ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.357.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 357

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
28 december 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2012 van de Raad van 21 december 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Rusland, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1270/2012 van de Commissie van 21 december 2012 tot afwijking van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de uiterste datum voor de herziening van het besluit inzake specifieke steun voor 2012 in Portugal, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wat betreft de uiterste datum voor de kennisgeving van een dergelijke herziening en wat betreft de voorwaarden voor specifieke landbouwactiviteiten die meerwaarde voor het landbouwmilieu opleveren, en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wat betreft de in de steunaanvraag vermelde informatie

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1271/2012 van de Commissie van 21 december 2012 tot afwijking van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wat betreft de mogelijkheden om voor 2012 steunaanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in te dienen en om in 2012 aanvragen in te dienen tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan uit de nationale reserve en wat betreft de inhoud van de verzamelaanvraag, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wat betreft de aangifte van toeslagrechten in 2012 en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voordat betalingen worden verricht en wat betreft de datum waarop de percelen ter beschikking van de landbouwers moeten staan

10

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/835/GBVB van de Raad van 21 december 2012 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

13

 

 

2012/836/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 25 juli 2012 betreffende steunmaatregel SA.34440 (12/C) door het Groothertogdom Luxemburg ten uitvoer gelegd met betrekking tot de verkoop van Dexia BIL (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 5264)  ( 1 )

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

28.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 357/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1269/2012 VAN DE RAAD

van 21 december 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Rusland, naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 3, 5 en 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie (de „Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 954/2006 (2) heeft de Raad na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië, Roemenië, Rusland en Oekraïne. De maatregelen bestonden uit een ad-valoremantidumpingrecht van 24,1 % voor bij name genoemde producenten-exporteurs in Rusland en een residueel recht van 35,8 % voor alle andere ondernemingen in Rusland. Het definitieve antidumpingrecht dat werd ingesteld voor de groep waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft, namelijk OAO TMK („de TMK-groep” of „de indiener van het verzoek”), waarvan OAO Volzhsky Pipe Plant, OAO Taganrog Metallurgical Works, OAO Sinarsky Pipe Plant en OAO Seversky Tube Works deel uitmaken, bedroeg 35,8 % (d.i. het residuele recht).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 812/2008 (3) heeft de Raad na de opening van een tussentijds nieuw onderzoek waarom de TMK-groep op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening had verzocht („het nieuwe onderzoek”) het definitieve antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, voor de TMK-groep verlaagd tot 27,2 %.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 (4) heeft de Raad naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen („het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen”) de maatregelen gehandhaafd die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 954/2006 op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne.

(4)

De geldende maatregelen zijn bijgevolg de maatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012. Voor de TMK-groep, waarvan OAO Volzhsky Pipe Plant, OAO Taganrog Metallurgical Works, OAO Sinarsky Pipe Plant en OAO Seversky Tube Works deel uitmaken, geldt een antidumpingrecht van 27,2 %.

1.2.   Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(5)

Op 14 oktober 2011 heeft de Commissie met een bericht („het bericht van opening”) (5) in het Publicatieblad van de Europese Unie de opening aangekondigd van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of staal, van oorsprong uit Rusland.

(6)

Het nieuwe onderzoek, dat alleen een onderzoek naar dumping betreft, werd geopend naar aanleiding van een onderbouwd verzoek van de TMK-groep. Uit het door de indiener van het verzoek verstrekte voorlopige bewijsmateriaal blijkt dat handhaving van de maatregelen op het huidige niveau niet langer noodzakelijk is om de gevolgen van schade veroorzakende dumping te neutraliseren.

1.3.   Betrokken partijen

(7)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de autoriteiten van het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Unie van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(8)

Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig achtte, heeft de Commissie een vragenlijst toegezonden aan de indiener van het verzoek, die de vragenlijst binnen de vastgestelde termijn heeft beantwoord.

(9)

De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor de bepaling van de dumpingmarge nodig achtte. Er vonden controlebezoeken plaats bij de indiener van het verzoek en bij zijn verbonden handelsmaatschappijen ZAO TMK Trade House (Moskou), TMK Warehouse Complex LLC (Lytkaryno), TMK Europe GmbH (Keulen), TMK Italia s.r.l. (Lecco) en TMK Global SA (Genève).

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(10)

Het onderzoek naar de hoogte van de dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(11)

Het betrokken product is hetzelfde als het betrokken product dat is gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 waarbij de geldende maatregelen zijn ingesteld, namelijk naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalent (carbon equivalent value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en chemische analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (IIW) (6), van oorsprong uit Rusland („het betrokken product” of „NBP”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 22 00, ex 7304 23 00, ex 7304 24 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 80, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 89, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93.

2.2.   Soortgelijk product

(12)

Zoals werd vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek en in het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, en zoals werd bevestigd in dit onderzoek, hebben het product dat in Rusland wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, het product dat op de binnenlandse markt van Rusland wordt geproduceerd en verkocht, en het product dat in de Unie door de producenten in de Unie wordt geproduceerd en verkocht dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en worden zij voor dezelfde doeleinden gebruikt. Deze producten worden als gelijk beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Invoer met dumping in het TNO

3.1.1.   Normale waarde

(13)

De verkoop op de binnenlandse markt verliep via de verbonden ondernemingen, ZAO TMK Trade House en TMK Warehouse, die NBP aan onafhankelijke afnemers in Rusland verkochten.

(14)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product van elk van de producenten-exporteurs aan onafhankelijke afnemers representatief was in vergelijking met het totale volume van zijn uitvoer naar de Unie, met andere woorden of het totale volume van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van het totale volume van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Uit het onderzoek is gebleken dat de binnenlandse verkoop voor alle producenten-exporteurs representatief was.

(15)

Voorts werd onderzocht of elke productsoort van het soortgelijke product die de producenten-exporteurs op de binnenlandse markt verkochten voldoende representatief was voor de toepassing van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd voldoende representatief geacht wanneer de indiener van het verzoek in het TNO van die productsoort op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een totale hoeveelheid had verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die hij naar de Unie had uitgevoerd.

(16)

Vervolgens werd ook onderzocht of de representatieve binnenlandse verkoop van elke productsoort had plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties volgens artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke uitgevoerde soort van het betrokken product het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers in het TNO vastgesteld.

(17)

Voor de productsoorten waarbij meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van de productsoort werd verkocht tegen prijzen die hoger lagen dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde, naar productsoort, berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkoop van de soort in kwestie, ongeacht of die verkoop al dan niet winstgevend was.

(18)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het TNO.

(19)

De normale waarde van de niet-representatieve soorten (d.w.z. de soorten waarvan de binnenlandse verkoop minder dan 5 % van de uitvoer naar de Unie vertegenwoordigde of die helemaal niet op de binnenlandse markt werden verkocht) werd berekend op basis van de productiekosten per productsoort, vermeerderd met een bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten en voor de winst. Voor de soorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, werd gebruikgemaakt van de winst van de transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt per productsoort voor de betrokken productsoorten. Wanneer er geen binnenlandse verkoop was, werd een gemiddelde winst gebruikt.

(20)

Voor de productiekosten, en in het bijzonder de gaskosten, werd onderzocht of de door de producenten-exporteurs betaalde gasprijzen een redelijk beeld gaven van de aan de gasproductie en -distributie verbonden kosten.

(21)

De door de producenten-exporteurs betaalde binnenlandse gasprijs bedroeg ongeveer een derde van de uitvoerprijs van aardgas uit Rusland. Alle beschikbare gegevens duiden erop dat de binnenlandse gasprijzen in Rusland gereguleerd worden en ver onder de marktprijzen liggen die op niet-gereguleerde markten voor aardgas worden betaald. Omdat de administratie van de producenten-exporteurs geen redelijk beeld van de gaskosten gaf, moesten deze kosten dan ook overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden gecorrigeerd. Gezien het ontbreken van voldoende representatieve, niet-vertekende gegevens over de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt, werd de correctie overeenkomstig artikel 2, lid 5, gebaseerd op informatie van andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens (Waidhaus), gecorrigeerd voor lokale distributiekosten. Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de EU, die de grootste afnemer van Russisch gas is en waar de prijzen een redelijk beeld van de kosten geven; daarom kan deze markt als representatief in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd.

(22)

Na de mededeling van feiten en overwegingen heeft de TMK-groep geargumenteerd dat de aanpassing van de gasprijs in strijd was met artikel 2, lid 5, van de basisverordening en artikel 2.2.1.1 van de WTO-antidumpingovereenkomst. Zoals vermeld in overweging 21 werd vastgesteld dat de door de TMK-groep betaalde binnenlandse gasprijs ongeveer een derde bedroeg van de uitvoerprijs van aardgas uit Rusland. Omdat de administratie van de producenten-exporteurs geen redelijk beeld van de gaskosten gaf, moesten deze kosten dan ook overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden gecorrigeerd. Het argument van de TMK-groep werd ongegrond bevonden en werd bij gebrek aan bewijzen verworpen.

3.1.2.   Uitvoerprijs

(23)

Opgemerkt zij dat de TMK-groep bepaalde uitgevoerde hoeveelheden van het betrokken product niet had gemeld, in de overtuiging dat het onderzoek geen betrekking had op deze NBP. Exemplaren in de vorm van dwarsdoorsneden van het product dat buiten de productbeschrijving zou vallen, vóór en na verdere verwerking, werden aan de diensten van de Commissie getoond tijdens de controles ter plaatse. Dit kan evenwel niet als doorslaggevend bewijsmateriaal worden beschouwd.

(24)

Na onderzoek is geconcludeerd dat deze NBP onder de productbeschrijving vallen. Met de desbetreffende uitvoer werd bijgevolg rekening gehouden voor de berekening van de dumping.

(25)

Tijdens een door de raadadviseur-auditeur voorgezeten hoorzitting op 9 november 2012 heeft de TMK-groep verklaard vooral iets te willen doen aan de classificatie waarvan melding werd gemaakt in het informatiedocument en die volgens de groep een verhoging van haar dumpingmarge met ongeveer 13-14 % tot gevolg had. De TMK-groep toonde zich enigszins verbaasd over het feit dat deze producten werden beschouwd als producten waarop het onderzoek van toepassing is en herhaalde dat deze uitgevoerde hoeveelheden niet werden aangegeven omdat deze producten niet-afgewerkte buizen waren, en volgens hen dus niet onder de productomschrijving vielen. De groep wees er voorts op dat de diensten van de Commissie deze aangelegenheid tijdens het controlebezoek in feite zeer kort hadden behandeld. In dit verband zij erop gewezen dat de TMK-groep op 31 augustus 2012 zelf heeft opgemerkt dat de vraag of het onderzoek al dan niet moet worden uitgebreid tot niet-afgewerkte buizen ingedeeld onder GN-code 7304 59 10 tijdens het onderzoek uitvoerig is behandeld. In feite hadden zowel de European Steel Tube Association („ESTA”) als de TMK-groep meermaals de gelegenheid om hierover opmerkingen te maken. Voorts zij opgemerkt dat de diensten van de Commissie de verbonden importeurs van TMK hebben verzocht de bijlage bij de vragenlijst in te vullen en dat zij de ontvangen informatie tijdens een controlebezoek hebben geverifieerd teneinde alle relevante informatie te verzamelen. De bewering dat de diensten van de Commissie deze aangelegenheid tijdens het onderzoek zeer kort hebben behandeld en dat werd geoordeeld dat deze producten onder de productomschrijving vielen, was incorrect en werd bijgevolg verworpen.

(26)

De TMK-groep voerde voorts aan dat het illegaal en ongerechtvaardigd was deze uitvoerhoeveelheden in aanmerking te nemen, aangezien de diensten van de Commissie niet hebben kunnen aantonen dat de buizen niet „onbewerkt” waren, en dat de conclusies dat deze „niet-afgewerkte buizen”„halfafgewerkte” (of gedeeltelijk bewerkte) producten waren, onvoldoende onderbouwd waren.

(27)

In de eerste plaats wordt eraan herinnerd dat het bij de producten die zijn ingedeeld onder de GN-codes 7304 39 10 en 7304 59 10 gaat om „buizen, pijpen en holle profielen, naadloos, van ijzer of van staal”, „onbewerkt, recht en op alle plaatsen van gelijke wanddikte, uitsluitend bestemd om te worden verwerkt tot buizen en pijpen van ander profiel of van andere wanddikte”. De toelichting op de onderverdelingen 7304 39 10 en 7304 59 10 luidt: „Hieronder vallen naadloze stalen buizen, die voornamelijk worden verkregen door doorboren en warm walsen of door doorboren en warm trekken; ze worden gewoonlijk aangeduid als niet-afgewerkte buizen. Ze zijn bestemd om te worden verwerkt tot buizen van ander profiel of van andere wanddikte met geringere toleranties dan het uitgangsmateriaal. Ze worden aangeboden met afgezaagde en afgebraamde uiteinden zonder verdere afwerking. Het oppervlak aan de buiten- en binnenkant is ruw en niet van de walshuid ontdaan en derhalve niet glanzend. Ze zijn ook niet geolied, verzinkt of gevernist.”. Na de argumenten van de TMK-groep en van ESTA te hebben overwogen, wordt geoordeeld dat deze pijpen, gezien de diverse documenten die tijdens de controlebezoeken zijn verzameld (kooporders en specificaties van afnemers, contracten tussen ondernemingen, facturen van verbonden importeurs, beschrijving van norm ISO 9809-1), inderdaad „halfafgewerkt” zijn in de zin dat zij beantwoorden aan bepaalde vereisten en specificaties zoals warmgewalste buizen van roestvrij staal van topkwaliteit voor cilinders, in staalsoort 34CrMo4 waarvoor UNI EN 10083-1 en DIN 1629 gelden, „gegloeid voor korrelvergroting” en „met vlakgemaakte uiteinden”, met de in de kooporder gespecificeerde afmetingen. Voorts wijzen ook andere vereisten in de kooporders en specificaties van de afnemers, zoals „ultrasoononderzoek op fouten, dikte, onrondheid en rechtheid” op verdere verwerking van die pijpen, wat niet het geval is voor zogenoemde niet-afgewerkte buizen.

