ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.325.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 325

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
23 november 2012


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 1093/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 over het Europees Jaar van de burger (2013)

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1094/2012 van de Commissie van 22 november 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1095/2012 van de Commissie van 22 november 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine

11

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn 2012/37/EU van de Commissie van 22 november 2012 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG van de Raad wat betreft de voorwaarden waaraan zaaizaad van Galega orientalis Lam. moet voldoen, het maximumgewicht van een partij zaaizaad van bepaalde soorten groenvoedergewassen en de monstergrootte van Sorghum spp. ( 1 )

13

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/715/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 22 november 2012 tot vaststelling van een lijst van derde landen met een regelgevingskader dat van toepassing is op werkzame stoffen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de desbetreffende controle- en handhavingsactiviteiten die een niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen dat gelijkwaardig is aan dat in de Unie, overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

15

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/716/EU

 

*

Besluit nr. 1/2012 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland van 11 september 2012 tot vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité en tot oprichting van een werkgroep

17

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Verordening 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns ( PB L 197 van 29.7.2009 )

19

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/1


BESLUIT Nr. 1093/2012/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 november 2012

over het Europees Jaar van de burger (2013)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 21, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is gegrondvest op de ondeelbare, universele waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, en gebaseerd op de beginselen van democratie en de rechtsstaat. Die beginselen zijn essentieel voor de lidstaten in samenlevingen die worden gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen. Iedere burger van de Unie heeft en moet gebruik kunnen maken van de rechten die voortvloeien uit het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(2)

Het Verdrag van Maastricht heeft in 1993 het concept van „burgerschap van de Unie” geïntroduceerd. Met het Verdrag van Amsterdam van 1999 en het Verdrag van Lissabon van 2009 zijn de rechten in verband met het burgerschap van de Unie verder versterkt. In het jaar 2013 is het twintig jaar geleden dat het burgerschap van de Unie werd ingesteld. Artikel 1, punt 12, en artikel 2, punt 34, van het Verdrag van Lissabon (nu artikel 9 VEU en artikel 20 VWEU) bepalen dat eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit een burger van de Unie is, stellen dat het burgerschap van de Unie naast het nationale burgerschap komt en niet in de plaats treedt daarvan, en bepalen dat burgers van de Unie de rechten genieten en de plichten hebben die bij de Verdragen zijn bepaald. Het recht van burgers van de Unie om vrij te reizen en te verblijven is vastgelegd in artikel 2, punt 35, van het Verdrag van Lissabon (nu artikel 21 VWEU).

(3)

Het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (3), stelt de burger centraal in het Europees beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. De acties van het programma zijn gericht op het „bouwen van een Europa van de burger”, onder andere door de bevordering van de rechten van de burger, in het bijzonder het recht op vrij verkeer en de rechten die burgers van de Unie in staat stellen actief deel te nemen aan het democratische bestel van de Unie.

(4)

In zijn resolutie van 15 december 2010 over de situatie van de grondrechten in de Europese Unie (2009) — effectieve tenuitvoerlegging na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (4), heeft het Europees Parlement de Commissie gevraagd om 2013 uit te roepen tot Europees Jaar van de burger, met als doel het debat over het Europese burgerschap aan te wakkeren, met inbegrip van de desbetreffende terminologie, de inhoud en het toepassingsgebied, en de burgers van de Unie in te lichten over hun rechten, met name de nieuwe rechten die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, en over de beschikbare middelen om deze rechten uit te oefenen.

(5)

2013 zou moeten worden uitgeroepen tot het Europese Jaar van de burger. Een Europees Jaar van de burger zou een uitgelezen kans bieden om het bewustzijn bij het grote publiek met betrekking tot de aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten en verantwoordelijkheden te vergroten. Het Europees Jaar van de burger zou eveneens moeten beogen burgers bewust te maken van hun rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie wanneer zij gebruikmaken van hun recht op vrij verkeer en verblijf in een andere lidstaat, bijvoorbeeld als student, werknemer, werkzoekende, vrijwilliger, consument, ondernemer, jongere of gepensioneerde. In dit verband dient het vergroten van het bewustzijn te worden afgestemd op geografische, demografische en sociale aspecten, met aandacht voor het wegnemen van resterende belemmeringen bij de uitoefening van rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie. De boodschap dient te zijn dat de burgers van de Unie zelf, door middel van hun deelname aan het maatschappelijk middenveld en het democratische bestel, eveneens een essentiële rol vervullen bij de versterking van die rechten.

(6)

Om burgers van de Unie in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen over de vraag of zij hun recht op vrij verkeer willen uitoefenen, is het niet voldoende om hun bewustzijn met betrekking tot het recht zelf te vergroten. Het is essentieel dat burgers van de Unie ook adequaat worden geïnformeerd over andere rechten waarover zij overeenkomstig het recht van de Unie in grensoverschrijdende situaties beschikken. Die informatie zou hen tevens in staat stellen die andere rechten ten volle te benutten wanneer zij besluiten gebruik te maken van hun recht op vrij verkeer.

(7)

Sinds de introductie ervan in het Verdrag van Rome van 1958 als een van de vier fundamentele vrijheden heeft het recht op vrij verkeer en verblijf zijn waarde aangetoond als een van de pijlers voor de oprichting van een interne markt ten behoeve van de economieën van de lidstaten én van individuele burgers van de Unie.

