ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.047.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 47

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
20 februari 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 139/2013 van de Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 140/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pa de Pagès Català (BGA))

18

 

*

Verordening (EU) nr. 141/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, met betrekking tot statistieken op basis van de Europese gezondheidsenquête (EHIS) ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 142/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat betreft de gegevens over de instantie die in Nieuw-Zeeland certificaten voor de uitvoer van zuivelproducten afgeeft

49

 

*

Verordening (EU) nr. 143/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie wat de bepaling van de CO2-emissies van voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking gestelde voertuigen betreft ( 1 )

51

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 144/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009, wat betreft bepaalde oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 436/2009, wat betreft de vermelding van deze procedés in de begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten en de in de wijnsector bij te houden registers

56

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 145/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

63

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 146/2013 van de Commissie van 19 februari 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

68

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/90/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 februari 2013 tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en de noodvaccinatie van deze varkens in bepaalde gebieden van Letland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 720)

70

 

 

2013/91/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 februari 2013 tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG wat betreft maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Letland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 722)  ( 1 )

72

 

 

2013/92/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 februari 2013 betreffende het toezicht, de fytosanitaire controles en de te nemen maatregelen met betrekking tot houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van specifieke goederen van oorsprong uit China (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 789)

74

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 139/2013 VAN DE COMMISSIE

van 7 januari 2013

tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften

(codificatie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name artikel 10, lid 3, tweede alinea, en lid 4, tweede alinea, onder b),

Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (2), en met name artikel 17, lid 2, onder b), en lid 3, en artikel 18, lid 1, eerste en vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie van 23 maart 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Gemeenschap en de desbetreffende quarantainevoorschriften (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

(2)

Ingevolge de uitbraken van de Aziatische variant van hoogpathogene aviaire influenza in Zuidoost-Azië in 2004 heeft de Commissie verscheidene beschikkingen vastgesteld waarbij onder meer de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, uit getroffen derde landen wordt verboden.

(3)

Om een inventaris op te maken van de door de invoer van in gevangenschap levende vogels veroorzaakte risico’s heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 13 april 2005 verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen over de risico’s die worden veroorzaakt door de invoer van in het wild gevangen vogels en in gevangenschap gefokte vogels uit derde landen.

(4)

Ingevolge dat verzoek heeft het panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de EFSA tijdens zijn vergadering van 26 en 27 oktober 2006 een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de gezondheid en het welzijn van dieren in verband met de invoer van in het wild levende vogels, met uitzondering van pluimvee, in de Unie. In dat wetenschappelijk advies worden de mogelijke instrumenten en opties aangegeven die de eventueel vastgestelde risico’s voor de diergezondheid in verband met de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, kunnen beperken.

(5)

Een van de aanbevelingen van het wetenschappelijk advies van de EFSA heeft betrekking op de controles die worden uitgevoerd in de derde landen die vogels, met uitzondering van pluimvee, naar de Unie uitvoeren. Verbeteringen op de plaats van uitvoer zullen het meeste effect sorteren wat betreft de vermindering van de waarschijnlijkheid dat besmette dieren voor invoer in de Unie worden aangeboden. Daarom moeten de invoervoorschriften in deze verordening zodanig worden vastgesteld dat alleen invoer wordt toegestaan uit derde landen die dergelijke vogels naar de Unie mogen uitvoeren.

(6)

Een andere aanbeveling van de EFSA betreft de invoer van in het wild gevangen vogels. In het wetenschappelijk advies wordt het risico aangegeven dat wordt veroorzaakt door vogels die kunnen zijn besmet door de laterale verspreiding van de ziekte door andere in het wild levende besmette vogels uit het verontreinigde milieu of door het overbrengen van de ziekte door besmet pluimvee. Rekening houdend met de rol die in het wild levende trekvogels bij de verspreiding van aviaire influenza uit Azië naar Europa in 2005 en 2006 hebben gespeeld, is het dienstig om de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, te beperken tot in gevangenschap gefokte vogels.

(7)

Het is zelden mogelijk met zekerheid een onderscheid te maken tussen in het wild gevangen vogels en in gevangenschap gefokte vogels. Er kunnen voor beide soorten vogels merkmethoden worden toegepast zonder dat het mogelijk is om beide van elkaar te onderscheiden. Het is daarom dienstig de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, te beperken tot vermeerderingsbedrijven die door de bevoegde autoriteit van het derde land van uitvoer zijn erkend, en om bepaalde minimumvoorschriften voor een dergelijke erkenning vast te stellen.

(8)

De ingevoerde vogels moeten onmiddellijk naar een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation worden gebracht, waar zij moeten blijven tot een infectie met virussen van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle is uitgesloten.

(9)

Indien in een erkende quarantainevoorziening of in een eenheid van een erkend quarantainestation aviaire influenza of de ziekte van Newcastle wordt vermoed, is het — om elke andere oorzaak van ziektesymptomen uit te sluiten — raadzaam te wachten tot het vermoeden is bevestigd alvorens te beginnen de vogels in de betrokken voorzieningen te doden en te vernietigen.

(10)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (5) is vastgesteld om rekening te houden met de ervaring die met de bestrijding van aviaire influenza is opgedaan. Op grond van die richtlijn is Beschikking 2006/437/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot goedkeuring van een diagnosehandboek voor aviaire influenza overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (6) („het diagnosehandboek”) goedgekeurd met het oog op de vaststelling op Unieniveau van diagnoseprocedures, bemonsteringsmethoden en criteria voor de evaluatie van laboratoriumtests ter bevestiging van een uitbraak van aviaire influenza. Er moet rekening met die beschikking worden gehouden wat betreft de testregelingen voor aviaire influenza in erkende quarantainevoorzieningen en -stations.

(11)

Het is dienstig dat verdere invoerprocedures worden vastgesteld voor het overbrengen van de vogels van de grensinspectiepost naar de erkende quarantainevoorzieningen en -stations bij binnenkomst in de Unie om ervoor te zorgen dat de ingevoerde vogels binnen redelijke tijd aankomen in de aangewezen erkende quarantainevoorziening of het aangewezen erkende quarantainestation.

(12)

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations waarvan de lidstaten de lijst moeten publiceren, dienen te voldoen aan een aantal minimumvoorwaarden.

(13)

Voor de invoer van bepaalde vogels geldt andere wetgeving van de Unie. Daarom moeten deze van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(14)

Het risico voor de diergezondheid van wedstrijdduiven die de Unie worden binnengebracht om er opnieuw te worden losgelaten zodat zij kunnen terugvliegen naar hun plaats van herkomst, is van dien aard dat zij van het toepassingsgebied van deze verordening moeten worden uitgesloten.

(15)

Bovendien hebben bepaalde derde landen veterinairrechtelijke voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de wetgeving van de Unie. Daarom moet de invoer van vogels uit die landen van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.

(16)

Er moet ook worden voorzien in bepaalde afwijkingen voor vogels die in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation besmet blijken te zijn met laagpathogene aviaire influenza of de ziekte van Newcastle, wanneer die ziekten geen risico vormen voor de diergezondheidsstatus van de Unie.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie uit de derde landen en delen daarvan, als bedoeld in bijlage I, en de quarantainevoorschriften voor deze invoer vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op vogels.

Zij is echter niet van toepassing op:

a)

pluimvee;

b)

vogels ingevoerd voor instandhoudingprogramma’s die door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van bestemming zijn goedgekeurd;

c)

gezelschapsdieren, als bedoeld in artikel 1, derde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG, die hun eigenaar vergezellen;

d)

vogels bestemd voor dierentuinen, circussen, pretparken of proeven;

e)

vogels bestemd voor instellingen, instituten of centra die zijn erkend overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 92/65/EEG;

f)

wedstrijdduiven die op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht vanuit een aangrenzend derde land waar zij normaliter verblijven en die onmiddellijk daarna worden losgelaten in de verwachting dat zij naar dat derde land zullen terugvliegen;

g)

vogels ingevoerd uit Andorra, Liechtenstein, Monaco, Noorwegen, San Marino, Vaticaanstad en Zwitserland.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de in Richtlijn 2005/94/EG vastgestelde definities van toepassing, met uitzondering van de definitie van pluimvee in artikel 2, punt 4, van die richtlijn. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „pluimvee” verstaan: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (Ratitae), die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de productie van vlees of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet.

Voorts wordt verstaan onder:

a)   „vogels”: dieren van andere vogelsoorten dan die bedoeld in artikel 2, tweede alinea;

b)   „erkend vermeerderingsbedrijf”:

i)

een bedrijf dat uitsluitend wordt gebruikt voor het vermeerderen van vogels, en

ii)

dat door de bevoegde autoriteit van het exporterende derde land is geïnspecteerd en erkend wat de naleving van de in artikel 4 en bijlage II bedoelde voorschriften betreft;

c)   „in gevangenschap gefokte vogels”: vogels die niet in het wild zijn gevangen maar die in gevangenschap zijn geboren en gefokt uit ouderdieren die in gevangenschap hebben gepaard of waarvan op een andere wijze gameten zijn overgedragen;

d)   „naadloze, gesloten pootring”: een ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid, waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet meer kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt en die commercieel voor dat doel is vervaardigd;

e)   „erkende quarantainevoorziening”: een gebouw, met uitzondering van een quarantainestation:

i)

waar ingevoerde vogels in quarantaine worden gehouden;

ii)

dat door de bevoegde autoriteit is geïnspecteerd en erkend wat de naleving van de in artikel 6 en bijlage IV bedoelde minimumvoorschriften betreft;

f)   „erkend quarantainestation”: een gebouw:

i)

waar ingevoerde vogels in quarantaine worden gehouden;

ii)

dat bestaat uit een aantal functioneel en materieel van elkaar afgescheiden eenheden die elk uitsluitend vogels bevatten die tot dezelfde zending behoren en dezelfde gezondheidsstatus hebben en daarom een enkele epizoötiologische eenheid vormen;

iii)

dat door de bevoegde autoriteit is geïnspecteerd en erkend wat de naleving van de in artikel 6 en bijlage IV bedoelde minimumvoorschriften betreft;

g)   „verklikkervogels”: pluimvee dat als hulpmiddel voor diagnosedoeleinden in het kader van de quarantaine wordt gebruikt;

h)   „diagnosehandboek”: het diagnosehandboek voor aviaire influenza dat is opgenomen in de bijlage bij Beschikking 2006/437/EG.

Artikel 4

Erkende vermeerderingsbedrijven

Erkende vermeerderingsbedrijven moeten aan de volgende voorschriften voldoen:

a)

het vermeerderingsbedrijf moet door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de voorschriften van bijlage II zijn erkend en van haar een erkenningsnummer hebben gekregen;

b)

dat erkenningsnummer moet door die autoriteit aan de Commissie zijn meegedeeld;

c)

de naam en het erkenningsnummer van het vermeerderingsbedrijf moeten voorkomen op een door de Commissie opgestelde lijst van vermeerderingsbedrijven;

d)

de erkenning van het vermeerderingsbedrijf moet door de bevoegde autoriteit onmiddellijk worden ingetrokken of opgeschort, als het niet langer aan de voorschriften van bijlage II voldoet, en de Commissie moet daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld.

Artikel 5

Invoervoorschriften

De invoer van vogels wordt slechts toegestaan wanneer de vogels aan de volgende voorschriften voldoen:

a)

de vogels zijn in gevangenschap gefokte vogels;

b)

de vogels moeten afkomstig zijn uit derde landen of delen daarvan, als bedoeld in bijlage I;

c)

de vogels zijn afkomstig van erkende vermeerderingsbedrijven die voldoen aan de voorschriften van artikel 4;

d)

de vogels werden 7 à 14 dagen vóór de verzending onderworpen aan een virusdetectietest in een laboratorium met negatieve resultaten voor virussen van aviaire influenza en de ziekte van Newcastle;

e)

de vogels zijn niet ingeënt tegen aviaire influenza;

f)

de vogels gaan vergezeld van een diergezondheidscertificaat overeenkomstig het model van bijlage III (hierna „het diergezondheidscertificaat” genoemd);

g)

de vogels worden met een individueel identificatienummer geïdentificeerd door middel van een naadloze, gesloten pootring of een microchip met een uniek nummer overeenkomstig artikel 66, lid 2, van Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie (7);

h)

het onder g) bedoelde individuele identificatienummer op pootringen of microchips moet ten minste het volgende bevatten:

de ISO-code van het exporterende derde land dat de identificatie verricht;

een uniek serienummer;

i)

het onder g) bedoelde individuele identificatienummer moet op het diergezondheidscertificaat worden vermeld;

j)

de vogels worden vervoerd in nieuwe containers die aan de buitenkant individueel zijn geïdentificeerd met een identificatienummer dat overeenstemt met het op het diergezondheidscertificaat vermelde identificatienummer.

Artikel 6

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations moeten voldoen aan de minimumvoorschriften van bijlage IV.

Elke lidstaat stelt een lijst van erkende quarantainevoorzieningen en -stations met hun erkenningsnummer op, houdt deze lijst bij en stelt haar ter beschikking van de Commissie, de andere lidstaten en het publiek.

Artikel 7

Direct vervoer van de vogels naar erkende quarantainevoorzieningen of -stations

De vogels worden in kooien of kratten direct van de grensinspectiepost naar een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation vervoerd.

De totale reistijd van die post naar die quarantainevoorziening of dat quarantainestation mag normaliter niet meer bedragen dan negen uur.

Wanneer voor deze reis voertuigen worden gebruikt, worden deze door de bevoegde autoriteit met een onvervalsbaar zegel verzegeld.

Artikel 8

Verklaring

De importeurs of hun vertegenwoordigers verstrekken een schriftelijke verklaring in een officiële taal van de lidstaat van binnenkomst, die is ondertekend door de voor de quarantainevoorziening of het quarantainestation verantwoordelijke persoon, waarin wordt verklaard dat de vogels daar in quarantaine zullen worden genomen.

Deze verklaring:

a)

vermeldt duidelijk de naam, het adres en het erkenningsnummer van de quarantainevoorziening of het quarantainestation;

b)

wordt per e-mail of per fax naar de grensinspectiepost gestuurd voordat de zending daar aankomt of wordt door de importeur of diens vertegenwoordiger overgelegd voordat de vogels de grensinspectiepost verlaten.

Artikel 9

Doorvoer van vogels in de Unie

Wanneer vogels in de Unie worden binnengebracht via een andere lidstaat dan de lidstaat van bestemming, worden alle maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de zending in het beoogde land van bestemming aankomt.

Artikel 10

Monitoring van het vervoer van de vogels

1.   Wanneer de wetgeving van de Unie voorziet in de monitoring van de vogels vanaf de grensinspectiepost tot de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation op de plaats van bestemming, wordt de volgende informatie uitgewisseld:

a)

de voor de grensinspectiepost verantwoordelijke officiële dierenarts stelt de voor de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation op de plaats van bestemming verantwoordelijke bevoegde autoriteit in kennis van de plaats van oorsprong en de plaats van bestemming van de vogels via het Traces-netwerk;

b)

de voor de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation van bestemming verantwoordelijke persoon stelt binnen één werkdag na de datum van aankomst van de zending in de quarantainevoorziening of het quarantainestation de voor de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation op de plaats van bestemming verantwoordelijke officiële dierenarts per e-mail of fax in kennis van de aankomst van de zending op haar plaats van bestemming;

c)

de voor de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation op de plaats van bestemming van de zending verantwoordelijke officiële dierenarts stelt via het Traces-netwerk binnen drie werkdagen na de datum van aankomst van de zending in de quarantainevoorziening of het quarantainestation de voor de grensinspectiepost verantwoordelijke officiële dierenarts die hem in kennis heeft gesteld van de verzending van de zending, in kennis van de aankomst van de zending op haar plaats van bestemming.

2.   Als aan de bevoegde autoriteit die voor de grensinspectiepost verantwoordelijk is, wordt bevestigd dat de vogels die volgens de verklaring bestemd waren voor een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation niet binnen drie werkdagen na de geraamde datum van aankomst van de zending in de quarantainevoorziening of het quarantainestation zijn aangekomen, neemt de bevoegde autoriteit ten aanzien van de voor de zending verantwoordelijke persoon passende maatregelen.

Artikel 11

Quarantainebepalingen

1.   De vogels worden gedurende minstens 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation in quarantaine gehouden (hierna „de quarantaine” genoemd).

2.   Ten minste aan het begin en aan het einde van de quarantaine van elke zending inspecteert de officiële dierenarts de quarantaineomstandigheden, in het kader waarvan hij onder andere de gegevens met betrekking tot sterfgevallen bekijkt en een klinisch onderzoek verricht bij de vogels in de erkende quarantainevoorziening of in elke eenheid van het erkende quarantainestation.

De officiële dierenarts voert echter vaker inspecties uit, als de ziektesituatie dit vereist.

Artikel 12

Uit te voeren onderzoeken, bemonsteringen en tests in verband met een zending tijdens de quarantaine

1.   Na aankomst van de vogels in quarantaine worden de onderzoek-, bemonsterings- en testprocedures voor aviaire influenza en de ziekte van Newcastle, als vastgesteld in bijlage V, uitgevoerd.

2.   Wanneer verklikkervogels worden gebruikt, wordt gebruikgemaakt van minimaal tien verklikkervogels in de erkende quarantainevoorziening of in elke eenheid van het erkende quarantainestation.