(28)

De TMK-groep argumenteerde voorts dat de kenmerken „gegloeid voor korrelvergroting” en „met vlakgemaakte uiteinden” niet behoren tot de criteria die zijn opgenomen in de tekst van de desbetreffende GN-codes of de toelichting om te bepalen of een buis „onbewerkt” is. In dit verband zij opgemerkt dat de tekst van de post en van de desbetreffende toelichting niet altijd een exhaustieve lijst van alle kenmerken van de producten in kwestie bevat. Voor producten als die waar het hier om gaat, die kenmerken van verschillende soorten goederen vertonen, hangt de indeling af van de belangrijkste kenmerken van de ingevoerde goederen. Deze kenmerken behoren weliswaar niet tot de criteria die zijn opgenomen in de tekst van de desbetreffende GN-codes en toelichting, maar het blijven belangrijke elementen om te beoordelen of productsoorten kunnen worden beschouwd als „onbewerkt” en bijgevolg als ingedeeld onder de GN-codes 7304 39 10 en 7304 59 10.

(29)

De TMK-groep voerde ook aan dat deze buizen niet gegloeid waren daar zij geen warmtebehandeling hadden ondergaan zoals aangegeven in de certificaten van het walswerk. In dit verband zij opgemerkt dat de aankoopspecificaties van de afnemer andersluidende informatie bevatten aangezien daarin melding wordt gemaakt van de warmtebehandeling van het product. Naar deze aankoopspecificaties wordt verwezen in andere documenten zoals de door de TMK-groep afgegeven fabrikantenverklaring en de specificatie bij de door de TMK-groep en haar niet-verbonden afnemer gesloten contracten.

(30)

Voorts werd opgemerkt dat deze producten in de hierboven vermelde contracten tussen ondernemingen die de TMK-groep tijdens het controlebezoek heeft verstrekt, oorspronkelijk onder een andere GN-code (waarvoor maatregelen golden) waren ingedeeld; zij werden later (onder meer tijdens het OT) ingedeeld onder een andere GN-code waarvoor geen maatregelen golden, hoewel de kooporder van de afnemer en de productspecificaties volgens de beschikbare informatie niet werden gewijzigd. De TMK-groep argumenteerde dat deze verandering van GN-code irrelevant was: volgens de geldende douaneclassificatieregels zijn het namelijk de objectieve kenmerken van de goederen op het ogenblik waarop zij in de EU worden ingevoerd die tellen. De objectieve kenmerken van de goederen op het ogenblik waarop zij in de EU worden ingevoerd, zijn inderdaad een belangrijk element, maar de TMK-groep ontkent niet de productsoorten te hebben ingedeeld onder een code waarvoor maatregelen golden, en vervolgens deze indeling te hebben veranderd zonder enige wijziging van de productspecificaties. Dit wordt geacht een van de elementen te zijn die leiden tot de conclusie dat het onderzoek van toepassing is op de betrokken productsoorten.

(31)

Er werd ook opgemerkt dat de specificaties van de niet-verbonden afnemer in zijn kooporder duidelijk verwezen naar „halfafgewerkte” producten, en niet naar niet-afgewerkte buizen. Tegen dit laatste punt voerde TMK aan dat het voor de douaneclassificatie volstrekt irrelevant is hoe het product door een koper wordt beschreven. In reactie hierop moet erop worden gewezen dat de beschrijving van het product door de koper enige waarde heeft in de zin dat de koper zich op het ogenblik waarop hij zijn order plaatst vanzelfsprekend bewust is van de producteisen. Dat de beschrijving door de koper „volstrekt irrelevant” zou zijn, valt bijgevolg te betwijfelen.

(32)

Bij wijze van conclusie kan worden gesteld dat de halfafgewerkte naadloze stalen pijpen die met een warmtebehandeling worden geproduceerd en worden aangekocht met het oog op de productie van dergelijke cilinders, aan zeer gedetailleerde technische en kwaliteitseisen en eisen wat de afmetingen betreft, moeten voldoen. Deze kenmerken stemmen duidelijk niet overeen met het begrip „onbewerkt”, zoals vermeld in de toelichting bij de GN-codes 7304 39 10 en 7304 59 10. Bijgevolg moesten de opmerkingen van de TMK-groep inzake de volgens de groep verkeerde interpretatie van de term „onbewerkt” worden afgewezen.

(33)

In tegenstelling tot verschillende eerdere verklaringen argumenteerde de TMK-groep ook dat deze producten die aan een niet-verbonden afnemer werden verkocht niet uitsluitend voor dezelfde toepassing (de productie van cilinders) bestemd waren, maar ook tot zogenoemde „precisiebuizen” konden worden verwerkt. De groep verklaarde dat de niet-verbonden afnemer de niet-afgewerkte buizen eerst tot koudgewalste buizen (of precisiebuizen) verwerkt, die op hun beurt tot gasflessen worden verwerkt. Er zij op gewezen dat dit element niet alleen in strijd is met wat de TMK-groep eerder had opgemerkt en met wat werd aangetroffen in de documenten die tijdens de controlebezoeken werden verzameld. Onverminderd het bovenstaande zij erop gewezen dat dit een nieuw argument was, dat laattijdig werd aangevoerd en niet met bewijzen was onderbouwd. De groep legde voorts bewijsmateriaal over om aan te tonen dat de niet-verbonden afnemer ook precisiebuizen verkocht. Enerzijds werd dit bewijsmateriaal zeer laat in het onderzoek ingediend, en anderzijds betrof het bewijsmateriaal een periode lang na het eind van het TNO en hadden de documenten betrekking op de mogelijke verkoop van alle soorten (of profielen) koudgewalste producten (buizen). Deze argumenten werden bijgevolg afgewezen.

(34)

Het grootste deel van de uitvoer van het betrokken product door de producenten-exporteurs naar de Unie ging naar onafhankelijke afnemers in de Unie via twee verbonden handelsmaatschappijen, namelijk het in Duitsland gevestigde TMK Europe GmbH en het in Italië gevestigde TMK Italia s.r.l. De uitvoerprijs voor de hierboven vermelde uitvoer werd vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, d.w.z. door gebruik te maken van de bij wederverkoop aan de verbonden onderneming door de eerste onafhankelijke koper in de Unie in het TNO werkelijk betaalde of te betalen prijzen, gecorrigeerd voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop en voor de winst.

(35)

Beperkte hoeveelheden werden rechtstreeks uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Unie. De uitvoerprijs voor die hoeveelheden werd vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

3.1.3.   Vergelijking

(36)

De normale waarde en de uitvoerprijs van de producenten-exporteurs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op deze basis werden correcties uitgevoerd voor verpakkings-, vervoers- en kredietkosten en antidumpingrechten.

(37)

De TMK-groep heeft gevraagd dat rekening zou worden gehouden met bepaalde eigenschappen zoals de kwaliteit van het staal, het soort draad en de coating van de NBP met het oog op een eerlijke vergelijking tussen NBP voor de binnenlandse markt en voor uitvoer.

(38)

Het Defence Committee of the Seamless Steel Tube Industry of the European Union („ESTA”) argumenteerde dat elk verzoek om de productomschrijving of de methodologie van het oorspronkelijke onderzoek of het daarop volgende nieuwe onderzoek te wijzigen, indruist tegen artikel 11, lid 9, van de basisverordening en buiten beschouwing moet worden gelaten.

(39)

In dit opzicht heeft het onderzoek uitgewezen dat het verzoek van de TMK-groep geen invloed had op de productomschrijving, maar het daarentegen mogelijk maakte om extra eigenschappen vast te stellen die een eerlijke vergelijking van NBP met dezelfde kenmerken garandeert. Voorts werd geconstateerd dat deze extra eigenschappen invloed hadden op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(40)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het verzoek gerechtvaardigd was. Er wordt bijgevolg rekening gehouden met de hierboven vermelde eigenschappen.

(41)

De TMK-groep argumenteerde dat de rechten betaald op DDP-transacties (franco inclusief rechten (delivered duty paid)) overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening niet in mindering mogen worden gebracht voor het door berekening vaststellen van de uitvoerprijs. TMK voert aan dat het recht, in vergelijking met de laatste volledige periode van twaalf maanden vóór de instelling van antidumpingrechten op zijn uitvoer van NBP naar de EU (1 juli 2005 – 30 juni 2006 of „de referentieperiode”), behoorlijk tot uitdrukking werd gebracht in de prijzen die tijdens het TNO werden aangerekend, alsook in de latere verkoopprijzen in de Unie.

(42)

In dit verband werd geconstateerd dat de DDP-prijzen die werden aangerekend aan de eerste niet-verbonden afnemers de kosten niet dekten, en bijgevolg zeker niet de antidumpingrechten; deze transacties waren met andere woorden over de gehele linie verliesgevend. Voorts zij opgemerkt dat, ook al stegen de prijzen voor vergelijkbare producten sinds de referentieperiode met ongeveer 30 %, de prijs van de grondstoffen, die gemiddeld meer dan 50 % van de productiekosten vertegenwoordigen, tijdens dezelfde periode met meer dan 70 % steeg. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat geen doorslaggevend bewijsmateriaal werd verstrekt waaruit blijkt dat het recht behoorlijk in de aangerekende prijzen tot uitdrukking wordt gebracht.

(43)

Tevens zij opgemerkt dat, aangenomen dat het recht in de latere verkoopprijzen tot uiting wordt gebracht (quod non), zowel de wederverkoopprijzen als de latere verkoopprijzen overeenkomstig artikel 11, lid 10, van de basisverordening het recht tot uitdrukking moeten brengen.

(44)

Na de mededeling van feiten en overwegingen bleef de TMK-groep er bezwaar tegen maken dat de rechten van de uitvoerprijzen werden afgetrokken en bleef zij argumenteren dat de doorgevoerde correctie van de gaskosten tot verliezen leidde, die volgens haar ongetwijfeld lager waren, maar zij verstrekte daarvoor geen nieuw bewijsmateriaal. De TMK-groep bleef bij haar standpunt dat het feit dat de uitvoerprijzen af fabriek hoger moeten liggen dan de productiekosten vanuit wettelijk oogpunt onjuist was en herhaalde dat het te onderzoeken criterium er alleen in bestond of de betaalde antidumpingrechten behoorlijk tot uitdrukking werden gebracht in de verkoopprijs die werd aangerekend door haar niet-verbonden afnemers die de producten franco inclusief rechten hadden aangekocht. Aangezien de prijzen franco inclusief rechten die aan de eerste niet-verbonden afnemers werden aangerekend de kosten zelfs zonder de correctie van de gasprijzen niet dekten, en dus zeker ook niet de antiedumpingrechten dekten, en aangezien de prijs van de grondstoffen, die gemiddeld meer dan 50 % van de productiekosten vertegenwoordigen, zoals vermeld in overweging 42 tijdens dezelfde periode met meer dan 70 % zijn gestegen, wordt geoordeeld dat de TMK-groep geen afdoend bewijsmateriaal heeft overgelegd waaruit blijkt dat het recht behoorlijk tot uitdrukking werd gebracht in de aangerekende prijzen of in de latere verkoopprijzen.

(45)

Op grond hiervan moest dit argument worden afgewezen.

3.1.4.   Dumpingmarge

(46)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd voor elk van de producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs per productsoort, af fabriek. Voor de TMK-groep is een gemeenschappelijke dumpingmarge vastgesteld door één enkele gewogen gemiddelde dumpingmarge te berekenen voor de producenten-exporteurs die deel uitmaken van de TMK-groep.

(47)

Op grond hiervan bedroeg de dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, 29,6 %. Na de mededeling van feiten en overwegingen wees de TMK-groep op een aantal administratieve fouten in de berekening van de dumping voor twee van zijn productie-entiteiten. Deze administratieve fouten werden gecorrigeerd en de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor de TMK-groep werd vastgesteld op 28,7 % in de plaats van op 29,6 %.

