ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.162.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
2013/285/EU |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2013/286/EU |
|
|
* |
||
|
|
2013/287/EU |
|
|
* |
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 juni 2013 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU inzake noodmaatregelen met betrekking tot niet-toegelaten genetisch gemodificeerde rijst in rijstproducten van oorsprong uit China ( 1 ) |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 10 juni 2013
betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Raad voor TRIPS van de Wereldhandelsorganisatie ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de overgangsperiode, zoals bedoeld in artikel 66, lid 1 van de TRIPS-overeenkomst, voor leden die behoren tot de minst ontwikkelde landen
(2013/285/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, en artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 5 november 2012 heeft Haïti namens de groep leden die behoren tot de minst ontwikkelde landen een formeel verzoek ingediend tot verlenging van de overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de TRIPS-overeenkomst — Agreement on Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), overeenkomstig artikel 66, lid 1, van die overeenkomst. |
(2) |
De huidige overgangsperiode, zoals overeengekomen in het besluit van de Raad voor TRIPS van 29 november 2005, verstrijkt op 1 juli 2013. |
(3) |
In artikel 66, lid 1, van de TRIPS-overeenkomst is bepaald dat „de Raad voor de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, op naar behoren met redenen omkleed verzoek van een lid dat minst ontwikkeld land is, verlengingen van deze termijn verleent”. |
(4) |
De bevordering en bescherming van intellectuele eigendom is een cruciale factor in het stimuleren van sociaaleconomische groei, zoals in maart 2013 door de ministers werd erkend tijdens de regionale voorbereidende vergadering voor Afrika in Dar es Salaam, voorafgaand aan de jaarlijkse ministeriële toetsingsbijeenkomst van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, die opriep de inspanningen te verdubbelen om het wetgevings- en beleidskader voor met name intellectuele eigendom te ontwikkelen. |
(5) |
Leden die minst ontwikkeld land zijn, hebben op verschillende wijze wat tempo en omvang betreft, vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de TRIPS-overeenkomst. |
(6) |
Technische en financiële bijstand, de doeltreffendheid en degelijke coördinatie daarvan, speelt een belangrijke rol in de tenuitvoerlegging van de TRIPS-overeenkomst. |
(7) |
Door een aantal leden die behoren tot de minst ontwikkelde landen, zijn op het gebied van intellectuele eigendom reeds waardevolle stappen ondernomen, maar feit blijft dat minder ontwikkelde landen bijzondere behoeften en vereisten hebben, en nog steeds met economische, financiële en administratieve beperkingen kampen, hetgeen betekent dat zij behoefte hebben aan flexibiliteit en meer tijd om de TRIPS-overeenkomst ten uitvoer te leggen. |
(8) |
De overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de TRIPS-overeenkomst voor WTO-leden die minst ontwikkeld land zijn, dient dan ook dienovereenkomstig te worden verlengd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Het standpunt dat de Europese Unie binnen de Raad voor TRIPS van de Wereldhandelsorganisatie zal innemen ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de overgangsperiode voor minst ontwikkelde landen, zoals bedoeld in artikel 66, lid 1, van de TRIPS-overeenkomst, is dat van leden die minst ontwikkeld land zijn, niet wordt vereist dat zij de bepalingen van de TRIPS-overeenkomst, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 5, toepassen gedurende een periode die bij consensus door de WTO-leden wordt overeengekomen, of tot de datum waarop zij niet langer minst ontwikkeld land zijn, indien deze datum eerder valt.
2. Tijdens die verlengingsperiode mogen leden die minst ontwikkeld land zijn het bestaande niveau van bescherming van de intellectuele eigendom niet tot onder de door TRIPS vastgestelde normen laten zakken. Dit besluit laat het besluit van 27 juni 2002 van de Raad voor TRIPS tot „Verlenging van de overgangsperiode, zoals bedoeld in artikel 66, lid 1, van de TRIPS-overeenkomst, voor leden die minst ontwikkelde landen zijn, inzake bepaalde verplichtingen met betrekking tot farmaceutische producten”, onverlet.
