ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.129.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 129

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
14 mei 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van Indonesië

1

 

*

Verordening (EU) nr. 431/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 147/2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

12

 

*

Verordening (EU) nr. 432/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 433/2013 van de Commissie van 7 mei 2013 houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Κοπανιστή (Kopanisti) (BOB))

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 434/2013 van de Commissie van 7 mei 2013 houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Mâche nantaise (BGA))

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 435/2013 van de Commissie van 7 mei 2013 houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Βόρειος Μυλοπόταμος Ρεθύμνης Κρήτης (Vorios Mylopotamos Rethymnis Kritis) (BOB))

21

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 436/2013 van de Commissie van 7 mei 2013 houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Queijo de Cabra Transmontano/Queijo de Cabra Transmontano Velho (BOB))

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 437/2013 van de Commissie van 8 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor Mexico op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde goederen mogen worden ingevoerd in of doorgevoerd door de Unie ( 1 )

25

 

*

Verordening (EU) nr. 438/2013 van de Commissie van 13 mei 2013 houdende wijziging en rectificatie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van bepaalde levensmiddelenadditieven betreft ( 1 )

28

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 439/2013 van de Commissie van 13 mei 2013 tot 192e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk

34

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 440/2013 van de Commissie van 13 mei 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

36

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/217/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 8 mei 2013 tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG wat betreft de gegevens voor Mexico in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 2589)  ( 1 )

38

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 430/2013 VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van Indonesië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Europese Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Voorlopige maatregelen

(1)

Op 15 november 2012 heeft de Europese Commissie (de „Commissie”) bij Verordening (EU) nr. 1071/2012 (2) (de „voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de „VRC”) en Thailand.

(2)

De procedure werd ingeleid met een bericht van inleiding (3), dat op 16 februari 2012 is gepubliceerd, naar aanleiding van een klacht die door het Defence Committee of Tube or Pipe Cast Fittings, of Malleable Cast Iron of the European Union (de „klager”) op 3 januari 2012 was ingediend namens producenten die meer dan 50 % van de totale productie van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad („hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad”), in de Unie voor hun rekening nemen.

(3)

Zoals vermeld in overweging 15 van de voorlopige verordening had het onderzoek naar dumping en schade betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikke-lingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot het einde van het OT (de „beoordelingsperiode”).

2.   Vervolg van de procedure

(4)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan was besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen („mededeling van de voorlopige bevindingen”), hebben verschillende belanghebbenden schriftelijke opmerkingen over de voorlopige bevindingen gemaakt. Ook werden de partijen die hierom verzochten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(5)

De Commissie heeft vervolgens alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte, verzameld en geanalyseerd.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(6)

Een belanghebbende stelde dat het door hem ingevoerde product niet tot het betrokken product dient te worden gerekend, aangezien zijn product door bepaalde technische bijzonderheden wordt gekenmerkt. Deze hulpstukken van smeedbaar gietijzer zijn voorzien van een conische schroefdraad, in tegenstelling tot de cilindrische schroefdraad van andere ingevoerde hulpstukken van smeedbaar gietijzer.

(7)

Uit onderzoek is echter gebleken dat deze hulpstukken, afgezien van deze technische specificaties, dezelfde fysieke en technische kenmerken hebben als de andere ingevoerde hulpstukken van smeedbaar gietijzer. Tevens is uit het onderzoek gebleken dat de hulp-stukken met conische schroefdraad op soortgelijke wijze worden gebruikt als de andere ingevoerde hulpstukken van smeedbaar gietijzer. In één lidstaat, waar beide soorten hulpstukken worden gebruikt, werd vastgesteld dat zij onderling uitwisselbaar zijn. Het argument werd dan ook afgewezen.

(8)

Een belanghebbende voerde aan dat hulpstukken van wit smeedbaar gietijzer in de gehele Unie kunnen worden verkocht, maar die van zwart smeedbaar gietijzer alleen in het VK, Ierland, Malta en Cyprus. Daarom zouden beide soorten hulpstukken met schroefdraad op de markt van de Unie niet volledig met elkaar concurreren.

(9)

Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat het grootste deel van de invoer van de hulp-stukken van zwart smeedbaar gietijzer met schroefdraad, van oorsprong uit de betrokken landen, naar landen op het Europese vasteland gaan, zoals Duitsland, Italië, Polen en Spanje. Derhalve wordt geconcludeerd dat hulpstukken van wit en zwart smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, op de hele markt van de Unie en niet alleen in een beperkt aantal landen ten volle met elkaar concurreren.

(10)

Een importeur voerde opnieuw aan dat binnenringen van knelkoppelingen niet onder de definitie van het betrokken product dienen te vallen. Hij stelde dat dergelijke binnenringen voor andere doeleinden worden gebruikt en verstrekte bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de schroefdraad van de binnenringen gemakkelijk kan worden onderscheiden van die van normale hulpstukken, omdat zij volgens verschillende ISO-normen worden vervaardigd (4). Na analyse van het bewijsmateriaal werd geconcludeerd dat de productomschrijving dienovereenkomstig moet worden beperkt.

(11)

Twee andere belanghebbenden voerden aan dat hulpstukken van smeedbaar ijzer voor elektriciteitsbuizen van de productomschrijving moeten worden uitgesloten, en met name ronde aansluitdozen met schroefdraad, die belangrijke onderdelen zijn van alle installaties van elektriciteitsbuizen en bijbehorende hulpstukken. Deze aansluitdozen worden volgens hen voor andere doeleinden gebruikt (zij omhullen en beschermen elektrische leidingen en zijn, anders dan de normale hulpstukken die het voorwerp van deze procedure zijn, niet bestemd voor het lekvrije transport van gas of water). Zij kunnen bovendien gemakkelijk van andere hulpstukken worden onderscheiden (zij hoeven niet volledig water- en gasdicht te zijn en worden, wanneer zij na de invoer in een installatie worden gemonteerd, voorzien van lichte deksels die gemakkelijk toegang bieden tot de elektriciteitskabels). Na een zorgvuldige overweging van deze argumenten werd geconcludeerd dat ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, van de productomschrijving moeten worden uitgesloten.

(12)

Gezien het bovenstaande wordt het passend geacht de in de voorlopige verordening vast-gestelde productomschrijving te herzien. Het betrokken product wordt daarom definitief gedefinieerd als gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10, uitge-zonderd binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel.

(13)

Aangezien geen andere opmerkingen over het betrokken product en het soortgelijke product werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 17 tot en met 21 en 23 tot en met 28 van de voorlopige verordening bevestigd.

C.   STEEKPROEVEN

(14)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen werden geen opmerkingen over de steekproeven van producenten in de Unie, producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs ontvangen. Bijgevolg worden de bevindingen in de overwegingen 29 tot en met 31 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Volksrepubliek China

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming en individuele behandeling

(15)

Aangezien geen opmerkingen over de behandeling als marktgerichte onderneming en de individuele behandeling werden ontvangen, worden de overwegingen 32 tot en met 46 van de voorlopige verordening bevestigd.

1.2.   Referentieland

(16)

Aangezien geen opmerkingen over het referentieland werden ontvangen, worden de overwegingen 47 tot en met 53 van de voorlopige verordening bevestigd.

1.3.   Normale waarde, uitvoerprijs, vergelijking

(17)

Een Chinese producent-exporteur voerde aan dat de normale waarde dient te worden berekend op basis van de binnenlandse verkoop van de enige medewerkende producent in het referentieland, ook al bereikt deze verkoop niet de representatieve hoeveelheid als bepaald in artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Dit argument is valide in het geval van een referentieland. Derhalve werd de vaststelling van de normale waarde gebaseerd op de binnenlandse verkoop van de enige medewerkende producent in het kader van normale handelstransacties in het referentieland.

(18)

Dezelfde Chinese producent-exporteur stelde dat bij de vaststelling van de dumpingmarge rekening moet worden gehouden met de gehele uitvoer, en niet alleen met de uitvoer van productsoorten die rechtstreeks vergelijkbaar zijn met de door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt verkochte productsoorten. Dit argument werd aanvaard. Voor deze niet rechtstreeks vergelijkbare productsoorten werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van de normale waarde van de overeenkomstige product-soorten, gecorrigeerd voor de marktwaarde van de verschillen in fysieke kenmerken van het betrokken product.

(19)

Aangezien er geen verdere opmerkingen over de normale waarde, de uitvoerprijs en de vergelijking werden ontvangen, worden de bevindingen in de overwegingen 54, 59 tot en met 61 en 64 tot en met 67 van de voorlopige verordening bevestigd.

1.4.   Dumpingmarges

(20)

Voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd de voor het referentieland vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde per soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(21)

Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Hebei Jianzhi

57,8

Jinan Meide

40,8

Qingdao Madison

24,6

(22)

De gewogen gemiddelde dumpingmarge van de medewerkende, maar niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend. Deze marge werd daarom vastgesteld op basis van de marges die voor de producenten-exporteurs in de steekproef waren vastgesteld.

(23)

Op grond hiervan werd de dumpingmarge voor de medewerkende, niet in de steekproef opgenomen ondernemingen vastgesteld op 41,1 %.

