ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.140.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 140

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
27 mei 2013


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

1

 

*

Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone

11

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

27.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 140/1


VERORDENING (EU) Nr. 472/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD

van 21 mei 2013

betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ongekende mondiale crisis die de wereld sinds 2007 in haar greep houdt, heeft de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en heeft aanleiding gegeven tot een sterke verslechtering van het overheidstekort en de schuldpositie van de lidstaten, waardoor een aantal onder hen een beroep heeft gedaan op financiële bijstand binnen en buiten het kader van de Unie.

(2)

Artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en ook een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

(3)

Volledige consistentie tussen het in het VWEU vastgelegde multilaterale toezichtkader van de Unie en de mogelijke, aan financiële bijstand verbonden beleidsvoorwaarden dienen in het Unierecht te worden verankerd. De economische en financiële integratie van alle lidstaten, en in het bijzonder de lidstaten die de euro als munt hebben, vereist een versterkt toezicht om besmetting te voorkomen van een lidstaat die moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit ondervindt of dreigt te ondervinden, naar de rest van de eurozone en, breder genomen, de Unie als geheel.

(4)

De intensiteit van economische en budgettaire toezicht moet in verhouding staan tot, en evenredig zijn met, de ernst van de ondervonden financiële moeilijkheden en moet naar behoren zijn afgestemd op de aard van de ontvangen financiële bijstand, die kan variëren van louter anticiperende steun op basis van vooraf vastgestelde voorwaarden tot een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma waaraan strikte beleidsvoorwaarden zijn verbonden. Elk macro-economisch aanpassingsprogramma moet rekening houden met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

(5)

Een lidstaat die de euro als munt heeft, dient aan verscherpt toezicht krachtens deze verordening te worden onderworpen, wanneer deze ernstige financiële problemen ondervindt of dreigt te ondervinden, met als doel te zorgen voor een spoedige terugkeer naar een normale situatie en om de andere lidstaten van de eurozone tegen mogelijk ongunstige overloopeffecten te beschermen. Dergelijk verscherpt toezicht dient evenredig te zijn aan de ernst van de problemen en moet dienovereenkomstig worden aangepast. Het dient ruimere toegang te behelzen tot de informatie die nodig is voor een nauwlettende bewaking van de economische, budgettaire en financiële situatie, en een regelmatige rapportage aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement en aan het Economisch en Financieel Comité (EFC) of aan een subcomité dat het EFC daartoe kan aanwijzen. Dezelfde toezichtregelingen dienen te gelden voor lidstaten die verzoeken om anticiperende bijstand van één of meer andere lidstaten of derde landen, van het Europees financieel stabiliteitsmechanisme (European Financial Stabilisation Mechanism — EFSM), van het Europees Stabiliteitsmechanisme (European Stability Mechanism — ESM), van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (European Financial Stability Facility — EFSF) of van andere internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

(6)

Een onder verscherpt toezicht gestelde lidstaat moet ook maatregelen treffen die gericht zijn op het aanpakken van de bronnen of mogelijke bronnen van zijn moeilijkheden. Voor dit doel moeten alle aanbevelingen die in de loop van een buitensporigtekortprocedure of van een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden tot die lidstaat gericht zijn, in acht worden genomen.

(7)

Economisch en budgettair toezicht dient in sterke mate te worden versterkt voor lidstaten die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma. Wegens het alomvattende karakter van een dergelijk programma dienen de overige economische en budgettaire toezichtprocessen tijdens de duur van het macro-economisch aanpassingsprogramma te worden opgeschort of, in voorkomend geval, te worden gestroomlijnd om consistentie van het toezicht op het economische beleid zeker te stellen en om overlapping van rapportageverplichtingen te vermijden. Bij de uitwerking van het macro-economisch aanpassingsprogramma moeten evenwel alle aanbevelingen die in de loop van een buitensporigtekortprocedure of een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden aan de lidstaat gericht zijn, in acht worden genomen.

(8)

De door belastingfraude en -ontduiking gestelde uitdaging is aanzienlijk groter geworden. Mondialisering van de economie, technologische ontwikkelingen, de internationalisering van fraude en de daaruit voortvloeiende onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten tonen de beperkingen aan van een louter nationale aanpak en maken gezamenlijk optreden des te meer noodzakelijk.

(9)

De problemen die zich door belastingfraude en -ontduiking voordoen in de lidstaten die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden aangepakt door de verbetering van de belastinginning in deze lidstaten en door de verbetering van de samenwerking tussen de belastingdiensten in de Unie en in derde landen.

(10)

Er dienen regels te worden vastgelegd om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen en om meer transparantie en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen. Het parlement van een lidstaat die is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma of aan versterkt toezicht, dient op de hoogte gehouden te worden in overeenstemming met nationale voorschriften en gebruiken.

(11)

Lidstaten dienen de sociale partners en de organisaties uit het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, controle en evaluatie van de financiële bijstandsprogramma's, in overeenstemming met nationale voorschriften en praktijken.

(12)

Alvorens een besluit van de Raad met betrekking tot een macro-economisch aanpassingsprogramma uit hoofde van deze verordening wordt vastgesteld, moeten de desbetreffende organen van het ESM en van de EFSF de gelegenheid krijgen tot het bespreken van de resultaten van de onderhandelingen tussen de Commissie — handelend namens het ESM of de EFSF in samenspraak met de Europese Centrale Bank (ECB) en in voorkomend geval met het IMF — en de ontvangende lidstaat over de mogelijke, aan financiële bijstand aan die lidstaat te verbinden beleidsvoorwaarden. De memoranda van overeenstemming met de nadere voorwaarden waaronder de financiële bijstand wordt verleend, moeten worden vastgesteld in overeenstemming met het verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme en de kaderovereenkomst over de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit.

(13)

Tenzij anders bepaald, omvatten verwijzingen naar financiële bijstand in deze verordening ook anticiperende financiële steun en leningen voor herkapitalisatie van financiële instellingen.

(14)

Het besluit van de Commissie om een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen in de zin van deze verordening moet worden genomen in nauwe samenwerking met: het EFC; de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3); de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), gezamenlijk genoemd „de Europese toezichthoudende autoriteiten” (ETA's) en het Europees Comité voor systeemrisico (European System Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (6). De Commissie dient ook samen te werken met het EFC bij de beslissing over eventuele verlenging van het verscherpte toezicht.

(15)

Op grond van een gemotiveerd verzoek van de desbetreffende lidstaat of, in voorkomend geval, op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden, heeft de Commissie de mogelijkheid om een vermindering of een annulering aan te bevelen van elk bestaand rentedragend deposito, elk bestaand niet-rentedragend deposito of elke bestaande boete door de Raad opgelegd in het kader van het preventieve of corrigerende deel van het Stabiliteits- en groeipact.

(16)

Toegang tot informatie aangaande het voorbereidende werk verricht voor de vaststelling van een aanbeveling op grond van deze verordening, dient onderworpen te zijn aan Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (7).

(17)

Indien op grond van deze verordening wordt besloten dat een lidstaat niet voldoet aan de in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma opgenomen eisen, en de ontwikkelingen en analyses duidelijk de noodzaak aantonen van een mechanisme voor het verzekeren van de naleving van verplichtingen jegens crediteuren en van de stabilisering van de economische en financiële situatie, wordt de Commissie verzocht om voorstellen voor een dergelijk mechanisme te doen.

(18)

Aan de Raad moeten worden toegekend: de bevoegdheid tot het vaststellen van aanbevelingen inzake het treffen van anticiperende corrigerende maatregelen en inzake de voorbereiding van een macro-economisch aanpassingsprogramma; de bevoegdheid tot goedkeuring van macro-economische aanpassingsprogramma's; de bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake de belangrijkste beleidsvereisten die het ESM of de EFSF in de voorwaarden willen opnemen voor anticiperende financiële bijstand of leningen voor herkapitalisatie van financiële instellingen of in enig nieuw financieel instrument dat in het kader van het ESM wordt overeengekomen; en de bevoegdheid tot het aanbevelen van het treffen van corrigerende maatregelen jegens lidstaten die onder post-programmatoezicht staan. Deze bevoegdheden zijn bijzonder belangrijk voor de coördinatie van economisch beleid tussen de lidstaten, die krachtens artikel 121 VWEU binnen de Raad dient plaats te vinden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld ter versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten die de euro als munt hebben, indien deze lidstaten:

a)

ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden met betrekking tot hun financiële stabiliteit of de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën, met mogelijk ongunstige overloopeffecten op andere lidstaten in de eurozone, of

b)

financiële bijstand aanvragen of ontvangen van één of meer andere lidstaten of derde landen, het Europees Financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) of een andere desbetreffende internationale financiële instelling zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

2.   Deze verordening legt ook bepalingen vast voor een verbeterde coördinatie van economisch beleid.

3.   Deze verordening is van toepassing op de lidstaten die de euro als munt hebben.

4.   Bij de toepassing van deze verordening leven de Raad, de Commissie en de lidstaten artikel 152 VWEU volledig na. Bij de toepassing van deze verordening en de daaronder vastgestelde aanbevelingen nemen de Raad, de Commissie en de lidstaten eveneens nationale voorschriften en praktijken en ook artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht. Bijgevolg laat de toepassing van deze verordening en van deze aanbevelingen het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en deze uit te voeren, of om in overeenstemming met het nationale recht vakbondsacties te voeren, onverlet.

Artikel 2

Lidstaten onderworpen aan verscherpt toezicht

1.   De Commissie kan besluiten een lidstaat die ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden met betrekking tot zijn financiële stabiliteit, hetgeen waarschijnlijk ongunstige overloopeffecten zal hebben op andere lidstaten in de eurozone, onder verscherpt toezicht te stellen.

Bij het beoordelen of een lidstaat ernstige moeilijkheden met betrekking tot diens financiële stabiliteit dreigt te ondervinden, maakt de Commissie naast andere parameters gebruik van het waarschuwingsmechanisme, zoals ingesteld bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (8) of, indien beschikbaar, de meest recente diepgaande evaluatie. De Commissie voert eveneens een alomvattende beoordeling uit, waarbij zij in het bijzonder rekening houdt met de leenvoorwaarden van die lidstaat, het terugbetalingprofiel van diens schuldverplichtingen, de robuustheid van diens begrotingskader, de houdbaarheid op lange termijn van diens overheidsfinanciën, de zwaarte van de schuldenlast en het risico op besmetting als gevolg van ernstige spanningen in diens financiële sector naar zijn budgettaire positie of naar de financiële sector van andere lidstaten.