(48)

Er zij op gewezen dat deze dumpingmarge, in tegenspraak met het voorlopige bewijsmateriaal dat in het verzoek om een nieuw onderzoek werd verstrekt, hoger is dan het voor de TMK-groep geldende invoerrecht. Deze hogere dumpingmarge is aan een aantal factoren toe te schrijven: in de eerste plaats betrof het bewijsmateriaal dat in het verzoek om een nieuw onderzoek werd verstrekt uitsluitend bepaalde transacties van één van de drie producenten-exporteurs. Sommige van die transacties bleken niet het betrokken product te betreffen. In de tweede plaats heeft de groep, zoals vermeld in overweging 23, sommige uitvoertransacties tijdens het onderzoek niet gemeld. Tot slot werd het argument van de groep dat het recht als een kost moest worden beschouwd (zie de overwegingen 41 tot en met 45) verworpen. De combinatie van deze elementen, samen met andere elementen die in de loop van het onderzoek werden gecontroleerd, resulteerden in een hogere dumpingmarge.

4.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(49)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd onderzocht of de gewijzigde omstandigheden met betrekking tot dumping redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(50)

In zijn verzoek om een nieuw onderzoek heeft de TMK-groep erop gewezen dat er gewijzigde omstandigheden van blijvende aard waren, aangezien de groep haar interne structuur ingrijpend had veranderd en haar productie-installaties aanmerkelijk had verbeterd, wat rechtstreekse gevolgen had voor haar kostenstructuur.

(51)

Uit het onderzoek is gebleken dat de TMK-groep inderdaad aanzienlijke investeringen had gedaan die hebben geleid tot een beter rendement en meer capaciteit. Gezien de stijging van de grondstoffenprijzen en de ontwikkeling van de productmix in de richting van producten met een hogere toegevoegde waarde, kon evenwel geen daling van de productiekosten worden vastgesteld. Er werd geconstateerd dat de verbeteringen waarnaar in overweging 50 wordt verwezen, van structurele aard zijn en dat het niet waarschijnlijk is dat deze in de nabije toekomst zullen veranderen.

(52)

Er werd ook gekeken naar de ontwikkeling van de uitvoerprijzen naar niet-EU-landen in het TNO en naar de EU na het TNO. Vastgesteld werd dat voor de uitvoer naar niet-EU-landen van identieke producten vergelijkbare prijsniveaus golden als voor de uitvoer naar de EU tijdens dezelfde periode. Wat de periode na het TNO betreft, werd vastgesteld dat de uitvoerprijzen iets hoger waren dan tijdens het TNO, wat overeenstemt met de internationale prijsontwikkeling. Niets wees er dus op dat de uitvoerprijzen in de nabije toekomst aanzienlijk zouden schommelen.

5.   WIJZIGING VAN DE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(53)

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt het passend geacht het antidumpingrecht op het betrokken product voor de TMK-groep te wijzigen en op 28,7 % vast te stellen. Het gewijzigde antidumpingrecht moet worden vastgesteld op het niveau van de geconstateerde dumpingmarge, aangezien dat lager is dan de tijdens het oorspronkelijk onderzoek vastgestelde schademarge.

(54)

De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De regel betreffende OAO Volzhsky Pipe Plant,

OAO Taganrog Metallurgical Works, OAO Sinarsky Pipe Plant en OAO Seversky Tube Works in de tabel van artikel 1, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 wordt vervangen door:

„OAO Volzhsky Pipe Plant, OAO Taganrog Metallurgical Works,

OAO Sinarsky Pipe Plant en OAO Seversky Tube Works

28,7 %

A859”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4.

(3)  PB L 220 van 15.8.2008, blz. 1.

(4)  PB L 174 van 4.7.2012, blz. 5.

(5)  PB C 303 van 14.10.2011, blz. 11.

(6)  Het CEV wordt bepaald volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-555-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding — IIW).


28.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 357/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1270/2012 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2012

tot afwijking van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de uiterste datum voor de herziening van het besluit inzake specifieke steun voor 2012 in Portugal, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wat betreft de uiterste datum voor de kennisgeving van een dergelijke herziening en wat betreft de voorwaarden voor specifieke landbouwactiviteiten die meerwaarde voor het landbouwmilieu opleveren, en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wat betreft de in de steunaanvraag vermelde informatie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006 en (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name artikel 142, onder c), l) en r),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Portugal heeft de Commissie laten weten dat de situatie van de landbouwers in de Portugese melkveesector in 2012 is verslechterd. Deze verslechtering is te wijten zowel aan de voortdurende stijging van de voederprijzen ten gevolge van de effecten van ongunstige weersomstandigheden waaronder een aantal van de belangrijkste graanleveranciers in de Unie en op wereldvlak te lijden hebben, als aan de daling van de prijzen ten gevolge van de afname van de binnenlandse vraag in de context van de economische crisis die Portugal meemaakt. De toename van de voederprijzen, die een groot deel van de productiekosten uitmaken, heeft rechtstreekse gevolgen voor de Portugese melkveesector, met name doordat die prijzen de marges uithollen en de bedrijven eind 2012 in financiële moeilijkheden brengen. Dit heeft op zijn beurt in de melkveesector een noodsituatie doen ontstaan, die leidt tot ernstige praktische en specifieke problemen voor de houders van melkkoeien, welke niet konden worden voorzien op het ogenblik dat de besluiten voor het jaar 2012 inzake steun op grond van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad nog overeenkomstig artikel 68, lid 8, van die verordening konden worden herzien.

(2)

Portugal wenst het niveau van de steun die wordt geboden in het kader van de momenteel op grond van artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 toegepaste specifieke steunmaatregel voor de melkveesector, te verhogen om de betrokken landbouwers te helpen op korte termijn deze situatie het hoofd te bieden. Bijgevolg heeft Portugal verzocht te worden gemachtigd om zijn besluit inzake de toepassing van specifieke steun voor 2012 te herzien opdat het steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), van Verordening (EG) nr. 73/2009 kan instellen ter vervanging van de steun die momenteel op grond van artikel 68, lid 1, onder a), i), van die verordening wordt verleend. Portugal is voornemens de middelen die hieruit zullen voortvloeien, te gebruiken om de steun aan de melkveehouders te verhogen in het kader van de maatregel die op grond van artikel 68, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt toegepast.

(3)

Bijgevolg is het, aangezien het niet meer mogelijk is het besluit inzake de tenuitvoerlegging van specifieke steun voor 2012 op grond van artikel 68, lid 8, van Verordening (EG) nr. 73/2009 te herzien, dienstig van die bepaling af te wijken om Portugal in staat te staan de voor dat jaar toegepaste regeling te wijzigen.

(4)

Om dezelfde redenen is het dienstig af te wijken van de uiterste datum die in artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (2) is vastgesteld voor de kennisgeving van een dergelijke herziening aan de Commissie.

(5)

Op grond van artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1120/2009 is artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (3) van overeenkomstige toepassing op steun krachtens artikel 68, lid 1, onder a), v), van Verordening (EG) nr. 73/2009. In artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1974/2006, juncto bijlage IV bij die verordening, zijn de drempels vastgesteld waaronder wordt aangenomen dat lokale, in het gebied inheemse rassen voor de veehouderij verloren dreigen te gaan.

(6)

Volgens Portugal nemen de populaties van de runderrassen „Alentejana” en „Mertolenga”, van de schapenrassen „Serra de Estrela” en „Churros” en van het geitenras „Serrana” af door de toenemende tendens de lokale rassen te kruisen of te vervangen door exotische rassen, waardoor de lokale rassen voor de veehouderij verloren dreigen te gaan. Die lokale rassen maken evenwel, gezien hun grote capaciteit om zich aan het milieu aan te passen zonder een buitensporige druk op de natuurlijke hulpbronnen uit te oefenen, deel uit van landbouw- en graslandsystemen met een hoge natuurwaarde. Om op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), van Verordening (EG) nr. 73/2009 steun te kunnen toekennen voor de instandhouding van de populatie van deze dieren op een niveau dat geschikt is voor het behoud van het genetische erfgoed dat zij vertegenwoordigen, en tegelijk het gewettigd vertrouwen te beschermen van de landbouwers die voor het jaar 2012 een aanvraag voor steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), i), hebben ingediend, moet worden afgeweken van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wat betreft de drempels waaronder wordt aangenomen dat lokale, in het gebied inheemse rassen voor de veehouderij verloren dreigen te gaan.

(7)

Overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder a) en e), van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (4) moet de verzamelaanvraag alle informatie bevatten die nodig is om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, met name de betrokken steunregeling en een verklaring van de landbouwer dat hij kennis heeft genomen van de voorwaarden die voor de betrokken steunregeling gelden.

(8)

Aangezien de specifieke steun op grond van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bestaat uit tal van maatregelen met verschillende subsidiabiliteitsvoorwaarden, moeten de landbouwers in de verzamelaanvraag vermelden voor welke specifieke maatregel zij een aanvraag indienen. Om nog in 2012 een oplossing voor de situatie in de melkveesector te bieden is Portugal, rekening houdend met het gewettigd vertrouwen van de betrokken landbouwers, voornemens aanvragen die in het kalenderjaar 2012 voor steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn ingediend, te beschouwen als aanvragen voor de beoogde steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), van die verordening voor datzelfde kalenderjaar. In dit verband is het dienstig af te wijken van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009.

(9)

Aangezien de afwijkingen betrekking hebben op het jaar 2012, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afwijking van Verordening (EG) nr. 73/2009

In afwijking van artikel 68, lid 8, van Verordening (EG) nr. 73/2009 kan Portugal uiterlijk op [de dag na die van de bekendmaking ervan in het PB; Publicatiebureau: gelieve de datum in te vullen] het op grond van artikel 69, lid 1, van die verordening genomen besluit herzien en, met toepassing in het jaar 2012, de specifieke steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), i), en artikel 68, lid 1, onder a), v), van die verordening wijzigen.

Artikel 2

Afwijkingen van Verordening (EG) nr. 1120/2009

1.   In afwijking van de eerste alinea van artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie stelt Portugal de Commissie uiterlijk op [de vijfde werkdag na de dag van de bekendmaking ervan in het PB; Publicatieblad: gelieve de datum in te vullen] in kennis van de specifieke steunmaatregel die het krachtens artikel 1 van de onderhavige verordening van plan is op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), toe te passen.

2.   In afwijking van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 gelden de in artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 bedoelde drempels niet voor het jaar 2012 voor wat betreft de steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor de runderrassen „Alentejana” en „Mertolenga”, de schapenrassen „Serra de Estrela” en „Churros” en het schapenras „Serrana”.

Artikel 3

Afwijking van Verordening (EG) nr. 1122/2009

In afwijking van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 mogen aanvragen die in het kalenderjaar 2012 met betrekking tot de in artikel 2, lid 2, bedoelde rassen zijn ingediend voor steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a) i), van Verordening (EG) nr. 73/2009, worden beschouwd als aanvragen voor datzelfde kalenderjaar voor steun op grond van artikel 68, lid 1, onder a), v), van die verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 30 van 19.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 1.

(3)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.

(4)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.


28.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 357/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1271/2012 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2012

tot afwijking van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wat betreft de mogelijkheden om voor 2012 steunaanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in te dienen en om in 2012 aanvragen in te dienen tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan uit de nationale reserve en wat betreft de inhoud van de verzamelaanvraag, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 wat betreft de aangifte van toeslagrechten in 2012 en van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voordat betalingen worden verricht en wat betreft de datum waarop de percelen ter beschikking van de landbouwers moeten staan

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006 en (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name artikel 142, onder c) en r),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 is bepaald dat lidstaten die artikel 68, lid 1, onder c), van die verordening niet toepassen, onder bepaalde voorwaarden de nationale reserve kunnen gebruiken. Als de lidstaten dat artikel toepassen, kunnen zij het eenheidsbedrag en/of het aantal van de aan landbouwers toegewezen toeslagrechten verhogen. Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie (2) moeten aanvragen tot toewijzing of verhoging van toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling die zijn opgesteld met het oog op de toepassing van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 73/2009, uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum worden ingediend. Die datum mag niet later zijn dan 15 mei of, in het geval van Estland, Letland, Litouwen, Finland en Zweden, niet later dan 15 juni.

(2)

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 mag een landbouwer die steun aanvraagt in het kader van welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook, slechts één verzamelaanvraag per jaar indienen.

(3)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 moet de verzamelaanvraag worden ingediend uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum, die niet later is dan 15 mei of, in het geval van Estland, Letland, Litouwen, Finland en Zweden, niet later dan 15 juni.

(4)

Door de voortdurende stijging van de voederprijzen als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden waaronder een aantal van de belangrijkste graanleveranciers te lijden hebben, worden tal van lidstaten geconfronteerd met een verslechtering van de economische situatie van de landbouwbedrijven, die eind 2012 in ernstige financiële moeilijkheden verkeren. Aangezien de verslechtering van de economische situatie van de landbouwbedrijven ook ruimere langetermijngevolgen kan hebben, moet de lidstaten worden toegestaan voor het jaar 2012 artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 toe te passen.

(5)

Aangezien de termijn voor de toewijzing van de toeslagrechten of de verhoging van het eenheidsbedrag daarvan uit de nationale reserve op grond van artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 voor het jaar 2012 reeds is verstreken, is het dienstig de lidstaten die artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 voor het jaar 2012 wensen toe te passen, toe te staan een nieuwe termijn vast te stellen voor de indiening van een aanvraag tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan uit de nationale reserve.

(6)

Voorts is het dienstig voor de landbouwers van die lidstaten af te wijken van de bij artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 vastgestelde eis dat er slechts één verzamelaanvraag per jaar mag worden ingediend.

