ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.038.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 114/2013 VAN DE COMMISSIE
van 6 november 2012
houdende aanvulling van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de regels voor de toepassing van een afwijking van de specifieke CO2-emissiedoelstellingen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 11, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 510/2011 kunnen fabrikanten van kleine aantallen (hierna „aanvragers” genoemd) alternatieve specifieke emissiedoelstellingen aanvragen die overeenstemmen met hun reductiepotentieel, inclusief het economische en technologische potentieel om hun specifieke CO2-emissies te beperken, rekening houdend met de kenmerken van de markt voor de geproduceerde types nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen. |
(2) |
Bij het bepalen van het reductiepotentieel van de aanvrager moet diens economische en technologische potentieel worden beoordeeld. Daarom moet de aanvrager gedetailleerde informatie over zijn economische activiteiten en de in de lichte bedrijfsvoertuigen gebruikte CO2-beperkende technologieën verstrekken. De gevraagde informatie heeft onder meer betrekking op gegevens die voor de aanvrager vlot beschikbaar zijn, en mag geen extra administratieve last opleveren. |
(3) |
Om de aanvragers een duidelijk referentieniveau voor de vaststelling van de specifieke emissiedoelstellingen te bieden, moeten de recentste beschikbare gegevens over de gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2010 worden gebruikt. Indien deze gegevens ontbreken, moet de doelstelling worden getoetst aan de gemiddelde specifieke CO2-emissies in het eerstvolgende kalenderjaar na 2010 waarvoor deze gegevens beschikbaar zijn. |
(4) |
Om de toepassing te vergemakkelijken, moet een lijst van fabrikanten met hun gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2010 worden verstrekt. De lijst is opgesteld volgens een op 9 juli 2012 gehouden officiële raadpleging van de lidstaten en de voornaamste belanghebbenden in de deskundigengroep voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid inzake CO2-emissies door wegvoertuigen. |
(5) |
Om rekening te houden met de beperkte hoeveelheid door bepaalde aanvragers aangeboden producten en met de daaruit voortvloeiende beperkte mogelijkheden voor de verdeling van de inspanningen ter reductie van de gemiddelde specifieke CO2-emissies over de vloot, moet de aanvragers de keuze worden gelaten tussen een vaste jaarlijkse specifieke emissiedoelstelling voor de hele afwijkingsperiode of verschillende jaarlijkse doelstellingen, die aan het einde van de afwijkingsperiode leiden tot een reductie ten opzichte van het referentieniveau van 2010. |
(6) |
Overeenkomstig de uitzonderingsbepaling inzake de toegang van het publiek tot documenten van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2), moeten bepaalde gegevens uit de aanvraag tot afwijking, met name gegevens inzake de productplanning van de aanvrager, de verwachte kosten en de gevolgen voor de winstgevendheid van de onderneming, worden uitgezonderd van de toegang van het publiek tot die gegevens, wanneer openbaarmaking daarvan zou leiden tot ondermijning van de bescherming van het commerciële belang. De afwijkingsbesluiten worden door de Commissie online gepubliceerd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt gespecificeerd welke gegevens door aanvragers moeten worden verstrekt om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor een afwijking uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 is voldaan.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 510/2011 vastgestelde definities de volgende definities:
1. |
„aanvrager”: een fabrikant in de zin van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011; |
2. |
„voertuigkenmerken”: eigenschappen van het voertuig, waaronder de massa, de specifieke CO2-emissies, het aantal stoelen, de motorprestaties, de verhouding tussen vermogen en massa en de topsnelheid; |
3. |
„kenmerken van de markt”: informatie over de voertuigkenmerken en de namen en prijscategorieën van de lichte bedrijfsvoertuigen die rechtstreeks concurreren met de voertuigen waarvoor een afwijking wordt aangevraagd; |
4. |
„eigen productiefaciliteit”: een productie- of assemblagefabriek die uitsluitend door de aanvrager wordt gebruikt voor het exclusief voor die aanvrager produceren of assembleren van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, met inbegrip van voor de uitvoer bestemde lichte bedrijfsvoertuigen; |
5. |
„eigen designcentrum”: een faciliteit waar het volledige voertuig wordt ontworpen en ontwikkeld en die onder leiding staat van de aanvrager en uitsluitend door hem wordt gebruikt. |
Artikel 3
Aanvraag van een afwijking uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011
Een aanvraag van een afwijking uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 wordt door de aanvrager ingediend overeenkomstig het in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen formulier en met vermelding van de in de artikelen 4 en 5 van de onderhavige verordening bedoelde gegevens.