(24)

Voor alle andere producenten-exporteurs in de VRC werden de dumpingmarges overeen-komstig artikel 18 van de basisverordening op basis van de beschikbare feiten vastgesteld. Daartoe werd eerst het medewerkingsniveau bepaald door vergelijking van de door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde omvang van de uitvoer naar de Unie met de totale omvang van de uitvoer uit de VRC, zoals vastgesteld in overweging 51.

(25)

Aangezien de medewerkende producenten-exporteurs meer dan 50 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie vertegenwoordigden en de bedrijfstak gezien het hoge aantal producenten-exporteurs in de VRC als versnipperd kan worden beschouwd, is het mede-werkingsniveau hoog. Derhalve werd de residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de in de steekproef opgenomen onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(26)

Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Hebei Jianzhi

57,8

Jinan Meide

40,8

Qingdao Madison

24,6

Andere medewerkende ondernemingen

41,1

Alle andere ondernemingen

57,8

2.   Indonesië

2.1.   Normale waarde, uitvoerprijs, vergelijking

(27)

Aangezien er geen opmerkingen over de normale waarde, de uitvoerprijs en de vergelijking werden ontvangen, worden de bevindingen ten aanzien van Indonesië in de overwegingen 75 tot en met 87 en 91 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.2.   Dumpingmarges

(28)

Aangezien het medewerkingsniveau als hoog werd beschouwd (de uitvoer van de enige medewerkende Indonesische onderneming vertegenwoordigde meer dan 80 % van de totale Indonesische uitvoer naar de Unie tijdens het OT), werd de dumpingmarge voor alle andere Indonesische producenten-exporteurs vastgesteld op hetzelfde niveau als dat van de medewerkende onderneming.

(29)

Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges voor de Indonesische onder-nemingen, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

PT. Tri Sinar Purnama

11,0

Alle andere ondernemingen

11,0

3.   Thailand

3.1.   Normale waarde, uitvoerprijs, vergelijking

(30)

Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding vormen voor een wijziging van de met betrekking tot Thailand uitgevoerde dumpingberekening of de daarvoor gebruikte methode.

(31)

Bijgevolg worden de in de overwegingen 75 tot en met 88 van de voorlopige verordening met betrekking tot Thailand vastgestelde bevindingen inzake de normale waarde, de uitvoerprijs en de vergelijking bevestigd.

3.2.   Dumpingmarges

(32)

Een herziening en bijstelling van de dumpingberekening heeft geresulteerd in een iets lagere dumpingmarge van 15,5 % voor een van de Thaise producenten-exporteurs. De voor de andere medewerkende producenten-exporteurs vastgestelde voorlopige dumpingmarges werden definitief bevestigd.

(33)

Aangezien het medewerkingsniveau als hoog werd beschouwd (de uitvoer van de twee medewerkende Thaise ondernemingen vertegenwoordigde meer dan 80 % van de totale Thaise uitvoer naar de Unie tijdens het OT), werd de dumpingmarge voor alle andere Thaise producenten-exporteurs vastgesteld op het niveau van de hoogste dumpingmarge van de twee medewerkende ondernemingen.

(34)

Op grond hiervan bedragen de definitieve dumpingmarges voor de Thaise ondernemingen, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge (%)

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd

15,5

Siam Fittings Co. Ltd

50,7

Alle andere ondernemingen

50,7

E.   SCHADE

1.   Productie in de Unie

(35)

Aangezien er geen opmerkingen over de productie in de Unie werden ontvangen, wordt overweging 94 van de voorlopige verordening bevestigd. Hieraan zij toegevoegd dat het soortgelijke product gedurende de beoordelingsperiode ook werd vervaardigd door drie andere producenten in de Unie die hun productie in 2008 en 2009 hebben gestaakt, en daarnaast nog door een producent die zijn productie aan het eind van de beoordelings-periode heeft stopgezet.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie

(36)

Belanghebbenden hebben aangevoerd dat beide in de steekproef opgenomen groepen van producenten in de Unie het betrokken product invoeren en derhalve overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), niet als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie mogen worden beschouwd.

(37)

In dit verband werd vastgesteld dat beide in de steekproef opgenomen groepen van producenten in de Unie het betrokken product inderdaad invoeren. Hierbij dient echter ten eerste te worden opgemerkt dat de vaststelling dat een producent in de Unie tevens importeur van het betrokken product is, niet automatisch inhoudt dat die producent niet tot de bedrijfstak van de Unie mag worden gerekend. Ten tweede geldt voor elk van de producenten in de Unie dat hun invoer van het betrokken product van geringe omvang is in verhouding tot de totale productie en verkoop van de groepen ondernemingen. Derhalve wordt bevestigd dat beide groepen ondernemingen als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie worden beschouwd.

(38)

Bovendien stelde een belanghebbende dat een van de producenten in de Unie niet als onderdeel van de bedrijfstak van de Unie behoort te worden beschouwd omdat hij zou zijn verbonden met een importeur van het betrokken product. Hierbij dient echter ten eerste te worden opgemerkt dat de vaststelling dat een producent in de Unie en een exporteur met elkaar verbonden zijn, niet automatisch inhoudt dat die producent in de Unie niet tot de bedrijfstak van de Unie mag worden gerekend. Ten tweede werd geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de vermeende verbondenheid tussen de producent in de Unie en de importeur aan de criteria van artikel 4, lid 2, van de basisverordening beantwoordt. Bovendien vormt de hoeveelheid door die importeur ingevoerde goederen slechts een klein deel van de hoeveelheden die worden geproduceerd en verkocht door de producent in de Unie met wie hij zou zijn verbonden. Ook al zou worden vastgesteld dat de producent in de Unie met de importeur verbonden is, dan nog zou de producent in de Unie worden geacht deel uit te maken van de bedrijfstak van de Unie.

(39)

Gezien de definitie van de bedrijfstak van de Unie ten behoeve van de beoordeling van de schade vormen alle producenten in de Unie die tijdens de beoordelingsperiode het soort-gelijke product vervaardigden, samen de bedrijfstak van de Unie; zij worden daarom de „bedrijfstak van de Unie” genoemd in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

3.   Verbruik in de Unie

(40)

Een belanghebbende maakte een opmerking over het feit dat de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode meer produceerde dan verkocht. Tegelijkertijd werd een daling van de voorraden gemeld, wat onwaarschijnlijk is omdat in dat geval de voorraden zouden moeten toenemen.

(41)

Vastgesteld werd dat in de voorlopige fase de productie en de voorraden correct waren gemeld, maar dat een fout was gemaakt bij het melden van de verkopen in de Unie door de bedrijfstak van de Unie, terwijl sommige verkopen van de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie niet volledig in aanmerking waren genomen. Dit is rechtgezet, waardoor ook het verbruik in de Unie en de marktaandelen op de markt van de Unie moesten worden bijgesteld. Wegens de in overweging 113 van de voorlopige verordening genoemde bedrijfsbeëindiging van drie producenten in de Unie in de beoordelingsperiode is het effect van de bijstelling van het verbruik in de Unie het grootst aan het begin van de beoordelingsperiode.

(42)

Het verbruik in de Unie is tussen 2008 en 2009 met 28 % afgenomen en is daarna met 7 procentpunten gestegen tot een niveau dat 21 % lager ligt dan het verbruik aan het begin van de beoordelingsperiode.

Verbruik in de Unie (ton)

 

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie

84 270

60 807

60 640

66 493

Indexcijfers

100

72

72

79

Bron:

Gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

4.   Invoer uit de betrokken landen

4.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de betrokken invoer

(43)

Wat de invoer met dumping uit Indonesië betreft, wordt definitief bevestigd dat deze in het OT slechts circa 2,5 % van alle invoer van het soortgelijke product naar de Unie uitmaakte. Zij kan daarom niet worden beschouwd als een oorzaak van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 9, lid 3, van de basis-verordening of de bepalingen van de antidumpingovereenkomst van de Wereldhandels-organisatie (WTO).

(44)

In het licht van het bovenstaande wordt definitief besloten om die invoer niet te cumuleren met de invoer met dumping uit de VRC en Thailand.

(45)

Met betrekking tot de cumulatieve beoordeling van de invoer uit de VRC en Thailand ten behoeve van de schadeanalyse en het onderzoek naar het oorzakelijk verband voerden belanghebbenden aan dat de invoer uit Thailand en de invoer uit de VRC om verschillende redenen niet cumulatief mogen worden beoordeeld.

(46)

Ten eerste werd aangevoerd dat de invoer uit Thailand veel kleiner is dan die uit de VRC en in absolute termen afneemt. De invoer uit Thailand is echter niet verwaarloosbaar, en groot genoeg om een cumulatieve beoordeling te rechtvaardigen. Bovendien is de invoer uit Thailand blijkens de tabel in overweging 51 weliswaar in absolute termen gedaald, maar is het marktaandeel ervan in de beoordelingsperiode met 19 % toegenomen, zoals blijkt uit de tabel in overweging 52.

(47)

Gesteld werd dat de uit Thailand ingevoerde producten gemiddeld tegen hogere prijzen worden verkocht dan de uit de VRC ingevoerde producten. Deze bewering is weliswaar juist, maar de prijzen van de bedrijfstak in de Unie worden desondanks in aanzienlijke mate onderboden door de invoer uit Thailand. Bovendien is het prijsverschil tussen de uit Thailand respectievelijk de VRC ingevoerde producten in de beoordelingsperiode gestaag gedaald van 698 EUR/ton in 2008 tot 472 EUR/ton in het OT, zoals blijkt uit de tabel in overweging 108 van de voorlopige verordening.

