ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.349.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 349

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
19 december 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie met betrekking tot de handhaving van in de huidige Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland opgenomen verbintenissen inzake de handel in diensten

1

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie betreffende de invoering of verhoging van uitvoerrechten op grondstoffen

1

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van de tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en van het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst

2

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over de handel in delen en onderdelen van motorvoertuigen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie

2

 

 

2012/793/EU

 

*

Besluit van de Raad van 11 december 2012 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1220/2012 van de Raad van 3 december 2012 houdende handelsgerelateerde maatregelen om voor bepaalde visserijproducten de bevoorrading voor de verwerkende industrie in de EU te garanderen voor de periode 2013-2015, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 104/2000 en (EU) nr. 1344/2011

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1221/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 684/2009 wat betreft de gegevens die moeten worden ingediend in het kader van de geautomatiseerde procedure voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1222/2012 van de Commissie van 14 december 2012 tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006, wat betreft de voor 2013 geldende data voor indiening van invoercertificaataanvragen en afgifte van invoercertificaten in het kader van de tariefcontingenten voor granen, rijst, suiker en olijfolie, tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 1518/2003, (EG) nr. 382/2008, (EU) nr. 1178/2010 en (EU) nr. 90/2011 wat betreft de voor 2013 geldende data voor afgifte van uitvoercertificaten in de sectoren buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose, varkensvlees, rundvlees, eieren en slachtpluimvee, en tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wat betreft de periode voor het onderzoek van de offertes voor de aankoop van zachte tarwe tegen een vaste prijs in het kader van de openbare interventie

35

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1223/2012 van de Commissie van 18 december 2012 houdende uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

39

 

*

Verordening (EU) nr. 1224/2012 van de Commissie van 18 december 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 ( 1 )

45

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1225/2012 van de Commissie van 18 december 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

47

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1226/2012 van de Commissie van 18 december 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

49

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1227/2012 van de Commissie van 18 december 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

51

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1228/2012 van de Commissie van 18 december 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

53

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/794/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 17 december 2012 waarbij Bulgarije en Roemenië worden gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

55

 

 

2012/795/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van de soort, de opmaak en de frequentie van de door de lidstaten te verstrekken informatie met het oog op de verslaglegging over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9181)  ( 2 )

57

 

 

2012/796/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2012 tot vaststelling van een derde financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor 2006 en 2007 tot dekking van de door Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9356)

66

 

 

2012/797/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 december 2012 tot wijziging van Besluit 2009/336/EG tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

68

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2012/798/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 12 december 2012 betreffende de kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten ( 2 )

72

 


 

(1)   Voor de EER en Zwitserland relevante tekst

 

(2)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/1


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie met betrekking tot de handhaving van in de huidige Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland opgenomen verbintenissen inzake de handel in diensten

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie met betrekking tot de handhaving van in de huidige Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland opgenomen verbintenissen inzake de handel in diensten (1), die op 16 december 2011 in Genève is ondertekend, wordt, uit hoofde van de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO op 22 augustus 2012, met ingang van die datum voorlopig toegepast.


(1)  PB L 57 van 29.2.2012, blz. 44.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/1


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie betreffende de invoering of verhoging van uitvoerrechten op grondstoffen

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie betreffende de invoering of verhoging van uitvoerrechten op grondstoffen (1), die op 16 december 2011 in Genève is ondertekend, wordt, uit hoofde van de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO op 22 augustus 2012, met ingang van die datum voorlopig toegepast.


(1)  PB L 57 van 29.2.2012, blz. 53.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/2


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van de tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en van het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van de tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en van het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst (1), die op 16 december 2011 in Genève is ondertekend, wordt, uit hoofde van de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO op 22 augustus 2012, met ingang van die datum voorlopig toegepast.


(1)  PB L 57 van 29.2.2012, blz. 3.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/2


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over de handel in delen en onderdelen van motorvoertuigen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over de handel in delen en onderdelen van motorvoertuigen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie (1), die op 16 december 2011 in Genève is ondertekend, wordt, uit hoofde van de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO op 22 augustus 2012, met ingang van die datum voorlopig toegepast.


(1)  PB L 57 van 29.2.2012, blz. 15.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 11 december 2012

betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie, en het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst

(2012/793/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge Besluit 2012/105/EU van de Raad (1) werden de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie (hierna de „overeenkomst” genoemd) en het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst (hierna het „protocol” genoemd) op 16 december 2011 ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip.

(2)

De overeenkomst en het protocol moeten worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Russische Federatie met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten voor de uitvoer van hout uit de Russische Federatie naar de Europese Unie en het Protocol tussen de Europese Unie en de regering van de Russische Federatie over technische regels uit hoofde van die overeenkomst worden namens de Unie goedgekeurd (2).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de respectievelijk in de overeenkomst en in artikel 26, lid 2, van het protocol bedoelde kennisgevingen te doen, waarmee de instemming van de Unie om door de overeenkomst en het protocol gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht (3).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 11 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 57 van 29.2.2012, blz. 1.

(2)  De overeenkomst en het protocol zijn samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 57 van 29.2.2012.

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst en het protocol wordt door het secretariaat-generaal bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERORDENINGEN

19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/4


VERORDENING (EU) Nr. 1220/2012 VAN DE RAAD

van 3 december 2012

houdende handelsgerelateerde maatregelen om voor bepaalde visserijproducten de bevoorrading voor de verwerkende industrie in de EU te garanderen voor de periode 2013-2015, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 104/2000 en (EU) nr. 1344/2011

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is voor haar bevoorrading met bepaalde visserijproducten momenteel afhankelijk van de invoer uit derde landen. De voorbije 15 jaar is de Unie afhankelijker geworden van invoer om in haar behoefte aan visserijproducten te voorzien. Het niveau van zelfvoorziening met visserijproducten in de Unie is gedaald van 57 % tot 38 %. Om de productie van visserijproducten in de Unie niet in gevaar te brengen en om de verwerkende industrie in staat te stellen zich op toereikende wijze te bevoorraden, dienen de douanerechten voor bepaalde producten geheel of gedeeltelijk te worden opgeschort binnen de grenzen van tariefcontingenten van passende omvang. Om voor de producenten in de EU een minimale verstoring van de concurrentie te waarborgen, dient ook de gevoeligheid van afzonderlijke visserijproducten op de EU-markt in aanmerking te worden genomen.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1062/2009 (1) heeft de Raad autonome communautaire tariefcontingenten voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2010-2012 geopend, en heeft hij voorzien in de wijze van beheer daarvan. Aangezien de periode van toepassing van die verordening op 31 december 2012 verstrijkt, is het van belang dat de daarin vervatte relevante bepalingen worden weerspiegeld in de periode 2013-2015.

(3)

Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (2) wordt momenteel herzien in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. In die verordening is bepaald dat de rechten voor bepaalde visserijproducten worden geschorst. Om de samenhang van het systeem te vergroten en de procedures van de Unie inzake autonome preferenties voor visserijproducten te stroomlijnen, dient ter vervanging van die schorsingen een aantal autonome tariefcontingenten te worden vastgesteld, en dient Verordening (EG) nr. 104/2000 dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Met het oog op een toereikende bevoorrading van de Unie met grondstoffen voor de visverwerkende industrie en om de voorspelbaarheid en de continuïteit van de invoer te waarborgen, dienen de nieuwe autonome tariefcontingenten van een voldoende omvang te zijn.

(4)

Verordening (EU) nr. 1344/2011 van de Raad van 19 december 2011 houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw-, visserij- en industrieproducten (3) bevat een beperkt aantal schorsingen voor visserijproducten. Om de samenhang van het systeem te vergroten en de procedures van de Unie inzake autonome preferenties voor visserijproducten te stroomlijnen, dient een aantal autonome tariefcontingenten te worden vastgesteld die deze schorsingen vervangen. Bijgevolg dient Verordening (EU) nr. 1344/2011 dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Met het oog op een toereikende bevoorrading van de Unie met grondstoffen voor de visverwerkende industrie en om de voorspelbaarheid en de continuïteit van de invoer te waarborgen, dienen de nieuwe autonome tariefcontingenten van een voldoende omvang te zijn.

(5)

Het is belangrijk om de visverwerkende industrie zekerheid te verschaffen over de bevoorrading met visserijgrondstoffen om te kunnen blijven groeien en investeren, en vooral om het haar mogelijk te maken zich aan te passen aan de vervanging van schorsingen door contingenten, zonder aanbodverstorende gevolgen. Daarom is het passend om voor bepaalde visserijproducten waarop schorsingen van toepassing waren, een stelsel op te zetten dat onder bepaalde voorwaarden de toepasselijke tariefcontingenten automatisch doet toenemen.

(6)

Alle importeurs in de Unie moeten te allen tijde en in gelijke mate toegang krijgen tot de tariefcontingenten als bedoeld in deze verordening, en de voor deze contingenten vastgestelde rechten moeten, zonder onderbreking en tot de contingenten geheel zijn opgebruikt, worden toegepast op alle invoer van de betrokken producten in alle lidstaten.

(7)

Om een doeltreffend gemeenschappelijk beheer van de tariefcontingenten te waarborgen, dient de lidstaten te worden toegestaan uit deze contingenten de met hun werkelijke invoer overeenstemmende hoeveelheden op te nemen. Aangezien deze wijze van beheer een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie vergt, moet de Commissie in staat zijn toe te zien op de mate waarin de contingenten worden opgebruikt en dient zij de lidstaten daarvan in kennis te stellen.

(8)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) is een systeem voor het beheer van tariefcontingenten vastgesteld, waarbij de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de aangiften voor het vrije verkeer wordt aangehouden. De bij de onderhavige verordening geopende tariefcontingenten moeten door de Commissie en de lidstaten overeenkomstig die regeling worden beheerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De rechten bij invoer van de in de bijlage vermelde producten worden, binnen de tariefcontingenten, gedurende de aangegeven perioden geschorst tot de aangeduide niveaus en met inachtneming van de aangeduide hoeveelheden.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 3

1.   Zonder onnodige vertraging verifieert de Commissie of, op 30 september van het betrokken kalenderjaar, 80 % van het jaarlijkse tariefcontingent met betrekking tot een visserijproduct waarop dit artikel overeenkomstig de bijlage van toepassing is, is opgebruikt. Als dat zo is, wordt het in de bijlage vastgelegde jaarlijkse tariefcontingent geacht automatisch met 20 % te zijn verhoogd. Het verhoogde jaarlijkse tariefcontingent wordt het toepasselijke tariefcontingent met betrekking tot dat visserijproduct voor het betrokken kalenderjaar.

2.   Op verzoek van ten minste één lidstaat en onverminderd lid 1, verifieert de Commissie of 80 % van het jaarlijkse tariefcontingent met betrekking tot een visserijproduct waarop dit artikel overeenkomstig de bijlage van toepassing is, is opgebruikt vóór 30 september van het betrokken kalenderjaar. Als dat zo is, is lid 1 van toepassing.

3.   De Commissie deelt de lidstaten onverwijld mee dat de in de leden 1 en 2 vastgelegde voorwaarden zijn vervuld, en maakt informatie over het nieuwe toepasselijke tariefcontingent bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   Het krachtens lid 1 verhoogde tariefcontingent kan in het betrokken kalenderjaar niet verder worden verhoogd.

Artikel 4

De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten werken nauw samen om het adequate beheer en de adequate controle van de toepassing van deze verordening te garanderen.

Artikel 5

1.   In Verordening (EG) nr. 104/2000 worden artikel 28 en bijlage VI geschrapt.

2.   In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1344/2011 worden de vermeldingen met betrekking tot visserijproducten met de volgende Taric-codes geschrapt: 0302899030, 0302900095, 0303909091, 0305200011, 0305200030, 1604110020, 1604320010, 1605100011 en 1605100019.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. SYLIKIOTIS


(1)  PB L 291 van 7.11.2009, blz. 8.

(2)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(3)  PB L 349 van 31.12.2011, blz. 1.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


BIJLAGE

Volgnr.

GN-code

Taric-code

Omschrijving

Jaarlijks volume van het contingent

(in t) (1)

Toepasselijk recht

Contingentperiode

09.2759

ex 0302 51 10

20

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida, met uitzondering van levers, hom en kuit, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

70 000 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0302 51 90

10

ex 0302 59 10

10

ex 0303 63 10

10

ex 0303 63 30

10

ex 0303 63 90

10

ex 0303 69 10

10

09.2765

ex 0305 62 00

20

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida, gezouten of gepekeld, doch niet gedroogd of gerookt, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

2 600

0 %

1.1.2013-31.12.2015

 

25

 

29

ex 0305 69 10

10

09.2776

ex 0304 71 10

10

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus macrocephalus), bevroren filets en bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

30 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 71 90

10

ex 0304 95 21

10

ex 0304 95 25

10

09.2761

ex 0304 79 50

10

Blauwe grenadier (Macruronus spp.), bevroren filets en ander bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

25 000 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 79 90

11

 

17

ex 0304 95 90

11

 

17

09.2798

ex 0306 16 99

20

Garnalen van de soort Pandalus borealis, in de schaal, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)  (5)

9 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0306 26 90

12

 

92

09.2794

ex 1605 21 90

45

Garnalen van de soort Pandalus borealis, gekookt en gepeld, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)  (5)

30 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 1605 29 00

50

09.2800

ex 1605 21 90

55

Garnalen van de soort Pandalus jordani, gekookt en gepeld, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)  (5)

2 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 1605 29 00

60

09.2802

ex 0306 17 92

10

Garnalen van de soort Penaeus Vannamei, ook indien ontdaan van de schaal, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

20 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0306 27 99

10

09.2760

ex 0303 66 11

10

Heek (Merluccius spp. met uitzondering van Merluccius merluccius, Urophycis spp.), en roze koningklip (Genypterus blacodes), bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

12 500

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0303 66 12

10

ex 0303 66 13

10

ex 0303 66 19

11

 

91

ex 0303 89 70

10

09.2774

ex 0304 74 19

10

Noord-Pacifische heek (Merluccius productus), bevroren filets en ander visvlees, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

12 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 95 50

10

09.2770

ex 0305 63 00

10

Ansjovis (Engraulis anchoita), gezouten of gepekeld, doch niet gedroogd of gerookt, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

2 500

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2788

ex 0302 41 00

10

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), met een gewicht van meer dan 100 g per haring of lappen met een gewicht van meer dan 80 g per lap, met uitzondering van levers, hom en kuit, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

17 500

0 %

1.10.2013-31.12.2013

ex 0303 51 00

10

1.10.2014-31.12.2014

ex 0304 59 50

10

1.10.2015-31.12.2015

ex 0304 86 00

10

ex 0304 99 23

10

09.2792

ex 1604 12 99

1111

Haring, bereid met kruiden en/of azijn, gepekeld, in vaten met een inhoud van ten minste 70 kg netto uitgelekt gewicht, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

15 000 (8)

6 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2790

ex 1604 14 16

21

23

31

33

41

43

91

93

Filets, zogenaamde „loins”, van tonijn en van gestreepte tonijn, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

22 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2762

ex 0306 11 90

10

Langoesten (Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.), levend, gekoeld, bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)  (4)

200

6 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0306 21 90

10

09.2785

ex 0307 49 59

10

Mantels (7) van pijlinktvissen (Ommastrephes spp. — met uitzondering van Ommastrephes sagittatus —; Nototodarus spp., Sepioteuthis spp.) en Illex spp., bevroren, met huid en vinnen, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

45 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0307 99 11

10

09.2786

ex 0307 49 59

20

Pijlinktvissen (Ommastrephes spp. — met uitzondering van Ommastrephes sagittatus —, Nototodarus spp., Sepioteuthis spp.) en Illex spp., bevroren, hetzij geheel, hetzij tentakels en vinnen, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

3 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0307 99 11

20

09.2777

ex 0303 67 00

10

Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), bevroren, bevroren filets en ander bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

350 000 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 75 00

10

ex 0304 94 90

10

09.2772

ex 0304 93 10

10

Surimi, bevroren, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

66 000 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 94 10

10

ex 0304 95 10

10

ex 0304 99 10

10

09.2746

ex 0302 89 90

30

Zuidelijke rode snapper (Lutjanus purpureus), vers, gekoeld, bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

1 650 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2748

ex 0302 90 00

95

Kuit, vers, gekoeld of bevroren, gezouten of gepekeld

11 000 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0303 90 90

91

ex 0305 20 00

30

09.2750

ex 1604 32 00

10

Kuit, gewassen, ontdaan van het aanklevende bindweefsel, enkel gezouten of gepekeld, bestemd om te worden verwerkt (2)

6 600 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2764

ex 1604 11 00

20

Pacifische zalm (Oncorhynchus spp.), bestemd voor de verwerkende industrie voor de vervaardiging van pasta’s of smeersels (2)

1 300 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2784

ex 1605 10 00

11

19

Krabben van de soorten „King” (Paralithodes camchaticus), „Hanasaki” (Paralithodes brevipes), „Kegani” (Erimacrus isenbecki), „Queen” en „Snow” (Chionoecetes spp.), „Red” (Geryon quinquedens), „Rough stone” (Neolithodes asperrimus), Lithodes santolla, „Mud” (Scylla serrata), „Blue” (Portunus spp.), enkel in water gekookt en ontdaan van de schaal, ook indien bevroren, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 2 kg of meer

2 750 (9)

0 %

1.1.2013-31.12.2015

09.2778

ex 0304 83 90

21

Platvis, bevroren filets en ander visvlees (Limanda aspera, Lepidopsetta bilineata, Pleuronectes quadrituberculatus, Limanda ferruginea, Lepidopsetta polyxystra), bestemd om te worden verwerkt (2)  (3)

5 000

0 %

1.1.2013-31.12.2015

ex 0304 99 99

65


(1)  Uitgedrukt in nettogewicht, tenzij anders aangegeven.

(2)  Het contingent is afhankelijk van de in de artikelen 291 tot en met 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bepaalde voorwaarden.

(3)  Het contingent is niet van toepassing op producten die bestemd zijn om aan uitsluitend één of meer van de volgende behandelingen te worden onderworpen:

schoonmaken, verwijderen van ingewanden, staarten en koppen,

in stukken snijden, met uitzondering van het in blokken snijden, het fileren, de vervaardiging van lappen, of van het in stukken snijden of het verdelen van door een folie van elkaar gescheiden filets in blokken,

opnieuw verpakken van bevroren individueel snel ingevroren (IQF) filets,

bemonsteren, sorteren,

etiketteren,

verpakken,

koelen,

invriezen,

diepvriezen,

losmaken door te ontdooien.

