ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.318.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 318

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
15 november 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1067/2012 van de Raad van 14 november 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1068/2012 van de Commissie van 30 oktober 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Aceituna Aloreña de Málaga (BOB))

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1069/2012 van de Commissie van 31 oktober 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Newmarket Sausage (BGA))

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1070/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001, wat betreft de preferentiële invoer van melk en zuivelproducten buiten de contingenten en de quota voor de invoer van zuivelproducten van oorsprong uit de Republiek Moldavië

7

 

*

Verordening (EU) nr. 1071/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand

10

 

*

Verordening (EU) nr. 1072/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1073/2012 van de Commissie van 14 november 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

66

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/701/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 november 2012 tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opneming van Ierland, Noord-Ierland en de Italiaanse provincie Bolzano in de lijst van als van de ziekte van Aujeszky vrij erkende lidstaten of regio’s daarvan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7976)  ( 1 )

68

 

 

2012/702/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 november 2012 tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG wat betreft de verzending naar andere lidstaten van bepaald vlees en bepaalde vleesproducten uit lidstaten waarvan gebieden zijn vermeld in deel III van de bijlage bij die beschikking (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7977)  ( 1 )

71

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/1


VERORDENING (EU) Nr. 1067/2012 VAN DE RAAD

van 14 november 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad (2) geeft uitvoering aan de maatregelen van Besluit 2010/413/GBVB. Die verordening voorziet onder andere in de bevriezing van alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, of in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de personen, entiteiten en lichamen die in de bijlagen VIII en IX bij de verordening zijn vermeld.

(2)

Besluit 2012/635/GBVB (3) voorziet in een afwijking van de beperkende maatregelen om de continuïteit van de energievoorziening van de Unie te beschermen.

(3)

Die afwijking valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan.

(4)

Verordening (EU) nr. 267/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

Om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin deze verordening voorziet doeltreffend zijn, moet zij in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 28 bis

De verbodsbepalingen van artikel 23, leden 2 en 3, zijn niet van toepassing op handelingen en transacties die worden verricht ten aanzien van in bijlage IX vermelde entiteiten:

a)

die rechten bezitten die voortvloeien uit een vóór 27 oktober 2010 door een andere soevereine regering dan die van Iran gegunde productieverdelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 39, voor zover dergelijke handelingen en transacties betrekking hebben op de deelneming van die entiteiten in die overeenkomst;

b)

voor zover nodig voor de uitvoering, tot 31 december 2014, van de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 12, lid 1), onder b), bedoelde contracten, mits voor deze handelingen en transacties vooraf per geval toestemming is verleend door de betrokken bevoegde autoriteit en dat de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van haar voornemen om toestemming te verlenen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.

(2)  PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1.

(3)  PB L 282 van 16.10.2012, blz. 58.


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1068/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 oktober 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Aceituna Aloreña de Málaga (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Aceituna Aloreña de Málaga” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 69 van 7.3.2012, blz. 10.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Aceituna Aloreña de Málaga (BOB)


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1069/2012 VAN DE COMMISSIE

van 31 oktober 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Newmarket Sausage (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Newmarket Sausage” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 69 van 7.3.2012, blz. 15.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten

VERENIGD KONINKRIJK

Newmarket Sausage (BGA)


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1070/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001, wat betreft de preferentiële invoer van melk en zuivelproducten buiten de contingenten en de quota voor de invoer van zuivelproducten van oorsprong uit de Republiek Moldavië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 144, lid 1, en artikel 148, onder c), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Titel 2, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (2) is van toepassing op het in Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad (3) vastgestelde invoercontingent met nummer 09.4210 dat tot 2012 aan de Republiek Moldavië is toegewezen. Bij Verordening (EU) nr. 581/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4) is de toepassing van Verordening (EG) nr. 55/2008 verlengd tot eind 2015. Bijgevolg dient in Verordening (EG) nr. 2535/2001 te worden weergegeven dat de looptijd van het contingent met nummer 09.4210 is verlengd.

(2)

Titel 2, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 voorziet in regels inzake preferentiële invoer buiten de contingenten in het kader van bepaalde overeenkomsten en besluiten. Met het oog op een deugdelijk beheer van de invoer dienen deze regels ook van toepassing te zijn op alle andere onder artikel 2 van de genoemde verordening vallende preferentiële invoer buiten de contingenten. Voorts is het ter wille van de duidelijkheid en de transparantie dienstig dat deze regels de verplichting inhouden om het preferentiële invoerrecht in vak 24 van de certificaataanvragen en de certificaten te specificeren.

(3)

Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Titel 2, hoofdstuk II, wordt vervangen door:

"HOOFDSTUK II

Invoer buiten de contingenten uitsluitend op basis van een invoercertificaat

Artikel 20

1.   Dit hoofdstuk is van toepassing op:

a)

de preferentiële invoer van producten die niet vallen onder contingenten als bedoeld in:

i)

bijlage I bij protocol nr. 1 bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije,

ii)

bijlage IV bij de overeenkomst met Zuid-Afrika,

iii)

bijlage 2 bij de tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland gesloten overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten;

b)

alle andere preferentiële invoer, buiten de contingenten, van de in bijlage II, deel I, punt J, van Verordening (EG) nr. 376/2008 bedoelde producten.

2.   Voor de in lid 1, onder a), bedoelde invoer zijn de betrokken producten en de toe te passen douanerechten vermeld in bijlage II bij deze verordening

Artikel 21

1.   In de certificaataanvraag en het certificaat worden de volgende gegevens opgenomen:

a)

in vak 8, het land van oorsprong;

b)

in vak 20, één van de in bijlage XVI opgenomen vermeldingen.

2.   In vak 24 van het certificaat wordt het toe te passen verlaagde recht vermeld.

3.   Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 aangegeven land van oorsprong.

Artikel 22

Het verlaagde recht wordt slechts toegepast na overlegging van het invoercertificaat en na aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer, vergezeld van het bewijs van oorsprong."

(2)

Bijlage I, deel J, wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.

(3)  PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1.

(4)  PB L 165 van 24.6.2011, blz. 5.


BIJLAGE

"I, DEEL J

TARIEFCONTINGENTEN IN HET KADER VAN BIJLAGE I BIJ VERORDENING (EG) Nr. 55/2008

Contingentnummer

GN-code

Omschrijving (1)

Land van oorsprong

Jaar van invoer

Contingent per jaar van 1 januari tot en met 31 december

(in ton)

(in productgewicht)

Invoerrecht

(in EUR/100 kg nettogewicht)

per jaar

per halfjaar

09.4210

0401 t/m 0406

 

Republiek Moldavië

 

 

 

0

Zuivelproducten

1 juli tot en met 31 december 2008

 

1 000

 

2009

1 000

500

 

2010 t/m 2015

1 500

750


(1)  Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de omschrijving van de goederen slechts als indicatief te worden beschouwd, aangezien de toepassing van de preferentiële regeling, in het kader van deze bijlage, afhangt van de draagwijdte van de GN-codes. Wanneer ex GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij behorende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling."