Artikel 4
Informatie over de ontvankelijkheidscriteria
De aanvrager verstrekt de volgende informatie met betrekking tot de ontvankelijkheidscriteria:
a) |
informatie over de eigendomsstructuur van de fabrikant of groep van onderling verbonden fabrikanten, vergezeld van de toepasselijke, in bijlage II opgenomen verklaring; |
b) |
het aantal nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen dat officieel in de Unie is geregistreerd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan de aanvraag waarvoor de aanvrager verantwoordelijk is, of wanneer die gegevens niet beschikbaar zijn, een van de volgende gegevens:
|
Artikel 5
Specifieke emissiedoelstelling en reductiepotentieel overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 510/2011
1. De aanvrager verstrekt de gemiddelde specifieke CO2-emissies van zijn nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die in 2010 zijn geregistreerd, tenzij de gemiddelde specifieke CO2-emissies voor dat jaar zijn opgenomen in bijlage III. Indien deze informatie niet beschikbaar is, verstrekt de aanvrager de gemiddelde specifieke CO2-emissies van zijn nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die in het eerstvolgende kalenderjaar na 2010 zijn geregistreerd.
2. De aanvrager verstrekt de volgende gegevens over zijn activiteiten:
a) |
voor het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag: het aantal werknemers en de omvang van de productiefaciliteit in vierkante meters; |
b) |
het exploitatiemodel van de productiefaciliteit, met vermelding van welke ontwerp- en productieactiviteiten door de aanvrager worden verricht en welke worden uitbesteed; |
c) |
indien het om een verbonden onderneming gaat: de technologie die wordt uitgewisseld tussen de fabrikanten, en welke activiteiten worden uitbesteed; |
d) |
voor de vijf kalenderjaren vóór de datum van de aanvraag: de verkoopvolumen, de jaaromzet, de nettowinst, de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling naar CO2-beperkende technologieën, en in het geval van een verbonden onderneming, de netto-overdrachten naar de moedermaatschappij; |
e) |
de kenmerken van de markt waarop hij actief is; |
f) |
de lijst van in het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag genoteerde prijzen van alle types lichte bedrijfswagens waarvoor de afwijking is aangevraagd, en de lijst van verwachte prijzen van de lichte bedrijfswagens die volgens planning zullen worden uitgebracht en waarvoor de afwijking wordt aangevraagd. |
De in de eerste alinea, onder d), bedoelde gegevens gaan vergezeld van de officiële gecertificeerde rekeningen, of worden door een onafhankelijke auditor gecertificeerd.
3. De aanvrager verstrekt de volgende gegevens over zijn technologische potentieel om zijn specifieke CO2-emissies te beperken:
a) |
de lijst van de CO2-beperkende technologieën die zijn gebruikt in de lichte bedrijfsvoertuigen die hij op de markt heeft gebracht in 2010 of, indien die gegevens niet beschikbaar zijn, in het eerstvolgende jaar na 2010 waarvoor gegevens beschikbaar zijn of, voor fabrikanten die van plan zijn hun intrede te doen op de markt, in het jaar waarin de afwijkingen van toepassing worden; |
b) |
de lijst van CO2-beperkende technologieën die worden gebruikt in zijn onder het programma voor de reductie van specifieke CO2-emissies vallende lichte bedrijfsvoertuigen en de extra kosten van deze technologieën voor elk voertuigtype waarop de aanvraag betrekking heeft. |
4. De aanvrager stelt overeenkomstig zijn reductiepotentieel een van de volgende doelstellingen voor:
a) |
een specifieke emissiedoelstelling die garandeert dat de gemiddelde specifieke emissies van CO2 bij het verstrijken van de afwijkingsperiode zijn verminderd ten opzichte van de in lid 1 bedoelde gemiddelde specifieke CO2-emissies. |
b) |
een jaarlijkse specifieke emissiedoelstelling voor elk jaar van de afwijkingsperiode die wordt vastgesteld om ervoor te zorgen dat de gemiddelde specifieke CO2-emissies gedurende de hele afwijkingsperiode worden verminderd ten opzichte van de in lid 1 bedoelde gemiddelde specifieke emissies van CO2. |
5. De door de aanvrager voorgestelde specifieke emissiedoelstelling of jaarlijkse specifieke emissiedoelstellingen gaat of gaan vergezeld van een programma voor de beperking van de specifieke CO2-emissies voor de nieuwe vloot.