Het contingent is niet van toepassing op producten die de op het gebruik van het contingent rechtgevende bewerkingen ondergaan in de kleinhandel of in restaurantbedrijven, kantines en dergelijke. Het contingent is enkel van toepassing voor producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie.

(4)  Producten van de GN-codes 0306 11 90 (Taric-code 10) en 0306 21 90 (Taric-code 10) komen, niettegenstaande het bepaalde in voetnoot 2, voor de contingenten in aanmerking als zij een of meer van de volgende bewerkingen ondergaan: splitsing van de bevroren langoesten, warmtebehandeling van de bevroren langoesten om het inwendige afvalmateriaal te kunnen verwijderen.

(5)  Producten van de GN-codes 1605 21 90 (Taric-codes 45 en 55) en 1605 29 00 (Taric-codes 50 en 60) komen, niettegenstaande het bepaalde in voetnoot 2, voor de contingenten in aanmerking als zij de volgende bewerking ondergaan: de garnalen onderwerpen aan een behandeling met verpakkingsgassen zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven ().

(6)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(7)  Lichaam van koppotige of de pijlinktvis zonder kop en zonder tentakels.

(8)  Uitgedrukt in netto uitgelekt gewicht.

(9)  Artikel 3 is van toepassing.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1221/2012 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 684/2009 wat betreft de gegevens die moeten worden ingediend in het kader van de geautomatiseerde procedure voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (1), en met name artikel 29, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer in overeenstemming met bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 (2) van de Commissie uitsluitend een btw-nummer kan worden ingevuld in een veld van het voorlopige elektronische administratieve document, dient de maximale veldlengte overeen te komen met de maximale veldlengte van de door de lidstaten afgegeven btw-nummers.

(2)

Vaste transportinrichtingen hebben niet altijd een unieke identificatiecode en daarom dient de in bijlage I opgenomen verplichting om de vervoerseenheid te identificeren aan de hand van de unieke identificatiecode, slechts te gelden wanneer die wijze van identificatie voorhanden is.

(3)

De structuur van de tabellen 1, 2 en 5 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 dient te worden gewijzigd om ermee rekening te houden dat voor sommige van de daarin opgenomen gegevensgroepen mogelijkerwijs meer dan één gegeven moet worden ingevuld.

(4)

De code die wordt gebruikt om het derde land op te geven in het gegevenselement „Derde land van oorsprong” in de gegevenssubgroep „WIJNPRODUCT” in tabel 1 van bijlage I, mag geen van de codes zijn die zijn opgenomen in de lijst van codes voor de lidstaten in bijlage II, noch de in ISO-3166 gebruikte code voor Griekenland „GR”. Bijlage I moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(5)

De lijst van codes voor de vervoerswijze in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 bevat een code „Overige” om te verwijzen naar andere dan de in die lijst genoemde vervoerswijzen. Wanneer de code “Overige” wordt gebruikt, dient een nadere omschrijving van de vervoerswijze in kwestie te worden toegevoegd. Bijlage I moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Ten behoeve van de identificatie van de bestemmingswijzigingen of de splitsingen in deeltransporten die tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns in de zin van de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 684/2009 hebben plaatsgevonden, dient het volgnummer van elk van deze handelingen aan het elektronische administratieve document te worden toegevoegd. Tabel 4 in bijlage I moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

In het bericht van splitsing zoals vastgesteld in tabel 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 moet worden vermeld in welke lidstaat de splitsing heeft plaatsgevonden. Deze tabel moet daarom worden uitgebreid met een extra gegevensgroep om deze informatie op te geven.

(8)

De lijst van codes voor de redenen van niet-overeenstemming in tabel 6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 bevat een code 6 „Eén of meer records met onjuiste waarden”, maar deze code geeft geen specifieke reden waarom de waarden onjuist zijn en verschaft bijgevolg geen informatie die niet elders al is verstrekt. Zij moet derhalve worden geschrapt.

(9)

Krachtens artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG mogen de lidstaten een persoon tijdelijk machtigen om op te treden als geregistreerde geadresseerde. In deze machtiging kan een maximaal toegestane hoeveelheid zijn bepaald voor iedere categorie van accijnsgoederen die de persoon mag ontvangen. Het moet mogelijk zijn om te vermelden dat de maximale hoeveelheid in een zending werd overschreden. De lijst van codes voor redenen van niet-overeenstemming in tabel 6 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 moet derhalve worden uitgebreid met een nieuwe code in die zin.

(10)

Voor het identificatienummer van het douanekantoor dat in het elektronische administratieve document moet worden vermeld, dient gebruik te worden gemaakt van de tweeletterige landcodes van ISO-norm 3166. Bijlage II moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Het moet mogelijk zijn om in het voorlopige elektronische administratieve document een record op te nemen voor het gebruik van een vaste transportinrichting als vervoerseenheid voor accijnsgoederen. De lijst van codes voor de vervoerseenheden in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 moet worden uitgebreid met een nieuw element.

(12)

Overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2012/209/EU van de Commissie van 20 april 2012 betreffende de toepassing van de bepalingen inzake controles en verkeer van Richtlijn 2008/118/EG op bepaalde additieven, overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG (3) van de Raad, moeten bepaalde producten die bestemd zijn voor gebruik als additieven in motorbrandstoffen, aan de bepalingen inzake controles en verkeer van Richtlijn 2008/118/EG worden onderworpen. De lijst van codes voor accijnsgoederen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 moet derhalve worden uitgebreid met een nieuwe accijnsgoederencode voor die producten.

(13)

Verordening (EG) nr. 684/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De wijziging van de lijst van codes voor accijnsgoederen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 684/2009 moet van toepassing zijn vanaf de datum waarop, in overeenstemming met Uitvoeringsbesluit 2012/209/EU, bepaalde producten die bestemd zijn voor gebruik als additieven in motorbrandstoffen, aan de bepalingen inzake controles en verkeer van Richtlijn 2008/118/EG worden onderworpen. Voorts dienen de lidstaten en de marktdeelnemers voldoende tijd te krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe vereisten voordat deze verordening van toepassing wordt.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Accijnscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 684/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12.

(2)  PB L 192 van 24.7.2009, blz. 13.

(3)  PB L 110 van 24.4.2012, blz. 41.


BIJLAGE I

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1)

Tabel 1 wordt vervangen door:

Tabel 1

Voorlopig elektronisch administratief document en elektronisch administratief document

(als bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 8, lid 1)

A

B

C

D

E

F

G

 

KENMERK

R

 

 

 

 

a

Soort bericht

R

 

De volgende waarden zijn mogelijk:

1

=

Standaardindiening (wordt gebruikt in alle gevallen behalve bij uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure)

2

=

Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure (toepassing van artikel 283 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(1))

Het soort bericht mag niet verschijnen in het e-AD waaraan een ARC is toegekend noch op het in artikel 8, lid 1, van deze verordening bedoelde papieren document.

n1

 

b

Indicatie uitgestelde indiening

D

„R” voor de indiening van een e-AD voor een overbrenging die is aangevangen onder dekking van het in artikel 8, lid 1, bedoelde papieren document.

Mogelijke waarden:

0

=

onwaar

1

=

waar

De waarde staat standaard op „onwaar”.

Dit gegevenselement mag niet verschijnen in het e-AD waaraan een ARC is toegekend noch op het in artikel 8, lid 1, bedoelde papieren document.

n1

1

OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN e-AD

R

 

 

 

 

a

Code soort bestemming

R

 

Vermeld de bestemming van de overbrenging met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Belastingentrepot (artikel 17, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2008/118/EG)

2

=

Geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), van Richtlijn 2008/118/EG)

3

=

Tijdelijk geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG)

4

=

Rechtstreekse aflevering (artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG)

5

=

Vrijgesteld geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), iv), van Richtlijn 2008/118/EG)

6

=

Uitvoer (artikel 17, lid 1, onder a), iii), van Richtlijn 2008/118/EG)

8

=

Bestemming onbekend (geadresseerde onbekend; artikel 22 van Richtlijn 2008/118/EG)

n1

 

b

Reistijd

R

 

Vermeld, rekening houdende met het vervoermiddel en de afstand, de normale duur van de reis in uren (H) of dagen (D) gevolgd door twee cijfers (bv. H12 of D04). Het getal na „H” mag niet hoger zijn dan 24. Het getal na „D” mag niet hoger zijn dan 92.

an3

 

c

Regeling vervoer

R

 

Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Eigenaar van de goederen

4

=

Overige

n1

 

d

ARC

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e-AD.

Zie bijlage II, codelijst 2.

an21

 

e

Datum en tijdstip geldigmaking e-AD

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e-AD.

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

 

f

Volgnummer

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e-AD en bij iedere wijziging van bestemming.

Staat op 1 bij de eerste geldigmaking en wordt vervolgens telkens met 1 verhoogd op elk e-AD dat door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending wordt aangemaakt bij iedere wijziging van bestemming.

n..2

 

g

Datum en tijdstip geldigmaking bijwerking

C

Datum en tijdstip van geldigmaking van het bericht van bestemmingswijziging in tabel 3; wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending in geval van wijziging van bestemming.

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

2

HANDELAAR afzender

R

 

 

 

 

a

Accijnsnummer handelaar

R

 

Vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde afzender.

an13

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3

HANDELAAR plaats van verzending

C

„R” indien de code soort herkomst in vak 9d „1” is.

 

 

 

a

Referentie belastingentrepot

R

 

Vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van verzending.

an13

 

b

Naam handelaar

O

 

 

an..182

 

c

Straat

O

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

O

 

an..10

 

f

Stad

O

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

4

KANTOOR van verzending — invoer

C

„R” indien de code soort herkomst in vak 9d „2” is.

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het douanekantoor van invoer. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

5

HANDELAAR geadresseerde

C

„R”, behalve voor soort bericht „2 — Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure” of bij code soort bestemming 8

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3 en 4

„O” voor code soort bestemming 6

Dit gegevenselement is niet van toepassing op code soort bestemming 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3 en 4: vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde;

6: vermeld het btw-identificatienummer van de persoon die de afzender bij het kantoor van uitvoer vertegenwoordigt.

an..16

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

6

AANVULLING HANDELAAR geadresseerde

C

„R” voor code soort bestemming 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

Vermeld de lidstaat van bestemming met behulp van de code lidstaat uit bijlage II, codelijst 3.

a2

 

b

Volgnummer certificaat van vrijstelling

D

„R” indien een volgnummer is vermeld op het certificaat van vrijstelling van accijnzen zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 31/96 van de Commissie van 10 januari 1996 betreffende het certificaat van vrijstelling van accijnzen (2)

 

an..255

7

HANDELAAR plaats van levering

C

„R” voor codes soort bestemming 1 en 4

„O” voor codes soort bestemming 2, 3 en 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Vermeld de werkelijke plaats van levering van de accijnsgoederen.

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor code soort bestemming 1

„O” voor codes soort bestemming 2, 3 en 5

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1: vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van bestemming;

2, 3 en 5: vermeld het btw-identificatienummer of een ander kenmerk.

an..16

 

b

Naam handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3 en 5

„O” voor code soort bestemming 4

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

an..182

 

c

Straat

C

Voor de vakken 7c, 7e en 7f:

„R” voor codes soort bestemming 2, 3, 4 en 5

„O” voor code soort bestemming 1

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

C

 

an..10

 

f

Stad

C

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

8

KANTOOR plaats van levering — douane

C

„R” bij uitvoer (code soort bestemming 6)

(zie vak 1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van uitvoer waar de aangifte ten uitvoer zal worden ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (3). Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

9

e-AD

R

 

 

 

 

a

Lokaal referentienummer

R

 

Een uniek volgnummer dat de afzender aan het e-AD toekent en waarmee hij de zending in zijn administratie identificeert.

an..22

 

b

Factuurnummer

R

 

Vermeld het nummer van de factuur die betrekking heeft op de goederen. Als er nog geen factuur is opgesteld, moet het nummer van de leveringsbon of van een ander vervoersdocument worden vermeld.

an..35

 

c

Factuurdatum

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

De datum van het in vak 9b vermelde document.

datum

 

d

Code soort herkomst

R

 

De mogelijke waarden voor de herkomst van de overbrenging zijn:

1

=

Herkomst — belastingentrepot (in de in artikel 17, lid 1, onder a), van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde situaties)

2

=

Herkomst — invoer (in de in artikel 17, lid 1, onder b), van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde situatie)

n1

 

e

Datum van verzending

R

 

De datum waarop de overbrenging aanvangt in overeenstemming met artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG. Deze datum kan niet later zijn dan 7 dagen na de datum van indiening van het voorlopige e-AD. De datum van verzending kan een datum in het verleden zijn in het in artikel 26 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geval.

datum

 

f

Tijdstip van verzending

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

Het tijdstip waarop de overbrenging aanvangt in overeenstemming met artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG. Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

tijd

 

g

Voorafgaande ARC

D

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van nieuwe e- AD's volgend op de geldigmaking van het bericht van splitsing (tabel 5).

De te vermelden ARC is de ARC van het vervangen e-AD.

an21

9.1

ED INVOER

C

„R” indien de code soort herkomst in vak 9d „2” (invoer) is.

 

9X

 

a

ED-nummer invoer

R

Het ED-nummer wordt verstrekt door de afzender bij indiening van het voorlopige e-AD dan wel door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige e-AD.

Vermeld het (de) nummer(s) van het (de) Enig(e) Document(en) voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen in kwestie.

an..21

10

KANTOOR bevoegde autoriteit van verzending

R

 

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van verzending die op de plaats van verzending met de accijnscontrole belast zijn. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

11

ZEKERHEIDSTELLING OVERBRENGING

R

 

 

 

 

a

Code soort zekerheidsteller

R

 

Identificeer de persoon (personen) die verantwoordelijk is (zijn) voor de zekerheidstelling, met behulp van de code soort zekerheidsteller uit bijlage II, codelijst 6.

n..4

12

HANDELAAR zekerheidsteller

C

„R” indien een van de volgende codes soort zekerheidsteller van toepassing is: 2, 3, 12, 13, 23, 24, 34, 123, 124, 134, 234 of 1234

(zie codes soort zekerheidsteller in bijlage II, codelijst 6)

Identificeer de vervoerder en/of de eigenaar van de goederen indien deze de zekerheid stelt.

2X

 

a

Accijnsnummer handelaar

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

Vermeld een geldig SEED-registratienummer of btw-identificatienummer van de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen.

an13

 

b

Btw-nummer

O

an..14

 

c

Naam handelaar

C

Voor 12c, d, f en g:

„O” indien het accijnsnummer van de handelaar is verstrekt, zo niet „R”.

 

an..182

 

d

Straat

C

 

an..65

 

e

Nummer

O

 

an..11

 

f

Postcode

C

 

an..10

 

g

Stad

C

 

an..50

 

h

NAD_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

13

VERVOER

R

 

 

 

 

a

Code vervoerswijze

R

 

Vermeld de wijze van vervoer bij de aanvang van de overbrenging met behulp van de codes uit bijlage II, codelijst 7.

n..2

 

b

Aanvullende informatie

C

„R” indien de <Code vervoerswijze> „Overige” is.

Anders „O”.

Geef een omschrijving van de vervoerswijze.

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

14

HANDELAAR organisator van het vervoer

C

„R” om de persoon te identificeren die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, indien de waarde in vak 1c „3” of „4” is.

 

 

 

a

Btw-nummer

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

15

HANDELAAR eerste vervoerder

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

Identificatie van de persoon die het eerste vervoer verricht.

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

16

VERVOERSGEGEVENS

R

 

 

99X

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

Vermeld de code(s) vervoerseenheid met betrekking tot de in vak 13a opgegeven vervoerswijze.

Zie bijlage II, codelijst 8.

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

„R” indien de code vervoerseenheid verschilt van 5

(zie vak 16a)

Vermeld het registratienummer van de vervoerseenheid (vervoerseenheden) wanneer de code vervoerseenheid verschilt van 5.

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

D

„R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de vervoerseenheid te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

Vermeld aanvullende informatie over het vervoer, bv. de identiteit van eventuele volgende vervoerders, informatie over volgende vervoerseenheden.

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17

Hoofdgedeelte e-AD

R

 

Voor elk product in de zending moet een aparte gegevensgroep worden gebruikt.

999x

 

a

Unieke referentie record

R

 

Vermeld een uniek volgnummer, te beginnen met 1.

n..3

 

b

Code accijnsgoed

R

 

Vermeld de toepasselijke code accijnsgoed uit bijlage II, codelijst 11.

an..4

 

c

GN-code

R

 

Vermeld de toepasselijke GN-code op de datum van verzending.

n8

 

d

Hoeveelheid

R

 

Vermeld de hoeveelheid (in de maateenheid voor de desbetreffende goederencode — zie bijlage II, tabellen 11 en 12).

Bij een overbrenging naar een in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geregistreerde geadresseerde mag de hoeveelheid de aan deze persoon toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

Bij een overbrenging naar een in artikel 12 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde vrijgestelde organisatie mag de hoeveelheid de in het certificaat van vrijstelling van accijnzen geregistreerde hoeveelheid niet overschrijden.

n..15,3

 

e

Brutogewicht

R

 

Vermeld het brutogewicht van de zending (de accijnsgoederen met verpakking).

n..15,2

 

f

Nettogewicht

R

 

Vermeld het gewicht van de accijnsgoederen zonder verpakking (alcohol en alcoholhoudende dranken, energieproducten en alle tabaksproducten behalve sigaretten).

n..15,2

 

g

Alcoholgehalte

C

„R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld het alcoholgehalte (volumepercentage bij 20 °C) indien van toepassing in overeenstemming met bijlage II, codelijst 11.

n..5,2

 

h

Graden Plato

D

„R” indien bier in de lidstaat van verzending en/of de lidstaat van bestemming wordt belast naar graden Plato.