(8)

Het recht om zich vrij te verplaatsen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten wordt door burgers van de Unie in hoge mate gewaardeerd als een elementair individueel recht, dat is verbonden met het burgerschap van de Unie. Als zodanig toont het en bevordert het een beter begrip van de waarde van Europese integratie, en stimuleert het de deelname van burgers bij het vormgeven van de Unie.

(9)

Hoewel het recht op vrij verkeer en verblijf stevig is verankerd in het primaire recht van de Unie en substantieel is ontwikkeld in het secundaire recht van de Unie, bestaat er nog steeds een kloof tussen de geldende wettelijke regels en de realiteit waarmee burgers worden geconfronteerd wanneer zij deze rechten in de praktijk willen uitoefenen. Naast onzekerheid over de voordelen van mobiliteit ervaren burgers van de Unie te veel praktische belemmeringen met betrekking tot het wonen en werken in een andere lidstaat.

(10)

In het verslag over het EU-burgerschap 2010 van 27 oktober 2010 getiteld „Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers”, heeft de Commissie aandacht besteed aan de belangrijkste belemmeringen die burgers nog steeds tegenkomen in hun dagelijks leven wanneer zij hun rechten als burgers van de Unie willen uitoefenen, met name in grensoverschrijdende situaties, en heeft zij 25 concrete acties uiteengezet om deze belemmeringen weg te nemen. Een van de belemmeringen die in deze context werden vastgesteld, was het gebrek aan informatie. De Commissie is in haar verslag tot de conclusie gekomen dat burgers hun rechten niet volledig kunnen uitoefenen omdat zij zich er onvoldoende bewust van zijn, en heeft aangekondigd dat zij van plan was de voorlichting aan burgers van de Unie over hun rechten te intensiveren, vooral over hun recht op vrij verkeer.

(11)

Het VEU en het VWEU verlenen iedere burger van de Unie het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er te verblijven, het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar hij verblijft onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat, het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan hij onderdaan is, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat, het recht verzoekschriften in te dienen bij het Europees Parlement, het recht zich tot de Europese Ombudsman en de instellingen van de Unie te wenden, en andere rechten op verscheidene gebieden, zoals het vrij verkeer van goederen en diensten, consumentenbescherming en volksgezondheid, gelijke kansen en gelijke behandeling, toegang tot arbeid en sociale bescherming.

(12)

Het Verdrag van Lissabon heeft nieuwe rechten geïntroduceerd zoals met name het burgerinitiatief, waarin is voorzien in artikel 1, punt 12, en artikel 2, punt 37 (artikel 11 VEU en artikel 24 VWEU), volgens welk ten minste een miljoen burgers, afkomstig uit een relevant aantal lidstaten, de Commissie kan vragen een voorstel te presenteren op een van de bevoegdheidsgebieden van de Unie, hetgeen burgers beter in staat stelt actief te participeren in het politieke bestel van de Unie en direct deel te nemen aan de vormgeving van het recht van de Unie (5).

(13)

Sinds 1979, toen de eerste Europese verkiezingen werden gehouden, heeft het Europees Parlement gefungeerd als communicatiekanaal tussen de burgers en de Unie. Het Europees Parlement en zijn leden vervullen een rol van wezenlijke betekenis bij het kenbaar maken van de rechten en voordelen van het burgerschap van de Unie, bij het op de voorgrond plaatsen van de problemen van burgers van de Unie in het kader van de beleidsbepaling, alsook bij de bevordering van actieve participatie van burgers van de Unie. Het vergroten van het bewustzijn ten aanzien van de rechten van burgers van de Unie, gendergelijkheid, de deelname van vrouwen en mannen in het democratische bestel van de Unie, inclusief hun kiesrecht, als kiezers en als kandidaten, in de lidstaat waar zij verblijven, alsook ten aanzien van de reikwijdte van de bevoegdheden van het Europees Parlement in het wetgevingsproces, is eveneens van belang met het oog op de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2014. Het effect van dergelijke bewustmakingsacties zou moeten worden vergroot door nauwe coördinatie en benutting van synergieën met relevante acties van instellingen van de Unie, met name van het Europees Parlement, van Europese politieke partijen en stichtingen en van de lidstaten in de aanloop naar die verkiezingen.

(14)

Burgers van de Unie die overwegen gebruik te maken van hun recht op vrij verkeer en verblijf moeten bovendien worden geïnformeerd over hun rechten om sociale verzekering te verkrijgen of te behouden, met inbegrip van rechten inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg, op grond van regels van de Unie inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Die regels zorgen ervoor dat zij hun socialezekerheidsrechten niet verliezen wanneer zij ervoor kiezen ergens anders in de Unie te gaan wonen. Verder moeten zij worden geïnformeerd over erkenning van hun opleidings-, academische en beroepskwalificaties en over de sociale en burgerschapscompetenties die deel uitmaken van het Europese kader van „Sleutelcompetenties voor een leven lang leren” (6) en die hen in staat kunnen stellen om volledig deel te nemen aan het maatschappelijk leven en hun rechten krachtens het recht van de Unie uit te oefenen.