(7)

Verder is het met betrekking tot die landbouwers die wensen van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 gebruik te maken, noodzakelijk af te wijken van de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 vastgestelde termijn.

(8)

Overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 kunnen de lidstaten voor het eerste jaar van toepassing van de bedrijfstoeslagregeling of voor het jaar waarin nieuwe sectoren aan de bedrijfstoeslagregeling zijn toegevoegd, van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 afwijken met betrekking tot toeslagrechten die nog niet definitief zijn vastgesteld op de uiterste datum die voor de indiening van de verzamelaanvraag is bepaald. Er moet worden voorzien in een soortgelijke afwijking met betrekking tot toeslagrechten die zullen worden toegewezen of waarvan het eenheidsbedrag zal worden verhoogd op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 maar waarvan die toewijzing of verhoging nog niet definitief is vastgesteld.

(9)

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie (3) mogen toeslagrechten slechts eenmaal per jaar ter verkrijging van de bedrijfstoeslag worden aangegeven door de landbouwer die over die toeslagrechten beschikt op de uiterste datum waarop de verzamelaanvraag moet worden ingediend. Het is dienstig van deze eis af te wijken.

(10)

Overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 moeten de percelen die overeenstemmen met de subsidiabele hectaren welke volgens de aangifte met een toeslagrecht gepaard gaan, ter beschikking van de landbouwer staan op een door de lidstaat vastgesteld tijdstip. Deze datum mag niet later zijn dan de datum die in die lidstaat voor de wijziging van de steunaanvraag is vastgesteld.

(11)

Wat betreft de toeslagrechten die zullen worden toegewezen of waarvan het eenheidsbedrag zal worden verhoogd ingevolge de toepassing van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009, moet worden afgeweken van de voor de landbouwers geldende verplichting met betrekking tot de in artikel 35, lid 1, van die verordening bedoelde datum.

(12)

Overeenkomstig artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 mogen betalingen op grond van de in bijlage I bij die verordening genoemde steunregelingen pas worden verricht nadat de lidstaat op grond van artikel 20 van die verordening de subsidiabiliteitsvoorwaarden heeft getoetst.

(13)

De door de lidstaten te toetsen subsidiabiliteitsvoorwaarden met betrekking tot de toewijzing van toeslagrechten of de verhoging van het eenheidsbedrag daarvan op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009, gebaseerd op een of meer van de in de onderhavige verordening vastgestelde afwijkingen, kunnen verschillen van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de steun die momenteel in het kader van de bedrijfstoeslagregeling wordt verleend. In dat geval zou de toetsing van de nieuwe subsidiabiliteitsvoorwaarden op grond van artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 een hinderpaal vormen voor de betalingen in het kader van steunregelingen die geen verband houden met de toepassing van artikel 41, lid 3, van die verordening en normaal gezien moeten worden verricht voordat die nieuwe subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn getoetst. Om een dergelijke toestand te voorkomen moet van artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden afgeweken voor wat betreft de toewijzing van toeslagrechten of de verhoging van het eenheidsbedrag daarvan op grond van artikel 41, lid 3, van die verordening.

(14)

Voorts moeten de betalingen overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 binnen de periode van 1 december tot en met 30 juni van het volgende kalenderjaar worden verricht. In afwijking van die bepaling kan de Commissie voorzien in voorschotten die vóór 1 december worden uitbetaald. Een dergelijke afwijking is toegestaan bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2012 van de Commissie (4), op grond waarvan de lidstaten vanaf 16 oktober 2012 voor aanvragen die in 2012 zijn gedaan, voorschotten mogen betalen tot een bepaalde limiet van de rechtstreekse betalingen. Bijgevolg moet de afwijking van artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 met terugwerkende kracht vanaf 16 oktober 2012 worden toegestaan om ervoor te zorgen dat de betalingen voor die steunregelingen die geen verband houden met de toepassing van artikel 41, lid 3, van die verordening, kunnen worden verricht, althans voor zover de toetsing van de subsidiabiliteitsvoorwaarden is afgerond.

(15)

De afwijkingen waarin deze verordening voorziet, hebben betrekking op het kalenderjaar 2012. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afwijkingen van Verordening (EG) nr. 1122/2009

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 mogen de lidstaten de landbouwers voor het jaar 2012 toestaan om uiterlijk op 31 januari 2013 een aanvraag tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 in te dienen.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 mogen landbouwers die een verzamelaanvraag voor steun in het kader van welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen dan ook overeenkomstig artikel 11, lid 2, van die verordening uiterlijk op een door de lidstaten vastgestelde datum hebben ingediend en die op grond van lid 1 van het onderhavige artikel een aanvraag tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan hebben ingediend, voor het jaar 2012 uiterlijk op 31 januari 2013 een afzonderlijke aanvraag voor steun op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 indienen.

3.   In afwijking van artikel 11, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 mogen de lidstaten toestaan dat landbouwers die op grond van lid 1 van het onderhavige artikel een aanvraag tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidbedrag daarvan hebben ingediend maar niet de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde verzamelaanvraag hebben ingediend, voor het jaar 2012 uiterlijk op 31 januari 2013 een verzamelaanvraag voor steun op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 indienen.

4.   De op grond van lid 1 ingediende aanvraag tot toewijzing van toeslagrechten of verhoging van het eenheidsbedrag daarvan wordt beschouwd als een afzonderlijke steunaanvraag of een verzamelaanvraag voor steun op grond van de leden 2 en 3.

5.   Als lid 1 van dit artikel wordt toegepast, kunnen de lidstaten met betrekking tot de toeslagrechten van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 afwijken als de toewijzing van die toeslagrechten of de verhoging van het eenheidsbedrag daarvan nog niet definitief is vastgesteld op de uiterste datum die in de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel is bepaald.

Artikel 2

Afwijking van Verordening (EG) nr. 1120/2009

In afwijking van artikel 8, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1120/2009 mogen toeslagrechten waarvan het eenheidsbedrag op grond van artikel 1 van de onderhavige verordening wordt verhoogd, voor het jaar 2012 ter verkrijging van de bedrijfstoeslag voor de overeenkomstige verhoging van het eenheidsbedrag worden aangegeven door de landbouwer die op 31 januari 2013 over die toeslagrechten beschikt.

Toeslagrechten die op grond van artikel 1 van deze verordening recentelijk aan landbouwers zijn toegewezen en verhogingen, op grond van datzelfde artikel, van toeslagrechten waarvan het eenheidsbedrag kan worden verhoogd, worden geacht voor het kalenderjaar 2012 te zijn aangegeven.

Artikel 3

Afwijking van Verordening (EG) nr. 73/2009

1.   Als een beroep is gedaan op een of meer van de in de artikelen 1 en 2 van deze verordening vastgestelde afwijkingen, mogen geen betalingen die verband houden met de toewijzing van toeslagrechten of de verhoging van het eenheidsbedrag daarvan op grond van artikel 41, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009, voor het kalenderjaar 2012 worden verricht voordat de betrokken lidstaat de toetsing van de voor die steun geldende subsidiabiliteitsvoorwaarden heeft afgerond.

2.   In afwijking van artikel 29, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 mogen betalingen op grond van de in bijlage I bij die verordening genoemde steunregelingen, andere dan de in lid 1 van het onderhavige artikel vermelde steun, voor het kalenderjaar 2012 worden verricht ongeacht of de toetsing van de voor de in lid 1 van het onderhavige artikel geldende subsidiabiliteitsvoorwaarden is afgerond.

3.   In afwijking van artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 staan de percelen die overeenstemmen met de subsidiabele hectaren welke gepaard gaan met toeslagrechten die recentelijk zijn toegewezen of waarvan het eenheidsbedrag is verhoogd op grond van artikel 41, lid 3, van die verordening, welke toewijzing of verhoging op een of meer van de in de artikelen 1 en 2 van de onderhavige verordening vastgestelde afwijkingen is gebaseerd, op 31 januari 2013 ter beschikking van de betrokken landbouwers.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De leden 1 en 2 van artikel 3 zijn van toepassing met ingang van 16 oktober 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

(3)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 1.

(4)  PB L 231 van 28.8.2012, blz. 8.


BESLUITEN

28.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 357/13


BESLUIT 2012/835/GBVB VAN DE RAAD

van 21 december 2012

tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 februari 2010 heeft de Raad Besluit 2010/96/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 28 juli 2011 heeft de Raad Besluit 2011/483/GBVB (2) tot wijziging van Besluit 2010/96/GBVB met nog eens een jaar verlengd.

(3)

Door vertraging bij de vaststelling van een nieuw besluit van de Raad tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB, moet de geldigheid van laatstgenoemd besluit worden verlengd ter dekking van de aanwezigheid van de EU-opleidingsmissie EUTM Somalië in Oeganda.

(4)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit besluit en neemt bijgevolg niet deel aan de financiering van deze missie.

(5)

De militaire opleidingsmissie van de EU moet andermaal worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/96/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 10 wordt vervangen door:

"Artikel 10

Financiële regelingen

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU worden beheerd overeenkomstig Besluit 2011/871/GBVB van de Raad van 19 december 2011 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) (3) ("ATHENA").

2.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU voor het tijdvak tot en met 9 augustus 2011 bedraagt 4,8 miljoen EUR. Het in artikel 25, lid 1, van ATHENA bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 60%.

3.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU voor het tijdvak van 9 augustus 2011 tot en met 31 december 2012 bedraagt 4,8 miljoen EUR. Het in artikel 25, lid 1, van ATHENA bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30%.

4.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU voor het tijdvak dat ingaat op 1 januari 2013 bedraagt 0,05 miljoen EUR. Het in artikel 25, lid 1, van ATHENA bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 100%.

2)

in artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

"2.   Het mandaat van de militaire missie van de EU eindigt op 31 januari 2013.".

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Gedaan te Brussel, 21 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 44 van 19.2.2010, blz. 16.

(2)  PB L 198 van 30.7.2011, blz. 37.

(3)  PB L 343 van 23.12.2011, blz. 35.";


28.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 357/15


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2012

betreffende steunmaatregel SA.34440 (12/C) door het Groothertogdom Luxemburg ten uitvoer gelegd met betrekking tot de verkoop van Dexia BIL

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 5264)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/836/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea (1),

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (2), en gezien deze opmerkingen,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

1.   PROCEDURE

(1)

In haar besluit van 19 november 2008 (3) heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de noodmaatregelen in verband met een operatie liquidity assistance en een garantie voor bepaalde elementen van het passief van Dexia (4). De Commissie was namelijk van oordeel dat die maatregelen uit hoofde van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU met de interne markt verenigbaar waren als reddingssteun voor een onderneming in moeilijkheden; zij heeft deze maatregelen dan ook goedgekeurd voor een periode van zes maanden te rekenen vanaf 3 oktober 2008, met evenwel de precisering dat zij na afloop van deze periode de Commissie de steun opnieuw als structurele maatregel zou beoordelen.

(2)

België, Frankrijk en Luxemburg (hierna tezamen "de betrokken lidstaten" genoemd) hebben op, onderscheidenlijk, 16, 17 en 18 februari 2009 een eerste plan voor de herstructurering van Dexia aangemeld.

(3)

Bij besluit van 13 maart 2009 heeft de Commissie besloten de formele onderzoekprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden ten aanzien van het gehele pakket steunmaatregelen ten behoeve van Dexia (5).

(4)

Bij besluit van 30 oktober 2009 (6) heeft de Commissie de verlenging van de in overweging 1 bedoelde garantie toegestaan tot en met 28 februari 2010, of tot het tijdstip van het besluit waarin de Commissie zich uitspreekt over de verenigbaarheid van de steunmaatregelen en het herstructureringsplan van Dexia.

(5)

Op 9 februari 2010 hebben de betrokken lidstaten de Commissie gegevens gezonden over de additionele maatregelen die werden overwogen om het in februari 2009 aangemelde initiële herstructureringsplan aan te vullen.

(6)

Bij besluit van 26 februari 2010 (7) heeft de Commissie toestemming verleend voor het herstructureringsplan voor Dexia en voor de omzetting van de noodsteun in herstructureringssteun, mits alle toezeggingen en voorwaarden van dat besluit in acht werden genomen.

(7)

Sinds de zomer van 2011 kreeg Dexia met verdere problemen te maken en hebben de betrokken lidstaten verdere maatregelen overwogen.

(8)

Bij besluit van 17 oktober 2011 (8) heeft de Commissie besloten een formele onderzoekprocedure in te leiden ten aanzien van de maatregel waarbij Dexia Bank België (hierna "DBB" genoemd) door Dexia NV werd verkocht en werd verworven door de Belgische Staat. Met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit heeft de Commissie ook besloten om die maatregel tijdelijk goed te keuren. De maatregel werd dus goedgekeurd voor een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum van dat besluit of, indien België binnen zes maanden te rekenen vanaf diezelfde datum een herstructureringsplan indient, totdat de Commissie een eindbesluit over de betrokken maatregel neemt.