3. Tijdens die periode van verlenging moet daarenboven passende aandacht worden besteed aan en moet een analyse worden gemaakt van de uiteenlopende niveaus van tenuitvoerlegging van de TRIPS-overeenkomst en de daarbij horende geïdentificeerde noden onder de verschillende minst ontwikkelde landen; en moet eveneens worden nagegaan hoe technische bijstand en programma’s voor capaciteitsopbouw doeltreffender kunnen worden gecoördineerd, gebruikt en geëvalueerd, met prioritaire aandacht voor die gebieden die van het meest directe nut zijn voor het bewerkstelligen van een geleidelijk integratieproces.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 10 juni 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
VERORDENINGEN
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 540/2013 VAN DE COMMISSIE
van 11 juni 2013
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 juni 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Algirdas ŠEMETA
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een schroef vervaardigd van roestvrij staal, met een lengte van circa 2 cm. Op de kop van de schroef bevindt zich een uitsparing voor het aandraaien. De schacht is over een gedeelte voorzien van een gelijkmatig verlopende schroefdraad. De puntige tip heeft een inkeping en is niet gevorkt. Het artikel is bestemd om te worden gebruikt in hout en houten panelen. (1) Zie afbeelding. |
7318 12 10 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7318, 7318 12 en 7318 12 10. Gelet op de eigenschappen ervan (schacht gedeeltelijk voorzien van schroefdraad, inkeping aan het eind van de puntige tip en geen vorkvorm) is dit artikel specifiek ontworpen om door hout te worden geboord. Het artikel wordt daarom aangemerkt als een houtschroef als bedoeld bij onderverdeling 7318 12. Het artikel moet derhalve worden ingedeeld onder GN-code 7318 12 10 als een houtschroef van roestvrij staal. |
(1) De afbeelding is louter ter informatie.
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 541/2013 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MK |
55,8 |
TN |
30,0 |
|
TR |
69,6 |
|
ZZ |
51,8 |
|
0707 00 05 |
EG |
172,5 |
MK |
28,7 |
|
TR |
142,5 |
|
ZZ |
114,6 |
|
0709 93 10 |
TR |
142,7 |
ZZ |
142,7 |
|
0805 50 10 |
AR |
103,9 |
TR |
115,2 |
|
ZA |
114,0 |
|
ZZ |
111,0 |
|
0808 10 80 |
AR |
152,2 |
BR |
108,3 |
|
CL |
127,0 |
|
CN |
96,2 |
|
NZ |
138,5 |
|
US |
161,5 |
|
ZA |
111,2 |
|
ZZ |
127,8 |
|
0809 10 00 |
IL |
342,4 |
TR |
198,3 |
|
ZZ |
270,4 |
|
0809 29 00 |
TR |
408,9 |
US |
752,9 |
|
ZZ |
580,9 |
|
0809 30 |
IL |
214,0 |
MA |
207,9 |
|
TR |
196,9 |
|
ZZ |
206,3 |
|
0809 40 05 |
CL |
118,6 |
IL |
308,9 |
|
ZZ |
213,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/7 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 542/2013 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2013
inzake het minimumdouanerecht voor suiker dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de vierde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 36/2013 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 186 juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 36/2013 van de Commissie (2) is voor het verkoopseizoen 2012/2013 een permanente openbare inschrijving geopend voor de invoer van suiker van de GN-codes 1701 14 10 en 1701 99 10 tegen een verlaagd douanerecht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 36/2013 moet de Commissie, in het licht van de naar aanleiding van een deelinschrijving ontvangen offertes, besluiten al dan niet een minimumdouanerecht per achtcijferige GN-code vast te stellen. |
(3) |
Op basis van de voor de vierde deelinschrijving ontvangen offertes moet een minimumdouanerecht voor suiker van de GN-codes 1701 14 10 en 1701 99 10 worden vastgesteld. |
(4) |
Om de markt snel een signaal te geven en een efficiënt beheer van de maatregel te verzekeren, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(5) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de vierde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 36/2013 geopende openbare inschrijving, waarvan de termijn voor de indiening van offertes is verstreken op 12 juni 2013, wordt voor suiker van de GN-codes 1701 14 10 en 1701 99 10 een minimumdouanerecht vastgesteld zoals is aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 16 van 19.1.2013, blz. 7.