(15)

Burgers van de Unie zouden ook beter moeten worden geïnformeerd over hun rechten als passagiers in de verschillende vormen van vervoer in de Unie en over hun rechten als consument in het buitenland. Als burgers van de Unie erop kunnen vertrouwen dat hun consumentenrechten effectief worden beschermd, zullen zij in staat zijn bij te dragen aan de ontwikkeling van de Uniemarkt voor goederen en diensten, die aldus op doeltreffendere wijze haar volledig potentieel zal bereiken ten behoeve van de burgers. Op vergelijkbare wijze zouden burgers ook beter moeten worden geïnformeerd over de regels met betrekking tot algemene productveiligheid en markttoezicht, zodat zij zich ervan bewust worden hoe hun gezondheid en hun rechten overal in de Unie worden beschermd, vooral wanneer het gaat om bedreigingen of risico’s waartegen zij individueel niets kunnen doen. Het is voorts van belang om burgers van de Unie meer bewust te maken van hun rechten op grensoverschrijdende gezondheidszorg en begeleidende voorzieningen, zoals e-gezondheidszorg en telegeneeskunde, zodat zij volledig kunnen profiteren van een veilige en hoogwaardige gezondheidszorg over de grenzen van de lidstaten heen.

(16)

Dit besluit beoogt bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, in de zin dat het vergemakkelijken van het vrij verkeer van personen en de versterking van de mobiliteit van werknemers belangrijke manieren zijn om in te springen op de gevolgen van de demografische veranderingen op de arbeidsmarkt en om de inzetbaarheid van mensen op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te vergroten. Op de lange termijn beoogt het besluit tevens onderzoek en innovatie in de Unie te bevorderen, in het licht van de huidige alarmerend hoge werkloosheidscijfers in bepaalde lidstaten.

(17)

Bij de voorlichtings-, onderwijs- en bewustmakingscampagnes die worden georganiseerd binnen het kader van het Europees Jaar van de burger moet tevens rekening worden gehouden met de behoeften van meer specifieke doelgroepen en kwetsbare groepen. Informatie moet vrij toegankelijk zijn in alle officiële talen van de Unie. Zij moet worden verstrekt in eenvoudige taal en in samenwerking met lokale, regionale en nationale autoriteiten, de media, het maatschappelijk middenveld en niet-gouvernementele organisaties. Al die verschillende belanghebbenden kunnen initiatieven overwegen zoals opstelwedstrijden en het ontwikkelen van actieplannen en richtsnoeren, online fora en campagnes op scholen en universiteiten.

(18)

De actieve rol van burgers van de Unie en de organisaties die hen vertegenwoordigen zijn essentieel voor de werking van de Unie. De artikelen 10 en 11 VEU onderstrepen het belang van de participatieve democratie in al haar aspecten en de rol van de burgers en van de organisaties die hen vertegenwoordigen om hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in discussie te treden. De instellingen van de Unie moeten actieve democratische deelname aan het besluitvormingsproces bevorderen door middel van een open, transparante en regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld, teneinde de samenhang en transparantie van het optreden van de Unie te waarborgen. De actieve deelname van burgers van de Unie moet tevens worden vergemakkelijkt door middel van toegang tot documenten en informatie, en door goed bestuur en goed beheer.

(19)

Het onderwijsbeleid vervult een belangrijke rol bij de voorlichting van burgers, met name van jongeren, over het concept van burgerschap van de Unie en de hieraan verbonden rechten. Het kan tevens helpen bij de bevordering van meertaligheid en de mobiliteit van studenten, docenten en personen die een beroepsopleiding volgen of verstrekken, alsook bij de versterking van sociale en burgerschapscompetenties overeenkomstig het Europees kader voor „sleutelcompetenties voor een leven lang leren”, hetgeen hen kan toerusten om volledig deel te nemen aan de maatschappij en hen in staat kan stellen hun uit het recht van de Unie voortvloeiende rechten ten volle uit te oefenen. Het zou mogelijk moeten zijn specifieke acties uit te voeren om het bewustzijn van burgers over hun mogelijkheden op het gebied van vrijwilligerswerk, studie in het buitenland, een stage in een andere lidstaat of deelname aan uitwisselingsprogramma’s van de Unie op onderwijsgebied te vergroten.

(20)

Het Europees Jaar van de burger zal worden gemarkeerd door het verslag van de Commissie over het EU-burgerschap 2013 dat een gedetailleerd overzicht zal geven van de voortgang die is geboekt sinds haar verslag over het EU-burgerschap 2010, evenals voorstellen voor verdere maatregelen om de resterende belemmeringen weg te nemen die het burgers van de Unie beletten hun rechten uit te oefenen. Op basis van dat verslag is de Raad in staat bepalingen vast te stellen om de aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten te versterken of uit te breiden.

(21)

Burgers van de Unie moet tevens worden gewezen op de meertalige portaalsite „Uw Europa”, een „one-stop-shop” informatiepunt over de rechten van burgers en ondernemingen in de Unie.

(22)

In het kader van bewustmakingscampagnes dienen de informatiecentra van Europe Direct, als „lokale interface” tussen de Unie en haar burgers, nauw samen te werken met het Europees Parlement door op lokaal en regionaal niveau de discussie over de Unie te bevorderen, het publiek informatiemateriaal te verstrekken en gelegenheid te bieden om de instellingen van de Unie feedback te geven.

(23)

Alle initiatieven ten behoeve en in het kader van het Europees Jaar van de burger moeten erop zijn gericht het wederzijds begrip tussen de burgers van de Unie, de instellingen van de Unie en de lidstaten te vergroten. Dit houdt in dat het personeel van overheidsinstanties, op Unie-, nationaal, regionaal of lokaal niveau, bewust moet worden gemaakt van de rechten van burgers.

(24)

De Raad van Europa speelt sinds zijn oprichting in 1949 een leidende rol op het gebied van onderwijs en cultuur, onder meer door Europese culturele netwerken op te zetten en te stimuleren, alsook door middel van interculturele dialoog en de bevordering van taalkundige verscheidenheid. De Unie moet derhalve in het kader van het Europees Jaar van de burger synergieën tot stand brengen met het werk van de Raad van Europa op dit gebied.