De betrokken lidstaat wordt de mogelijkheid geboden zijn standpunten kenbaar te maken alvorens de Commissie haar besluit om die lidstaat aan verscherpt toezicht te onderwerpen, vaststelt. De Commissie besluit om de zes maanden of het verscherpte toezicht op die lidstaat wordt verlengd.

2.   Indien de Commissie uit hoofde van lid 1 besluit een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen, stelt zij de betrokken lidstaat naar behoren in kennis van alle resultaten van de in lid 1 bedoelde beoordeling en stelt zij dienovereenkomstig de Europese Centrale Bank, in haar hoedanigheid van toezichthouder, de desbetreffende ETA's en het ESRB in kennis.

3.   De Commissie stelt een lidstaat onder verscherpt toezicht, indien een lidstaat anticiperende financiële bijstand ontvangt van één of meerdere andere lidstaten of derde landen, het EFSM, het ESM, de EFSF of een andere betrokken internationale financiële instelling, zoals het IMF.

De Commissie maakt de in overeenstemming met lid 1 en met dit lid genomen besluiten openbaar.

4.   Lid 3 is niet van toepassing op een lidstaat die anticiperende financiële bijstand ontvangt in de vorm van een kredietlijn die niet van de vaststelling van nieuwe beleidsmaatregelen door de betrokken lidstaat afhankelijk is gesteld, mits er geen beroep op de kredietlijn wordt gedaan.

5.   De Commissie maakt ter informatie een lijst van de instrumenten bekend die voorzien in anticiperende financiële bijstand als bedoeld in lid 3, en houdt deze actueel, zodat rekening kan worden gehouden met mogelijke wijzigingen in het beleid inzake financiële bijstand van het ESM, de EFSF of van een ander betrokken internationale financiële instelling.

Artikel 3

Verscherpt toezicht

1.   Een lidstaat die onder verscherpt toezicht staat, neemt in overleg en in samenwerking met de Commissie, die handelt in samenspraak met de ECB, de ETA's, het ESRB en, waar nodig, het IMF, maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken. De lidstaat neemt hierbij alle aanbevelingen in acht, die hij heeft ontvangen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (9), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (10), en Verordening (EU) nr. 1176/2011, met betrekking tot onder meer zijn nationale hervormingsprogramma en zijn stabiliteitsprogramma.

De Commissie stelt de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC, de Eurogroepwerkgroep en, voor zover relevant en in overeenstemming met de nationale praktijken, het parlement van de betrokken lidstaat, in kennis van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

2.   De nauwgezette bewaking van de budgettaire situatie overeenkomstig artikel 10, leden 2, 3 en 6, van Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (11) is van toepassing op een lidstaat die onder verscherpt toezicht staat, ongeacht de aanwezigheid van buitensporig tekort in die lidstaat. Het overeenkomstig artikel 10, lid 3, opgestelde verslag wordt elk kwartaal ingediend.

3.   Een lidstaat die krachtens artikel 2, lid 1, onder verscherpt toezicht staat, zal op verzoek van de Commissie:

a)

aan de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder en, waar passend, aan de desbetreffende ETA's in overeenstemming met artikel 35 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 met de verlangde frequentie uitgesplitste informatie verstrekken over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de stresstests en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd uit hoofde van punt b) van dit lid;

b)

onder toezicht van de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, onder toezicht van de desbetreffende ETA's, stresstests of gevoeligheidsanalyses uitvoeren, als nader bepaald door de Commissie en de ECB in samenspraak met de desbetreffende ETA's en met het ESRB, die nodig zijn om het weerstandsvermogen van de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken bestand te beoordelen;

c)

verplicht zijn regelmatig beoordelingen te ondergaan van zijn toezichthoudende capaciteit ten aanzien van de financiële sector in het kader van een specifieke wederzijdse beoordeling die wordt uitgevoerd door de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, door de desbetreffende ETA's;

d)

aan de Commissie elke informatie verstrekken die nodig is voor de bewaking van macro-economische onevenwichtigheden, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1176/2011.

Op basis van de analyse van de resultaten van de onder a) van de eerste alinea bedoelde stresstests of de gevoeligheidsanalyses en rekening houdend met de conclusies van de beoordeling van de relevante indicatoren van het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1176/2011, beoordelen de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, en de desbetreffende ETA's in samenspraak met het ESRB, de mogelijke zwakke plekken van het financiële stelsel en leggen zij die beoordeling voor aan de Commissie, in een door deze zelf te bepalen regelmaat, en aan de ECB.

4.   Een lidstaat die krachtens artikel 2, lid 3, onder verscherpt toezicht staat, zal op verzoek van de Commissie:

a)

aan de Commissie, de ECB en, naargelang het geval, de desbetreffende ETA's in overeenstemming met artikel 35 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 met de verlangde frequentie uitgesplitste informatie verstrekken over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de stresstests en gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd uit hoofde van punt b);

b)

onder toezicht van de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, onder toezicht van de desbetreffende ETA's, stresstests of gevoeligheidsanalyses uitvoeren, als nader bepaald door de Commissie en de ECB in samenspraak met de desbetreffende ETA's en het ESRB, die nodig zijn om het weerstandsvermogen van de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken te beoordelen, en hun de resultaten in detail meedelen;

c)

verplicht zijn regelmatig beoordelingen te ondergaan van zijn toezichthoudende capaciteit met betrekking tot de financiële sector in het kader van een specifieke wederzijdse beoordeling die wordt uitgevoerd door de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder of, in voorkomend geval, door de desbetreffende ETA's;

d)

aan de Commissie elke informatie verstrekken die nodig is voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1176/2011.

De Commissie, de ECB en de desbetreffende ETA's behandelen de hun meegedeelde uitgesplitste gegevens als vertrouwelijk.

5.   De Commissie voert, in samenspraak met de ECB en met de desbetreffende ETA's en, naargelang het geval, met het IMF, regelmatig controlebezoeken uit in de onder verscherpt toezicht gestelde lidstaat om te verifiëren welke vorderingen door deze lidstaat zijn gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde maatregelen.

Elk kwartaal deelt de Commissie haar beoordeling mede aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement en aan het EFC. In deze beoordeling gaat zij in het bijzonder na of verdere maatregelen zijn vereist.

De in de eerste alinea bedoelde controlebezoeken vervangen het in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 voorziene toezicht ter plaatse.

6.   Bij de voorbereiding van de beoordeling als bedoeld in lid 5, houdt de Commissie rekening met de resultaten van elke diepgaande evaluatie uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1176/2011, met inbegrip van de beoordeling van overloopeffecten van nationaal economisch beleid naar de onder verscherpt toezicht staande lidstaten, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die verordening.

7.   Indien de Commissie op basis van de in lid 5 bedoelde controlebezoeken concludeert dat nog andere maatregelen vereist zijn en dat de financiële en economische situatie van de betrokken lidstaat aanzienlijke ongunstige gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit van de eurozone of van de lidstaten daarvan, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de betrokken lidstaat aanbevelen anticiperende preventieve maatregelen te treffen of een ontwerp van een macro-economisch aanpassingsprogramma op te stellen.

De Raad kan besluiten zijn aanbeveling openbaar te maken.

8.   Ingeval een in lid 7 bedoelde aanbeveling openbaar wordt gemaakt:

a)

kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de betrokken lidstaat en de Commissie de gelegenheid geven om aan een gedachtewisseling deel te nemen;

b)

kunnen vertegenwoordigers van de Commissie door het parlement van de betrokken lidstaat worden uitgenodigd om aan een gedachtewisseling deel te nemen;

c)

brengt de Raad de relevante commissie van het Europees Parlement tijdig op de hoogte van de inhoud van de aanbeveling.

9.   Gedurende de loop van de procedure van versterkt toezicht kunnen de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het parlement van de betrokken lidstaat vertegenwoordigers van de Commissie, de ECB en het IMF uitnodigen om aan een economische dialoog deel te nemen.

Artikel 4

Rapportage in geval van financiële steun ten behoeve van herkapitalisatie van financiële instellingen

Lidstaten die onder verscherpt toezicht staan of die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, en die financiële steun voor de herkapitalisatie van hun financiële instellingen ontvangen, rapporteren tweemaal per jaar aan het EFC over de aan deze financiële instellingen opgelegde voorwaarden, onder andere wat betreft beloningsbeleid. Deze lidstaten rapporteren tevens over de kredietvoorwaarden die door de financiële sector aan de reële economie worden geboden.

Artikel 5

Informatie over geplande verzoeken om financiële bijstand

Een lidstaat die voornemens is van één of meer andere lidstaten of derde landen, het ESM, de EFSF, of een andere desbetreffende internationale financiële instelling zoals het IMF financiële bijstand te vragen, stelt de voorzitter van de Eurogroepwerkgroep, het lid van de Commissie belast met economische en monetaire zaken en de president van de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis.

Na ontvangst van een beoordeling van de Commissie houdt de Eurogroepwerkgroep een bespreking over het voorgenomen verzoek, met als doel, onder andere, te onderzoeken of financiële bijstand ter beschikking kan worden gesteld in het kader van de bestaande financiële instrumenten van de Unie of van de eurozone, voordat de betreffende lidstaat mogelijke geldschieters benadert.

Een lidstaat die voornemens is financiële bijstand van het EFSM te vragen, stelt de voorzitter van het EFC, het lid van de Commissie verantwoordelijk voor economische en monetaire zaken en de president van de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis.

Artikel 6

Evaluatie van de houdbaarheid van de overheidsschuld

Indien een lidstaat financiële bijstand van het EFSM, het ESM of de EFSF verzoekt, beoordeelt de Commissie in samenspraak met de ECB en waar mogelijk met het IMF de houdbaarheid van de overheidsschuld van de betrokken lidstaat en zijn reële of potentiële financieringsbehoeften. De Commissie legt die beoordeling voor aan de Eurogroepwerkgroep indien de financiële bijstand moet worden verleend onder het ESM of de EFSF, en aan het EFS indien de financiële bijstand moet worden verleend onder het EFSM.

De beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld wordt gebaseerd op het meest waarschijnlijke macro-economische scenario of op een meer prudent scenario, en op budgettaire prognoses, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest recente informatie en terdege rekening wordt gehouden met de conclusies van het verslag als bedoeld in artikel 3, lid 3, on der a), en ook van elke toezichthoudende taak die wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 3, lid 3, onder b). De Commissie beoordeelt tevens de impact van macro-economische en financiële schokken en ongunstige ontwikkelingen op de houdbaarheid van de overheidsschuld.

De Commissie maakt het macro-economische scenario, met inbegrip van het groeiscenario, de relevante parameters die de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld van de betrokken lidstaat onderbouwen, en de geraamde impact van het geheel aan budgettaire maatregelen op de economische groei, openbaar.

Artikel 7

Macro-economisch aanpassingsprogramma

1.   Wanneer een lidstaat van één of meer andere lidstaten of derde landen, het EFSM, het ESM, de EFSF of het IMF financiële bijstand vraagt, stelt hij in overleg met de Commissie, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, een ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma op, dat gebaseerd is op en in de plaats komt van alle economische partnerschapsovereenkomsten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 473/2013 en dat jaarlijkse begrotingsdoelstellingen bevat.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma behandelt de specifieke, uit die lidstaat voortkomende risico's voor de financiële stabiliteit in de eurozone, en is erop gericht spoedig wederom een gezonde en houdbare economische en financiële situatie tot stand te brengen en het vermogen van de lidstaat om zich volledig op de financiële markten te financieren, te herstellen.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma wordt gebaseerd op de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld als bedoeld in artikel 6 die wordt geactualiseerd om daarin de impact van de met de betrokken lidstaat onderhandelde, corrigerende ontwerpmaatregelen te verwerken en neemt naar behoren de aanbevelingen in acht die overeenkomstig artikelen 121, 126, 136 of 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht, en met diens acties om aan deze aanbevelingen gevolg te geven, er daarbij tegelijkertijd naar strevend de vereiste beleidsmaatregelen te verruimen, te versterken en te verdiepen.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma houdt rekening met de gebruiken en instellingen voor loonvorming en met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma neemt artikel 152 VWEU en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie volledig in acht. De Commissie brengt de voorzitter en de vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement mondeling op de hoogte van de voortgang van de voorbereiding van het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

2.   De Raad keurt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie het macro-economisch aanpassingsprogramma goed, zoals dit is uitgewerkt door de lidstaat die overeenkomstig lid 1 de financiële bijstand aanvraagt.

De Commissie ziet erop toe dat het door haar namens het ESM of de EFSF ondertekende memorandum van overeenstemming volledig consistent is met het door de Raad goedgekeurde macro-economisch aanpassingsprogramma.

3.   De Commissie draagt zorg voor consistentie binnen de procedure van economisch en budgettair toezicht voor een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch programma, teneinde dubbele rapportageverplichtingen te voorkomen.

4.   De Commissie, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, monitort de voortgang die door een lidstaat wordt gemaakt bij de tenuitvoerlegging van zijn macro-economisch aanpassingsprogramma.

De Commissie stelt iedere drie maanden het EFC van een dergelijke voortgang in kennis. De betrokken lidstaat verleent de Commissie en de ECB zijn volledige medewerking. Hij verstrekt de Commissie en de ECB met name alle informatie die zij nodig achten voor het monitoren van de tenuitvoerlegging van het macro-economisch aanpassingsprogramma in overeenstemming met artikel 3, lid 4.

De Commissie brengt de voorzitter en de vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement mondeling op de hoogte van de voortgang bij de voorbereiding van het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

5.   De Commissie gaat, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, samen met de betrokken lidstaat na, welke wijzigingen en updates eventueel in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht om naar behoren rekening te houden met onder meer aanzienlijke verschillen tussen macro-economische prognoses en reële cijfers, die mogelijk het gevolg zijn van het macro-economisch aanpassingsprogramma, ongunstige overloopeffecten en macro-economische en financiële schokken. De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over alle wijzigingen die in dat programma moeten worden aangebracht.

6.   De betrokken lidstaat gaat in nauwe samenwerking met de Commissie na of alle nodige maatregelen moeten worden genomen om private beleggers ertoe aan te moedigen hun algehele risicopositie vrijwillig te handhaven.

7.   Indien uit de in lid 4 bedoelde monitoring blijkt dat sprake is van aanzienlijke afwijkingen van het macro-economisch aanpassingsprogramma van een lidstaat, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de beleidsvoorwaarden die in het programma worden gesteld. In haar voorstel gaat de Commissie uitdrukkelijk na of deze aanzienlijke afwijkingen toe te schrijven zijn aan oorzaken die buiten de macht liggen van de betrokken lidstaat.

De in het macro-economisch aanpassingsprogramma vastgelegde inspanningen voor budgettaire consolidatie van de begroting houden rekening met de noodzaak om voldoende middelen veilig te stellen voor elementaire beleidsgebieden, zoals onderwijs en gezondheidszorg.

Indien de Raad uit hoofde van dit lid een besluit neemt, neemt de betrokken lidstaat, in nauwe samenwerking met de Commissie en in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, maatregelen ter stabilisering van de markt en tot behoud van de goede werking van zijn financiële sector.

8.   Een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt voor, of ernstige problemen ondervindt bij de tenuitvoerlegging van het programma, verzoekt om technische bijstand van de Commissie, die voor dit doel groepen van deskundigen kan vormen, samengesteld uit leden uit andere lidstaten en andere instellingen van de Unie of van desbetreffende internationale instellingen. De doelstellingen en de middelen van de technische bijstand worden gedetailleerd beschreven in de bijgewerkte versies van het macro-economisch aanpassingsprogramma, en zijn gericht op het gebied waar belangrijke tekortkomingen zijn onderkend. Technische bijstand kan de aanstelling inhouden van een residerend vertegenwoordiger met ondersteunend personeel, die de autoriteiten over de tenuitvoerlegging van het programma van advies moet dienen.

Het macro-economisch aanpassingsprogramma, met inbegrip van de doelstellingen en de verwachte verdeling van de aanpassingsinspanningen, wordt openbaar gemaakt.

De conclusies uit de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld worden als bijlage bij het macro-economisch aanpassingsprogramma gevoegd.

9.   Een lidstaat waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt, voert een alomvattende audit van zijn openbare financiën uit om onder meer de oorzaken te kunnen nagaan die tot cumulatie van excessieve schuldniveaus hebben geleid, en mogelijke onregelmatigheden te traceren.

10.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat en de Commissie de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het macro-economisch aanpassingsprogramma worden gemaakt.

11.   Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van diens macro-economisch aanpassingsprogramma worden gemaakt.

12.   Dit artikel is niet van toepassing op instrumenten die voorzien in anticiperende financiële bijstand, op leningen met het oog op herkapitalisatie van financiële instellingen, noch op enig nieuw financieel instrument waarvoor bepalingen van het ESM niet voorzien in een macro-economisch aanpassingsprogramma.

De Commissie stelt ter informatie een lijst op van de in de eerste alinea bedoelde instrumenten voor financiële bijstand en houdt deze actueel om rekening te houden met mogelijke wijzigingen in het financiële steunbeleid van het ESM.

Wat deze instrumenten betreft, hecht de Raad op aanbeveling van de Commissie, bij een aan de betrokken lidstaat te richten besluit zijn goedkeuring aan de belangrijkste beleidsvereisten die het ESM of de EFSF voornemens is in de voorwaarden voor hun financiële bijstand op te nemen, voor zover de inhoud van die maatregelen valt onder de bevoegdheden van de Unie als vastgelegd in de Verdragen.

De Commissie ziet erop toe dat het door haar namens het ESM of de EFSF ondertekende memorandum van overeenstemming volledig consistent is met een dergelijk besluit van de Raad.

Artikel 8

Betrokkenheid van sociale partners en maatschappelijk middenveld

Een lidstaat vraagt de mening van sociale partners en desbetreffende maatschappelijke organisaties bij de uitwerking van zijn macro-economisch aanpassingsprogramma, met als doel bij te dragen aan het opbouwen van consensus over de inhoud ervan.

Artikel 9

Maatregelen voor het veilig stellen van belastinginkomsten

Een lidstaat neemt, waar nodig, maatregelen in nauwe samenwerking met de Commissie en in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, gericht op een efficiëntere en doelmatiger belastinginning en op bestrijding van belastingfraude en -ontduiking, met als doel de belastinginkomsten te verhogen.

Artikel 10

Consistentie met het Stabiliteits- en groeipact

1.   Indien een lidstaat uit hoofde van artikel 7 van deze verordening onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarin, is deze vrijgesteld van het indienen van een stabiliteitsprogramma uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1466/97, en dient deze de inhoud van een dergelijke stabiliteitsprogramma te integreren in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma.

2.   Indien een lidstaat die is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma tevens het voorwerp is van een aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU of van een besluit tot het doen uitgaan van een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, VWEU tot correctie van een buitensporig tekort:

a)

is de lidstaat vrijgesteld van het indienen van verslagen uit hoofde van — als toepasselijk — artikel 3, lid 4 bis, en artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97;

b)

worden de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen in het macro-economisch aanpassingsprogramma geïntegreerd in de aanbeveling of het besluit tot aanmaning, respectievelijk uit hoofde van artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 en, indien de betrokken lidstaat het voorwerp is van een besluit tot aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, VWEU, worden de maatregelen waarmee de doelstellingen van het macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden bereikt, geïntegreerd in het besluit tot aanmaning uit hoofde van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97;

c)

wordt de lidstaat wat betreft de in artikel 7, lid 4, van deze verordening bedoelde monitoring vrijgesteld van de monitoring uit hoofde van artikel 10, lid 1, en artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 en van de monitoring die aan ieder besluit uit hoofde van artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 2, van die verordening ten grondslag ligt.

Artikel 11

Consistentie met Verordening (EU) nr. 1176/2011

Indien een lidstaat onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, is Verordening (EU) nr. 1176/2011 niet van toepassing op die lidstaat voor de duur van dat programma, behalve dat de indicatoren van het in Verordening (EU) nr. 1176/2011 bedoelde scoreboard wel worden geïntegreerd in de monitoring van het macro-economisch aanpassingsprogramma.

Artikel 12

Consistentie met het Europees semester voor economische beleidscoördinatie

Indien een lidstaat is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, wordt hij vrijgesteld van de monitoring en evaluatie van het Europees semester voor economische beleidscoördinatie als bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97.