(9)

Op 18 oktober 2011 hebben de betrokken lidstaten de Commissie in kennis gesteld van een reeks nieuwe mogelijke maatregelen met het oog op een nieuw plan voor de herstructurering of de ontmanteling van Dexia. In het kader van dit pakket nieuwe maatregelen heeft België op 21 oktober 2011 bij de Commissie een maatregel aangemeld waarbij DBB, gedekt door een garantie van de Belgische Staat, een beroep kon doen op emergency liquidity assistance (hierna "ELA" genoemd). Dankzij deze maatregel kan DBB funding verschaffen aan Dexia Crédit Local SA (hierna "DCL" genoemd).

(10)

Op 14 december 2011 hebben Frankrijk, België en Luxemburg, in het kader van deze reeks nieuwe maatregelen, bij de Commissie aanmelding gedaan van een voornemen van de betrokken lidstaten om een tijdelijke garantie af te geven voor de herfinanciering van Dexia NV en DCL (hierna "de tijdelijke herfinancieringsgarantie" genoemd).

(11)

Bij besluit van 21 december 2011 (het besluit tot inleiding van de procedure ten aanzien van de aanvullende steun voor de herstructurering van Dexia) (9) heeft de Commissie, met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit, besloten om deze tijdelijke herfinancieringsgarantie tijdelijk goed te keuren tot en met 31 mei 2012. Met dat besluit heeft de Commissie echter ook een formele onderzoekprocedure ingeleid ten aanzien van alle aanvullende maatregelen die voor de herstructurering van Dexia zijn genomen sinds de vaststelling van het voorwaardelijke besluit (waaronder de tijdelijke herfinancieringsgarantie) en heeft zij de betrokken lidstaten gevraagd om binnen drie maanden een herstructureringsplan voor Dexia aan te melden of, mocht Dexia niet levensvatbaar blijken, een plan voor de gecontroleerde afwikkeling van Dexia.

(12)

Op 21 en 22 maart 2012 hebben de betrokken lidstaten bij de Commissie aanmelding gedaan van een plan voor de gecontroleerde afwikkeling van Dexia.

(13)

Op 25 mei 2012 hebben de betrokken lidstaten bij de Commissie aanmelding gedaan van een verzoek tot verlenging van de tijdelijke herfinancieringsgarantie. Op 31 mei 2012 heeft de Commissie twee besluiten vastgesteld.

(14)

In een eerste besluit (10) (tot uitbreiding van de procedure) heeft de Commissie toen besloten de procedure voor het formele onderzoek van de Dexia-groep uit te breiden, om het plan voor een gecontroleerde afwikkeling van de Dexia-groep dat België, Frankrijk en Luxemburg op 21 en 22 maart 2012 hadden ingediend, te kunnen onderzoeken.

(15)

In haar tweede besluit (11) (betreffende de verlenging van de garantie) heeft de Commissie, in afwachting van een eindbesluit over het plan voor een gecontroleerde afwikkeling van Dexia, tijdelijk goedkeuring verleend voor de verlenging tot en met 30 september 2012 van de periode voor het afgeven van de tijdelijke garantie van de betrokken lidstaten voor de herfinanciering van Dexia NV en DCL, en heeft zij tegelijk de formele onderzoekprocedure tot deze maatregel uitgebreid.

(16)

Op 5 juni 2012 hebben de betrokken lidstaten bij de Commissie aanmelding gedaan van een verhoging van het plafond van de tijdelijke garantie tot een bedrag van maximaal 55 miljard EUR in hoofdsom. In haar besluit van 6 juni 2012 (12) heeft de Commissie, in afwachting van een eindbesluit over het plan voor een gecontroleerde afwikkeling van Dexia, tijdelijk goedkeuring verleend voor het optrekken van het garantieplafond.

(17)

Op 6 oktober 2011 heeft Dexia NV in een persbericht (13) aangekondigd dat zij exclusieve onderhandelingen zou beginnen met een groep internationale investeerders, onderhandelingen waaraan ook de Luxemburgse Staat zou deelnemen, met het oog op de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna "Dexia BIL" genoemd). De raad van bestuur van de Dexia-groep zou zich over de inhoud van het mogelijke bod uitspreken na afloop van de exclusiviteitsperiode.

(18)

Op 18 december 2011 is de Commissie meegedeeld dat over de verkoop van het belang van 99,906 % van Dexia NV in Dexia BIL een bindende ontwerp-overeenkomst zou worden gesloten. Volgens deze ontwerp-overeenkomst zou Precision Capital SA, een investeringsgroep uit Qatar, 90 % van dit belang verwerven en Luxemburg de overige 10 %. Bepaalde activa van Dexia BIL blijven buiten deze verkooptransactie.

(19)

De verkoop van Dexia BIL maakte geen deel uit van de maatregelen waarvoor de Commissie op 26 februari 2010 in het kader van het herstructureringsplan voor Dexia goedkeuring had verleend. Deze valt evenmin onder de formele onderzoekprocedure die de Commissie met haar besluit van 21 december 2011 had ingeleid ten aanzien van de herstructureringsmaatregelen die na die datum bij de Commissie waren aangemeld.

(20)

De verkoop van Dexia BIL was reeds vóór 21 december 2011 ter kennis gebracht van de Commissie. De Commissie zal de verkoop van Dexia BIL dus afzonderlijk van de herstructurering van Dexia beoordelen, niet alleen omdat er zo snel mogelijk rechtszekerheid moet komen, maar ook en vooral omdat de verkoop van Dexia BIL los staat van de herstructurering van de groep in het licht van de in 2011 tijdelijk goedgekeurde steunmaatregelen, het feit dat de verkoop volgens de informatie die Commissie heeft ontvangen al sinds 2009 gepland stond en het feit dat Dexia BIL juridisch en economisch van Dexia zal worden afgesplitst.

(21)

Op 23 maart 2012 heeft Luxemburg de verkoop van Dexia BIL formeel bij de Commissie aangemeld.

(22)

Bij besluit van 3 april 2012 (14) deelde de Commissie Luxemburg mee dat zij besloten had de formele onderzoekprocedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd) in te leiden ten aanzien van de verkoop van Dexia BIL.

(23)

Op 4 mei en 12 juni 2012 hebben de Luxemburgse autoriteiten de Commissie aanvullende inlichtingen verschaft, waaronder een geactualiseerde versie van 30 mei 2012 van de fairness opinion voor de verkoopprijs van Dexia BIL (hierna "de geactualiseerde fairness opinion" genoemd).

(24)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoekprocedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (15). Daarin verzocht de Commissie alle belanghebbenden om hun opmerkingen over de betrokken maatregel kenbaar te maken.

(25)

De Commissie heeft van belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. Zij heeft deze voor een reactie aan Luxemburg doorgezonden en heeft bij brief van 28 juni 2012 diens opmerkingen ontvangen.

2.   BESCHRIJVING VAN DE FEITEN

2.1.   Beschrijving van de Dexia-groep

(26)

Dexia BIL is een onderdeel van de Dexia-groep. Dexia is in 1996 ontstaan uit de fusie van Crédit Local de France en het Gemeentekrediet van België. Zij was gespecialiseerd in de kredietverschaffing aan lokale overheden, maar heeft ook 5,5 miljoen particuliere cliënten, in hoofdzaak in België, Luxemburg en Turkije.

(27)

De Dexia-groep is georganiseerd rond één moederholding (Dexia NV) en drie operationele dochterondernemingen, één in Frankrijk (DCL), één in België (DBB) en één in Luxemburg (Dexia BIL).

Vereenvoudigde structuur van de groep per 30 september 2011

(d.w.z. vóór de op de raad van bestuur van Dexia van 9 oktober 2011 aangekondigde afstotingen)

Image

(28)

Op 20 oktober 2011 is DBB aan de Belgische Staat verkocht. Per 31 december 2011 bedroeg het geconsolideerde balanstotaal van Dexia (met de deconsolidatie van Dexia BIL per 1 oktober 2011) 413 miljard EUR.

(29)

Naast de verkoop van DBB op 20 oktober 2011 heeft de Dexia-groep aangekondigd de volgende entiteiten "op korte termijn" te zullen verkopen:

Dexia BIL;

Dexia Municipal Agency;

DenizBank;

Dexia Asset Management (hierna "DAM" genoemd), en

RBC Dexia Investor Services (hierna "RBCD" genoemd).

(30)

De deelnemingen van de belangrijkste aandeelhouders van Dexia NV zijn als volgt:

Naam intekenaar

Belang op 31.12.2011 (in %)

Caisse des Dépôts et consignations (CDC)

17,6 %

Gemeentelijke Holding

14,3 %

Groep Arco

12,0 %

Franse overheid

5,7 %

Federale overheid België

5,7 %

Ethias

5,0 %

De drie Belgische gewesten

5,7 %

CNP Assurances

3,0 %

Werknemers

0,6 %

Overige

30,4 %

Bron:

Dexia, FY 2011 Results and Update on the Group's restructuring process, 23.2.2012, blz. 51, overgenomen in het bij de Commissie aangemelde plan voor een gecontroleerde afwikkeling.

2.2.   Beschrijving van Dexia BIL

(31)

Dexia BIL is een van de grootste commerciële banken van Luxemburg, met een balanstotaal van 41 miljard EUR per 30 juni 2011. Dexia BIL is niet alleen in Luxemburg actief, maar - rechtstreeks of via een aantal dochterondernemingen - ook in andere landen zoals Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk, een aantal landen in Azië en het Midden-Oosten. Dexia BIL bezit ook een belangrijke Legacy-obligatieportefeuille, met een marktwaarde die op 30 september 2011 geraamd werd op [5-10] miljard EUR.

(32)

Dexia BIL is een van de grote banken met een kantorennet in Luxemburg en is een onmisbare speler voor de lokale economie; zij is ook een depositobank voor ingezeten natuurlijke personen en ondernemingen en verstrekt consumptief krediet, hypotheken en bedrijfskredieten.

(33)

Volgens de tabellen verstrekt door de Luxemburgse financiële toezichthouder, de Commission de surveillance du secteur financier (CSSF), is Dexia BIL voor [10-15] % van de ingezeten natuurlijke personen en [15-20] % van de ingezeten mkb-bedrijven de referentiebank, hetgeen haar de nummer drie maakt op de Luxemburgse markt. Het marktaandeel van Dexia BIL in de Luxemburgse banksector bedraagt ongeveer [10-15] % gerekend naar deposito's, [10-15] % gerekend naar kredieten en [5-10] % gerekend naar activa onder beheer in het bedrijfsonderdeel private banking.

2.3.   De moeilijkheden van Dexia

(34)

De moeilijkheden die Dexia tijdens de financiële crisis van het najaar 2008 ondervond, zijn in het besluit van de Commissie van 26 februari 2010 beschreven. De moeilijkheden waarmee Dexia meer recent te maken kreeg, kunnen als volgt worden samengevat.

(35)

In de eerste plaats heeft de verscherping van de staatsschuldcrisis, waarmee talrijke Europese banken werden geconfronteerd, het wantrouwen van investeerders in bancaire tegenpartijen steeds verder doen toenemen, waardoor banken niet langer in bevredigende volumes en tegen bevredigende voorwaarden funding kunnen krijgen.

(36)

Daarnaast is bij de investeerders het wantrouwen in de Dexia-groep, die bijzonder sterk is blootgesteld aan soeverein en quasi-souverein risico, toegenomen. De activa van Dexia omvatten immers talrijke leningen en/of obligaties van landen en/of lokale en regionale overheden in landen die door de markt als risicovol worden gepercipieerd.

(37)

Bovendien is de huidige crisis uitgebroken zonder dat Dexia de tijd heeft gehad haar herstructureringsplan, dat het risicoprofiel van de liquiditeit duidelijk had moeten verbeteren, volledig ten uitvoer te leggen. Omdat Dexia nog een bijzonder kwetsbaar liquiditeitsprofiel heeft en de markt bijzonder goed op de hoogte is van de kwetsbaarheid van Dexia, heeft Dexia misschien meer dan andere banken te lijden van een toegenomen wantrouwen.

(38)

De fundingbehoeften van Dexia zijn met name door de volgende elementen sterk toegenomen:

i)

de sterke daling van de rente in de zomer 2011 heeft de behoefte aan de inbreng van collateral om te voldoen aan de vragen tot margestortingen in verband met de fluctuatie van de marktwaarde van de portefeuille derivaten ter dekking van de balans, met ten minste [5-20] miljard EUR doen toenemen;

ii)

talrijke obligatie-emissies (met name de door de Staten gegarandeerde uitgiften van Dexia uit het verleden) hebben hun vervaldatum bereikt net op een tijdstip dat de marktvoorwaarden voor de herfinanciering van deze obligaties niet optimaal waren;

iii)

de sterke daling van de marktwaarde en de verzwakking van de kredietkwaliteit van de activa die Dexia gebruikt als zekerheid om funding te krijgen;

iv)

het verlies aan vertrouwen van een groot deel van de investeerders, onder meer na de aankondiging van aanzienlijke verliezen (bijna 4 miljard EUR) in het tweede kwartaal 2011 en de ratingverlagingen van de bepaalde ratingbureaus, en

v)

de moeilijkheden van Dexia hebben ook ertoe geleid dat cliënten in België en Luxemburg in oktober 2011 massaal deposito's hebben afgehaald.