Vermeld bij bier de graden Plato indien het op die basis wordt belast in de lidstaat van verzending en/of de lidstaat van bestemming. Zie bijlage II, codelijst 11.

n..5,2

 

i

Fiscaal merkteken

O

 

Vermeld aanvullende informatie over de door de lidstaat van bestemming vereiste fiscale merktekens.

an..350

 

j

Fiscaal merkteken_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

k

Indicatie fiscaal merkteken gebruikt

D

„R” indien fiscale merktekens worden gebruikt

Vermeld „1” wanneer de goederen een fiscaal merkteken dragen of bevatten dan wel „0” wanneer zij geen fiscaal merkteken dragen of bevatten.

n1

 

l

Oorsprongsbenaming

O

 

Dit vak kan worden gebruikt om een verklaring af te geven:

1.

ten aanzien van bepaalde wijnen, over de beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding in overeenstemming met de desbetreffende communautaire wetgeving;

2.

ten aanzien van bepaalde gedistilleerde dranken, over de plaats van productie in overeenstemming met de desbetreffende communautaire wetgeving;

3.

ten aanzien van bier gebrouwen door een kleine zelfstandige brouwerij zoals omschreven in Richtlijn 92/83/EEG van de Raad (4), waarvoor beoogd wordt in de lidstaat van bestemming aanspraak te maken op een verlaagd accijnstarief. De verklaring moet als volgt luiden: „Verklaring: het hierboven vermelde product is door een kleine zelfstandige brouwerij gebrouwen.”;

4.

ten aanzien van ethylalcohol gedistilleerd door een kleine distilleerderij zoals omschreven in Richtlijn 92/83/EEG van de Raad, waarvoor beoogd wordt in de lidstaat van bestemming aanspraak te maken op een verlaagd accijnstarief. De verklaring moet als volgt luiden: „Verklaring: het hierboven vermelde product is door een kleine distilleerderij geproduceerd.”

an..350

 

m

Oorsprongsbenaming_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

n

Grootte van de producent

O

 

Vermeld voor bier of gedistilleerde dranken waarvoor in vak 17l (oorsprongsbenaming) een verklaring is afgegeven, de jaarproductie van het vorige jaar in hectoliters bier respectievelijk zuivere alcohol.

n..15

 

o

Densiteit

C

„R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld de densiteit bij 15 °C, indien van toepassing in overeenstemming met de tabel in bijlage II, codelijst 11.

n..5,2

 

p

Handelsbenaming

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven verstrekt moet worden.

„R” wanneer de wijnen bedoeld in de punten 1 tot en met 9, 15 en 16 van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (5) onverpakt worden vervoerd, in welk geval de omschrijving van het product de in artikel 60 van die verordening bedoelde facultatieve aanduidingen omvat voor zover die aanduidingen voorkomen in de etikettering of het de bedoeling is ze daarin op te nemen.

Vermeld de handelsbenaming van de goederen ten behoeve van de identificatie van de vervoerde goederen.

an..350

 

q

Handelsbenaming_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

r

Merknaam van het product

D

„R” indien de accijnsgoederen een merknaam hebben. De lidstaat van verzending kan bepalen dat de merknaamvan de vervoerde goederen niet moet worden vermeld wanneer hij op de factuur of een ander handelsdocument als bedoeld in vak 9b is vermeld.

Vermeld in voorkomend geval de merknaam van de goederen.

an..350

 

s

Merknaam van het product_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17.1

VERPAKKING

R

 

 

99x

 

a

Code soort colli

R

 

Vermeld het soort colli met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 9.

an2

 

b

Aantal colli

C

„R” indien als „telbaar” gemarkeerd.

Vermeld het aantal colli indien de colli telbaar zijn in overeenstemming met bijlage II, codelijst 9.

n..15

 

c

Identiteit handelszegel

D

„R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de colli te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17.2

WIJNPRODUCT

D

„R” voor wijnproducten opgenomen in deel XII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 (6).

 

 

 

a

Categorie wijnproduct

R

 

Vermeld voor wijnproducten opgenomen in deel XII van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 een van de volgende waarden:

1

=

Wijn zonder BOB/BGA

2

=

Cépagewijn zonder BOB/BGA

3

=

Wijn met BOB/BGA

4

=

Ingevoerde wijn

5

=

Andere

n1

 

b

Code wijnbouwzone

D

„R” voor wijnproducten die onverpakt worden vervoerd (nominaal volume > 60 liter).

Vermeld de wijnbouwzone van oorsprong van het vervoerde product in overeenstemming met bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 479/2008.

n..2

 

c

Derde land van oorsprong

C

„R” indien categorie wijnproduct in vak 17,2a „4” is (ingevoerde wijn).

Vermeld een landencode uit bijlage II, codelijst 4, die niet is opgenomen in bijlage II, codelijst 3, of gelijk is aan de landencode „GR”.

a2

 

d

Andere informatie

O

 

 

an..350

 

e

Andere informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

17.2.1

Code WIJNBEHANDELING

D

„R” voor wijnproducten die onverpakt worden vervoerd (nominaal volume > 60 liter).

 

99x

 

a

Code wijnbehandeling

R

 

Vermeld een of meer code(s) wijnbehandeling in overeenstemming met de lijst in bijlage VI, B, punt 1.4, onder b), bij Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie (7).

n..2

18

DOCUMENT certificaat

O

 

 

9x

 

a

Korte beschrijving document

C

„R” tenzij gegevensveld 18c wordt gebruikt.

Geef een beschrijving van eventuele certificaten die betrekking hebben op de vervoerde goederen, bv. certificaten met betrekking tot de in vak 17l bedoelde oorsprongsbenaming.

an..350

 

b

Korte beschrijving document_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

c

Referentie document

C

„R” tenzij gegevensveld 18a wordt gebruikt.

Vermeld een referentie naar eventuele certificaten die betrekking hebben op de vervoerde goederen.

an..350

 

d

Referentie document_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2”

2)

Tabel 2 wordt vervangen door:

Tabel 2

Annulering

(als bedoeld in artikel 4, lid 1)

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERK

R

 

 

 

 

a

Datum en tijdstip geldigmaking annulering

C

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige annuleringsbericht

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

2

OVERBRENGING ACCIJNSGOEDEREN e-AD

R

 

 

 

 

a

ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e-AD waarvan annulering wordt gevraagd.

an21

3

ANNULERING

R

 

 

 

 

a

Reden annulering

R

 

Geef de reden voor de annulering van het e-AD met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 10.

n..1

 

b

Aanvullende informatie

C

„R” wanneer de reden van annulering 0 is

„O” wanneer de reden van annulering 1, 2, 3 of 4 is

(zie vak 3a)

Vermeld aanvullende informatie in verband met de annulering van het e-AD.

an..350

 

c

Aanvullende informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2”

3)

Tabel 3 wordt vervangen door:

Tabel 3

Wijziging van bestemming

(als bedoeld in artikel 5, lid 1, en artikel 8, lid 2)

A

B

C

D

E

F

G

1

KENMERK

R

 

 

 

 

a

Datum en tijdstip geldigmaking bestemmingswijziging

C

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige bericht van bestemmingswijziging.

Het opgegeven tijdstip is de plaatselijke tijd.

datumtijd

2

Bijwerking e-AD

R

 

 

 

 

a

Volgnummer

C

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending bij geldigmaking van het voorlopige bericht van bestemmingswijziging.

Staat op 1 bij de eerste geldigmaking van het e-AD en wordt vervolgens telkens met 1 verhoogd bij iedere wijziging van bestemming.

n..2

 

b

ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e-AD waarvan de bestemming wordt gewijzigd.

an21

 

c

Reistijd

D

„R” wanneer de reistijd wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

Vermeld, rekening houdende met het vervoermiddel en de afstand, de normale duur van de reis in uren (H) of dagen (D) gevolgd door twee cijfers (bv. H12 of D04). Het getal na „H” mag niet hoger zijn dan 24. Het getal na „D” mag niet hoger zijn dan 92.

an3

 

d

Gewijzigde regeling vervoer

D

„R” wanneer de voor de organisatie van het vervoer verantwoordelijke persoon wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het vervoer, met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Eigenaar van de goederen

4

=

Overige

n1

 

e

Factuurnummer

D

„R” wanneer de factuur wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

Vermeld het nummer van de factuur die betrekking heeft op de goederen. Als er nog geen factuur is opgesteld, moet het nummer van de leveringsbon of van een ander vervoersdocument worden vermeld.

an..35

 

f

Factuurdatum

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is wanneer het factuurnummer wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

De datum van het in vak 2e vermelde document.

datum

 

g

Code vervoerswijze

D

„R” wanneer de vervoerswijze wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

Vermeld de vervoerswijze met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 7.

n..2

3

GEWIJZIGDE bestemming

R

 

 

 

 

a

Code soort bestemming

R

 

Vermeld de nieuwe bestemming van de overbrenging met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Belastingentrepot (artikel 17, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2008/118/EG)

2

=

Geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), van Richtlijn 2008/118/EG)

3

=

Tijdelijk geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG)

4

=

Rechtstreekse aflevering (artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG)

6

=

Uitvoer (artikel 17, lid 1, onder a), iii), van Richtlijn 2008/118/EG)

n1

4

HANDELAAR nieuwe geadresseerde

D

„R” wanneer de geadresseerde wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3, en 4

„O” voor code soort bestemming 6

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3 en 4: vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde;

6: vermeld het btw-identificatienummer van de persoon die de afzender bij het kantoor van uitvoer vertegenwoordigt.

an..16

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

5

HANDELAAR plaats van levering

C

„R” voor codes soort bestemming 1 en 4

„O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

Vermeld de werkelijke plaats van levering van de accijnsgoederen.

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor code soort bestemming 1

„O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1: vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van bestemming;

2 en 3: vermeld het btw-identificatienummer of een ander kenmerk.

an..16

 

b

Naam handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2 en 3

„O” voor code soort bestemming 4

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

 

an..182

 

c

Straat

C

Voor de vakken 5c, 5e en 5f:

„R” voor codes soort bestemming 2, 3 en 4

„O” voor code soort bestemming 1

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

C

 

an..10

 

f

Stad

C

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

6

KANTOOR plaats van levering — douane

C

„R” bij uitvoer (code soort bestemming 6)

(zie vak 3a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van uitvoer waar de aangifte ten uitvoer zal worden ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

7

HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer

C

„R” om de persoon te identificeren die verantwoordelijk is voor de organisatie van het vervoer, indien de waarde in vak 2d „3” of „4” is.

 

 

 

a

Btw-nummer

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

8

HANDELAAR nieuwe vervoerder

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is wanneer de vervoerder wijzigt ingevolge de bestemmingswijziging.

Identificatie van de nieuwe persoon die het vervoer verricht.

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

9

VERVOERSGEGEVENS

D

„R” wanneer de vervoersgegevens wijzigen ingevolge de bestemmingswijziging.

 

99x

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

Vermeld de code(s) vervoerseenheid met betrekking tot de in vak 2g opgegeven vervoerswijze; zie bijlage II, codelijst 8.

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

„R” indien de code vervoerseenheid verschilt van 5

(zie vak 9a)

Vermeld het registratienummer van de vervoerseenheid (vervoerseenheden) wanneer de code vervoerseenheid verschilt van 5.

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

D

„R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de vervoerseenheid te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode; zie bijlage II, codelijst 1.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

Vermeld aanvullende informatie over het vervoer, bv. de identiteit van eventuele volgende vervoerders, informatie over volgende vervoerseenheden.

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2”

4)

In tabel 4 wordt de volgende rij 1d toegevoegd:

A

B

C

D

E

F

G

 

d

Volgnummer

R

Wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming (bij kennisgeving van wijziging van bestemming) of van de lidstaat van verzending (bij kennisgeving van splitsing).

Vermeld het volgnummer van het e-AD.

n..2”

5)

Tabel 5 wordt vervangen door:

Tabel 5

Splitsing

(als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 2)

A

B

C

D

E

F

G

1

Splitsing e-AD

R

 

 

 

 

a

Voorafgaande ARC

R

 

Vermeld de ARC van het e-AD dat wordt gesplitst.

Zie bijlage II, codelijst 2.

an21

2

Lidstaat van splitsing

R

 

 

 

 

a

Code lidstaat

R

 

Vermeld de lidstaat op wiens grondgebied het transport wordt gesplitst, met behulp van de code lidstaat uit bijlage II, codelijst 3.

a2

3

Gegevens splitsing e-AD

R

 

 

9x

 

a

Lokaal referentienummer

R

 

Een uniek volgnummer dat de afzender aan het e-AD toekent en waarmee hij de zending in zijn administratie identificeert.

an..22

 

b

Reistijd

D

„R” wanneer de reistijd wijzigt ingevolge de splitsing.

Vermeld, rekening houdende met het vervoermiddel en de afstand, de normale duur van de reis in uren (H) of dagen (D) gevolgd door twee cijfers (bv. H12 of D04). Het getal na „H” mag niet hoger zijn dan 24. Het getal na „D” mag niet hoger zijn dan 92.

an3

 

c

Gewijzigde regeling vervoer

D

„R” wanneer de voor de organisatie van het vervoer verantwoordelijke persoon wijzigt ingevolge de splitsing.

Identificeer de persoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het eerste vervoer, met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Afzender

2

=

Geadresseerde

3

=

Eigenaar van de goederen

4

=

Overige

n1

3.1

GEWIJZIGDE bestemming

R

 

 

 

 

a

Code soort bestemming

R

 

Vermeld de bestemming van de overbrenging met behulp van een van de volgende waarden:

1

=

Belastingentrepot (artikel 17, lid 1, onder a), i), van Richtlijn 2008/118/EG)

2

=

Geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), van Richtlijn 2008/118/EG)

3

=

Tijdelijk geregistreerd geadresseerde (artikel 17, lid 1, onder a), ii), en artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG)

4

=

Rechtstreekse aflevering (artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG)

6

=

Uitvoer (artikel 17, lid 1, onder a), iii), van Richtlijn 2008/118/EG)

8

=

Bestemming onbekend (geadresseerde onbekend; artikel 22 van Richtlijn 2008/118/EG)

n1

3.2

HANDELAAR nieuwe geadresseerde

D

„R” wanneer de geadresseerde wijzigt ingevolge de splitsing.

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3, en 4

„O” voor code soort bestemming 6

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1, 2, 3 en 4: vermeld een geldig SEED-registratienummer van de erkende entrepothouder of de geregistreerde geadresseerde;

6: vermeld het btw-identificatienummer van de persoon die de afzender bij het kantoor van uitvoer vertegenwoordigt.

an..16

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.3

HANDELAAR plaats van levering

C

„R” voor codes soort bestemming 1 en 4

„O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatie handelaar

C

„R” voor code soort bestemming 1

„O” voor codes soort bestemming 2 en 3

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

Voor code soort bestemming:

1: vermeld een geldig SEED-registratienummer van het belastingentrepot van bestemming;

2 en 3: vermeld het btw-identificatienummer of een ander kenmerk.

an..16

 

b

Naam handelaar

C

„R” voor codes soort bestemming 1, 2 en 3

„O” voor code soort bestemming 4

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

 

an..182

 

c

Straat

C

Voor de vakken 3.3c, 3.3e en 3.3f:

„R” voor codes soort bestemming 2, 3 en 4

„O” voor code soort bestemming 1

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

an..11

 

e

Postcode

C

 

an..10

 

f

Stad

C

 

an..50

 

g

NAD_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.4

KANTOOR plaats van levering — douane

C

„R” bij uitvoer (code soort gewijzigde bestemming 6).

(zie vak 3.1a voor de codes soort bestemming)

 

 

 

a

Identificatienummer kantoor

R

 

Vermeld de code van het kantoor van uitvoer waar de aangifte ten uitvoer zal worden ingediend overeenkomstig artikel 161, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Zie bijlage II, codelijst 5.

an8

3.5

HANDELAAR nieuwe organisator van het vervoer

C

„R” om de persoon te identificeren die verantwoordelijk is voor de organisatie van het vervoer, indien de waarde in vak 3c „3” of „4” is.

 

 

 

a

Btw-nummer

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is.

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.6

HANDELAAR nieuwe vervoerder

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven „R” is wanneer de vervoerder wijzigt ingevolge de splitsing.

Identificatie van de persoon die het nieuwe vervoer verricht.

 

 

a

Btw-nummer

O

 

 

an..14

 

b

Naam handelaar

R

 

 

an..182

 

c

Straat

R

 

 

an..65

 

d

Nummer

O

 

 

an..11

 

e

Postcode

R

 

 

an..10

 

f

Stad

R

 

 

an..50

 

g

NAD_LNG

R

 

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.7

VERVOERSGEGEVENS

D

„R” wanneer de vervoersgegevens wijzigen ingevolge de splitsing.

 

99X

 

a

Code vervoerseenheid

R

 

Vermeld de code(s) vervoerseenheid. Zie bijlage II, codelijst 8.

n..2

 

b

Identiteit vervoerseenheden

C

„R” indien de code vervoerseenheid verschilt van 5

(zie vak 3.7a)

Vermeld het registratienummer van de vervoerseenheid (vervoerseenheden) wanneer de code vervoerseenheid verschilt van 5.

an..35

 

c

Identiteit handelszegel

D

„R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de vervoerseenheid te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

f

Aanvullende informatie

O

 

Vermeld aanvullende informatie over het vervoer, bv. de identiteit van eventuele volgende vervoerders, informatie over volgende vervoerseenheden.

an..350

 

g

Aanvullende informatie_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.8

Hoofdgedeelte e-AD

R

 

Voor elk product in de zending moet een aparte gegevensgroep worden gebruikt.

999x

 

a

Unieke referentie record

R

 

Vermeld de unieke referentie van de record van het product in het oorspronkelijke gesplitste e-AD. De unieke referentie van de record moet uniek zijn per “Gegevens splitsing e-AD”.

n..3

 

b

Code accijnsgoed

R

 

Vermeld de toepasselijke code accijnsgoed uit bijlage II, codelijst 11.

an..4

 

c

GN-code

R

 

Vermeld de GN-code die van toepassing is op de datum van indiening van de splitsing.

n8

 

d

Hoeveelheid

R

 

Vermeld de hoeveelheid (in de maateenheid voor de desbetreffende goederencode — zie bijlage II, tabellen 11 en 12).