(25)

De primaire verantwoordelijkheid voor het verhogen van het bewustzijn bij burgers van hun rechten als burgers van de Unie ligt bij de lidstaten. Dit houdt onder meer informatievoorziening over de Unie in en gerichte berichtgeving over de werkzaamheden van alle instellingen van de Unie. Maatregelen op het niveau van de Unie dienen ter aanvulling en vervollediging van nationale, regionale of lokale maatregelen, zoals nadrukkelijk is gesteld in de politieke verklaring „Communiceren over Europa in partnerschap”, die op 22 oktober 2008 is ondertekend door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (7). De instellingen van de Unie en de lidstaten moeten hun samenwerking met de media versterken en ernaar streven de media hoogwaardige informatie over de Unie te verstrekken.

(26)

Met het oog op optimale doeltreffendheid en efficiëntie van de activiteiten die voor het Europees Jaar van de burger zijn voorzien, is het van belang gedurende 2012 een aantal voorbereidende acties uit te voeren in overeenstemming met artikel 49, lid 6, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) (het Financieel Reglement).

(27)

Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (9), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (10) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (11).

(28)

Financiering door de Unie van andere activiteiten dan die welke worden gefinancierd vanuit de begroting van het Europees Jaar van de burger kan worden verstrekt via bestaande Unie-programma’s of de structuurfondsen, met name het programma „Europa voor de burger” 2007-2013 en het specifieke programma „Grondrechten en burgerschap” 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”, het programma „Een leven lang leren”, met inbegrip van het Erasmus-programma, het initiatief „Jeugd in beweging” en het „Media”-programma.

(29)

Met het oog op het welslagen van toekomstige Europese jaren moet een grondige evaluatie worden voorbereid van de in het kader van het Europees Jaar van de burger uitgevoerde maatregelen. In een dergelijke evaluatie moeten onder meer ideeën en beste praktijken voor toekomstige initiatieven worden opgenomen, gericht op de vraag op welke wijze burgers het doeltreffendst kunnen worden bereikt en aangezet tot betrokkenheid, waarbij voor zover mogelijk gebruik wordt gemaakt van vergelijkbare kwantitatieve gegevens die zijn verzameld voor het Europees Jaar van de burger.

(30)

Aangezien de doelstellingen van het Europees Jaar van de burger — te weten de vergroting van het bewustzijn en de kennis met betrekking tot de aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten en verantwoordelijkheden teneinde de burgers in staat te stellen ten volle gebruik te maken van hun recht om zich te verplaatsen en vrij te verblijven op het grondgebied van de lidstaten en, in die context, ook de bevordering van het genot door de burgers van de Unie van de andere aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten — niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt als gevolg van de behoefte aan multilaterale partnerschappen, transnationale informatie-uitwisseling en bewustmaking en verspreiding van goede werkwijzen in de gehele Unie, en zij derhalve vanwege de omvang van het Europees Jaar van de burger beter op uniaal niveau kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Het jaar 2013 wordt uitgeroepen tot het „Europees Jaar van de burger”.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   Het algemene doel van het Europees Jaar van de burger is het versterken van het bewustzijn van en de kennis over de rechten en verantwoordelijkheden die zijn verbonden aan het burgerschap van de Unie, teneinde burgers in staat te stellen volledig gebruik te maken van hun recht om zich vrij te verplaatsen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten. Tegen deze achtergrond bevordert het Europees Jaar van de burger tevens de uitoefening door burgers van de Unie van de andere aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten.

2.   Op basis van lid 1 zijn de specifieke doelstellingen van het Europees Jaar van de burger:

a)

het verhogen bij burgers van de Unie van het bewustzijn van hun recht om zich vrij te verplaatsen en te verblijven binnen de Unie en in dat verband van alle andere rechten die zonder onderscheid aan burgers van de Unie zijn verleend, met inbegrip van hun stemrecht voor lokale en Europese verkiezingen in de lidstaat waar zij verblijven;

b)

het verhogen bij de burgers van de Unie, inclusief jongeren, van het bewustzijn over hoe zij tastbaar voordeel kunnen halen uit de rechten van de Unie, alsmede over het beleid en programma's die ten doel hebben de uitoefening van die rechten te bevorderen;

c)

het stimuleren van een debat over het effect en het potentieel van het recht op vrij verkeer en verblijf als een onvervreemdbaar aspect van het Unie-burgerschap, teneinde actief burgerschap en actieve democratische participatie van burgers van de Unie te stimuleren en te versterken, met name via burgerfora over het beleid van de Unie en de verkiezingen voor het Europees Parlement, ter versterking van de maatschappelijke samenhang, de culturele diversiteit, de solidariteit, de gelijkheid van vrouwen en mannen, het wederzijds respect en een gevoel van een gedeelde Europese identiteit onder burgers van de Unie, gebaseerd op de kernwaarden van de Unie, als verankerd in het VEU, het VWEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Artikel 3