Artikel 13

Consistentie met Verordening (EU) nr. 473/2013

Indien een lidstaat is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma is Verordening (EU) nr. 473/2013 niet van toepassing voor de duur van dat macro-economisch aanpassingsprogramma, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 5 en 13 tot en met 18 van die verordening.

Artikel 14

Post-programmatoezicht

1.   Een lidstaat blijft onder post-programmatoezicht staan zolang niet minimaal 75 % van de van één of meer andere lidstaten, het EFSM, het ESM of de EFSF ontvangen financiële bijstand is terugbetaald. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de duur van het post-programmatoezicht verlengen, in het geval van een voortdurend risico voor de financiële stabiliteit of budgettaire houdbaarheid van de betrokken lidstaat. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.

2.   Op verzoek van de Commissie voldoet de lidstaat die onder post-programmatoezicht staat aan de eisen uit hoofde van artikel 3, lid 3, van deze verordening en verstrekt de informatie als bedoeld in artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 473/2013.

3.   De Commissie legt, in samenspraak met de ECB, regelmatig controlebezoeken af in de lidstaat onder post-programmatoezicht om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen. Elke zes maanden deelt zij haar beoordeling mede aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC, en het parlement van de betrokken lidstaat, en gaat zij met name na of corrigerende maatregelen zijn vereist.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de gemaakte voortgang in het kader van het post-programmatoezicht.

4.   De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de onder post-programmatoezicht gestelde lidstaat aanbevelen corrigerende maatregelen te nemen. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.

5.   Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over het post-programmatoezicht.

Artikel 15

Stemming binnen de Raad

Met betrekking tot de in deze verordening bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad stemrecht die lidstaten vertegenwoordigen die de euro als munt hebben, en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

Een gekwalificeerde meerderheid van de in lid 1 vermelde leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a), VWEU.

Artikel 16

Toepassing op lidstaten die financiële bijstand ontvangen

Lidstaten die op 30 mei 2013 financiële bijstand ontvangen, zijn met ingang van die datum onderworpen aan deze verordening.

Artikel 17

Overgangsbepalingen

Niettegenstaande artikel 14 zijn lidstaten die op 30 mei 2013 onder post-programmatoezicht staan, onderworpen aan de regels, voorwaarden en procedures voor post-programmatoezicht die van toepassing zijn op de financiële bijstand die zij ontvangen.

Artikel 18

Het informeren van het Europees Parlement

Het Europees Parlement kan vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie uitnodigen om een dialoog aan te gaan over de toepassing van deze verordening.

Artikel 19

Verslagen

Uiterlijk 1 januari 2014, en daarna elke vijf jaar, legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening, indien toepasselijk vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.

In het in de eerste alinea bedoelde verslag wordt onder meer een beoordeling gegeven van:

a)

de doeltreffendheid van deze verordening;

b)

vooruitgang die is geboekt bij het zekerstellen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten in overeenstemming met het VWEU;

c)

de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  PB C 141 van 17.5.2012, blz. 7.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 mei 2013.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

(4)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.

(5)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(6)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

(7)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(8)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(9)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(10)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(11)  Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.


27.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 140/11


VERORDENING (EU) Nr. 473/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 mei 2013

betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen, zich bij hun begrotingsbeleid laten leiden door het streven naar gezonde overheidsfinanciën, en voorkomen dat hun economische beleid de goede werking van de economische en monetaire unie in gevaar dreigt te brengen.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact (SGP) beoogt de begrotingsdiscipline binnen de gehele Unie te waarborgen en formuleert het kader voor het voorkomen en corrigeren van buitensporige overheidstekorten. Het is gebaseerd op de doelstelling van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei, die berust op financiële stabiliteit, waarbij tegelijk de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie voor duurzame groei en werkgelegenheid wordt ondersteund. Het SGP omvat het multilaterale toezichtsysteem, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het versterken van het toezicht op de begrotingssituatie en het toezicht op en coördinatie van economisch beleid (3), en de procedure voor het voorkomen van buitensporige overheidstekorten, zoals vastgesteld bij artikel 126 VWEU en verder uitgewerkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (4). Het SGP is verder versterkt door Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EU) nr. 1177/2011 van de Raad (6). Verordening (EU) nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 over de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de eurozone (7) heeft een systeem van effectieve, preventieve en geleidelijke handhavingsmechanismen toegevoegd, in de vorm van sancties voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(3)

De versterking van het SGP heeft verbetering gebracht in de aan lidstaten gerichte richtsnoeren voor een prudent begrotingsbeleid en heeft voor de lidstaten die de euro als munt hebben, het opleggen van sancties wegens het niet-naleven van een prudent begrotingsbeleid versterkt en meer automatisch gemaakt, teneinde buitensporige overheidstekorten te vermijden. Door deze maatregelen is een meer omvattend kader gecreëerd.

(4)

Om een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een continue convergentie van de economische prestaties van de lidstaten te waarborgen, biedt het Europees semester, als vastgesteld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97, een kader voor de coördinatie van het economisch beleid. Het Europees semester omvat het opstellen van en het toezicht op de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie (globale richtsnoeren voor het economisch beleid) overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU; het opstellen en het inspecteren van de uitvoering van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid waarmee de lidstaten rekening moeten houden overeenkomstig artikel 148, lid 2, VWEU (richtsnoeren inzake werkgelegenheid); het indienen en het beoordelen van de stabiliteits- of convergentieprogramma's van de lidstaten op grond van die verordening; het indienen en het beoordelen van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten die de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid ondersteunen en die zijn opgesteld in overeenstemming met de globale richtsnoeren, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de algemene richtsnoeren voor de lidstaten die door de Commissie en de Europese Raad worden gepubliceerd aan het begin van de jaarlijkse toezichtcyclus; en het toezicht voor de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (8). In voorkomend geval moet ook rekening worden gehouden met adviezen die zijn uitgebracht in het kader van een economisch partnerschapsprogramma als ingesteld door deze verordening.

(5)

Om de Unie in staat te stellen zowel intern als op internationaal niveau sterker uit de crisis te komen door stimulering van het concurrentievermogen, de productiviteit, het groeipotentieel, de sociale cohesie en economische convergentie, heeft de Europese Raad, in zijn conclusies van 17 juni 2010, een nieuwe strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid vastgesteld die tevens doelstellingen voor armoedebestrijding, onderwijs, innovatie en het milieu bevat.

(6)

Om de goede werking van de economische en monetaire unie zeker te stellen, kunnen in de eurozone ingevolge het VWEU specifieke maatregelen worden genomen die verder gaan dan de bepalingen die voor alle lidstaten gelden om de coördinatie van en het toezicht op hun begrotingsdiscipline te versterken. Deze versterkte vorm van coördinatie en toezicht moet gepaard gaan met een evenredig versterkte deelname van het Europees Parlement en de nationale parlementen, naar gelang het geval. Waar passend en nodig dient actiever gebruik te worden gemaakt van de specifieke maatregelen van artikel 136 VWEU.

(7)

Bij toepassing van deze verordening moet artikel 152 VWEU volledig worden nageleefd, en houden de krachtens deze verordening vastgestelde aanbevelingen rekening met de nationale praktijken en instellingen voor loonvorming. Deze verordening neemt artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht en doet bijgevolg geen afbreuk aan het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en naleving ervan af te dwingen, of om collectieve actie te voeren in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken.

(8)

Artikel 9 VWEU bepaalt dat de Unie bij de bepaling en uitvoering van haar beleid en optreden rekening moet houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting, alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

(9)

Geleidelijke versterking van toezicht en de coördinatie, als uiteengezet in deze verordening, is een verdere aanvulling op het Europese semester voor de economische beleidscoördinatie en op de bestaande bepalingen van het SGP, en zal het toezicht versterken op het begrotings- en economisch beleid in de lidstaten die de euro als munt hebben. Een geleidelijk intensievere controleprocedure moet bijdragen aan betere economische en begrotingsresultaten, macrofinanciële houdbaarheid en economische convergentie, hetgeen alle lidstaten die de euro als munt hebben ten goede zal komen. Een nauwlettender monitoring als onderdeel van een geleidelijk versterkt proces is met name waardevol voor lidstaten die onderworpen zijn aan een procedure wegens buitensporige tekorten.

(10)

Vertekende en onrealistische macro-economische en budgettaire prognoses kunnen de effectiviteit van de begrotingsplanning aanzienlijk belemmeren en derhalve de handhaving van de begrotingsdiscipline schaden. Onafhankelijke instanties of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van een lidstaat functioneel autonoom zijn en die worden geschraagd door nationale wettelijke bepalingen ter waarborging van een hoge mate van functionele autonomie en verantwoordingsplicht, kunnen objectieve en realistische macro-economische prognoses verschaffen. Dergelijke prognoses moeten worden gebruikt tijdens de begrotingsprocedure.

(11)

Solide overheidsfinanciën worden het best gewaarborgd tijdens de planningsfase en grove fouten dienen zo spoedig mogelijk te worden onderkend. Lidstaten zouden niet alleen gebaat zijn bij de vaststelling van richtsnoeren en begrotingsdoelstellingen, maar ook bij het gesynchroniseerd monitoren van hun begrotingsbeleid.

(12)

Het opstellen van een gemeenschappelijk budgettair tijdschema voor de lidstaten die de euro als munt hebben, moet tot een betere synchronisatie van de voornaamste stappen bij de opstelling van de nationale begrotingen leiden, en aldus bijdragen aan de doelmatigheid van het SGP en het Europees semester voor economische beleidscoördinatie vergroten. Dit moet leiden tot sterkere synergieën door de beleidscoördinatie tussen de lidstaten die de euro als munt hebben te bevorderen, en zeker te stellen dat de aanbevelingen van de Raad en de Commissie naar behoren worden geintegreerd in de begrotingsprocedure van de lidstaten. Deze procedure moet consistent zijn met het kader voor economische beleidscoördinatie in de context van de jaarlijkse toezichtcyclus, die met name de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden bekend gemaakt. Het begrotingsbeleid van de lidstaten moet consistent zijn met de in het kader van het SGP uitgegeven aanbevelingen, en in voorkomend geval, met de aanbevelingen uitgegeven in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden, zoals ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en met adviezen aangaande economische partnerschapsprogramma's, zoals ingesteld bij deze verordening.

