ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.155.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 155

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
7 juni 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2013/267/EU

 

*

Besluit van de Raad van 13 mei 2013 betreffende het namens de Europese Unie tijdens de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) in te nemen standpunt ten aanzien van de wijzigingen aan de keuringsregeling scheepvaart (CAS), en het tijdens de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) in te nemen standpunt ten aanzien van de wijzigingen aan de Internationale Veiligheidsmanagementcode alsook de wijzigingen aan hoofdstuk III van het SOLAS-verdrag en aan de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen van 1994 en 2000 met betrekking tot het binnengaan van afgesloten ruimten en reddingsoefeningen

1

 

 

2013/268/EU

 

*

Besluit van de Raad van 13 mei 2013 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

3

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 520/2013 van de Commissie van 6 juni 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

7

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2013/269/GBVB van de Raad van 27 mei 2013 waarbij de lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen

9

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

betreffende het namens de Europese Unie tijdens de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) in te nemen standpunt ten aanzien van de wijzigingen aan de keuringsregeling scheepvaart (CAS), en het tijdens de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) in te nemen standpunt ten aanzien van de wijzigingen aan de Internationale Veiligheidsmanagementcode alsook de wijzigingen aan hoofdstuk III van het SOLAS-verdrag en aan de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen van 1994 en 2000 met betrekking tot het binnengaan van afgesloten ruimten en reddingsoefeningen

(2013/267/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het optreden van de Unie in de sector van het maritieme vervoer moet zijn gericht op de verbetering van de maritieme veiligheid.

(2)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) heeft tijdens haar 64e zitting in oktober 2012 een aantal wijzigingen goedgekeurd aan de keuringsregeling scheepvaart (Resolutie MEPC.94(46)), die voortvloeien uit de vaststelling van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma tijdens inspecties van bulkvervoerders en olietankschepen van 2011. Die wijzigingen zullen allicht worden vastgesteld tijdens de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) die wordt gehouden van 13 tot 17 mei 2013.

(3)

De Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) van de IMO heeft tijdens haar 91e zitting een aantal wijzigingen goedgekeurd aan de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) alsook wijzigingen aan hoofdstuk III van het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), aan de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen van 1994 en 2000 en aan de Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde schepen. Die wijzigingen zullen allicht worden vastgesteld tijdens de 92e zitting van de MSC die wordt gehouden in juni 2013.

(4)

Door de wijzigingen aan de keuringsregeling scheepvaart (CAS) voor enkelwandige olietankschepen wordt deze regeling gewijzigd zodat zij verwijst naar het meest recente (2011) uitgebreide inspectieprogramma tijdens inspecties van bulkvervoerders en olietankschepen of uitgebreide inspectieprogramma (Enhanced Survey Programme, ESP). Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (1) regelen de toepassing van de keuringsregeling scheepvaart.

(5)

De wijzigingen aan de ISM-code zullen specifieke verduidelijkingen van die code invoeren wat betreft de passende bemanning en de verantwoordelijkheid voor ISM-gerelateerde gedelegeerde taken, evenals het invoegen van de relevante voetnoten. De ISM-code wordt niet alleen weergegeven in een bijlage bij Verordening (EG) nr. 336/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode in de Gemeenschap (2), maar wordt in die verordening ook gedefinieerd als „in bijgewerkte versie”. Verordening (EG) nr. 336/2006 vereist dat schepen die onder de verordening vallen, aan de eisen van deel A van de ISM-code voldoen. De wijzigingen aan te nemen tijdens de 92e vergadering van de MSC zullen derhalve voor die verordening een direct rechtsgevolg hebben.

(6)

De wijzigingen van hoofdstuk III van het SOLAS-verdrag inzake de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen 1994 en 2000 alsook van de Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde schepen (DSC-code), zullen in voorschrift 19 van hoofdstuk III van het SOLAS-verdrag, in hoofdstuk 18 van de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen 1994 en 2000, en in hoofdstuk 17 van de Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde schepen, een reddingsopleidingverplichting invoeren voor die bemanningsleden met verantwoordelijkheden voor activiteiten in afgesloten ruimten. Bij Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (3) worden de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen van 1994 en 2000 specifiek toegepast op hogesnelheidspassagiersvaartuigen die worden gebruikt voor binnenlandse reizen. Met betrekking tot oudere schepen waarop die Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen niet van toepassing zijn, bepaalt die richtlijn dat de vroegere Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde schepen van toepassing is.

