstaten kunnen in hun evaluatieverslag ook andere acties vermelden zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te verbeteren.

3.   Het EBVC houdt met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen rekening bij zijn jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van de gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

4.   De Commissie belegt eenmaal per jaar een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de geschiktheid, adequaatheid en doeltreffendheid van het specifieke controle- en inspectieprogramma en zijn algemene impact op de naleving door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te beoordelen op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen. De in bijlage II vastgestelde streefijkpunten kunnen dienovereenkomstig worden herzien.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

(3)  PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.


BIJLAGE I

PROCEDURES VOOR RISICOBEOORDELING

Alle vissersvaartuigen, groepen vissersvaartuigen, categorieën vistuig, exploitanten en/of visserijgerelateerde activiteiten die betrekking hebben op verschillende in artikel 1 vermelde bestanden en gebieden, worden volgens de daaraan toegekende prioriteit onderworpen aan controles en inspecties. Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling die door een betrokken lidstaat of, enkel voor de toepassing van artikel 5, lid 4, door een andere lidstaat wordt verricht, wordt prioriteit toegekend volgens de onderstaande procedure:

Risicobeschrijving

(naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens)

Indicator

(naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens)

Stap in de visserijketen/de afzetketen

(wanneer en waar doet het risico zich voor)

In overweging te nemen punten

(naargelang van het risico/de visserijtak/het gebied en de beschikbare gegevens)

Frequentie van voorkomen in de visserij (1)

Potentiële gevolgen (1)

Risiconiveau (1)

(Noot: de door de lidstaten opgespoorde risico’s moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3 omschreven doelstellingen)

 

 

Vangst- en aanlandingsniveaus, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Beschikbaarheid van quota voor de vissersvaartuigen, uitgesplitst per vissersvaartuig, bestand en vistuig

Het gebruik van gestandaardiseerde dozen

Niveau en fluctuatie van de marktprijs voor de aangelande visserijproducten (eerste verkoop)

Aantal tevoren uitgevoerde inspecties en aantal inbreuken die voor het betrokken vissersvaartuig en/of de andere betrokken exploitant zijn geconstateerd

Achtergrond en/of potentieel gevaar van met de haven/locatie/regio en het metier verbonden fraude

Enige andere relevante informatie of inlichtingen

frequent/af en toe/zelden/of niet significant

ernstig/significant/aanvaardbaar/of marginaal

zeer laag/laag/middelgroot/hoog/of zeer hoog


(1)  

Noot: Moet door de lidstaten worden beoordeeld. Bij de risicobeoordeling wordt, op basis van vroegere ervaringen en aan de hand van alle beschikbare gegevens, nagegaan hoe waarschijnlijk het is dat de voorschriften niet worden nageleefd en wat de mogelijke gevolgen van een dergelijke niet-naleving zouden zijn.


BIJLAGE II

STREEFIJKPUNTEN

1.   Omvang van de inspecties op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten (1) voor de inspecties op zee van vissersvaartuigen die in het gebied op kabeljauw, haring, zalm of sprot vissen, voor zover die inspecties op zee relevant zijn voor de betrokken stap in de visserijketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (2)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, geraamd risiconiveau voor de vissersvaartuigen

hoog

zeer hoog

Visserijtak

Inspectie op zee van ten minste 2,5 % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau die op de betrokken vissoorten vissen

Inspectie op zee van ten minste 5 % van de visreizen die worden gemaakt door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau die op de betrokken vissoorten vissen

2.   Omvang van de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij de eerste verkoop)

Op jaarbasis gelden de volgende streefijkpunten (3) voor de inspecties aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens of bij eerste verkoop) van vissersvaartuigen en andere exploitanten die in het gebied actief zijn in de visserij op kabeljauw, haring, zalm en sprot, voor zover die inspecties aan land relevant zijn voor de betrokken stap in de visserij- of de afzetketen en deel uitmaken van de strategie voor risicobeheer.

IJkpunten per jaar (4)

Risiconiveau voor de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten (eerste koper)

hoog

zeer hoog

Visserijtak

Inspectie in de haven van ten minste 10 % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog risiconiveau

Inspectie in de haven van ten minste 15 % van de totale hoeveelheden die worden aangeland door vissersvaartuigen met een zeer hoog risiconiveau

De inspecties na aanlanding of overlading worden met name gebruikt als aanvullend kruiscontrolemechanisme om de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde informatie over vangsten en aanlandingen te controleren.


(1)  Voor vaartuigen die per visreis minder dan 24 uur op zee doorbrengen, kunnen, in overeenstemming met de strategie voor risicobeheer, de streefijkpunten met de helft worden verminderd.

(2)  uitgedrukt in % van de visreizen die per jaar in het gebied worden gemaakt door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risico.

(3)  Voor vaartuigen die per aanlanding minder dan 10 ton aanlanden, kunnen, in overeenstemming met de strategie voor risicobeheer, de streefijkpunten met de helft worden verminderd.

(4)  uitgedrukt in % van de hoeveelheden die per jaar worden aangeland door vissersvaartuigen met een hoog of zeer hoog risico.