3.   Voor onderzoek-, bemonsterings- en testprocedures gebruikte verklikkervogels:

a)

zijn ten minste drie weken oud en worden slechts één keer voor die doeleinden gebruikt;

b)

zijn van een identificatiering aan de poot of een ander niet-afneembaar identificatiemerk voorzien;

c)

zijn niet ingeënt en zijn binnen een periode van 14 dagen vóór het begin van de quarantaine seronegatief bevonden voor aviaire influenza en de ziekte van Newcastle;

d)

worden in de erkende quarantainevoorziening of in een eenheid van het erkende quarantainestation vóór de aankomst van de vogels in de gemeenschappelijke luchtruimte zo dicht mogelijk bij de vogels ondergebracht zodat wordt gezorgd voor een nauw contact tussen de verklikkervogels en de uitwerpselen van de vogels in quarantaine.

Artikel 13

Maatregelen ingeval het vermoeden bestaat dat in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation een ziekte heerst

1.   Indien tijdens de quarantaine in een erkende quarantainevoorziening het vermoeden bestaat dat een of meer vogels en/of verklikkervogels met aviaire influenza of de ziekte van Newcastle zijn besmet, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

de bevoegde autoriteit plaatst de erkende quarantainevoorziening onder officieel toezicht;

b)

er worden van die vogels en verklikkervogels monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage V, genomen en die monsters worden dienovereenkomstig geanalyseerd;

c)

er mogen geen vogels de erkende quarantainevoorziening binnenkomen of verlaten totdat het vermoeden is weerlegd.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde vermoeden van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle in de betrokken erkende quarantainevoorziening is bevestigd, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

alle vogels en verklikkervogels in de erkende quarantainevoorziening worden gedood en vernietigd;

b)

de erkende quarantainevoorziening wordt gereinigd en ontsmet;

c)

er worden geen vogels in de erkende quarantainevoorziening binnengebracht tot 21 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting.

3.   Indien tijdens de quarantaine in een erkend quarantainestation het vermoeden bestaat dat een of meer vogels en/of verklikkervogels in een eenheid van het quarantainestation met aviaire influenza of de ziekte van Newcastle zijn besmet, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

de bevoegde autoriteit plaatst het erkende quarantainestation onder officieel toezicht;

b)

er worden van die vogels en verklikkervogels monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage V, genomen en die monsters worden dienovereenkomstig geanalyseerd;

c)

er mogen geen vogels het erkende quarantainestation binnenkomen of verlaten totdat het vermoeden is weerlegd.

4.   Indien het in lid 3 bedoelde vermoeden van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle in de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation is bevestigd, worden de volgende maatregelen genomen:

a)

alle vogels en verklikkervogels in de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation worden gedood en vernietigd;

b)

de betrokken eenheid wordt gereinigd en ontsmet;

c)

de volgende monsters worden genomen:

i)

wanneer verklikkervogels worden gebruikt, moeten op zijn vroegst 21 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting van de betrokken eenheid van de verklikkervogels in de andere quarantaine-eenheden monsters voor serologisch onderzoek, als bedoeld in bijlage V, worden genomen, of

ii)

wanneer geen verklikkervogels worden gebruikt, moeten tijdens de periode van 7 tot 15 dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting van de vogels in de andere quarantaine-eenheden monsters voor virologisch onderzoek, als bedoeld in punt 2 van bijlage V, worden genomen;

d)

er mogen geen vogels het erkende quarantainestation verlaten totdat uit de onderzoeken van de onder c) bedoelde monsters een negatief resultaat blijkt.

5.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen.

Artikel 14

Afwijkingen ingeval de onderzoeken naar laagpathogene aviaire influenza en de ziekte van Newcastle in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation positieve resultaten opleveren

1.   Wanneer tijdens de quarantaine een of meer vogels en/of verklikkervogels besmet blijken te zijn met laagpathogene aviaire influenza (LPAI) of de ziekte van Newcastle, mag de bevoegde autoriteit op grond van een risicobeoordeling afwijkingen van de in artikel 13, lid 2, onder a), en lid 4, onder a), bedoelde maatregelen toestaan, mits deze afwijkingen de bestrijding van de ziekte niet in gevaar brengen (hierna „afwijkingen” genoemd).

De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van dergelijke afwijkingen.

2.   Wanneer een officiële dierenarts een inspectie uitvoert in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation waarvoor een afwijking is toegestaan, en een of meer vogels en/of verklikkervogels besmet blijken te zijn met LPAI of de ziekte van Newcastle, worden de in de leden 3 tot en met 7 vastgestelde maatregelen uitgevoerd.

De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van dergelijke maatregelen.

3.   Ingeval de onderzoeken positieve resultaten in verband met LPAI opleveren, moeten in plaats van de standaardmonsters, als bedoeld in het diagnosehandboek, 21 dagen na de datum van het laatste positieve LPAI-resultaat in de erkende quarantainevoorziening of uit elke eenheid van het erkende quarantainestation en met tussenpozen van 21 dagen de volgende monsters voor laboratoriumtests worden genomen:

a)

monsters van alle dode verklikkervogels of andere vogels die ten tijde van de bemonstering aanwezig zijn;

b)

trachea-/orofarynxswabs en cloacaswabs van ten minste 60 vogels of van alle vogels wanneer er minder dan 60 aanwezig zijn in de erkende quarantainevoorziening of de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation, of, als het gaat om kleine, exotische vogels die niet gewend zijn om vastgepakt te worden of om vogels waarvan het vastpakken gevaar voor mensen zou opleveren, verse fecesmonsters; de bemonstering en de laboratoriumtests van deze monsters moeten worden voortgezet totdat twee achtereenvolgende negatieve laboratoriumresultaten met een tussenpoos van ten minste 21 dagen worden verkregen.

De bevoegde autoriteit kan echter op basis van de uitkomst van een risicobeoordeling afwijkingen van de in dit lid bedoelde monstergrootte toestaan.

4.   Ingeval de onderzoeken positieve resultaten in verband met de ziekte van Newcastle opleveren, kan de bevoegde autoriteit alleen een afwijking toestaan als in de 30 dagen na de dood of het klinisch herstel van het laatste geval van die ziekte een bemonstering overeenkomstig de punten 1 en 2 van bijlage V, waarbij geen rekening is gehouden met de daarin vermelde termijn, met negatieve resultaten is uitgevoerd.

5.   De vogels mogen pas uit quarantaine worden vrijgegeven, als de in lid 3 bedoelde periode voor de laboratoriumtests is verstreken.

6.   De erkende quarantainevoorziening of de betrokken eenheid van het erkende quarantainestation wordt gereinigd en ontsmet nadat zij is leeggemaakt. Alle mogelijk besmet materiaal en afval, alsook al het afval dat tijdens de in lid 3 bedoelde periode voor de laboratoriumtests is geproduceerd, wordt op zodanige wijze verwijderd dat ervoor wordt gezorgd dat de pathogeen niet wordt verspreid en op zodanige wijze wordt vernietigd dat het aanwezige virus van LPAI of de ziekte van Newcastle met zekerheid geïnactiveerd is.

7.   De erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation mag niet herbevolkt worden gedurende een termijn van 21 dagen na de datum waarop de definitieve reiniging en ontsmetting overeenkomstig lid 6 voltooid zijn.

Artikel 15

Maatregelen wanneer chlamydiose vermoed wordt

Indien tijdens de quarantaine in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation bij papegaaiachtigen besmetting met Chlamydophila psittaci wordt vermoed of vastgesteld, worden alle vogels van de zending behandeld met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde methode en wordt de quarantaine verlengd met ten minste twee maanden, te rekenen vanaf het laatst vastgestelde geval.

Artikel 16

Vrijgave uit quarantaine

De vogels worden alleen met schriftelijke toestemming van een officiële dierenarts vrijgegeven uit quarantaine in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation.

Artikel 17

Kennisgevings- en verslagleggingsvoorschriften

1.   De lidstaten delen de Commissie binnen 24 uur elk geval van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle mee, dat in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation is ontdekt.

2.   De lidstaten delen de Commissie jaarlijks de volgende gegevens mee:

a)

het aantal via erkende quarantainevoorzieningen of -stations ingevoerde vogels naar soort en naar erkend vermeerderingsbedrijf van oorsprong;

b)

gegevens over het sterftecijfer voor ingevoerde vogels, vanaf de veterinaire certificeringsprocedure in het land van oorsprong tot het einde van de quarantaineperiode;

c)

het aantal positieve gevallen van aviaire influenza, ziekte van Newcastle en Chlamydophila psittaci in erkende quarantainevoorzieningen of -stations.

Artikel 18

Kosten in verband met de quarantaine

Alle uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende quarantainekosten zijn voor rekening van de importeur.

Artikel 19

Intrekking

Verordening (EG) nr. 318/2007 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 januari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7.

(4)  Zie bijlage VI.

(5)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(6)  PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1.

(7)  PB L 166 van 19.6.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

Lijst van derde landen waaruit de invoer van in gevangenschap gefokte vogels is toegestaan

1.

Derde landen of delen daarvan, als opgenomen in de kolommen 1 en 3 van de tabel in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (1), waarbij kolom 4 van die tabel voorziet in een model van veterinair certificaat voor fok- of gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels (BPP);

2.

Argentinië;

3.

Filipijnen: National Capital Region.


(1)  PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1.


BIJLAGE II

Voorschriften voor de erkenning van vermeerderingsbedrijven in de derde landen van oorsprong, als bedoeld in artikel 4

HOOFDSTUK 1

Erkenning van vermeerderingsbedrijven

Om erkend te worden overeenkomstig artikel 4 moet een vermeerderingsbedrijf aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorschriften voldoen.

1.

Het vermeerderingsbedrijf moet duidelijk afgebakend en van de omgeving gescheiden zijn of de dieren moeten opgesloten zitten of zo gehuisvest zijn dat er geen enkel gezondheidsrisico is voor dierbedrijven waarvan de gezondheidsstatus in het gedrang zou kunnen komen.

2.

Het moet beschikken over de nodige voorzieningen om dieren te vangen, op te sluiten en te isoleren, alsmede over passende erkende quarantainevoorzieningen en erkende procedures voor dieren die afkomstig zijn uit niet-erkende bedrijven.

3.

De voor het vermeerderingsbedrijf verantwoordelijke persoon moet beschikken over de nodige ervaring met het fokken van vogels.

4.

Het vermeerderingsbedrijf moet vrij zijn van aviaire influenza, ziekte van Newcastle en Chlamydophila psittaci; om het bedrijf vrij van deze ziekten te kunnen verklaren, beoordeelt de bevoegde autoriteit de met betrekking tot de diergezondheidsstatus geregistreerde gegevens over ten minste de drie aan de datum van de aanvraag om erkenning voorafgaande jaren en de resultaten van de klinische onderzoeken en de laboratoriumtests die zijn verricht bij de dieren in het bedrijf. Nieuwe vermeerderingsbedrijven worden echter alleen erkend op grond van de resultaten van de klinische onderzoeken en de laboratoriumtests die zijn verricht bij de dieren in deze bedrijven.

5.

Het bedrijf moet gegevens bewaren over:

a)

het aantal en de identiteit (leeftijd, geslacht, soort en individueel identificatienummer voor zover dat mogelijk is) van alle dieren in het vermeerderingsbedrijf, per soort;

b)

het aantal en de identiteit (leeftijd, geslacht, soort en individueel identificatienummer voor zover dat mogelijk is) van de dieren die in het vermeerderingsbedrijf worden binnengebracht of die het bedrijf verlaten, tezamen met informatie over herkomst en bestemming, het vervoer van en naar het vermeerderingsbedrijf en de gezondheidsstatus van de dieren;

c)

de resultaten van bloedtests of andere diagnostische procedures;

d)

ziektegevallen en, in voorkomend geval, de toegepaste behandeling;

e)

de resultaten van de secties die zijn verricht bij dieren die in het vermeerderingsbedrijf zijn gestorven, met inbegrip van doodgeboren dieren;

f)

tijdens de isolatie- of de quarantaineperiode gedane observaties.

6.

Het vermeerderingsbedrijf moet een overeenkomst hebben met een bevoegd laboratorium voor het verrichten van de secties, dan wel beschikken over één of meer daarvoor geschikte gebouwen waar deze secties kunnen worden uitgevoerd door een bevoegd persoon onder de verantwoordelijkheid van de erkende dierenarts.

7.

Het vermeerderingsbedrijf moet de nodige afspraken hebben gemaakt of ter plaatse over de nodige voorzieningen beschikken voor het verwijderen van de karkassen van dieren die zijn gestorven als gevolg van een ziekte of die zijn geëuthanaseerd.

8.

Het vermeerderingsbedrijf moet ervoor zorgen dat, op grond van een contract of een ander rechtsgeldig instrument, een beroep kan worden gedaan op de diensten van een dierenarts die is erkend en wordt gecontroleerd door de bevoegde autoriteit van het exporterende derde land en die:

a)

erop toeziet dat, met inachtneming van de diergezondheidssituatie in het betrokken land, adequate maatregelen inzake surveillance en bestrijding van ziekten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit en worden toegepast in het vermeerderingsbedrijf. Deze maatregelen omvatten:

i)

een jaarlijks ziektesurveillanceplan, in het kader waarvan de dieren onder meer op adequate wijze worden gecontroleerd op zoönosen,

ii)

klinisch onderzoek, laboratoriumtests en secties bij dieren waarvan vermoed wordt dat ze met een overdraagbare ziekte zijn besmet,

iii)

indien nodig, inenting van gevoelige dieren tegen besmettelijke ziekten overeenkomstig het Manual for diagnostic tests and vaccines for Terrestrial Animals (handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE);

b)

erop toeziet dat elk verdacht overlijden of elke aanwezigheid van enig ander symptoom waaruit zou kunnen blijken dat dieren met aviaire influenza, de ziekte van Newcastle of Chlamydophila psittaci zijn besmet, onverwijld bij de bevoegde autoriteit van het derde land wordt gemeld;

c)

erop toeziet dat de dieren die in het vermeerderingsbedrijf worden binnengebracht, zo nodig worden geïsoleerd overeenkomstig de voorschriften van deze verordening en de eventueel door de bevoegde autoriteit gegeven instructies;

d)

verantwoordelijk is voor de dagelijkse naleving van de veterinairrechtelijke voorschriften van deze verordening en de wetgeving van de Unie inzake het welzijn van dieren tijdens het vervoer.

9.

Als in het vermeerderingsbedrijf dieren worden gefokt die zijn bestemd voor laboratoria die proeven verrichten, moet de algemene verzorging en de huisvesting van deze dieren voldoen aan de voorschriften van artikel 33 van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (1).

HOOFDSTUK 2

Behoud van de erkenning van de vermeerderingsbedrijven

De vermeerderingsbedrijven blijven slechts erkend als zij aan de voorwaarden van dit hoofdstuk voldoen.

1.

Het bedrijf staat onder de controle van een officiële dierenarts van de bevoegde autoriteit, die:

a)

erop toeziet dat de voorschriften van deze verordening worden nageleefd;

b)

de gebouwen van het vermeerderingsbedrijf ten minste één keer per jaar bezoekt;

c)

de activiteit van de erkende dierenarts en de uitvoering van het jaarlijkse ziektesurveillanceplan controleert;

d)

nagaat of uit de resultaten van het klinisch onderzoek, de sectie en de laboratoriumtests die bij de dieren zijn verricht, geen besmetting met aviaire influenza, de ziekte van Newcastle of Chlamydophila psittaci is gebleken.

2.

Slechts dieren die afkomstig zijn van een ander erkend vermeerderingsbedrijf worden in het vermeerderingsbedrijf binnengebracht, overeenkomstig de voorschriften van deze verordening.

3.

Het vermeerderingsbedrijf bewaart de in punt 5 van hoofdstuk 1 vermelde gegevens gedurende een periode van ten minste tien jaar na de datum van erkenning.

HOOFDSTUK 3

Quarantaine van vogels die worden binnengebracht uit andere bronnen dan erkende vermeerderingsbedrijven

In afwijking van punt 2 van hoofdstuk 2 mogen uit andere bronnen dan erkende vermeerderingsbedrijven binnengebrachte vogels in een vermeerderingsbedrijf worden binnengebracht nadat door de bevoegde autoriteit toestemming daartoe is verleend, mits deze dieren overeenkomstig de instructies van de bevoegde autoriteit in quarantaine worden geplaatst voordat zij aan het bestaande dierenbestand worden toegevoegd. De quarantaineperiode moet ten minste 30 dagen bedragen.

HOOFDSTUK 4

Opschorting, intrekking of herverlening van de erkenning van een vermeerderingsbedrijf

De procedures voor de opschorting, intrekking of herverlening van de erkenning van een vermeerderingsbedrijf moeten voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk.

1.

Wanneer de bevoegde autoriteit vindt dat een vermeerderingsbedrijf niet meer voldoet aan de voorschriften van de hoofdstukken 1 en 2 of wanneer er een verandering in het gebruik heeft plaatsgevonden waardoor het bedrijf niet meer uitsluitend voor het fokken van vogels wordt gebruikt, schort zij de erkenning van dat bedrijf op of trekt zij de erkenning in.

2.

Wanneer de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van de vermoedelijke besmetting met aviaire influenza, de ziekte van Newcastle of Chlamydophila psittaci, schort zij de erkenning van het vermeerderingsbedrijf op totdat het vermoeden officieel is weerlegd. Zij ziet erop toe dat de nodige maatregelen worden genomen om het vermoeden te bevestigen of te weerleggen en om verspreiding van de ziekte tegen te gaan, overeenkomstig de voorschriften van de wetgeving van de Unie inzake de maatregelen die moeten worden genomen tegen de desbetreffende ziekte en inzake het handelsverkeer in dieren.

3.