(7)

De bovengenoemde, tijdens de 65e vergadering van de MEPC en de 92e vergadering van de MSC vast te stellen wijzigingen kunnen worden beschouwd als positieve ontwikkelingen en dienen derhalve te worden gesteund door de Unie.

(8)

De Unie is noch lid van de IMO, noch een overeenkomstsluitende partij bij de betrokken overeenkomsten en codes. Daarom is het noodzakelijk dat de Raad de lidstaten de machtiging geeft om het standpunt van de Unie in de MEPC en de MSC uit te dragen en te verklaren dat zij ermee instemmen door de genoemde wijzigingen gebonden te zijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt van de Unie tijdens de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de wijzigingen aan de keuringsregeling scheepvaart (Resolutie MEPC.94(46)) zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 64e zitting, en vastgesteld in de bijlagen 13 en 16 bij het IMO-document MEPC 64/23/Add.1.

2.   Het standpunt van de Unie tijdens de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de aanneming van de wijzigingen aan de ISM-code en de daarmee verband houdende richtlijnen en met de invoering van een nieuwe opleidingsverplichting in verband met reddingen in afgesloten ruimten in voorschrift 19 van hoofdstuk III van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), in hoofdstuk 18 van de Internationale codes voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen van 1994 en 2000, en in hoofdstuk 17 van de Code voor de veiligheid van dynamisch ondersteunde schepen (DSC-code) als goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en zoals vastgesteld in de bijlagen 22, 30 en 31 bij IMO-document MSC 91/22/Add.2, respectievelijk in bijlage 4 bij IMO-document MSC 92/3/1.

3.   Het standpunt van de Unie als omschreven in de leden 1 en 2 wordt verwoord door de lidstaten die lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

4.   Formele en geringe veranderingen in dit standpunt kunnen worden overeengekomen zonder dat het standpunt moet worden gewijzigd.

Artikel 2

De lidstaten worden hierbij gemachtigd om te verklaren dat zij in het belang van de Unie ermee instemmen om door de in artikel 1, leden 1 en 2, genoemde wijzigingen gebonden te zijn.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

S. COVENEY


(1)   PB L 172 van 30.6.2012, blz. 3.

(2)   PB L 64 van 4.3.2006, blz. 1.

(3)   PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1.


7.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

(2013/268/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) tijdens haar 64e zitting in oktober 2012, en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) tijdens haar 91e zitting in november 2012, hebben de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten („III-code”) goedgekeurd. Op haar 28e algemene vergadering in december 2013, zal de IMO die code allicht vaststellen.

(2)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) keurden ook, respectievelijk op de 64e zitting en op de 91e zitting, de IMO-code voor erkende organisaties („EO-code”) goed. De MEPC zal die code allicht vaststellen op haar 65e zitting in mei 2013 en de MSC op haar 92e zitting in juni 2013.

(3)

De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen goedgekeurd van de volgende verdragen: het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966 („Verdrag uitwatering schepen”); het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972; het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969. De wijzigingen zijn erop gericht de III-code en een bijhorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Tijdens de 28e Algemene Vergadering van de IMO staan de behandeling en vaststelling hiervan op de agenda.

(4)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu heeft tijdens haar 64e zitting wijzigingen goedgekeurd van de protocollen van 1978 en 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (het „Marpol-verdrag”) met het doel de III-code en een bijhorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Naar verwachting zal de commissie die wijzigingen op haar 66e zitting in 2014, vaststellen.

(5)

De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 (het „SOLAS-verdrag”) en het protocol van 1988 bij het Solas-verdrag, alsmede van het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, met het doel de III-code en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen. Naar verwachting zal de commissie tijdens haar 92e zitting in juni 2013 met hetzelfde oogmerk haar goedkeuring verlenen aan een aantal wijzigingen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (het „STCW-Verdrag”). Naar verwachting zal de commissie die wijzigingen van het Solas-verdrag en het STCW-verdrag in haar 93e zitting in 2014 vaststellen.

(6)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu heeft tijdens haar 64e zitting wijzigingen van het protocol van 1978 met betrekking tot het Marpol-verdrag om de EO-code verplicht te stellen, goedgekeurd. De commissie zal die wijzigingen allicht in haar 65e zitting vaststellen.