Bij een overbrenging naar een in artikel 19, lid 3, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geregistreerde geadresseerde mag de hoeveelheid de aan deze persoon toegestane hoeveelheid niet overschrijden.

Bij een overbrenging naar een in artikel 12 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde vrijgestelde organisatie mag de hoeveelheid de in het certificaat van vrijstelling van accijnzen geregistreerde hoeveelheid niet overschrijden.

n..15,3

 

e

Brutogewicht

R

 

Vermeld het brutogewicht van de zending (de accijnsgoederen met verpakking).

n..15,2

 

f

Nettogewicht

R

 

Vermeld het gewicht van de accijnsgoederen zonder verpakking.

n..15,2

 

i

Fiscaal merkteken

O

 

Vermeld aanvullende informatie over de door de lidstaat van bestemming vereiste fiscale merktekens.

an..350

 

j

Fiscaal merkteken_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

k

Indicatie fiscaal merkteken gebruikt

D

„R” indien fiscale merktekens worden gebruikt

Vermeld „1” wanneer de goederen een fiscaal merkteken dragen of bevatten dan wel „0” wanneer zij geen fiscaal merkteken dragen of bevatten.

n1

 

o

Densiteit

C

„R” indien van toepassing op het accijnsgoed in kwestie.

Vermeld de densiteit bij 15 °C, indien van toepassing in overeenstemming met de tabel in bijlage II, codelijst 11.

n..5,2

 

p

Handelsbenaming

O

De lidstaat van verzending kan bepalen dat dit gegeven verstrekt moet worden.

Vermeld de handelsbenaming van de goederen ten behoeve van de identificatie van de vervoerde goederen.

an..350

 

q

Handelsbenaming_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

 

r

Merknaam van het product

D

„R” indien de accijnsgoederen een merknaam hebben.

Vermeld in voorkomend geval de merknaam van de goederen.

an..350

 

s

Merknaam van het product_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2

3.8.1

VERPAKKING

R

 

 

99x

 

a

Code soort colli

R

 

Vermeld het soort colli met behulp van de codes in bijlage II, codelijst 9.

an2

 

b

Aantal colli

C

„R” indien als „telbaar” gemarkeerd.

Vermeld het aantal colli indien de colli telbaar zijn in overeenstemming met bijlage II, codelijst 9.

n..15

 

c

Identiteit handelszegel

D

„R” indien handelszegels worden gebruikt.

Vermeld de identificatie van de handelszegels, indien deze worden gebruikt om de colli te verzegelen.

an..35

 

d

Informatie zegels

O

 

Vermeld aanvullende informatie over deze handelszegels (bv. het soort zegels dat wordt gebruikt).

an..350

 

e

Informatie zegels_LNG

C

„R” indien het overeenkomstige tekstveld wordt gebruikt.

Vermeld de taalcode uit bijlage II, codelijst 1, om de in deze gegevensgroep gebruikte taal te definiëren.

a2”

6)

Tabel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

rij 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in kolom D wordt de letter „R” vervangen door de letter „C”,

ii)

in kolom E wordt de volgende tekst ingevoegd: „„R”, behalve wanneer het gegevenselement voor het soort bericht in het overeenkomstige e-AD op „2 — Indiening voor uitvoer volgens de domiciliëringsprocedure” staat”;

b)

in rij 5, kolom E, wordt de tekst „„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3, 4, 5 en 8” vervangen door „„R” voor codes soort bestemming 1, 2, 3, 4 en 5”;

c)

in rij 7.1 a wordt kolom F als volgt gewijzigd:

i)

de tekst „6 = Eén of meer records met onjuiste waarden” wordt geschrapt,

ii)

de tekst „7 = Grotere hoeveelheid dan waarvoor tijdelijke machtiging is verleend” wordt toegevoegd;

d)

in rij 7.1 b, kolom E, wordt de tekst „„O” wanneer de reden van niet-overeenstemming code 3, 4 of 5 heeft” vervangen door „„O” wanneer de reden van niet-overeenstemming code 1, 2, 3, 4, 5 of 7 heeft”.


BIJLAGE II

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 2 wordt na de tabel tussen de bestaande tekst „Veld 1 geeft de laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaarding van de overbrenging weer.” en de bestaande tekst „Veld 3 moet worden ingevuld met een unieke code voor iedere EMCS-overbrenging. De wijze waarop dit veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar iedere EMCS-overbrenging dient een uniek nummer te krijgen.” de volgende nieuwe tekst ingevoegd: „Veld 2 bevat een code uit de lijst van <LIDSTATEN> (codelijst 3)”.

2)

Punt 5 wordt vervangen door:

„5.   IDENTIFICATIENUMMER DOUANEKANTOOR (COR)

Het COR bestaat uit een identificerend kenmerk dat de landcode van de lidstaat (zie codelijst 4) gevolgd door een zescijferig alfanumeriek nationaal nummer omvat, bijvoorbeeld IT0830AB.”.

3)

In punt 8 wordt de volgende rij 5 toegevoegd:

„5

Vaste transportinrichting”.

4)

In punt 11 wordt de volgende rij toegevoegd:

EPC

CAT

EENHEID

Omschrijving

A

P

D

„E930

E

2

Additieven van de GN-codes 3811 11, 3811 19 00 en 3811 90 00

N

N

N”


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1222/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2012

tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006, wat betreft de voor 2013 geldende data voor indiening van invoercertificaataanvragen en afgifte van invoercertificaten in het kader van de tariefcontingenten voor granen, rijst, suiker en olijfolie, tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 1518/2003, (EG) nr. 382/2008, (EU) nr. 1178/2010 en (EU) nr. 90/2011 wat betreft de voor 2013 geldende data voor afgifte van uitvoercertificaten in de sectoren buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose, varkensvlees, rundvlees, eieren en slachtpluimvee, en tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wat betreft de periode voor het onderzoek van de offertes voor de aankoop van zachte tarwe tegen een vaste prijs in het kader van de openbare interventie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name artikel 1,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (2), en met name de artikelen 43 a bis) en 61, artikel 144, lid 1, de artikelen 148 en 156 en artikel 161, lid 3, juncto artikel 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 9, lid 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties vanaf 1 januari 2009 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (4), en met name artikel 11, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Verordeningen (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie van 29 december 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van gerst uit derde landen (5), (EG) nr. 969/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van maïs uit derde landen (6), en (EG) nr. 1067/2008 van de Commissie van 30 oktober 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit uit derde landen en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (7) bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van gerst in het kader van contingent 09.4126, maïs in het kader van contingent 09.4131 en zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125, en 09.4133.

(2)

Verordening (EG) nr. 1964/2006 van de Commissie van 22 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van een contingent voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (8), en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00, voor de productie van voor voeding bestemde bereidingen van GN-code 1901 10 00 (9) bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 en breukrijst in het kader van contingent 09.4079.

(3)

Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie van 10 september 2009 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2009/2010 tot en met 2014/2015, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten van tariefpost 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten (10) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer in het kader van de contingenten 09.4221, 09.4231 en 09.4241 tot en met 09.4247.

(4)

Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (11) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van olijfolie in het kader van contingent 09.4032.

(5)

Met het oog op de inachtneming van de betrokken contingenthoeveelheden moeten, in verband met de feestdagen in 2013, voor bepaalde perioden data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten worden vastgesteld die afwijken van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006.

(6)

In artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (12), is bepaald dat de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose moeten worden afgegeven vanaf de vrijdag die volgt op de week waarin de certificaataanvragen zijn ingediend, voor zover de Commissie intussen geen bijzondere maatregel heeft genomen.

(7)

In artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1518/2003 van de Commissie van 28 augustus 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de regeling van uitvoercertificaten in de sector varkensvlees (13), in artikel 12, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (14), in artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1178/2010 van de Commissie van 13 december 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de regeling van uitvoercertificaten in de sector eieren (15), en in artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 90/2011 van de Commissie van 3 februari 2011 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake de regeling van uitvoercertificaten in de sector slachtpluimvee (16) is bepaald dat de uitvoercertificaten moeten worden afgegeven op de woensdag die volgt op de week waarin de certificaataanvragen zijn ingediend, voor zover de Commissie intussen geen bijzondere maatregel heeft genomen.

(8)

In verband met de feestdagen in 2013 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode tussen de indiening van de aanvragen en de dag waarop de certificaten moeten worden afgegeven, te kort om voor een goed marktbeheer te kunnen zorgen. Die periode dient derhalve te worden verlengd.

(9)

In artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (17) is bepaald dat de Commissie een besluit dient te nemen binnen twee werkdagen na de in artikel 13, lid 1, van die verordening bedoelde mededeling en binnen vijf werkdagen na de in artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededeling.

(10)

In verband met de feestdagen in 2013 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode voor het onderzoek van de offertes te kort om voor een goede follow-up van de aangeboden hoeveelheden te kunnen zorgen. Die periode dient derhalve te worden verlengd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Granen

1.   In afwijking van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 mogen voor 2013 geen certificaataanvragen voor de invoer van gerst in het kader van contingent 09.4126 meer worden ingediend na vrijdag 13 december 2013, om 13 uur Brusselse tijd.

2.   In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 969/2006 mogen voor 2013 geen certificaataanvragen voor de invoer van maïs in het kader van contingent 09.4131 meer worden ingediend na vrijdag 13 december 2013, om 13 uur Brusselse tijd.

3.   In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 mogen voor 2013 geen certificaataanvragen voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125 en 09.4133 meer worden ingediend na vrijdag 13 december 2013, om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 2

Rijst

1.   In afwijking van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1964/2006 mogen voor 2013 geen certificaataanvragen voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 meer worden ingediend na vrijdag 6 december 2013, om 13 uur Brusselse tijd.

2.   In afwijking van artikel 2, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 mogen voor 2013 geen certificaataanvragen voor de invoer van breukrijst in het kader van contingent 09.4079 meer worden ingediend na vrijdag 6 december 2013, om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 3

Suiker

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 828/2009 mogen geen certificaataanvragen voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de contingenten 09.4221, 09.4231 en 09.4241 tot en met 09.4247 meer worden ingediend van vrijdag 13 december 2013 om 13 uur Brusselse tijd tot en met vrijdag 27 december 2013 om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 4

Olijfolie

In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 worden de certificaten voor de invoer van olijfolie waarvoor de aanvragen in de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde perioden zijn ingediend, afgegeven op de overeenkomstige, eveneens in die bijlage vermelde datum, onder voorbehoud van overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (18) genomen maatregelen.

Artikel 5

Buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose

In afwijking van artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 worden de certificaten voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose waarvoor de aanvragen in de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde perioden zijn ingediend, afgegeven op de overeenkomstige, eveneens in die bijlage vermelde datum, in voorkomend geval rekening houdend met de in artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde bijzondere maatregelen die vóór de genoemde data van afgifte zijn genomen.

Artikel 6

Certificaten voor uitvoer met restitutie in de sectoren varkensvlees, rundvlees, eieren en slachtpluimvee

In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1518/2003, artikel 12, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 382/2008, artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1178/2010 en artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 90/2011 worden de uitvoercertificaten waarvoor de aanvragen in de in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde perioden zijn ingediend, afgegeven op de overeenkomstige, eveneens in die bijlage vermelde datum, in voorkomend geval rekening houdend met de vóór de genoemde data van afgifte genomen bijzondere maatregelen als bedoeld in artikel 3, leden 4 en 4 bis, van Verordening (EG) nr. 1518/2003, artikel 12, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 382/2008, artikel 3, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1178/2010 en artikel 3, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 90/2011.

Artikel 7

Offertes voor de aankoop tegen een vaste prijs van zachte tarwe in het kader van de openbare interventie

In afwijking van artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 loopt met betrekking tot de offertes voor zachte tarwe die tijdens de in bijlage IV bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden meegedeeld, de termijn waarbinnen de Commissie na de in artikel 13, lid 2, onder b), en artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 bedoelde mededelingen een besluit dient te nemen, af op de in die bijlage vastgestelde termijn.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij vervalt op 10 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(3)  PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.

(4)  PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1.

(5)  PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7.

(6)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44.

(7)  PB L 290 van 31.10.2008, blz. 3.

(8)  PB L 408 van 30.12.2006, blz. 19.

(9)  PB L 148 van 8.6.2012, blz. 1.

(10)  PB L 240 van 11.9.2009, blz. 14.

(11)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.

(12)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(13)  PB L 217 van 29.8.2003, blz. 35.

(14)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(15)  PB L 328 van 14.12.2010, blz. 1.

(16)  PB L 30 van 4.2.2011, blz. 1.

(17)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.

(18)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE I

Periode voor de indiening van certificaataanvragen voor de invoer van olijfolie

Datum van afgifte

maandag 25 of dinsdag 26 maart 2013

vrijdag 5 april 2013

maandag 6 of dinsdag 7 mei 2013

donderdag 16 mei 2013

maandag 13 of dinsdag 14 mei 2013

woensdag 22 mei 2013

maandag 12 of dinsdag 13 augustus 2013

woensdag 21 augustus 2013

maandag 28 of dinsdag 29 oktober 2013

woensdag 6 november 2013


BIJLAGE II

Periode voor de indiening van certificaataanvragen voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose

Datum van afgifte

van maandag 18 tot en met vrijdag 22 maart 2013

donderdag 4 april 2013

van maandag 22 tot en met vrijdag 26 april 2013

maandag 6 mei 2013

van maandag 5 tot en met vrijdag 9 augustus 2013

maandag 19 augustus 2013

van maandag 16 tot en met vrijdag 27 december 2013

woensdag 8 januari 2014


BIJLAGE III

Periode voor de indiening van uitvoercertificaataanvragen in de sectoren varkensvlees, rundvlees, eieren en slachtpluimvee

Datum van afgifte

van maandag 25 tot en met vrijdag 29 maart 2013

donderdag 4 april 2013

van maandag 22 tot en met vrijdag 26 april 2013

donderdag 2 mei 2013

van maandag 13 tot en met vrijdag 17 mei 2013

donderdag 23 mei 2013

van maandag 16 tot en met vrijdag 27 december 2013

woensdag 8 januari 2014


BIJLAGE IV

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Periode voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor zachte tarwe moet nemen na de desbetreffende mededelingen

woensdag 27 maart 2013

van maandag 25 maart tot en met maandag 1 april 2013

donderdag 4 april 2013

woensdag 8 mei 2013

van maandag 6 tot en met vrijdag 10 mei 2013

woensdag 15 mei 2013

woensdag 18 december 2013

woensdag 25 december 2013

woensdag 1 januari 2014

van woensdag 18 december 2013 tot en met vrijdag 3 januari 2014

woensdag 8 januari 2014


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1223/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

houdende uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg

(codificatie)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name artikel 144, lid 1, in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2172/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van een bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten vastgesteld tariefcontingent voor de invoer van levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

(2)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (4) (hierna „de overeenkomst” genoemd) houdt in dat een rechtenvrij tariefcontingent van de Unie wordt geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg. Er dienen uitvoeringsbepalingen voor de opening en de wijze van beheer van dat tariefcontingent op jaarbasis te worden vastgesteld.

(3)

Met het oog op de toewijzing in het kader van dat tariefcontingent en rekening houdend met de aard van de betrokken producten, moet de in artikel 144, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde methode van het gelijktijdige onderzoek worden toegepast.

(4)

Om in aanmerking te komen voor het voordeel dat met dat tariefcontingent verbonden is, moeten de levende runderen van oorsprong uit Zwitserland zijn overeenkomstig de in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde regels.

(5)

Om speculatie te voorkomen, moet erop worden toegezien dat de in het kader van het tariefcontingent beschikbare aantallen worden toegewezen aan marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij een significant aandeel hebben in de handel met derde landen. Hiertoe moet, mede met het oog op een efficiënt beheer, worden geëist dat de handelaren in het jaar dat aan de betrokken jaarlijkse contingentperiode voorafgaat, ten minste 50 dieren hebben ingevoerd (ervan uitgaande dat een partij van 50 dieren als een normale lading kan worden beschouwd). De ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt aangekocht.

(6)

Voor de rechten tot invoer moet een zekerheid worden vastgesteld, de certificaten mogen niet worden overgedragen en de aan de handelaren afgegeven invoercertificaten moeten uitsluitend gelden voor de aantallen waarvoor zij rechten tot invoer hebben gekregen.

(7)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het tariefcontingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog rendabel moet zijn, moeten een maximum- en minimumaantal dieren per aanvraag worden vastgesteld.

(8)

De rechten tot invoer moeten na een bedenktermijn worden toegewezen en zo nodig moet er een vaste toewijzingscoëfficiënt op worden toegepast.

(9)

Overeenkomstig artikel 130 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet de regeling worden beheerd door middel van invoercertificaten. Hiertoe moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling of afwijking van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (5), Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6) en Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (7).

(10)

Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten tot invoer aan te vragen, moet worden bepaald dat een dergelijke aanvraag, met betrekking tot de voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid, geldt als een primaire eis in de zin van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie van 28 maart 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (8).

(11)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het tariefcontingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve een actief aandeel hebben in de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt als een primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(12)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van dit tariefcontingent ingevoerde dieren is de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 376/2008 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elk jaar wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december een rechtenvrij tariefcontingent van de Unie geopend voor de invoer van 4 600 levende runderen, van oorsprong uit Zwitserland, met een gewicht van meer dan 160 kg, van GN-codes 0102 29 41, 0102 29 49, 0102 29 51, 0102 29 59, 0102 29 61, 0102 29 69, 0102 29 91, 0102 29 99, ex 0102 39 10 met een gewicht van meer dan 160 kg of ex 0102 90 91 met een gewicht van meer dan 160 kg.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4203.

2.   De oorsprongsregels voor de in lid 1 bedoelde producten zijn de in artikel 4 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten bedoelde regels.

Artikel 2

1.   Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 betekent de zinsnede „dat de aanvragers werkzaam zijn geweest op het gebied van de handel met derde landen” die in dat artikel voorkomt, dat de aanvragers minstens 50 dieren van GN-code 0102 hebben ingevoerd.

De lidstaten mogen als bewijs van de handel met derde landen kopieën aanvaarden van de in artikel 5, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde documenten die naar behoren door de bevoegde autoriteit zijn geviseerd.