Wanneer de vermoede ziekte wordt bevestigd, mag de bevoegde autoriteit het vermeerderingsbedrijf alleen opnieuw overeenkomstig hoofdstuk 1 erkennen na:

a)

de uitroeiing van de ziekte en de bron van besmetting in het vermeerderingsbedrijf;

b)

de passende reiniging en ontsmetting van het vermeerderingsbedrijf;

c)

de naleving van de voorschriften van hoofdstuk 1, met uitzondering van punt 4.

4.

De bevoegde autoriteit stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van de opschorting, intrekking of herverlening van de erkenning van een vermeerderingsbedrijf.


(1)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33.


BIJLAGE III

Diergezondheidscertificaat als bedoeld in punt f) van artikel 5 voor de invoer van bepaalde vogels, met uitzondering van pluimvee, bestemd voor verzending naar de Unie

Image 1

Tekst van het beeld

Image 2

Tekst van het beeld

Image 3

Tekst van het beeld

BIJLAGE IV

Minimumvoorschriften voor erkende quarantainevoorzieningen en -stations voor vogels als bedoeld in artikel 6

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations moeten voldoen aan de voorschriften van de hoofdstukken 1 en 2.

HOOFDSTUK 1

Bouw en uitrusting van quarantainevoorzieningen of -stations

1.

De quarantainevoorziening of het quarantainestation moet bestaan uit een of meer afzonderlijke gebouwen, die gescheiden van andere pluimveebedrijven en andere vogelbedrijven zijn opgetrokken op een afstand die door de bevoegde autoriteit is vastgesteld op grond van een risicobeoordeling die rekening houdt met de epidemiologie van aviaire influenza en de ziekte van Newcastle. De toegangsdeuren moeten afsluitbaar zijn en zijn voorzien van borden met de tekst: „QUARANTAINE — Geen toegang voor onbevoegden”.

2.

De lucht mag niet van de ene quarantaine-eenheid van het quarantainestation naar de andere kunnen stromen.

3.

De quarantainevoorziening of het quarantainestation moet vrij zijn van vogels, vliegen en ongedierte en moet luchtdicht kunnen worden afgesloten om te kunnen worden gefumigeerd.

4.

De erkende quarantainevoorziening en elke eenheid van een erkend quarantainestation moet beschikken over voorzieningen voor het wassen van de handen.

5.

Alle toegangsdeuren van de erkende quarantainevoorziening en elke eenheid van een erkend quarantainestation moeten van het sluistype zijn.

6.

Alle in- en uitgangen van de erkende quarantainevoorziening en de verschillende eenheden van een erkend quarantainestation moeten uitgerust zijn met een hygiënebarrière.

7.

Alle installaties moeten zodanig zijn gebouwd dat ze kunnen worden gereinigd en ontsmet.

8.

De voorraadruimte voor het voeder moet vrij zijn van vogels en knaagdieren, en tegen insecten zijn beschermd.

9.

Er moet een afvalcontainer aanwezig zijn die moet kunnen worden afgesloten voor vogels en knaagdieren.

10.

Er moet een koel- en/of vriesinrichting aanwezig zijn voor het opslaan van dode dieren.

HOOFDSTUK 2

Beheersvoorschriften

1.

Erkende quarantainevoorzieningen en -stations moeten:

a)

beschikken over een efficiënt controlesysteem om op passende wijze toezicht te houden op de dieren;

b)

onder toezicht en gezag van de officiële dierenarts staan;

c)

worden gereinigd en ontsmet volgens een programma dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd; na de reiniging en ontsmetting dient een passende periode van leegstand in acht te worden genomen; de gebruikte ontsmettingsmiddelen moeten door de bevoegde autoriteit daartoe goedgekeurd zijn.

2.

Voor elke zending in quarantaine geplaatste vogels gelden de volgende voorschriften:

a)

de erkende quarantainevoorziening of de eenheid van een erkend quarantainestation moet worden gereinigd en ontsmet en daarna vrij van vogels worden gehouden gedurende ten minste zeven dagen voordat de ingevoerde vogels er worden binnengebracht;

b)

de zending vogels moet afkomstig zijn van een enkel erkend vermeerderingsbedrijf in het derde land van oorsprong en over een periode van niet meer dan 48 uur worden binnengebracht;

c)

de quarantaineperiode moet ingaan wanneer de laatste vogel wordt binnengebracht;

d)

de erkende quarantainevoorziening of de eenheid van een erkend quarantainestation moet aan het einde van de quarantaineperiode worden leeggemaakt, gereinigd en ontsmet.

3.

Er worden voorzorgsmaatregelen genomen om kruisverontreiniging van inkomende en buitengaande zendingen te voorkomen.

4.

Onbevoegden hebben geen toegang tot de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation.

5.

Alle personen die de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation betreden, moeten beschermende kleding, inclusief beschermend schoeisel, dragen.

6.

Er mogen geen contacten tussen personen plaatsvinden waardoor verontreiniging tussen erkende quarantainevoorzieningen of eenheden van erkende quarantainestations kan worden veroorzaakt.

7.

Er moet adequaat reinigings- en ontsmettingsmateriaal voorhanden zijn.

8.

Indien identificatie met behulp van een microchip wordt toegepast, moet in de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation een passend leestoestel voor microchips aanwezig zijn.

9.

De voor het vervoer gebruikte kooien en kratten moeten in de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation worden gereinigd en ontsmet, tenzij zij worden vernietigd. Voor hergebruik bestemde kooien en kratten moeten vervaardigd zijn van materiaal dat effectief kan worden gereinigd en ontsmet. De kooien en kratten moeten zodanig worden vernietigd dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden.

10.

Afval wordt regelmatig verzameld, opgeslagen in de afvalcontainer en vervolgens zodanig behandeld dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden.

11.

Vogelkadavers moeten worden onderzocht in een officieel, door de bevoegde autoriteit aangewezen laboratorium.

12.

De nodige analysen en behandelingen van vogels moeten worden uitgevoerd in overleg met en onder toezicht van de officiële dierenarts.

13.

De officiële dierenarts moet ervan in kennis gesteld worden wanneer vogels en/of verklikkervogels tijdens de quarantaine door een ziekte worden getroffen of sterven.

14.

De voor de erkende quarantainevoorziening of het erkende quarantainestation verantwoordelijke persoon moet de volgende gegevens bewaren:

a)

voor elke zending: de datum van aankomst en vertrek van de vogels, het aantal en de soort;

b)

een kopie van de gezondheidscertificaten en de gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst die de ingevoerde vogels vergezellen;

c)

de individuele identificatienummers van de ingevoerde vogels en, in geval van identificatie met behulp van een microchip, gegevens over het type microchip en de gebruikte lezer;

d)

als in de quarantainevoorziening of het quarantainestation verklikkervogels worden gebruikt, het aantal en de plaats van de verklikkervogels in de quarantainevoorziening of het quarantainestation;

e)

relevante informatie: zoals gevallen van ziekte en sterftecijfers op dagbasis;

f)

data en resultaten van de tests;

g)

data waarop behandelingen hebben plaatsgevonden en type behandeling;

h)

personen die de quarantainevoorziening of het quarantainestation betreden of verlaten.

15.

De in punt 14 bedoelde gegevens moeten gedurende ten minste tien jaar worden bewaard.

HOOFDSTUK 3

Opschorting, intrekking of herverlening van de erkenning van quarantainevoorzieningen en quarantainestations

De procedures voor de gedeeltelijke of volledige opschorting, intrekking of herverlening van de erkenning van quarantainevoorzieningen en quarantainestations moeten voldoen aan de voorschriften van dit hoofdstuk.

1.

Wanneer de bevoegde autoriteit vindt dat een quarantainevoorziening of een quarantainestation niet meer voldoet aan de voorschriften van de hoofdstukken 1 en 2 of wanneer er een verandering in het gebruik heeft plaatsgevonden waardoor artikel 3, onder e) en f), niet meer van toepassing is, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. Deze quarantainevoorzieningen of quarantainestations mogen als gevolg daarvan niet meer voor invoer overeenkomstig deze verordening worden gebruikt.

2.

Aan een quarantainevoorziening of een quarantainestation wordt slechts een nieuwe erkenning verleend als aan de voorschriften van de hoofdstukken 1 en 2 wordt voldaan.


BIJLAGE V

Onderzoek-, bemonsterings- en testprocedures voor aviaire influenza en de ziekte van Newcastle

1.

Tijdens de quarantaine moeten hetzij de verklikkervogels, hetzij, wanneer geen verklikkervogels worden gebruikt, de ingevoerde vogels aan de volgende procedures worden onderworpen:

a)

met gebruik van verklikkervogels:

i)

bij alle verklikkervogels worden bloedmonsters voor serologisch onderzoek genomen niet minder dan 21 dagen nadat zij in quarantaine zijn geplaatst en ten minste drie dagen vóór het einde van de quarantaine;

ii)

wanneer het serologisch onderzoek van de onder i) bedoelde monsters van de verklikkervogels een positief resultaat oplevert of geen uitsluitsel geeft, moet bij de ingevoerde vogels een virologisch onderzoek worden verricht; er moeten cloacaswabs (of feces) en trachea-/orofarynxswabs worden genomen van ten minste 60 vogels of van alle vogels, wanneer de zending uit minder dan 60 vogels bestaat;

b)

zonder gebruik van verklikkervogels moeten de ingevoerde vogels virologisch worden onderzocht (aangezien serologische tests niet geschikt zijn). Er moeten tijdens de eerste 7 à 15 dagen van de quarantaine trachea-/orofarynxswabs en/of cloacaswabs (of feces) worden genomen van ten minste 60 vogels of van alle vogels, wanneer de zending uit minder dan 60 vogels bestaat.

2.

Naast de in punt 1 bedoelde tests moeten de volgende monsters voor virologisch onderzoek worden genomen:

a)

cloacaswabs (of feces) en trachea-/orofarynxswabs, indien mogelijk, bij klinisch zieke vogels of zieke verklikkervogels;

b)

monsters van de maag- en darminhoud, de hersenen, de luchtpijp, de longen, de lever, de milt, de nieren en andere duidelijk aangetaste organen, zo snel mogelijk na de dood van, hetzij:

i)

dode verklikkervogels en alle vogels die dood zijn bij aankomst of tijdens de quarantaine sterven, hetzij

ii)

bij hoge sterfte van kleine vogels van grote zendingen, ten minste 10 % van de dode vogels.

3.

Alle virologische en serologische tests op tijdens de quarantaine genomen monsters moeten in door de bevoegde autoriteit aangewezen officiële laboratoria worden uitgevoerd volgens diagnoseprocedures overeenkomstig het diagnosehandboek voor aviaire influenza en het Manual for diagnostic tests and vaccines for Terrestrial Animals (handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren) van de OIE voor de ziekte van Newcastle. Voor virologisch onderzoek mogen verzamelmonsters worden gevormd uit monsters van maximaal vijf dieren. Feces mogen niet tezamen met andere orgaan- en weefselmonsters in één verzamelmonster worden opgenomen.

4.

Virusisolaten moeten worden bezorgd aan het nationale referentielaboratorium.

BIJLAGE VI

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie

(PB L 84 van 24.3.2007, blz. 7)

Verordening (EG) nr. 1278/2007 van de Commissie

(PB L 284 van 30.10.2007, blz. 20)

Verordening (EG) nr. 86/2008 van de Commissie

(PB L 27 van 31.1.2008, blz. 8)

Verordening (EG) nr. 311/2008 van de Commissie

(PB L 93 van 4.4.2008, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 607/2008 van de Commissie

(PB L 166 van 27.6.2008, blz. 18)

Verordening (EG) nr. 754/2008 van de Commissie

(PB L 205 van 1.8.2008, blz. 6)

Verordening (EG) nr. 1219/2008 van de Commissie

(PB L 330 van 9.12.2008, blz. 4)

Verordening (EG) nr. 1294/2008 van de Commissie

(PB L 340 van 19.12.2008, blz. 41)

Verordening (EG) nr. 201/2009 van de Commissie

(PB L 71 van 17.3.2009, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 555/2009 van de Commissie

(PB L 164 van 26.6.2009, blz. 37)

Verordening (EG) nr. 1118/2009 van de Commissie

(PB L 307 van 21.11.2009, blz. 3)

Verordening (EU) nr. 239/2010 van de Commissie

(PB L 75 van 23.3.2010, blz. 18)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 66/2012 van de Commissie

(PB L 23 van 26.1.2012, blz. 1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2012 van de Commissie

(PB L 121 van 8.5.2012, blz. 18)


BIJLAGE VII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 318/2007

De onderhavige verordening

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 3, eerste alinea

Artikel 3, eerste alinea

Artikel 3, tweede alinea, onder a) t/m h)

Artikel 3, tweede alinea, onder a) t/m h)

Artikel 3, tweede alinea, onder i)

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, aanhef

Artikel 5, aanhef

Artikel 5, onder a)

Artikel 5, onder a)

Artikel 5, onder b)

Artikel 5, onder b)

Artikel 5, onder b bis)

Artikel 5, onder c)

Artikel 5, onder c)

Artikel 5, onder d)

Artikel 5, onder d)

Artikel 5, onder e)

Artikel 5, onder e)

Artikel 5, onder f)

Artikel 5, onder f)

Artikel 5, onder g)

Artikel 5, onder g)

Artikel 5, onder h)

Artikel 5, onder h)

Artikel 5, onder i)

Artikel 5, onder i)

Artikel 5, onder j)

Artikelen 6 t/m 18

Artikelen 6 t/m 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20, eerste alinea

Artikel 20

Artikel 20, tweede alinea

Bijlagen I t/m IV

Bijlagen I t/m IV

Bijlage VI

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage VII


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 140/2013 VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pa de Pagès Català (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 is in werking getreden op 3 januari 2013. Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij de reeds genoemde verordening ingetrokken en door die verordening vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Pa de Pagès Català” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB C 128 van 3.5.2012, blz. 14.


BIJLAGE

Landbouwproducten en levensmiddelen als vermeld in bijlage I, deel I, bij Verordening (EU) nr. 1151/2012:

Categorie 2.4.   Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

SPANJE

Pa de Pagès Català (BGA)


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/20


VERORDENING (EU) Nr. 141/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk, met betrekking tot statistieken op basis van de Europese gezondheidsenquête (EHIS)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1338/2008 schept een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk.

(2)

Conform artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1338/2008 zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om de te verstrekken gegevens en metagegevens over de gezondheidstoestand, gezondheidsdeterminanten en gezondheidszorg, zoals beschreven in bijlage I bij die verordening, te specificeren en om de referentieperioden en frequentie voor het verstrekken van deze gegevens te bepalen.

(3)

Deze gegevens vormen een minimale statistische gegevensverzameling die een beter toezicht op de gezondheidsprogramma’s van de Unie en op haar maatregelen betreffende sociale insluiting en sociale bescherming, ongelijkheden op het gebied van gezondheid en gezond ouder worden mogelijk moet maken.

(4)

Vertrouwelijke gegevens die door de lidstaten naar de Commissie (Eurostat) worden gezonden, moeten worden behandeld overeenkomstig het beginsel van statistische geheimhouding dat is neergelegd in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de communautaire statistiek (2) en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

(5)

Er is conform artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1338/2008 een kosten-batenanalyse gemaakt en geëvalueerd. Deze heeft aangetoond dat de beschikbaarheid van vergelijkbare gegevens in de hele Unie waarschijnlijk van groot nut zal zijn voor de besluitvorming over gezondheids- en sociale maatregelen en voor wetenschappelijke doeleinden, doordat het gebruik van gemeenschappelijke instrumenten consistentie van de gegevens tussen de landen mogelijk maakt, ook wanneer de eraan verbonden kosten variëren, afhankelijk van de mate van integratie van de vereiste variabelen en de methodologie binnen de bestaande nationale enquêtes.

(6)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

Communautaire statistieken op basis van de Europese gezondheidsenquête (EHIS) hebben betrekking op de gezondheidstoestand, gezondheidszorg en gezondheidsdeterminanten, alsook op sociaal-geografische kenmerken van de bevolking in de leeftijd van 15 jaar en ouder.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „huishouden”: een alleenstaande, of een groep personen die samen in dezelfde particuliere woning wonen en hun uitgaven, waaronder die voor de noodzakelijke levensbehoeften, delen; deze definitie omvat geen collectieve huishoudens zoals ziekenhuizen, verzorgings- of andere tehuizen, gevangenissen, kazernes, religieuze instellingen, pensions en herbergen;

2.   „gewone verblijfplaats”: de plaats waar een persoon gewoonlijk de dagelijkse rustperiode doorbrengt, ongeacht tijdelijke afwezigheid voor recreatie- of vakantiedoeleinden, vrienden- en familiebezoek, zakenreizen, medische behandelingen of bedevaarten, of, bij gebreke daaraan, de plaats van het legaal of geregistreerd verblijf.

Alleen de volgende personen worden als inwoner van het betrokken geografisch gebied beschouwd:

a)

degenen die voor de referentiedatum ten minste twaalf maanden onafgebroken in hun gewone verblijfplaats hebben gewoond, of

b)

degenen die zich in de twaalf maanden voor de referentiedatum in hun gewone verblijfplaats hebben gevestigd met het voornemen daar ten minste een jaar te blijven.

Indien de onder a) en b) omschreven omstandigheden niet kunnen worden vastgesteld, wordt onder „gewone verblijfplaats” de wettelijke of geregistreerde woonplaats verstaan;

3.   „microgegevens”: niet-geaggregeerde waarnemingen of metingen van kenmerken van individuele eenheden;

4.   „metagegevens”: gegevens die andere gegevens, alsook statistische bedrijfsprocessen bepalen en beschrijven.