In het programma voor de beperking van specifieke CO2-emissies wordt het volgende gespecificeerd:
a) |
het tijdschema voor de invoering van CO2-beperkende technologieën in de vloot van de aanvrager; |
b) |
het verwachte aantal geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de EU per jaar voor de periode van de afwijking en de verwachte gemiddelde specifieke CO2-emissies en de gemiddelde massa; |
c) |
in het geval van jaarlijkse specifieke emissiedoelstellingen, de jaarlijkse verbetering van de specifieke CO2-emissies van de voertuigtypes waarin CO2-beperkende technologieën zijn ingevoerd. |
6. Of de aanvrager zijn specifieke emissiedoelstelling dan wel zijn jaarlijkse specifieke emissiedoelstellingen nakomt, wordt tijdens de afwijkingsperiode jaarlijks beoordeeld overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 510/2011.
Artikel 6
Beoordeling door de Commissie
1. Indien de Commissie binnen negen maanden na de officiële ontvangst van een volledige aanvraag uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 geen bezwaar heeft gemaakt, worden de voorwaarden voor het aanvragen van een afwijking als vervuld beschouwd.
Indien de Commissie constateert dat de aanvraag onvolledig is, kan om aanvullende inlichtingen worden verzocht. De Commissie kan de aanvraag afwijzen als de aanvullende inlichtingen niet binnen de in het verzoek genoemde termijn worden ingediend.
Indien de aanvraag wordt afgewezen wegens onvolledigheid of omdat de Commissie constateert dat de voorgestelde emissiedoelstelling niet in verhouding is met het reductiepotentieel van de aanvrager, mag de aanvrager een vervolledigde of herziene afwijkingsaanvraag indienen.
2. Aanvragen worden zowel op papier als elektronisch ingediend. De papieren versie wordt verstuurd naar het Secretariaat-generaal van de Europese Commissie, 1049 Brussel, België, onder vermelding van „Afwijking uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011”. De elektronische versie wordt verstuurd naar de in bijlage I vermelde functionele mailbox.
3. Blijkt de informatie in de aanvraag onjuist of onnauwkeurig te zijn, dan wordt de beslissing tot het toestaan van een afwijking ingetrokken.
Artikel 7
Openbaarheid van informatie
1. Indien een aanvrager van mening is dat in de aanvraag opgenomen gegevens niet openbaar mogen worden gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) nr. 510/2011, moet hij dit vermelden in de aanvraag en motiveren waarom openbaarmaking ervan zou leiden tot de ondermijning van de bescherming van de commerciële belangen van de aanvrager, met inbegrip van intellectuele eigendom.
2. De uitzondering op het in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde recht van toegang van het publiek tot documenten geldt voor de volgende soorten informatie:
a) |
bijzonderheden betreffende het in artikel 5 bedoelde programma voor de beperking van de specifieke CO2-emissies, met name gegevens over de ontwikkeling van het productassortiment van de aanvrager; |
b) |
de verwachte invloed van CO2-beperkende technologieën op de productiekosten, de aankoopprijs van de voertuigen en de winstgevendheid van het bedrijf. |
Artikel 8
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 november 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.