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/10


VERORDENING (EU) Nr. 1071/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 16 februari 2012 heeft de Europese Commissie ("de Commissie") met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) ("het bericht van inleiding") de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Unie van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC"), Thailand en Indonesië ("de betrokken landen" aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid als gevolg van een klacht die op 3 januari 2012 werd ingediend door het Defence Committee of Tube or Pipe Cast Fittings, of Malleable Cast Iron of the European Union ("de klager") namens producenten die meer dan 50 % van de totale productie van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klager, de producenten in de Unie, de producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs, gebruikers en de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer in kennis gesteld van de opening van het onderzoek. De Commissie heeft ook producenten in Argentinië in kennis gesteld, aangezien dit land als mogelijk referentieland in aanmerking kwam. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het grote aantal producenten-exporteurs in de VRC, producenten in de Unie en niet-verbonden importeurs werd in het bericht van opening overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk zou zijn — en, zo ja, deze ook samen te stellen — werd aan alle producenten-exporteurs in de VRC, producenten in de Unie en niet-verbonden importeurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met hulpstukken (fittings) voor buisleidingen met schroefdraad (als omschreven in sectie B hieronder) voor de periode 1.1.2011 tot en met 31.12.2011. Er werd geen steekproef gepland voor de producenten-exporteurs in de andere twee betrokken landen: Thailand en Indonesië.

(6)

Om de producenten-exporteurs in de VRC in de gelegenheid te stellen een verzoek in te dienen om desgewenst een behandeling als marktgerichte onderneming ("BMO") of een individuele behandeling ("IB") te verkrijgen, heeft de Commissie de producenten-exporteurs waarvan bekend was dat zij bij de procedure betrokken waren en de Chinese autoriteiten aanvraagformulieren toegezonden. Twee bedrijven verzochten om behandeling als marktgerichte onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening en vier bedrijven verzochten om een individuele behandeling overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(7)

De Commissie heeft de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel bekendgemaakt aan de betrokken producenten-exporteurs in de VRC, de Chinese autoriteiten en de klager. Zij werden ook in de gelegenheid gesteld om hun standpunten schriftelijk bekend te maken.

(8)

Wat de producenten in de Unie betreft, hebben, zoals aangegeven in overweging 29, zes producenten in de Unie de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in een steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die de Commissie van de medewerkende producenten in de Unie heeft ontvangen, heeft zij op basis van de verkochte hoeveelheid een steekproef van drie producenten in de Unie samengesteld.

(9)

Zoals uiteengezet in overweging 31, hebben 33 niet-verbonden importeurs de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen en hun geografische ligging in de Unie, heeft zij een steekproef van negen importeurs samengesteld waarvan de uitvoer naar de Unie het grootst was. Aangezien één importeur geen antwoord op de vragenlijst heeft verstrekt, bestond de definitieve steekproef uit de resterende acht importeurs.

(10)

Zoals uiteengezet in overweging 30, verstrekten twaalf producenten-exporteurs in de VRC de verlangde gegevens en stemden zij ermee in opgenomen te worden in de steekproef. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen had ontvangen, stelde zij een steekproef samen van de drie producenten-exporteurs in de VRC met de grootste uitvoer naar de Unie.

(11)

De Commissie stuurde een vragenlijst naar de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de drie in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs, drie Thaise producenten-exporteurs, drie Indonesische producenten-exporteurs, negen in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en zeven gebruikers.

(12)

Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, drie Chinese producenten-exporteurs, twee Thaise producenten-exporteurs, een Indonesische producent-exporteur en acht niet-verbonden importeurs. Geen van de gebruikers heeft een antwoord op de vragenlijst ingediend.

(13)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

a)

producenten in de Unie:

ATUSA Accesorios de Tuberia S.A., Salvatierra (Alava), Spanje

Berg Montana Fittings EAD, Montana, Bulgarije

Georg Fischer Fittings GmbH, Traisen, Oostenrijk

b)

producenten-exporteurs in de VRC:

Hebei Jianzhi Casting Group Ltd., Yutian County, Hebei, VRC

Jinan Meide Casting Co., Ltd., Pingyin, Shandong, VRC

Qingdao Madison Industrial Co., Ltd., Jimo, Shandong, VRC

c)

producenten-exporteurs in Thailand:

Siam Fittings Co., Ltd., Samutsakorn, Thailand

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd, Samutsakorn, Thailand

d)

producent-exporteur in Indonesië

PT. Tri Sinar Purnama, Semarang, Indonesië

e)

niet-verbonden importeurs in de Unie

Crane Limited, Ipswich, Verenigd Koninkrijk

GEBO Armaturen GmbH, Schwelm, Duitsland

Hitachi Metals Europe GmbH, Düsseldorf, Duitsland

MegaGroup Trade Holding B.V., Veghel, Nederland

Raccorditalia s.r.l., Brugherio(MB), Italië

(14)

Voor de vaststelling van een normale waarde voor de producenten-exporteurs in de VRC waaraan geen BMO kon worden toegekend, vond een controle voor de vaststelling van de normale waarde op basis van de gegevens uit India als referentieland plaats in de onderstaande onderneming:

Jainson Industries, Jalandhar, Punjab, India

3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(15)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 ("het onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2008 tot het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(16)

Het betrokken product, zoals beschreven in het bericht van inleiding, bestaat uit gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad ("het betrokken product"), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10.

(17)

De voornaamste inputgrondstoffen zijn metaalschroot, cokes/elektriciteit, zand (voor het gieten) en zink (voor de galvanisering). De eerste stap van het productieproces is het smelten van metaalschroot in koepelovens. Hierop volgt het gietproces en het gieten van de verschillende vormen die dan in afzonderlijke stukken worden gesneden. De producten moeten een langdurig temperingsproces ondergaan om ervoor te zorgen dat zij voldoende smeedbaar zijn om te worden gebruikt voor toepassingen waarvoor bv. een goede schok- en trilbestendigheid vereist zijn en om bestand te zijn tegen snelle temperatuurveranderingen. Bijgevolg kunnen de hulpstukken zo nodig worden gegalvaniseerd. Daarna worden de producten van schroefdraad voorzien.