Artikel 3

Vereiste gegevens

1.   Elke lidstaat verstrekt de Commissie (Eurostat) de verzameling van microgegevens die zijn opgenomen in bijlage I.

2.   Deze microgegevens worden aan de hand van nationaal representatieve kanssteekproeven verkregen.

3.   Met het oog op een vergaande harmonisatie van de enquêteresultaten tussen de landen stelt de Commissie (Eurostat) in nauwe samenwerking met de lidstaten methodologische en praktische aanbevelingen en richtsnoeren voor de steekproefneming en de tenuitvoerlegging van de enquête voor in de vorm van een „Handboek Europese gezondheidsenquête”, met inbegrip van een modelvragenlijst.

4.   De minimale effectieve steekproefgrootte, berekend op basis van de aanname van enkelvoudige aselecte steekproeftrekking, is vastgelegd in bijlage II. Er worden wegingsfactoren berekend om rekening te houden met de waarschijnlijkheid van selectie en non-response van eenheden en, in voorkomende gevallen, aanpassing van de steekproeftrekking aan externe gegevens die verband houden met de verdeling van personen in de doelpopulatie.

5.   Kleine delen van het nationale grondgebied waarin niet meer dan 2 % van de nationale bevolking van de betreffende lidstaten is gevestigd, alsook de nationale grondgebieden genoemd in bijlage III, zijn uitgesloten.

Artikel 4

Referentiejaar en -populatie

1.   Het referentiejaar is 2013, 2014 of 2015.

2.   De referentiepopulatie is de groep personen van 15 jaar en ouder die op het moment van de gegevensverzameling deel uitmaken van een particulier huishouden dat zijn verblijfplaats op het grondgebied van de betrokken lidstaat heeft.

3.   De gegevensverzameling wordt gespreid over ten minste drie maanden, met inbegrip van ten minste één maand in de herfst (september-december).

Artikel 5

Referentiemetagegevens

1.   De referentiemetagegevens over kwaliteit worden verstrekt overeenkomstig de door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde en met de lidstaten overeengekomen standaard voor het Europees statistisch systeem.

2.   De lidstaten verstrekken deze metagegevens aan de Commissie (Eurostat) uiterlijk twee maanden na overdracht van de microgegevens.

Artikel 6

Verstrekking van microgegevens en referentiemetagegevens aan de Commissie (Eurostat)

1.   De lidstaten verstrekken voltooide, gevalideerde en gewogen microgegevens en referentiemetagegevens over kwaliteit, als vereist door deze verordening, overeenkomstig een door de Commissie (Eurostat) gespecificeerde standaard voor de gegevensuitwisseling. Microgegevens en referentiemetagegevens over kwaliteit worden ingediend via de diensten van het centrale toegangspunt.

2.   Microgegevens worden uiterlijk op 30 september 2015 of negen maanden na afloop van de nationale gegevensverzamelingsperiode beschikbaar gesteld, indien de enquête (deels) na december 2014 wordt uitgevoerd.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 70.

(2)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


BIJLAGE I

Bij de Commissie (Eurostat) in te dienen microgegevens

TECHNISCHE ENQUÊTEVARIABELEN

Naam van de variabele

Beschrijving

Antwoordcategorieën en codes

Filter

PID

Identificatienummer van de respondent

10-cijferig nummer

– 1

ontbreekt

Iedereen

HHID

Identificatienummer van het huishouden

10-cijferig nummer

– 1

ontbreekt

Iedereen

PRIMSTRAT

Belangrijkste strata die zijn gebruikt bij de steekproeftrekking

0001 – 9999

– 2

niet van toepassing (geen stratificatie)

Iedereen

PSU

Belangrijkste steekproefeenheden die zijn gebruikt bij de steekproeftrekking

0001 – 9999

– 2

niet van toepassing (geen getrapte steekproeftrekking)

Iedereen

WGT

Uiteindelijk individueel gewicht

Getal 5,3

– 1

ontbreekt

Iedereen

PROXY

Werd de geselecteerde persoon geïnterviewd of werd iemand anders geïnterviewd (interview met gemachtigde)

1

De persoon zelf

2

Een ander lid van het huishouden

3

Iemand anders die geen deel uitmaakt van het huishouden

– 1

ontbreekt

Iedereen

REFYEAR

Referentiejaar van het interview

4 cijfers

Iedereen

REFMONTH

Referentiemaand van het interview

1 – 12

– 1

ontbreekt

Iedereen

INTMETHOD

Wijze waarop de gegevens zijn verzameld

10

Per post, niet-elektronische versie

11

Per post, elektronische versie (e-mail)

20

Persoonlijk, niet-elektronische versie

21

Persoonlijk, elektronische versie

30

Telefonisch, niet-elektronische versie

31

Telefonisch, elektronische versie

40

Gebruik van Internet

50

Gemengde wijze van verzameling (bijvoorbeeld zowel post als een persoonlijk interview om gegevens te verzamelen)

Iedereen

INTLANG

Gebruikte taal in het interview

3-cijfercodes (Standard Code List van Eurostat)

– 1

ontbreekt

Iedereen


SOCIALE KERNVARIABELEN

Naam van de variabele

Beschrijving

Antwoordcategorieën en codes

Filter

SEX

Geslacht van de respondent

1

Man

2

Vrouw

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AGE

Leeftijd van de respondent in voltooide levensjaren op het moment van het interview

Aantal in cijfers

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

COUNTRY

Land van verblijf

2 cijfers gebaseerd op NUTS, op het meest geaggregeerde niveau (niveau 0 of landsniveau)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

BIRTHPLACE

Geboorteland

10

In het land zelf geboren

21

In een andere EU-lidstaat geboren

22

In een niet-EU-lidstaat geboren

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CITIZEN

Land van staatsburgerschap op het moment van gegevensverzameling

10

Onderdaan/heeft staatsburgerschap van het rapporterende land

21

Niet-onderdaan/heeft niet het staatsburgerschap van het rapporterende land, maar is onderdaan van een andere EU-lidstaat

22

Niet-onderdaan/heeft niet het staatsburgerschap van het rapporterende land, maar is onderdaan van een niet-EU-lidstaat

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

REGION

Regio van verblijf

Identificatiecode van de regio volgens NUTS op 2-cijferniveau

– 1

ontbreekt

Iedereen

DEG_URB

Urbanisatiegraad

1

Wonend in een dichtbevolkt gebied

2

Wonend in een gebied met middelhoge bevolkingsdichtheid

3

Wonend in een dunbevolkt gebied

– 1

ontbreekt

Iedereen

MARSTALEGAL

Burgerlijke staat

1

Nooit gehuwd en nooit in geregistreerd partnerschap

2

Gehuwd of in geregistreerd partnerschap

3

Weduwnaar/weduwe of in geregistreerd partnerschap beëindigd door overlijden van partner (niet opnieuw gehuwd of in nieuw geregistreerd partnerschap)

4

Gescheiden of in geregistreerd partnerschap dat wettelijk is ontbonden (niet opnieuw gehuwd of in nieuw geregistreerd partnerschap)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MARSTADEFACTO

Feitelijke samenlevingsvorm

1

Samenwonend

2

Niet samenwonend

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HATLEVEL

Hoogste afgesloten opleidingsniveau (Opleidingsniveau)

Op basis van de ISCED-2011-classificatie

0

Voor- en vroegschoolse educatie, preprimair onderwijs

1

Primair onderwijs

2

Lager secundair onderwijs

3

Hoger secundair onderwijs

4

Post-secundair, niet-tertiair onderwijs

5

Tertiair onderwijs; korte cyclus

6

Tertiair onderwijs; bachelorniveau of gelijkwaardig

7

Tertiair onderwijs; masterniveau of gelijkwaardig

8

Tertiair onderwijs; doctoraat of gelijkwaardig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MAINSTAT

Zelf opgegeven arbeidssituatie

10

Heeft een baan of beroepsbezigheid, met inbegrip van onbetaald werk voor een familiebedrijf, een praktijkopleiding, betaalde stage enz.

20

Werkloos

31

Leerling, student, opleiding, onbetaalde stage

32

Gepensioneerd of vervroegd uitgetreden of zelfstandige activiteit opgegeven

33

Blijvend arbeidsongeschikt

34

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

35

Doet het huishouden

36

Anderszins niet-actief

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

FT_PT

Voltijd-/deeltijdwerk

1

Voltijdwerk

2

Deeltijdwerk

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

MAINSTAT = 10

JOBSTAT

Status in bedrijf

10

Zelfstandige

21

Werknemer met een vaste baan of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

22

Werknemer met een tijdelijke baan of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

MAINSTAT = 10

JOBISCO

Beroep

ISCO-08 gecodeerd op 2-cijferniveau

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

MAINSTAT = 10

LOCNACE

Economische sector van werk

NACE Rev. 2-secties

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

MAINSTAT = 10

HHNBPERS

Aantal personen in het huishouden, inclusief respondent

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_0_4

Aantal personen van 4 jaar of jonger

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_5_13

Aantal personen van 5 tot en met 13 jaar

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_14_15

Aantal personen van 14 tot en met 15 jaar

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_16_24

Aantal personen van 16 tot en met 24 jaar

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_25_64

Aantal personen van 25 tot en met 64 jaar

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHNBPERS_65plus

Aantal personen van 65 jaar of ouder

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHTYPE

Type huishouden

10

Eenpersoonshuishouden

21

Een ouder met kind(eren) jonger dan 25 jaar

22

Paar zonder kind(eren) jonger dan 25 jaar

23

Paar met kind(eren) jonger dan 25 jaar

24

Paar of een ouder met kind(eren) jonger dan 25 jaar en andere personen in het huishouden

25

Ander type huishouden

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HH_ACT

Aantal werkenden van 16 tot en met 64 jaar in het huishouden

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HH_INACT

Aantal werklozen of economisch niet-actieven van 16 tot en met 64 jaar in het huishouden

0 – 98

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HHINCOME

Equivalent maandelijks netto-inkomen van het huishouden

1

Minder dan het eerste kwintiel

2

Tussen eerste en tweede kwintiel

3

Tussen tweede en derde kwintiel

4

Tussen derde en vierde kwintiel

5

Tussen vierde en vijfde kwintiel

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen


GEZONDHEIDSVARIABELEN

Naam van de variabele

Beschrijving

Antwoordcategorieën en codes

Filter

Gezondheidstoestand — Minimum Europese gezondheidsmodule

HS1

Algemene gezondheid zoals ervaren door de respondent zelf:

hoe iemand zijn of haar gezondheid in het algemeen beoordeelt

1

Zeer goed

2

Goed

3

Redelijk

4

Slecht

5

Zeer slecht

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HS2

Langdurig gezondheidsprobleem:

lijdt aan een ziekte of heeft een gezondheidsprobleem met een duur van ten minste zes maanden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HS3

Algemene activiteitenbeperking:

beperking van de activiteiten die mensen gewoonlijk uitvoeren, door gezondheidsproblemen gedurende ten minste de voorafgaande zes maanden

1

Ernstig beperkt

2

Beperkt, maar niet in ernstige mate

3

Helemaal niet beperkt

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Ziekten en chronische aandoeningen

CD1a

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan astma geleden (met inbegrip van allergische astma)

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1b

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan chronische bronchitis, chronische obstructieve longziekte of emfyseem geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1c

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een myocardinfarct (hartaanval) gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1d

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan coronaire hartziekte of angina pectoris geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1e

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan hoge bloeddruk geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1f

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een beroerte (hersenbloeding, herseninfarct) gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1 g

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan artrose (uitgezonderd artritis) geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1h

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan een lage rugaandoening of een andere chronische rugkwaal geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1i

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan een nekaandoening of een andere chronische nekkwaal geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1j

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan diabetes geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1k

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden last gehad van een allergie, zoals rhinitis, oogontsteking, dermatitis, voedselallergie en dergelijke (uitgezonderd allergische astma)

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1 l

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan levercirrose geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1 m

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden aan urine-incontinentie geleden of problemen met de controle over de blaasfunctie gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1n

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden nierproblemen gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

CD1o

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden onder een depressie geleden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Ongelukken en verwondingen

AC1a

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een verkeersongeval gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AC1b

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een ongeval thuis gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AC1c

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een ongeval bij vrijetijdsbesteding gehad

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AC2

Ernstigste medische zorginterventie voor het ernstigste ongeval in de voorafgaande twaalf maanden

1

Opname in een ziekenhuis of andere gezondheidszorginstelling

2

Een arts of verpleegkundige

3

Interventie niet nodig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien

AC1a = 1 of

AC1b = 1 of

AC1c = 1

Arbeidsverzuim (als gevolg van gezondheidsproblemen)

AW1

Arbeidsverzuim als gevolg van persoonlijke gezondheidsproblemen in de voorafgaande twaalf maanden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien MAINSTAT = 10

AW2

Aantal dagen arbeidsverzuim als gevolg van persoonlijke gezondheidsproblemen in de voorafgaande twaalf maanden

Aantal dagen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AW1 = 1

Fysieke en sensorische functiebeperkingen

PL1

Draagt een bril of contactlenzen

1

Ja

2

Neen

3

Blind of kan helemaal niet zien

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PL2

Moeite om te zien, ook bij het dragen van een bril of contactlenzen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan helemaal niet zien

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PL1 = 1 of 2

PL3

Gebruik van een gehoorapparaat

1

Ja

2

Neen

3

Zeer doof

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PL4

Moeite om te horen wat er in een gesprek met één andere persoon in een rustig vertrek wordt gezegd, ook bij gebruik van een gehoorapparaat

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PL3 = 1 of 2

PL5

Moeite om te horen wat er in een gesprek met één andere persoon in een vertrek met meer lawaai wordt gezegd, ook bij gebruik van een gehoorapparaat

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PL3 = 1 of 2 en

PL4 = 1 of 2 of 3

PL6

Moeite om zonder gebruik van een hulpmiddel een halve kilometer op vlak terrein te lopen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PL7

Moeite om twaalf traptreden op en af te lopen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Persoonlijke verzorging

PC1a

Moeite om zelf te eten en te drinken

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE>= 65

PC1b

Moeite om in of uit een bed of stoel te komen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

PC1c

Moeite om zich aan en uit te kleden

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

PC1d

Moeite om het toilet te gebruiken

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

PC1e

Moeite om te baden of douchen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

PC2

Ontvangt doorgaans hulp bij een of meer zelfzorgactiviteiten: zelf eten of drinken, in of uit een bed of stoel komen, aan- en uitkleden, het toilet bezoeken, baden of douchen

1

Ja, bij ten minste één activiteit

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AGE >= 65) en

{PC1a ≠ 1 of PC1b ≠ 1 of PC1c ≠ 1 of PC1d ≠ 1 of PC1e ≠ 1}

PC3

Heeft hulp of meer hulp nodig bij een of meer zelfzorgactiviteiten: zelf eten of drinken, in of uit een bed of stoel komen, aan- en uitkleden, het toilet bezoeken, baden of douchen

1

Ja, bij ten minste één activiteit

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AGE >= 65) en

{PC1a ≠ 1 of PC1b ≠ 1 of PC1c ≠ 1 of PC1d ≠ 1 of PC1e ≠ 1}

Huishoudelijke activiteiten

HA1a

Moeite met het bereiden van maaltijden

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1b

Moeite met het gebruik van de telefoon

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1c

Moeite met boodschappen doen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1d

Moeite met het beheer van geneesmiddelen

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1e

Moeite met het doen van licht huishoudelijk werk

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1f

Moeite met het doen van incidenteel zwaar huishoudelijk werk

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA1 g

Moeite met het beheer van de financiën en het uitvoeren van dagelijkse administratieve taken

1

Geen moeite

2

Enige moeite

3

Veel moeite

4

Kan dit helemaal niet

5

Niet van toepassing (nooit geprobeerd of hoeft dit niet te doen)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AGE >= 65

HA2

Ontvangt doorgaans hulp bij een of meer huishoudelijke activiteiten: het bereiden van maaltijden, het gebruik van de telefoon, boodschappen doen, het beheer van geneesmiddelen, licht of incidenteel zwaar huishoudelijk werk, het beheer van de financiën en dagelijkse administratieve taken

1

Ja, bij ten minste één activiteit

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AGE >= 65) en

{HA1a ≠ 1 of HA1b ≠ 1 of HA1c ≠ 1 of HA1d ≠ 1 of HA1e ≠ 1 of HA1f ≠ 1 of HA1 g ≠ 1}

HA3

Heeft hulp of meer hulp nodig bij een of meer huishoudelijke activiteiten: het bereiden van maaltijden, het gebruik van de telefoon, boodschappen doen, het beheer van geneesmiddelen, licht of incidenteel zwaar huishoudelijk werk, het beheer van de financiën en dagelijkse administratieve taken

1

Ja, bij ten minste één activiteit

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AGE >= 65) en

{HA1a ≠ 1 of HA1b ≠ 1 of HA1c ≠ 1 of HA1d ≠ 1 of HA1e ≠ 1 of HA1f ≠ 1 of HA1 g ≠ 1}

Pijn

PN1

Intensiteit van lichamelijke pijn gedurende de voorafgaande vier weken

1

Geen

2

Heel licht

3

Licht

4

Matig

5

Ernstig

6

Zeer ernstig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PN2

Mate waarin pijn normaal werk in de voorafgaande vier weken heeft belemmerd (zowel werk buitenshuis als huishoudelijk werk)

1

Helemaal niet

2

Enigszins

3

Matig

4

Nogal

5

Sterk

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Geestelijke gezondheid

MH1a

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken weinig belangstelling voor of plezier in het doen van dingen heeft gehad

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1b

Mate waarin de respondent zich in de voorafgaande twee weken somber, neerslachtig of wanhopig heeft gevoeld

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1c

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken moeite heeft gehad om in te slapen of door te slapen of te veel heeft geslapen

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1d

Mate waarin de respondent zich in de voorafgaande twee weken moe heeft gevoeld of weinig energie heeft gehad

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1e

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken een slechte eetlust heeft gehad of te veel heeft gegeten

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1f

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken een slecht gevoel over zichzelf heeft gehad of zich een mislukking heeft gevoeld

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1 g

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken moeite heeft gehad om zich te concentreren op dingen zoals de krant lezen of televisie kijken

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MH1h

Mate waarin de respondent in de voorafgaande twee weken zo langzaam heeft bewogen of gesproken of zo zenuwachtig of rusteloos is geweest dat dit andere mensen kan zijn opgevallen

1

Helemaal niet

2

Op meerdere dagen

3

Op meer dan de helft van de dagen

4

Vrijwel elke dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Gezondheidszorg

Gebruik van klinische en poliklinische zorg

HO1

Opname als patiënt in een ziekenhuis in de afgelopen twaalf maanden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HO2

Aantal nachten als patiënt doorgebracht in een ziekenhuis in de afgelopen twaalf maanden

Getal 1 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien HO1 = 1

HO3

Dagopname in een ziekenhuis in de afgelopen twaalf maanden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

HO4

Aantal keren dat de respondent in de afgelopen twaalf voor een dagopname is opgenomen in een ziekenhuis

Getal 1 – 300

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien HO3 = 1

Gebruik van ambulante zorg en thuiszorg

AM1

Laatste keer dat een tandarts of orthodontist is bezocht

(voor persoonlijke behandeling)

1

Minder dan zes maanden geleden

2

Zes tot twaalf maanden geleden

3

Twaalf maanden of langer geleden

4

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AM2

Laatste keer dat een huisarts is geraadpleegd (voor persoonlijke behandeling)

1

Minder dan twaalf maanden geleden

2

Twaalf maanden of langer geleden

3

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AM3

Aantal keren dat een huisarts is geraadpleegd in de voorafgaande vier weken (voor persoonlijke behandeling)

Getal 0 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AM2 = 1

AM4

Laatste keer dat een medisch specialist of chirurg is geraadpleegd (voor persoonlijke behandeling)

1

Minder dan twaalf maanden geleden

2

Twaalf maanden of langer geleden

3

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AM5

Aantal keren dat een medisch of chirurgisch specialist is geraadpleegd in de voorafgaande vier weken (voor persoonlijke behandeling)

Getal 0 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AM4 = 1

AM6a

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een fysiotherapeut of kinesitherapeut geraadpleegd

1.