2.   Ondernemingen die zijn ontstaan na een fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met het in lid 1 bedoelde minimumaantal, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten betrekking hebben op ten minste 50 dieren en mogen slechts betrekking hebben op maximaal 5 % van het beschikbare aantal.

2.   Aanvragen voor rechten tot invoer moeten uiterlijk op 1 december vóór de betrokken jaarlijkse contingentperiode worden ingediend, uiterlijk om 13.00 uur Belgische tijd.

3.   Na verificatie van de ingediende documenten delen de lidstaten de Commissie, uiterlijk de tiende werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen, de totale aantallen mede waarvoor een aanvraag is ingediend.

Onverminderd artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 is artikel 11 van die verordening van toepassing.

Artikel 4

1.   De rechten tot invoer worden toegewezen op of na de zevende en uiterlijk op de zestiende werkdag na afloop van de in artikel 3, lid 3, eerste alinea, bepaalde termijn voor de mededeling van de aanvragen.

2.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt leidt tot een saldo van minder dan 50 dieren per aanvraag, wijst de betrokken lidstaat, in het kader van de beschikbare aantallen, bij loting rechten tot invoer van telkens 50 dieren toe. Bij een totaal saldo van minder dan 50 dieren wordt voor het betrokken aantal één recht tot invoer toegekend.

3.   Indien de toepassing van lid 2 tot gevolg heeft dat minder rechten tot invoer zullen worden toegewezen dan die waarom was gevraagd, wordt de overeenkomstig artikel 5, lid 1, gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 5

1.   De voor de rechten tot invoer te stellen zekerheid bedraagt 3 EUR per dier. De zekerheid moet op het moment van indiening van de aanvraag voor rechten tot invoer worden gesteld bij de bevoegde instantie.

2.   Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als een primaire eis in de zin van artikel 19, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012.

3.   Indien de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde toewijzingscoëfficiënt minder rechten tot invoer oplevert dan het aangevraagde aantal, wordt de gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

Artikel 6

1.   De toegewezen aantallen worden na overlegging van één of meer invoercertificaten ingevoerd.

2.   Certificaataanvragen mogen alleen worden ingediend in de lidstaat waarin de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het tariefcontingent heeft aangevraagd en gekregen.

Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de verkregen rechten tot invoer dienovereenkomstig verlaagd en wordt de overeenkomstig artikel 5, lid 1, gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

3.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

4.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong; bovendien wordt het woord „ja” aangekruist;

b)

in vak 16: één of meer van de volgende GN-codes:

0102 29 41, 0102 29 49, 0102 29 51, 0102 29 59, 0102 29 61, 0102 29 69, 0102 29 91, 0102 29 99, ex 0102 39 10 met een gewicht van meer dan 160 kg of ex 0102 90 91 met een gewicht van meer dan 160 kg;

c)

in vak 20: het volgnummer van het tariefcontingent (09.4203) en ten minste één van de in bijlage I opgenomen vermeldingen.

Het certificaat verplicht tot invoer uit Zwitserland.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 376/2008 zijn de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar.

2.   Het invoercertificaat wordt slechts afgegeven, indien een uit de volgende elementen bestaande zekerheid van 20 EUR per dier wordt gesteld:

a)

de in artikel 5, lid 1, vermelde zekerheid van 3 EUR;

b)

een bedrag van 17 EUR dat de aanvrager bij het indienen van de certificaataanvraag betaalt.

3.   Op grond van artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 376/2008 wordt, indien meer wordt ingevoerd dan in het invoercertificaat is aangegeven, op de extra hoeveelheid het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop de douaneaangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

4.   Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 376/2008 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de handelsfactuur of een gewaarmerkte kopie daarvan die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in Zwitserland, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het op naam van de titularis opgestelde vervoersdocument voor de betrokken dieren;

c)

het bewijs van de aangifte voor het vrije verkeer met de vermelding van de naam en het adres van de titularis als de geadresseerde.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 28 februari na afloop van elke invoertariefcontingentsperiode, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven gedurende de voorgaande invoertariefcontingentsperiode;

b)

uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentsperiode, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor de invoercertificaten niet of gedeeltelijk niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten afgeschreven hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten waren afgegeven.

2.   Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentsperiode verstrekken de lidstaten de Commissie gegevens over de hoeveelheden producten die in het vrije verkeer zijn gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

3.   Voor de in de leden 1 en 2 bedoelde mededelingen worden de hoeveelheden uitgedrukt in aantal dieren en per productcategorie zoals vermeld in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.

Artikel 10

Verordening (EG) nr. 2172/2005 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 346 van 29.12.2005, blz. 10.

(3)  Zie bijlage II.

(4)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(5)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(6)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(7)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(8)  PB L 92 van 30.3.2012, blz. 4.


BIJLAGE I

In artikel 6, lid 4, onder c), bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Регламент за изпълнение (ЕC) № 1223/2012

:

in het Spaans

:

Reglamento de Ejecución (UE) no 1223/2012

:

in het Tsjechisch

:

Prováděcí nařízení (EU) č. 1223/2012

:

in het Deens

:

Gennemførelsesforordning (EU) nr. 1223/2012

:

in het Duits

:

Durchführungsverordnung (EU) Nr. 1223/2012

:

in het Ests

:

Rakendusmäärus (EL) nr 1223/2012

:

in het Grieks

:

Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) αριθ. 1223/2012

:

in het Engels

:

Implementing Regulation (EU) No 1223/2012

:

in het Frans

:

Règlement d’exécution (UE) no 1223/2012

:

in het Italiaans

:

Regolamento di esecuzione (UE) n. 1223/2012

:

in het Lets

:

Īstenošanas regula (ES) Nr. 1223/2012

:

in het Litouws

:

Įgyvendinimo reglamentas (ES) Nr. 1223/2012

:

in het Hongaars

:

1223/2012/EU végrehajtási rendelet

:

in het Maltees

:

Regolament ta’ Implimentazzjoni (UE) Nru 1223/2012

:

in het Nederlands

:

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1223/2012

:

in het Pools

:

Rozporządzenie wykonawcze (UE) nr 1223/2012

:

in het Portugees

:

Regulamento de Execução (UE) n.o 1223/2012

:

in het Roemeens

:

Regulamentul de punere în aplicare (UE) nr. 1223/2012

:

in het Slowaaks

:

Vykonávacie nariadenie (EÚ) č. 1223/2012

:

in het Sloveens

:

Izvedbena uredba (EU) št. 1223/2012

:

in het Fins

:

Täytäntöönpanoasetus (EU) N:o 1223/2012

:

in het Zweeds

:

Genomförandeförordning (EU) nr 1223/2012


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 2172/2005 van de Commissie

(PB L 346 van 29.12.2005, blz. 10)

 

Verordening (EG) nr. 1869/2006 van de Commissie

(PB L 358 van 16.12.2006, blz. 49)

 

Verordening (EG) nr. 1965/2006 van de Commissie

(PB L 408 van 30.12.2006, blz. 28)

Uitsluitend artikel 8 en bijlage IX

Verordening (EG) nr. 749/2008 van de Commissie

(PB L 202 van 31.7.2008, blz. 37)

Uitsluitend artikel 3

Verordening (EG) nr. 1267/2008 van de Commissie

(PB L 338 van 17.12.2008, blz. 37)

 


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2172/2005

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 3, eerste alinea

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3, tweede alinea

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 3

Artikelen 4, 5 en 6

Artikelen 4, 5 en 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 5

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 6

Artikel 7, lid 4

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 8 bis, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 8 bis, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 9, lid 2

Artikel 8 bis, lid 3

Artikel 9, lid 3

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Bijlage II

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/45


VERORDENING (EU) Nr. 1224/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (2), en met name artikel 92,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om rekening te houden met bepaalde wijzigingen in de wetgeving van sommige lidstaten, dan wel hun wens om de toepassing van het coördinatiestelsel van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 te vereenvoudigen, hebben de lidstaten verzoeken bij de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels ingediend om bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 883/2004 en bij Verordening (EG) nr. 987/2009 te wijzigen.

(2)

De Administratieve Commissie voor de coördinatie van socialezekerheidsstelsels heeft ingestemd met de gevraagde wijzigingen en heeft bij de Commissie passende voorstellen voor technische aanpassingen van de bijlagen ingediend.

(3)

De Commissie stemt in met de passende voorstellen.

(4)

Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 883/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende nieuwe paragrafen worden ingevoegd na de paragraaf „LETLAND”:

„HONGARIJE

Vanaf 1 januari 2012 krachtens Wet CXCI van 2011 betreffende de uitkeringen voor personen met verminderde arbeidsgeschiktheid en wijzigingen van bepaalde andere wetten:

a)

de uitkering bij revalidatie;

b)

de invaliditeitsuitkering.

SLOWAKIJE

Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste of gedurende een voltijdse doctoraatsstudie op jongere leeftijd dan 26 jaar invalide zijn geworden en geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).”;

b)

in de paragraaf „ZWEDEN” komt „(Wet 1962:381 zoals gewijzigd door Wet 2001:489)” als volgt te luiden: „(hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).”;

c)

de paragraaf „VERENIGD KONINKRIJK” wordt vervangen door het volgende:

„VERENIGD KONINKRIJK

Werk- en steuntoelage (Employment and Support Allowance)

a)   Groot-Brittannië

Deel 1 van de Bijstandsherzieningswet (Welfare Reform Act) 2007.

b)   Noord-Ierland

Deel 1 van de Bijstandsherzieningswet (Noord-Ierland) 2007.”.

2)

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1 wordt de paragraaf „OOSTENRIJK” als volgt gewijzigd:

i)

punt „c)” wordt vervangen door het volgende: „c) Alle aanvragen om nabestaandenpensioenen gebaseerd op pensioenrekeningen op grond van de algemene pensioenwet (APG) van 18 november 2004, met uitzondering van de gevallen onder deel 2.”;

ii)

het volgende punt „g)” wordt toegevoegd: „g) Alle aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet sociale verzekering notarissen van 3 februari 1972 — NVG 1972.”;

b)

in deel 1 wordt de paragraaf „ZWEDEN” vervangen door het volgende:

„ZWEDEN

a)

Aanvragen om een gegarandeerd pensioen in de vorm van een ouderdomspensioen (hoofdstuk 66 en 67 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

b)

Aanvragen om een gegarandeerd pensioen in de vorm van een nabestaandenpensioen (hoofdstuk 81 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).”;

c)

in deel 2 wordt de volgende paragraaf toegevoegd na de paragraaf „BULGARIJE”:

„DENEMARKEN

a)

Individuele pensioenen.

b)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode voor 1 januari 2002).

c)

Uitkeringen bij overlijden (op basis van bijdragen voor aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) in de periode na 1 januari 2002) zoals bedoeld in de geconsolideerde wet inzake aanvullende pensioenen voor werknemers in loondienst (Arbejdsmarkedets Tillægspension) 942:2009.”;

d)

in deel 2 wordt de paragraaf „ZWEDEN” vervangen door het volgende:

„ZWEDEN

Inkomenspensioenen en op premie gebaseerde pensioenen (hoofdstuk 62 en 64 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).”.

3)

Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel 1, in de paragraaf „ZWEDEN”, wordt „(Wet 1962:381)” vervangen door „(hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).”

b)

in deel II, in de paragraaf „SLOWAKIJE”, wordt punt b) geschrapt.

c)

in deel II wordt de paragraaf „ZWEDEN” vervangen door het volgende:

„ZWEDEN

Uitkering bij ziekte en compensatie voor loonderving in de vorm van een gegarandeerde uitkering (hoofdstuk 35 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).

Weduwenpensioen berekend op basis van in aanmerking genomen tijdvakken van verzekering (hoofdstuk 84 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)).”.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 987/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage 1, in de paragraaf „SPANJE-PORTUGAL”, wordt punt a) geschrapt.

2)

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

„ITALIË” en „MALTA” worden geschrapt;

b)

na „SPANJE” wordt „CYPRUS” toegevoegd.

3)

In bijlage 5 wordt „DENEMARKEN” na „TSJECHIË” toegevoegd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1225/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

32,6

MA

80,2

TN

111,9

TR

102,4

ZZ

81,8

0707 00 05

AL

88,1

TR

143,2

ZZ

115,7

0709 93 10

MA

152,5

TR

68,4

ZZ

110,5

0805 10 20

MA

71,3

TR

51,1

ZA

51,1

ZZ

57,8

0805 20 10

MA

66,6

ZZ

66,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

97,8

JM

129,1

MA

106,4

TR

83,5

ZZ

104,2

0805 50 10

TR

75,0

ZZ

75,0

0808 10 80

MK

39,0

NZ

165,3

US

133,0

ZA

123,7

ZZ

115,3

0808 30 90

CN

48,8

TR

135,1

US

154,6

ZZ

112,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1226/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2012 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2013-31.3.2013

(%)

P1

09.4067

5,952549

P3

09.4069

0,335124


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1227/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De in de eerste zeven dagen van december 2012 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2013-31.3.2013

(%)

E2

09.4401

30,039342


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/53


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1228/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van december 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

De in de eerste zeven dagen van december 2012 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.1.2013-31.3.2013

(%)

1

09.4410

0,29533

2

09.4411

0,304506

3

09.4412

0,327761

4

09.4420

0,398565

6

09.4422

0,400962


BESLUITEN

19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/55


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 17 december 2012

waarbij Bulgarije en Roemenië worden gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(2012/794/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 25 mei 2011, hebben Bulgarije en Roemenië verzocht om machtiging tot derogatie van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de territoriale werkingssfeer van die richtlijn ter zake van het onderhoud, de reparatie en de tolheffing in verband met een grensbrug over de Donau tussen Vidin (Bulgarije) en Calafat (Roemenië) („de gevraagde derogatie”). Bulgarije en Roemenië hebben dit verzoek ten dele aangepast bij brief, ingekomen bij de Commissie op 7 maart 2012.

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 17 juli 2012 van de gevraagde derogatie in kennis gesteld, behalve Spanje, dat bij brief van 18 juli 2012 in kennis is gesteld. Bij brief van 19 juli 2012 heeft de Commissie Bulgarije en Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Wat het onderhoud en de reparatie van de brug betreft, houdt de gevraagde derogatie in dat het midden van de brug wordt geacht de territoriale grens tussen Bulgarije en Roemenië te vormen.

(4)

Wat de heffing van tol voor het oversteken van de brug betreft, houdt de gevraagde derogatie in dat de brug over haar volledige lengte wordt aangemerkt als deel uitmakend van het grondgebied van de lidstaat waar de reis over de brug aanvangt. Daardoor zal alleen Bulgaarse btw worden geheven over het volledige tolgeld voor alle reizen die aan de Bulgaarse zijde aanvangen. Op dezelfde wijze zal alleen Roemeense btw worden geheven over reizen die aan de Roemeense zijde aanvangen.

(5)

Zonder dergelijke derogatiemaatregelen zou eerst precies moeten worden vastgesteld waar de territoriale grens boven de Donau ligt, teneinde de plaats van dienst voor het onderhoud, de reparatie en de tolheffing te kunnen bepalen, hetgeen in de praktijk zeer lastig zou zijn voor de betrokken belastingplichtigen. Vervolgens zou met betrekking tot de tolheffing zowel Bulgaarse als Roemeense btw in rekening moeten worden gebracht over de tol die wordt geheven over een enkele reis over de brug. De derogatiemaatregelen strekken er derhalve toe de inning van de voor deze diensten geldende btw te vereenvoudigen.

(6)

Aangezien de gevraagde derogatie betrekking heeft op de definitie van het grondgebied voor btw-doeleinden, ten aanzien waarvan in de toekomst geen wijzigingen te verwachten zijn, moet de gevraagde derogatie voor onbepaalde tijd worden toegestaan.

(7)

De derogatie zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG worden Bulgarije en Roemenië ter zake van het onderhoud, de reparatie en de tolheffing in verband met de grensbrug over de Donau tussen Vidin (Bulgarije) en Calafat (Roemenië) gemachtigd, onder de in de artikelen 2 en 3 van dit besluit vastgestelde voorwaarden, derogaties toe te passen die afwijken van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 2

Om de plaats van belastbare handelingen vast te kunnen stellen met betrekking tot het onderhoud of de reparatie van de grensbrug wordt het midden van de brug geacht de territoriale grens te vormen wat betreft goederenleveringen, diensten, intracommunautaire verwervingen en invoer bestemd voor het onderhoud of de reparatie in kwestie.

Artikel 3

Om de plaats van belastbare handelingen te kunnen vaststellen met betrekking tot de heffing van tol wordt de grensbrug over haar volledige lengte aangemerkt als deel uitmakend van het grondgebied van de lidstaat waar een reis over de brug aanvangt.

Artikel 4

Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije en tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/57


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2012

tot vaststelling van de soort, de opmaak en de frequentie van de door de lidstaten te verstrekken informatie met het oog op de verslaglegging over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9181)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/795/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), en met name artikel 72, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft vragenlijsten opgesteld om te bepalen welke informatie de lidstaten ter beschikking moeten stellen met het oog op de verslaglegging over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/75/EU tijdens de periode 2013-2016.

(2)

Er dient van de lidstaten te worden verlangd dat zij een antwoord indienen op een vragenlijst die uitsluitend op het jaar 2013 betrekking heeft teneinde informatie te verstrekken over de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de vereisten van Richtlijn 2010/75/EU ten uitvoer te leggen welke nog niet van toepassing waren overeenkomstig Richtlijn 78/176/EEG van de Raad van 20 februari 1978 betreffende de afvalstoffen afkomstig van de titaandioxide-industrie (2), Richtlijn 82/883/EEG van de Raad van 3 december 1982 betreffende de voorschriften voor het toezicht op en de controle van de milieus die betrokken zijn bij lozingen van de titaandioxide-industrie (3), Richtlijn 92/112/EEG van de Raad van 15 december 1992 tot vaststelling van de procedure voor de harmonisatie van de programma’s tot vermindering en uiteindelijke algehele opheffing van de verontreiniging door afval van de titaandioxide-industrie (4), Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (5), Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (6), Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (7), Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (8), alvorens deze werden ingetrokken bij Richtlijn 2010/75/EU.