(13)

Als eerste stap van dit gemeenschappelijk budgettair tijdschema moeten de lidstaten bij voorkeur voor 15 april en uiterlijk 30 april hun nationale begrotingsplan voor de middellange termijn, tegelijkertijd met hun stabiliteitsprogramma's, openbaar maken. Deze begrotingsplannen moeten indicaties bevatten over de wijze waarop de geplande hervormingen en maatregelen naar verwachting zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en nationale toezeggingen als bepaald in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. Het nationale begrotingsplan voor de middellange termijn en het stabiliteitsprogramma kunnen in hetzelfde document worden gepresenteerd.

(14)

De bekendmaking van de ontwerpbegroting van de centrale overheid vóór 15 oktober moet een belangrijke mijlpaal van dat gemeenschappelijk budgettair tijdschema zijn. Aangezien de regels van het SGP op het niveau van de algemene overheid moeten worden nageleefd en een consequente budgettering in alle subsectoren van de algemene overheid vereist is om de begrotingsdoelstellingen te bereiken, moeten samen met de ontwerpbegroting van de centrale overheid ook de belangrijkste parameters van de ontwerpbegroting van alle andere subsectoren van de algemene overheid worden bekendgemaakt. Deze parameters moeten in het bijzonder de geplande begrotingsresultaten van de andere subsectoren omvatten, alsook de belangrijkste aannames die aan deze prognoses ten grondslag liggen en de redenen van verwachte wijzigingen ten aanzien van de aannames van het stabiliteitsprogramma.

(15)

Volgens het gemeenschappelijk tijdschema voor de begroting wordt tevens de begroting jaarlijks uiterlijk 31 december aangenomen of vastgesteld, samen met de belangrijkste actuele begrotingsparameters voor de andere subsectoren van de overheid. Wanneer de begroting om objectieve redenen, buiten de macht van de overheid, niet tegen 31 december is aangenomen, moeten er uitgestelde-begrotingsprocedures in werking worden gesteld om ervoor te zorgen dat de overheid in staat blijft haar essentiële plichten te vervullen. Die procedure kan bijvoorbeeld bestaan in de uitvoering van de ontwerpbegroting van de overheid, van de in het voorgaande jaar vastgestelde begroting of van specifieke, door het parlement goedgekeurde maatregelen.

(16)

Met het oog op een betere coördinatie van de planning van hun nationale staatsschuldemissies brengen de lidstaten vooraf verslag uit aan de Eurogroep en de Commissie over hun plannen voor emissie van staatsobligaties.

(17)

Naleving van effectieve, op regels gebaseerde begrotingskaders kan belangrijk zijn bij het ondersteunen van een gezond en houdbaar begrotingsbeleid. Volgens Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (9) moet toezicht op de naleving van de landspecifieke cijfermatige begrotingsregels op nationaal niveau worden ondersteund door onafhankelijke instanties of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaten functioneel autonoom zijn. Het is belangrijk erop te wijzen dat met het oog op de uiteenlopende mogelijke en bestaande regelingen moet worden toegestaan — ook al heeft dit niet de voorkeur — dat meer dan een onafhankelijke instantie belast is met het toezicht op de inachtneming van de regels, mits er een duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheid is en bevoegdheden met betrekking tot specifieke aspecten van het toezicht elkaar niet overlappen. Buitensporige institutionele versnippering van toezichtstaken moet worden vermeden. Om ervoor te zorgen dat de toezichthoudende instanties hun mandaat effectief kunnen vervullen, moeten nationale wettelijke bepalingen die een hoge mate van functionele autonomie en verantwoording garanderen ten grondslag liggen aan dergelijke instanties. Bij de opzet van deze toezichthoudende instanties moet rekening worden gehouden met de bestaande institutionele kaders en de administratieve structuur van de betrokken lidstaat. Het moet met name mogelijk zijn om een geschikte entiteit van een bestaande instelling functionele autonomie toe te kennen, op voorwaarde dat deze entiteit is aangewezen om de specifieke toezichtstaken uit te voeren, een afzonderlijke statutaire regeling heeft en voldoet aan de andere, in deze overweging genoemde beginselen.

(18)

Deze verordening legt geen aanvullende eisen of verplichtingen op met betrekking tot landspecifieke cijfermatige begrotingsregels. Robuuste, op het land toegesneden cijfermatige begrotingsregels, die stroken met de begrotingsdoelstellingen op het niveau van de Unie en die gemonitord worden door onafhankelijke instanties vormen een hoeksteen van het versterkte kader van de Unie voor het begrotingstoezicht. De voorschriften waaraan deze onafhankelijke instanties zich moeten houden, alsmede hun specifieke taken, zijn opgenomen in deze verordening.

(19)

Lidstaten die de euro als munt hebben, staan in het bijzonder bloot aan overloopeffecten van elkaars begrotingsbeleid. Lidstaten die de euro als munt hebben, moeten dan ook de Commissie en de overige lidstaten die de euro als munt hebben, raadplegen voordat zij hun goedkeuring hechten aan ieder belangrijke plan tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kan sorteren, om de gelegenheid te bieden de mogelijke gevolgen ervan voor de eurozone als geheel te beoordelen. Zij dienen hun begrotingsplannen ook te beschouwen als een zaak van gemeenschappelijk belang en deze met het oog op de toetsing ervan bij de Commissie in te dienen voordat zij bindend worden. De Commissie moet in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren voorstellen in de vorm van een geharmoniseerd kader voor het specificeren van de inhoud van de ontwerpbegrotingsplannen.

(20)

In de uitzonderlijke gevallen waarin de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaat bijzonder ernstige gevallen van niet-nakoming van de in het SGP neergelegde verplichtingen ten aanzien van het begrotingsbeleid vaststelt, moet zij in haar advies over het ontwerpbegrotingsplan verzoeken om een herzien ontwerpbegrotingsplan, in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening. Dit is met name het geval wanneer de tenuitvoerlegging van het ontwerpbegrotingsplan de financiële stabiliteit van de betrokken lidstaat in gevaar zou brengen of de goede werking van de Economische en Monetaire Unie zou kunnen ondermijnen, of wanneer de tenuitvoerlegging van het ontwerpbegrotingsplan tot een duidelijke en belangrijke schending van de door de Raad geformuleerde aanbevelingen in het kader van het SGP zou leiden.

(21)

Het advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan moet zo spoedig mogelijk en in elk geval eind november worden vastgesteld, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het specifieke nationale begrotingstijdschema en de nationale parlementaire procedures, om ervoor te zorgen dat de beleidsrichtsnoeren van de Unie op begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden geïntegreerd. In dit advies dient met name te worden beoordeeld of in de begrotingsplannen al dan niet op passende wijze gevolg is gegeven aan de aanbevelingen op begrotingsgebied die in de context van het Europees semester zijn gedaan. De Commissie moet bereid zijn om op verzoek van het parlement van de betreffende lidstaat of het Europees Parlement dit advies, nadat het openbaar is gemaakt, aan het parlement dat hierom verzocht heeft te presenteren. Lidstaten worden opgeroepen om in het proces ter vaststelling van hun begroting het advies van de Commissie aangaande hun ontwerpbegrotingsplan in acht te nemen.

(22)

De mate waarin met dit advies in de begroting van een lidstaat rekening is gehouden dient onderdeel uit te maken van de beoordeling of en wanneer aan de voorwaarden is voldaan voor een besluit dat er in de betrokken lidstaat sprake is van een buitensporig overheidstekort. In een dergelijk geval, waarin er geen gevolg is gegeven aan eerdere richtsnoeren van de Commissie, moet dit als een verzwarende factor worden beschouwd.

(23)

Ook dient de Eurogroep op basis van een algemene evaluatie van de ontwerpbegrotingsplannen door de Commissie de begrotingssituatie en -vooruitzichten voor de eurozone als geheel te bespreken.

(24)

De lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moeten nauwlettender worden gemonitord om te garanderen dat het buitensporige tekort volledig, duurzaam en tijdig wordt gecorrigeerd. Een nauwlettender monitoring door middel van aanvullende rapportageverplichtingen moet resulteren in een preventie en vroegtijdige correctie van eventuele afwijkingen van de aanbevelingen van de Raad om het buitensporige tekort te verhelpen. Een dergelijke monitoring moet een aanvulling vormen op het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/97. Deze aanvullende rapportageverplichtingen moeten evenredig zijn met de fase van de tegen de lidstaat lopende procedure, op grond van artikel 126 VWEU. Als eerste stap moet de betreffende lidstaat een alomvattende evaluatie van de voor het lopende jaar uitgevoerde begroting voor de algemene overheid en haar subsectoren uitvoeren, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de financiële risico's die aan voorwaardelijke verplichtingen met potentieel grote gevolgen voor overheidsbegrotingen verbonden zijn.

(25)

Deze extra rapportageverplichtingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moeten de mogelijkheid scheppen voor een betere informatie-uitwisseling tussen de betrokken lidstaten en de Commissie, en derhalve voor de onderkenning van risico's bij de nakoming door een lidstaat van de termijn die is vastgesteld door de Raad om het buitensporige tekort te corrigeren. Wanneer dergelijke risico's worden onderkend, moet de Commissie een aanbeveling doen aan de betrokken lidstaat waarin de maatregelen worden aangegeven die binnen een bepaald tijdsbestek moeten worden genomen. Op verzoek moet de Commissie haar aanbeveling aan het parlement van de betrokken lidstaat presenteren. Het in acht nemen van deze aanbeveling moet leiden tot snelle bijsturing van eventuele ontwikkelingen die de correctie van het buitensporige tekort binnen de vastgestelde termijn in gevaar brengen.

(26)

De beoordeling van de inachtneming van deze aanbeveling van de Commissie dient deel uit te maken van de permanente evaluatie door de Commissie van effectieve maatregelen ter correctie van een buitensporig overheidstekort. Bij het bepalen of effectieve maatregelen zijn getroffen om het buitensporige tekort te corrigeren, dient de Raad zijn besluit ook te baseren op het feit of de betrokken lidstaat al dan niet gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van de Commissie, en daarbij voldoende aandacht heeft geschonken aan artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

(27)

In Verordening (EG) nr. 1467/97 worden de bijzonderheden van de procedure bij buitensporige tekorten op basis van artikel 126 VWEU uiteengezet, en deze bevat elementen van flexibiliteit waardoor rekening kan worden gehouden met onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen. De Raad kan op grond van artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van die verordening, indien met inachtneming van een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU, respectievelijk een besluit tot een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU, doeltreffende maatregelen zijn genomen en indien zich na de vaststelling van deze aanbeveling (besluit tot een aanmaning) onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, op aanbeveling van de Commissie, besluiten een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, VWEU of een herzien besluit tot een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU vast te stellen. In de herziene aanbeveling of het herziene besluit tot een aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort worden verlengd, in de regel met één jaar.