Ja

2.

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AM6b

Heeft in de voorafgaande twaalf maanden een psycholoog of psychotherapeut geraadpleegd

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AM7

Gebruik van thuiszorgdiensten voor persoonlijke behoeften in de voorafgaande twaalf maanden

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Geneesmiddelengebruik

MD1

Gebruik van door een arts voorgeschreven geneesmiddelen in de voorafgaande twee weken

(uitgezonderd anticonceptie)

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

MD2

Gebruik van niet door een arts voorgeschreven geneesmiddelen, kruidengeneesmiddelen of vitaminen in de voorafgaande twee weken

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Preventieve diensten

PA1

Laatste keer dat de respondent is ingeënt tegen griep

Maand/jaar (MMJJJJ)

Nooit of te lang geleden (0)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA2

Laatste keer dat de bloeddruk is gemeten door een beroepsbeoefenaar in de zorg

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 3 jaar geleden

3

3 tot 5 jaar geleden

4

Meer dan 5 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA3

Laatste keer dat het cholesterolgehalte van het bloed is gemeten door een beroepsbeoefenaar in de zorg

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 3 jaar geleden

3

3 tot 5 jaar geleden

4

Meer dan 5 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA4

Laatste keer dat de suikerspiegel van het bloed is gemeten door een beroepsbeoefenaar in de zorg

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 3 jaar geleden

3

3 tot 5 jaar geleden

4

Meer dan 5 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA5

Laatste keer dat een onderzoek op occult bloed in ontlasting is uitgevoerd

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 2 jaar geleden

3

2 tot 3 jaar geleden

4

Meer dan 3 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA6

Laatste keer dat een colonoscopie is uitgevoerd

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 5 jaar geleden

3

5 tot 10 jaar geleden

4

Meer dan 10 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PA7

Laatste keer dat een mammografie (röntgenfoto van de borst) is gemaakt

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 2 jaar geleden

3

2 tot 3 jaar geleden

4

Meer dan 3 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien SEX = 2

PA8

Laatste keer dat een baarmoederhalsuitstrijkje is onderzocht

1

In de voorafgaande twaalf maanden

2

1 tot 2 jaar geleden

3

2 tot 3 jaar geleden

4

Meer dan 3 jaar geleden

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien SEX = 2

Behoeften aan gezondheidszorg waarin niet wordt voorzien

UN1a

Behoefte aan gezondheidszorg in de voorafgaande twaalf maanden waarin niet is voorzien als gevolg van lange wachtlijst(en)

1

Ja

2

Neen

3

Geen behoefte aan gezondheidszorg

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

UN1b

Behoefte aan gezondheidszorg in de voorafgaande twaalf maanden waarin niet is voorzien als gevolg van afstand of vervoersproblemen

1

Ja

2

Neen

3

Geen behoefte aan gezondheidszorg

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

UN2a

Kon in de voorafgaande twaalf maanden een medisch onderzoek of medische behandeling niet betalen

1

Ja

2

Neen

3

Niet nodig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

UN2b

Kon in de voorafgaande twaalf maanden een tandheelkundig onderzoek of tandheelkundige behandeling niet betalen

1

Ja

2

Neen

3

Niet nodig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

UN2c

Kon in de voorafgaande twaalf maanden voorgeschreven geneesmiddelen niet betalen

1

Ja

2

Neen

3

Niet nodig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

UN2d

Kon in de voorafgaande twaalf maanden geestelijke gezondheidszorg (door bijvoorbeeld een psycholoog of psychiater) niet betalen

1

Ja

2

Neen

3

Niet nodig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Gezondheidsdeterminanten

Gewicht en lengte

BM1

Lengte zonder schoenen

Aantal cm

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

BM2

Gewicht zonder kleding en schoenen

Aantal kg

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Fysieke activiteit/lichaamsbeweging

PE1

Fysieke inspanning van werkzaamheden (zowel betaalde als onbetaalde werkzaamheden)

1

Voornamelijk zittend of staand

2

Voornamelijk lopend of werkzaamheden die een gemiddelde fysieke inspanning vragen

3

Voornamelijk zware arbeid of fysiek veeleisend werk

4

Voert geen werkzaamheden uit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PE2

Aantal dagen in een typische week waarop ten minste tien minuten aaneengesloten wordt gelopen om van en naar plaatsen te komen

Aantal dagen 1 – 7

0

Ik doe nooit aan zulke lichamelijke activiteiten

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PE3

Tijd die op een typische dag wordt besteed aan lopen om van en naar plaatsen te komen

1

10 – 29 minuten per dag

2

30 – 59 minuten per dag

3

1 tot 2 uur per dag

4

2 tot 3 uur per dag

5

3 uur of meer per dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PE2 ≠ 0

PE4

Aantal dagen in een typische week waarop ten minste tien minuten aaneengesloten wordt gefietst om van en naar plaatsen te komen

Aantal dagen 1 – 7

0

Ik doe nooit aan zulke lichamelijke activiteiten

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PE5

Tijd die op een typische dag wordt besteed aan fietsen om van en naar plaatsen te komen

1

10 – 29 minuten per dag

2

30 – 59 minuten per dag

3

1 tot 2 uur per dag

4

2 tot 3 uur per dag

5

3 uur of meer per dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PE4 ≠ 0

PE6

Aantal dagen in een typische week waarin aan sport, fitness of recreatieve lichamelijke activiteiten (vrijetijdsbesteding) wordt gedaan die leiden tot ten minste een geringe versnelling van de ademhaling of hartslag gedurende een ononderbroken periode van ten minste tien minuten

Aantal dagen 1 – 7

0

Ik doe nooit aan zulke lichamelijke activiteiten

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

PE7

Hoeveelheid tijd die in een typische week wordt besteed aan het beoefenen van sport, fitness of recreatieve lichamelijke activiteiten (vrijetijdsbesteding)

UUMM (uren/minuten)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien PE6 ≠ 0

PE8

Aantal dagen in een typische week waarop aan spierversterkende activiteiten wordt gedaan

Aantal dagen 1 – 7

0

Ik doe nooit aan zulke lichamelijke activiteiten

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Consumptie van fruit en groenten

FV1

Frequentie waarmee fruit (exclusief sap) wordt gegeten

1

Een of meer keer per dag

2

4 tot 6 keer per week

3

1 tot 3 keer per week

4

Minder dan één keer per week

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

FV2

Aantal porties fruit per dag (exclusief sap)

Getal 1 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien FV1 = 1

FV3

Frequentie waarmee groente of salade (exclusief sap en aardappelen) wordt gegeten

1

Een of meer keer per dag

2

4 tot 6 keer per week

3

1 tot 3 keer per week

4

Minder dan één keer per week

5

Nooit

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

FV4

Aantal porties groenten of salade (exclusief sap en aardappelen) per dag

Getal 1 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien FV3 = 1

Roken

SK1

Type rookgedrag

1

Rookt dagelijks

2

Rookt incidenteel

3

Rookt niet

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

SK2

Soort tabaksproduct dat wordt geconsumeerd

1

Sigaretten (fabrieks- en/of zelf gerolde sigaretten)

2

Sigaren

3

Pijptabak

4

Overig

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien SK1 = 1 of 2

SK3

Gemiddeld aantal sigaretten per dag

Getal 1 – 99

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien SK1 = 1 en

SK2 = 1

SK4

Frequentie van blootstelling aan tabaksrook binnenshuis

1

Nooit of vrijwel nooit

2

Minder dan 1 uur per dag

3

1 uur of meer per dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Alcoholconsumptie

AL1

Frequentie waarmee in de voorafgaande twaalf maanden een alcoholische consumptie, ongeacht van welke soort (bier, wijn, cider, sterke drank, cocktails, mixdrankjes, likeur, zelfgestookte alcoholische drank enz.), is genuttigd

1

Elke dag of vrijwel elk dag

2

5 tot 6 dagen per week

3

3 tot 4 dagen per week

4

1 tot twee dagen per week

5

2 tot 3 dagen per maand

6

Eén keer per maand

7

Minder dan één keer per maand

8

Niet in de voorafgaande twaalf maanden, omdat ik geen alcohol meer drink

9

Nooit, of slechts een paar slokjes of paar keer in mijn hele leven

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

AL2

Frequentie waarmee alcoholische drank wordt genuttigd op maandag tot en met donderdag

1

Op alle vier de dagen

2

Op drie van de vier dagen

3

Op twee van de vier dagen

4

Op één van de vier dagen

5

Op geen van de vier dagen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AL1 = 1, 2, 3 of 4

AL3

Gemiddelde aantal alcoholische (standaard)consumpties op een van de dagen (maandag tot en met donderdag)

1

16 of meer consumpties per dag

2

10 – 15 consumpties per dag

3

6 – 9 consumpties per dag

4

4 – 5 consumpties per dag

5

3 consumpties per dag

6

2 consumpties per dag

7

1 consumptie per dag

8

0 consumpties per dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AL1 = 1, 2, 3 of 4) en (AL2 = 1, 2, 3 of 4)

AL4

Frequentie waarmee alcoholische drank wordt genuttigd op vrijdag tot en met zondag

1

Op alle drie de dagen

2

Op twee van de drie dagen

3

Op één van de drie dagen

4

Op geen van de drie dagen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AL1 = 1, 2, 3 of 4

AL5

Gemiddelde aantal alcoholische (standaard)consumpties op een van de dagen (vrijdag tot en met zondag)

1

16 of meer consumpties per dag

2

10 – 15 consumpties per dag

3

6 – 9 consumpties per dag

4

4 – 5 consumpties per dag

5

3 consumpties per dag

6

2 consumpties per dag

7

1 consumptie per dag

8

0 consumpties per dag

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien (AL1 = 1, 2, 3 of 4) en (AL4 = 1, 2, of 3)

AL6

Frequentie van riskant drinkgedrag tijdens één gelegenheid (overeenkomend met 60 g pure ethanol of meer) in de voorafgaande twaalf maanden

1

Elke dag of vrijwel elk dag

2

5 tot 6 dagen per week

3

3 tot vier dagen per week

4

1 tot 2 dagen per week

5

2 tot 3 dagen per maand

6

Eén keer per maand

7

Minder dan één keer per maand

8

Niet in de voorafgaande twaalf maanden

9

Nooit in mijn hele leven

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien AL1 = 1, 2, 3, 4, 5, 6 of 7

Sociale steun

SS1

Aantal naasten waarop men kan rekenen in geval van ernstige persoonlijke problemen

1

Geen

2

1 of 2

3

3 tot 5

4

6 of meer

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

SS2

Mate van betrokkenheid die andere mensen tonen bij dat wat respondent doet

1

Veel betrokkenheid en belangstelling

2

Enige betrokkenheid en belangstelling

3

Onduidelijk

4

Weinig betrokkenheid en belangstelling

5

Geen betrokkenheid en belangstelling

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

SS3

Hoe gemakkelijk is het om praktische hulp van buren te krijgen, wanneer men deze nodig heeft

1

Zeer gemakkelijk

2

Gemakkelijk

3

Mogelijk

4

Moeilijk

5

Zeer moeilijk

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

Verlening van informele zorg of hulp

IC1

Respondent verleent minstens één keer per week zorg of hulp aan een of meer personen die lijden aan een ouderdomskwaal, chronische gezondheidsaandoening of gebrek

(professionele activiteiten uitgezonderd)

1

Ja

2

Neen

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

Iedereen

IC2

Overheersende relatie van de perso(o)n(en) die aan een chronische aandoening, een gebrek of ouderdomskwaal lijd(t)(en) en aan wie ten minste één keer per week door de respondent zorg of hulp wordt verleend

1

Familielid of -leden van respondent

2

Perso(o)n(en) die geen familielid van respondent is (zijn)

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien IC1 = 1

IC3

Aantal uren per week gedurende welke de respondent zorg of hulp verleent aan de perso(o)n(en) die aan een chronische aandoening, een gebrek of ouderdomskwaal lijd(t)(en)

1

Minder dan 10 uur per week

2

Ten minste 10, maar minder dan 20 uur per week

3

20 uur of meer per week

– 1

ontbreekt (niet bekend, weigering)

– 2

niet van toepassing

Indien IC1 = 1


BIJLAGE II

Uiteindelijk te bereiken steekproefgrootte

 

Te interviewen aantal personen van 15 jaar of ouder

EU-lidstaten

België

6 500

Bulgarije

5 920

Tsjechië

6 510

Denemarken

5 350

Duitsland

15 260

Estland

4 270

Ierland

5 057

Griekenland

6 667

Spanje

11 620

Frankrijk

13 110

Italië

13 180

Cyprus

4 095

Letland

4 555

Litouwen

4 850

Luxemburg

4 000

Hongarije

6 410

Malta

3 975

Nederland

7 515

Oostenrijk

6 050

Polen

10 690

Portugal

6 515

Roemenië

8 420

Slovenië

4 486

Slowakije

5 370

Finland

5 330

Zweden

6 200

Verenigd Koninkrijk

13 085

Totaal van de EU-lidstaten

194 990

Zwitserland

5 900

IJsland

3 940

Noorwegen

5 170

Totaal inclusief Zwitserland, IJsland en Noorwegen

210 000


BIJLAGE III

Nationale grondgebieden die zijn uitgesloten van de enquête

Land

Nationaal grondgebied

Frankrijk

Franse overzeese departementen en grondgebieden

Cyprus

Het niet door de regering bestuurde gebied

Nederland

Caribische eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), de Waddeneilanden met uitzondering van Texel

Ierland

Alle eilanden voor de kust, met uitzondering van Achill, Bull, Cruit, Gorumna, Inishnee, Lettermore, Lettermullan en Valentia

Verenigd Koninkrijk

Het deel van Schotland ten noorden van het Caledonisch Kanaal, de Scilly-eilanden


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 142/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat betreft de gegevens over de instantie die in Nieuw-Zeeland certificaten voor de uitvoer van zuivelproducten afgeeft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 144, lid 1, en artikel 148, onder c), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2) zijn de instanties vermeld die belast zijn met de afgifte van certificaten IMA 1 („Inward Monitoring Arrangements Certificate”).

(2)

Nieuw-Zeeland heeft de Commissie in kennis gesteld van een wijziging, met ingang van 1 maart 2013, van de in die bijlage vermelde naam en plaats van vestiging van de instantie van afgifte. Bijgevolg is het noodzakelijk de in bijlage XII bij die verordening vermelde gegevens met betrekking tot de instantie van afgifte in Nieuw-Zeeland aan te passen.

(3)

Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op de certificaten IMA 1 die worden afgegeven met ingang van 1 maart 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.