(2) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
BIJLAGE I
Standaardformulier voor een afwijkingsaanvraag door fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen die voldoen aan de criteria van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011
De elektronische versie van de aanvraag moet naar het volgende e-mailadres worden verzonden:
EC-CO2-LDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu
1. Naam, adres en contactpersoon van de fabrikant of groep van onderling verbonden fabrikanten
Naam van de fabrikant |
Postadres |
Naam van contactpersoon |
E-mailadres van contactpersoon |
Telefoonnummer van contactpersoon |
|
|
|
|
|
2. Naam, adres en contactpersoon van de vertegenwoordiger van de fabrikant in de EU (alleen wanneer een fabrikant buiten de EU is gevestigd)
Naam van de vertegenwoordiger van de fabrikant in de EU |
Postadres |
Naam van contactpersoon |
E-mailadres van contactpersoon |
Telefoonnummer van contactpersoon |
|
|
|
|
|
3. Criteria om in aanmerking te komen
3.1. Maakt de fabrikant deel uit van een groep van onderling verbonden fabrikanten?
|
JA (hecht de in bijlage II opgenomen verklaring aan) |
|
NEEN |
3.2. Maakt de aanvrager deel uit van een groep van onderling verbonden fabrikanten, maar exploiteert hij zijn eigen productiefaciliteiten en ontwerpcentrum?
|
JA (hecht de in bijlage II opgenomen verklaring aan; zie punt 3.3) |
|
NEEN (zie de punten 3.4 en 3.5) |
3.3. Aantal in de EU geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen indien de aanvraag betrekking heeft op een niet-verbonden fabrikant of op een verbonden fabrikant die zijn eigen productiefaciliteiten en ontwerpcentrum exploiteert
3.3.1. Officieel aantal in de drie kalenderjaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
3.3.2. Indien het in punt 3.3.1 bedoelde officiële aantal niet beschikbaar is voor de in dat punt bedoelde periode, een op verifieerbare gegevens gebaseerde schatting
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
3.3.3. Indien de aantallen in de punten 3.3.1 en 3.3.2 voor die periode niet beschikbaar zijn, de aantallen voor het laatste kalenderjaar waarvoor die gegevens beschikbaar zijn
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
3.4. Gelieve de volgende informatie te verstrekken indien de aanvraag betrekking heeft op een groep van onderling verbonden fabrikanten
Naam van de fabrikanten |
Postadres |
Naam van contactpersoon |
E-mailadres van contactpersoon |
Telefoonnummer van contactpersoon |
|
|
|
|
|
3.5. Het aantal geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de EU van een groep van onderling verbonden fabrikanten indien de aanvraag betrekking heeft op een groep van onderling verbonden fabrikanten en de aanvrager geen eigen productiefaciliteiten en designcentrum exploiteert
3.5.1. Officieel aantal in de drie kalenderjaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
3.5.2. Indien het in punt 3.5.1 bedoelde officiële aantal niet beschikbaar is voor de in dat punt bedoelde periode, een op verifieerbare gegevens gebaseerde schatting
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
3.5.3. Indien de aantallen in de punten 3.5.1 en 3.5.2 voor die periode niet beschikbaar zijn, het aantal voor het laatste kalenderjaar waarvoor die gegevens beschikbaar zijn
Jaar |
|
|
|
Aantal EU-registraties |
|
|
|
4. Aangevraagde duur van de afwijking
Aantal kalenderjaren (maximaal 5) |
|
|
|
5. Voorstel voor een als vlootgemiddelde berekende specifieke emissiedoelstelling voor de afwijkingsperiode of voor afzonderlijke specifieke emissiedoelstellingen in het geval van jaarlijkse reducties (in g CO2/km)
Jaar |
|
|
|
|
|
Gemiddelde specifieke emissiedoelstelling (g CO2/km) |
|
|
|
|
|
6. Bedrijfsspecifieke informatie