(39)

Omdat Dexia niet erin slaagt om zich op de markten te herfinancieren en […] (16), heeft Dexia in eerste instantie een beroep moeten doen op een nieuwe ELA-maatregel van, onderscheidenlijk, de Nationale Bank van België en de Banque de France. Onder die omstandigheden hebben de betrokken lidstaten een tijdelijke herfinancieringsgarantie voor Dexia afgegeven.

(40)

Ook al ligt Dexia BIL niet aan de oorzaak van de problemen van de Dexia-groep, toch kreeg zij te maken met een sterke afname van haar deposito's, met name in de periode tussen 30 september 2011 en 10 oktober 2011, toen de deposito's met [15] miljard EUR afnamen (van [5-15] miljard EUR tot [5-15] miljard EUR). Het verlies van deposito's is vervolgens gestabiliseerd na de aankondiging van een reeks maatregelen om de Dexia-groep te ontmantelen en een aantal dochterondernemingen (waaronder Dexia BIL) in veiligheid te brengen. Meer bepaald heeft Dexia op 6 oktober 2011 aangekondigd dat zij besprekingen was begonnen met een groep investeerders en de Luxemburgse overheid met het oog op de verkoop van Dexia BIL. Nadat de deposito's van Dexia BIL op 22 november 2011 een dieptepunt van [5-15] miljard EUR hadden bereikt, heeft de bank haar deposito's weer licht zien toenemen tot [5-15] miljard EUR per 14 december 2011.

2.4.   Beschrijving van de verkooptransactie van Dexia BIL

(41)

Op 23 maart 2012 heeft Luxemburg de verkoop van Dexia BIL aangemeld. De closing van de verkoop is afhankelijk gesteld van de voorafgaande instemming van de Commissie.

(42)

Voor de bij de Commissie aangemelde maatregel om Dexia BIL te verkopen is geen formele biedprocedure uitgeschreven. Volgens de Luxemburgse autoriteiten was Dexia sinds lang voornemens Dexia BIL te verkopen en had de bank in de periode 2009-2011 daarover met een aantal partijen, met name […], contact opgenomen. […]. Dat overleg bereikte een meer of minder gevorderd stadium, maar geen van deze partijen heeft een concreet project ingediend voor de acquisitie van Dexia BIL.

(43)

Ten slotte hebben de contacten met Precision Capital geresulteerd in het aangaan van exclusieve onderhandelingen, zoals aangekondigd op 6 oktober 2011. Een bindende ontwerp-overeenkomst, met betrekking tot de verkoop van het Dexia-belang van 99,906 % in Dexia BIL, is op 20 december 2011 afgerond met een Memorandum of Understanding (hierna "MoU" genoemd). Volgens deze ontwerp-overeenkomst verwerft Precision Capital 90 % van de te koop gezette aandelen, terwijl Luxemburg de resterende 10 % verwerft tegen dezelfde voorwaarden als Precision Capital.

(44)

Bepaalde activa van Dexia BIL blijven buiten deze transactie; de verkoop ziet dus slechts op een deel van Dexia BIL, namelijk de retail- en de private banking-activiteiten (hierna tezamen "de afgestoten activiteiten" genoemd). Meer bepaald blijven buiten de verkoop: het belang van 51 % van Dexia BIL in DAM, het belang van 50 % van Dexia BIL in RBCD, het belang van 40 % in Popular Banca Privada, de legacy-portefeuille van Dexia BIL (en een aantal daaraan verbonden derivaten), en het belang van Dexia BIL in Dexia LdG Banque en in Parfipar. De betrokken activiteiten zullen vóór de closing van de transactie aan Dexia worden overgedragen, met voor Dexia BIL een claw-backmechanisme voor de netto-opbrengsten van de verkopen. Voorts is in het MoU, als voorafgaande voorwaarde voor de verkoop, bepaald dat alle unsecured kredieten en leningen bij entiteiten van de Dexia-groep en de talrijke secured kredieten en leningen bij entiteiten van de Dexia-groep verdwijnen. Op 10 februari 2012 bedroeg de funding voor andere entiteiten van de groep rond [0-5] miljard EUR, waarvan minstens [500-800] miljoen EUR secured funding. Door al deze activa uit te sluiten kunnen de totale activa van Dexia BIL worden verminderd met ongeveer 16,9 miljard EUR ten opzichte van de totale activa van 41 miljard EUR per 30 juni 2011 (d.w.z. een inkrimping van de totale activa met 40 % en van de risicogewogen activa met 50 %).

(45)

In de aangemelde maatregel is ook bepaald dat bij de closing van de verkoop Dexia BIL een tier 1-kernkapitaalratio (common equity Tier 1) volgens de regels van Bazel III van precies 9 % zal hebben.

(46)

De verkoopprijs is bepaald op 730 miljoen EUR, met een tier 1-kernkapitaalratio voor Dexia BIL van precies 9 % op het tijdstip van de closing. Ligt het kapitaal bij de closing hoger dan 9 % tier 1-kernkapitaal volgens Bazel III, dan wordt de verkoopprijs bij de closing overeenkomstig aangepast. Ligt het kapitaal lager dan 9 % tier 1-kernkapitaal, dan wordt het tekort bijgepast door Dexia NV.

(47)

De op 23 maart 2012 aangemelde maatregel bevatte een clausule dat, wanneer Dexia NV of een entiteit van de Dexia-groep voor een overnemer een staatsgarantie ontvangt ten behoeve van diens schadevergoedingsverplichtingen uit hoofde van de specifiek aan deze verkoop verbonden contractuele garanties ten aanzien van die overnemer, en voor zover de betrokken overnemer een (niet rechtstreeks of middellijk onder de zeggenschap van overheden staande) particuliere entiteit is, Dexia zich ertoe verbindt om door dezelfde garant (of door een andere garant met een zelfde rating) een vergelijkbare garantie te doen afgeven op vergelijkbare voorwaarden en met vergelijkbare contractuele verplichtingen ten aanzien van de overnemers als in de verkoopovereenkomsten. Deze verplichting zou tot en met 1 januari 2017 moeten gelden (hierna "clausule 3.3.5" genoemd). Deze clausule is nadien geschrapt en niet meer opgenomen in de definitieve overeenkomsten voor de verkoop van de aandelen die volgden op het MoU.

(48)

Vóór het afronden van het MoU is voor scenario's voor een voorontwerp van verkoop van Dexia BIL een onafhankelijke fairness opinion uitgevoerd (17). Deze waardering van 10 december 2011 gebeurde aan de hand van drie verschillende methoden (18) en kwam voor de prijs uit op een bedrag tussen [600-700] en [800-900] miljoen EUR. De actualisering van deze waardering van 30 mei 2012 levert dezelfde conclusies op.

2.5.   Beschrijving van de redenen voor het inleiden van de formele onderzoekprocedure

(49)

In haar besluit tot inleiding van de procedure was de Commissie van oordeel dat zij in dat stadium niet bij machte was om te concluderen dat de transactie geen steunelement bevatte.

(50)

De Commissie was van oordeel dat clausule 3.3.5 potentieel staatssteun bevatte.

(51)

Voorts was de Commissie van oordeel dat de verkoopprocedure voor Dexia BIL niet open, transparant en niet-discriminerend is verlopen. De verkoopprocedure bleef beperkt tot bilaterale onderhandelingen met een aantal kandidaat-overnemers zonder dat er een biedprocedure was. De Commissie was dus niet bij machte te concluderen dat de verkoopprocedure zodanig was verlopen dat een marktprijs kon worden gevormd - en de transactie dus geen steunelementen in zich droeg.

(52)

Volgens de Commissie kwam de onafhankelijke fairness opinion (19) tijdens de onderhandelingen tot stand en vooraleer de precieze voorwaarden van het MoU van20 december 2011, waarop de aanmelding van 23 maart 2012 zag, waren vastgesteld. De Commissie had dus twijfel of in de fairness opinion wel precies alle afgestoten activiteiten werden betrokken, met de voorwaarden van de aangemelde maatregel, daaronder begrepen de clausule inzake het claw-backmechanisme voor Dexia BIL van de netto-opbrengsten van de verkopen, en met clausule 3.3.5.

(53)

De Commissie kon dus niet concluderen dat de voorwaarden voor de verkoop van Dexia BIL, gelet op het gecumuleerde effect van het ontbreken van een open biedprocedure en het ontbreken van precieze informatie over een adequate waardering van de transactie rekening houdende met welke activiteiten precies werden verkocht en de potentiële clausule 3.3.5, erin resulteerden dat de verkoop tegen de marktprijs plaatsvond.

3.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(54)

Na de bekendmaking van het besluit van 3 april 2012 tot inleiding van de procedure heeft de Commissie van twee belanghebbenden opmerkingen ontvangen.

(55)

Een belanghebbende van wie opmerkingen werden ontvangen (hierna "opmerkingen A" genoemd), was een beleggersvereniging en betrof de hoogte van de koopprijs. Volgens deze vereniging ligt de prijs voor de verkoop van Dexia BIL te laag, met name rekening houdende met de goede prestaties van Dexia BIL in het verleden.

(56)

Een andere partij, een aandeelhouder van Dexia NV, formuleerde in haar opmerkingen (hierna "opmerkingen B" genoemd) twijfel over het optreden sinds 1998 van Dexia NV, Dexia BIL en de personen en instanties die geacht worden deze ondernemingen te controleren. Volgens deze aandeelhouder zijn ook de informatiestromen van Dexia NV naar haar aandeelhouders ontoereikend. Deze aandeelhouder vindt voorts dat Dexia NV de notulen en bijlagen van zijn eigen interventies tijdens de algemene vergaderingen vanaf 1999, samen met alle correspondentie tussen hemzelf, Dexia NV, Dexia BIL en hun bestuurders, had moeten meedelen aan de kandidaat-overnemers van Dexia BIL.

4.   DE OPMERKINGEN VAN DEXIA NV

(57)

Dexia NV beklemtoont dat de verkoop van Dexia BIL een belangrijke stap is voor het stabiliseren van de situatie van Dexia BIL na het weglekken van de deposito's begin oktober 2011. Het is van essentieel belang om de partijen bij de transactie zo snel mogelijk de bevestiging te geven dat met de verkoop van Dexia BIL geen steunelementen gemoeid zijn.

(58)

Omdat clausule 3.3.5 niet is overgenomen in de definitieve, in de plaats van het MoU getreden overeenkomsten over de overdracht van aandelen, is dit punt van zorg niet langer gegrond.

(59)

Door de talrijke contacten die sinds 2009 tussen Dexia NV en eventuele overnemers hebben plaatsgevonden, in combinatie met de officiële bekendmaking vanaf 6 oktober 2011 van een potentiële verkoop van Dexia BIL aan een internationale groep investeerders, is de voorgenomen verkoop van Dexia BIL publiek geraakt. De exclusiviteit is pas twee weken nadien verleend en andere ernstige kandidaat-overnemers hadden dus voldoende tijd om zich, in voorkomend geval, bekend te maken. De voorwaarden voor de verkoop van Dexia BIL zijn overigens door Dexia NV samen met Precision Capital bepaald in het kader van onderhandelingen at arm's length tussen particuliere marktdeelnemers, onder hun eigen verantwoordelijkheid en zonder dat daarmee staatsmiddelen gemoeid waren. Bovendien moest dringend een overnemer voor Dexia BIL worden gevonden om depositohouders en cliënten van de bank te beschermen, de waarde van de bank in stand te houden en risico's op besmetting van de rest van het financiële bestel in te dammen. Onder die omstandigheden kan het verkoopproces voor Dexia BIL worden gelijkgesteld met een open, transparante en niet-discriminerende procedure, die de garantie biedt dat een marktprijs tot stand komt. Bijgevolg zijn met deze procedure geen steunelementen gemoeid.

(60)

De fairness opinion van december 2011 betrof Dexia BIL in haar nieuwe vorm (de afgestoten activiteiten), hetgeen bevestigd wordt door de geactualiseerde fairness opinion van 30 mei 2012.

(61)

De verkoopprijs is gebaseerd op een tier 1-kernkapitaalratio volgens Bazel III van 9 % op het tijdstip van de closing. In geval er een verschil is tussen dit kapitaalniveau en het niveau bij de closing van de verkoop, dan biedt de aanpassingsclausule de garantie dat dit verschil door de kopers of de verkoper wordt terugbetaald en/of de verkoopprijs wordt aangepast. Onder die omstandigheden is Dexia NV van mening dat de waardering van deelnemingen of activa die buiten de transactie worden gehouden, niet in rekening mag worden genomen bij het bepalen van de marktprijs.

(62)

Dexia BIL heeft geen rechtstreeks voordeel geput uit vroegere steun voor de Dexia-groep. Integendeel, sinds 2008 is Dexia BIL steeds een nettoverschaffer van liquiditeit voor de Dexia-groep geweest. Bovendien mag de Commissie, op grond van het feit dat de onderneming tot een concern behoort, niet aannemen dat een onderneming baat heeft gehad bij de steun voor dit concern, met name niet wanneer - zoals in deze zaak - de transfermechanismen binnen de groep alleen ten nadele van de onderneming hebben gewerkt, en niet in haar voordeel (20). Evenmin mag de Commissie aannemen dat de transactie aan de Staat valt toe te rekenen of dat daarmee staatsmiddelen gemoeid zijn, terwijl deze transactie at arm's length plaatsvond tussen Dexia en de overnemer en zonder dat daarmee staatsmiddelen gemoeid waren.