BIJLAGE

In bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt de vermelding voor Nieuw-Zeeland vervangen door:

„Nieuw-Zeeland

ex 0405 10 11

Boter

Ministry for Primary Industries

Pastoral House

25 The Terrace

P.O. Box: 2526

Wellington 6140

Tel. +64 48940100

Fax + 64 48940720

www.mpi.govt.nz”

ex 0405 10 19

Boter

ex 0405 10 30

Boter

ex 0406 90 01

Kaas voor verwerking

ex 0406 90 21

Cheddar


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/51


VERORDENING (EU) Nr. 143/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie wat de bepaling van de CO2-emissies van voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking gestelde voertuigen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (1), en met name artikel 5, lid 3,

Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (2), en met name artikel 39, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 715/2007 zijn gemeenschappelijke technische voorschriften vastgesteld voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen en vervangingsonderdelen wat emissies betreft, alsook regels inzake conformiteit tijdens het gebruik, duurzaamheid van voorzieningen voor verontreinigingsbeheersing, boorddiagnosesystemen (OBD-systemen), meting van het brandstofverbruik en toegankelijkheid van reparatie- en onderhoudsinformatie.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (3), zijn de bestuursrechtelijke bepalingen vastgesteld voor het controleren van de conformiteit van voertuigen wat CO2-emissies betreft, alsook de voorschriften voor het meten van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van dergelijke voertuigen.

(3)

Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (4), houdt de verplichting in een procedure in te voeren om representatieve waarden voor de CO2-emissies, de brandstofefficiëntie en de massa van voltooide voertuigen te verkrijgen en tevens te garanderen dat de fabrikant van het basisvoertuig tijdig toegang heeft tot de massa en de specifieke CO2-emissies van het voltooide voertuig.

(4)

Krachtens Verordening (EU) nr. 510/2011 moeten de specifieke CO2-emissies van voltooide voertuigen aan de fabrikant van het basisvoertuig worden toegewezen. Bij de vaststelling van de monitoringprocedure die moet garanderen dat de waarden voor de CO2-emissies, de brandstofefficiëntie en de massa van voltooide voertuigen representatief zijn, moet de methode voor het bepalen van de massa en de CO2-waarden worden toegelicht, zo nodig aan de hand van een tabel van CO2-waarden voor de verschillende definitieve traagheidsmassaklassen of op basis van slechts één CO2-waarde, afgeleid van de massa van het basisvoertuig plus een naar N1-klasse standaard toegevoegde massa.

(5)

Op basis van die alternatieve methoden zoals aangegeven in punt 7 van deel B van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011, werden verschillende opties bestudeerd en op nauwkeurigheid, representativiteit en uitvoerbaarheid getoetst. De optie die erin bestaat het basisvoertuig met een enkele geraamde massawaarde te testen en waarbij de component voor de carrosserie wordt berekend door een polynomiale formule naargelang de referentiemassa van het basisvoertuig toe te passen, biedt het beste evenwicht tussen nauwkeurigheid bij het bepalen van de CO2-emissies van het voltooide voertuig, kosten en uitvoeringsgemak.

(6)

Teneinde de door voertuigfabrikanten geleverde inspanningen om de CO2-emissies overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 te beperken, op passende en efficiënte wijze te kunnen meten, moet de desbetreffende informatie in het certificaat van overeenstemming worden opgenomen.

(7)

Fabrikanten en nationale autoriteiten moeten echter genoeg tijd krijgen om hun procedures aan de nieuwe regels te kunnen aanpassen.

(8)

Gezien de ervaring die met de toepassing van de procedure voor het bepalen van de CO2-emissies van voltooide voertuigen en de monitoring van die emissies is opgedaan, is het aangewezen om vóór eind 2016 de procedure te herzien en de representativiteit van de CO2-emissies, alsook de doeltreffendheid en nauwkeurigheid van de monitoring van die emissies te beoordelen.

(9)

Richtlijn 2007/46/EG en Verordening (EG) nr. 692/2008 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Technisch Comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en IX bij Richtlijn 2007/46/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlagen I en XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

De Commissie gaat na of de procedure die in de punten 5.1 tot en met 5.7 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008, zoals gewijzigd bij deze verordening, is beschreven, moet worden herzien.

Op grond van die beoordeling dient de Commissie uiterlijk 31 december 2016 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, eventueel vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 4

1.   Tijdens een overgangsperiode tot 1 januari 2014 blijven de certificaten van overeenstemming van basisvoertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007, die vóór de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen krachtens Richtlijn 2007/46/EG en Verordening (EG) nr. 692/2008 zijn afgegeven, geldig.

2.   Tijdens een overgangsperiode tot 1 januari 2014 blijven de certificaten van overeenstemming van voltooide voertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007, die vóór de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen krachtens Richtlijn 2007/46/EG en Verordening (EG) nr. 692/2008 zijn afgegeven, geldig.

3.   Met ingang van 1 januari 2013 beschouwen de nationale autoriteiten certificaten van overeenstemming die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, als geldig.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014, behalve artikel 4, lid 3, dat met ingang van 1 januari 2013 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1.

(2)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1.

(4)  PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

De bijlagen I en IX bij Richtlijn 2007/46/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I worden de volgende punten 2.17, 2.17.1 en 2.17.2 toegevoegd:

2.17.   Voertuig dat voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking wordt gesteld (alleen voor incomplete of voltooide voertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007): ja/neen (1)

2.17.1.   Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: …kg

2.17.2.   Standaard toegevoegde massa, berekend overeenkomstig punt 5 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008: …kg”.

2)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel I, complete en voltooide voertuigen, wordt als volgt gewijzigd:

i)

in model B, bladzijde 1, voltooide voertuigen, EG-certificaat van overeenstemming, wordt het volgende punt 0.2.2 ingevoegd:

„0.2.2.

Typegoedkeuringsinformatie van het basisvoertuig (q):

Type: …

Variant (a): …

Uitvoering (a): …

Typegoedkeuringsnummer, inclusief uitbreidingsnummer: …”;

ii)

in model B, bladzijde 1, voltooide voertuigen, EG-certificaat van overeenstemming, wordt het volgende punt 0.5.1 ingevoegd:

„0.5.1.

Naam en adres van de fabrikant van het basisvoertuig (q): …”;

iii)

op bladzijde 2, voertuigcategorie N1 (complete en voltooide voertuigen), wordt het volgende punt 14 ingevoegd:

„14.

Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: … kg (1)(q)”;

b)

aan de Toelichting bij bijlage IX wordt de volgende toelichting (q) toegevoegd:

„(q)

Voor voltooide voertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007”.


BIJLAGE II

De bijlagen I en XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 worden als volgt gewijzigd:

1)

In aanhangsel 3 van bijlage I worden de volgende punten 2.17, 2.17.1 en 2.17.2 ingevoegd:

2.17.   Voertuig dat voor meerfasentypegoedkeuring ter beschikking wordt gesteld (alleen voor incomplete of voltooide voertuigen van categorie N1 binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007): ja/neen (1)

2.17.1.   Massa van het basisvoertuig in rijklare toestand: … kg

2.17.2.   Standaard toegevoegde massa, berekend overeenkomstig punt 5 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008: … kg”.

2)

Aan bijlage XII wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

„5.   BEPALING VAN DE CO2-EMISSIES EN HET BRANDSTOFVERBRUIK VAN N1-VOERTUIGEN DIE VOOR MEERFASENTYPEGOEDKEURING TER BESCHIKKING WORDEN GESTELD

5.1.   Om de CO2-emissies en het brandstofverbruik te bepalen van een voertuig dat voor meerfasentypegoedkeuring zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 7, van Richtlijn 2007/46/EG, ter beschikking wordt gesteld, wordt het basisvoertuig zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 18, van die richtlijn, getest overeenkomstig de punten 2 en 3 van deze bijlage.

5.2.   De voor de tests te gebruiken referentiemassa is het resultaat van de volgende formule:

Formula

waarin:

RM

=

voor de tests te gebruiken referentiemassa in kg;

RMbasisvoertuig

=

referentiemassa van het basisvoertuig zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2007, in kg;

DAM

=

standaard toegevoegde massa, berekend met de formule van punt 5.3 en overeenkomend met het geraamde gewicht van de op het basisvoertuig gemonteerde carrosserie, in kg.

5.3.   De standaard toegevoegde massa wordt berekend met de volgende formule:

DAM: Formula

waarin:

DAM

=

standaard toegevoegde massa in kg;

a

=

vermenigvuldigingsfactor, berekend met de formule van punt 5.4;

TPMLM

=

door de fabrikant van het basisvoertuig opgegeven technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand, in kg;

RMbasisvoertuig

=

referentiemassa van het basisvoertuig zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2007, in kg.

5.4.   De vermenigvuldigingsfactor wordt berekend met de volgende formule:

Formula

waarin:

a

=

vermenigvuldigingsfactor;

RMbasisvoertuig

=

referentiemassa van het basisvoertuig zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2007, in kg.

5.5.   De fabrikant van het basisvoertuig is verantwoordelijk voor de correcte toepassing van de voorschriften van de punten 5.1 tot en met 5.4.

5.6.   De fabrikant van het voltooide voertuig neemt in het certificaat van overeenstemming de informatie over het basisvoertuig op overeenkomstig bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG.

5.7.   Bij voertuigen die voor individuele goedkeuring ter beschikking worden gesteld, bevat het individuele goedkeuringscertificaat de volgende informatie:

a)

De CO2-emissies, gemeten volgens de in de punten 5.1 tot en met 5.4 beschreven methode;

b)

De massa van het voltooide voertuig in rijklare toestand;

c)

De identificatiecode volgens het type, de variant en de uitvoering van het basisvoertuig;

d)

Het typegoedkeuringsnummer van het basisvoertuig, inclusief het uitbreidingsnummer;

e)

De naam en het adres van de fabrikant van het basisvoertuig;

f)

De massa van het basisvoertuig in rijklare toestand.

5.8.   De in de punten 5.1 tot en met 5.7 beschreven procedure is van toepassing op basisvoertuigen van categorie N1 zoals gedefinieerd in punt 1.2.1 van deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, die tot het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 715/2007 behoren.”.


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/56


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 144/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009, wat betreft bepaalde oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 436/2009, wat betreft de vermelding van deze procedés in de begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten en de in de wijnsector bij te houden registers

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 121, derde en vierde alinea, artikel 185 bis, artikel 185 quater, lid 3, en artikel 192, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen (2), zijn de toegestane oenologische procedés vastgesteld in bijlage I bij die verordening. De Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (Organisation Internationale de la Vigne et du Vin — OIV) heeft de gebruiksvoorwaarden voor bepaalde oenologische procedés, die in de Unie overigens reeds zijn toegestaan, gewijzigd. Om ervoor te zorgen dat producenten uit de Unie dezelfde kansen krijgen als producenten uit derde landen, moeten de voorwaarden voor het gebruik van deze oenologische procedés in de Unie worden gewijzigd, uitgaande van de door de OIV vastgestelde gebruiksvoorwaarden.

(2)

De OIV heeft nieuwe oenologische procedés vastgesteld. Om ervoor te zorgen dat producenten uit de Unie dezelfde nieuwe kansen krijgen als producenten uit derde landen, moet het gebruik van deze nieuwe oenologische procedés in de Unie overeenkomstig de door de OIV vastgestelde gebruiksvoorwaarden worden toegestaan.

(3)

In bijlage I A, aanhangsel 10, van Verordening (EG) nr. 606/2009 zijn de voorschriften voor de gedeeltelijke desalcoholisatie van wijn vastgesteld. Het concept van de desalcoholisatie van wijn is in het kader van de OIV vervangen door dat van de correctie van het alcoholgehalte van de wijn. De tekst in het aanhangsel moet overeenkomstig worden gewijzigd. Voorts kunnen de lidstaten overeenkomstig het aanhangsel bepalen dat de gedeeltelijke desalcoholisatie van wijn moet worden gemeld bij de bevoegde autoriteiten. Om de doeltreffendheid van de controles te garanderen, dient te worden gepreciseerd dat deze melding moet worden gedaan voordat de wijn effectief wordt gedesalcoholiseerd.

(4)

Wijn van het type „aleatico” uit Italië die recht heeft op de beschermde oorsprongsbenaming „Pergola” en op de traditionele aanduiding „passito”, alsmede wijn uit Hongarije met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding die recht heeft op de vermelding „jégbor”, hebben een zeer hoog suikergehalte en worden in kleine hoeveelheden geproduceerd. Om deze wijn goed te kunnen bewaren, hebben Italië en Hongarije gevraagd te mogen afwijken van het maximumgehalte aan zwaveldioxide. Voor deze Italiaanse en Hongaarse wijn moet een maximumgehalte aan zwaveldioxide worden vastgesteld van respectievelijk 350 en 400 milligram per liter.

(5)

Als gevolg van de gasuitwisseling die plaatsvindt bij het gebruik van koolzuur voor de overheveling door tegendruk, kan in mousserende wijn koolzuur aanwezig zijn dat niet afkomstig is van de alcoholische vergisting van de cuvée. Deze gasuitwisseling leidt niet tot een verhoging van de koolzuurdruk en geeft bijgevolg geen aanleiding tot de conclusie dat aan deze producten koolzuurgas is toegevoegd. Wel moet worden verduidelijkt dat gasuitwisseling met van de alcoholische vergisting van de cuvée afkomstig koolzuur uitsluitend wordt toegestaan indien die gasuitwisseling onvermijdelijk is tijdens de overheveling door tegendruk.

(6)

Overeenkomstig artikel 120 octies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 voorziet bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 606/2009, bij gebrek aan door de OIV aanbevolen en gepubliceerde ter zake relevante methoden en voorschriften, in bepaalde analysemethoden waarmee de samenstelling van de wijnbouwproducten kan worden bepaald, en in voorschriften aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of deze producten behandelingen hebben ondergaan die strijdig zijn met de toegestane oenologische procedés. De OIV heeft bepaalde specifieke methoden vastgesteld voor de analyse van druivensuiker (gerectificeerde geconcentreerde druivenmost). De overeenkomstige methoden die momenteel in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 606/2009 zijn opgenomen, moeten worden geschrapt.

(7)

Sommige oenologische procedés zijn bijzonder fraudegevoelig en moeten worden vermeld in de registers en de begeleidende documenten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad met betrekking tot het wijnbouwkadaster, de verplichte opgaven en de samenstelling van gegevens voor het volgen van de markt, de begeleidende documenten voor het vervoer van producten en de bij te houden registers in de wijnsector (3). Krachtens de voorschriften voor procedés als de correctie van het alcoholgehalte van wijn, de behandeling met kationenwisselaars voor aanzuring en de elektromembraanbehandeling moeten deze procedés worden vermeld in de ter zake relevante registers. De voorschriften in verband met de vermeldingen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 436/2009, moeten worden aangepast teneinde rekening te houden met de wijzigingen die bij de onderhavige verordening worden aangebracht aan Verordening (EG) nr. 606/2009.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 436/2009 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 195, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingestelde regelgevende comité en met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009

Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I A wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage I B wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

3)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

4)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 436/2009

Verordening (EG) nr. 436/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 41, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt p) wordt vervangen door:

„p)

behandeling door elektrodialyse of kationenwisseling om de wijnsteen in wijn te stabiliseren, of behandeling door kationenwisseling voor de aanzuring;”;

b)

punt s) wordt vervangen door:

„s)

correctie van het alcoholgehalte van wijn;”;

c)

het volgende punt v) wordt toegevoegd:

„v)

elektromembraanbehandeling voor aanzuring of ontzuring.”.

2)

Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 193 van 24.7.2009, blz. 1.

(3)  PB L 128 van 27.5.2009, blz. 15.


BIJLAGE I

Bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tabel wordt als volgt gewijzigd:

a)

rij 10:

i)

in kolom 1 wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

gisteiwitextracten.”;

ii)

in kolom 3 wordt het volgende toegevoegd:

„Voor de behandeling van most en witte en roséwijn mag maximaal 30 g gisteiwitextracten per hl worden gebruikt en voor de behandeling van rode wijn mag maximaal 60 g gisteiwitextracten per hl worden gebruikt.”;

b)

in rij 40 wordt het in kolom 1 genoemde oenologische procedé vervangen door het volgende:

„Correctie van het alcoholgehalte van wijn”;

c)

de volgende rijen worden toegevoegd:

„48

Aanzuring door behandeling met kationenwisselaars

De voorwaarden en de limieten zijn vastgesteld in de punten C en D van bijlage XV bis bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en in de artikelen 11 en 13 van de onderhavige verordening

Onder de voorwaarden van aanhangsel 15

 

49

Verlaging van het suikergehalte in most door membraankoppeling

Voor de producten die zijn gedefinieerd in punt 10 van bijlage XI ter bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, onder de voorwaarden van aanhangsel 16

 

50

Ontzuring door elektromembraanbehandeling

De voorwaarden en de limieten zijn vastgesteld in de punten C en D van bijlage XV bis bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en in de artikelen 11 en 13 van de onderhavige verordening

Onder de voorwaarden van aanhangsel 17”

 

2)

Aanhangsel 10 wordt vervangen door:

„Aanhangsel 10

Voorschriften voor de behandeling om het alcoholgehalte van de wijn te corrigeren

De behandeling om het alcoholgehalte van de wijn te corrigeren (hierna „de behandeling”) heeft tot doel een te hoog ethanolgehalte van de wijn te verlagen om de smaakbalans van de wijn te verbeteren.

Voorschriften:

1.

Deze doelstellingen kunnen worden bereikt aan de hand van scheidingstechnieken die afzonderlijk of gecombineerd worden gebruikt.

2.

De behandelde wijn mag geen organoleptische gebreken vertonen en moet geschikt zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie.

3.

Er mag geen alcohol uit de wijn worden verwijderd als op een van de wijnbouwproducten die bij de bereiding van de betrokken wijn is gebruikt, een van de in bijlage XV bis bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde verrijkingsprocedés is toegepast.

4.

Het alcoholgehalte mag met maximaal 20 % worden verlaagd en het effectieve alcoholvolumegehalte van het eindproduct moet in overeenstemming zijn met punt 1, tweede alinea, onder a), van bijlage XI ter bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

5.

De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.

6.