Betrokken initiatieven

1.   De maatregelen die moeten worden genomen om de in artikel 2 gestelde doelen te verwezenlijken, kunnen de volgende initiatieven omvatten op uniaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau:

a)

de initiëring van informatie-, mediaberichtgevings-, voorlichtings- en bewustmakingscampagnes gericht op het grote publiek en meer specifieke doelgroepen;

b)

de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken tussen uniale, nationale, regionale en lokale autoriteiten en andere overheidsorganisaties en organisaties van het maatschappelijk middenveld;

c)

de organisatie van conferenties, hoorzittingen — ook via internet — en andere evenementen om het debat te stimuleren over en het bewustzijn te verhogen van het belang en de voordelen van het recht op vrij verkeer en verblijf, en meer in het algemeen over het concept van het burgerschap van de Unie en de hieraan verbonden rechten;

d)

het gebruik van de bestaande, meertalige participatie-instrumenten om organisaties van het maatschappelijk middenveld en burgers te stimuleren actief deel te nemen aan het Europees Jaar van de burger, met inbegrip van rechtstreekse democratie-instrumenten zoals het burgerinitiatief en openbare raadplegingen;

e)

de versterking van de rol en de zichtbaarheid van bestaande instrumenten om burgers te informeren, inclusief moderne informatie- en communicatietechnologie-instrumenten, zoals de meertalige Europe Direct informatiecentra en het webportaal Uw Europa als essentiële elementen van een „one-stop-shop”-informatiesysteem over de rechten van burgers van de Unie;

f)

de versterking van de rol en de zichtbaarheid van instrumenten voor probleemoplossing, zoals Solvit, om burgers van de Unie in staat te stellen hun rechten krachtens het recht van de Unie beter te kunnen uitoefenen en deze te kunnen verdedigen;

g)

het verstrekken van informatie aan burgers van de Unie over de Commissie verzoekschriften van het Europees Parlement en over de Europese Ombudsman, teneinde hen in staat te stellen hun rechten krachtens het recht van de Unie beter uit te oefenen en deze te verdedigen, alsmede

h)

de bevordering van het verslag over het EU-burgerschap dat moet worden gebaseerd op een diepgaand debat en actieve bijdragen van burgers en belanghebbenden, en waarin de belemmeringen verder in kaart moeten worden gebracht die de burgers van de Unie ervan weerhouden ten volle gebruik te maken van de uit het burgerschap van de Unie voortvloeiende rechten en waarin passende strategieën worden voorgesteld om die belemmeringen weg te nemen.

2.   Nadere bijzonderheden over de in lid 1 bedoelde initiatieven staan vermeld in de bijlage.

3.   De Commissie en de lidstaten kunnen ook andere activiteiten identificeren die kunnen bijdragen tot de in artikel 2 aangegeven doelstellingen van het Europees Jaar van de burger, en toestaan dat de naam van het Europees Jaar van de burger gebruikt wordt bij het promoten van die activiteiten, voor zover die bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstellingen.

4.   In de context van initiatieven die worden georganiseerd in het kader van het Europees Jaar van de burger wordt aandacht besteed aan het in kaart brengen van belemmeringen voor de uitoefening van hun rechten door de burgers van de Unie en aan de ontwikkeling van passende manieren en strategieën om die belemmeringen weg te nemen, alsook aan de bevordering van intercultureel begrip en bestrijding van discriminatie. Daarom wordt ernaar gestreefd synergieën tot stand te brengen tussen die initiatieven en bestaande instrumenten en programma's op het gebied van grondrechten, burgerrechten, arbeids- en sociale aangelegenheden, onderwijs en cultuur.

Artikel 4

Coördinatie en uitvoering op het niveau van de Unie

1.   De Commissie werkt nauw samen met de lidstaten, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, alsook met lokale en regionale autoriteiten en met instellingen en verenigingen die lokale en regionale belangen vertegenwoordigen.

2.   De Commissie belegt ook vergaderingen van vertegenwoordigers van Europese organisaties of organisaties van het maatschappelijk middenveld, of instanties die actief zijn op het gebied van burgerschap en burgerrechten verdedigen of die onderwijs en cultuur bevorderen, alsook van andere belanghebbenden, om haar bij te staan bij de uitvoering van het Europees Jaar van de burger op het niveau van de Unie.

3.   De Commissie streeft ernaar mogelijke synergieën te benutten tussen verschillende thematische Europese jaren door de resultaten te evalueren, constante lacunes te onderzoeken en, indien nodig, statistische gegevens te verstrekken om zo de doeltreffende tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de Europese Jaren te waarborgen.

4.   De Commissie voert dit besluit uit op het niveau van de Unie.

Artikel 5

Financiële bepalingen

1.   Voor de in deel A van de bijlage bedoelde maatregelen die de hele Unie betreffen, wordt een aanbesteding uitgeschreven of een subsidie uit de algemene begroting van de EU verleend.

2.   De in deel B van de bijlage bedoelde acties die de hele Unie betreffen, kunnen uit de algemene begroting van de Unie worden gefinancierd.

Artikel 6

Internationale samenwerking

In het kader van het Europees Jaar van de burger kan de Commissie samenwerken met relevante internationale organisaties, in het bijzonder de Raad van Europa.

Artikel 7

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de tenuitvoerlegging van overeenkomstig dit besluit gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van effectieve controles en door de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen, alsook, bij gebleken onregelmatigheden, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. De Commissie kan overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse uitvoeren uit hoofde van dit besluit. Indien nodig worden onderzoeken uitgevoerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding op grond van Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Voor de uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties van de Unie wordt onder „onregelmatigheid” in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan elke inbreuk op het recht van de Unie of niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Unie door een ongerechtvaardigde uitgave wordt of zou worden benadeeld.