(48)

Aangezien er geen andere argumenten of opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 98 tot en met 105 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.2.   Omvang, marktaandeel en prijzen van de betrokken invoer met dumping; prijsonderbieding

(49)

Enkele belanghebbenden voerden aan dat de cijfers over de invoer uit de VRC in overweging 106 van de voorlopige verordening te hoog zijn, aangezien de desbetreffende GN-code betrekking heeft op alle soorten hulpstukken van smeedbaar gietijzer, en niet alleen op hulpstukken met schroefdraad.

(50)

In dit verband zij erop gewezen dat er niet van werd uitgegaan dat het bij de onder de GN-code gerapporteerde hoeveelheden uitsluitend om hulpstukken met schroefdraad ging. De in de voorlopige verordening vermelde hoeveelheden waren reeds naar beneden bijgesteld op basis van de door de nationale douaneautoriteiten verstrekte informatie. Deze hoeveelheden stroken met de gegevens die in de klacht zijn opgenomen. De belang-hebbenden hadden voldoende tijd om hierover opmerkingen te maken. Zij hebben echter noch voor de publicatie van de voorlopige verordening noch binnen de termijn waarbinnen opmerkingen op de voorlopige verordening konden worden ingediend, informatie ter zake verstrekt. De Chinese kamer van koophandel heeft pas zeer laat in de procedure, bijna twee maanden na de termijn voor de indiening van opmerkingen op de voorlopige verordening, d.w.z. bijna een jaar na de opening van het onderzoek, kwantitatieve informatie over de haars inziens correcte omvang van de invoer uit de VRC verstrekt. Doordat deze informatie buiten de termijn werd verstrekt, was het niet mogelijk de gegevens binnen de in artikel 6, lid 9, van de basisverordening vastgelegde maximale onderzoeksduur van 15 maanden in een objectief onderzoeksproces te controleren. In elk geval lijkt de omvang van de invoer uit de VRC aanzienlijk te laag te zijn opgegeven, daar de gegevens alleen op ramingen van de uitvoer van de medewerkende ondernemingen zijn gebaseerd, waardoor zij niet als nauwkeurig kunnen worden beschouwd. Het argument werd daarom afgewezen.

(51)

Een aantal importeurs heeft echter informatie verstrekt over de mate waarin zij gedurende de beoordelingsperiode andere producten dan het betrokken product onder dezelfde GN-code hebben ingevoerd. Deze informatie kon wel in aanmerking worden genomen, en de uit de betrokken landen ingevoerde hoeveelheden werden dienovereenkomstig naar beneden bijgesteld.

In de Unie ingevoerde hoeveelheid (ton)

 

2008

2009

2010

OT

VRC

24 180

20 876

20 416

28 894

Indexcijfers

100

86

84

119

Thailand

3 723

2 681

3 331

3 485

Indexcijfers

100

72

89

94

Twee betrokken landen

27 903

23 558

23 747

32 379

Indexcijfers

100

84

85

116

Bron:

Gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(52)

Als gevolg van de in overweging 41 uiteengezette kwestie betreffende de verkopen in de Unie door de bedrijfstak van de Unie moest het marktaandeel van de invoer met dumping uit de twee betrokken landen eveneens worden herzien. Het marktaandeel van de invoer met dumping uit de twee betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 15,6 procentpunten gestegen van 33,1 % tot 48,7 %. Deze groei van het marktaandeel vond grotendeels plaats tussen 2010 en het einde van het OT in een periode waarin de vraag zich herstelde.

Marktaandeel van de Unie

 

2008

2009

2010

OT

VRC

28,7 %

34,3 %

33,7 %

43,5 %

Indexcijfers

100

120

117

151

Thailand

4,4 %

4,4 %

5,5 %

5,2 %

Indexcijfers

100

100

124

119

Twee betrokken landen

33,1 %

38,7 %

39,2 %

48,7 %

Indexcijfers

100

117

118

147

Bron:

Gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(53)

Een belanghebbende verzocht om bekendmaking van geaggregeerde informatie over de verkoopprijs per productsoort voor de bedrijfstak van de Unie. Aangezien de steekproef van producenten in de Unie uit slechts twee groepen producenten bestond, zoals vermeld in overweging 111 van de voorlopige verordening, konden in verband met de geheimhouding de eigenlijke geaggregeerde gegevens niet openbaar worden gemaakt. Om dezelfde reden kan de geaggregeerde verkoopprijs per productsoort evenmin openbaar worden gemaakt.

(54)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat de uit de betrokken landen ingevoerde producten de Unie binnenkomen in een ander handelsstadium dan dat waarin de goederen door de producenten in de Unie worden verkocht. Dit is inderdaad het geval en de bedrijfstak van de Unie en de importeurs hebben vaak dezelfde klanten. Het aangevoerde argument kon daarom worden aanvaard en er werd rekening mee gehouden door middel van een correctie voor verschil in handelsstadium.

(55)

Als gevolg hiervan werden de in overweging 110 van de voorlopige verordening genoemde prijsonderbiedingsmarges naar beneden bijgesteld. Toch zijn deze nog aanzien-lijk: zij bedragen tussen 25 % en 45 %, met als enige uitzondering een Thaise exporteur, voor wie een prijsonderbiedingsmarge van rond 10 % werd vastgesteld.

(56)

Aangezien er geen andere argumenten of opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 108 en 109 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Situatie van de bedrijfstak in de EU

(57)

Aangezien er geen argumenten of opmerkingen werden ingediend, wordt overweging 111 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(58)

Aangezien geen opmerkingen over de productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad werden ontvangen, worden de overwegingen 112 tot en met 114 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.2.   Voorraden

(59)

Aangezien er geen opmerkingen over de voorraden werden ontvangen, wordt over-weging 115 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.3.   Verkoopvolume en marktaandeel

(60)

Als gevolg van de in overweging 41 uiteengezette kwestie moesten ook de omvang van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie worden herzien. De omvang van de verkoop van alle producenten in de Unie op de markt van de Unie nam tussen 2008 en 2009 als gevolg van een inzakkende vraag met 36 % significant af. Na 2009 nam de vraag in de Unie echter met rond 6 000 ton toe, zoals vermeld in overweging 42, maar de verkoop in de Unie daalde tot het einde van de beoordelingsperiode met nog eens 5 procentpunten, oftewel 2 440 ton.

Omvang van de verkoop in de Unie (ton)

Alle producenten

2008

2009

2010

OT

Verkoop in de Unie

48 823

31 069

30 466

28 629

Indexcijfers

100

64

62

59

Bron:

Antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, klacht.

(61)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode met 26 % of 14,8 procentpunten af, terwijl het marktaandeel van de invoer met dumping tijdens dezelfde periode met 15,6 procentpunten steeg, zoals aangegeven in overweging 52.

Marktaandeel van de Unie

Alle producenten

2008

2009

2010

OT

Marktaandeel

57,9 %

51,1 %

50,2 %

43,1 %

Indexcijfers

100

88

87

74

Bron:

Gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(62)

Een van de belanghebbenden voerde aan dat de marktaandelen in het buitenlandsehandel-segment in het Verenigd Koninkrijk een ander beeld te zien geeft, waarbij de bedrijfstak van de Unie een groter marktaandeel heeft, terwijl het marktaandeel van de invoer uit de VRC op dit speciale segment van de markt van de Unie kleiner is.

(63)

Het is goed mogelijk dat de bedrijfstak van de Unie in een speciaal marktsegment in een enkele lidstaat een groter marktaandeel heeft. Het is immers normaal dat de verschillende marktdeelnemers niet in alle marktsegmenten in alle lidstaten hetzelfde marktaandeel hebben. Deze schadeanalyse bestrijkt echter de gehele markt van de Unie. Daarom wordt bevestigd dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk is gedaald, zoals hierboven is uiteengezet.

6.   Conclusie betreffende schade

(64)

Aangezien er geen andere argumenten of opmerkingen werden ingediend, worden de overwegingen 118 tot en met 133 van de voorlopige verordening, met inbegrip van de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft geleden, bevestigd.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Gevolgen van andere factoren

1.1.   Invoer uit andere derde landen

(65)

Als gevolg van de in overweging 41 uiteengezette kwestie betreffende de verkopen in de Unie door de bedrijfstak van de Unie moest het marktaandeel van de andere derde landen eveneens worden herzien. De invoer uit de andere derde landen was gedurende de hele beoordelingsperiode beperkt. Het totale marktaandeel van de invoer uit andere landen dan de twee betrokken landen is in de beoordelingsperiode met 0,8 procentpunten gedaald, van 9,0 % naar 8,2 %.

(66)

De in grootte volgende bronnen van invoer waren in het OT Brazilië, Indonesië en Turkije met een marktaandeel tussen 1,3 % en 1,5 %; het marktaandeel van elk van deze landen is tijdens de beoordelingsperiode gelijk gebleven of gedaald.

Marktaandeel van de invoer

 

2008

2009

2010

OT

Brazilië

3,1 %

3,6 %

3,9 %

1,5 %

Indonesië

1,5 %

2,4 %

1,9 %

1,5 %

Turkije

1,3 %

1,9 %

1,8 %

1,3 %

Andere landen

3,0 %

2,3 %

3,1 %

3,9 %

Totaal

9,0 %

10,2 %

10,6 %

8,2 %

Indexcijfers

100

114

118

92

Bron:

Eurostat.