(18)

Hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad worden gebruikt om twee of meer buisleidingen op elkaar aan te sluiten, een buisleiding op een apparaat aan te sluiten, de richting van een vloeistofstroom te veranderen of een buisleiding af te sluiten. Hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad worden hoofdzakelijk gebruikt in de gas-, water- en verwarmingssystemen van woon- en andere gebouwen. Zij worden ook gebruikt in de leidingsystemen van olieraffinaderijen. Hulpstukken van smeedbaar gietijzer zijn verkrijgbaar in veel configuraties; het meest gebruikelijk zijn ellebogen van 90 graden, T-stukken, koppelingen, kruisstukken en aansluitstukken. Zij worden geproduceerd in zowel zwarte (niet-gegalvaniseerd) als gegalvaniseerde vorm.

2.   Soortgelijk product

(19)

Het betrokken product en het product dat wordt geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt van de VRC, Thailand en Indonesië, en op de binnenlandse markt van India, dat dienst deed als referentieland, alsook het product dat in de Unie wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, bleken dezelfde fysische en technische basiskenmerken te hebben. Zij worden daarom voorlopig beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening ("het soortgelijke product").

(20)

Er zijn verscheidene argumenten ingediend ten aanzien van de reikwijdte van het product, voornamelijk door importeurs maar ook door de autoriteiten van een lidstaat. De argumenten worden hieronder afzonderlijk behandeld.

(21)

Een importeur voerde aan dat "elektrisch gegalvaniseerde hulpstukken" moeten worden uitgesloten van de definitie van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad. Hij stelde dat de productie van elektrisch gegalvaniseerde hulpstukken aanvullende productiestappen na het aanbrengen van de schroefdraad vereist, zoals wassen en een bijkomende elektrische galvanisering. Dit leidt kennelijk tot een aantal kwaliteitsverbeteringen en voordelen ten aanzien van normale hulpstukken. Het is echter duidelijk dat elektrisch gegalvaniseerde hulpstukken volledig verwisselbaar met normale hulpstukken zijn en daarom dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben. Zij worden daarom als het betrokken product beschouwd.

(22)

Dezelfde importeur voert lichamen van compressiehulpstukken in, die hij verder met andere delen tot afgewerkte compressiehulpstukken assembleert. De vraag is gerezen of de lichamen van compressiehulpstukken onder de definitie van het betrokken product vallen. Hoewel deze lichamen er als een hulpstuk uitzien en van schroefdraad zijn voorzien, kunnen zij niet direct worden gebruikt om buizen aan te sluiten – zij moeten worden geassembleerd voordat met het geassembleerde hulpstuk de buizen kunnen worden aangesloten. Hoewel zij duurder zijn, zijn zij verwisselbaar met andere van schroefdraad voorziene hulpstukken, aangezien zij ook worden gebruikt voor de aansluiting van buizen, zij het hoofdzakelijk voor reparaties in plaats van in nieuwe installaties. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat compressiehulpstukken en de lichamen daarvan onder de definitie van het betrokken product vallen.

(23)

Sommige partijen voerden aan dat door de producenten in de Unie geproduceerde en verkochte hulpstukken van smeedbaar gietijzer niet konden worden beschouwd als vergelijkbaar met die welke door de betrokken landen van uitvoer worden geproduceerd en naar de Unie uitgevoerd, omdat het materiaal dat wordt gebruikt voor in de Unie geproduceerde hulpstukken over het algemeen een witte breuk heeft, terwijl het materiaal dat wordt gebruikt voor de uitgevoerde hulpstukken smeedbaar gietijzer met zwarte breuk is.

(24)

Zoals reeds geconcludeerd in Verordening (EG) nr. 1784/2000 van de Raad (3) betreffende hetzelfde product, blijkt uit het onderzoek voorlopig dat de afnemers geen onderscheid maken tussen hulpstukken met witte breuk en hulpstukken met zwarte breuk, aangezien deze producten, op het koolstofgehalte na, vrijwel dezelfde kenmerken hebben, voor hetzelfde eindgebruik bestemd zijn en, zodoende, onderling verwisselbaar zijn. Dit wordt bevestigd door het feit dat de importeurs/handelaren die zowel hulpstukken van smeedbaar gietijzer met zwarte breuk uit de betrokken landen als door de bedrijfstak van de Unie geproduceerde hulpstukken van smeedbaar gietijzer met witte breuk aankopen, deze producten aan de gebruikers doorverkopen zonder onderscheid te maken tussen de twee kwaliteiten. Het onderzoek heeft bevestigd dat de gebruikers van het betrokken product geen onderscheid van betekenis maken tussen hulpstukken met witte breuk en die met zwarte breuk.

(25)

Dit blijkt ook uit het feit dat zowel hulpstukken met witte breuk als hulpstukken met zwarte breuk onder Europese norm EN 10242 en internationale norm ISO 49 vallen, waarin de voorschriften voor het ontwerp en de prestaties van hulpstukken van smeedbaar gietijzer zijn vastgelegd. Wat in het bijzonder de kwaliteit van het gebruikte materiaal betreft, voldoet zowel gietijzer met witte breuk als gietijzer met zwarte breuk aan deze normen.

(26)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de door een deel van de producenten in de Unie geproduceerde en verkochte hulpstukken van smeedbaar gietijzer met witte breuk en de door de betrokken landen van uitvoer geproduceerde en naar de Unie uitgevoerde hulpstukken van smeedbaar gietijzer met zwarte breuk als soortgelijke producten moeten worden beschouwd.

(27)

Eén importeur voert beperkte hoeveelheden onafgewerkte hulpstukken in, die niet van schroefdraad zijn voorzien. De schroefdraad wordt later door de importeur aangebracht. Aangezien de ingevoerde goederen niet van een schroefdraad zijn voorzien, worden zij niet als het betrokken product beschouwd.

(28)

De autoriteiten van een van de lidstaten hebben gewezen op het feit dat overeenkomstig de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur (4) het begrip "smeedbaar gietijzer" ook nodulair gietijzer omvat. Hoewel tijdens het OT door geen belanghebbende melding is gemaakt van verkoop van hulpstukken met schroefdraad, vervaardigd uit nodulair gietijzer, is er bewijsmateriaal dat dit mogelijk is. Aangezien deze hulpstukken dezelfde fysische basiskenmerken hebben als de onderzochte hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad, moet worden verduidelijkt dat producten van nodulair gietijzer onder de procedure en de maatregelen vallen.