3.   De voor een actie verleende financiële steun wordt door de Commissie verminderd, opgeschort of teruggevorderd indien zij onregelmatigheden constateert, en in het bijzonder in geval van niet-naleving van dit besluit, het individuele besluit of het contract waarbij de financiële steun in kwestie werd toegekend, of indien blijkt dat een belangrijke wijziging in de actie is aangebracht die strijdig is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden ervan en waarvoor de Commissie niet om goedkeuring is verzocht.

4.   Indien de termijnen niet in acht zijn genomen of indien de stand van uitvoering van een actie slechts een gedeelte van de toegekende steun rechtvaardigt, verzoekt de Commissie de begunstigde haar binnen een bepaalde termijn zijn opmerkingen mede te delen. Indien de begunstigde niet op bevredigende wijze reageert, kan de Commissie de rest van de financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds betaalde bedragen eisen.

5.   Onverschuldigd betaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Over niet tijdig terugbetaalde bedragen wordt rente aangerekend volgens de voorwaarden van het Financieel Reglement.

Artikel 8

Toezicht en evaluatie

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2014 een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van de in dit besluit bedoelde initiatieven. Dat verslag dient als basis voor toekomstig beleid, toekomstige maatregelen en toekomstige acties van de Unie op dit gebied. Op basis van de met het Europees Jaar van de burger opgedane ervaring worden in het verslag ook ideeën en voorstellen opgenomen om burgers ook na afloop van het Europees Jaar van de burger beter over hun rechten te informeren.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 10

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 21 november 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)   PB C 181 van 21.6.2012, blz. 137.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 oktober 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 november 2012.

(3)   PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(4)   PB C 169 E van 15.6.2012, blz. 49.

(5)  Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1).

(6)  Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10).

(7)   PB C 13 van 20.1.2009, blz. 3.

(8)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)   PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(10)   PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(11)   PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.


BIJLAGE

IN ARTIKEL 3 BEDOELDE MAATREGELEN

Als leidend beginsel wordt de uitvoering van het Europees Jaar van de burger gebaseerd op een brede, in de gehele Unie gevoerde informatiecampagne, die kan worden aangevuld door maatregelen van de lidstaten. Zowel bij de acties op het niveau van de Unie als bij nationale acties kunnen ook het maatschappelijk middenveld, dat op dit gebied substantiële ervaring heeft, en andere belanghebbenden worden betrokken om de inbreng van alle belangrijke actoren te bevorderen. De uitvoering vindt plaats door middel van de volgende maatregelen:

A.   RECHTSTREEKSE INITIATIEVEN VAN DE UNIE

De financiering geschiedt over het algemeen in de vorm van de directe aankoop van goederen en diensten in het kader van bestaande raamcontracten. Een deel van de financiering kan worden gewijd aan het aanbieden van taalkundige diensten (vertalen, tolken, meertalige informatie, gebarentaal en braille).

Informatie- en promotiecampagnes, omvattende:

productie en verspreiding van audiovisueel en gedrukt materiaal waarin de boodschappen zoals uiteengezet in artikel 2 tot uiting komen,

evenementen met hoge zichtbaarheid en fora voor de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken,

maatregelen om bekendheid te geven aan de resultaten en te zorgen voor een betere profilering van de programma’s, projecten en initiatieven van de Unie die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Jaar van de burger,

de inrichting van een informatieve website over Europa (http://europa.eu/index_nl.htm), gewijd aan de acties die worden uitgevoerd in het kader van het Europees Jaar van de burger,

de opname van informatie over het Europees Jaar van de burger in nieuwsbrieven, brochures en informatiemateriaal en op websites van onderwijsinstellingen en verenigingen, niet-gouvernementele organisaties en vakbonden.

B.   MEDEFINANCIERING VAN INITIATIEVEN DOOR DE UNIE

Programma’s van de Unie zoals het programma „Europa voor de burger” 2007-2013 zouden kunnen worden gebruikt voor de medefinanciering van activiteiten in het kader van het Europees Jaar van de burger. Andere programma's zoals het specifieke programma „Grondrechten en burgerschap” 2007-2013, als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”, zullen voorzien in informatie over rechten van burgers van de Unie als prioriteitscriterium voor projecten.

C.   INITIATIEVEN DIE GEEN FINANCIËLE STEUN VAN DE UNIE ONTVANGEN

De Unie verleent niet-financiële steun, waaronder de schriftelijke toestemming voor het gebruik van het label, eenmaal ontworpen, en ander materiaal dat verband houdt met het Europees Jaar van de burger, aan initiatieven van particuliere of overheidsorganisaties, wanneer die organisaties de Commissie waarborgen dat de desbetreffende initiatieven tijdens het jaar 2013 worden ontplooid en naar verwachting een wezenlijke bijdrage zullen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Jaar van de burger.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1094/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 november 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 november 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

35,4

MA

45,9

MK

32,3

TN

73,5

TR

69,6

ZZ

51,3

0707 00 05

AL

56,9

EG

209,3

MK

42,0

TR

119,2

ZZ

106,9

0709 93 10

MA

111,3

TR

103,8

ZZ

107,6

0805 20 10

MA

146,5

ZZ

146,5

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

CN

65,5

HR

39,9

TR

87,0

ZA

193,6

ZZ

96,5

0805 50 10

TR

81,2

ZA

49,1

ZZ

65,2

0808 10 80

CA

156,2

CN

79,8

MK

38,5

NZ

138,3

US

174,2

ZA

166,3

ZZ

125,6

0808 30 90

CN

69,9

TR

106,9

US

136,8

ZZ

104,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.