(67)

Wegens de beperkte omvang en de stabiele trend kan worden geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen dan de betrokken landen geen bijdrage heeft geleverd aan de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

1.2.   Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

(68)

Enkele belanghebbenden voerden aan dat het verbruik in de Unie zich negatief heeft ontwikkeld als gevolg van de grotere rol van vervangende producten die zijn vervaardigd uit andere materialen dan smeedbaar gietijzer, zoals kunststof, roestvrij staal, koolstofstaal en koper, en nieuwe verbindingstechnologieën. Als gevolg hiervan hebben sommige producenten in de Unie hun assortiment uitgebreid met een aantal van deze vervangende producten.

(69)

In dit verband zij erop gewezen dat in overweging 146 van de voorlopige verordening aandacht is besteed aan de vervangingseffecten. Deze hadden negatieve gevolgen voor het verbruik in de Unie, wat zijn weerslag had op de productie en de verkoop van de producenten in de Unie.

(70)

Zoals in de voorlopige verordening al werd aangegeven, werden de schadelijke gevolgen van het dalende verbruik in de Unie echter verergerd door de gestage toename van de invoer met dumping, die een stijging met 15,6 procentpunten vertoonde op een krimpende markt. Tussen 2009 en het OT nam de vraag in de Unie met rond 6 000 ton toe, zoals vermeld in overweging 60, maar de verkoop van de bedrijfstak van de Unie nam tot het einde van de beoordelingsperiode op een zich herstellende markt verder af met 2 440 ton.

(71)

In het licht van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de negatieve ontwikkeling van het verbruik in de Unie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet wegneemt.

1.3.   Daling van de productiecapaciteit als gevolg van andere factoren dan invoer met dumping

(72)

Enkele belanghebbenden stelden dat de in overweging 113 van de voorlopige verordening genoemde daling van de productiecapaciteit in de Unie te wijten is aan de bedrijfsbeëindi-ging van drie producenten in de Unie in 2008 en 2009 als gevolg van de economische crisis. De daling zou volgens hen daarom niet kunnen worden toegeschreven aan de invoer uit de betrokken landen.

(73)

In dit verband zij erop gewezen dat in overweging 113 van de voorlopige verordening al werd vermeld dat de bedrijfsbeëindiging van drie producenten in de Unie de belangrijkste reden was voor de vermindering van de productiecapaciteit.

(74)

De bedrijfsbeëindiging van de drie producenten in de Unie mag evenwel niet alleen worden gezien als een gevolg van een afnemende vraag. Tijdens de beoordelingsperiode werd de in overweging 42 genoemde krimpende markt geconfronteerd met een gestaag groeiende invoer uit de betrokken landen, waarvan het marktaandeel met 15,6 procent-punten is gestegen, zoals uiteengezet in overweging 52. Hieruit blijkt dat niet alleen de afnemende vraag heeft bijgedragen tot de bedrijfsbeëindiging van de drie producenten in de Unie en daarmee ook tot de vermindering van de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie. Er bestaat ook een duidelijk verband tussen de vermindering van de productiecapaciteit en de toename van het marktaandeel van de invoer met dumping

1.4.   Invoer van het betrokken product door producenten in de Unie

(75)

Enkele belanghebbenden stelden dat de producenten in de Unie de door hen geleden schade aan zichzelf te wijten hebben, aangezien zij significante hoeveelheden van het betrokken product zouden invoeren. Deze bewering werd niet door de bevindingen van het onderzoek bevestigd. Uit de door de producenten in de Unie en de medewerkende exporteurs verstrekte informatie is gebleken dat deze invoer voor elk van de in de steek-proef opgenomen groepen producenten in de Unie van geringe omvang was in verhouding tot de totale productie en verkoop van hun eigen producten, zoals al is vermeld in overweging 37. Gezien de geringe omvang van de invoer van het betrokken product door de producenten in de Unie wordt geconcludeerd dat die invoer niet heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Het argument werd derhalve afgewezen.

1.5.   Vaststelling van 2008 als beginjaar

(76)

Enkele belanghebbenden voerden aan dat de verslechtering die voor de bedrijfstak van de Unie werd geconstateerd, voornamelijk te wijten is aan het feit dat 2008 als basisjaar voor de beoordelingsperiode wordt gebruikt. Volgens hen was 2008 een uitzonderlijk goed jaar voor de bedrijfstak in de Unie. Uit de in de klacht verstrekte informatie blijkt echter dat de situatie van de bedrijfstak in 2007 vergelijkbaar was met of zelfs beter was dan die in 2008. Daarom wordt geconcludeerd dat de vastgestelde schade niet afhankelijk is van het feit dat 2008 als beginjaar van de beoordelingsperiode is vastgesteld.

2.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(77)

Rekening houdend met het bovenstaande en gezien het feit dat er geen andere argumenten of opmerkingen werden ontvangen, wordt de inhoud van de overwegingen 134 tot en met 153 van de voorlopige verordening bevestigd.

(78)

Bij wijze van conclusie wordt bevestigd dat de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, die gekenmerkt wordt door een daling van de winstgevendheid, het productievolume, de bezettingsgraad, de verkochte hoeveelheid en het marktaandeel, werd veroorzaakt door de betrokken invoer met dumping. Het effect van de afnemende vraag op de negatieve ontwikkeling van de bedrijfstak van de Unie in termen van productie-capaciteit, productie en verkoop was daarentegen beperkt.

(79)

Gezien bovenstaande analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie duidelijk zijn onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, wordt bevestigd dat deze andere factoren als zodanig de bevinding dat de vastgestelde schade moet worden toegeschreven aan de invoer met dumping, niet ongedaan kunnen maken.

G.   BELANG VAN DE UNIE

(80)

Aangezien er geen opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 154 tot en met 164 van de voorlopige verordening bevestigd, met inbegrip van de conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om geen maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer met dumping uit de betrokken landen.

H.   DEFINITIEVE MAATREGELEN

1.   Schademarge

(81)

De schademarges zijn bijgesteld om rekening te houden met de correctie voor verschil in handelsstadium die werd toegepast bij de berekening van het onderbiedingsniveau, zoals uiteengezet in de overwegingen 54 en 55. Aangezien geen andere specifieke opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 165 tot en met 170 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Definitieve maatregelen

(82)

Gezien de conclusies ten aanzien van dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Unie wordt in overeenstemming met artikel 9 van de basisverordening geoordeeld dat op het betrokken product van oorsprong uit de VRC en Thailand een definitief anti-dumpingrecht moet worden ingesteld, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk moet zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge indien deze lager is; in de onder-havige gevallen was de dumpingmarge behalve in één geval steeds lager.

(83)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Chinese en Thaise producenten-exporteurs werd voor beide landen het recht voor „alle andere ondernemingen” vastgesteld op het niveau van het hoogste recht dat werd opgelegd aan de ondernemingen van het betreffende land die in de steekproef zijn opgenomen of aan het onderzoek hebben meegewerkt. Het recht voor „alle andere ondernemingen” is van toepassing op de ondernemingen die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt en op ondernemingen die het betrokken product in het OT niet hebben uitgevoerd naar de Unie.

(84)

Voor de in de bijlage bij deze verordening vermelde medewerkende Chinese onder-nemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, wordt het definitieve recht vast-gesteld op het gewogen gemiddelde van de rechten van de in de steekproef opgenomen ondernemingen.

(85)

De definitieve antidumpingrechten zijn als volgt:

Volksrepubliek China

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Recht (%)

Hebei Jianzhi Casting Group Ltd

57,8

96,1

57,8

Jinan Meide Casting Co., Ltd.

40,8

84,4

40,8

Qingdao Madison Industrial Co., Ltd

24,6

89,4

24,6

Andere medewerkende onder-nemingen

41,1

86,3

41,1

Alle andere ondernemingen

 

 

57,8

Thailand

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Recht

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd

15,5

43,1

15,5

Siam Fittings Co. Ltd

50,7

14,9

14,9

Alle andere ondernemingen

 

 

15,5

(86)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij zijn dan ook in overeenstemming met de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC en Thailand die vervaardigd zijn door de ondernemingen en bijgevolg door de vermelde specifieke juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde onder-nemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(87)

Verzoeken om toepassing van een voor een afzonderlijke onderneming geldend anti-dumpingrecht (bv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopentiteiten) dienen aan de Commissie (5) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopentiteiten verband houdt met wijzigingen in de activi-teiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening vervolgens dien-overeenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

(88)

Om met betrekking tot de VRC een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens gelden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen, daar dit artikel niet van toepassing is wanneer gebruik is gemaakt van een steekproef.

(89)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen op bepaalde gegoten hulpstukken (fittings) voor buis-leidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, en de bedragen waarvoor uit hoofde van het voorlopige recht zekerheid was gesteld, definitief te innen („mededeling van de definitieve bevindingen”). De belang-hebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken.

(90)

Aangezien er na de mededeling van de definitieve bevindingen geen argumenten zijn aangevoerd die het resultaat van de beoordeling van de zaak zouden kunnen beïnvloeden, is er geen aanleiding om de in het voorafgaande uiteengezette bevindingen te wijzigen.