De behandeling moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde register.

7.

De lidstaten kunnen bepalen dat de behandeling vooraf moet worden gemeld bij de bevoegde autoriteiten.”.

3)

In aanhangsel 14 worden het derde en het vierde streepje vervangen door:

„—

De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus. De behandeling moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde register.

De gebruikte membranen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en van Verordening (EU) nr. 10/2011 van de Commissie (*1) en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Zij moeten tevens voldoen aan de voorschriften van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.

(*1)  PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1.”."

4)

De volgende aanhangsels 15, 16 en 17 worden toegevoegd:

„Aanhangsel 15

Voorschriften voor aanzuring door behandeling met kationenwisselaars

De behandeling met kationenwisselaars (hierna „de behandeling”) heeft tot doel de getitreerde zuurtegraad en de werkelijke zuurtegraad (verlaging van de pH) te verhogen middels de gedeeltelijke fysische extractie van de kationen met behulp van een kationenwisselaar.

Voorschriften:

1.

De behandeling wordt uitgevoerd met behulp van kationenwisselende harsen die met een zuur worden geregenereerd.

2.

De behandeling moet uitsluitend gericht zijn op overtollige kationen.

3.

Om de productie van fracties most of wijn te voorkomen, moet de behandeling ononderbroken worden uitgevoerd, met lineaire toevoeging van de behandelde producten aan de oorspronkelijke producten.

4.

Bij wijze van alternatief kan de vereiste hoeveelheid hars rechtstreeks aan de inhoud van de tank worden toegevoegd en achteraf aan de hand van een daartoe geschikte fysische methode van die inhoud worden gescheiden.

5.

Alle behandelingen moeten worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.

6.

De behandeling moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde register.

7.

De kationische harsen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en aan de ter uitvoering van die verordening vastgestelde nationale en EU-voorschriften, en moeten tevens voldoen aan de analytische voorschriften die zijn opgenomen in aanhangsel 4 van de onderhavige bijlage. Het gebruik ervan mag geen buitensporige wijzigingen veroorzaken in de fysische en chemische samenstelling en in de sensorische kenmerken van de most en de wijn, en bij het gebruik moeten de maxima in acht worden genomen die zijn vastgesteld in punt 3 van de monografie „Résines échangeuses de cations” van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.

„Aanhangsel 16

Voorschriften voor de behandeling om het suikergehalte in most door membraankoppeling te verlagen

De behandeling om het suikergehalte te verlagen (hierna „de behandeling”) heeft tot doel suiker aan most te onttrekken middels membraankoppeling waarbij microfiltratie of ultrafiltratie wordt gecombineerd met nanofiltratie of omgekeerde osmose.

Voorschriften:

1.

Als gevolg van de behandeling neemt het volume af, afhankelijk van de hoeveelheid en het suikergehalte van de suikeroplossing die aan de oorspronkelijke most wordt onttrokken.

2.

De procedés moeten het mogelijk maken de gehalten aan andere mostbestanddelen dan suikers te behouden.

3.

Wanneer het suikergehalte in de most wordt verlaagd, mag het alcoholgehalte van de met die most vervaardigde wijn niet worden gecorrigeerd.

4.

De behandeling mag niet samen met een van de in bijlage XV bis bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgesteld verrijkingsprocedés worden gebruikt.

5.

De hoeveelheid most waarop de behandeling wordt uitgevoerd, wordt bepaald op basis van de beoogde verlaging van het suikergehalte.

6.

De eerste fase heeft tot doel enerzijds de most geschikt te maken voor de tweede concentratiefase en anderzijds de macromoleculen te behouden die groter zijn dan de retentiedrempelwaarde van het membraan. Voor deze fase kan ultrafiltratie worden gebruikt.

7.

Het tijdens de eerste fase van de behandeling verkregen permeaat wordt vervolgens middels nanofiltratie of omgekeerde osmose geconcentreerd.

Het oorspronkelijke water en de organische zuren die bij de nanofiltratie niet zijn tegengehouden, mogen aan de behandelde most worden toegevoegd.

8.

De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.

9.

De gebruikte membranen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en van Verordening (EU) nr. 10/2011 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Zij moeten tevens voldoen aan de voorschriften van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.

„Aanhangsel 17

Voorschriften voor ontzuring door elektromembraanbehandeling

De elektromembraanbehandeling (hierna „de behandeling”) is een fysische methode om onder invloed van een elektrisch veld ionen uit de most of de wijn te extraheren met behulp van anionen doorlatende membranen, enerzijds, en bipolaire membranen, anderzijds. Door de combinatie van anionen doorlatende membranen en bipolaire membranen kan de getitreerde zuurtegraad en de werkelijke zuurtegraad (verhoging van de pH) op gecontroleerde wijze worden verlaagd.

Voorschriften:

1.

De anionen doorlatende membranen moeten zo worden aangebracht dat uitsluitend de anionen, en met name de organische zuren van de most of de wijn, worden geëxtraheerd.

2.

De bipolaire membranen moeten impermeabel zijn voor de anionen en kationen uit de most en de wijn.

3.

De wijn die wordt vervaardigd met middels deze behandeling ontzuurde most of wijn, moet ten minste 1 g wijnsteenzuur per liter bevatten.

4.

Ontzuring aan de hand van membranen en aanzuring sluiten elkaar uit.

5.

De behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.

6.

De behandeling moet worden ingeschreven in het in artikel 185 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde register.

7.

De gebruikte membranen moeten voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en van Verordening (EU) nr. 10/2011 en aan de ter uitvoering daarvan vastgestelde nationale bepalingen. Zij moeten tevens voldoen aan de voorschriften van de door de OIV gepubliceerde „Codex œnologique international”.

.

(*1)  PB L 12 van 15.1.2011, blz. 1.”.”


BIJLAGE II

Bijlage I B, deel A, punt 2, van Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan punt d) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

wijn van het type „aleatico” uit Italië die recht heeft op de beschermde oorsprongsbenaming „Pergola” en de traditionele aanduiding „passito”.”.

2)

In punt e) wordt het zesde streepje vervangen door:

„—

wijn uit Hongarije die recht heeft op een beschermde oorsprongsbenaming en overeenkomstig de Hongaarse regelgeving is omschreven als „Tokaji máslás”, „Tokaji fordítás”, „Tokaji aszúeszencia”, „Tokaji eszencia”, „Tokaji aszú”, „Töppedt szőlőből készült bor” of „Jégbor”;”.


BIJLAGE III

Bijlage II, deel A, punt 10, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 606/2009, wordt vervangen door:

„Het gebruik van koolzuur bij overheveling door tegendruk wordt toegestaan, mits dit op gecontroleerde wijze gebeurt en de druk van het in de mousserende wijn aanwezige koolzuur niet wordt verhoogd als gevolg van de onvermijdelijke uitwisseling van gassen met het koolzuur dat afkomstig is van de alcoholische vergisting van de cuvée.”.


BIJLAGE IV

Bijlage IV, deel B, het bepaalde in de punten a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt geschrapt.


BIJLAGE V

Bijlage VI, deel B, punt 1.4, onder b), cijfer 11, van Verordening (EG) nr. 436/2009 wordt vervangen door:

„11: het alcoholgehalte van het product is gecorrigeerd,”.


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 145/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 314/2004 van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (1), en met name artikel 11, onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de personen vermeld van wie de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 314/2004 worden de bevoegde autoriteiten vermeld die met bepaalde taken betreffende de tenuitvoerlegging van die verordening zijn belast.

(2)

In Besluit 2011/101/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (2) worden de natuurlijke personen en rechtspersonen aangewezen waarop de beperkende maatregelen van artikel 5 van dat besluit van toepassing zijn, en bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt uitvoering gegeven aan dat besluit voor zover maatregelen op het niveau van de Unie vereist zijn.

(3)

Op 18 februari 2013 besloot de Commissie een aantal vermeldingen te schrappen van de lijst van personen en entiteiten waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn. Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 moet worden gewijzigd teneinde de samenhang met bovengenoemd besluit van de Raad te waarborgen.

(4)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 314/2004 moet worden geactualiseerd op basis van de meest recente informatie die door de lidstaten is verstrekt met betrekking tot hun bevoegde autoriteiten.

(5)

Verordening (EG) nr. 314/2004 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

(2)

Bijlage III wordt gewijzigd zoals beschreven in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1.

(2)  PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6.


BIJLAGE I

"BIJLAGE II

Website voor informatie over de bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 4, 7 en 8 en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/Sanciones_%20Internacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

EEAS 02/309

B-1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu"


BIJLAGE II

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De volgende vermeldingen worden geschrapt van de lijst “I. Personen”:

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

(1)

Chapfika, David

Voormalig onderminister van Landbouw (voormalig onderminister van Financiën), geboren op 7.4.1957.

Paspoort: ZL037165.

ID: 63-052161G48.

Nationaal voorzitter van het fondsenwervingscomité van de ZANU-PF, financierde in 2008 milities via steun aan militiebases in het Hoyuyu-gebied in Mutoko.

(2)

Chigudu, Tinaye Elisha Nzirasha

Voormalig gouverneur van de provincie Manicaland, geboren op 13.8.42.

Paspoort AD000013.

ID 63-022247R42.

Voormalig permanent secretaris van het ministerie van Mijnbouw en Mijnontwikkeling van Zimbabwe en voormalig gouverneur van de provincie Manicaland; banden met de ZANU-PF-factie in de regering. Gaf in 2008 het bevel tot repressie tegen MDC-aanhangers.

(3)

Chipanga, Tongesai Shadreck

Voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken, geboren op 10.10.1940/10.10.1946.

Voormalig regeringslid en voormalig directeur van de geheime politie van Zimbabwe; betrokken bij politieke moorden.

(4)

Kwenda, R.

Majoor, Oost-Zaka.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en tijdens de verkiezingen. Aan het hoofd van de geweldplegingen in Zaka in 2008.

(5)

Mahofa, Shuvai Ben

Voormalig onderminister van Jeugdontwikkeling, Genderkwesties en Werkgelegenheids-groei, geboren op 4.4.1941.

Paspoort AD000369.

ID 27-031942V27.

Steunde diegenen die in Masvingo martelcentra hadden opgericht. Personen die daarvandaan kwamen, hebben op 24 april 2008 Mapurisa Zvidzai en op 11 juni 2008 Tiziro Moyo gedood.

(6)

Mashava, G.

Kolonel, Centraal-Chiredzi.

Leider van het politieke geweld in Chirendzi in 2008.

(7)

Moyo, Gilbert

„Oorlogsveteraan”, leider van de milities van de ZANU-PF.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en tijdens de verkiezingen van 2008 in Mashonaland West (Chegutu); betrokken bij de gewelddadige overname van boerderijen.

(8)

Mpabanga, S.

Luitenant-kolonel, Oost-Mwenezi

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en tijdens de verkiezingen. Leider van politiek geweld in Mwenezi.

(9)

Msipa, Cephas George

Voormalig gouverneur van de provincie Midlands, geboren op 7.7.1931.

Voormalig provinciegouverneur met banden met de regerende ZANU-PF.

(10)

Muchono, C.

Luitenant-kolonel, West-Mwenezi.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en tijdens de verkiezingen doordat hij de terreurcampagne in Mwenezi in 2008 leidde.

(11)

Mudenge, Isack Stanislaus Gorerazvo

Minister van Hoger en Tertiair Onderwijs (voormalig minister van Buitenlandse Zaken), geboren op 17.12.1941 of 17.12.1948.

Paspoort AD000964. ID

63-645385Q22

ZANU-PF-regeringslid.

(12)

Mudonhi, Columbus

Adjunct-inspecteur bij de Zimbabwaanse politie.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en na de verkiezingen doordat hij de geweldplegingen in Buhera in 2008 leidde.

(13)

Mugariri, Bothwell

Voormalig eerste adjunct-hoofd van de politie.

Voormalig lid van de veiligheidsdiensten, draagt grote verantwoordelijkheid voor ernstige schendingen van het recht van vreedzame vergadering. Verantwoordelijk functionaris in Harare, wordt genoemd in verband met gewelddadig optreden in maart 2007.

(14)

Mumba, Isaac

Hoofdcommissaris.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en na de verkiezingen van 2008. Maakte deel uit van de commandostructuur die het geweld in het dorp Soka in Muzarabani georganiseerd heeft

(15)

Mutsvunguma, S.

Kolonel, Headlands.

Rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne in Mutare en de Highlands voor en tijdens de verkiezingen in 2008.

(16)

Nkomo, John Landa

Vicepresident. Voormalig Parlementsvoorzitter (voormalig minister voor Speciale Zaken in het kabinet van de president), Nationaal voorzitter van de ZANU-PF, geboren op 22.8.1934.

Paspoort AD000477.

ID 63-358161Q73.

ZANU-PF-lid dat het langst deel uitmaakt van de regering.

(17)

Nyambuya, Michael Reuben

Voormalig minister van Energie en Energieontwikkeling (voormalig luitenant-generaal, Gouverneur van de provincie Manicaland), geboren op 23.7.1955.

Paspoort AN045019.

ID 50-013758E50.

Voormalig lid van de ZANU-PF-regering. Betrokken bij geweld in Manicaland; zette militair personeel in om landbouwbedrijven over te nemen.

(18)

Parirenyatwa, David Pagwese

Voormalig minister van Volksgezondheid en Kinderwelzijn (voormalig onderminister), geboren op 2.8.1950.

Paspoort AD000899.

ID 63-320762P47.

Voormalig ZANU-PF-lid van de regering. Organiseerde in Noord-Murehwa martelcentra en steunde de bendes die op 17 juni 2008 Edward Pfukwa en in november 2008 Alloys Chandisareva Sanyangore hebben vermoord.

(19)

Rangwani, Dani

Inspecteur van de recherche, geboren op 11.2.1962.

ID 70-006039V70.

Lid van de veiligheidsdiensten. Betrokken bij een groep van 50 rechtstreeks door de ZANU-PF betaalde leden voor het opsporen en folteren van MDC-aanhangers in april 2007.

(20)

Ruwodo, Richard

Directeur Oorlogsveteranen bij het ministerie van Defensie. Brigadegeneraal, op 12 augustus bevorderd tot generaal-majoor (buiten dienst); voormalig waarnemend permanent staatssecretaris bij het ministerie van Defensie, geboren op 14.3.1954.

ID 63-327604B50.

Hoge militaire functionaris; rechtstreeks betrokken bij de terreurcampagne voor en na de verkiezingen. Heeft de leiding over de oorlogsveteranen die als groep zijn ingezet om het repressiebeleid van de ZANU-PF-factie in de regering uit te voeren.

(21)

Zhuwao, Patrick

Voormalig onderminister van Wetenschap en Technologie, geboren op 23.5.1967.

ID 63-621736K70.

Voormalig ZANU-PF-lid van de regering. Verstoorde de constitutionele conferentie in juli 2009. Terroriseerde, samen met agenten van de Centrale inlichtingendienst, MDC-aanhangers rond Norton.

(2)

De volgende vermelding wordt geschrapt uit de lijst “II. Entiteiten”:

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

(1)

Divine Homes (PVT) Ltd

6 Hillside Shopping Centre, Harare, Zimbabwe; 31 Kensington Highlands, Harare, Zimbabwe; 12 Meredith Drive, Eastlea, Harare, Zimbabwe.

Voorzitter is David Chapfika.


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/68


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 146/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

80,1

MA

60,3

TN

88,1

TR

118,6

ZZ

86,8

0707 00 05

EG

208,4

MA

191,6

TR

166,4

ZZ

188,8

0709 91 00

EG

76,0

ZZ

76,0

0709 93 10

MA

41,2

TR

118,0

ZZ

79,6

0805 10 20

EG

52,4

IL

71,3

MA

56,1

TN

52,2

TR

58,3

ZZ

58,1

0805 20 10

IL

147,9

MA

101,7

ZZ

124,8

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

EG

67,0

IL

138,3

KR

134,8

MA

121,6

TR

66,6

ZA

148,7

ZZ

112,8

0805 50 10

EG

83,9

TR

79,2

ZZ

81,6

0808 10 80

CN

84,0

MK

34,9

US

177,3

ZZ

98,7

0808 30 90

AR

136,4

CL

223,6

CN

36,6

TR

179,9

US

140,7

ZA

109,9

ZZ

137,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/70


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2013

tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en de noodvaccinatie van deze varkens in bepaalde gebieden van Letland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 720)

(Slechts de tekst in de Letse taal is authentiek)

(2013/90/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name artikel 16, lid 1, tweede alinea, en artikel 20, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2001/89/EG worden minimummaatregelen van de Unie ter bestrijding van de klassieke varkenspest vastgesteld, met inbegrip van maatregelen in geval van bevestigde aanwezigheid van klassieke varkenspest bij wilde varkens.

(2)

In november 2012 heeft Letland de aanwezigheid bevestigd van klassieke varkenspest bij wilde varkens in het oostelijke deel van zijn grondgebied, langs de grens met Rusland en Belarus.

(3)

Na de gevallen bij wilde varkens werden in november 2012 in hetzelfde gebied ook uitbraken van klassieke varkenspest in microvarkensbedrijven bevestigd.

(4)

Letland heeft overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG maatregelen ter bestrijding van de ziekte genomen, die tot de uitroeiing van de ziekte op die varkensbedrijven hebben geleid.

(5)

In verband met de epizoötiologische situatie heeft Letland op 15 januari 2013 overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG bij de Commissie een programma ingediend voor de uitroeiing van klassieke varkenspest in het desbetreffende gebied van die lidstaat. Aangezien Letland bovendien voornemens is wilde varkens te vaccineren, heeft het bij de Commissie op dezelfde dag ook een vaccinatieprogramma ter goedkeuring ingediend.