23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1095/2012 VAN DE COMMISSIE

van 22 november 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143 juncto artikel 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet bijgevolg worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 november 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)   PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

126,4

0

AR

119,7

0

BR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

123,7

0

AR

130,4

0

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

259,0

12

AR

211,0

27

BR

335,9

0

CL

223,2

23

TH

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

193,1

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

307,8

0

BR

302,7

0

CL

0408 91 80

Eigeel

468,8

0

AR

1602 32 11

Eieren uit de schaal, gedroogd

262,5

7

BR

312,6

0

CL

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

594,9

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


RICHTLIJNEN

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/13


UITVOERINGSRICHTLIJN 2012/37/EU VAN DE COMMISSIE

van 22 november 2012

tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG van de Raad wat betreft de voorwaarden waaraan zaaizaad van Galega orientalis Lam. moet voldoen, het maximumgewicht van een partij zaaizaad van bepaalde soorten groenvoedergewassen en de monstergrootte van Sorghum spp.

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), en met name artikel 21 bis,

Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (2), en met name artikel 21 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hardschaligheid is een typisch kenmerk van Galega orientalis Lam. Daarom moeten de kwaliteitsvoorschriften voor de soort wat de minimumkiemkracht betreft, worden aangevuld met bepaalde informatie betreffende dat kenmerk.

(2)

Bij Richtlijn 66/401/EEG is in het kader van de zaadcontrole het maximumgewicht van een partij zaaizaad vastgesteld teneinde heterogeniteit van partijen zaaizaad te voorkomen.

(3)

Aangezien op grond van veranderingen in de praktijken van de productie en het in de handel brengen van zaaizaad, met name de grotere omvang van de zaadgewasproductie en de methoden voor het vervoer van zaaizaad, is geopperd dat een toename van het maximaal voorgeschreven gewicht van een partij graszaad wenselijk is, is overeenkomstig Beschikking 2007/66/EG van de Commissie (3) een tijdelijk experiment georganiseerd.

(4)

Uit dat experiment is gebleken dat onder de nieuwe voorwaarden productiebedrijven in staat zijn voldoende homogene partijen zaaizaad van grotere omvang te produceren. Daarom moeten de lidstaten in staat worden gesteld om de verhoging van het maximumgewicht van partijen zaaizaad van grassoorten toe te staan.

(5)

De voorwaarden voor de zaaizaadproductie, de veldkeuring, de bemonstering en de tests, als vastgesteld in Richtlijn 66/402/EEG, worden gebaseerd op internationaal aanvaarde methoden en normen, zoals die welke zijn vastgesteld door de International Seed Testing Association (ISTA).

(6)

De kwaliteitsvoorschriften voor de soort Sorghum spp. zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de soort Sorghum bicolor (L.) Moench. Als gevolg van de nieuw ontwikkelde markt voor de productie van voedergewassen en biomassa is de vraag naar andere ondersoorten en hybriden van Sorghum spp. met een kleinere korrelgrootte en een dunnere en plattere vorm toegenomen. Bijgevolg moeten de voorschriften voor afzonderlijke ondersoorten verder worden ontwikkeld om rekening te houden met hun zaaizaadkenmerken.

(7)

De soort Sorghum spp. moet worden gedifferentieerd in Sorghum bicolor (L.) Moench, Sorghum sudanense (Piper) Stapf en hybriden daarvan en de monstergrootte daarvan moet worden aangepast aan de door de ISTA vastgestelde normen.

(8)

De Richtlijnen 66/401/EEG en 66/402/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 66/401/EEG

Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In tabel A van sectie I, punt 2, van bijlage II, betreffende de vermelding voor Galega orientalis Lam., wordt in kolom 2 het getal „60” vervangen door:

„60 (a) (b)”.

2)

In kolom 1 van bijlage III wordt de vermelding voor „Poaceae (Gramineae)” vervangen door:

Poaceae (Gramineae)  (*1)

(*1)  The maximum lot weight may be increased to 25 tonnes if the supplier has been authorised for this purpose by the competent authority.”."

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 66/402/EEG

Bijlage III bij Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De vermeldingen voor Sorghum bicolor, Sorghum bicolor x Sorghum sudanense en Sorghum sudanense worden vervangen door:

1

2

3

4

Sorghum bicolor (L.) Moench

30

900

900

Sorghum sudanense (Piper) Stapf

10

250

250 ”

2)

De volgende vermelding wordt ingevoegd na de vermelding voor Sorghum sudanense (Piper) Stapf:

1

2

3

4

„Hybriden van Sorghum bicolor (L.) Moench x Sorghum sudanense (Piper) Stapf

30

300

300 ”

Artikel 3

Omzetting

1)   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2013 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2)   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 november 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66.

(2)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(3)   PB L 32 van 6.2.2007, blz. 161.


BESLUITEN

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/15


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 november 2012

tot vaststelling van een lijst van derde landen met een regelgevingskader dat van toepassing is op werkzame stoffen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de desbetreffende controle- en handhavingsactiviteiten die een niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen dat gelijkwaardig is aan dat in de Unie, overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/715/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (1), en met name artikel 111 ter, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 111 ter, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG kan een derde land de Commissie verzoeken te beoordelen of zijn regelgevingskader dat van toepassing is op naar de Unie uitgevoerde werkzame stoffen en de desbetreffende controle- en handhavingsactiviteiten een niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen dat gelijkwaardig is aan dat in de Unie, teneinde te worden opgenomen in een lijst van derde landen die een gelijkwaardig niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen.