I.   VERBINTENIS

(91)

Eén medewerkende Thaise producent-exporteur heeft in overeenstemming met artikel 8 van de basisverordening een prijsverbintenis aangeboden. Omdat van het betrokken product talloze productsoorten (volgens de producent-exporteur heeft hij in de EU meer dan 900 productsoorten verkocht) met zeer uiteenlopende prijzen bestaan (bij de meest verkochte producten kan dit oplopen tot 200 %, maar sommige van de minder vaak verkochte producten kunnen zelfs tien keer zo duur zijn als andere), is het gevaar van kruiscompensatie levensgroot aanwezig. Bovendien kunnen de productsoorten verschillen in uitvoering en afwerking. Daarom werd overwogen dat het product zich niet leent voor een prijsverbintenis. Ook is het de laatste jaren gangbare praktijk van de Commissie geen verbintenissen te aanvaarden wanneer het product in zoveel verschillende soorten bestaat. Derhalve werd het aanbod van een verbintenis afgewezen.

J.   DEFINITIEVE INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

(92)

Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarge en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, wordt het nodig geacht de bedragen waarvoor zekerheid is gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen. Wanneer het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht, worden uitsluitend de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld, definitief geïnd, terwijl de als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het definitieve recht overschrijden, worden vrijgegeven.

(93)

Aangezien binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, zijn uitgesloten van de productomschrijving (zie de overwegingen 8 en 11), moeten de voorlopige, als zekerheid gestelde bedragen voor de invoer van binnenringen van knel-koppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluit-dozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, worden vrijgegeven.

K.   BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN INDONESIË

(94)

Zoals uiteengezet in overweging 43, kan de invoer met dumping uit Indonesië niet als oorzaak van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie worden beschouwd. Bijgevolg worden beschermende maatregelen onnodig geacht en dient de procedure ten aanzien van Indonesië te worden beëindigd.

(95)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de aanbeveling te doen de procedure te beëindigen; hiertegen is geen bezwaar gemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Een definitief antidumpingrecht wordt ingesteld op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, uitgezonderd binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 (Taric-code 7307191010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand.

2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, is als volgt:

Land

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

Hebei Jianzhi Casting Group Ltd — Yutian County

57,8

B335

 

Jinan Meide Casting Co., Ltd — Jinan

40,8

B336

 

Qingdao Madison Industrial Co., Ltd —Qingdao

24,6

B337

 

Hebei XinJia Casting Co., Ltd — XuShui County

41,1

B338

 

Shijiazhuang Donghuan Malleable Iron Castings Co., Ltd — Xizhaotong Town

41,1

B339

 

Linyi Oriental Pipe Fittings Co., Ltd — Linyi City

41,1

B340

 

China Shanxi Taigu County Jingu Cast Co., Ltd — Taigu County

41,1

B341

 

Yutian Yongli Casting Factory Co., Ltd — Yutian County

41,1

B342

 

Langfang Pannext Pipe Fitting Co., Ltd — LangFang, Hebei

41,1

B343

 

Tangshan Daocheng Casting Co., Ltd — Hongqiao Town, Yutian County

41,1

B344

 

Tangshan Fangyuan Malleable Steel Co., Ltd — Tangshan

41,1

B345

 

Taigu Tongde Casting Co., Ltd — Nanyang Village, Taigu

41,1

B346

 

Alle andere ondernemingen

57,8

B999

Thailand

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd — Samutsakorn

15,5

B347

 

Siam Fittings Co., Ltd — Samutsakorn

14,9

B348

 

Alle andere ondernemingen

15,5

B999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   De bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1071/2012 op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, uitgezonderd binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 (Taric-code 7307191010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, worden definitief geïnd. De bedragen die als zekerheid zijn gesteld en die het bedrag van het definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden vrijgegeven.

2.   De bedragen die als zekerheid voor de voorlopige antidumpingrechten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1071/2012 zijn gesteld op binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, en van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de Volksrepubliek China ten genoegen van de Commissie aantoont dat hij:

het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 januari 2011 tot en met 31 december 2011) niet naar de Unie heeft uitgevoerd,

niet verbonden is met een exporteur of producent in de Volksrepubliek China voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden,

het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd daadwerkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplich-ting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Unie uit te voeren,

kan artikel 1, lid 2, worden gewijzigd door toevoeging van de nieuwe producent-exporteur aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddelde recht geldt.

Artikel 4

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van gegoten hulpstukken (fittings) voor buis-leidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 en van oorsprong uit Indonesië, wordt beëindigd.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

S. COVENEY


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 318 van 15.11.2012, blz. 10.

(3)  PB C 44 van 16.2.2012, blz. 33.

(4)  Voor binnenringen van knelkoppelingen wordt metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13 gebruikt en voor normale hulpstukken schroefdraad overeenkomstig ISO 7/1 en ISO 228/1.

(5)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Kamer N105, 1049 Brussel, BELGIË.


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/12


VERORDENING (EU) Nr. 431/2013 VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 147/2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad (2) wordt een algemeen verbod ingesteld op het verstrekken van technisch advies, bijstand, opleiding, financiering en financiële bijstand in verband met militaire activiteiten aan personen, entiteiten of lichamen in Somalië.

(2)

Op 6 maart 2013 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2093 (2013) vastgesteld. Die Resolutie wijzigde het wapenembargo dat door Resolutie (UNSCR) 733 (1992) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties was opgelegd en dat verder uitgewerkt werd in UNSCR 1425 (2002). UNSCR 2093 (2013) voorziet thans in een uitzondering op het verbod op bijstand met betrekking tot wapens en militaire uitrusting die bestemd zijn ter ondersteuning van de strategische partners van AMISOM, voor het personeel van de Verenigde Naties, en voor de opvolger van het politiek kantoor van de Verenigde Naties voor Somalië, en schort gedeeltijk het wapenembargo op met betrekking tot de ontwikkeling van de veiligheidsdiensten van de federale regering in Somalië.

(3)

Op 25 april 2013 heeft de Raad Besluit 2013/201/GBVB (3) tot wijziging van Besluit 2010/231/GBVB vastgesteld, waarbij in uitzonderingen gelijkaardig aan die in UNSCR 2093 (2013) wordt voorzien.

(4)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(5)

Verordening (EG) nr. 147/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 147/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 bis wordt vervangen door:

„Artikel 2 bis

In afwijking van artikel 1 mag de bevoegde instantie, genoemd op de in bijlage I vermelde websites, van de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd, op de door haar passend geachte voorwaarden het volgende toestaan:

a)

de verstrekking van financiering, financiële bijstand, technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten, indien zij heeft vastgesteld dat deze financiering, dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend bestemd is ter ondersteuning van of voor gebruik door de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) als bedoeld in punt 1 van Resolutie (UNSCR) 2093 (2013) van de VN-Veiligheidsraad (United Nations Security Council Resolution, UNSCR) of uitsluitend bestemd is voor gebruik door landen en regionale organisaties die maatregelen treffen overeenkomstig punt 6 van UNSCR 1851 (2008) en punt 10 van UNSCR 1846 (2008);

b)

de verstrekking van financiering, financiële bijstand, technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten, indien zij heeft vastgesteld dat deze financiering, dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend bestemd is ter ondersteuning van of voor gebruik door de strategische partners van AMISOM, die alleen optreden op basis van het African Union Strategic Concept van 5 januari 2012, en in samenwerking en samenspraak met AMISOM, als bepaald in punt 36 van UNSCR 2093 (2013);

c)

de verstrekking van financiering, financiële bijstand, technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten, indien zij heeft vastgesteld dat deze financiering, dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend bestemd is ter ondersteuning van of voor gebruik door het personeel van de Verenigde Naties, met inbegrip van het politieke kantoor van de Verenigde Naties voor Somalië of de opvolger daarvan, zoals bepaald in punt 37 van UNSCR 2093 (2013);

d)

de verstrekking van technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de betrokken bevoegde instantie heeft vastgesteld dat dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend is bestemd voor hulp bij de ontwikkeling van de instellingen van de veiligheidssector, in overeenstemming met het politieke proces als omschreven in de punten 1, 2 en 3 van UNSCR 1744 (2007), en

ii)

de betrokken lidstaat heeft het bij punt 11 van UNSCR 751 (1992) ingestelde Comité kennis gegeven van de vaststelling dat dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend is bestemd voor hulp bij de ontwikkeling van de instellingen van de veiligheidssector, in overeenstemming met het politieke proces als omschreven in de punten 1, 2 en 3 van UNSCR 1744 (2007) en van het voornemen van zijn bevoegde instantie toestemming te verlenen en dat Comité heeft niet binnen vijf werkdagen na de kennisgeving bezwaar tegen die handelwijze gemaakt;

e)

de verstrekking van technisch advies, bijstand of opleiding in verband met militaire activiteiten, behalve met betrekking tot de in bijlage III genoemde voorwerpen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de bevoegde instantie heeft vastgesteld dat dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend is bestemd voor de ontwikkeling van de veiligheidsdiensten van de federale regering in Somalië en voor de beveiliging van het Somalische volk, en

ii)

er is kennis gegeven aan het bij punt 11 van UNSCR 751 (1992) ingestelde Comité, ten minste vijf dagen vóór enige verlening van advies, bijstand of opleiding uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van de veiligheidsdiensten van de federale regering in Somalië, en voor de beveiliging van het Somalische volk, met details over dat advies, die bijstand of die opleiding, overeenkomstig punt 38 van UNSCR 2093 (2013), of, indien van toepassing,

iii)

de betrokken lidstaat heeft, na de federale regering van Somalië te hebben ingelicht over haar voornemens, het bij punt 11 van UNSCR 751 (1992) ingestelde Comité, ten minste vijf dagen vooraf kennis gegeven van de vaststelling dat dit advies, deze bijstand of deze opleiding uitsluitend bestemd is voor de ontwikkeling van de veiligheidsdiensten van de federale regering in Somalië en voor de beveiliging van het Somalische volk, en van het voornemen van haar bevoegde overheid om een machtiging te verlenen, met daarin alle relevante inlichtingen overeenkomstig punt 38 van UNSCR 2093 (2013).”.