(63)

Hoe dan ook beklemtoont Dexia NV dat de acquisitie van Dexia BIL tegen de marktprijs voldoende is om de kans uit te schakelen dat oudere steun voor de Dexia-groep kan zijn overgedragen aan de overnemer en aan de afgestoten entiteit Dexia BIL (21).

(64)

De verkoop van Dexia BIL kan dus geen nieuwe steun omvatten voor zover de acquisitie door de Luxemburgse Staat plaatsvindt zonder de injectie van nieuw kapitaal in Dexia BIL door de Luxemburgse Staat. In dat verband beklemtoont Dexia NV dat de verkoop van Dexia BIL, bij gebreke van aanvullende steun, geen concurrentiedistorsies met zich brengt, zodat geen aanvullende maatregelen hoeven te worden opgelegd om de concurrentiedistorsies te beperken. Hoe dan ook is de inkrimping van de omvang van Dexia BIL als gevolg van de activiteiten die buiten de verkoop blijven, voldoende groot om geen verdere maatregelen nodig te maken.

5.   OPMERKINGEN VAN LUXEMBURG

(65)

Luxemburg is van oordeel dat de verkoop van Dexia BIL een marktconforme oplossing is en geen steunelement in zich draagt.

(66)

Luxemburg tekent aan dat het voornemen om Dexia BIL van de hand te doen, officieel is aangekondigd op 6 oktober 2011, dus vóór het tijdstip van de bekendmaking van de aanvullende garanties die de betrokken lidstaten voor de nieuwe herfinanciering aan Dexia NV en DCL hebben afgegeven.

(67)

Luxemburg beklemtoont dat Dexia BIL in Luxemburg een van de grote banken is met een kantorennet en een onmisbare speler is voor de lokale economie; zij is ook een depositobank voor ingezeten natuurlijke personen en ondernemingen en verstrekt consumptief krediet, hypotheken en bedrijfskredieten. Dexia BIL is een systeemrelevante bank voor de Luxemburgse economie (22) en het omvallen van deze bank (zelfs alleen al de onzekerheid over haar lot) zou bijzonder zware gevolgen hebben voor de stabiliteit van het Luxemburgse financiële bestel en de Luxemburgse economie in het algemeen; de effecten hiervan zouden ook merkbaar zijn in de buurlanden.

(68)

Volgens de Luxemburgse autoriteiten vloeit er voor Dexia NV of Dexia BIL geen enkel voordeel voort uit de overname door de Luxemburgse Staat van een aandeel van 10 % van Dexia BIL, omdat de overname plaatsvindt tegen marktvoorwaarden en dezelfde prijs en voorwaarden gelden als voor Precision Capital.

(69)

Luxemburg tekent ook aan dat de verkoop van Dexia BIL al lang was overwogen door Dexia, dat in de periode 2009-2011 met een aantal partijen, met name […], daarover contact had opgenomen. Dat overleg bereikte een meer of minder gevorderd stadium, maar geen van deze partijen heeft belangstelling laten blijken voor Dexia BIL. De Luxemburgse autoriteiten erkennen weliswaar dat de procedure geen formele biedprocedure was, maar doen opmerken dat het weinig waarschijnlijk is dat een formele biedprocedure een ander resultaat had opgeleverd. Het was niet mogelijk geweest om dit soort biedprocedure te organiseren binnen de krappe termijn die er restte door het versnelde weglekken van de deposito's van Dexia BIL eind september 2011 als gevolg van de geruchten over de problemen van de Dexia-groep en de ratingverlaging van Dexia NV door het ratingbureau Moody's op 3 oktober 2011, die kwamen bovenop de geruchten rond het Europese bancaire bestel, de staatsschuldcrisis en de problemen van het eurogebied. Deze noodsituatie leidde tot de aankondiging van de beoogde verkoop van Dexia BIL en het aanvatten van onderhandelingen met Precision Capital op 6 oktober 2011. Tussen dat tijdstip en het begin van de exclusieve onderhandelingen (23) werd er geen enkele andere blijk van belangstelling of een ernstig bod ontvangen, ondanks […] blijken van andere kandidaat-investeerders (24).

(70)

Volgens de Luxemburgse autoriteiten kan een informele biedprocedure, die binnen een verkorte termijn en volgens bijzondere, door de omstandigheden opgelegde procedures wordt georganiseerd, worden beschouwd als een open, transparante en niet-discriminerende procedure die de garantie biedt op de totstandkoming van een marktprijs. De Luxemburgse autoriteiten doen voorts opmerken dat de conclusie van een 10 december 2011 uitgevoerde fairness opinion van de prijs en de actualisering ervan op 30 mei 2012 is dat de prijs billijk lijkt in de huidige marktomstandigheden, en dat de Commissie al had toegegeven dat de waardering van een onderneming conform kan zijn met de marktprijs op basis van een door een onafhankelijke deskundige uitgevoerde fairness opinion van de prijs.

(71)

Sinds 2008 is Dexia BIL steeds een nettoverschaffer van liquiditeit voor de andere entiteiten van de Dexia-groep geweest. Wat de nieuwe op 21 december 2011 door de Commissie voorlopig toegestane tijdelijke garantie betreft, Dexia BIL is geen entiteit die een garantie heeft gekregen en geniet evenmin deze tijdelijke garantie.

(72)

Voorts doen de Luxemburgse autoriteiten opmerken dat de liquiditeitspositie van Dexia BIL na de verkoop versterkt zal zijn, dat de bank zich zal concentreren op retail- en private banking-activiteiten en dat zij haar banden met de Dexia-"restgroep" zal doorsnijden doordat de legacy-portefeuille en Dexia LdG worden afgezonderd en de deelnemingen in RBCD en DAM te koop worden gezet. Bovendien wordt er in het MoU van uitgegaan dat er na de verkoop geen funding meer van Dexia BIL naar Dexia NV of naar andere entiteiten van de restgroep zal gaan.

(73)

Luxemburg vraagt ook dat Dexia BIL niet langer de voorwaarden en verplichtingen van het besluit van 26 februari 2010 hoeft in acht te nemen, noch het nieuwe plan voor de herstructurering of de gecontroleerde afwikkeling van Dexia dus in het kader van het besluit van 21 december 2011 wordt uitgewerkt. Dat Dexia BIL onderworpen was aan het bij besluit van 26 februari 2010 goedgekeurde herstructureringsplan en aan de voorwaarden en verplichtingen uit dat plan, houdt verband met het feit dat Dexia BIL deel uitmaakte van de Dexia-groep, die in de betrokken besluiten als enige begunstigde van de verleende steun wordt genoemd. Dit punt blijkt trouwens uit het feit dat de meeste toezeggingen uit het herstructureringsplan voor Dexia betrekking hebben op de Dexia-groep of Dexia NV en slechts op Dexia BIL betrekking hebben voor zover deze een dochteronderneming is van de groep en samen met Dexia NV één economische entiteit vormt. Hoe dan ook bevat de verkoop van Dexia BIL geen steunelement en vindt deze plaats tegen een marktprijs.

(74)

In zijn opmerkingen betreffende het besluit tot inleiding van de procedure bevestigt Luxemburg dat clausule 3.3.5 niet is overgenomen in de definitieve, in de plaats van het MoU getreden overeenkomsten voor de overdracht van aandelen, en dat dit punt van zorg dus niet langer gegrond is.

(75)

De Luxemburgse autoriteiten bevestigen ook dat de in de fairness opinion betrokken activiteiten precies samenvallen met de afgestoten activiteiten. Bovendien biedt het aanpassingsmechanisme ten aanzien van de ratio van precies 9 % tier 1-kernkapitaal onder Bazel III de mogelijkheid om te garanderen dat de waarde van de van de transactie uitgesloten activiteiten (overweging 44) geen (negatieve of positieve) financiële impact heeft voor de overnemer. De Luxemburgse autoriteiten verwijzen ook naar de fairness opinion die [eind] mei 2012 is geactualiseerd en die dezelfde conclusies deelt. De verkoopprijs van Dexia BIL kan dus worden beschouwd als een marktprijs, die uitsluit dat er op dit punt enige steun wordt doorgegeven.

(76)

Ten slotte sluiten de Luxemburgse autoriteiten zich aan bij de opmerkingen van Dexia NV (zie deel 4).

(77)

De Luxemburgse autoriteiten zijn van oordeel dat de verklaringen in opmerkingen A zijn gebaseerd op versnipperde gegevens en geen volledige analyse van de toestand bieden. Met name wordt in die opmerkingen geen rekening gehouden met de precieze voorwaarden van de transactie. In dat verband verwijzen de Luxemburgse autoriteiten naar de verschillende documenten die de Commissie van de Luxemburgse autoriteiten en Dexia NV heeft ontvangen, met name de door een derde uitgevoerde fairness opinions van de prijs, waarin wordt geconcludeerd dat, rekening houdende met de transactievoorwaarden, de betaalde prijs billijk is. Dit blijkt uit de waardering die derden op 10 december 2011 hebben uitgevoerd en die op 30 mei 2012 door hetzelfde bureau werd bevestigd, namelijk dat […].

(78)

Overigens blijkt uit het dossier waarover de Commissie beschikt, duidelijk dat de Luxemburgse Staat de koper geen garanties heeft aangeboden of toegekend.

(79)

De Luxemburgse autoriteiten tekenen dan ook aan dat de opmerkingen A lijken te zijn gebaseerd op onvolledige informatie en dat deze foutieve stellingen bevatten, trouwens niet gestaafd door enig bewijs. Daarom verzoeken zij de Commissie in haar eindbesluit hiermee geen rekening te houden, maar zich te baseren op de toelichtingen die de Luxemburgse autoriteiten en Dexia NV in hun contacten met de Commissie hebben verschaft en die uitvoerig antwoorden op de gestelde vragen en de geformuleerde kritiek kunnen weerleggen.

(80)

De Luxemburgse autoriteiten doen opmerken dat opmerkingen B een reeks brieven zijn van deze derde partij aan de directie van Dexia NV en Dexia BIL (en daarnaast ook de toezichthouders), daterend uit de periode van 2005 tot eind 2011, zonder enig rechtstreeks verband met de verkoop van Dexia BIL. Het betreft hier diverse vragen en punten van kritiek aan het adres van Dexia NV wat betreft het feit dat geen rekening is gehouden met bepaalde vragen met betrekking tot feiten die dateren van lang vóór de verkoop van Dexia BIL, het enige element waarop dit besluit over de verkoop van Dexia BIL zou mogen zien. De Luxemburgse autoriteiten verzoeken de Commissie dan ook deze documenten terzijde te schuiven, omdat deze niet relevant zijn.

(81)

De Luxemburgse autoriteiten doen opmerken dat Dexia NV concludeert (zie deel 4) dat de Dexia BIL-transactie plaatsvindt tegen een marktprijs en zonder steunelement. Omdat deze conclusie aansluit bij die van de Luxemburgse autoriteiten, hoeven deze laatste hier dus zelf geen verdere opmerkingen bij te maken.

(82)

Bij wijze van conclusie doen de Luxemburgse autoriteiten opmerken dat geen van de opmerkingen die van derden is ontvangen, de ontwikkelingen in hun aanmelding en in hun opmerkingen ter discussie kan stellen. De Luxemburgse autoriteiten merken trouwens op dat geen van de opmerkingen van derden het argument kan weerleggen dat de procedure voor de verkoop van Dexia BIL, in lijn met de beschikkingspraktijk van de Commissie, moet worden gelijkgesteld met een open, transparante en niet-discriminerende procedure die de garantie biedt dat de transactie tegen marktprijs heeft plaatsgevonden. De Luxemburgse autoriteiten blijven dus bij hun standpunt dat de transactie zonder enig steunelement is verlopen.

6.   BEOORDELING VAN DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STEUN

(83)

In artikel 107, lid 1, VWEU is bepaald dat behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(84)

Dexia BIL is op Europees niveau actief en concurreert dus duidelijk met andere spelers op buitenlandse markten. De Commissie is dan ook van oordeel dat potentiële steun bij de verkoop van Dexia BIL het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging kan vervalsen of het risico daarop in zich draagt.

(85)

In haar besluit van 26 februari 2010 heeft de Commissie al aangetoond dat de steun die Dexia in de vorm van kapitaal, van fundinggaranties, van ELA vergezeld van een staatsgarantie en van ondersteuning voor aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa (de FSA-maatregel) heeft ontvangen, (door België, Luxemburg en Frankrijk verleende) staatssteun vormden. Bijgevolg dient zij zich ervan te vergewissen dat de afgestoten activiteit niet het voordeel blijft behouden van de steun die voordien naar Dexia ging.

(86)

Volgens het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2003 in de zaak-Italië en SIM 2 Multimedia SpA / Commissie (25), waarop de Commissie zich baseerde in haar besluiten in de zaak-Olympic Airlines (26) en de zaak-Alitalia (27), dient het onderzoek naar de economische continuïteit tussen de vroegere onderneming en de nieuwe structuren te gebeuren aan de hand van een reeks aanwijzingen. Aanwijzingen zijn met name het voorwerp van de verkoop, de verkoopprijs, de identiteit van de aandeelhouders of eigenaren van de overnemende onderneming en van de oorspronkelijke onderneming. Dit is door het Gerecht bevestigd in zijn arrest van 28 maart 2012 in de zaak-Ryanair/Commissie (28), waarin het besluit in de zaak-Alitalia is bevestigd.