C.   STEEKPROEF

1.   Steekproef van producenten in de Unie

(29)

Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve verkochte hoeveelheid hulpstukken van smeedbaar gietijzer aan niet-verbonden afnemers in de Unie, die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De samengestelde steekproef bestaat uit drie producenten die tot twee groepen ondernemingen behoren die goed zijn voor 81 % van de verkoop van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad aan niet-verbonden afnemers in de Unie, gekozen uit zes producenten in de Unie waarvan bekend is dat zij het soortgelijke product produceren. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle producenten in de Unie en de klager geraadpleegd en is alle belanghebbenden verzocht opmerkingen over de voorgestelde steekproef in te dienen. Er zijn geen opmerkingen over de samenstelling van de steekproef gemaakt.

2.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(30)

Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef samengesteld, gebaseerd op de grootste representatieve uitgevoerde hoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Twaalf producenten-exporteurs die goed waren voor 51 % van de Chinese uitvoer naar de Unie tijdens het OT hebben de informatie voor de steekproef ingediend, als vermeld in bijlage A bij het bericht van inleiding. De steekproef bestaat uit drie ondernemingen, die samen 88 % van de door de medewerkende partijen uit de VRC naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid vertegenwoordigen. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle betrokken producenten-exporteurs en de Chinese autoriteiten geraadpleegd. Er zijn geen opmerkingen over de samenstelling van de steekproef gemaakt.

3.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(31)

Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef samengesteld, gebaseerd op de grootste representatieve in de Unie ingevoerde hoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht, alsook op de geografische ligging van de ondernemingen. In totaal 33 niet-verbonden importeurs hebben de steekproefinformatie, als vermeld in bijlage B bij het bericht van inleiding, verstrekt. De oorspronkelijke steekproef bestond uit zes importeurs in vijf lidstaten, die goed waren voor 59 % van de invoer van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad van medewerkende importeurs naar de Unie. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle importeurs geraadpleegd. Na ontvangst van de opmerkingen zijn drie verdere ondernemingen aan de steekproef toegevoegd, wat heeft geleid tot een definitieve steekproef van negen importeurs in zes lidstaten, die goed zijn voor 67 % van de invoer van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad van medewerkende importeurs naar de Unie. Er zijn geen verdere opmerkingen over de uitgebreide steekproef ontvangen. Aangezien één importeur geen antwoord op de vragenlijst heeft verstrekt, bestond de definitieve steekproef uit de resterende acht importeurs.

D.   DUMPING

1.   Volksrepubliek China

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(32)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende invoer van oorsprong uit de VRC de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor de producenten die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(33)

Voor de duidelijkheid worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1.

besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

2.

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4.

faillissements- en eigendomswetten bieden rechtszekerheid en stabiliteit; en

5.

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt.

(34)

Twee producenten-exporteurs verzochten om BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening en hebben binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier ingevuld.

(35)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld die zij nodig achtte en de in de BMO-aanvraag verstrekte gegevens ter plaatse bij de ondernemingen in kwestie gecontroleerd.

(36)

Uit de controle bleek dat beide producenten-exporteurs die om BMO hadden verzocht, niet voldeden aan de vereisten van de criteria, vastgesteld in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(37)

De gecontroleerde rekeningen van beide exporteurs voldeden niet aan de internationale boekhoudnormen en de gecontroleerde rekeningen van één exporteur waren zelfs onvolledig, aangezien zij geen kasstroomverklaring bevatten. Het is daarom duidelijk dat zij niet aan criterium 2 voldoen.

(38)

Eén exporteur kon niet aantonen dat het tijdens de privatisering ingebrachte kapitaal naar behoren was geëvalueerd, terwijl de tweede exporteur overheidssteun ontving, voornamelijk in de vorm van een preferentiële inkomstenbelastingsvoet. Zij voldoen daarom niet aan criterium 3.

(39)

Een onderneming die om BOM had verzocht, maakte opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen. Zij vocht de meegedeelde feiten niet aan maar stelde in haar opmerkingen drie kwesties aan de orde.

(40)

Ten eerste betoogde zij dat de BOM-verlening illegaal was, aangezien zij bijna twee maanden na de vastgestelde termijn plaatsvond In dit verband zij erop gewezen dat deze vertraging hoofdzakelijk te wijten was aan het feit dat een vroegere BOM-controle niet kon plaatsvinden, aangezien de Chinese exporteurs toen niet ter beschikking stonden. Er zij op gewezen dat het tijdstip van de BOM-verlening geen effect op de uitkomst heeft gehad.

(41)

Ten tweede werd aangevoerd dat de niet-conformiteit van de gecontroleerde rekeningen uitsluitend op formele gronden is gebaseerd. Verder werd gesteld dat "een boekhoudpraktijk die niet volledig formeel in lijn is met IAS geen schending van het tweede BOM-criterium is, zolang zij de financiële resultaten van de onderneming niet beïnvloedt." In dit verband zij erop gewezen dat criterium 2 niet verwijst naar de financiële resultaten van de onderneming. Het argument is daarom ongegrond. Het relevante criterium "boekhouding die onafhankelijk wordt gecontroleerd in lijn met internationale boekhoudnormen" is immers een formele eis. Er zij echter op gewezen dat alle schendingen significant waren, hetzij wegens de omvang van de betrokken bedragen, hetzij wegens de aard van de schending (een verplichte analyse was gewoon niet uitgevoerd.)

(42)

Ten slotte werd aangevoerd dat de in de vorm van een preferentiële inkomstenbelastingvoet ontvangen steun in het verleden niet is gebruikt om een BOM-behandeling af te wijzen. In dit verband zij erop gewezen dat elke zaak op haar eigen waarde wordt beoordeeld. Op grond van het BOM-criterium 3 wordt beoordeeld of de Chinese exporteurs onderworpen zijn aan significante marktverstoringen, overgeërfd van het voormalige niet-markteconomiesysteem. Dit is hier het geval in verband met de staatssteun, die hoofdzakelijk in de vorm van een preferentiële belastingvoet wordt verleend. Door de Chinese exporteur gemaakte algemene opmerkingen van die strekking zijn daarom niet voldoende onderbouwd.

(43)

De conclusie luidt derhalve dat niet is aangetoond dat de producenten-exporteurs aan de BOM-criteria 2 en 3 voldoen. Daarom kan aan die ondernemingen geen BOM worden verleend.

1.2.   Individuele behandeling

(44)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan alle criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

(45)

Voor de duidelijkheid worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1.

geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures zijn vrij om kapitaal en winsten te repatriëren;

2.

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

3.

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren. Staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

4.

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt; en

5.