2)

In artikel 3, lid 1, worden de punten c) en d) geschrapt.

3)

De tekst van de bijlage bij deze verordening wordt als bijlage III toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

E. GILMORE


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.

(2)  PB L 24 van 29.1.2003, blz. 2.

(3)  PB L 116 van 26.4.2013, blz. 10.


BIJLAGE

„BIJLAGE III

Lijst van in artikel 2 bis, onder e), bedoelde voorwerpen

1.

Grond-luchtraketten, met inbegrip van draagbare luchtverdedigingssystemen (MANPADS);

2.

Kanonnen, houwitsers en vuurmonden met een kaliber groter dan 12,7 mm, en munitie en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen (niet inbegrepen zijn vanaf de schouder afgevuurde antitank-raketwerpers, zoals RPG’s of LAW’s, geweergranaten of granaatwerpers);

3.

Mortieren met een kaliber groter dan 82 mm;

4.

Geleide antitankwapens, waaronder geleide antitankprojectielen (ATGMs) en munitie en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen;

5.

Voor militair gebruik bedoelde ladingen en apparaten die energetische materialen bevatten, mijnen en aanverwant materieel;

6.

Wapenvizieren die nachtzicht mogelijk maken.”


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/15


VERORDENING (EU) Nr. 432/2013 VAN DE RAAD

van 13 mei 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad (2) worden beperkende maatregelen vastgesteld tegen de personen, entiteiten en lichamen die zijn opgesomd in bijlage I bij die verordening, zoals voorzien in Resolutie 1844 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(2)

Op 6 maart 2013 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2093 (2013) vastgesteld, waarbij de criteria voor aanwijzing die door het ingevolge Resolutie 751 (1992) opgerichte Sanctiecomité van de Veiligheidsraad worden toegepast, werden geactualiseerd.

(3)

Op 25 april 2013 heeft de Raad Besluit 2013/201/GBVB (3) vastgesteld, waarbij Besluit 2010/231/GBVB wordt gewijzigd en wordt geactualiseerd conform UNSCR 2093 (2013).

(4)

Deze maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is voor de tenuitvoerlegging ervan, regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk, met name om een eenvormige toepassing ervan door de marktdeelnemers in alle lidstaten te kunnen garanderen.

(5)

Verordening (EU) nr. 356/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2, lid 3, van Verordening (EU) nr. 356/2010 wordt vervangen door:

„3.   In bijlage I worden de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen vermeld die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité zijn aangewezen als:

a)

betrokken bij handelingen of steunverlening aan handelingen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Somalië bedreigen, met inbegrip van handelingen die het vredes- of verzoeningsproces in Somalië bedreigen, dan wel de federale regering in Somalië of de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM) bedreigen met geweld;

b)

betrokken bij schendingen van het wapenembargo of het verbod op het verlenen van bijstand ofde beperkingen inzake doorverkoop en overdracht van wapens, als bedoeld in punt 34 van UNSCR 2093 (2013);

c)

betrokken bij belemmering van de verlening van humanitaire bijstand aan Somalië of van de toegang tot of verdeling van humanitaire bijstand in Somalië;

d)

politieke of militaire leiders die in strijd met het vigerende internationale recht kinderen rekruteren of inzetten bij gewapende conflicten in Somalië;

e)

verantwoordelijk voor schendingen van het toepasselijke internationale recht in Somalië door burgers, in het bijzonder kinderen en vrouwen, als doelwit te nemen in gewapende conflicten, met name hen te doden, te verminken of te onderwerpen aan seksueel geweld of geweld op basis van geslacht, aanslagen tegen scholen en ziekenhuizen te plegen, en zich schuldig te maken aan ontvoering en deportatie.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

E. GILMORE


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.

(2)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1.

(3)  PB L 116 van 26.4.2013, blz. 10.


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 433/2013 VAN DE COMMISSIE

van 7 mei 2013

houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Κοπανιστή (Kopanisti) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is op 3 januari 2013 in werking getreden. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij die verordening ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie zich gebogen over de door Griekenland ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Κοπανιστή” (Kopanisti), die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(4)  PB C 186 van 26.6.2012, blz. 11.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

GRIEKENLAND

Κοπανιστή (Kopanisti) (BOB)


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 434/2013 VAN DE COMMISSIE

van 7 mei 2013

houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Mâche nantaise (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is op 3 januari 2013 in werking getreden. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij die verordening ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie zich gebogen over de door Frankrijk ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Mâche nantaise”, die bij Verordening (EG) nr. 1645/1999 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 195 van 28.7.1999, blz. 7.

(4)  PB C 242 van 11.8.2012, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Mâche nantaise (BGA)


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 435/2013 VAN DE COMMISSIE

van 7 mei 2013

houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Βόρειος Μυλοπόταμος Ρεθύμνης Κρήτης (Vorios Mylopotamos Rethymnis Kritis) (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is op 3 januari 2013 in werking getreden. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij die verordening ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie zich gebogen over de door Griekenland ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Βόρειος Μυλοπόταμος Ρεθύμνης Κρήτης” (Vorios Mylopotamos Rethymnis Kritis), die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(4)  PB C 183 van 23.6.2012, blz. 21.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.5.   Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

GRIEKENLAND

Βόρειος Μυλοπόταμος Ρεθύμνης Κρήτης (Vorios Mylopotamos Rethymnis Kritis) (BOB)


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 436/2013 VAN DE COMMISSIE

van 7 mei 2013

houdende goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Queijo de Cabra Transmontano/Queijo de Cabra Transmontano Velho (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is op 3 januari 2013 in werking getreden. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen is bij die verordening ingetrokken en daardoor vervangen (2).

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie een door Portugal ingediend verzoek beoordeeld om goedkeuring van een wijziging van het productdossier voor de beschermde oorsprongsbenaming „Queijo de Cabra Transmontano”/„Queijo de Cabra Transmontano Velho”, die bij Verordening (EG) nr. 1263/96 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 19.

(4)  PB C 163 van 9.6.2012, blz. 5.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

PORTUGAL

Queijo de Cabra Transmontano/Queijo de Cabra Transmontano Velho (BOB)


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 437/2013 VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de vermelding voor Mexico op de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde goederen mogen worden ingevoerd in of doorgevoerd door de Unie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, en artikel 8, punt 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (2) bepaalt dat de onder die verordening vallende producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die zijn vermeld in de kolommen 1 en 3 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening.

(2)

Verordening (EG) nr. 798/2008 stelt ook de voorwaarden vast waaraan een derde land, gebied, zone of compartiment moet voldoen om als vrij van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) te worden beschouwd en de voorschriften inzake veterinaire certificering in dat verband voor producten die bestemd zijn voor invoer in de Unie.

(3)

Mexico is opgenomen in de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 als een derde land waaruit de invoer van van specifieke pathogenen vrije eieren en eiproducten in de Unie is toegestaan, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van het desbetreffende certificaat als bedoeld in kolom 4 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening.

(4)

In het geval van eiproducten bevat het in kolom 4 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 genoemde certificaat een verklaring inzake de diergezondheid dat zij afkomstig zijn van een inrichting die vrij is van HPAI. Daarnaast bevestigt deze verklaring dat er in de voorafgaande 30 dagen binnen een straal van 10 km van de inrichting geen uitbraak is geweest van HPAI of dat de eiproducten werden verwerkt in overeenstemming met een van de behandelingen die in dat certificaat zijn vastgelegd.

(5)

In 2012 werden verschillende uitbraken van HPAI van het subtype H7N3 bevestigd in de staat Jalisco in Mexico, in een gebied met een hoge dichtheid van pluimveebedrijven. Mexico paste een ruimingsbeleid toe en voerde noodvaccinaties tegen aviaire influenza uit om de uitbraken te bestrijden.

(6)

De laatste HPAI-uitbraak van die epidemie werd eind september 2012 bevestigd en Mexico verklaarde dat de uitbraken in december 2012 waren uitgeroeid.

(7)

Op 8 januari 2013 stelde Mexico de Commissie in kennis van twee uitbraken van HPAI van het subtype H7N3 bij pluimvee op zijn grondgebied in de staat Aguascalientes. De ziekte breidde zich ook uit naar de staten Jalisco en Guanajuato.

(8)

Aangezien de uitbraak van HPAI is bevestigd, mag het grondgebied van Mexico niet langer als vrij van HPAI worden beschouwd

(9)

De herhaling van de uitbraken van HPAI geeft aanleiding voor bezorgdheid over de doeltreffendheid van de maatregelen, waaronder vaccinatie, die Mexico toepast om HPAI onder controle te krijgen.