De Raad dient op basis van de economische prognoses in zijn oorspronkelijke aanbeveling of oorspronkelijk besluit tot aanmaning te beeordelen of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. In geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel kan de Raad ook op basis van een aanbeveling van de Commissie besluiten een herziene aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7 VWEU, of een herzien besluit tot een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9 VWEU vast te stellen, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Daarnaast bepaalt artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 dat bij de toepassing van de benchmark voor de schuldquoteaanpassing rekening wordt gehouden met de impact van de conjunctuur op het tempo van de schuldvermindering. Zo wordt een lidstaat niet geacht het schuldcriterium van artikel 126, lid 2, onder b), VWEU te hebben geschonden indien dat uitsluitend het gevolg is van een negatieve conjunctuur.

(28)

Aangezien begrotingsmaatregelen onvoldoende kunnen zijn om een duurzame correctie van het buitensporige tekort te garanderen, moeten de lidstaten die de euro als munt hebben en waartegen een procedure wegens buitensporige tekorten loopt ook een economisch partnerschapsprogramma presenteren waarin de beleidsmaatregelen en structurele hervormingen die nodig zijn om een effectieve duurzame correctie van het buitensporige tekort te verzekeren, zijn gespecificeerd, uitgaande van de laatste bijgewerkte versie van zijn nationale hervormingsprogramma en van zijn stabiliteitsprogramma.

(29)

Bovendien heeft de versterking van de economische governance geleid tot een intensievere dialoog met het Europees Parlement. Onderkend wordt dat in het kader van de dialoog de relevante instellingen van de Unie en hun vertegenwoordigers de gesprekspartners van het Europees Parlement zijn, maar de bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een lidstaat die het onderwerp is van een aanbeveling van de Commissie of advies van de Raad overeenkomstig deze verordening, de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling. De deelname van een lidstaat aan een dergelijke gedachtewisseling is vrijwillig van aard.

(30)

Om de modaliteiten van de rapportageverplichtingen voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de inhoud en reikwijdte van deze rapportage. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(31)

De in deze verordening ingestelde bevoegdheid om adviezen aangaande economische partnerschapsprogramma's vast te stellen, moet aan de Raad worden toegekend. Deze adviezen vormen een aanvulling op de procedure bij buitensporige tekorten als vastgelegd in artikel 126 VWEU, in overeenstemming waarmee de Raad dient te besluiten over het bestaan van een buitensporig overheidstekort en over de maatregelen benodigd om hier een einde aan te maken.

(32)

Verwijzend naar het belang van solide overheidsfinanciën, structurele hervormingen en gerichte investeringen voor duurzame groei, hebben de staatshoofden en regeringsleiders op 29 juni 2012 een Pact voor groei en werkgelegenheid gesloten, uiting gevend aan hun vastbeslotenheid om groei die tot nieuwe banen leidt te stimuleren en tegelijkertijd aan hun streven naar solide overheidsfinanciën. Dit pact omvat met name maatregelen om de financiering van de economie te stimuleren. Er wordt 120 000 miljoen EUR (ongeveer 1 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie) voor snelwerkende groeimaatregelen bijeengebracht. Zoals aanbevolen in de Jaarlijkse groeianalyse in 2012 en 2013 moeten de lidstaten streven naar het handhaven van een adequaat tempo van begrotingsconsolidatie, gepaard gaand met investeringen met het oog op het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 voor groei en werkgelegenheid.

(33)

De Commissie houdt in het oog welke gevolgen de strakke begrotingsbeperkingen hebben voor groeibevorderende overheidsuitgaven en voor de overheidsinvesteringen. Het begrotingskader van de Unie biedt mogelijkheden om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van begrotingsdiscipline: in het preventieve deel van het SGP kan, met volledige inachtneming van dit pact, gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die het bestaande begrotingskader van de Unie biedt om een evenwicht te scheppen tussen de behoeften inzake productieve overheidsinvesteringen en de doelstellingen op het gebied van de begrotingsdiscipline. De Commissie heeft aangekondigd verslag uit te zullen brengen van de mogelijkheden voor mogelijke acties binnen de grenzen van het bestaande begrotingskader van de Unie.

(34)

De resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012 met aanbevelingen aan de Commissie over het verslag van de voorzitters van de Europese Raad, de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Eurogroep „Naar een echte Economische en Monetaire Unie”, en de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 met de titel „Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie” zetten respectievelijk de standpunten van het Europees Parlement en de Commissie uiteen aangaande de stappen benodigd voor het bereiken van een hechtere en beter geïntegreerde economische en monetaire unie. In vervolg op het verslag „Naar een echte economische en monetaire unie” heeft de Europese Raad in zijn conclusies van december 2012 zijn standpunten weergegeven over een aantal kwesties met het oog op een verdere versterking van de EMU,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden voorschriften vastgesteld om de monitoring van het economische en begrotingsbeleid in de eurozone te versterken en om zeker te stellen dat nationale begrotingen consistent zijn met de richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn afgegeven in het kader van het SGP en het Europees semester voor het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid, door:

a)

het Europees Semester zoals vastgesteld in artikel 2-bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 aan te vullen met een gemeenschappelijk budgettair tijdschema;

b)

de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, aan te vullen;

c)

het systeem voor het multilaterale toezicht op het begrotingsbeleid, zoals opgezet door Verordening (EG) nr. 1466/97, aan te vullen met additionele monitoringeisen om ervoor te zorgen dat beleidsaanbevelingen van de Unie op begrotingsgebied op passende wijze in de nationale budgettaire voorbereidingen worden geïntegreerd;

d)

de procedure voor de correctie van een buitensporig overheidstekort van een lidstaat, zoals vastgesteld bij artikel 126 VWEU en Verordening (EG) nr. 1467/97, aan te vullen met een nauwlettender monitoring van het begrotingsbeleid van lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, ten einde een tijdige en duurzame correctie van een buitensporig overheidstekort zeker te stellen;

e)

de onderlinge samenhang zeker te stellen tussen het begrotingsbeleid en maatregelen en hervormingen in het kader van de procedure ter voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en, in voorkomend geval, in het kader van een economisch partnerschapsprogramma als bedoeld in artikel 9.

2.   Bij toepassing van deze verordening wordt artikel 152 VWEU ten volle nageleefd en eerbiedigen de krachtens deze verordening vastgestelde aanbevelingen de nationale praktijken en instellingen voor loonvorming. Overeenkomsstig artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, laat deze verordening het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en de naleving ervan af te dwingen, of om overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijkencollectieve actie te voeren, onverlet.

3.   Deze verordening is van toepassing op de lidstaten die de euro als munt hebben.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „onafhankelijke instanties”: instanties die structureel onafhankelijk zijn of instanties die ten overstaan van de begrotingsautoriteiten van de lidstaat functioneel autonoom zijn, en die stoelen op nationale wettelijke bepalingen die een hoge mate van functionele autonomie en verantwoordingsplicht zeker stellen, waaronder:

b)   „onafhankelijke macro-economische prognoses”: macro-economische prognoses die worden opgesteld of bekrachtigd door onafhankelijke instanties;

c)   „begrotingskader voor de middellange termijn”: een begrotingskader voor de middellange termijn als omschreven in artikel 2, onder e), van Richtlijn 2011/85/EU;

d)   „stabiliteitsprogramma”: een stabiliteitsprogramma als omschreven in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1466/97.

Om consistentie tussen de verschillende onafhankelijke macro-economische prognoses als bedoeld in de eerste alinea, onder b), zeker te stellen, houden de lidstaten en de Commissie minstens eenmaal per jaar een technische dialoog over de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de voorbereiding van de macro-economische en budgettaire prognoses in overeenstemming met artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2011/85/EU.

2.   De definities van „de sector overheid” en van „subsectoren van de sector overheid”, als vastgelegd in punt 2.70 van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (10) zijn tevens van toepassing op deze verordening.

3.   De toepassing van deze verordening laat artikel 9 VWEU onverlet.

HOOFDSTUK II

ECONOMISCHE BELEIDSCOÖRDINATIE

Artikel 3

Samenhang met het kader voor economische beleidscoördinatie

De begrotingsprocedure van de lidstaten stemt overeen met:

1)

het kader voor de coördinatie van het economische beleid in de context van de jaarlijkse toezichtcyclus, die in het bijzonder de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden uitgevaardigd;

2)

de aanbevelingen die in het kader van het SGP worden gedaan;

3)

de aanbevelingen, in voorkomend geval, die in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus zijngedaan, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en

4)

adviezen, in voorkomend geval, aangaande economisch partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BUDGETTAIRE VOORSCHRIFTEN

Artikel 4

Gemeenschappelijk budgettair tijdschema

1.   Bij voorkeur voor 15 april maar uiterlijk 30 april van elk jaar maken de lidstaten, in het kader van het Europees semester, hun nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn openbaar, die stroken met hun begrotingskader voor de middellange termijn. Dergelijke plannen bevatten ten minste alle gegevens die moeten worden verstrekt in hun stabiliteitsprogramma's, en worden samen met de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteitsprogramma's ingediend. Dergelijke plannen stemmen overeen met het kader voor coördinatie van het economich beleid in de kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, die in het bijzonder de algemene richtsnoeren voor de lidstaten omvat die door de Commissie en de Europese Raad aan het begin van de cyclus worden uitgevaardigd. Zij stemmen ook overeen met de aanbevelingen in het kader van het SGP en, in voorkomend geval, met de aanbevelingen in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en met de adviezen aangaande economisch partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9.

Nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn en nationale hervormingsprogramma's bevatten indicaties over de wijze waarop de uitgezette hervormingen en maatregelen naar verwachting zullen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en nationale verbintenissen in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. Voorts bevatten nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn of nationale hervormingsprogramma's indicaties over het verwachte economische rendement van niet-defensie gerelateerde overheidsinvesteringsprojecten die aanzienlijke budgettaire gevolgen hebben. Nationale begrotingsplannen voor de middellange termijn en stabiliteitsprogramma's mogen in hetzelfde document worden gepresenteerd.