(7)

De Maritieme Veiligheidscommissie heeft tijdens haar 91e zitting wijzigingen van het SOLAS-verdrag en van het protocol van 1988 bij het Verdrag uitwatering schepen om de EO-code verplicht te stellen, goedgekeurd. De commissie zal die wijzigingen allicht in haar 92e zitting vaststellen.

(8)

Zodra de wijzigingen van die verdragen en protocollen, zijn vastgesteld, zal de secretaris-generaal van de IMO deze voorleggen aan de desbetreffende verdragsluitende partijen. De partijen moeten dan, naargelang van de desbetreffende bepalingen van de verdragen of protocollen, impliciet of expliciet te kennen geven met die wijzigingen in te stemmen.

(9)

Geen van de verdragen of protocollen, bevat clausules die uitsluiten dat er bij de wijzigingen voorbehouden worden gemaakt.

(10)

De ontwerpversie van de III-code vervangt Resolutie A.1054(27) van de IMO-vergadering, die de bestaande code voor de tenuitvoerlegging van verplichte IMO-instrumenten omvat en die op haar beurt, na diverse wijzigingen, Resolutie A.847(20) van de IMO-algemene vergadering verving, die de lidstaten ten aanzien van hun verantwoordelijkheden als vlaggenstaten moeten toepassen krachtens Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (1).

(11)

De kwestie van de EO-code wordt, ofwel rechtstreeks ofwel door te verwijzen naar diverse resoluties van de IMO, grondig gereguleerd bij Richtlijn 2009/15/EG en bij Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (2).

(12)

Richtlijn 2009/15/EG bepaalt tevens dat, na de aanneming van nieuwe instrumenten of protocollen bij de internationale verdragen daarin bedoeld, de Raad, op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de parlementaire procedures van de lidstaten en met de desbetreffende IMO-procedures, beslist over de gedetailleerde wijze van bekrachtiging van deze nieuwe instrumenten of protocollen, waarbij wordt toegezien op de eenvormige en gelijktijdige toepassing ervan in de lidstaten. Volgens de definitie van de term „internationale verdragen” zoals bepaald in Richtlijn 2009/15/EG en in Verordening (EG) nr. 391/2009 vallen hieronder het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS), het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL) en het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, samen met de bij deze verdragen horende protocollen en wijzigingen, alsmede de verwante, verplicht toe te passen codes in de versie die van kracht is.

(13)

De verplichtingen waaraan de vlaggenstaten overeenkomstig het STCW-verdrag moeten voldoen, vallen tevens onder Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (3).

(14)

Op sommige gebieden zijn er mogelijke verschillen vastgesteld tussen enerzijds, de III-code en de EO-code en rechtshandelingen van de Unie, anderzijds. De overeenstemming tussen het recht van de Unie en de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit de toepassing van de III-code en de EO-code overeenkomstig het STCW-verdrag, het Solas-verdrag, het MARPOL-verdrag en het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, hun protocollen en andere verdragen en protocollen, die de III-code en de EO-code verplicht stellen voor de verdragsluitende partijen, moet verzekerd worden.

(15)

Bij Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen (4), is een aantal verplichtingen vastgesteld waaraan de lidstaten in hun hoedanigheid van vlaggenstaat moeten voldoen. Hieronder valt met name de verplichting voor de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen teneinde hun instanties minstens om de zeven jaar aan een IMO-audit te onderwerpen. De desbetreffende verplichting vervalt echter ten laatste op 17 juni 2017 of op een eerdere datum, als vastgesteld door de Commissie, indien een verplicht auditprogramma van de IMO-lidstaten in werking is getreden.

(16)

Met uitzondering van de gebieden waarop er verschillen zijn met het recht van de Unie, dienen de twee ontwerpcodes in hun geheel te worden beschouwd als een positieve ontwikkeling, aangezien zij de vaststelling van strenge internationale normen voor de activiteiten van vlaggenstaten en erkende organisaties omvatten. Om deze redenen wordt de ontwikkeling van een code voor IMO erkende organisaties expliciet genoemd in overweging 4 van Verordening (EG) nr. 391/2009. De Unie dient daarom de vaststelling van beide codes als verplichte instrumenten van de IMO te steunen.