6.1. Gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2010 indien deze niet zijn opgenomen in bijlage III (of indien deze niet beschikbaar zijn, in het eerstvolgende kalenderjaar na 2010 waarvoor ze beschikbaar zijn)
6.2. Aantal werknemers in het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag
6.3. Omvang van de productiefaciliteit in vierkante meters in het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag
6.4. Verkoopvolumen in de vijf jaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
|
|
Verkoopvolumen |
|
|
|
|
|
6.5. Jaarlijkse omzet in de vijf jaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
|
|
Omzet |
|
|
|
|
|
6.6. Kenmerken van de markt
Gegevens over geplande producten die op het moment van de aanvraag niet op de markt beschikbaar zijn, moeten worden verstrekt in het vertrouwelijke deel van deze aanvraag:
a) |
de kenmerken van het voertuig; |
b) |
de naam en prijscategorie van rechtstreeks concurrerende voertuigen in het jaar vóór de datum van de aanvraag; |
c) |
de lijst van de genoteerde prijzen van de voertuigen waarvoor de afwijking wordt aangevraagd in het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag of in het eerste jaar vóór of na de aanvraag waarvoor gegevens beschikbaar zijn. |
6.7. Korte beschrijving van het exploitatiemodel van de productiefaciliteit
VERTROUWELIJK DEEL VAN DE AANVRAAG
6.8. Nettowinst in de vijf jaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
|
|
Nettowinst |
|
|
|
|
|
6.9. Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling naar CO2-beperkende technologieën in de vijf jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
|
|
O&O-uitgaven |
|
|
|
|
|
6.10. In het geval van verbonden ondernemingen, netto-overdrachten naar de moedermaatschappij in de vijf jaren vóór de datum van de aanvraag
Jaar |
|
|
|
|
|
Netto-overdrachten |
|
|
|
|
|
7. Bijzonderheden betreffende de lichte bedrijfsvoertuigen die op de EU-markt zullen worden uitgebracht en waarvoor de aanvrager veranwoordelijk wordt
7.1. Kenmerken van de markt
7.1.1. Voertuigkenmerken
7.1.2. Namen en prijscategorieën van rechtstreeks concurrerende voertuigen in het jaar dat voorafgaat aan de datum van de aanvraag
7.1.3. Verwachte prijslijst van de voertuigen waarop de aanvraag betrekking heeft
8. Het technologische potentieel van de aanvrager om zijn specifieke CO2-emissies te verminderen
8.1. Lijst van in 2010 in de vloot van de aanvrager gebruikte CO2-beperkende technologieën
8.2. Indien de in punt 8.1 bedoelde lijst niet beschikbaar is, de lijst voor het eerstvolgende jaar na 2010 waarvoor hij beschikbaar is
8.3. In het geval van aanvragers die van plan zijn hun intrede te doen op de EU-markt moet de in punt 8.1 bedoelde lijst worden verstrekt voor het eerste jaar van de afwijking
9. Het programma van de aanvrager voor de beperking van de specifieke CO2-emissies
9.1. Tijdschema voor het gebruik van CO2-beperkende technologieën in de vloot
9.2. Verwacht vlootgemiddelde voor de afwijkingsperiode
9.2.1. Aantal registraties in de EU van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen per jaar tijdens de afwijkingsperiode
9.2.2. Verwachte gemiddelde massa van de voertuigen die op de EU-markt zullen worden uitgebracht, het vermogen van de motoren daarvan en informatie over de inrichting van de aandrijving
9.2.3. Verwachte gemiddelde CO2-emissies van de voertuigen die op de EU-markt zullen worden uitgebracht
9.3. CO2-beperkende technologieën die in het kader van het programma voor de beperking van de specifieke CO2-emissies in de vloot van de aanvrager zullen worden ingezet
9.4. De extra kosten per voertuigtype van de technologieën die in het kader van het programma voor de beperking van de specifieke CO2-emissies zullen worden ingezet
9.5. In het geval van jaarlijkse doelstellingen, de jaarlijkse verbetering van de specifieke CO2-emissies van de voertuigtypes waarin CO2-beperkende technologieën zijn geïntroduceerd.