(3)

Er dient van de lidstaten eveneens te worden verlangd dat zij een antwoord indienen op een vragenlijst teneinde informatie te verstrekken voor de periode 2013-2016 over representatieve gegevens inzake emissies en andere vormen van verontreiniging, over emissiegrenswaarden, over de toepassing van de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2010/75/EU en over de vooruitgang die werd geboekt op het vlak van de ontwikkeling en toepassing van technieken in opkomst overeenkomstig artikel 27. Dit zou het voor de Commissie mogelijk maken informatie te verzamelen over algemene toepassingsmaatregelen (module 1), een informatiebron over individuele installaties vast te stellen die in overeenstemming is met het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (module 2), te bevestigen dat de beste beschikbare technieken op correcte wijze werden toegepast in vergunningen (module 3) en de toepassing van sectorale miniumvereisten te controleren (module 4).

(4)

Uit hoofde van artikel 72, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU dienen de lidstaten de gegevens elektronisch toe te zenden.

(5)

Teneinde de consistentie en de samenhang tussen de informatie van de lidstaten te waarborgen, dient de Commissie, in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, een specifiek elektronisch verslagleggingsformaat te ontwikkelen.

(6)

De in dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 75, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Verslaglegging door de lidstaten

De lidstaten verstrekken de Europese Commissie informatie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/75/EU aan de hand van hun antwoorden op de in de bijlagen I en II vermelde vragenlijsten en hierbij gebruikmakend van het specifieke elektronische formaat dat voor deze verslaglegging zal worden ontwikkeld.

Het antwoord op de in bijlage I vermelde vragenlijst dient uiterlijk op 30 september 2014 te worden ingediend.

Het antwoord op de in bijlage II vermelde vragenlijst dient uiterlijk op 30 september 2017 te worden ingediend.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2012.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.

(2)  PB L 54 van 25.2.1978, blz. 19.

(3)  PB L 378 van 31.12.1982, blz. 1.

(4)  PB L 409 van 31.12.1992, blz. 11.

(5)  PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1.

(6)  PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91.

(7)  PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1.

(8)  PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.


BIJLAGE I

Vragenlijst over de uitvoering van Richtlijn 2010/75/EU, als bedoeld in artikel 1, tweede alinea

Algemene opmerkingen:

a)

De antwoorden op deze vragenlijst bestrijken de periode tussen 7 januari 2013 en 31 december 2013.

b)

Indien een vraag betrekking heeft op tijdvariabele parameters, dient het antwoord de situatie vanaf 31 december 2013 te weerspiegelen.

c)

In de antwoorden op onderstaande vragen dient enkel informatie te worden verstrekt over wijzigingen die de lidstaten hebben doorgevoerd om de in artikel 80, lid 1, bedoelde bepalingen van Richtlijn 2010/75/EU ten uitvoer te leggen.

d)

In onderhavige vragenlijst wordt me „beleidsmaatregelen of richtsnoeren van de lidstaat” verwezen naar bestaande toepassingsmaatregelen die op nationaal, regionaal of lokaal niveau zijn vastgesteld of worden toegepast. Indien een lidstaat informatie wenst op te nemen inzake wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2010/75/EU in nationale wetgeving, dient de lidstaat desalniettemin te voldoen aan de vereisten van artikel 80, lid 2, van Richtlijn 2010/75/EU.

1.   Niet-naleving (artikel 8)

Welke criteria kunnen worden aangewend om te bepalen of een inbreuk op de vergunningsvoorwaarden „een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert of onmiddellijke en significante nadelige gevolgen voor het milieu dreigt te hebben”?

2.   Vergunningsvoorwaarden (artikel 14)

Geef een samenvatting van alle beleidsmaatregelen en richtsnoeren van de lidstaat met betrekking tot de volgende punten en, indien bekendgemaakt op het internet, een link naar de betrokken website:

2.1.

Hoe wordt gewaarborgd dat de BBT-conclusies de referentie vormen voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden (artikel 14, lid 3)?

2.2.

Hoe kunnen bevoegde autoriteiten strengere vergunningsvoorwaarden vaststellen dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken (BBT) als beschreven in de BBT-conclusies (artikel 14, lid 4)?

3.   Emissiegrenswaarden, gelijkwaardige parameters en technische maatregelen (artikel 15)

Geef een samenvatting van alle beleidsmaatregelen en richtsnoeren van de lidstaat met betrekking tot de volgende punten en, indien bekendgemaakt op het internet, een link naar de betrokken website:

3.1.

Hoe worden emissiegrenswaarden vastgesteld in relatie tot de „met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus” die zijn vastgesteld in de BBT-conclusies (artikel 15, lid 3)?

3.2.

Hoe worden afwijkingen van artikel 15, lid 3, verleend (artikel 15, lid 4)?

3.3.

Hoe wordt de kosten-batenanalyse om dergelijke afwijkingen toe te staan uitgevoerd en wat wordt beschouwd als „buitensporig hogere kosten in verhouding tot de milieuvoordelen” (artikel 15, lid 4)?

3.4.

Bestaan er beperkingen op de omvang of de duur van de afwijkingen (artikel 15, lid 4)?

3.5.

Hoe worden tijdelijke vrijstellingen van de eisen van artikel 11, onder a) en b) en van artikel 15, leden 2 en 3, verleend voor het testen en gebruiken van technieken in opkomst (artikel 15, lid 5)?

4.   Eisen inzake monitoring (artikel 16)

Geef een samenvatting van alle beleidsmaatregelen en richtsnoeren van de lidstaat met betrekking tot de volgende punten en, indien bekendgemaakt op het internet, een link naar de betrokken website:

4.1.

Hoe wordt gewaarborgd dat eisen inzake monitoring in vergunningen worden gebaseerd op de BBT-conclusies (artikel 16, lid 1)?

4.2.

Hoe wordt de frequentie voor periodieke monitoring van bodem en grondwater vastgesteld (artikel 16, lid 2)?

4.3.

Hoe wordt een „systematische evaluatie van het risico op verontreiniging” aangewend om te rechtvaardigen dat de monitoring van bodem en grondwater minder frequent wordt toegepast dan voorgeschreven (artikel 16, lid 2)?

5.   Algemene bindende voorschriften (artikel 17)

Waar algemene bindende voorschriften worden aangewend voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2010/75/EU:

5.1.

Op welke vereisten, (in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU bedoelde) activiteiten en verontreinigende stoffen hebben de algemene bindende voorschriften betrekking?

5.2.

Hoe zorgen de lidstaten met behulp van algemene bindende voorschriften voor „een geïntegreerde aanpak en garanderen zij een hoog niveau van bescherming van het milieu dat gelijkwaardig is aan het niveau dat door middel van individuele vergunningsvoorwaarden tot stand kan worden gebracht” (artikel 17, lid 1)?

5.3.

Hoe wordt gewaarborgd dat de algemene bindende voorschriften „op BBT-conclusies worden gebaseerd” (artikel 17, lid 2)?

5.4.

Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat de algemene bindende voorschriften „gelijke tred houden met de ontwikkelingen op het gebied van de beste beschikbare technieken” (artikel 17, lid 3)?

5.5.

Welke verwijzingen naar Richtlijn 2010/75/EU zijn er te vinden in de „officiële bekendmaking” van de algemene bindende voorschriften (artikel 17, lid 4)?

5.6.

Indien de algemene bindende voorschriften zijn bekendgemaakt op het internet, deel de link naar de betrokken website mee.

6.   Ontwikkelingen op het gebied van de BBT (artikel 19)

6.1.

Hoe volgen de bevoegde autoriteiten, of hoe worden zij op de hoogte gehouden van, de bekendmaking van nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies?

6.2.

Hoe stellen de bevoegde autoriteiten deze informatie beschikbaar voor het betrokken publiek?

7.   Toetsing en bijstelling van de vergunningen (artikel 21)

Geef een samenvatting van alle beleidsmaatregelen en richtsnoeren van de lidstaat met betrekking tot de volgende aspecten van het proces voor toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden en, indien bekendgemaakt op het internet, deel de link naar de website mee:

7.1.

Welke informatie dienen de exploitanten typisch over te leggen voor de toetsing/bijstelling van de vergunningen (artikel 21, lid 2)?

7.2.

Hoe wordt de „hoofdactiviteit” van een installatie omschreven en/of vastgesteld (artikel 21, lid 3)?

7.3.

Hoe geven significante verontreiniging, bedrijfsveiligheid of een nieuwe/herziene milieukwaliteitsnorm aanleiding tot toetsing/bijstelling van de vergunningen (artikel 21, lid 5)?

8.   Sluiting van terreinen (artikel 22)

8.1.

Hoe wordt vastgesteld welke activiteiten een situatierapport vereisen, in het bijzonder:

a)

Welke in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU vervatte activiteiten gaan typisch gepaard met „het gebruik, de productie of de uitstoot van relevante gevaarlijke stoffen” (artikel 22, lid 2)?

b)

Hoe wordt rekening gehouden met de „mogelijkheid van bodem- en grondwaterverontreiniging op het terrein van de installatie” (artikel 22, lid 2)?

c)

Welke informatie dienen de exploitanten in situatierapporten op te nemen (artikel 22, lid 2)?

d)

Hoe werd in dit verband gebruikgemaakt van de richtsnoeren van de Commissie met betrekking tot „de inhoud van het situatierapport” (artikel 22, lid 2)?

8.2.

Bij definitieve stopzetting van de activiteiten:

a)

Hoe beoordelen de exploitanten „de toestand van de bodem- en grondwaterverontreiniging” (artikel 22, lid 3)?

b)

Hoe wordt vastgesteld of een installatie „een significante verontreiniging van de bodem of het grondwater” heeft veroorzaakt (artikel 22, lid 3)?

c)

Hoe wordt vastgesteld of de verontreiniging van de bodem of het grondwater „een significant risico voor de menselijke gezondheid of het milieu vormt” (artikel 22, lid 3)?

d)

Hoe wordt vastgesteld welke noodzakelijke „maatregelen” de exploitanten dienen te nemen (artikel 22, leden 3 en 4)?

9.   Milieu-inspecties (artikel 23)

9.1.

Welke „milieu-inspectieplannen” werden opgesteld? Wat is de inhoud ervan? Waar zijn ze toegankelijk voor het publiek? Indien ze zijn bekendgemaakt op het internet, deel de link mee (artikel 23, lid 2).

9.2.

Welke „programma’s voor routinematige milieu-inspecties” werden opgesteld? Wat bevatten ze? Waar zijn ze toegankelijk voor het publiek? Indien ze zijn bekendgemaakt op het internet, deel de link mee (artikel 23, lid 4).

9.3.

Hoe worden de milieurisico’s van de betrokken installaties „systematisch geëvalueerd” teneinde de frequentie van de bezoeken ter plaatse vast te stellen? Geef een samenvatting van en verwijzing naar alle relevante richtsnoeren (artikel 23, lid 4).

9.4.

Onder welke omstandigheden worden „niet-routinematige milieu-inspecties” uitgevoerd (artikel 23, lid 5)?

9.5.

Welke informatie bevatten de verslagen van het bezoek ter plaatse typisch? Hoe worden deze verslagen ter kennis gebracht van de exploitanten? Op welke manier zijn ze toegankelijk voor het publiek? Zijn er omstandigheden waaronder dergelijke verslagen niet openbaar zijn gemaakt voor het publiek, overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (1) (artikel 23, lid 6)?

9.6.

Welke mechanismen bestaan er om erop toe te zien dat de exploitanten alle in het verslag van het bezoek ter plaatse vermelde „noodzakelijke maatregelen” nemen (artikel 23, lid 6)?

10.   Toegang tot informatie en deelneming van het publiek (artikel 24)

10.1.

Hoe krijgt het publiek „in een vroeg stadium reële mogelijkheden” tot inspraak in de besluitvorming over afgifte of bijstelling van de vergunningsvoorwaarden, in het bijzonder waar afwijkingen van artikel 15, lid 4, worden voorgesteld (artikel 24, lid 1)?

10.2.

Hoe wordt informatie ter beschikking gesteld van het publiek (artikel 24, leden 2 en 3)?

10.3.

Is alle relevante informatie via het internet ter beschikking gesteld van het publiek (artikel 24, lid 2, onder a), b) en f), en artikel 24, lid 3, onder a))?

11.   Technieken in opkomst (artikel 27)

Hoe stimuleren de lidstaten de ontwikkeling en de toepassing van technieken in opkomst, in het bijzonder van die welke in de BBT-referentiedocumenten zijn vermeld (artikel 27, lid 1)?


(1)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.


BIJLAGE II

Vragenlijst over de uitvoering van Richtlijn 2010/75/EU, als bedoeld in artikel 1, derde alinea

Algemene opmerkingen:

a)

Het onderzoek bestrijkt de periode van 7 januari 2013 tot en met 31 december 2016.

b)

Indien een vraag betrekking heeft op tijdvariabele parameters, dient het antwoord de situatie vanaf 31 december 2016 te weerspiegelen.

MODULE 1 —   BIJSTELLING VAN DE UITVOERING

Module 1 — opmerking:

Deze vragen hebben betrekking op de installaties die onder hoofdstuk II van Richtlijn 2010/75/EU vallen.

1.   Uitvoering — wijzigingen

Zijn er sinds de vorige verslagleggingsperiode belangrijke wijzigingen aangebracht aan de uitvoering van Richtlijn 2010/75/EU, in vergelijking met de informatie die werd verstrekt als antwoord op de vragenlijst voor de eerste verslaglegging krachtens de richtlijn inzake industriële emissies (RIE)? Indien dit het geval is, geef een beschrijving en motivering van de wijzigingen, met, in voorkomend geval, referenties.

2.   Uitvoering — moeilijkheden

Zijn er moeilijkheden opgetreden bij de toepassing van overeenkomstig artikel 80, lid 1, aangenomen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen? Indien dit het geval is, beschrijf de moeilijkheden alsook de redenen ervoor.

MODULE 2 —   INFORMATIE OVER INDIVIDUELE INSTALLATIES

Module 2 — opmerking:

Verwijzingen naar andere EU-wetgeving zijn enkel bedoeld om aan te geven dat er interactie bestaat. Het is echter niet de bedoeling de precieze raakvlakken tussen installaties die onder elk van deze regelgevingen vallen, in kaart te brengen.

3.   Verstrek de volgende informatie voor alle installaties die onder hoofdstuk II van Richtlijn 2010/75/EU vallen („RIE-installaties”)

3.1.   Algemene informatie:

 

Veld

Beschrijving

3.1.1.

Referentienummer van de RIE-installatie

Unieke installatie-identificatienummer in het kader van Richtlijn 2010/75/EU.

3.1.2.

Referentienummer van de inrichting die onder Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (1) valt (optioneel)

Ingeval de RIE-installatie volledig of gedeeltelijk onder Verordening (EG) nr. 166/2006 valt, geef het identificatienummer dat wordt gebruikt bij de verslaglegging van de inrichting overeenkomstig die verordening.

3.1.3.

Referentienummer van de inrichting die onder Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (2) valt (optioneel)

Ingeval de RIE-installatie volledig of gedeeltelijk onder Richtlijn 2012/18/EU valt, geef het unieke identificatienummer dat wordt gebruikt in het Seveso Plant Information Retrieval System (SPIRS).

3.1.4.

Referentienummer van de installatie die onder Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (3) valt (optioneel)

Ingeval de IER-installatie volledig of gedeeltelijk onder Richtlijn 2003/87/EG valt, geef het unieke registratie-identificatienummer van het EU-transactielogboek.

3.1.5.

Naam van de installatie

In een formaat dat compatibel is met het veld „Naam van de inrichting” dat wordt gebruikt bij de verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 (indien mogelijk).

3.1.6.

Activiteiten die onder Richtlijn 2010/75/EU vallen

Alle in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU vermelde activiteiten die in de installatie worden uitgeoefend.

3.1.7.

Andere relevante hoofdstukken van Richtlijn 2010/75/EU

Geef aan welke van de hoofdstukken III, IV en V van Richtlijn 2010/75/EU eveneens van toepassing zijn op de installatie (of op een deel ervan).


3.2.   Contactgegevens:

 

Veld

Beschrijving

3.2.1.

Naam van de exploitant

In een formaat dat compatibel is met het veld „Naam van het moederbedrijf” dat wordt gebruikt bij de verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 (indien mogelijk).

3.2.2.

Adres van de installatie: straat, gemeente, postcode en land

Overeenkomstig Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (4), en in een formaat dat compatibel is met het veld „adres”, „stad/gemeente”, „postcode”, „land” dat wordt gebruik bij de verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 (indien mogelijk).

3.2.3.

Breedte- en lengtegraad van de installatie

Overeenkomstig Richtlijn 2007/2/EG en in een formaat dat compatibel is met het veld „Coördinaten van de vestigingsplaats” dat wordt gebruikt bij de verslaglegging overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 (indien mogelijk).


3.3.   Bevoegde autoriteiten:

 

Veld

Beschrijving

3.3.1.

Bevoegde autoriteit voor de afgifte van vergunningen

Naam van de bevoegde autoriteit(en) en e-mailadres(sen).

3.3.2.

Bevoegde autoriteit voor inspectie en handhaving

Naam van de bevoegde autoriteit(en) en e-mailadres(sen).

3.3.3.

Totaal aantal bezoeken ter plaatse door de bevoegde autoriteiten (artikel 23, lid 4)

Jaarlijks totaal voor elk van de volgende jaren: 2013, 2014, 2015 en 2016.


3.4.   Informatie over de vergunning:

 

Veld

Beschrijving

3.4.1.

Een link naar actieve vergunningen

Als vastgesteld in artikel 24, lid 2.

3.4.2.

Is, krachtens artikel 15, lid 4, een afwijking van toepassing op de installatie?

Ja/Neen

3.4.3.

Werd, overeenkomstig artikel 22, een situatierapport opgesteld?

Ja/Neen

MODULE 3 —   SECTORALE BENADERING

Module 3 — opmerkingen:

Deze module is van toepassing op installaties voor welke bekendgemaakte besluiten inzake BBT-conclusies aanleiding hebben gegeven tot toetsing/bijstelling van de vergunning tijdens de verslagleggingsperiode, namelijk installaties waarvan de hoofdactiviteit valt onder:

Uitvoeringsbesluit 2012/134/EU van de Commissie van 28 februari 2012 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies voor de productie van glas (5), of

Uitvoeringsbesluit 2012/135/EU van de Commissie van 28 februari 2012 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies voor de ijzer- en staalproductie (6).