(6)

De door Letland ingediende programma’s zijn door de Commissie bestudeerd en in overeenstemming met Richtlijn 2001/89/EG bevonden.

(7)

Met het oog op de transparantie moet in dit besluit worden vermeld in welke geografische gebieden van Letland het uitroeiingsprogramma zal worden uitgevoerd en waar de noodvaccinatie van wilde varkens zal worden toegepast.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BESLUIT:

Artikel 1

Het door Letland op 15 januari 2013 ingediende programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest in de in deel 1 van de bijlage genoemde gebieden wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Het door Letland op 15 januari 2013 ingediende programma voor de noodvaccinatie van wilde varkens in de in deel 2 van de bijlage genoemde gebieden wordt goedgekeurd.

Artikel 3

Letland doet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die voor de tenuitvoerlegging van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde programma’s nodig zijn, in werking treden.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5.


BIJLAGE

DEEL 1

De door het uitroeiingsprogramma bestreken gebieden

In het district (novads) Alūksnes de gemeenten (pagasti) Pededzes en Liepnas. In het district Rēzeknes de gemeenten Pušas, Mākoņkalna en Kaunatas. In het district Daugavpils de gemeenten Dubnas, Višķu, Ambeļu, Biķernieku, Maļinovas, Naujenes, Tabores, Vecsalienas, Salienas, Skrudalienas, Demenes en Laucesas. In het district Balvu de gemeenten Vīksnas, Kubuļu, Balvu, Bērzkalnes, Lazdulejas, Briežuciema, Vectilžas, Tilžas, Krišjāņu en Bērzpils. In het district Rugāju de gemeenten Rugāju en Lazdukalna. In het district Viļakas de gemeenten Žiguru, Vecumu, Kupravas, Susāju, Medņevas en Šķilbēnu. In het district Baltinavas de gemeente Baltinavas. In het district Kārsavas de gemeenten Salnavas, Malnavas, Goliševas, Mērdzenes en Mežvidu. In het district Ciblas de gemeenten Pušmucovas, Līdumnieku, Ciblas, Zvirgzdenes en Blontu. In het district Ludzas de gemeenten Ņukšu, Briģu, Isnaudas, Nirzas, Pildas, Rundēnu en Istras. In het district Zilupes de gemeenten Zaļesjes, Lauderu en Pasienes. In het district Dagdas de gemeenten Andzeļu, Ezernieku, Šķaunes, Svariņu, Bērziņu, Ķepovas, Asūnes, Dagdas, Konstantinovas en Andrupenes. In het district Aglonas de gemeenten Kastuļinas, Grāveru, Šķeltovas en Aglonas. In het district Krāslavas de gemeenten Aulejas, Kombuļu, Skaistas, Robežnieku, Indras, Piedrujas, Kalniešu, Krāslavas, Kaplavas, Ūdrīšu en Izvaltas.

DEEL 2

De door het noodvaccinatieprogramma bestreken gebieden

In het district Alūksnes de gemeenten Pededzes en Liepnas. In het district Rēzeknes de gemeenten Pušas, Mākoņkalna en Kaunatas. In het district Daugavpils de gemeenten Dubnas, Višķu, Ambeļu, Biķernieku, Maļinovas, Naujenes, Tabores, Vecsalienas, Salienas, Skrudalienas, Demenes en Laucesas. In het district Balvu de gemeenten Vīksnas, Kubuļu, Balvu, Bērzkalnes, Lazdulejas, Briežuciema, Vectilžas, Tilžas, Krišjāņu en Bērzpils. In het district Rugāju de gemeenten Rugāju en Lazdukalna. In het district Viļakas de gemeenten Žiguru, Vecumu, Kupravas, Susāju, Medņevas en Šķilbēnu. In het district Baltinavas de gemeente Baltinavas. In het district Kārsavas de gemeenten Salnavas, Malnavas, Goliševas, Mērdzenes en Mežvidu. In het district Ciblas de gemeenten Pušmucovas, Līdumnieku, Ciblas, Zvirgzdenes en Blontu. In het district Ludzas de gemeenten Ņukšu, Briģu, Isnaudas, Nirzas, Pildas, Rundēnu en Istras. In het district Zilupes de gemeenten Zaļesjes, Lauderu en Pasienes. In het district Dagdas de gemeenten Andzeļu, Ezernieku, Šķaunes, Svariņu, Bērziņu, Ķepovas, Asūnes, Dagdas, Konstantinovas en Andrupenes. In het district Aglonas de gemeenten Kastuļinas, Grāveru, Šķeltovas en Aglonas. In het district Krāslavas de gemeenten Aulejas, Kombuļu, Skaistas, Robežnieku, Indras, Piedrujas, Kalniešu, Krāslavas, Kaplavas, Ūdrīšu en Izvaltas.


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/72


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2013

tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG wat betreft maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Letland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 722)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/91/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2008/855/EG van de Commissie van 3 november 2008 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (3) zijn bepaalde maatregelen vastgesteld ter bestrijding van klassieke varkenspest in de lidstaten of in de in de bijlage bij die beschikking vermelde regio’s van lidstaten. In de lidstaten of gebieden daarvan doen zich uiteenlopende epizoötiologische situaties ten aanzien van klassieke varkenspest voor. De bijlage bij Beschikking 2008/855/EG bestaat dan ook uit drie delen die elk een lijst bevatten van gebieden van lidstaten, waarop verschillende maatregelen van toepassing zijn naar gelang van de epizoötiologische situatie.

(2)

De lidstaten waarvan gebieden in deel II van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG zijn vermeld, dienen ervoor te zorgen dat zendingen vers varkensvlees uit bedrijven die zijn gelegen in die gebieden, en vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees, alleen naar andere lidstaten worden verzonden als zij aan bepaalde eisen voldoen.

(3)

Letland heeft op 20 november 2012 gevallen van klassieke varkenspest bij wilde varkens in de novadi (gemeenten) Dagdas en Zilupes, aan de grens met Rusland en Belarus, gemeld. De wilde varkens werden gecontroleerd in het kader van een nationaal bewakingsprogramma. Daarnaast heeft Letland op 27 november 2012 uitbraken van klassieke varkenspest bij door particulieren gehouden varkens in dezelfde regio gemeld.

(4)

Letland heeft maatregelen genomen in het kader van Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (4) en er is een besmette zone bepaald die delen van de novadi Alūksnes, Rēzeknes, Daugavpils, Balvu, Rugāju, Viļakas, Baltinavas, Kārsavas, Ciblas, Ludzas, Zilupes, Dagdas, Aglonas en Krāslavas omvat. Daarnaast heeft Letland de Commissie een programma voorgelegd voor het uitroeien van klassieke varkenspest in het betrokken gebied van die lidstaat. Dit programma is door de Commissie goedgekeurd bij Uitvoeringsbesluit 2013/90/EU van 18 februari 2013 tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en de noodvaccinatie van deze varkens in bepaalde gebieden van Letland (5).

(5)

In deel II van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG dient te worden vermeld, op basis van de door Letland verstrekte informatie, welke delen van de novadi Alūksnes, Rēzeknes, Daugavpils, Balvu, Rugāju, Viļakas, Baltinavas, Kārsavas, Ciblas, Ludzas, Zilupes, Dagdas, Aglonas en Krāslavas betrokken zijn.

(6)

Beschikking 2008/855/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel II van de bijlage bij Beschikking 2008/855/EG wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Letland

In de novads (district) Alūksnes, de pagasti (gemeenten) Pededzes en Liepnas. In de novads Rēzeknes, de pagasti Pušas, Mākoņkalna en Kaunatas. In de novads Daugavpils, de pagasti Dubnas, Višķu, Ambeļu, Biķernieku, Maļinovas, Naujenes, Tabores, Vecsalienas, Salienas, Skrudalienas, Demenes en Laucesas. In de novads Balvu, de pagasti Vīksnas, Kubuļu, Balvu, Bērzkalnes, Lazdulejas, Briežuciema, Vectilžas, Tilžas, Krišjāņu en Bērzpils. In de novads Rugāju, de pagasti Rugāju en Lazdukalna. In de novads Viļakas, de pagasti Žiguru, Vecumu, Kupravas, Susāju, Medņevas en Šķilbēnu. In de novads Baltinavas, de pagasts Baltinavas. In de novads Kārsavas, de pagasti Salnavas, Malnavas, Goliševas, Mērdzenes en Mežvidu. In de novads Ciblas, de pagasti Pušmucovas, Līdumnieku, Ciblas, Zvirgzdenes en Blontu. In de novads Ludzas, de pagasti Ņukšu, Briģu, Isnaudas, Nirzas, Pildas, Rundēnu en Istras. In de novads Zilupes, de pagasti Zaļesjes, Lauderu en Pasienes. In de novads Dagdas, de pagasti Andzeļu, Ezernieku, Šķaunes, Svariņu, Bērziņu, Ķepovas, Asūnes, Dagdas, Konstantinovas en Andrupenes. In de novads Aglonas, de pagasti Kastuļinas, Grāveru, Šķeltovas en Aglonas. In de novads Krāslavas, de pagasti Aulejas, Kombuļu, Skaistas, Robežnieku, Indras, Piedrujas, Kalniešu, Krāslavas, Kaplavas, Ūdrīšu en Izvaltas.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 19.

(4)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5.

(5)  Zie bladzijde 70 van dit Publicatieblad.


20.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 47/74


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2013

betreffende het toezicht, de fytosanitaire controles en de te nemen maatregelen met betrekking tot houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van specifieke goederen van oorsprong uit China

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 789)

(2013/92/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van alle mogelijke voorwerpen naar de Unie dient te voldoen aan de eisen onder punten 2 en 8 van bijlage IV, deel A, rubriek I, van Richtlijn 2000/29/EG.

(2)

Bij recente fytosanitaire controles door lidstaten is gebleken dat houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van bepaalde goederen van oorsprong uit China besmet was met schadelijke organismen, met name Anoplophora glabripennis (Motschulsky), waardoor uitbraken van deze organismen in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en het Verenigd Koninkrijk veroorzaakt werden.

(3)

Het houten verpakkingsmateriaal van deze goederen dient onderworpen te worden aan toezicht zoals bedoeld in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG, aan de fytosanitaire controles zoals bedoeld in artikel 13 bis, lid 1, onder b), iii), van die richtlijn, en waar nodig aan de maatregelen bedoeld in artikel 13 quater, lid 7, van die richtlijn. De resultaten van deze fytosanitaire controles dienen aan de Commissie gemeld te worden.

(4)

Op basis van de aan de Commissie gemelde resultaten dient vóór 31 mei 2014 een onderzoek verricht te worden om de doelmatigheid van dit besluit te beoordelen en om de fytosanitaire risico’s voor de Unie vast te stellen bij invoer van houten verpakkingsmateriaal gebruikt voor het vervoer van bepaalde goederen van oorsprong uit China.

(5)

Dit besluit dient van toepassing te blijven tot 31 maart 2015.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)   „houten verpakkingsmateriaal”: hout of houtproducten, gebruikt voor de ondersteuning, de bescherming of het dragen van waren, in de vorm van pakkisten, bakken, kratten, vaten en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden en stuwmateriaal, daadwerkelijk gebruikt voor het vervoer van allerlei voorwerpen; verwerkt hout, geproduceerd door middel van lijm, warmte of druk of een combinatie daarvan en verpakkingsmateriaal dat volledig bestaat uit hout met een dikte van 6 mm of minder, zijn uitgesloten;

b)   „specifieke goederen”: goederen van oorsprong uit China die in de Unie worden ingevoerd, die worden geïdentificeerd aan de hand van de in bijlage I vermelde codes van de Gecombineerde Nomenclatuur, en die beantwoorden aan de beschrijvingen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2);

c)   „zending”: een hoeveelheid goederen die onder hetzelfde voor douane- of andere formaliteiten vereiste document valt.

Artikel 2

Toezicht

1.   Het houten verpakkingsmateriaal van iedere zending van de specifieke goederen is onderworpen aan douanetoezicht uit hoofde van artikel 37, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (3) en aan toezicht door de verantwoordelijke officiële instanties als bedoeld in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG. Specifieke goederen kunnen alleen aan een van de douaneregelingen zoals bepaald in artikel 4, lid 16, onder a), d), e), f) en g), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 onderworpen worden wanneer voldaan is aan de in artikel 3 bepaalde formaliteiten.

2.   De verantwoordelijke officiële instanties kunnen eisen dat luchthavenautoriteiten of havenautoriteiten, dan wel importeurs of exploitanten, al naar gelang van onderlinge regelingen, zodra zij op de hoogte zijn van de op handen zijnde aankomst van specifieke goederen dat vooraf melden bij het douanekantoor van de plaats van binnenkomst en bij de officiële instantie van de plaats van binnenkomst.

Artikel 3

Fytosanitaire controles

Houten verpakkingsmateriaal van zendingen van de specifieke goederen worden onderworpen aan de fytosanitaire controles zoals bepaald in artikel 13 bis, lid 1, onder b), iii), van Richtlijn 2000/29/EG, volgens de in bijlage I bij dit besluit aangegeven minimumfrequenties, om vast te stellen of dit houten verpakkingsmateriaal voldoet aan de eisen van de punten 2 en 8 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG.

Fytosanitaire controles vinden plaats op de plaats van binnenkomst in de Unie of op de plaats van bestemming als vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie (4) die van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4

Maatregelen bij niet- naleving

Wanneer bij de in artikel 3 bedoelde fytosanitaire controles blijkt dat niet voldaan is aan de punten 2 en 8 van bijlage IV, deel A, rubriek I, bij Richtlijn 2000/29/EG, of dat het houten verpakkingsmateriaal besmet is met schadelijke organismen vermeld in bijlage I, deel A, bij die richtlijn, past de betrokken lidstaat op het houten verpakkingsmateriaal dat niet aan de voorschriften voldoet onmiddellijk een van de in artikel 13 quater, lid 7, van die Richtlijn genoemde maatregelen toe.

Artikel 5

Verslaglegging

Onverminderd Richtlijn 94/3/EG van de Commissie (5) brengen de lidstaten verslag uit aan de Commissie over het aantal en de resultaten van de overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van dit besluit verrichte fytosanitaire controles, met gebruikmaking van het model in bijlage II, en wel uiterlijk op 31 oktober 2013 voor de periode van 1 april 2013 tot en met 30 september 2013, uiterlijk op 30 april 2014 voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 maart 2014, uiterlijk op 31 oktober 2014 voor de periode van 1 april 2014 tot en met 30 september 2014 en uiterlijk op 30 april 2015 voor de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015.

Artikel 6

Herziening

Dit besluit wordt vóór 31 mei 2014 opnieuw bezien.

Artikel 7

Inwerkingtreding en einde van de toepassing

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2013.

Het is van toepassing tot en met 31 maart 2015.

Artikel 8

Addressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(3)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(4)  PB L 313 van 12.10.2004, blz. 16.

(5)  PB L 32 van 5.2.1994, blz. 37.


BIJLAGE I

SPECIFIEKE GOEDEREN

Code van de gecombineerde nomenclatuur

Omschrijving

Frequentie van fytosanitaire controles (%)

2514 00 00

Leisteen, ook indien enkel kantrecht behouwen, dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

90

2515

Marmer, travertijn, ecaussine en andere kalksteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, met een schijnbare dichtheid van 2,5 of meer, en albast, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

90

2516

Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

90

6801 00 00

Stenen voor bestrating, alsmede plaveien en trottoirbanden, van natuursteen (andere dan leisteen)

15

6802

Werken van steen (andere dan leisteen), bewerkte steen daaronder begrepen, andere dan bedoeld bij post 6801 ; blokjes en dergelijke artikelen voor mozaïeken, van natuursteen (leisteen daaronder begrepen), ook indien op een drager; korrels, splinters (scherven) en poeder, van natuursteen (leisteen daaronder begrepen), kunstmatig gekleurd

15


BIJLAGE II

MODEL VOOR VERSLAGLEGGING

Verslag over de fytosanitaire controles bij invoer van houten verpakkingsmateriaal van zendingen van de specifieke goederen van oorsprong uit China

Verslagperiode:

Rapporterende lidstaat:

Betreffende plaatsen van binnenkomst:

Plaats van inspectie

:

aantal geïnspecteerd op de plaats van binnenkomst:

aantal geïnspecteerd op de plaats van bestemming:

 

Code van de gecombineerde nomenclatuur 2514 00 00

Code van de gecombineerde nomenclatuur 2515

Code van de gecombineerde nomenclatuur 2516

Code van de gecombineerde nomenclatuur 6801 00 00

Code van de gecombineerde nomenclatuur 6802

Aantal zendingen dat via de rapporterende lidstaat de EU binnenkwam

 

 

 

 

 

Aantal geïnspecteerde zendingen

 

 

 

 

 

waarvan besmet met schadelijke organismen en zonder correct ISPM15 merkteken (gelieve op te splitsen per soort schadelijk organisme en aan te geven of het merkteken incorrect was of geheel ontbrak)

 

 

 

 

 

waarvan besmet met schadelijke organismen en met een correct ISPM15-merkteken (gelieve op te splitsen per type schadelijk organisme)

 

 

 

 

 

waarvan alleen zonder een correct ISPM15-merkteken (gelieve aan te geven in hoeveel gevallen het merkteken ontbrak dan wel incorrect was)

 

 

 

 

 

Totaal aantal onderschepte geïnspecteerde zendingen met houten verpakkingsmateriaal dat niet aan de voorschriften voldeed

 

 

 

 

 

Totaal aantal geïnspecteerde zendingen met houten verpakkingsmateriaal dat aan de voorschriften voldeed