(17)

De Unie is geen lid van de IMO en geen verdragsluitende partij bij de betrokken verdragen en protocollen. De Raad moet daarom de lidstaten machtigen om er in het belang van de Unie mee in te stemmen, te worden gebonden door de wijzigingen van die verdragen en protocollen, waardoor de III-code en de EO-code alsmede een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht worden gesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt van de Unie op de 28e Algemene Vergadering van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en zoals vastgelegd in bijlage 16 bij IMO-document MSC 91/22.

2.   Het standpunt van de Unie op de 28e Algemene Vergadering van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

a)

wijzigingen van voorschrift 3 van hoofdstuk 1 van bijlage I en de invoeging van een nieuwe bijlage IV bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 10 bij IMO-document MSC 91/22;

b)

wijzigingen van voorschrift 2 van bijlage I en de invoeging van een nieuwe bijlage III bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 12 bij IMO-document MSC 91/22;

c)

wijzigingen van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, door invoeging van een nieuw deel F om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 11 bij IMO-document MSC 91/22.

Artikel 2

1.   Het standpunt van de Unie op de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de IMO-code voor erkende organisaties, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 64e zitting en door de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 19 bij IMO-document MSC 91/22.

2.   Het standpunt van de Unie op de 65e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 6 van bijlage I en voorschrift 8 van bijlage II bij het protocol van 1978 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 23 bij IMO-document MEPC 64/23.

3.   Het standpunt van de Unie op de 66e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage I; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 10 in bijlage I; de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage II; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 9 in bijlage II; de invoeging van de nieuwe hoofdstukken 1 en 2 in bijlage III; de wijzigingen van voorschrift 1 van bijlage IV; de invoeging van een nieuw hoofdstuk 6 in bijlage IV; de invoeging van de nieuwe hoofdstukken 1 en 2 in bijlage V; de wijzigingen van voorschrift 2 van bijlage VI; en de invoeging van een nieuw hoofdstuk 5 in bijlage VI bij de protocollen van 1978 en 1997 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, met het doel de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 20 bij IMO-document MEPC 64/23.

Artikel 3

1.   Het standpunt van de Unie op de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de ontwerpversie van de IMO-code voor erkende organisaties, zoals goedgekeurd door deze commissie tijdens haar 91e zitting en door die Commissie tijdens haar 64e zitting en vastgelegd in bijlage 19 bij IMO-document MSC 91/22.

2.   Het standpunt van de Unie op de 92e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

a)

wijzigingen voorschrift 1 van hoofdstuk XI-1 van het Internationaal Verdrag inzake de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd (SOLAS 1974), met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 20 bij IMO-document MSC 91/22;

b)

wijzigingen van voorschrift 2-1 van hoofdstuk 1 van bijlage I bij het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966, met het doel de IMO-code voor erkende organisaties verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie van de IMO tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 21 bij IMO-document MSC 91/22.

3.   Het standpunt van de Unie op de 93e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met het volgende:

a)

wijzigingen van het Internationaal Verdrag inzake de veiligheid van mensenlevens op zee, 1974, zoals gewijzigd (SOLAS 1974) door invoeging van een nieuw hoofdstuk XIII, met het doel de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 17 bij IMO-document MSC 91/22;

b)

wijzigingen van voorschrift 3 van hoofdstuk 1 van bijlage I, en invoeging van een nieuwe bijlage IV bij bijlage B bij het protocol van 1988 bij het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen, 1966 om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen, zoals goedgekeurd door die commissie tijdens haar 91e zitting en vastgelegd in bijlage 18 bij IMO-document MSC 91/22.

4.   Het standpunt van de Unie op de 92e en 93e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de goedkeuring en daaropvolgende vaststelling van geschikte wijzigingen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978, om de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten en een bijbehorend auditprogramma voor vlaggenstaten verplicht te stellen.

Artikel 4

1.   Het standpunt van de Unie zoals vastgesteld in de artikelen 1, 2 en 3 wordt verwoord door de lidstaten die lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, onder voorbehoud van de verklaring in de bijlage.

2.   Formele en geringe wijzigingen van het in de artikelen 1, 2 en 3 vastgestelde standpunt van de Unie kunnen worden overeengekomen zonder dat het standpunt moet worden gewijzigd.

Artikel 5

De lidstaten worden hierbij gemachtigd om er in het belang van de Unie en onder voorbehoud van de verklaring in de bijlage, mee in te stemmen gebonden te zijn door de in artikel 1, lid 2, artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 3, leden 2, 3 en 4 genoemde wijzigingen.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

S. COVENEY


(1)   PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47.