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(46)

De producenten-exporteurs die niet aan de BOM-criteria voldeden alsook de derde in de steekproef opgenomen producent vroegen alle een IB aan. Op grond van de beschikbare informatie werd voorlopig vastgesteld dat alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voldeden aan de eisen van artikel 9, lid 5, van de basisverordening en dat aldus aan hen een IB kon worden verleend.

1.3.   Referentieland

(47)

Volgens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BOM-behandeling wordt toegekend, worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met markteconomie ("referentieland").

(48)

In het bericht van inleiding gaf de Commissie aan voornemens te zijn Argentinië te kiezen als referentieland voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC. Alle belanghebbenden werd verzocht hierover opmerkingen te maken.

(49)

Een aantal exporteurs en importeurs heeft opmerkingen ingediend over de keuze van het referentieland en stelde dat Argentinië geen geschikt referentieland zou zijn, vooral wegens het lage niveau van de binnenlandse concurrentie en als gevolg daarvan het hoge prijsniveau op de Argentijnse binnenlandse markt. Er zijn immers aanwijzingen dat de Argentijnse markt grotendeels is opgedeeld tussen drie binnenlandse producenten. Volgens Argentijnse statistieken is de invoer op de Argentijnse markt verwaarloosbaar, aangezien de traditioneel grootste buitenlandse leveranciers Brazilië en China aan hoge antidumpingrechten onderworpen zijn.

(50)

Dezelfde exporteurs en importeurs stelden Thailand, India en Indonesië als meer geschikte referentielanden voor. Rekening houdend met de opmerkingen van belanghebbenden werd om medewerking van Argentijnse en Indiase producenten gevraagd en uiteindelijk verklaarden een Argentijnse en een Indiase producent zich bereid om mee te werken.

(51)

Uit een analyse van deze antwoorden bleek dat de door de enige medewerkende Argentijnse producent meegedeelde binnenlandse prijzen inderdaad zeer hoog waren, aanzienlijk hoger dan de verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en hun geen schade veroorzakende prijs.

(52)

Verder bleek dat de Indiase markt zeer concurrerend is met naar schatting 300 producenten. Als gevolg daarvan kunnen de door de medewerkende Indiase exporteur vermelde binnenlandse prijzen als redelijk worden beschouwd.

(53)

Thailand en Indonesië zijn betrokken bij hetzelfde onderzoek, maar een zeer beperkt aantal producenten is in beide landen actief, wat hun binnenlandse markten minder concurrerend maakt in vergelijking met India. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat India een geschikt referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

1.4.   Normale waarde

(54)

Aangezien aan geen in de steekproef opgenomen Chinese exporteur een BOM-behandeling werd verleend, werd de normale waarde vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, waarbij India werd gebruikt als referentieland met een markteconomie.

(55)

Er werd eerst voor elke betrokken producent-exporteur vastgesteld of de totale binnenlandse verkoop van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad van de producent van het referentieland representatief was, d.w.z. of de totale hoeveelheid van deze verkoop ten minste 5 % vertegenwoordigde van de totale hoeveelheid van het door elke producent-exporteur tijdens het OT voor uitvoer verkochte betrokken product. Dit was het geval voor twee van de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(56)

Vervolgens werden de op de binnenlandse markt door de ondernemingen verkochte productsoorten geïdentificeerd, die door de producent in het referentieland op representatieve wijze op de binnenlandse markt werden verkocht en die identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(57)

Voor elke door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt verkochte productsoort die rechtstreeks vergelijkbaar was met de soort hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad die voor uitvoer naar de Unie door de producenten-exporteurs werd verkocht, werd onderzocht of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het OT op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale voor uitvoer naar de Unie door de producent-exporteur verkochte hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort.

(58)

De Commissie onderzocht nadien voor de producent in het referentieland of elke soort van het soortgelijke product die op de binnenlandse markt in representatieve hoeveelheden werd verkocht, kon worden beschouwd als zijnde verkocht in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het OT vastgesteld.

(59)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de hele binnenlandse verkoop van die soort in het OT.

(60)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort.

(61)

Wanneer een productsoort volledig met verlies werd verkocht, werd geconcludeerd dat deze niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht.

(62)

Voor de verkoop van productsoorten die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en voor productsoorten die niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht, werd de normale waarde door berekening vastgesteld.

(63)

Om de normale waarde te berekenen, werden de gewogen gemiddelde verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de gewogen gemiddelde winst die door de enige medewerkende producent in het referentieland op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt, opgeteld bij zijn eigen gemiddelde productiekosten gedurende het onderzoektijdvak. Voor productsoorten die in niet-representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht, werden de gewogen gemiddelde winst en VAA-kosten voor deze verkoop in het kader van normale handelstransacties gebruikt om de normale waarde te berekenen. Waar nodig werden de productiekosten en VAA-kosten gecorrigeerd voordat zij werden gebruikt om vast te stellen of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en om de normale waarden te berekenen.

1.5.   Uitvoerprijs

(64)

Aangezien aan alle in de steekproef opgenomen producenten een IB was verleend en het betrokken product voor uitvoer naar de Unie rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers was verkocht, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs vastgesteld.

1.6.   Vergelijking

(65)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(66)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(67)

Correcties voor fysische kenmerken, indirecte belastingen, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, verpakking, krediet, commissies en bankkosten werden in alle gevallen toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd.

1.7.   Dumpingmarges

(68)

Voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijk product, vastgesteld voor het referentieland, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, als bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(69)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

Hebei Jianzhi

67,8 %

Jinan Meide

39,3 %

Qingdao Madison

32,1 %

(70)

De gewogen gemiddelde dumpingmarge van de medewerkende, maar niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend. Deze marge werd vastgesteld op basis van de marges die waren vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef.

(71)

Op grond hiervan werd de dumpingmarge voor de medewerkende, maar niet in de steekproef opgenomen ondernemingen voorlopig vastgesteld op 42,3 %.

(72)

Wat alle andere producenten-exporteurs in de VRC betreft, werden de dumpingmarges vastgesteld op basis van de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Daartoe werd eerst het medewerkingsniveau vastgesteld door een vergelijking van de hoeveelheid uitgevoerde goederen naar de Unie, als meegedeeld door de medewerkende producenten-exporteurs, met de overeenkomstige invoerstatistieken van Eurostat.