2.   De ontwerpbegroting van de centrale overheid voor het komende jaar en de belangrijkste parameters van de ontwerpbegrotingen van alle andere subsectoren van de algemene overheid worden jaarlijks uiterlijk 15 oktober openbaar gemaakt.

3.   De begroting van de centrale overheid worden jaarlijks uiterlijk 31 december aangenomen of vastgesteld en openbaar gemaakt, samen met de actuele belangrijkste parameters voor alle andere subsectoren van de algemene overheid. De lidstaten beschikken over uitgestelde-begrotingsprocedures die zij toepassen indien de begroting, omwille van objectieve redenen buiten de macht van de overheid, op 31 december niet is aangenomen of vastgesteld en openbaar gemaakt.

4.   Nationale begrotingsplannen op de middellange termijn en de in de leden 1 en 2 bedoelde ontwerpbegrotingen zijn gebaseerd op onafhankelijke macro-economische prognoses en vermelden of de begrotingsprognoses door een onafhankelijke instantie zijn opgesteld of bekrachtigd. Deze prognoses worden openbaar gemaakt samen met de nationale begrotingsplannen op de middellange termijn en de ontwerpbegrotingen die op basis hiervan zijn opgesteld.

Artikel 5

Onafhankelijke instanties belast met het toezicht op de naleving van begrotingsregels

1.   De lidstaten beschikken over onafhankelijke instanties die toezicht houden op de inachtneming van:

a)

cijfermatige begrotingsregels die de middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie als vastgelegd in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 in de nationale begrotingsprocedure verwerken;

b)

cijfermatige begrotingsregels als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2011/85/EU.

2.   Deze instanties stellen, waar passend, publiekelijk toegankelijke beoordelingen op met betrekking tot de nationale begrotingsregels, onder meer met betrekking tot:

a)

het zich voordoen van omstandigheden die leiden tot de activering van het correctiemechanisme voor gevallen van aanzienlijke geconstateerde afwijking van de middellangetermijndoelstelling of het aanpassingstraject naar die doelstelling, overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97;

b)

de vraag of de budgettaire correctie verloopt in overeenstemming met de nationale regels en plannen;

c)

het zich al dan niet meer voordoen van omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, tiende alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97, op grond waarvan een tijdelijke afwijking kan worden toestaan van de begrotingsdoelstelling voor de middellange termijn of van aanpassingstraject naar die doelstelling, mits een dergelijke afwijking de houdbaarheid van de begroting op de middellange termijn niet in gevaar brengt.

HOOFDSTUK IV

MONITORING EN BEOORDELING VAN DE ONTWERPBEGROTINGSPLANNEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 6

Monitoringeisen

1.   Uiterlijk 15 oktober van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie en bij de Eurogroep een ontwerpbegrotingsplan voor het komende jaar in. Dat ontwerpbegrotingsplan stemt overeen met de aanbevelingen die in het kader van het SGP zijn gedaan en, in voorkomend geval, met de aanbevelingen in het kader van de jaarlijkse toezichtcyclus, met inbegrip van de procedure betreffende macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1176/2011, en adviezen over de economische partnerschapsprogramma's als bedoeld in artikel 9.

2.   Zodra de ontwerpbegrotingsplannen als bedoeld in lid 1, bij de Commissie zijn ingediend, worden zij openbaar gemaakt.

3.   Het ontwerpbegrotingsplan bevat de volgende informatie voor het komende jaar:

a)

het nagestreefde begrotingssaldo voor de overheid als percentage van het bruto binnenlands product (bbp), uitgesplitst naar subsector van de overheid;

b)

de projecties bij ongewijzigd beleid voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid als percentage van het bbp en de belangrijkste onderdelen daarvan, met inbegrip van bruto-investeringen in vaste activa;

c)

de doelstellingen voor de uitgaven en ontvangsten van de overheid en de belangrijkste onderdelen daarvan als percentage van het bbp, rekening houdend met de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 vastgelegde voorwaarden en criteria voor de vaststelling van het groeipad van de overheidsuitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde;

d)

relevante gegevens over de overheidsuitgaven naar functie, met inbegrip van onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid, en, waar mogelijk, indicaties over de te verwachten verdelingseffecten van de belangrijkste uitgave- en ontvangstenmaatregelen;

e)

een beschrijving en kwantificering van de uitgaven- en ontvangstenmaatregelen in de ontwerpbegroting voor het komende jaar op het niveau van elke subsector voor het overbruggen van de kloof tussen de onder c) bedoelde doelstellingen en de overeenkomstig punt b) verstrekte projecties bij ongewijzigd beleid;

f)

de voornaamste aannamen van de onafhankelijke macro-economische prognoses en belangrijke economische ontwikkelingen die relevant zijn voor de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen;

g)

een bijlage bevattende de methode, economische modellen en aannamen, en alle andere relevante parameters die de onafhankelijke macro-economische prognoses onderbouwen, en de geraamde impact van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei;

h)

indicaties over de wijze waarop hervormingen en maatregelen in het ontwerpbegrotingsplan, met inbegrip van met name openbare investeringen, gevolg geven aan de geldende aanbevelingen welke overeenkomstig artikel 121 en artikel 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht en bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

De beschrijving als bedoeld in lid 1, onder e), mag minder gedetailleerd zijn voor maatregelen waarvan het effect op de begroting op minder dan 0,1 % van het bbp wordt geraamd. Er wordt bijzondere en uitdrukkelijke aandacht besteed aan belangrijke plannen tot hervorming van het begrotingsbeleid die overloopeffecten kunnen hebben voor andere lidstaten die de euro als munt hebben.

4.   Indien de overeenkomstig lid 3 in het ontwerpbegrotingsplan vermelde begrotingsdoelstellingen of de projecties bij ongewijzigd beleid verschillen van die in het recentste stabiliteitsprogramma, worden de verschillen naar behoren gemotiveerd.

5.   De specificaties betreffende de inhoud van het ontwerpbegrotingsplan worden uiteengezet in een door de Commissie in samenwerking met de lidstaten vastgesteld geharmoniseerd kader.

Artikel 7

Beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan

1.   De Commissie stelt zo spoedig mogelijk en uiterlijk 30 november een advies over het ontwerpbegrotingsplan.

2.   Niettegenstaande lid 1, daar waar, in uitzonderlijke gevallen, de Commissie na raadpleging van de betrokken lidstaat binnen een week na indiening van het ontwerpbegrotingsplan een bijzonder ernstige niet-nakoming van de in het SGP neergelegde verplichtingen aangaande het begrotingsbeleid vaststelt, stelt de Commissie haar advies vast binnen twee weken na indiening van het ontwerpbegrotingsplan. In haar advies verzoekt de Commissie dat een herzien ontwerpbegrotingsplan zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie weken na de datum van haar advies wordt ingediend. Het verzoek van de Commissie wordt gemotiveerd en openbaar gemaakt.

Artikel 6, leden 2, 3 en 4, zijn van toepassing op herziene ontwerpbegrotingsplannen zoals ingediend krachtens de eerste alinea van dit lid.

De Commissie stelt zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen drie weken na de indiening van het herziene ontwerpbegrotingsplan, een nieuw advies vast op basis van het herziene ontwerpbegrotingsplan.

3.   Het advies van de Commissie wordt openbaar gemaakt en aan de Eurogroep gepresenteerd. Op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat, of van het Europees Parlement, presenteert de Commissie haar advies aan het parlement dat hierom verzocht heeft.

4.   De Commissie voert een algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten van de eurozone als geheel uit, op basis van de nationale begrotingsvooruitzichten en hun onderlinge interactie in de zone, uitgaande van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie.

De algehele evaluatie omvat gevoeligheidsanalyses die een indicatie geven van de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën bij ongunstige economische, financiële of budgettaire ontwikkelingen. Tevens bevat de evaluatie in voorkomend geval maatregelen om de coördinatie van het begrotings- en macro-economisch beleid op het niveau van de eurozone te versterken.

De algehele evaluatie wordt openbaar gemaakt en in aanmerking genomen bij de jaarlijkse algemene richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten.

De methode (met inbegrip van modellen) en aannamen van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie voor elke lidstaat, waaronder ook de geraamde effecten van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei, worden als bijlage bij de algehele evaluatie gevoegd.

5.   De Eurogroep bespreekt de adviezen van de Commissie over de nationale ontwerpbegrotingsplannen en de begrotingssituatie en -vooruitzichten in de eurozone als geheel op basis van de overeenkomstig lid 4 door de Commissie uitgevoerde algehele evaluatie. De resultaten van deze besprekingen van de Eurogroep worden in voorkomend geval openbaar gemaakt.

Artikel 8

Verslaglegging over schuldemissies

1.   De lidstaten brengen vooraf en tijdig verslag uit aan de Commissie en de Eurogroep over hun nationale schuldemissieplannen.

2.   De geharmoniseerde indeling en inhoud van het verslag als bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld door de Commissie in samenwerking met de lidstaten.

HOOFDSTUK V

GARANDEREN VAN DE CORRECTIE VAN EEN BUITENSPORIG OVERHEIDSTEKORT

Artikel 9

Economische partnerschapsprogramma's

1.   Indien de Raad op grond van artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat in een lidstaat sprake is van een buitensporig overheidstekort, legt de betreffende lidstaat de Commissie en de Raad een economisch partnerschapsprogramma voor waarin de beleidsmaatregelen en structurele hervormingen worden beschreven die noodzakelijk zijn voor een effectieve en duurzame correctie van het buitensporige tekort, als een nadere uitwerking van zijn nationale hervormingsprogramma en zijn stabiliteitsprogramma, en met volledige inachtneming van de aanbevelingen van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de betrokken lidstaat.

2.   In het economisch partnerschapsprogramma wordt een aantal specifieke begrotingsprioriteiten vastgesteld en geselecteerd die gericht zijn op versterking van het concurrentievermogen en duurzame groei op de lange termijn, en die de structurele zwakheden in de betrokken lidstaat aanpakken. Deze prioriteiten stemmen overeen met de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid. In voorkomend geval worden mogelijke financiële middelen vastgesteld, met inbegrip van kredieten van de Europese Investeringsbank en andere toepasselijke financiële instrumenten, als toepasselijk.