BIJLAGE II
Standaardformulier voor de verklaring betreffende de eigendomsstructuur
Artikel 11, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 510/2011
Hierbij verklaar ik dat ik wettelijk bevoegd ben tot het vertegenwoordigen van [naam] (de fabrikant), die uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 een afwijking aanvraagt en die geen deel uitmaakt van een groep van onderling verbonden fabrikanten in de zin van artikel 3, lid 2, van die verordening. Voor zover mij bekend komt [naam] (de aanvrager) in aanmerking om een afwijking aan te vragen uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 en zijn de gegevens in de aanvraag correct en nauwkeurig. Informatie over de eigendomsstructuur van [naam] (de fabrikant) is bij deze verklaring gevoegd.
Handtekening |
Datum |
Directeur van [fabrikant]
Artikel 11, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 510/2011
Hierbij verklaar ik dat ik wettelijk bevoegd ben tot het vertegenwoordigen van [naam] (de fabrikant), die uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 een afwijking aanvraagt en die deel uitmaakt van een groep van onderling verbonden fabrikanten in de zin van artikel 3, lid 2, van die verordening. Voor zover mij bekend komt [naam] (de aanvrager) in aanmerking om een afwijking aan te vragen uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 en zijn de gegevens in de aanvraag correct en nauwkeurig. Informatie over de eigendomsstructuur van [naam] (de fabrikant) is bij deze verklaring gevoegd.
Handtekening |
Datum |
Directeur van [fabrikant]
Artikel 11, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 510/2011
Hierbij verklaar ik dat ik wettelijk bevoegd ben tot het vertegenwoordigen van [naam] (de fabrikant), die uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2009 een afwijking aanvraagt en die deel uitmaakt van een groep van onderling verbonden fabrikanten in de zin van artikel 3, lid 2, van die verordening, maar die zijn eigen productiefaciliteiten en ontwerpcentrum beheert als bedoeld in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 114/2013 van de Commissie. Voor zover mij bekend komt [naam] (de aanvrager) in aanmerking om een afwijking aan te vragen uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 510/2011 en zijn de gegevens in de aanvraag correct en nauwkeurig. Informatie over de eigendomsstructuur van [naam] (de fabrikant) is bij deze verklaring gevoegd.
Handtekening |
Datum |
Directeur van [fabrikant]
BIJLAGE III
EU-lijst van gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2010 per fabrikant
Merk |
Gemiddelde emissies (g/km) |
Citroën |
158,96 |
Dacia |
154,13 |
Fiat |
159,99 |
Ford |
202,00 |
Giotti victoria |
167,59 |
Great wall |
190,13 |
Hyundai |
219,73 |
Isuzu |
223,86 |
Iveco |
229,05 |
Jeep |
240,17 |
Kia |
193,29 |
Land rover |
276,93 |
LDV |
234,60 |
Mazda |
247,08 |
Mercedes |
226,29 |
Mitsubishi |
221,87 |
Mitsubishi fuso |
286,83 |
Nissan |
214,11 |
Opel |
183,30 |
Peugeot |
156,84 |
Piaggio |
135,85 |
Renault |
165,47 |
Renault trucks |
250,11 |
Skoda |
136,13 |
Ssangyong |
222,72 |
Tata |
223,00 |
Toyota |
215,41 |
Vauxhall |
162,09 |
Volkswagen |
193,43 |
Volvo |
186,40 |
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 115/2013 VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2013
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof diclazuril betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen („MRL’s”) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL’s in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). |
(3) |
Diclazuril is momenteel in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als een stof die alleen voor oraal gebruik is toegelaten voor alle herkauwers en varkens. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot uitbreiding van de huidige vermelding voor diclazuril tot pluimvee ingediend. |
(5) |
Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik heeft de opstelling aanbevolen van een MRL voor diclazuril voor kippen en fazanten, die geldt voor spierweefsel, huid en vet, lever en nieren, met uitzondering van dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren, en de extrapolatie van de MRL’s voor diclazuril voor kippen en fazanten tot pluimvee, geldig voor spierweefsel, huid en vet, lever en nieren, met uitzondering van dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren. |
(6) |
De vermelding voor diclazuril in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom worden gewijzigd om er de MRL voor pluimvee in op te nemen. |
(7) |
De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL’s te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 10 april 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.