(10)

De invoer van eiproducten die zijn verwerkt in overeenstemming met een van de behandelingen die zijn vastgelegd in het desbetreffende certificaat als bedoeld in kolom 4 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008, uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten die niet vrij zijn van HPAI, wordt geacht een verwaarloosbaar risico te vormen voor het binnenbrengen van het virus in de Unie.

(11)

Gezien de snelle verspreiding van HPAI en het risico dat uitbraken van HPAI niet tijdig door de bevoegde autoriteit in Mexico worden bespeurd, moeten de invoer in en doorvoer door de Unie van eiproducten uit Mexico echter tijdelijk worden verboden totdat dat land toereikende garanties kan geven.

(12)

Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1.


BIJLAGE

In bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt de vermelding voor Mexico vervangen door:

„MX — Mexico

MX-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP

 

P2

17 mei 2013”

 

 

 

 


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/28


VERORDENING (EU) Nr. 438/2013 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2013

houdende wijziging en rectificatie van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van bepaalde levensmiddelenadditieven betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

Die lijst kan worden geactualiseerd overeenkomstig de uniforme procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2), hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag.

(3)

De EU-lijst van levensmiddelenadditieven is vastgesteld op basis van levensmiddelenadditieven waarvan het gebruik in levensmiddelen is toegestaan op grond van Richtlijn 94/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1994 inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (3), Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (4) en Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (5) en nadat is gecontroleerd of zij in overeenstemming zijn met de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008. In de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vastgestelde EU-lijst zijn levensmiddelenadditieven opgenomen op basis van de categorieën levensmiddelen waaraan die additieven mogen worden toegevoegd.

(4)

Wegens moeilijkheden bij het onderbrengen van levensmiddelenadditieven in het nieuwe, in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 vastgestelde categorisatiesysteem, zijn bepaalde fouten gemaakt die moeten worden gerectificeerd. Met name moet het gebruik van antioxidanten in geschilde, gesneden en geraspte groenten en fruit worden beperkt tot gebruiksklare voorverpakte gekoelde onbewerkte groenten en fruit. Het gebruik van sorbinezuur - sorbaten, benzoëzuur - benzoaten; p-hydroxybenzoaten (E 200-219) moet toegestaan blijven in warmtebehandelde vleesproducten en het gebruik van natamycine (E 235) moet toegestaan blijven in warmtebehandelde gedroogde vleeswaren. Er moeten maximumniveaus voor het gebruik van curcumine (E 100) in verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren, worden ingevoerd die overeenkomen met de bij Richtlijn 94/36/EG vastgestelde niveaus. De maximumniveaus voor het gebruik van siliciumdioxide - silicaten (E 551-559) moeten overeenkomstig Richtlijn 95/2/EG worden gewijzigd naar quantum satis en die voor het gebruik van siliciumdioxide-silicaten (E 551-553) overeenkomstig Verordening (EU) nr. 380/2012 van de Commissie van 3 mei 2012 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gebruiksvoorwaarden en gebruiksniveaus voor aluminium bevattende levensmiddelenadditieven (6).

(5)

Er zijn verduidelijkingen nodig wat betreft het gebruik van levensmiddelenadditieven in bepaalde levensmiddelencategorieën. In levensmiddelencategorie 13.1.4 „Andere levensmiddelen voor peuters” moeten gebruiksvoorwaarden voor de levensmiddelenadditieven E 332 „Kaliumcitraten” en E 338 „Fosforzuur” worden vastgesteld. In levensmiddelencategorie 14.2.6 „Gedistilleerde dranken als omschreven in Verordening (EG) nr. 110/2008” mag het gebruik van levensmiddelenkleurstoffen niet worden toegestaan in geist zoals gedefinieerd in bijlage II.17 bij Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (7). Het gebruik van de levensmiddelenkleurstoffen chinolinegeel (E 104), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en Ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) in bepaalde gedistilleerde dranken moet opnieuw worden opgenomen aangezien dit gebruik geen veiligheidsrisico voor kinderen inhoudt. Het moet worden verduidelijkt dat karamels (E 150a-d) mogen worden gebruikt in alle onder levensmiddelencategorie 14.2.7.1 „Gearomatiseerde wijnen” vallende producten.

(6)

Daarom moet de EU-lijst van levensmiddelenadditieven worden gerectificeerd, verduidelijkt en aangevuld teneinde alle toegestane gebruiken die in overeenstemming zijn met de artikelen 6, 7, en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008 op te nemen.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op het bijwerken van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking waarschijnlijk geen gevolgen zal hebben voor de gezondheid van de mens. Aangezien de EU-lijst wordt gewijzigd teneinde gebruiken op te nemen die al zijn toegestaan overeenkomstig Richtlijn 94/35/EG, Richtlijn 94/36/EG en Richtlijn 95/2/EG, gaat het om een bijwerking van de lijst die geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Daarom is het niet nodig het advies van de Autoriteit in te winnen.

(8)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 3.

(4)  PB L 237 van 10.9.1994, blz. 13.

(5)  PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1.

(6)  PB L 119 van 4.5.2012, blz. 14.

(7)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.


BIJLAGE

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt deel E als volgt gewijzigd:

1)

In levensmiddelencategorie 01.7.1 „Ongerijpte kaas, met uitzondering van producten die onder categorie 16 vallen”, worden de gegevens betreffende „Groep I” vervangen door:

 

„Groep I

Additieven

 

 

behalve mozzarella”

2)

In levensmiddelencategorie 04.1.2 „Groenten en fruit, geschild, gesneden en geraspt”, worden de gegevens betreffende de levensmiddelen E 300 „Ascorbinezuur”, E 301 „Natriumascorbaat”, E 302 „Calciumascorbaat”, E 330 „Citroenzuur”, E 331 „Natriumcitraten”, E 332 „Kaliumcitraten” en E 333 „Calciumcitraten” vervangen door:

 

„E 300

Ascorbinezuur

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 301

Natriumascorbaat

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 302

Calciumascorbaat

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 330

Citroenzuur

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 331

Natriumcitraten

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 332

Kaliumcitraten

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen

 

E 333

Calciumcitraten

quantum satis

 

alleen voorverpakte gebruiksklare gekoelde onverwerkte groenten en fruit en voorverpakte onverwerkte en geschilde aardappelen”

3)

Levensmiddelencategorie 08.2.2 „Warmtebehandeld verwerkt vlees” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E200-219 worden ingevoegd na de gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E 200-203 „Sorbinezuur - sorbaten”:

 

„E 200-219

Sorbinezuur-sorbaten, Benzoëzuur-benzoaten;

p-hydroxybenzoaten

quantum satis

(1) (2)

alleen oppervlaktebehandeling van gedroogde vleeswaren”

b)

de volgende gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 235 worden ingevoegd na de gegevens betreffende levensmiddelenadditieven E 210-213 „Benzoëzuur - benzoaten”:

 

„E 235

Natamycine

1

(8)

alleen oppervlaktebehandeling van gedroogde vleeswaren”

c)

de volgende voetnoot 8 wordt ingevoegd na voetnoot 7:

„(8)

mg/dm2 oppervlakte (niet aanwezig op een diepte van 5 mm)”.

4)

Levensmiddelencategorie 09.2 „Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 100 „Curcumine” voor gebruik in vis- en schaaldierenpasta worden vervangen door:

 

„E 100

Curcumine

100

(35)

alleen vis- en schaaldierenpasta”

b)

de gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 100 „Curcumine” voor gebruik in gerookte vis worden vervangen door:

 

„E 100

Curcumine

100

(37)

alleen gerookte vis”

c)

de voetnoten 35, 36 en 37 worden vervangen door:

„(35)

Maximumgehalte voor E 100, E 102, E 120, E 122, E 142, E 151, E 160e en E 161b, afzonderlijk of in combinatie.

(36)

Maximumgehalte voor E 100, E 102, E 120, E 122, E 129, E 142, E 151, E 160e, E 161b, afzonderlijk of in combinatie.

(37)

Maximumgehalte voor E 100, E 102, E 120, E 151, E 160e, afzonderlijk of in combinatie.”.

5)

Levensmiddelencategorie 13.1.4 „Andere levensmiddelen voor peuters” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E 331 „Natriumcitraten”, E 332 „Kaliumcitraten” en E 338 „Fosforzuur” worden vervangen door:

 

„E 331

Natriumcitraten

2 000

(43)

 

 

E 332

Kaliumcitraten

quantum satis

(43)

 

 

E 338

Fosforzuur

 

(1) (4) (44)”

 

b)

de volgende voetnoten 43 en 44 worden toegevoegd:

„(43)

E 331 en E 332 zijn afzonderlijk of in combinatie toegestaan met inachtneming van de in de Richtlijnen 2006/141/EG, 2006/125/EG en 1999/21/EG vastgestelde grenswaarden.

(44)

Met inachtneming van de in de Richtlijnen 2006/141/EG, 2006/125/EG en 1999/21/EG vastgestelde grenswaarden.”.

6)

In levensmiddelencategorie 13.1.5.2 „Dieetvoeding voor baby’s en peuters voor medisch gebruik als omschreven in Richtlijn 1999/21/EG” wordt de tekst in de eerste rij vervangen door:

„De additieven van de categorieën 13.1.2 en 13.1.3 zijn toegestaan, behalve E 270, E 333 en E 341.”.