(2)   PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.

(3)   PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.

(4)   PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132.


BIJLAGE

Verklaring van [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen]

[naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] is van mening dat de [naam van de desbetreffende code invullen] een reeks minimumvereisten omvat die de staten naar behoefte kunnen uitwerken en verbeteren ter verhoging van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu.

Meer bepaald met betrekking tot de [naam van de desbetreffende code invullen] geeft [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] te kennen dat geen enkele bepaling van deze code zodanig wordt uitgelegd dat de naleving van zijn verplichtingen overeenkomstig het recht van de Europese Unie wordt gehinderd of beperkt voor wat betreft:

de definitie van „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”;

het toepassingsgebied van de verplichtingen en criteria waaraan erkende organisaties moeten voldoen;

de plichten van de Europese Commissie betreffende het erkennen en beoordelen van erkende organisaties, alsmede, indien van toepassing, het opleggen van corrigerende maatregelen of sancties aan erkende organisaties.

In geval van een audit door de IMO, zal [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] verklaren dat alleen de naleving van de bepalingen van de relevante internationale verdragen die [naam van de verdragsluitende lidstaat invullen] heeft aanvaard, waarbij rekening dient te worden gehouden met deze verklaring, zijn gecontroleerd.


VERORDENINGEN

7.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 520/2013 VAN DE COMMISSIE

van 6 juni 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juni 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

41,5

MA

51,3

MK

65,0

TN

27,9

TR

62,1

ZZ

49,6

0707 00 05

AL

36,9

MK

34,4

TR

163,2

ZZ

78,2

0709 93 10

TR

145,6

ZZ

145,6

0805 50 10

AR

100,7

TR

95,7

ZA

109,5

ZZ

102,0

0808 10 80

AR

166,8

BR

108,4

CL

125,9

CN

71,8

NZ

134,1

US

209,8

ZA

120,3

ZZ

133,9

0809 10 00

IL

325,6

TR

183,3

ZZ

254,5

0809 29 00

IL

750,0

TR

459,9

US

811,3

ZZ

673,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

7.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/9


BESLUIT 2013/269/GBVB VAN DE RAAD

van 27 mei 2013

waarbij de lidstaten worden gemachtigd, in het belang van de Europese Unie, het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 207, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft de Commissie op 11 maart 2013 gemachtigd om in het kader van de Verenigde Naties te onderhandelen over het Wapenhandelsverdrag wat betreft de aangelegenheden waarover de Unie exclusieve bevoegdheid heeft.

(2)

Op 2 april 2013 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de tekst van het Wapenhandelsverdrag vastgesteld. De Algemene Vergadering heeft ook de secretaris-generaal, als depositaris van het Verdrag, verzocht het Verdrag op 3 juni 2013 open te stellen voor ondertekening en heeft alle staten opgeroepen te overwegen het te ondertekenen en, vervolgens, conform hun respectieve grondwettelijke procedures, zo spoedig mogelijk partij te worden bij het Verdrag.

(3)

Doelstelling van het Verdrag is de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale standaarden vast te stellen om de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren of de reglementering van die handel te verbeteren, de illegale handel in conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen en het oneigenlijk gebruik van die wapens te voorkomen. De lidstaten zijn tevreden met het resultaat van de onderhandelingen en hebben hun bereidheid uitgedrukt om het Verdrag zeer spoedig te ondertekenen.

(4)

Een aantal van de Verdragsbepalingen heeft betrekking op aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen omdat zij tot het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid behoren of van invloed zijn op de voorschriften van de interne markt inzake de doorvoer van conventionele wapens en explosieven.

(5)

De Europese Unie kan het Verdrag niet ondertekenen, omdat alleen staten partij bij het Verdrag kunnen zijn.

(6)

Krachtens artikel 2, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met betrekking tot die aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, dient de Raad de lidstaten daarom te machtigen het Verdrag te ondertekenen in het belang van de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met betrekking tot aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, worden de lidstaten gemachtigd het Wapenhandelsverdrag te ondertekenen in het belang van de Unie.

Artikel 2

De lidstaten worden aangespoord om het Wapenhandelsverdrag op de officiële ceremonie in New York op 3 juni 2013, of op de eerst mogelijke datum te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


7.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.