BIJLAGE III

PERIODIEKE INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA

Formaat voor de mededeling van de informatie die overeenkomstig artikel 12 voor elke in het verslag op te nemen inspectie moet worden verstrekt:

Naam element

Code

Omschrijving en inhoud

Identificatie van de inspectie

II

Tweeletterige ISO-landcode + 9 cijfers, bv. DK201200000

Datum van de inspectie

DA

JJJJ-MM-DD

Soort inspectie of controle

IT

Op zee, aan land, vervoer, document (te preciseren)

Identificatie van elk vissersvaartuig, elk voertuig of elke exploitant

ID

Nummer van het vissersvaartuig in het EU-vlootregister, voertuigidentificatie en/of bedrijfsnaam van de exploitant

Soort vistuig

GE

Vistuigcode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO

Ernstige inbreuk

SI

Y = ja, N = neen

Soort geconstateerde ernstige inbreuk

TS

Vermeld het soort geconstateerde ernstige inbreuk aan de hand van het nummer (linker kolom) in bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011. Ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 90, lid 1, onder a), b) of c), van de controleverordening worden respectievelijk met de cijfers „13”, „14” en „15” geïdentificeerd.

Stand van zaken betreffende de follow-up

FU

Geef de stand van zaken aan: PENDING (hangende), APPEAL (hoger beroep) of CLOSED (afgesloten)

Boete

SF

Boete in EUR, bv. 500

Inbeslagneming

SC

„CATCH/GEAR” (vangst/vistuig) voor fysieke inbeslagneming. Als het om een in beslag genomen bedrag aan vangst of vistuig gaat, dat bedrag in EUR, bv. 10 000

Andere

SO

Bij intrekking van de visvergunning of de vismachtiging, vermeld respectievelijk LI of AU + aantal dagen, bv. AU30

Punten

SP

Aantal toegekende punten, bv. 12

Opmerkingen

RM

Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, moet hier worden toegelicht waarom (vrije tekst).


BIJLAGE IV

INHOUD VAN DE EVALUATIEVERSLAGEN

De evaluatieverslagen moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

I.   Algemene analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

Beschrijving van de door de betrokken lidstaat vastgestelde risico’s en gedetailleerde inhoud van zijn strategie voor risicobeheer, met onder meer een beschrijving van het beoordelings- en herzieningsproces.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal toegezegde inspectiemiddelen en anderzijds het aantal voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma ingezette middelen, met inbegrip van de periode en de gebieden waarin die middelen zijn ingezet.

Vergelijking tussen enerzijds het soort toegepaste controle- en inspectiemiddelen en het aantal uitgevoerde controleactiviteiten en inspecties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens) en anderzijds het aantal geconstateerde ernstige inbreuken en, indien mogelijk, een analyse van de motieven voor het begaan van die inbreuken.

Voor ernstige inbreuken opgelegde sancties (gelieve aan te vullen aan de hand van de overeenkomstig bijlage III meegedeelde gegevens).

Analyse van andere acties (andere dan controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten, bv. opleidings- of voorlichtingssessies) die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en/of andere exploitanten te verbeteren (VOORBEELD: aantal ter verbetering van de selectiviteit van het vistuig ingezette middelen, aantal steekproeven van kabeljauw/jonge exemplaren enz.).

II.   Gedetailleerde analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)

1.

Analyse van de inspectieactiviteiten op zee (waaronder, indien van toepassing, bewaking vanuit de lucht), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde patrouillevaartuigen,

percentage ernstige inbreuken op zee,

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer ernstige inbreuken te constateren,

aandeel van de op vissersvaartuigen met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties op zee dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer ernstige inbreuken te constateren,

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

2.

Analyse van de inspectieactiviteiten aan land (waaronder controles op basis van documenten en inspecties in havens, bij de eerste verkoop of bij overladingen), met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectie-eenheden aan land,

percentage ernstige inbreuken aan land,

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „zeer laag”, een „laag” of een „middelgroot” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer ernstige inbreuken te constateren,

aandeel van de op vissersvaartuigen en/of exploitanten met een „hoog” of een „zeer hoog” risiconiveau verrichte inspecties aan land dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer ernstige inbreuken te constateren,

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

3.

Analyse, indien van toepassing, van in nalevingsniveaus uitgedrukte streefijkpunten, met name:

vergelijking tussen de ingezette en de toegezegde inspectiemiddelen,

percentage ernstige inbreuken en tendens (op basis van een vergelijking met de twee voorgaande jaren),

aandeel van de inspecties op vissersvaartuigen/exploitanten dat het mogelijk heeft gemaakt een of meer ernstige inbreuken te constateren,

soort sancties en hoogte daarvan/evaluatie van het afschrikkingseffect.

4.

Analyse van de overige inspectie- en controleactiviteiten: overladen, bewaking vanuit de lucht, invoer/uitvoer enz., alsook andere acties zoals opleidings- en voorlichtingssessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en andere exploitanten te verbeteren.

III.   Voorstel(len) ter verbetering van de doeltreffendheid van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)


22.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.