3.   Het economisch partnerschapsprogramma wordt op hetzelfde moment ingediend als het verslag als bepaald in artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

4.   De Raad brengt advies uit over het economisch partnerschapsprogramma op basis van een voorstel van de Commissie.

5.   Een plan met corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 9, lid 4, van die verordening om het in dit artikel bedoelde economisch partnerschapsprogramma te vervangen. Indien een dergelijk plan met corrigerende maatregelen wordt ingediend na de vaststelling van een economisch partnerschapsprogramma, kunnen de maatregelen die in het economisch partnerschapsprogramma zijn vastgelegd zo nodig worden opgenomen in het plan met corrigerende maatregelen.

6.   De tenuitvoerlegging van het programma en de jaarlijkse begrotingsplannen die daarmee samenhangen, worden door de Raad en de Commissie gecontroleerd.

Artikel 10

Rapportagevereisten voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt

1.   Wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU, besluit dat er in een lidstaat een buitensporig overheidstekort bestaat, worden op verzoek van de Commissie de rapportagevereisten in overeenstemming met leden 2 tot en met 5 van dit artikel op de betrokken lidstaat toegepast tot de stopzetting van de lopende buitensporigtekortprocedure.

2.   De lidstaat voert een alomvattende beoordeling uit van de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar voor de overheid en haar subsectoren. De financiële risico's die verbonden zijn aan voorwaardelijke verplichtingen met potentieel grote gevolgen voor de overheidsbegrotingen, als bedoeld in artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad, worden in de beoordeling betrokken voor zover deze tot het bestaan van een buitensporig overheidstekort kunnen bijdragen. De uitkomst van deze beoordeling wordt opgenomen in het verslag dat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt ingediend over de genomen maatregelen om het buitensporige tekort te corrigeren.

3.   De lidstaat brengt regelmatig verslag uit aan de Commissie en aan het Economisch en Financieel Comité over de algemene overheid en de subsectoren ervan, de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, de gevolgen voor de begroting van discretionaire maatregelen aan zowel de ontvangsten- als de uitgavenzijde en de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, alsook over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen, waarin de inhoud van het in dit lid bedoelde regelmatige verslag nader wordt verduidelijkt.

4.   Indien de betreffende lidstaat voorwerp is van een aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, wordt het verslag als bedoeld in lid 3 van dit artikel voor de eerste maal ingediend zes maanden na het in artikel 3, lid 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde initiële verslag, en daarna elk halfjaar.

5.   Indien de betrokken lidstaat het voorwerp is van een door de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU vastgesteld besluit tot aanmaning, bevat het overeenkomstig lid 3 van dit artikel uit te brengen verslag ook informatie over het gevolg dat aan de specifieke aanmaning van de Raad wordt gegeven. Het wordt voor de eerste maal ingediend drie maanden na het in artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde initiële verslag, en daarna elk kwartaal.

6.   Op verzoek en binnen de door de Commissie vastgestelde termijn gaat de aan een buitensporigtekortprocedure onderworpen lidstaat over tot:

a)

de uitvoering van en rapportage over een alomvattende onafhankelijke audit van de openbare rekeningen van alle subsectoren van de algemene overheid, bij voorkeur in coördinatie met nationale hoge controle-instanties, met de bedoeling de betrouwbaarheid, volledigheid en juistheid van deze overheidsrekeningen te beoordelen voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure;

b)

het verstrekken van beschikbare aanvullende informatie voor de monitoring van de bij de correctie van het buitensporige tekort geboekte vooruitgang.

De Commissie (Eurostat) toetst de kwaliteit van de door de betrokken lidstaat gerapporteerde statistische gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (11).

Artikel 11

Lidstaten waarvoor een risico bestaat dat zij hun verplichting in het kader van hun buitensporigtekortprocedure niet nakomen

1.   Bij de beoordeling of er een risico bestaat dat de in de geldende aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU of het besluit tot aanmaning van de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, vastgestelde termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet wordt gehaald, baseert de Commissie zich onder meer op de verslagen die de lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze verordening hebben ingediend.

2.   Ingeval er een risico bestaat dat de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort niet wordt nageleefd, richt de Commissie een aanbeveling tot de betrokken lidstaat met betrekking tot de volledige uitvoering van de maatregelen als voorzien in de oorspronkelijke aanbevelingen of in het in lid 1 bedoelde aanbeveling of besluit tot aanmaning, met betrekking tot het nemen van andere maatregelen, of beide, binnen een tijdsbestek dat strookt met de termijn voor de correctie van zijn buitensporige tekort. De aanbeveling van de Commissie wordt openbaar gemaakt en aan het Economisch en Financieel Comité gepresenteerd. Op verzoek van het parlement van de betrokken lidstaat presenteert de Commissie de aanbeveling aan dat parlement.

3.   Binnen het tijdsbestek dat krachtens de in lid 2 bedoelde aanbeveling van de Commissie is vastgesteld, brengt de betrokken lidstaat gelijktijdig met de in artikel 10, lid 3, bedoelde verslagen aan de Commissie verslag uit over de maatregelen die in reactie op die aanbeveling zijn genomen. Het verslag bevat het volgende: de gevolgen voor de begroting van alle genomen discretionaire maatregelen, de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en -ontvangsten, informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken, en informatie over de andere maatregelen die in reactie op de aanbeveling van de Commissie worden genomen. Het verslag wordt openbaar gemaakt en wordt aan het Economisch en Financieel Comité gepresenteerd.

4.   Op grond van het in lid 3 bedoelde verslag beoordeelt de Commissie of de lidstaat heeft voldaan aan de aanbeveling als bedoeld in lid 2.

Artikel 12

Gevolgen voor de buitensporigtekortprocedure

1.   De mate waarin de betrokken lidstaat het in artikel 7, lid 1, bedoelde advies in acht heeft genomen, wordt in aanmerking genomen door:

a)

de Commissie wanneer zij op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, een verslag opstelt en wanneer zij overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1173/2011 een niet-rentedragend deposito oplegt;

b)

de Raad wanneer hij overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU, besluit of er al dan niet een buitensporig overheidstekort bestaat.

2.   De door de artikelen 10 en 11 van deze verordening ingestelde monitoring vormt een integraal onderdeel van de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 bedoelde regelmatige monitoring van de tenuitvoerlegging van de maatregelen die de betrokken lidstaat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, of besluiten tot aanmaning van de Raad op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, heeft genomen om het buitensporige tekort te corrigeren.

3.   Bij de beoordeling of aan de aanbevelingen op grond van artikel 126, lid 7, VWEU, of aan besluiten tot aanmaning op grond van artikel 126, lid 9, VWEU, effectief gevolg is gegeven, houdt de Commissie rekening met de in artikel 11, lid 4, van deze verordening bedoelde beoordeling en doet zij, in voorkomend geval, aanbevelingen aan de Raad voor het nemen van besluiten op grond van artikel 126, lid 8, of artikel 126, lid 11, VWEU, waarbij naar behoren aandacht wordt geschonken aan artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

Artikel 13

Consistentie met Verordening (EU) nr. 472/2013 (12)

De artikelen 6 tot en met 12 van deze verordening zijn niet van toepassing op lidstaten waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van 30 mei 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 10, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 15

Economische dialoog

1.   Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoording, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, in voorkomend geval, de voorzitter van de Raad, de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in de commissie uitnodigen om het volgende te bespreken:

a)

de specificaties van de inhoud van het ontwerpbegrotingsplan, als uiteengezet in een geharmoniseerd kader, dat overeenkomstig artikel 6, lid 5, is vastgesteld;

b)

de resultaten van de besprekingen van de Eurogroep over de overeenkomstig met artikel 7, lid 1, vastgestelde adviezen van de Commissie, voor zover deze openbaar zijn gemaakt;

c)

de door de Commissie in overeenstemming met artikel 7, lid 4, uitgevoerde algehele evaluatie van de begrotingssituatie en de vooruitzichten in de eurozone als geheel;

d)

de besluiten van de Raad zoals bedoeld in artikel 9, lid 4, en in artikel 12, lid 3.

2.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat die het voorwerp is van een aanbeveling van de Commissie uit hoofde van artikel 11, lid 2, of van een besluit van de Raad als bedoeld in lid 1, onder d), de gelegenheid geven deel te nemen aan een gedachtewisseling.

3.   Het Europees Parlement wordt naar behoren bij het Europees semester betrokken teneinde de transparantie van, de eigen verantwoordelijkheid voor en de verantwoordingsplicht met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van de uit hoofde van dit artikel uitgevoerde economische dialoog.

Artikel 16

Evaluatie van en verslagen over de toepassing van deze verordening

1.   Uiterlijk 14 december 2014, en daarna elke vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.

In de in de eerste alinea bedoelde verslagen wordt onder meer het volgende beoordeeld:

a)

de doeltreffendheid van deze verordening;

b)

vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en bereikte convergentie van de economische prestaties van de lidstaten overeenkomstig het VWEU;

c)

de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

2.   Uiterlijk 31 juli 2013 brengt de Commissie verslag uit over de mogelijkheden die door het bestaande begrotingskader van de Unie worden geboden om de behoefte aan productieve overheidsinvestering in evenwicht te brengen met de doelstellingen het gebied van de begrotingsdiscipline onder het preventieve deel van het SGP, en daaraan volledig te voldoen.

Artikel 17

Overgangsbepalingen

1.   De lidstaten waartegen bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds een buitensporigtekortprocedure loopt, voldoen uiterlijk 31 oktober 2013 aan de bepalingen inzake regelmatige rapportage overeenkomstig artikel 10, leden 3, 4 en 5.

2.   Artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 2, zijn enkel van toepassing op lidstaten waartegen bij de inwerkingtreding van deze verordening reeds een buitensporigtekortprocedure loopt, indien na 30 mei 2013 een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU, of een besluit van de Raad tot een aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU, wordt vastgesteld.

In dergelijke gevallen wordt het economische partnerschapsprogramma tegelijk ingediend met het verslag dat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, of artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt ingediend.

3.   De lidstaten voldoen uiterlijk 31 oktober 2013 aan artikel 5.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  PB C 141 van 17.5.2012, blz. 7.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en het besluit van de Raad van 13 mei 2013.

(3)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(4)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(5)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

(6)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 33.

(7)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 1.

(8)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(9)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41.

(10)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(11)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(12)  Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, (zie bladzijde 1van dit Publicatieblad).