(87)

Wat het voorwerp van de verkoop betreft, de activiteiten die van de hand worden gedaan, blijven beperkt tot de retail- en private banking-activiteiten die niet aan de oorsprong lijken te hebben gelegen van de problemen waardoor de Dexia-groep staatssteun moest krijgen. De Commissie tekent voorts aan dat het gedeelte van de Legacy-portefuille van de groep dat door Dexia BIL werd gehouden en dat verband houdt met de herfinancieringsproblemen van de groep die mede ervoor hebben gezorgd dat de bij het besluit van 26 februari 2010 goedgekeurde steun moest worden verleend, niet behoort tot de afgestoten activiteiten. Uit kwantitatief oogpunt vertegenwoordigen de afgestoten activiteiten ongeveer 60 % van het balanstotaal van Dexia BIL en [0-10] % van het balanstotaal van de Dexia-groep.

(88)

Tussen de particuliere overnemer Precision Capital en de huidige aandeelhouders van Dexia NV zijn er geen banden, waardoor dus is voldaan aan het criterium dat de particuliere overnemer bij zijn besluitvorming en het uittekenen van een strategie voor de afgestoten activiteiten van Dexia BIL onafhankelijk moet zijn ten opzichte van Dexia NV.

(89)

Wanneer de afgestoten activiteiten tegen marktprijs zouden worden verworven, zou dit voorts de garantie bieden dat de overnemer een passende vergoeding betaalt voor de steun die dit deel van Dexia BIL mogelijk heeft genoten als entiteit van de Dexia-groep en dat de transactieprijs voor de verkoop van Dexia BIL dus geen steunelementen bevat.

(90)

Na het besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie aanvullende informatie ontvangen over de waardering van de marktprijs.

(91)

De Commissie tekent aan dat voor de verkoop van Dexia BIL op 10 december 2011 een eerste onafhankelijke fairness opinion is opgesteld, die nadien op 30 mei 2012 is geactualiseerd. Bij deze fairness opinions werd gebruikgemaakt van drie verschillende methoden: i) de discontering van de Cash Flows to Equity (CFE) methode aan de hand van de stromen die naar aandeelhouders gaan, mits de wettelijke tier 1-kernkapitaalratio's in acht worden genomen; ii) de Price to Book Ratio (P/B-ratio) methode, gebaseerd op de verhouding tussen het rendementsoverschot en de kapitaalkosten, en iii) de peer comparison-methode. De eerste onafhankelijke fairness opinion van 10 december 2011 komt voor de prijs uit op een bandbreedte tussen [600-700] en [800-900] miljoen EUR. De op 30 mei 2012 geactualiseerde fairness opinion bevestigt dat daarin precies de afgestoten activiteiten werd betrokken en komt tot dezelfde conclusie dat een billijke prijs ligt tussen [600-700] en [800-900] miljoen EUR. De Commissie heeft deze fairness opinions onderzocht. Daarbij stelt zij vast dat deze zijn gebaseerd op algemeen toepasbare standaardmethoden uit deze sector en rekening houden met de precieze voorwaarden en de precieze omvang van de transactie.

(92)

Met 730 miljoen EUR ligt de transactieprijs binnen de bandbreedte uit deze fairness opinions. Er zijn dus geen aanwijzingen dat de prijs die is betaald, onder of boven de marktprijs ligt. De verkoopprijs van Dexia BIL kan dus worden beschouwd als een marktprijs, hetgeen ook uitsluit dat er bij de verkoop enige steun die Dexia mogelijk voordien heeft ontvangen, wordt doorgegeven.

(93)

Bepaalde activa van Dexia BIL blijven buiten deze verkooptransactie (zie overweging 44). Deze activiteiten zullen vóór de closing van de transactie aan Dexia NV worden overgedragen, met voor Dexia BIL een claw-backmechanisme voor de netto-opbrengsten van de verkopen. De Commissie tekent aan dat de aanvullende informatie die zij na het besluit tot inleiding van de procedure heeft ontvangen, bevestigt dat de waardering van de activiteiten die buiten de transactie blijven, niet heeft meegespeeld bij het bepalen van de marktprijs. De verkoopprijs is gebaseerd op een tier 1-kernkapitaalratio volgens Bazel III van precies 9 % op het tijdstip van de closing. Ingeval er een verschil is tussen dit kapitaalniveau en het niveau bij de closing van de verkoop, dan biedt de aanpassingsclausule de garantie dat dit verschil door de kopers of de verkoper wordt terugbetaald en/of de verkoopprijs wordt aangepast. De waardering van de deelnemingen of activa die buiten de transactie worden gehouden, wordt dus niet in rekening genomen bij het bepalen van de marktprijs. Deze aanpassingsclausule is ook meegenomen in de fairness opinions.

(94)

In haar besluit tot inleiding van de procedure had de Commissie opgemerkt dat de Luxemburgse Staat aan de verkoop van Dexia BIL deelneemt door een belang van 10 % te verwerven, op dezelfde voorwaarden als Precision Capital. Het spreekt dus voor zich dat met deze deelneming van Luxemburg staatsmiddelen zijn gemoeid. Omdat Luxemburg op dezelfde voorwaarden deelneemt als Precision Capital, is de Commissie van oordeel dat Luxemburg a priori handelt als een particuliere investeerder, hetgeen uitsluit dat er bij de deelneming van 10 % door Luxemburg sprake is van staatssteun.

(95)

In haar besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie voorts opgemerkt dat Precision Capital en de Luxemburgse Staat voornemens zijn clausule 3.3.5 te schrappen. De Commissie deed opmerken dat Dexia NV zich met deze clausule ertoe verbond om a posteriori staatsgaranties te verkrijgen voor de overnemer van Dexia BIL. Zo zou door het activeren van deze clausule potentieel een beroep worden gedaan op staatsmiddelen in de vorm van garanties. Bovendien zou door het enkele bestaan van deze clausule een voordeel aan de overnemer van Dexia BIL kunnen worden verleend. Na het besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie echter aanvullende informatie ontvangen waaruit blijkt dat clausule 3.3.5 niet is opgenomen in de definitieve verkoopovereenkomsten voor de aandelen, die in de plaats zijn gekomen van het MoU. De Commissie concludeert dan ook dat, door het opgeven van deze clausule die niet ten uitvoer is gelegd, er in dat verband geen steunelementen zijn.

7.   BESLUIT

(96)

Om de hier uiteengezette redenen concludeert de Commissie dat de maatregel bestaande uit de verkoop van Dexia BIL geen steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. Met name vormt deze geen nieuwe steun voor Dexia NV of voor Dexia BIL,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De maatregel voor de verkoop van Dexia BIL vormt geen steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De steunmaatregel mag bijgevolg ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Groothertogdom Luxemburg.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2012.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  Met ingang van 1.12.2009 zijn de artikelen 87 en 88 VEG respectievelijk de artikelen 107 en 108 VWEU geworden. De bepalingen in beide Verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 87 en 88 VEG. Het VWEU bracht ook bepaalde wijzigingen op het gebied van terminologie met zich, zoals de vervanging van "Gemeenschap" door "Europese Unie", van "gemeenschappelijke markt" door "interne markt" en van "Gerecht van eerste aanleg" door "Gerecht". In dit besluit wordt de terminologie van het VWEU gebruikt.

(2)  PB C 146 van 12.5.1998, blz. 6, en PB C 210 van 1.9.2006, blz. 12.

(3)  Besluit C(2008) 7388 final.

(4)  In dit besluit worden met "Dexia" of "de Dexia-groep" Dexia NV en al haar dochterondernemingen bedoeld.

(5)  PB C 181 van 4.8.2009, blz. 42.

(6)  PB C 305 van 16.12.2009, blz. 3.

(7)  PB L 274 van 19.10.2010, blz. 54.

(8)  PB C 38 van 11.2.2012, blz. 12.

(9)  Besluit bekendgemaakt op de website van DG Concurrentie, op het volgende adres: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/cases/243124/243124_1306879_116_2.pdf

(10)  Besluit van 31 mei 2012 betreffende steunmaatregel SA.26653 - Herstructurering van Dexia (nog niet bekendgemaakt).

(11)  Besluit van 31 mei 2012 betreffende steunmaatregelen SA.33760, SA.33764, SA.33763 - Aanvullende maatregelen voor de herstructurering van Dexia - Tijdelijke garantie (nog niet bekendgemaakt).

(12)  Besluit van 6 juni 2012 betreffende steunmaatregelen SA.34925, SA.34927, SA.34928 - Verhoging van het plafond voor de tijdelijke garantie (nog niet bekendgemaakt).

(13)  Zie het persbericht op de website van de Dexia-groep, te vinden onder: http://www.dexia.com/NL/journalist/persberichten/Paginas/Start-van-exclusieve-onderhandelingen-voor-de-verkoop-van-Dexia-Banque-Internationale-a-Luxembourg.aspx

(14)  PB C 137 van 12.5.2012, blz. 19.

(15)  Besluit van 3 april 2012 betreffende steunmaatregel SA.34440 - Verkoop van Dexia BIL, PB C 137 van 12.5.2012, blz. 19.

(16)  Vertrouwelijke informatie.

(17)  "Equité du prix de cession de BIL à Precision Capital / Eléments préliminaires en l'état actuel des négociations" van 10.12.2011.

(18)  i) De discontering van de Cash Flows to Equity (CFE) methode aan de hand van de stromen die naar aandeelhouders gaan, mits de wettelijke tier 1-kernkapitaalratio's in acht worden genomen; ii) de Price to Book Ratio (P/B-ratio) methode, gebaseerd op de verhouding tussen het rendementsoverschot en de kapitaalkosten, en iii) de peer comparison-methode.

(19)  "Equité du prix de cession de BIL à Precision Capital / Eléments préliminaires en l'état actuel des négociations" van 10.12.2011.

(20)  Zie met name het arrest van 19 oktober 2005 in zaak T-324/00, CDA Datenträger Albrechts GmbH / Commissie, Jurispr. 2005, blz. II-4309, punt 93: "… de argumentatie van de Commissie [dient] te worden afgewezen, dat de omvang van het bevel tot terugvordering in artikel 2 van de bestreden beschikking zijn rechtvaardiging vindt in het feit dat de joint venture en haar opvolgers tot een groep van verbonden vennootschappen behoren waarin interne mechanismen van activaoverdracht bestaan. […] uit de vaststellingen in de bestreden beschikking blijkt ook duidelijk dat de in de groep bestaande overdrachtsmechanismen enkel ten nadele van de joint venture hebben gewerkt, en niet in haar voordeel. Dus kan niet worden gesteld dat de joint venture, op grond van het feit dat zij tot die groep behoort, in feite heeft geprofiteerd van steun waarvan zij niet de begunstigde was."

(21)  Zie met name arrest van 20 september 2001, zaak C-390/98, H.J. Banks & Co. Ltd / The Coal Authority en Secretary of State for Trade and Industry, Jurispr. 2001, blz. I-6117, punt 78: "In beginsel evenwel, wanneer een steunontvangende onderneming tegen marktprijs is verkocht, weerspiegelt de verkoopprijs de gevolgen van de vroegere steun, en behoudt de verkoper van deze onderneming het voordeel van de steun. In dat geval moet de vroegere situatie in de eerste plaats worden hersteld door de terugbetaling van de steun door de verkoper."

(22)  Met bijna 40 kantoren in het Groothertogdom is Dexia BIL de op twee na grootste bank op de Luxemburgse markt, met ongeveer [5-15] % van de deposito's, [5-15] % van de kredieten en ongeveer [5-15] % van de activa onder beheer in het bedrijfsonderdeel private banking.

(23)  De raad van bestuur heeft al op 9 en 10.10.2011 goedkeuring verleend voor de onderhandelingen met Precision Capital, maar de formele exclusiviteitsperiode ging pas in op 23.10.2011 met de ondertekening van een Letter of Intent.

(24)  […].

(25)  Arrest van 8 mei 2003, gevoegde zaken C-328/99 en C-399/00, Italië en SIM 2 Multimedia SpA / Commissie, Jurispr. 2003, blz. I-4035.

(26)  Besluit van de Commissie van 17 september 2008 betreffende steunmaatregelen N 321/2008, N 322/2008 en N 323/2008 - Griekenland – Ολυμπιακές Αερογραμμές/Ολυμπιακή Αεροπορία Υπηρεσίες (PB C 18 van 23.1.2010, blz. 9); arrest van 13 september 2010, gevoegde zaken T-415/05, T-416/05 en T-423/05, Griekenland e.a. / Commissie, Jurispr. 2010, blz. II-4749, punt 135.

(27)  Besluit van de Commissie van 12 november 2008 betreffende steunmaatregel N 510/2008 - Italië - Vendita dei beni della compagnia aerea Alitalia (PB C 46 van 25.2.2009, blz. 6).

(28)  Arrest van 28 maart 2012, zaak T-123/09, Ryanair Ltd / Commissie (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.), punten 155 en 156.