BIJLAGE
De vermelding voor diclazuril in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL’s |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Diclazuril |
NIET VAN TOEPASSING |
Alle herkauwers, varkens |
Geen MRL nodig |
NIET VAN TOEPASSING |
Alleen voor oraal gebruik. |
GEEN |
Pluimvee |
500 μg/kg |
Spierweefsel |
Niet te gebruiken bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren |
Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen protozoa” |
||
500 μg/kg |
Huid en vet in natuurlijke verhoudingen |
|||||
1 500 μg/kg |
Lever |
|||||
1 000 μg/kg |
Nieren |
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 116/2013 VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2013
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof eprinomectin betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen („MRL’s”) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL’s in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). |
(3) |
Eprinomectin is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van runderen. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot uitbreiding van de huidige vermelding voor eprinomectin tot schapen ingediend. |
(5) |
Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) heeft aanbevolen om een voorlopige MRL voor eprinomectin voor spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van schapen vast te stellen en de MRL’s van eprinomectin voor spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van schapen en runderen te extrapoleren naar geiten en een voorlopige MRL voor spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk vast te stellen. |
(6) |
Het CVMP heeft aanbevolen om een voorlopige MRL voor schapen en geiten vast te stellen aangezien de wetenschappelijke gegevens onvolledig zijn voor de voorgestelde analysemethode van de monitoring van residuen in schapen en geiten. |
(7) |
De vermelding van eprinomectin in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom gewijzigd worden om er de voorlopige MRL voor spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van schapen en geiten in op te nemen. De voorlopige MRL’s die in die tabel zijn opgenomen voor schapen en geiten, moeten op 1 juli 2014 vervallen. |
(8) |
De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL’s te voldoen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 10 april 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.
BIJLAGE
De vermelding voor eprinomectin in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL’s |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Eprinomectin |
Eprinomectin B1a |
Runderen |
50 μg/kg |
Spier |
GEEN |
Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endo- en ectoparasieten” |
250 μg/kg |
Vetweefsel |
|||||
1 500 μg/kg |
Lever |
|||||
300 μg/kg |
Nier |
|||||
20 μg/kg |
Melk |
|||||
Schapen, geiten |
50 μg/kg |
Spier |
De MRL’s die voor deze diersoorten zijn vastgesteld, zijn voorlopige MRL’s. Zij vervallen op 1 juli 2014. |
|||
250 μg/kg |
Vetweefsel |
|||||
1 500 μg/kg |
Lever |
|||||
300 μg/kg |
Nier |
|||||
20 μg/kg |
Melk |
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/17 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 117/2013 VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
45,0 |
PS |
160,8 |
|
TN |
79,3 |
|
TR |
114,5 |
|
ZZ |
99,9 |
|
0707 00 05 |
EG |
200,0 |
TR |
166,7 |
|
ZZ |
183,4 |
|
0709 91 00 |
EG |
238,2 |
ZZ |
238,2 |
|
0709 93 10 |
MA |
42,1 |
TR |
131,4 |
|
ZZ |
86,8 |
|
0805 10 20 |
EG |
51,6 |
IL |
64,5 |
|
MA |
54,7 |
|
TN |
49,1 |
|
TR |
61,0 |
|
ZZ |
56,2 |
|
0805 20 10 |
IL |
130,2 |
MA |
93,2 |
|
ZZ |
111,7 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
94,4 |
KR |
134,2 |
|
MA |
120,8 |
|
TR |
80,5 |
|
ZZ |
107,5 |
|
0805 50 10 |
EG |
83,9 |
TR |
70,5 |
|
ZZ |
77,2 |
|
0808 10 80 |
CN |
99,8 |
MK |
26,7 |
|
US |
148,6 |
|
ZZ |
91,7 |
|
0808 30 90 |
CN |
51,3 |
TR |
158,2 |
|
US |
140,7 |
|
ZA |
100,4 |
|
ZZ |
112,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/19 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 118/2013 VAN DE COMMISSIE
van 8 februari 2013
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 4 tot 5 februari 2013 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand februari 2013
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 (3) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (4), is een tariefcontingent, tegen nulrecht, geopend voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Europese Unie vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid. |
(2) |
In artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (5) is voorzien in maandelijkse maximumhoeveelheden waarvoor invoercertificaten mogen worden afgegeven. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn bij de bevoegde autoriteiten invoercertificaataanvragen ingediend voor een hoeveelheid die het in artikel 2, lid 2, van die verordening voor de maand februari vastgestelde maximum overschrijdt. |
(4) |
De Commissie moet derhalve een toewijzingscoëfficiënt vaststellen voor de afgifte van de invoercertificaten naar rato van de beschikbare hoeveelheid. |
(5) |
Aangezien de voor de maand februari vastgestelde maximumhoeveelheid is bereikt, mogen voor de betrokken maand geen invoercertificaten meer worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op 4 en 5 februari 2013 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, wordt een toewijzingscoëfficiënt van 10,639726 % toegepast.