BIJLAGE
Mimimumdouanerecht
EUR/ton) |
|||||
Achtcijferige GN-code |
Mimimumdouanerecht |
||||
1 |
2 |
||||
1701 14 10 |
141,10 |
||||
1701 99 10 |
161,00 |
||||
|
BESLUITEN
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/9 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 17 mei 2013
tot aanwijzing van de Culturele Hoofdstad van Europa voor het jaar 2017 in Denemarken en Cyprus en tot aanwijzing van de Culturele Hoofdstad van Europa voor het jaar 2018 in Malta
(2013/286/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Besluit nr. 1622/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor het tijdvak 2007 tot 2019 (1), en met name artikel 9, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Gezien de verslagen van de jury van september 2012 over de selectieprocedure van de Culturele Hoofdsteden van Europa in Denemarken en Cyprus,
Gezien het verslag van de jury van november 2012 over de selectieprocedure van de Culturele Hoofdstad van Europa in Malta,
Overwegende hetgeen volgt:
Aan de in artikel 4 van Besluit nr. 1622/2006/EG bedoelde criteria is volledig voldaan,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Aarhus en Paphos worden aangewezen als „Culturele Hoofdsteden van Europa 2017” in respectievelijk Denemarken en Cyprus.
Valletta wordt aangewezen als „Culturele hoofdstad van Europa 2018” in Malta.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. QUINN
(1) PB L 304 van 3.11.2006, blz. 1.
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/10 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2013
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU inzake noodmaatregelen met betrekking tot niet-toegelaten genetisch gemodificeerde rijst in rijstproducten van oorsprong uit China
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/287/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU van de Commissie van 22 december 2011 inzake noodmaatregelen met betrekking tot niet-toegelaten genetisch gemodificeerde rijst in rijstproducten van oorsprong uit China en tot intrekking van Beschikking 2008/289/EG (2) voorziet in een herbeoordeling van die noodmaatregelen om na te gaan of zij noodzakelijk blijven en aangepast zijn aan het nagestreefde doel. |
(2) |
Sinds de inwerkingtreding van Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU zijn er door de lidstaten 56 meldingen doorgegeven aan het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002 met betrekking tot niet toegelaten genetisch gemodificeerde rijst in rijstproducten van oorsprong uit China. Daarom dienen de in Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU vervatte noodmaatregelen behouden te blijven om te voorkomen dat genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoerders in de handel worden gebracht die niet gedekt worden door een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (3) verleende vergunning. |
(3) |
Uit de door de lidstaten opgedane ervaring met Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU en de verzamelde informatie van belanghebbenden door de Commissie blijkt het noodzakelijk om enkele in dat besluit vastgestelde voorschriften aan te passen. |
(4) |
Met name is uit de officiële controles die door de lidstaten zijn uitgevoerd gebleken dat andere producten die rijst zouden kunnen bevatten aan het toepassingsgebied van Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU moeten worden toegevoegd. Daarnaast moet het mogelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten om materiële controles op andere producten toe te passen. |
(5) |
Bovendien hebben sommige lidstaten tijdens het herbeoordelingsproces benadrukt dat de in Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU uiteengezette voorschriften wat de vooraanmelding van zendingen betreft niet volledig in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009, ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (4) en, indien van toepassing, Beschikking (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (5). In Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt bepaald dat de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven verplicht zijn om deel I van het gemeenschappelijk document van binnenkomst dat in bijlage II bij die verordening is opgenomen, in te vullen bij de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die onder die verordening vallen. Evenzo wordt in Verordening (EG) nr. 136/2004 bepaald dat het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst dat in bijlage III bij die verordening is opgenomen, moet worden ingevuld bij de invoer van producten die binnen de werkingssfeer van die verordening vallen. Om de doelmatigheid van de officiële controles te verbeteren moeten de in Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU vastgestelde voorschriften inzake de vooraanmelding van zendingen in overeenstemming worden gebracht met die van Verordening (EG) nr. 669/2009 en, indien van toepassing, met die van Verordening (EG) nr. 136/2004. Om misverstanden te voorkomen moet in dat besluit worden toegelicht dat de vooraanmelding van zendingen moet worden gericht aan de bevoegde autoriteiten bij de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst. |