4.   Vergunningsvoorwaarden (artikel 14)

Werden naast de BBT-conclusies nog andere informatiebronnen aangewend als referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden (artikel 14, lid 3)?

5.   Strengere vergunningsvoorwaarden (artikel 14, lid 4, en artikel 18)

5.1.

Welke milieukwaliteitsnormen vereisten strengere voorwaarden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn en welke extra voorwaarden werden in de vergunning gesteld (artikel 18)?

5.2.

Geef voorbeelden van andere situaties waar de bevoegde autoriteiten, krachtens artikel 14, lid 4, strengere voorwaarden hebben vastgesteld dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken.

6.   Vaststelling van vergunningsvoorwaarden bij gebrek aan relevante BBT-conclusies (artikel 14, leden 5 en 6)

6.1.

Beschrijf de procedure voor, en geef voorbeelden van, de vaststelling van vergunningsvoorwaarden:

a)

op basis van een BBT die niet in een van de desbetreffende BBT-conclusies staat beschreven (artikel 14, lid 5);

b)

op basis van een in overleg met de exploitant vastgestelde BBT, omdat de individuele BBT-conclusies niet van toepassing zijn op „een activiteit of op een type productieproces in een installatie” of „niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen” (artikel 14, lid 6).

6.2.

Geef voor bovenvermelde voorbeelden aan:

a)

waarom de informatie in de BBT-conclusies niet van toepassing was;

b)

welke aanvullende informatiebronnen werden aangewend om de BBT vast te stellen;

c)

op welke manier bijzondere aandacht werd geschonken aan de in bijlage III bij Richtlijn 2010/75/EU vermelde criteria.

7.   Emissiegrenswaarden, gelijkwaardige parameters en technische maatregelen (artikel 15)

7.1.

Voor vergunningen waarbij één of meer emissiegrenswaarden, wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden, verschillen van de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus zoals vastgesteld in de BBT-conclusies (artikel 15, lid 3, onder b)):

a)

beschrijf de aard van deze verschillende emissiegrenswaarden en geef voorbeelden;

b)

geef voorbeelden, gebruikmakend van het in artikel 14, lid 1, onder d), ii), vermelde overzicht van resultaten, waaruit blijkt hoe de monitoring van emissies werd gebruikt om te „waarborgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger waren dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus” (artikel 15, lid 3, tweede alinea).

7.2.

Geef voor alle installaties waarvoor een afwijking werd verleend op grond van artikel 15, lid 4, de volgende informatie:

a)

de emissiebronnen waarvoor een afwijking werd verleend;

b)

de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus waarvoor een afwijking werd verleend;

c)

de werkelijke emissiegrenswaarden;

d)

de toegekende overgangstermijn(en) om te voldoen aan artikel 15, lid 3, indien van toepassing;

e)

website(s) die informatie bevat(ten) over de toepassing van afwijkingen op grond van artikel 15, lid 4 (artikel 24, lid 2, onder f)).

7.3.

Werden er tijdelijke vrijstellingen verleend voor het testen en gebruiken van technieken in opkomst (artikel 15, lid 5)?

8.   Monitoring (artikel 16)

8.1.

Welke frequenties werden in het algemeen in de vergunningen vastgesteld voor de monitoring van emissies naar de lucht, waterlozingen, emissies in het water/de bodem en andere relevante procesparameters?

8.2.

Hoe werd gebruikgemaakt van de BBT-conclusies om deze frequenties te bepalen?

9.   Toetsing en bijstelling van de vergunningsvoorwaarden (artikel 21)

Vermeld voor alle toetsingen van vergunningen die uiterlijk op 8 maart 2016 niet waren voltooid:

a)

de namen van de installaties en de referentienummers van de vergunningen;

b)

de redenen waarom de toetsing niet voltooid was;

c)

de datum waarop de toetsing voltooid zal zijn.

10.   Andere

Hebt u commentaar over eventuele praktische problemen die u hebt ondervonden bij gebruik van de BBT-conclusies voor de twee sectoren die onder het toepassingsgebied van onderhavige module 3 vallen?

MODULE 4 —   „MINIMUMVEREISTEN”

11.   Afvalverbranding en meeverbranding

Voor installaties die onder hoofdstuk IV van Richtlijn 2010/75/EU vallen:

11.1.

Vermeld de installaties waarvoor de bevoegde autoriteiten uit hoofde van artikel 51, leden 1, 2 of 3, voorwaarden hebben toegestaan, evenals de concrete toegestane voorwaarden alsmede de uitslagen van de ter zake verrichte controles (artikel 51, lid 4).

11.2.

Verstrek voor elke afvalverbrandingsinstallatie en afvalmeeverbrandingsinstallatie met een capaciteit van 2 ton of meer per uur:

a)

informatie over de werking van en de controle op de installatie;

b)

een verslag van het verloop van het verbrandings- of meeverbrandingsproces (met vermelding van bedrijfsuren, aantal keren dat de installatie is uitgevallen en som van de perioden van uitvallen, indien beschikbaar);

c)

niveau van de emissies in de lucht en in water in vergelijking met de emissiegrenswaarden;

d)

een beschrijving van de manier waarop deze informatie ter beschikking is gesteld van het publiek, met een link naar eventuele hiervoor gecreëerde websites (artikel 55, lid 2).

12.   Emissies in oplosmiddelen

Voor installaties die onder hoofdstuk V van Richtlijn 2010/75/EU vallen:

12.1.

In gevallen waar lidstaten ervoor hebben gekozen een (als in bijlage VII, deel 5, omschreven) reductieprogramma toe te passen in plaats van emissiegrenswaarden, welke vorderingen zijn er gemaakt in het bereiken van een gelijkwaardige emissiebeperking (artikel 59, lid 1, onder b))?

12.2.

Vermeld de installaties waarvoor overeenkomstig artikel 59, leden 2 of 3, een vrijstelling werd verleend, evenals de motivering voor het toekennen van deze vrijstellingen.


(1)  PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(4)  PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.

(5)  PB L 70 van 8.3.2012, blz. 1.

(6)  PB L 70 van 8.3.2012, blz. 63.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/66


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2012

tot vaststelling van een derde financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG van de Raad voor 2006 en 2007 tot dekking van de door Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 9356)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(2012/796/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 23, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2006/923/EG van de Commissie (2) is een financiële bijdrage van de Unie goedgekeurd voor een door Portugal ingediend programma van maatregelen om in 2006 en 2007 de verspreiding van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) naar andere lidstaten tegen te gaan. De maatregelen omvatten de aanleg van een gebied dat vrij is van alle gastbomen van de vector van het dennenaaltje, hierna de „vrijgekapte zone” genoemd.

(2)

De bij Beschikking 2006/923/EG toegekende financiële bijdrage was gebaseerd op het programma voor andere acties in verband met het dennenaaltje en de begrotingsraming voor dit programma, die op 28 juli 2006 door Portugal bij de Commissie zijn ingediend.

(3)

De saldobetalingen aan Portugal in verband met de in Beschikking 2006/923/EG vastgestelde acties vonden plaats in juni 2008.

(4)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/851/EU van de Commissie (3) is aan Portugal een extra medefinanciering van de Unie ten belope van 3 986 138,36 EUR toegekend tot dekking van de subsidiabele uitgaven die de oorspronkelijke raming van juli 2006 overschreden.

(5)

Op het tijdstip van die extra medefinanciering door de Unie omvatte de door Portugal ingediende betalingsaanvraag niet alle rekeningen in verband met de aanleg van de vrijgekapte zone.

(6)

Bij brief van 5 december 2011 dienden de Portugese autoriteiten een herziene aanvraag van 15 000 932,08 EUR in. Die aanvraag omvatte een bedrag van 4 915 405,87 EUR dat op het tijdstip van de voorgaande audit in juli 2010 (audit SANCO/10/2010) niet was betaald en toen niet voor medefinanciering in aanmerking kwam. De rest van die nieuwe aanvraag bestaat uit kosten voor het kappen van een groter aantal grote naaldbomen en afzonderlijke uitgaven voor het verwijderen van kleine naaldbomen.

(7)

In maart 2012 voerde de Commissie een audit uit van de door Portugal op 5 december 2011 meegedeelde informatie. Na onderzoek van alle bewijsstukken voor de extra aanvraag en op basis van het verslag van die audit concludeerde de Commissie dat een subsidiabel bedrag van slechts 5 044 839,72 EUR aan betaalde rekeningen (waaronder coördinatiekosten) in aanmerking kon worden genomen. De rest van de uitgaven waarvoor een betalingsaanvraag is ingediend, kwam niet in aanmerking voor medefinanciering, aangezien het gaat om uitgaven die reeds bij Uitvoeringsbesluit 2011/851/EU (2 024 128,16 EUR) zijn medegefinancierd en om uitgaven ten belope van 7 931 964,20 EUR in verband met kleine bomen, waarvan de noodzaak niet voldoende door Portugal is aangetoond.

(8)

Aangezien de maatregelen waarop die extra aanvraag betrekking heeft van dezelfde aard zijn en hetzelfde doel nastreven als de maatregelen van Beschikking 2006/923/EG, moet dezelfde financiële bijdrage van de Unie als die van die beschikking worden toegekend, namelijk een bijdrage van 75 %.

(9)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4) worden fytosanitaire maatregelen gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(10)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) wordt de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de autoriteiten waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd, waarin de wezenlijke elementen van de maatregel waarop de uitgave betrekking heeft, worden vastgesteld.

(11)

Dit besluit vormt een financieringsbesluit voor de uitgaven, bedoeld in het door Portugal ingediende medefinancieringsverzoek.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beginsel

De toekenning van een derde financiële bijdrage van de Unie tot dekking van de door Portugal in 2006 en 2007 gemaakte uitgaven voor de aanleg van een vrijgekapte zone en de bestrijding van het dennenaaltje wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Bedrag van de financiële bijdrage van de Unie

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie bedraagt maximaal 3 783 629,79 EUR.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 17 december 2012.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 42.

(3)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 107.

(4)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/68


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2012

tot wijziging van Besluit 2009/336/EG tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad

(2012/797/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (1), en met name artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 4 van Besluit 2009/336/EG van de Commissie van 20 april 2009 tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur voor het beheer van de communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (2), is het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (hierna „het Agentschap” genoemd) belast met het beheer van de maatregelen van de Unie op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur.

(2)

Bij Besluit nr. 1041/2009/EG (3) hebben het Europees Parlement en de Raad voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 een samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) vastgesteld.

(3)

In het licht van de door het Agentschap opgebouwde deskundigheid wil de Commissie daaraan het beheer van dit nieuwe programma delegeren alsmede het beheer van projecten die weliswaar tot het huidige werkterrein van het Agentschap behoren, maar die in aanmerking komen voor financiering in het kader van andere regelingen en met andere middelen. Het gaat hierbij om projecten op het gebied van basis- en voortgezet onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering door bepaalde instrumenten van het Europees nabuur- en partnerschapsbeleid.

(4)

Bovendien is de Commissie voornemens het Agentschap nieuwe taken met betrekking tot de Europese samenwerking in jeugdzaken toe te vertrouwen.

(5)

Besluit 2009/336/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de uitvoerende agentschappen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Besluit 2009/336/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

1.   Het Agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van bepaalde onderdelen van de volgende communautaire programma’s:

1.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa (Phare), bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad (4);

2.

het programma ter bevordering van de ontwikkeling en de distributie van Europese audiovisuele werken (Media II — Ontwikkeling en distributie) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/563/EG van de Raad (5);

3.

het opleidingsprogramma voor de vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media II — Opleiding) (1996-2000), goedgekeurd bij Besluit 95/564/EG van de Raad (6);

4.

de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied „Socrates” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 253/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

5.

de tweede fase van het communautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding „Leonardo da Vinci” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/382/EG van de Raad (8);

6.

het communautaire actieprogramma „Jeugd” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (9);

7.

het programma „Cultuur 2000” (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (10);

8.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de verlening van bijstand aan de partnerstaten in Oost-Europa en Centraal-Azië (2000-2006), bedoeld in Verordening (EG, Euratom) nr. 99/2000 van de Raad (11);

9.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo (Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) (2000-2006), goedgekeurd in het kader van Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad (12);

10.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA), goedgekeurd bij Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad (13);

11.

de derde fase van het trans-Europees samenwerkingsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG van de Raad (14);

12.

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/196/EG van de Raad (15);

13.

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs en de beroepsopleiding (2001-2005), goedgekeurd bij Besluit 2001/197/EG van de Raad (16);

14.

het programma ter aanmoediging van de ontwikkeling van Europese audiovisuele werken (Media Plus — Ontwikkeling, distributie en promotie) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit 2000/821/EG van de Raad (17);

15.

het opleidingsprogramma voor vakmensen van de Europese audiovisuele programma-industrie (Media-opleiding) (2001-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 163/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad (18);

16.

het meerjarenprogramma voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 2318/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (19);

17.

het communautaire actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap („civic participation”) (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit 2004/100/EG van de Raad (20);

18.

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (21);

19.

het communautaire actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleiding (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 791/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (22);

20.

het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn (2004-2006), goedgekeurd bij Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (23);

21.

het programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008), goedgekeurd bij Besluit nr. 2317/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (24);

22.

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/910/EG van de Raad (25);

23.

de projecten die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (2006-2013), goedgekeurd bij Besluit 2006/964/EG van de Raad (26);

24.

het actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (27);

25.

het programma „Cultuur” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1855/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (28);

26.

het programma „Europa voor de burger” ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (29);

27.

het programma „Jeugd in actie” (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (30);

28.

het programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (Media 2007) (2007-2013), goedgekeurd bij Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (31);

29.

het actieprogramma Erasmus Mundus (II) 2009-2013 voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen, goedgekeurd bij Besluit nr. 1298/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (32);

30.

het samenwerkingsprogramma met vakmensen uit derde landen op audiovisueel gebied (Media Mundus) (2011-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1041/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (33);

31.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen betreffende hulp voor economische samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië, goedgekeurd in het kader van Verordening (EEG) nr. 443/92 van de Raad (34);

32.

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (35);

33.

de projecten op het gebied van basis-, voortgezet en hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de bepalingen van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (36);

34.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad (37);

35.

de projecten op het gebied van hoger onderwijs en jeugd die in aanmerking komen voor financiering door het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebieden met een hoog inkomen, vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1934/2006 van de Raad (38);

36.

de projecten op het gebied van het hoger onderwijs die in aanmerking komen voor financiering door de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds overeenkomstig de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, getekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Besluit 2003/159/EG van de Raad (39)), als gewijzigd door de te Luxemburg op 25 juni 2005 ondertekende overeenkomst (Besluit 2005/599/EG van de Raad (40)).

2.   Wat het beheer van de onderdelen van de in lid 1 vermelde communautaire programma’s betreft, zal het Agentschap worden belast met de volgende taken:

a)

het beheer van de gehele levenscyclus van de projecten in het kader van de uitvoering van de aan het Agentschap toevertrouwde communautaire programma’s op grond van het door de Commissie goedgekeurde jaarlijkse werkprogramma, dat als financieringsbesluit ten aanzien van subsidies en overheidsopdrachten op het gebied van onderwijs, audiovisuele media en cultuur geldt, of op grond van de door de Commissie vastgestelde specifieke financieringsbesluiten, alsook de uitvoering van de daartoe noodzakelijke controles, door het nemen van de relevante besluiten overeenkomstig de delegatie van de Commissie;

b)

de vaststelling van besluiten ter uitvoering van de begroting van de ontvangsten en uitgaven en de uitvoering, overeenkomstig de delegatie van de Commissie, van alle maatregelen (of een deel daarvan) die nodig zijn voor het beheer van de communautaire programma’s, inclusief die welke verband houden met de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten;

c)

de verzameling, analyse en toezending aan de Commissie van alle nodige informatie om de uitvoering van de communautaire programma’s te sturen;

d)

wat het opzetten van het informatienetwerk voor onderwijs in Europa (Eurydice) op communautair niveau en de uitvoering van activiteiten ter verbetering van het begrip en de kennis op jeugdgebied op communautair niveau betreft: de verzameling, de analyse en de verspreiding van informatie, de uitvoering van studies en de productie van publicaties.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 18 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(2)  PB L 101 van 21.4.2009, blz. 26.

(3)  PB L 288 van 4.11.2009, blz. 10.

(4)  

(1)*

PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11.

(5)  

(2)*

PB L 321 van 30.12.1995, blz. 25.

(6)  

(3)*

PB L 321 van 30.12.1995, blz. 33.

(7)  

(4)*

PB L 28 van 3.2.2000, blz. 1.

(8)  

(5)*

PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33.

(9)  

(6)*

PB L 117 van 18.5.2000, blz. 1.

(10)  

(7)*

PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1.

(11)  

(8)*

PB L 12 van 18.1.2000, blz. 1.

(12)  

(9)*

PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1.

(13)  

(10)*

PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1.

(14)  

(11)*

PB L 120 van 8.5.1999, blz. 30.

(15)  

(12)*

PB L 71 van 13.3.2001, blz. 7.

(16)  

(13)*

PB L 71 van 13.3.2001, blz. 15.

(17)  

(14)*

PB L 336 van 30.12.2000, blz. 82.

(18)  

(15)*

PB L 26 van 27.1.2001, blz. 1.

(19)  

(16)*

PB L 345 van 31.12.2003, blz. 9.

(20)  

(17)*

PB L 30 van 4.2.2004, blz. 6.

(21)  

(18)*

PB L 138 van 30.4.2004, blz. 24.

(22)  

(19)*

PB L 138 van 30.4.2004, blz. 31.

(23)  

(20)*

PB L 138 van 30.4.2004, blz. 40.

(24)  

(21)*

PB L 345 van 31.12.2003, blz. 1.

(25)  

(22)*

PB L 346 van 9.12.2006, blz. 33.

(26)  

(23)*

PB L 397 van 30.12.2006, blz. 14.

(27)  

(24)*

PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.

(28)  

(25)*

PB L 372 van 27.12.2006, blz. 1.

(29)  

(26)*

PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32.

(30)  

(27)*

PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(31)  

(28)*

PB L 327 van 24.11.2006, blz. 12.

(32)  

(29)*

PB L 340 van 19.12.2008, blz. 83.

(33)  

(30)*

PB L 288 van 4.11.2009, blz. 10.