(73)

Aangezien de medewerking goed was voor meer dan 50 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie en de bedrijfstak als versnipperd kan worden beschouwd gezien het hoge aantal producenten-exporteurs in de VRC, is het medewerkingsniveau hoog te noemen. Aangezien er geen reden was om aan te nemen dat de producenten-exporteurs opzettelijk van medewerking hadden afgezien, werd de residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de in de steekproef opgenomen onderneming met de hoogste dumpingmarge. Dit werd passend geacht, aangezien er geen aanwijzingen waren dat de niet-medewerkende ondernemingen met dumping op een lager niveau verkochten en om te zorgen voor de doeltreffendheid van de maatregelen.

(74)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

Hebei Jianzhi

67,8 %

Jinan Meide

39,3 %

Qingdao Madison

32,1 %

Andere medewerkende ondernemingen

42,3 %

Alle andere ondernemingen

67,8 %

2.   Thailand en Indonesië

2.1.   Normale waarde

(75)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening ging de Commissie voor elk van de medewerkende producenten-exporteurs eerst na of hun totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product representatief was, m.a.w. of de totale hoeveelheid van die verkoop minstens 5 % vertegenwoordigde van de totale uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product voor alle medewerkende producenten-exporteurs in Thailand en Indonesië representatief was.

(76)

Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt door de ondernemingen met een in het algemeen representatieve binnenlandse verkoop werden verkocht, identiek waren aan of grote overeenkomst vertoonden met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(77)

Voor elke soort van het soortgelijke product die door de producenten-exporteurs op de binnenlandse markt werd verkocht en die vergelijkbaar bleek te zijn met de voor uitvoer naar de Unie verkochte productsoort, werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het OT op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale voor uitvoer naar de Unie verkochte hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort.

(78)

De Commissie heeft daarna onderzocht of de binnenlandse verkoop van elke in representatieve hoeveelheden verkochte soort van het betrokken product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het OT vastgesteld.

(79)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de kosten per eenheid, werd de normale waarde per productsoort berekend als het gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkoopprijzen voor de productsoort in kwestie.

(80)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de kosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort.

(81)

Wanneer een productsoort volledig met verlies werd verkocht, werd geconcludeerd dat deze niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht.

(82)

Voor de verkoop van productsoorten die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en voor productsoorten die niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht, werd de normale waarde door berekening vastgesteld.

(83)

Om de normale waarde te berekenen, werden de gewogen gemiddelde verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de gewogen gemiddelde winst die door de betrokken medewerkende producenten-exporteurs op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt, opgeteld bij hun eigen gemiddelde productiekosten gedurende het onderzoektijdvak. Voor productsoorten die in niet-representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht, werden de gewogen gemiddelde winst en VAA-kosten voor deze verkoop in het kader van normale handelstransacties gebruikt om de normale waarde te berekenen.

2.2.   Uitvoerprijs

(84)

Aangezien alle uitvoer van het betrokken product van de medewerkende Thaise en Indonesische exporteurs aan onafhankelijke afnemers in de Unie plaatsvond, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs vastgesteld.

2.3.   Vergelijking

(85)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(86)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(87)

Correcties voor handelsstadium, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, verpakking, krediet, commissies en bankkosten werden in alle gevallen toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd.

2.4.   Dumpingmarges

(a)   Thailand

(88)

Voor de twee medewerkende ondernemingen in Thailand werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(89)

Aangezien het medewerkingsniveau als hoog werd beschouwd (de uitgevoerde hoeveelheid van de twee medewerkende Thaise ondernemingen vertegenwoordigde meer dan 80 % van de totale Thaise uitvoer naar de Unie tijdens het OT), werd de dumpingmarge voor alle andere Thaise producenten-exporteurs vastgesteld op het niveau van de hoogste dumpingmarge van de twee medewerkende ondernemingen.

(90)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges voor de Thaise ondernemingen, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd

15,9 %

Siam Fittings Co., Ltd

50,7 %

Alle andere ondernemingen

50,7 %

(b)   Indonesië

(91)

Voor de enige medewerkende onderneming werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(92)

Aangezien het medewerkingsniveau als hoog werd beschouwd (de uitgevoerde hoeveelheid van de enige medewerkende Indonesische onderneming vertegenwoordigde meer dan 80 % van de totale Indonesische uitvoer naar de Unie tijdens het OT), werd de dumpingmarge voor alle andere Indonesische producenten-exporteurs vastgesteld op hetzelfde niveau als dat van de medewerkende onderneming.

(93)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

PT. Tri Sinar Purnama

11,0 %

Alle andere ondernemingen

11,0 %

E.   SCHADE

1.   Productie in de Unie

(94)

In het OT waren er zes producenten in de Unie die het soortgelijke product vervaardigden. Zoals in overweging 29 vermeld, zijn voor de steekproef twee groepen producenten in de Unie bestaande uit drie producenten in de Unie geselecteerd, die meer dan 81 % van de totale productie van de Unie van het soortgelijke product vertegenwoordigen.

2.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie

(95)

In de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening vormen alle zes bestaande producenten in de Unie, die tijdens het OT het soortgelijke product vervaardigden, samen de bedrijfstak van de Unie; zij worden daarom hierna de "bedrijfstak van de Unie" genoemd.

3.   Verbruik in de Unie

(96)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op basis van de verkochte hoeveelheid van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de van Eurostat verkregen gegevens over de ingevoerde hoeveelheden, zoals gecorrigeerd door de bevindingen van het onderzoek.

(97)

Het verbruik in de Unie is tussen 2008 en 2009 aanzienlijk afgenomen met 21 % en is daarna met 12 procentpunten gestegen tot een niveau dat 9 % lager ligt dan het verbruik aan het begin van de beoordelingsperiode.

Verbruik in de Unie (ton)

 

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie

72 231

57 398

59 190

65 460

Index

100

79

82

91

Bron:

gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

4.   Invoer uit de betrokken landen

4.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

(98)

De Commissie heeft onderzocht of de invoer van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad van oorsprong uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

(99)

De voor de invoer uit elk van de betrokken landen vastgestelde dumpingmarge lag boven de in artikel 9, lid 3, van de basisverordening aangegeven de-minimisdrempel (zie overwegingen 74, 90 en 93).

(100)

Wat de met dumping uit Indonesië ingevoerde hoeveelheid betreft, bleek dat deze slechts circa 2,5 % van alle invoer van het soortgelijke product naar de Unie in het OT uitmaakte. Zij kan daarom niet worden beschouwd als een oorzaak van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening of de bepalingen van de antidumpingovereenkomst van de WTO (5).