De afgifte van invoercertificaten voor hoeveelheden die zijn gevraagd met ingang van 11 februari 2013 wordt geschorst voor de maand februari 2013.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 9 februari 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 februari 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 97 van 30.3.1998, blz. 57.
(4) PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.
(5) PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.
Rectificaties
9.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 38/20 |
Rectificatie van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie
( Publicatieblad van de Europese Unie L 265 van 29 september 2012 )
Bladzijde 11, artikel 9, lid 2:
in plaats van:
„en de Grote kamer”,
te lezen:
„en die van de Grote kamer”.
Bladzijde 19, artikel 55, lid 3:
in plaats van:
„De in dit lid bedoelde”,
te lezen:
„De in de voorgaande leden bedoelde”.
Bladzijde 23, artikel 89, lid 1, sub e:
in plaats van:
„de naam van president”,
te lezen:
„de naam van de president”.
Bladzijde 24, artikel 94, sub b:
in plaats van:
„de strekking van de nationale bepalingen”,
te lezen:
„de inhoud van de nationale bepalingen”.
Bladzijde 25, artikel 98, lid 1:
in plaats van:
„dat als grondslag”,
te lezen:
„die als grondslag”.
Bladzijde 25, artikel 104, lid 1:
in plaats van:
„Artikel 58 van dit Reglement”,
te lezen:
„Artikel 158 van dit Reglement”.
Bladzijde 26, artikel 109, lid 2:
in plaats van:
„de in de voorgaande alinea bedoelde”,
te lezen:
„de in het voorgaande lid bedoelde”.
Bladzijde 28, artikel 121, lid 3:
in plaats van:
„bezorging van de aangetekende zending”,
te lezen:
„afgifte van de aangetekende zending”.
Bladzijde 30, artikel 131, lid 4:
in plaats van:
„vertrouwelijk stukken”,
te lezen:
„vertrouwelijke stukken”.
Bladzijde 31, artikel 138, lid 3:
in plaats van:
„Het Hof kan beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld.”,
te lezen:
„Indien partijen onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld, draagt elke partij haar eigen kosten.”.
Bladzijde 31, artikel 140, leden 1 en 2:
in plaats van:
„in het geding zijn geïntervenieerd”,
te lezen:
„in het geding hebben geïntervenieerd”.
Bladzijde 31, artikel 140, lid 3:
in plaats van:
„in de voorgaande alinea’s”,
te lezen:
„in de voorgaande leden”.
Bladzijde 33, artikel 153, leden 1 en 2:
in plaats van:
„die over de zaak uitspraak heeft gedaan”,
te lezen:
„die in de zaak uitspraak heeft gedaan”.
Bladzijde 36, artikel 168, lid 4:
in plaats van:
„het niet in acht nemen van deze formaliteit”,
te lezen:
„het niet in acht nemen van dit vormvoorschrift”.
Bladzijde 37, artikel 182:
in plaats van:
„kennelijk ongegrond”,
te lezen:
„kennelijk gegrond”.
Bladzijde 38, artikel 184, leden 3 en 4:
in plaats van:
„is geïntervenieerd”,
te lezen:
„heeft geïntervenieerd”.
Bladzijde 40, artikel 201, lid 1, onder f):
in plaats van:
„de aangevoerde middelen en conclusies”,
te lezen:
„de aangevoerde middelen en argumenten”.