(34)  

(31)*

PB L 52 van 27.2.1992, blz. 1.

(35)  

(32)*

PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

(36)  

(33)*

PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.

(37)  

(34)*

PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.

(38)  

(35)*

PB L 405 van 30.12.2006, blz. 37.

(39)  

(36)*

PB L 65 van 8.3.2003, blz. 27.

(40)  

(37)*

PB L 209 van 11.8.2005, blz. 26.”.


AANBEVELINGEN

19.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/72


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2012

betreffende de kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/798/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Gezien Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) (1), en met name artikel 22, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een concurrerende markt moet ertoe bijdragen dat eindgebruikers beschikken over een brede keuze aan inhoud, toepassingen en diensten en over de kwaliteit van dienstverlening die zij eisen. De nationale regelgevende instanties moeten het vermogen bevorderen van de gebruikers om informatie te verkrijgen en te verspreiden en toepassingen en diensten te benutten. De nationale regelgevende instanties, die belast zijn met de uitvoering van artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG, mogen minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten vaststellen die worden opgelegd aan een onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt/aanbieden, teneinde een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen. De voorgestelde maatregelen moeten naar behoren worden gerechtvaardigd en moeten evenredig zijn aan de doelstellingen en regelgevingsbeginselen als neergelegd in artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (2). Wanneer zij dergelijke maatregelen voorstellen moeten de nationale regelgevende instanties rekening houden met de richtsnoeren van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec) (3).

(2)

De Commissie moet alle voorgestelde maatregelen evalueren om ervoor te zorgen dat de werking van de interne markt geen nadelige effecten ondervindt van de geplande eisen. Te dien einde moeten de nationale regelgevende instanties de Commissie de ontwerpmaatregelen tot vaststelling van minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten of tot wijziging van voordien opgelegde voorschriften toezenden overeenkomstig de procedure van artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG. Het kennisgevingsmechanisme mag geen onnodige administratieve lasten opleggen aan de nationale regelgevende instanties. Ontwerpmaatregelen waarbij voordien opgelegde voorschriften worden ingetrokken, dienen slechts ter kennis te worden gebracht voor transparantiedoeleinden.

(3)

Om de Commissie in staat te stellen de voorschriften te evalueren, moeten de nationale regelgevende instanties haar voldoende vroeg vóór de vaststelling op de hoogte stellen van de inhoud ervan. Dit moet gebeuren bij middel van een kennisgeving waarin de redenen voor optreden, de geplande eisen en de voorgestelde aanpak worden samengevat. De nationale regelgevende instanties mogen de ontwerpmaatregelen op informele wijze met de Commissie bespreken voordat zij die formeel ter kennis brengen.

(4)

Om de Commissie in staat te stellen de ontwerpmaatregelen te beoordelen moet zij in kennis worden gesteld van bepaalde minimuminformatie. Daarbij moet rekening worden gehouden, enerzijds met de behoefte aan een effectieve beoordeling, anderzijds met de behoefte aan een maximale vereenvoudiging van de administratieve last. Om de evaluatie van de aangemelde ontwerpmaatregelen zoveel mogelijk te vereenvoudigen en het hele proces te versnellen, dienen de nationale regelgevende instanties standaardformulieren voor hun kennisgeving te gebruiken.

(5)

Wanneer de Commissie opmerkingen maakt of aanbevelingen doet in verband met voorgestelde maatregelen waarbij minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten worden opgelegd, moeten de nationale regelgevende instanties wanneer zij beslissen over die voorschriften maximaal rekening houden met de opmerkingen en aanbevelingen van de Commissie. De nationale regelgevende instanties moeten ook bijdragen tot de transparantie door informatie te verstrekken over de vastgestelde maatregelen, inclusief maatregelen waarbij voordien opgelegde voorschriften worden ingetrokken.

(6)

Van haar kant moet de Commissie de kennisgeving en alle ondersteunende informatie openbaar maken, alsmede alle opmerkingen en/of aanbevelingen die zij heeft geformuleerd, of moet zij een notitie publiceren die aangeeft dat zij geen opmerkingen of aanbevelingen heeft geformuleerd. Wanneer informatie door een nationale regelgevende instantie in overeenstemming met de nationale en EU-voorschriften betreffende het zakengeheim als vertrouwelijk wordt beschouwd, garanderen de Commissie en de betrokken nationale regelgevende instanties de vertrouwelijke aard van de verstrekte informatie overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DOELSTELLING EN TOEPASSINGSGEBIED

1.

Het doel van deze aanbeveling is te zorgen voor een coherente aanpak, volledige transparantie en een gestroomlijnde procedure wanneer nationale regelgevende instanties voornemens zijn maatregelen te nemen waarbij minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten worden opgelegd overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG.

2.

Te dien einde zenden de nationale regelgevende instanties de Commissie tijdig het volgende toe:

a)

ontwerpmaatregelen tot vaststelling van minimumeisen inzake de kwaliteit van de diensten overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG;

b)

ontwerpmaatregelen tot wijziging van dergelijke voordien opgelegde eisen;

c)

ontwerpmaatregelen tot intrekking van dergelijke voordien opgelegde eisen.

DEFINITIES

3.

De begrippen die zijn gedefinieerd in Richtlijn 2002/21/EG, in Richtlijn 2002/22/EG en in andere specifieke richtlijnen hebben dezelfde betekenis wanneer zij worden gebruikt in de onderhavige aanbeveling. Bovendien wordt bedoeld met:

 

„kennisgeving”, de kennisgeving door een nationale regelgevende instantie aan de Commissie van een ontwerpmaatregel overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG, begeleid door het kennisgevingsformulier als omschreven in deze aanbeveling;

 

„ontwerpmaatregelen”, maatregelen betreffende eisen inzake de kwaliteit van de diensten, bedoeld om een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen, die een nationale regelgevende instantie voorstelt op te leggen aan een onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt/aanbieden.

KENNISGEVINGSPROCEDURE

4.

De in punt 2 bedoelde ontwerpmaatregelen moeten aan de Commissie worden aangemeld bij middel van het in de bijlage omschreven kennisgevingsformulier. De aldus ter kennis gebrachte ontwerpmaatregelen moeten de volgende informatie bevatten, wanneer van toepassing:

a)

een samenvattende kennisgeving, waaronder begrepen:

i)

de identiteit van de onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt/aanbieden, waarop de ontwerpmaatregel van toepassing is;

ii)

een samenvatting van de redenen voor optreden;

iii)

de geplande eisen die door de nationale regelgevende instantie zullen worden opgelegd;

iv)

de voorgestelde aanpak;

b)

de ontwerpmaatregel van de nationale regelgevende instantie en de ondersteunende documenten, waaronder begrepen:

i)

de relevante feiten en omstandigheden van het geval in kwestie dat aanleiding heeft gegeven tot het voornemen minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten op te leggen aan een onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt/aanbieden;

ii)

een beoordeling van de voorgestelde maatregel, met name in het licht van de beleidsdoelstellingen en regelgevingsbeginselen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG;

iii)

het voorlopige tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten;

iv)

de specifieke methoden die zullen worden gebruikt om de toepassing van de desbetreffende voorschriften te monitoren;

v)

de resultaten van eventuele openbare raadplegingen die door de nationale regelgevende instantie met betrekking tot de voorgestelde maatregel zijn uitgevoerd; en

vi)

het advies van de nationale regelgevende instantie, wanneer dat is uitgebracht.

5.

Kennisgevingen moeten via elektronische weg worden toegezonden. Documenten die via elektronische weg zijn toegezonden, worden geacht door de geadresseerde te zijn ontvangen op de dag waarop zij zijn verzonden. Kennisgevingen worden geregistreerd in de volgorde waarin zij zijn ontvangen.

6.

Kennisgevingen worden effectief op de datum waarop de Commissie ze heeft geregistreerd (datum van registratie). Op de website van de Commissie en via elektronische middelen zullen alle nationale regelgevende instanties en Berec op de hoogte worden gesteld van de datum van registratie van een kennisgeving, het onderwerp van de kennisgeving en alle ontvangen ondersteunende documentatie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG.

7.

Kennisgevingen moeten zijn opgesteld in een officiële taal van de Europese Unie. Het kennisgevingsformulier mag worden ingevuld in een andere officiële taal dan die waarin de ontwerpmaatregel is opgesteld. Door de Commissie geformuleerde opmerkingen of aanbevelingen overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG worden opgesteld in de taal van de ontwerpmaatregel, wanneer mogelijk vertaald in de taal die voor het kennisgevingsformulier is gebruikt.

8.

Wanneer de nationale regelgevende instantie daarom verzoekt, bespreekt de Commissie een ontwerpmaatregel op informele wijze voordat de eigenlijke kennisgeving geschiedt.

9.

Een nationale regelgevende instantie kan op elk moment beslissen om haar kennisgeving in te trekken; in dat geval wordt de aangemelde maatregel verwijderd uit het register en worden de betrokken nationale regelgevende instantie, alle andere nationale regelgevende instanties en Berec hiervan op de hoogte gesteld. De Commissie zal in dat verband een notitie publiceren op haar website.

TIJDSCHEMA EN FOLLOW-UP

10.

Overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG en met name wanneer zij een ontwerpmaatregel als bedoeld in punt 2, onder a) of onder b), beoordeelt, kan de Commissie, na alle relevante informatie te hebben onderzocht, opmerkingen en aanbevelingen over de ontwerpmaatregel formuleren, in het bijzonder wanneer zij van mening is dat de voorgestelde eisen een negatief effect zullen hebben op de werking van de interne markt.

De onderzoeksperiode mag niet langer duren dan twee maanden volgende op de kennisgeving van de ontwerpmaatregel, tenzij anderszins overeengekomen tussen de Commissie en de nationale regelgevende instantie.

11.

In afwijking van het bepaalde in punt 10 kan, binnen 15 dagen na de kennisgeving van de ontwerpmaatregel:

i)

de nationale regelgevende instantie of de Commissie verzoeken de onderzoeksperiode met een redelijk termijn te verlengen, met name gezien de complexiteit van de beoordeling, of

ii)

de nationale regelgevende instantie verzoeken de onderzoeksperiode te verkorten wanneer zij, in uitzonderlijke omstandigheden van oordeel is dat optreden dringend nodig is om de mededinging te vrijwaren en de belangen van de eindgebruikers te beschermen.

Wanneer de nationale regelgevende instantie of de Commissie verzoekt om de over twee maanden lopende onderzoeksperiode te verlengen of te verkorten overeenkomstig de hierboven staande punten i) of ii), moet zij de redenen daarvoor opgeven.

12.

De lengte van de in punt 11, onder i) en ii), bedoelde afwijking van de onderzoeksperiode van twee maanden moet voorafgaandelijk overeen worden gekomen tussen de Commissie en de nationale regelgevende instantie, gelet op, met name, de complexiteit van de beoordeling en het belang dat eindgebruikers en andere belanghebbenden hebben bij duidelijke en voorspelbare regels betreffende de kwaliteit van de dienstverlening. Wanneer een verlenging wordt nagestreefd overeenkomstig punt 11, onder i), mag de totale overeengekomen onderzoeksperiode niet langer zijn dan drie maanden volgende op de kennisgeving van de ontwerpmaatregel.

In afwijking van het bepaalde in punt 11 kan de Commissie, na een initiële evaluatie van de ontwerpmaatregel, de nationale regelgevende instantie op de hoogte brengen van een verkorting van de onderzoeksperiode tot één maand.

13.

Zodra overeenstemming is bereikt, overeenkomstig de punten 11 en 12, over een afwijking van de normale onderzoeksperiode van twee maanden, informeert de Commissie de betrokken nationale regelgevende instantie, alle overige nationale regelgevende instanties en Berec daarover en publiceert zij in dat verband een notitie op haar website waarin de lengte van de overeengekomen onderzoeksperiode wordt gespecificeerd.

14.

Onverlet het bepaalde in de punten 11 en 12 kan de Commissie, na registratie van een kennisgeving, handelend overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG verdere informatie en verduidelijking opvragen bij de nationale regelgevende instantie, met specificatie van een uiterste termijn voor het verstrekken van die informatie. De termijn voor de kennisgevingsprocedure wordt dan verlengd met het aantal dagen dat is verstreken tot het antwoord op het verzoek om verdere informatie is ontvangen. De nationale regelgevende instanties moeten zich ertoe inspannen de opgevraagde informatie met spoed toe te zenden, wanneer die beschikbaar is.

15.

Wanneer de Commissie opmerkingen of aanbevelingen formuleert in verband met voorgestelde maatregelen tot vaststelling of wijziging van minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG, brengt zij de betrokken nationale regelgevende instantie daarvan via elektronische weg op de hoogte en publiceert zij bedoelde opmerkingen of aanbevelingen op haar website.

16.

Wanneer de Commissie geen opmerkingen of aanbevelingen heeft geformuleerd, brengt zij de betrokken nationale regelgevende instantie, alle overige nationale regelgevende instanties en Berec daarvan via elektronische weg op de hoogte en publiceert zij in dat verband een notitie op haar website.

17.

Een nationale regelgevende instantie mag geen ontwerpmaatregel overeenkomstig punt 2, onder a) of b), vaststellen vóór het verstrijken van de onderzoeksperiode, vastgesteld overeenkomstig de punten 10 tot en met 12. Wanneer de Commissie binnen de vastgestelde termijn voor de kennisgeving geen opmerkingen of aanbevelingen formuleert, kan de nationale regelgevende instantie de aangemelde ontwerpmaatregel vaststellen. Ontwerpmaatregelen overeenkomstig punt 2, onder c), mogen door de nationale regelgevende instantie worden vastgesteld op elk tijdstip na de kennisgeving.

18.

Wanneer de nationale regelgevende instantie een maatregel vaststelt overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie maakt elke vastgestelde maatregel bekend op haar website, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsregels overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG.

AANVULLENDE BEPALINGEN

19.

Overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (4) wordt elke in deze aanbeveling bedoelde termijn als volgt berekend:

a)

wanneer een in dagen, weken of maanden omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

b)

een in weken of maanden omschreven termijn loopt af op het einde van ongeacht welke dag in de laatste week of maand die dezelfde dag van de week is of op dezelfde datum valt als de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt op basis waarvan de termijn wordt berekend. Wanneer, in een termijn die in maanden wordt omschreven, de dag waarop die termijn moet aflopen niet in de laatste maand valt, ontbreekt, loopt deze termijn af op het einde van de laatste dag van die maand;

c)

erkende feestdagen, zaterdagen en zondagen zijn bij de termijnen inbegrepen;

d)

werkdagen zijn alle dagen die geen erkende feestdagen, zaterdagen of zondagen zijn. Wanneer de laatste dag van een termijn een zaterdag, zondag of erkende feestdag is, wordt deze termijn verlengd tot het einde van de eerstvolgende werkdag. De lijst van de erkende feestdagen, als bepaald door de Commissie, wordt vóór het begin van elk jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

20.

Samen met de nationale regelgevende instanties en Berec ziet de Commissie toe op de kennisgevingsprocedure. De Commissie evalueert de noodzaak van een herziening van deze aanbeveling, wanneer passend, twee jaar na de datum van publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

21.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 december 2012.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Vicevoorzitter


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

(2)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(3)  Zie Berec, Guidelines for Quality of Service in the scope of NET Neutrality, BoR (12) 32.

(4)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.


BIJLAGE

Kennnisgevingsformulier in verband met ontwerpmaatregelen overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG

INLEIDING

In het kennisgevingsformulier wordt de samenvattende informatie gegeven die door de nationale regelgevende instanties aan de Commissie moet worden verstrekt bij kennisgeving van ontwerpmaatregelen overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG.

De Commissie is voornemens kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel 22, lid 3, te bespreken met de nationale regelgevende instanties, met name tijdens aan de kennisgeving voorafgaande vergaderingen. Dienovereenkomstig worden nationale regelgevende instanties ertoe aangemoedigd de Commissie te raadplegen over alle aspecten van het kennisgevingsformulier en met name over het soort te verstrekken informatie of, integendeel, over de mogelijkheid te worden vrijgesteld van de verplichting om bepaalde informatie te verstrekken in verband met maatregelen waarbij minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten worden opgelegd overeenkomstig artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG.

Het is belangrijk de Commissie te voorzien van samenvattende informatie, die onder meer het volgende omvat: i) de identiteit van de onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt/aanbieden en waarop de ontwerpmaatregel van toepassing is; ii) een samenvatting van de redenen voor het optreden; iii) de geplande eisen die door de nationale regelgevende instantie worden opgelegd; en iv) de voorgestelde aanpak.

De ontwerpmaatregel van de nationale regelgevende instantie, inclusief een adequate opgaaf van redenen die aantonen dat de voorgestelde maatregelen gerechtvaardigd en evenredig zijn overeenkomstig punt 1 en punt 2 van deze aanbeveling, moet worden gehecht aan het kennisgevingsformulier. De ontwerpmaatregel moet de volgende elementen omvatten: i) de relevante feiten en omstandigheden van het specifieke geval dat aanleiding heeft gegeven tot het voornemen minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten op te leggen aan een onderneming of ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbieden; ii) een beoordeling van de voorgestelde maatregel, met name in het licht van de beleidsdoelstellingen en regelgevingsbeginselen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG; iii) het voorlopige tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten en de specifieke methoden die zullen worden gebruikt om de toepassing van de desbetreffende voorschriften te monitoren; iv) de resultaten van eventuele openbare raadplegingen die door de nationale regelgevende instantie met betrekking tot de voorgestelde maatregel zijn uitgevoerd; en v) het advies van de nationale regelgevende instantie, wanneer dat is uitgebracht.

SAMENVATTENDE INFORMATIE

Beschrijf kort de inhoud van de aangemelde ontwerpmaatregel:

 

Geef de referentie van voordien overeenkomstig artikel 22, lid 3, aangemelde ontwerpmaatregelen (indien die er zijn):

 

Identificeer de onderneming of ondernemingen waaraan bij deze ontwerpmaatregel verplichtingen worden opgelegd:

 

Beschrijf kort de redenen voor het optreden:

 

Beschrijf kort de geplande eisen:

 

Beschrijf kort de geplande aanpak:

 

Referentie van de aangemelde ontwerpmaatregel (met internetlink wanneer beschikbaar):