(101)

Tezelfdertijd bleek in dit voorlopige stadium uit het onderzoek dat het merendeel van de invoer uit Indonesië wel eens niet naar behoren kon zijn gedeclareerd onder een verschillende GN-code, namelijk 730 99 10 in plaats van 7307 19 10, die normaliter relevant is voor gegoten hulpstukken voor buisleidingen van smeedbaar gietijzer met schroefdraad. Alle of tenminste een groot deel van deze mogelijk verkeerd gedeclareerde invoer was echter reeds opgenomen in het cijfer van 2,5 % dat in de vorige overweging is vermeld.

(102)

In het licht van het bovenstaande werd voorlopig besloten om die invoer niet op te tellen bij de invoer met dumping uit Thailand en de VRC.

(103)

De met dumping uit Thailand en de VRC ingevoerde hoeveelheden kunnen niet als verwaarloosbaar worden beschouwd, aangezien hun marktaandeel in het OT 5,4 % respectievelijk 47,3 % bedroeg.

(104)

De cumulatieve beoordeling werd voorlopig als passend beschouwd gezien de vergelijkbare concurrentievoorwaarden tussen de invoer uit deze twee landen en het soortgelijke product in de Unie, d.w.z. via dezelfde verkoopkanalen en aan dezelfde categorieën van afnemers. In een aantal gevallen bleek immers dat de ingevoerde producten uit de VRC en Thailand via dezelfde distributeurs werden verkocht.

(105)

In het licht van het bovenstaande werd voorlopig geoordeeld dat aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening was voldaan. De invoer uit Thailand en de VRC moet daarom cumulatief worden beoordeeld. Deze invoer wordt "de invoer uit de twee betrokken landen" genoemd.

4.2.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit de twee betrokken landen

(106)

De omvang van de invoer van het betrokken product uit de twee betrokken landen naar de Unie is in de beoordelingsperiode met 15 % toegenomen. Terwijl de invoer tussen 2008 en 2009 als gevolg van de in overweging 97 vermelde daling van het verbruik aanvankelijk afnam, steeg deze later tot het einde van het OT aanzienlijk met 31 procentpunten.

In de Unie ingevoerde hoeveelheid (ton)

 

2008

2009

2010

OT

VRC

26 188

22 413

22 065

30 786

Index

100

86

84

118

Thailand

3 723

2 681

3 331

3 485

Index

100

72

89

94

Twee betrokken landen

29 911

25 094

25 396

34 271

Index

100

84

85

115

Bron:

Eurostat en bevindingen van het onderzoek

(107)

Het marktaandeel van de invoer met dumping uit de twee betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 11 procentpunten gestegen van 41,7 % tot 52,7 %. Deze groei van het marktaandeel vond hoofdzakelijk plaats tussen 2010 en het einde van het OT in een periode waarin de vraag zich herstelde.

Marktaandeel van de Unie

 

2008

2009

2010

OT

VRC

36,5 %

39,3 %

37,7 %

47,3 %

Index

100

108

103

129

Thailand

5,2 %

4,7 %

5,7 %

5,4 %

Index

100

91

110

103

Twee betrokken landen

41,7 %

44,0 %

43,4 %

52,7 %

Index

100

106

104

126

Bron:

gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

4.3.   Prijs van de invoer in de Unie uit de twee betrokken landen en prijsonderbieding

a)   Prijsontwikkeling

(108)

De tabel hieronder laat de gemiddelde prijs zien van de invoer met dumping uit de twee betrokken landen, grens Unie, vóór inklaring, volgens de cijfers van Eurostat. Tijdens de beoordelingsperiode nam de gemiddelde prijs van de invoer uit de twee betrokken landen continu toe met in totaal 14 %.

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2008

2009

2010

OT

VRC

1 428

1 557

1 631

1 676

Index

100

109

114

117

Thailand

2 126

2 208

2 036

2 148

Index

100

104

96

101

Twee betrokken landen

1 515

1 626

1 679

1 721

Index

100

107

111

114

Bron:

Eurostat

b)   Prijsonderbieding

(109)

Voor elke productsoort werd een prijsvergelijking gemaakt tussen de verkoopprijzen van de producenten-exporteurs en de verkoopprijzen in de Unie van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daartoe werden de prijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie niet-verbonden afnemers in rekening brachten, vergeleken met de prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van de twee betrokken landen. Waar nodig werden correcties toegepast voor verschillen in handelsstadium (met name OEM-verkoop) en kosten na de invoer.

(110)

Uit de vergelijking bleek dat het ingevoerde betrokken product van oorsprong uit Thailand en de VRC tijdens het OT in de Unie werd verkocht tegen prijzen die, uitgedrukt als percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, deze laatste met 25 tot 55 % onderboden.

5.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

(111)

Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode. Onderstaande gegevens hebben betrekking op alle producenten in de Unie voor productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoop en marktaandeel en op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor alle andere indicatoren. Aangezien de steekproef uit slechts twee groepen producenten bestond, konden, wat de indicatoren betreft die op de in de steekproef opgenomen producenten zijn gebaseerd, in verband met de geheimhouding de eigenlijke geaggregeerde gegevens niet in de desbetreffende tabellen hieronder openbaar worden gemaakt. Om de trend van deze indicatoren aan te geven worden in plaats daarvan alleen de indexcijfers vermeld.

5.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(112)

De in de Unie geproduceerde hoeveelheid daalde tussen 2008 en 2009 sterk met 39 % en nam daarna nog licht van het reeds lage niveau af ondanks een stijging van het verbruik in de volgende jaren met 12 procentpunten, zoals aangegeven in overweging 97.

In de Unie geproduceerde hoeveelheid (ton)

alle producenten

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie

55 726

33 780

32 303

32 646

Index

100

61

58

59

Bron:

gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst.

(113)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode en vooral tussen 2008 en 2009 met 21 % af. De belangrijkste reden voor de vermindering van de productiecapaciteit was de stillegging van drie producenten in de Unie in de beoordelingsperiode.

Productiecapaciteit van de Unie (ton)

alle producenten

2008

2009

2010

OT

Productiecapaciteit

90 400

75 440

71 440

71 440

Index

100

83

79

79

Bron:

gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst

(114)

Ondanks de daling van de productiecapaciteit nam de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie met 26 % af, vooral tussen 2008 en 2009.

Bezettingsgraad in de Unie

alle producenten

2008

2009

2010

OT

Bezettingsgraad

62 %

45 %

45 %

46 %

Index

100

73

73

74

Bron:

gegevens in de klacht en antwoorden op de vragenlijst

5.2.   Voorraden

(115)

De omvang van de voorraden nam tijdens de beoordelingsperiode met 23 % af, in lijn met de dalende verkoop- en productiehoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie.