7)

Levensmiddelencategorie 14.2.6 „Gedistilleerde dranken als omschreven in Verordening (EG) nr. 110/2008” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de gegevens betreffende de onder Groep II en Groep III vallende levensmiddelenadditieven en betreffende de levensmiddelenadditieven E 123 „Amarant” en E 150a-d „Karamels” worden vervangen door:

 

„Groep II

Kleurstoffen in quantum satishoeveelheid

quantum satis

 

behalve gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà

 

Groep III

Kleurstoffen met een gecombineerd maximum

200

 

behalve gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà

 

E 123

Amarant

30

 

behalve gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà

 

E 150a-d

Karamels

quantum satis

 

behalve vruchten-eau-de-vie, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà. Whisky/whiskey mag alleen E 150a bevatten.”

b)

de volgende gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E 104 en E 110 worden ingevoegd na de gegevens betreffende groep III:

 

„E 104

Chinolinegeel

180

(61)

behalve: gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà

 

E 110

Zonnegeel FCF/oranjegeel S

100

(61)

behalve: gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà”

c)

de volgende gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 124 worden ingevoegd na de gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 123 „Amarant”:

 

„E 124

Ponceau 4R, cochenillerood A

170

(61)

behalve: gedistilleerde dranken als omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 110/2008 en verkoopbenamingen die zijn opgenomen in bijlage II, categorieën 1 tot en met 14, bij die verordening, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht), verkregen door maceratie en distillatie, geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof), London gin, sambuca, maraschino, marrasquino of Maraskino en mistrà”

d)

de volgende voetnoot 61 wordt toegevoegd:

„(61)

De totale hoeveelheid van E 104, E 110, E 124 en de kleurstoffen in groep III mogen niet het voor groep III vermelde maximum overschrijden.”.

8)

In levensmiddelencategorie 14.2.7.1 „Gearomatiseerde wijnen” worden de volgende gegevens betreffende levensmiddelenadditief E 150a-d „Karamels” geschrapt:

 

„E 150a-d

Karamels

quantum satis

 

alleen americano, bitter vino”

9)

In levensmiddelencategorie 17.1 „Voedingssupplementen in vaste vorm, waaronder capsules, tabletten en soortgelijke vormen, met uitzondering van kauwtabletten” worden de gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E551-559 „Siliciumdioxide-silicaten” vervangen door:

 

„E 551-559

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

tot en met 31 januari 2014

 

E 551-553

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

met ingang van 1 februari 2014”

10)

In levensmiddelencategorie 17.2 „Voedingssupplementen in vloeibare vorm” worden de gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E551-559 „Siliciumdioxide-silicaten” vervangen door:

 

„E 551-559

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

tot en met 31 januari 2014

 

E 551-553

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

met ingang van 1 februari 2014”

11)

In levensmiddelencategorie 17.3 „Voedingssupplementen in vloeibare vorm” worden de gegevens betreffende de levensmiddelenadditieven E551-559 „Siliciumdioxide-silicaten” vervangen door:

 

„E 551-559

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

tot en met 31 januari 2014

 

E 551-553

Siliciumdioxide-silicaten

quantum satis

 

 

Toepassingsperiode:

met ingang van 1 februari 2014”


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 439/2013 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2013

tot 192e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk, en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Op 2 mei 2013 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten één natuurlijke persoon te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren, na overweging van het door deze persoon ingediende verzoek daartoe en het uitgebreide verslag van de ombudsman die is ingesteld bij Resolutie 1904 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst “Natuurlijke personen”:

“Mohamed Ben Mohamed Ben Khalifa Abdelhedi (ook bekend als Mohamed Ben Mohamed Abdelhedi). Adres: a) Via Galileo Ferraries 64, Varese, Italië; b) 261 Kramdah Road (km 2), Sfax, Tunesië. Geboortedatum: 10.8.1965. Geboorteplaats: Sfax, Tunesië. Nationaliteit: Tunesisch. Paspoort nr.: L965734 (Tunesisch paspoort afgegeven op 6.2.1999, vervallen op 5.2.2004). Overige informatie: a) Italiaans fiscaal nummer: BDL MMD 65M10 Z352S, b) moeders naam: Shadhliah Ben Amir; c) woonachtig in Italië in augustus 2009. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 23.6.2004.”


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 440/2013 VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

25,2

MA

60,8

TN

116,7

TR

91,1

ZZ

73,5

0707 00 05

AL

32,3

MK

34,4

TR

132,0

ZZ

66,2

0709 93 10

AL

78,9

TR

133,0

ZZ

106,0

0805 10 20

EG

50,2

IL

63,8

MA

55,1

ZZ

56,4

0805 50 10

TR

98,0

ZA

97,2

ZZ

97,6

0808 10 80

AR

113,6

BR

104,5

CL

122,0

CN

91,8

MK

32,3

NZ

155,0

US

209,3

ZA

112,7

ZZ

117,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/38


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2013

tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG wat betreft de gegevens voor Mexico in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 2589)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/217/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, en artikel 8, punt 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (2) stelt voorschriften vast voor de invoer in, de doorvoer door en de opslag in de Unie van zendingen vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3).

(2)

Bijlage II, deel 2, bij die Beschikking bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht, mits die goederen de in dat deel bedoelde behandeling hebben ondergaan.

(3)

Bijlage II, deel 4, bij Beschikking 2007/777/EG beschrijft de in deel 2 van die bijlage vermelde behandelingen, waarbij aan elk van die behandelingen een code wordt toegekend. Dat deel beschrijft een niet-specifieke behandeling „A” en specifieke behandelingen „B” tot en met „F” in afnemende volgorde van intensiteit.

(4)

Mexico is in de lijst van bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen als land waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie die zijn verkregen uit pluimvee, gekweekt vederwild en vrij vederwild en die de specifieke behandeling D hebben ondergaan, in de Unie mogen worden binnengebracht.

(5)

In 2012 werden verschillende uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) van het subtype H7N3 bevestigd in de staat Jalisco in Mexico, in een gebied met een hoge dichtheid van pluimveebedrijven. Mexico paste een ruimingsbeleid toe en voerde noodvaccinaties tegen aviaire influenza uit om de uitbraken te bestrijden.

(6)

De laatste HPAI-uitbraak van die epidemie werd eind september 2012 bevestigd en Mexico verklaarde dat de uitbraken in december 2012 waren uitgeroeid.

(7)

Op 8 januari 2013 stelde Mexico de Commissie in kennis van twee uitbraken van HPAI van het subtype H7N3 bij pluimvee op zijn grondgebied in de staat Aguascalientes. De ziekte breidde zich ook uit naar de staten Jalisco en Guanajuato.

(8)

Aangezien de uitbraak van HPAI is bevestigd, mag het grondgebied van Mexico niet langer als vrij van HPAI worden beschouwd.

(9)

De herhaling van de uitbraken van HPAI geeft aanleiding voor bezorgdheid over de doeltreffendheid van de maatregelen, waaronder vaccinatie, die Mexico toepast om HPAI onder controle te krijgen.

(10)

De invoer van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie die zijn verkregen uit pluimvee, gekweekt vederwild en vrij vederwild en die een behandeling zoals omschreven in bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG hebben ondergaan, uit derde landen of delen daarvan die niet vrij zijn van HPAI, wordt geacht een verwaarloosbaar risico te vormen voor het binnenbrengen van het virus in de Unie.

(11)

Gezien de snelle verspreiding van HPAI en het risico dat uitbraken van HPAI niet tijdig door de bevoegde autoriteit in Mexico worden bespeurd, kunnen de invoer in en doorvoer door de Unie van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie die afkomstig zijn uit dat derde land, echter slechts worden toegestaan indien die goederen de specifieke behandeling B zoals omschreven in bijlage II, deel 4, bij Beschikking 2007/777/EG hebben ondergaan, aangezien die behandeling krachtiger is dan de behandeling die momenteel krachtens deel 2 van die bijlage op die goederen van toepassing is.

(12)

Beschikking 2007/777/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Om het handelsverkeer niet onnodig te verstoren, moet een overgangsperiode worden ingesteld waarin zendingen van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie die zijn verkregen uit pluimvee, gekweekt vederwild en vrij vederwild die uit Mexico afkomstig zijn en die voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit aan de in Beschikking 2007/777/EG vastgestelde voorwaarden voldoen, mogen worden ingevoerd in of doorgevoerd door de Unie.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Voor een overgangsperiode tot en met 15 augustus 2013 mogen zendingen afkomstig uit Mexico, ook indien zij zich op volle zee bevinden, die vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie bevatten die zijn verkregen uit pluimvee, gekweekt vederwild en vrij vederwild die de specifieke behandeling D zoals omschreven in bijlage II, deel 4, bij Beschikking 2007/777/EG hebben ondergaan, in de Unie worden binnengebracht of door de Unie worden doorgevoerd op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van het desbetreffende, voor 17 mei 2013 ingevulde en ondertekende certificaat.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.


BIJLAGE

In bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG worden de gegevens voor Mexico vervangen door:

„MX

Mexico

A

D

D

A

B

B

A

D

D

XXX

A

B

XXX”


14.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.