(2)

Bij brief van 4 april 2012 heeft Zwitserland verzocht om overeenkomstig artikel 111 ter, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG te worden opgenomen in die lijst. De gelijkwaardigheidsbeoordeling door de Commissie heeft bevestigd dat aan de eisen van dat artikel is voldaan. Bij deze gelijkwaardigheidsbeoordeling is rekening gehouden met de overeenkomst tussen Zwitserland en de Unie inzake wederzijdse erkenning (2) als bedoeld in artikel 51, lid 2, van die richtlijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 111 ter, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG bedoelde lijst van derde landen is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 november 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)   PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(2)   PB L 114 van 30.4.2002, blz. 369.


BIJLAGE

Derde land

Opmerkingen

Zwitserland

 


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/17


BESLUIT Nr. 1/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ZWITSERLAND

van 11 september 2012

tot vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité en tot oprichting van een werkgroep

(2012/716/EU)

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst van 25 juni 2009 tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen (1), en met name artikel 19, leden 4 en 5,

IS ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK I

REGLEMENT VAN ORDE

Artikel 1

Samenstelling en voorzitterschap

Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Zwitserse Bondsstaat. Het voorzitterschap wordt bij toerbeurt vervuld door de overeenkomstsluitende partijen voor een volledig kalenderjaar.

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegatie van elke overeenkomstsluitende partij.

Indien de twee overeenkomstsluitende partijen daarmee instemmen, kan het Gemengd Comité deskundigen op zijn vergaderingen uitnodigen om specifieke inlichtingen te verstrekken.

Artikel 2

Secretariaat

Het secretariaat van het Gemengd Comité wordt verzorgd door het voorzitterschap. Alle voor het Gemengd Comité bestemde correspondentie, met inbegrip van de agenderingsverzoeken voor de vergaderingen, wordt aan de voorzitter gericht.

Artikel 3

Vergaderingen

De voorzitter van het Gemengd Comité stelt, in overeenstemming met de twee overeenkomstsluitende partijen, plaats en datum van de vergaderingen vast. De vergaderingen hebben beurtelings in Brussel en in Zwitserland plaats.

Artikel 4

Agenda van de vergaderingen

De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda vast. Deze wordt de overeenkomstsluitende partijen uiterlijk tien dagen voor aanvang van de vergadering toegezonden.

Op de voorlopige agenda worden de punten geplaatst waarvoor de voorzitter uiterlijk vijftien dagen voor aanvang van de vergadering een agenderingsverzoek heeft ontvangen. De referentiedocumenten moeten uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door de twee overeenkomstsluitende partijen zijn ontvangen. In geval van urgentie kunnen deze termijnen met instemming van de twee overeenkomstsluitende partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van elke vergadering door het Gemengd Comité vastgesteld.

Artikel 5

Openbaarmaking

Behoudens andersluidend besluit zijn de vergaderingen van het Gemengd Comité niet openbaar.

De beraadslagingen van het Gemengd Comité vallen onder de geheimhoudingsplicht.

Artikel 6

Notulen

Na elke vergadering worden door de voorzitter notulen opgesteld. De ontwerpnotulen worden het Gemengd Comité ter goedkeuring voorgelegd. Na de goedkeuring worden de notulen door de voorzitter ondertekend en wordt een exemplaar ervan aan de overeenkomstsluitende partijen gezonden.

Artikel 7

Vaststelling van instrumenten

De aanbevelingen en besluiten als bedoeld in artikel 21 van de overeenkomst worden voorzien van het opschrift „aanbeveling” en „besluit”, gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een vermelding van het onderwerp. Zij worden door de voorzitter ondertekend en aan de overeenkomstsluitende partijen meegedeeld.

Artikel 8

Schriftelijke procedure

In geval van urgentie kunnen de besluiten en aanbevelingen met instemming van de overeenkomstsluitende partijen bij schriftelijke procedure worden vastgesteld.

Artikel 9

Kosten

Elke overeenkomstsluitende partij draagt de kosten die zij in verband met haar deelname aan de vergaderingen van het Gemengd Comité maakt.

Artikel 10

Lijst van hoofdarbiters

Het Gemengd Comité stelt de in bijlage III bij de overeenkomst bedoelde lijst van hoofdarbiters op binnen een termijn van twee maanden volgend op zijn besluit om een geschil aan arbitrage te onderwerpen overeenkomstig artikel 29, lid 3, van de overeenkomst.

HOOFDSTUK II

WERKGROEP

Artikel 11

Werkgroep inzake procedures en douaneveiligheidsmaatregelen

Er wordt een werkgroep opgericht die het Gemengd Comité moet bijstaan bij de vervulling van zijn taken op de gebieden die onder hoofdstuk II (procedures) en hoofdstuk III (douaneveiligheidsmaatregelen) van de overeenkomst vallen.

Artikel 12

Reglement van orde van de werkgroep

De artikelen 1 tot en met 6 en artikel 9 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van de werkgroep.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 11 september 2012.

Voor de Gemengde Commissie

De voorzitter

Antonis KASTRISSIANAKIS


(1)   PB L 199 van 31.7.2009, blz. 24.


Rectificaties

23.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/19


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Verordening 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns

( Publicatieblad van de Europese Unie L 197 van 29 juli 2009 )

Bladzijde 58, bijlage I, tabel 6, vak 6 c:

in plaats van:

„Uitgang geweigerd”,

te lezen:

„Aanvullende informatie”.