(6) |
Met het oog op representatieve en vergelijkbare resultaten is de bemonsteringswijze van essentieel belang. In bijlage II bij Besluit 2011/884/EU wordt een gemeenschappelijk protocol voor bemonstering en analyse vastgesteld voor de controle op de afwezigheid van genetisch gemodificeerde rijst. Tot nu toe is gebleken dat de meerderheid van de invoer die onder dit besluit valt verwerkte producten zijn. In dergelijke gevallen wordt verwacht dat de aanwezigheid van niet-toegelaten genetisch gemodificeerde rijst homogeen over de partij verdeeld is. Op grond van het bovenstaande blijkt het noodzakelijk om een aanvullende bemonsteringsprotocol toe te voegen die meer geschikt is voor dergelijke producten. |
(7) |
Er moet een nieuwe overgangsperiode worden ingesteld voor de toepassing van de in dit besluit vervatte nieuwe bepalingen, om de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven de tijd te geven om zich aan de nieuwe situatie aan te passen die voortkomt uit dit besluit. |
(8) |
De situatie betreffende de mogelijke verontreiniging van rijstproducten met niet-toegelaten genetisch gemodificeerde rijstlijnen moet regelmatig getoetst worden om te bepalen of de in dit besluit vastgestelde maatregelen nog steeds noodzakelijk zijn en aangepast zijn aan het nagestreefde doel en erop toe te zien dat er rekening wordt gehouden met nieuwe wetenschappelijke en technische ontwikkelingen. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Dit besluit is van toepassing op de in bijlage I genoemde producten van oorsprong of verzonden uit China. 2. De lidstaten kunnen steekproefsgewijze materiële controles uitvoeren in overeenstemming met bijlage II bij dit besluit betreffende andere dan de in lid 1 genoemde levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden uit China, maar die geheel of gedeeltelijk uit rijst bestaan of daarmee zijn geproduceerd, om naleving te waarborgen van artikel 4, lid 3, en artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. 3. Dit besluit is niet van toepassing op zendingen van levensmiddelen en diervoeders als bedoeld in lid 1, die bestemd zijn voor een particulier, uitsluitend voor persoonlijke consumptie of gebruik. Bij twijfel ligt de bewijslast bij de ontvanger van de zending.”. |
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Vooraanmelding 1. Exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers melden voldoende van te voren de fysieke aankomst van de zending, onder opgave van de vermoedelijke datum en tijd alsmede de aard van de zending aan de bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst. De exploitanten geven daarbij ook aan of het om levensmiddelen of diervoeders gaat. 2. Daartoe vullen zij de desbetreffende delen van het gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) zoals bedoeld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 of van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst (GVBD) zoals bepaald in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie (6) in en zenden dat document ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst. 3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de in bijlage I vermelde producten die niet geheel of gedeeltelijk uit rijst bestaan of daarmee zijn geproduceerd, uit rijst bestaan of uit rijst vervaardigd zijn. |
3) |
In artikel 4 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. Elke zending producten als bedoeld in artikel 1 gaat vergezeld van een analyserapport voor elke partij en een gezondheidscertificaat, overeenkomstig de modellen in de bijlagen III en IV en ingevuld, ondertekend en geverifieerd door een gemachtigde vertegenwoordiger van het „Entry Exit Inspection and Quarantine Bureau” van de Volksrepubliek China (AQSIQ). Het analyserapport en het gezondheidscertificaat worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat van invoer, of in een andere taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat formeel wordt aanvaard. 2. Als een in bijlage I genoemd product niet geheel of gedeeltelijk uit rijst bestaat of daarmee is geproduceerd, mag in plaats van het analyserapport en het gezondheidscertificaat een verklaring van de voor de zending verantwoordelijke exploitant worden overgelegd dat het levensmiddel of diervoeder niet geheel of gedeeltelijk uit rijst bestaat of daarmee is geproduceerd. Deze verklaring wordt opgesteld in een officiële taal van de lidstaat van invoer, of in een andere taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat formeel wordt aanvaard.”. |
4) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Officiële controles 1. Elke zending producten als bedoeld in artikel 1 wordt gecontroleerd teneinde te waarborgen dat wordt voldaan aan de in artikel 4 vervatte voorwaarden voor invoer. 2. Indien een andere dan in artikel 4, lid 2, vermelde zending producten niet vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat en analyserapport als bedoeld in artikel 4, wordt de zending naar het land van oorsprong teruggezonden of vernietigd. 3. Indien een zending vergezeld gaat van het gezondheidscertificaat en analyserapport als bedoeld in artikel 4 neemt de bevoegde autoriteit een analysemonster met een frequentie van 100 % overeenkomstig bijlage II om op de aanwezigheid van niet-toegelaten ggo’s te controleren. Als het monster uit meerdere partijen bestaat, wordt elke partij bemonsterd en geanalyseerd. 4. De bevoegde autoriteit kan het verdere vervoer van de zending toestaan in afwachting van de resultaten van de materiële controles. In dat geval blijft de zending onder permanente controle van de bevoegde autoriteiten in afwachting van de resultaten van de materiële controles. 5. Na voltooiing van de in lid 1 tot en met 4 bedoelde controles:
6. Zendingen mogen alleen in het vrije verkeer worden gebracht nadat door bemonstering en analyse overeenkomstig bijlage II is vastgesteld dat alle partijen van die zending in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie. Deze eis geldt ook voor zendingen die in overeenstemming met artikel 1, lid 2 gecontroleerd zijn.”. |
5) |
Artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Overgangsbepaling Tot en met 5 augustus 2013 staan de lidstaten de invoer toe van de in artikel 1, lid 1, bedoelde van zendingen van producten met uitzondering van de in bijlage I genoemde producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 1905 90 60, 1905 90 90 en 2103 90 90, die de Unie fysiek zijn binnengekomen voor 4 juli 2013, zelfs als het GBD niet ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending aan de bevoegde autoriteit is gezonden als voorgeschreven in artikel 3, lid 2, mits aan de andere in artikel 3 vervatte voorschriften is voldaan. Tot en met 5 oktober 2013 staan de lidstaten de invoer toe van zendingen van de in bijlage I genoemde producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 1905 90 60, 1905 90 90 en 2103 90 90, die niet aan de in artikel 3 en 4 vervatte voorwaarden voldoen, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit de bemonstering en analyse overeenkomstig artikel 5, lid 3, heeft uitgevoerd.”. |
6) |
De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I en II bij dit besluit. |
Artikel 2
Artikel 10 wordt vervangen door:
„Artikel 10
Herbeoordeling van de maatregelen
De in dit besluit vervatte maatregelen worden regelmatig getoetst om, zo nodig, rekening te houden met de nieuwe ontwikkelingen betreffende de aanwezigheid van niet-toegelaten ggo’s in producten van oorsprong of verzonden uit China, of betreffende de wetenschappelijke en technische vooruitgang in de in dit besluit vervatte methoden voor bemonstering en analyse.”.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(2) PB L 343 van 23.12.2011, blz. 140.
(3) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(4) PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.
(5) PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.
(6) PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.”.
BIJLAGE I
Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU wordt vervangen door:
„BIJLAGE I
LIJST VAN PRODUCTEN
Producten |
GN-code |
Padie |
1006 10 |
Gedopte rijst |
1006 20 |
Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd |
1006 30 |
Breukrijst |
1006 40 00 |
Rijstmeel |
1102 90 50 |
Gries en griesmeel, van rijst |
1103 19 50 |
Pellets van rijst |
1103 20 50 |
Granen van rijst, in vlokken |
1104 19 91 |
Granen, geplet of in vlokken (andere dan granen van haver, tarwe, rogge, mais en gerst, en rijst in vlokken) |
1104 19 99 |
Rijstzetmeel |
1108 19 10 |
Bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein |
1901 10 00 |
Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid, waarin ei is verwerkt |
1902 11 00 |
Deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid, waarin geen ei is verwerkt |
1902 19 |
Gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid) |
1902 20 |
Andere deegwaren (andere dan deegwaren, niet gekookt, noch gevuld of op andere wijze bereid, en andere dan gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid)) |
1902 30 |
Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren, op basis van rijst |
1904 10 30 |
Bereidingen van de soort „Müsli”, op basis van niet-geroosterde graanvlokken |
1904 20 10 |
Bereidingen voor menselijke consumptie verkregen uit ongeroosterde graanvlokken of uit mengsels van ongeroosterde graanvlokken en geroosterde graanvlokken of gepofte granen, op basis van rijst (andere dan bereidingen van de soort „Müsli”, op basis van niet-geroosterde graanvlokken) |
1904 20 95 |
Rijst, voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen (met uitzondering van meel, gries en griesmeel, bereidingen voor menselijke consumptie verkregen door poffen of door roosteren of uit ongeroosterde graanvlokken of uit mengsels van ongeroosterde graanvlokken en geroosterde graanvlokken of gepofte granen) |
1904 90 10 |
Rijstpapier |
ex 1905 90 20 |
Koekjes en biscuits |
1905 90 45 |
Geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd |
1905 90 55 |
Geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, gezoet (bv. vruchtentaarten, krenten- en rozijnenbrood, pannetone, schuimpjes, kerststollen, croissants en andere bakkerswaren) |
1905 90 60 |
Geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, niet gezoet, noch gezouten of gearomatiseerd (bv. Pizza’s, quiches en andere ongezoete bakkerswaren) |
1905 90 90 |
Sausen en preparaten voor sausen, samengestelde kruiderijen en dergelijke producten |
2103 90 90 |
Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van rijst met een zetmeelgehalte van niet meer dan 35 gewichtspercenten, ook indien in pellets |
2302 40 02 |
Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van rijst, andere dan met een zetmeelgehalte van niet meer dan 35 gewichtspercenten, ook indien in pellets |
2302 40 08” |
BIJLAGE II
Bijlage II bij Uitvoeringsbesluit 2011/884/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 2.2 worden de woorden „CEN/ISO 15568” vervangen door „CEN/TS 15568:2007”. |
2) |
In punt 3 wordt de tweede alinea vervangen door: „In het geval van korrelmonsters neemt het controlelaboratorium van het gehomogeniseerde laboratoriummonster vier analysemonsters van 240 g (overeenkomend met 10 000 rijstkorrels). De vier analysemonsters worden fijngemalen en afzonderlijk geanalyseerd. Bij elk analysemonster worden twee extracties uitgevoerd. Voor elke extractie wordt een PCR-test op elk genetisch gemodificeerd element uitgevoerd overeenkomstig de in punt 4 genoemde screeningsmethoden. Voor verwerkte producten zoals bloem, deegwaren of zetmeel wordt er een analysemonster van 125 g bereid uit het gehomogeniseerde laboratoriummonster. Dit analysemonster wordt vermalen en bij dit monster worden twee extracties uitgevoerd waarvan voor elke extractie een PCR-test op elk genetisch gemodificeerd element wordt uitgevoerd overeenkomstig de in punt 4 genoemde screeningsmethoden. De zending wordt als niet-conform aangemerkt als in ten minste één analysemonster van de zending ten minste één genetisch gemodificeerd element aangetoond wordt overeenkomstig de richtsnoeren van het rapport van het communautair referentielaboratorium van de Europese Unie voor ggo’s (EURL voor ggo’s).”. |
3) |
In punt 5 worden de woorden „het EU-RL-GMFF” vervangen door „het EURL voor ggo’s”. |
Rectificaties
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/15 |
Rectificatie van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG
( Publicatieblad van de Europese Unie L 64 van 11 maart 2011 )
Bladzijde 6, artikel 8, lid 1, onder a):
in plaats van:
„a) |
arbeidsinkomen;”, |
te lezen:
„a) |
inkomen uit een dienstbetrekking;”. |
Bladzijde 6, artikel 8, lid 1, onder b):
in plaats van:
„b) |
directiehonoraria;” |
te lezen:
„b) |
tantièmes en presentiegelden;”. |
Bladzijde 9, artikel 16, lid 1, eerste alinea:
in plaats van:
„1. De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.”,
te lezen:
„1. De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de toepassing en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.”.
Bladzijde 9, artikel 16, lid 1, tweede alinea:
in plaats van:
„De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vaststelling en invordering van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen (1), en voor de vaststelling en invordering van verplichte socialezekerheidsbijdragen.”,
te lezen:
„De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vestiging en executie van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen (1), en voor de vestiging en executie van verplichte socialezekerheidsbijdragen.”.
14.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 162/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER
Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.
Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.