Voorraden (ton)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

91

75

77

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

5.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

(116)

De omvang van de verkoop van alle producenten in de Unie op de markt van de Unie nam tussen 2008 en 2009 als gevolg van een inzakkende vraag met 25 % significant af. Na 2009 nam de vraag in de Unie echter aanzienlijk toe, zoals vermeld in overweging 97, maar de verkoop van de Unie bleef tot het einde van de beoordelingsperiode op het lage niveau van 2009.

Omvang van de verkoop in de Unie (ton)

alle producenten

2008

2009

2010

OT

Verkoop in de Unie

34 210

25 702

26 717

25 333

Index

100

75

78

74

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(117)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode continu af met 9 procentpunten of 18 %, terwijl de invoer met dumping tijdens dezelfde periode met 11 procentpunten steeg, zoals aangegeven in overweging 107.

Marktaandeel van de Unie

alle producenten

2008

2009

2010

OT

Verkoop in de Unie

47,7 %

45,1 %

45,6 %

38,9 %

Index

100

95

96

82

Bron:

gegevens in de klacht, Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

5.4.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(118)

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie konden hun verkoopprijzen in de beoordelingsperiode slechts verhogen met 4 %. Wegens de toename van de invoer met dumping op de markt van de Unie was deze prijsstijging lager dan de stijging van de kosten.

Gemiddelde prijs in de Unie per ton

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

103

103

104

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

5.5.   Winstgevendheid, rendement van investeringen en kasstroom

(119)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers uit te drukken als percentage van de omzet. Terwijl de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aan het begin van de beoordelingsperiode toereikend was, was zij in 2009 bijna volledig verdwenen. Hoewel zij zich later wat herstelde, bleef zij tijdens de rest van de beoordelingsperiode ver onder het geen schade veroorzakende niveau.

(120)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, bleek gelijke tred te houden met de winstgevendheid.

Winstgevendheid en rendement van investeringen

steekproef

2008

2009

2010

OT

Winstgevendheid (index)

100

8

38

37

Rendement van investeringen (index)

100

1

36

40

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(121)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten nam tijdens de beoordelingsperiode continu af met in totaal 64 % en bereikte in het OT een zeer laag niveau.

Kasstroom (EUR)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

55

58

36

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

5.6.   Groei

(122)

Zoals aangegeven in overweging 97 groeide het verbruik van de Unie tussen 2009 en het einde van het OT op significante wijze met 8 000 ton, terwijl de omvang van de invoer met dumping in dezelfde periode met 9 000 ton steeg, zoals vermeld in overweging 106. De volledige groei van de markt van de Unie tussen 2009 en het einde van het OT werd daarom door de invoer met dumping geabsorbeerd, terwijl de verkoop in de Unie van de bedrijfstak van de Unie op het zeer lage niveau van 2009 bleef. Uit het bovenstaande blijkt dat de bedrijfstak van de Unie niet kon profiteren van de recente groei van het verbruik in de Unie als gevolg van het toenemende marktaandeel van de invoer met dumping uit de twee betrokken landen.

5.7.   Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(123)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Netto-investeringen (EUR)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

65

41

76

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(124)

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel, hebben de producenten in de Unie hun investeringen tussen 2008 en 2010 aanzienlijk teruggeschroefd. Deze trend keerde zich in het OP om, toen de investeringen op significante wijze omhoog gingen, zonder dat evenwel het niveau aan het begin van de beoordelingsperiode werd bereikt.

5.8.   Vermogen om kapitaal aan te trekken

(125)

Wegens de ontoereikende winstgevendheid, als beschreven in overweging 119, hebben sommige producenten in de Unie in de huidige omstandigheden moeilijkheden ondervonden bij het aantrekken van kapitaal voor toekomstige investeringen. Ook het ontoereikende rendement van investeringen vergroot de problemen bij het aantrekken van kapitaal.

5.9.   Werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten

(126)

De werkgelegenheid in voltijdequivalenten ("VTE") heeft grotendeels de ontwikkeling van het productievolume gevolgd (zie overweging 112), waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie, toen dat nodig was, heeft gepoogd de productiekosten te rationaliseren. De bedrijfstak van de Unie heeft getracht zijn arbeidskrachten aan de slechter wordende marktsituatie aan te passen, wat heeft geleid tot een gestage algemene daling van de werkgelegenheid met 36 % in de beoordelingsperiode.

Werkgelegenheid (in VTE)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

75

67

64

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(127)

Ondanks de voornoemde pogingen van de bedrijfstak van de Unie om de werkgelegenheid in lijn te brengen met de slechter wordende marktsituatie, viel de output per VTE van de producenten in de Unie tussen 2008 en 2009 aanzienlijk terug met 19 %. De situatie verbeterde daarna continu, maar bleef 9 % onder het niveau aan het begin van de beoordelingsperiode.

Productiviteit (ton/VTE)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

81

87

91

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

(128)

Tijdens de beoordelingsperiode zijn de gemiddelde arbeidskosten van de bedrijfstak van de Unie continu gestegen met in totaal 12 %.

Arbeidskosten (EUR/VTE)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Index

100

106

112

112

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

5.10.   Hoogte van de dumpingmarge

(129)

De dumpingmarges voor de invoer uit de twee betrokken landen, zoals aangegeven in de overwegingen 74 en 90, zijn hoog. Gezien de omvang, het marktaandeel en de prijzen van de invoer met dumping kan het effect van de dumpingmarges als substantieel worden beschouwd.

5.11.   Herstel van dumping in het verleden

(130)

Hulpstukken van smeedbaar gietijzer van oorsprong uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de VRC, de Republiek Korea en Thailand zijn reeds aan maatregelen (6) onderworpen tussen 2000 en 2005 (7) ("de vorige maatregelen"). De toereikende winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie aan het begin van de beoordelingsperiode (zie overweging 119) wijst erop dat deze maatregelen de bedrijfstak van de Unie tijdelijk verlichting hebben gebracht. De toenemende omvang van de invoer met dumping heeft echter een einde gemaakt aan deze vrij positieve periode. Er zij ook op gewezen dat het gecombineerde marktaandeel van de zes door de vorige maatregelen getroffen landen nooit meer dan 29 % (8) bedroeg, terwijl de twee bij het huidige onderzoek betrokken landen tijdens het OT een marktaandeel hadden van 52,4 %, zoals aangegeven in overweging 107.

6.   Conclusie over schade

(131)

De schade-indicatoren hebben zich tijdens de beoordelingsperiode negatief ontwikkeld. Dit geldt met name voor de indicatoren betreffende winstgevendheid, productievolumes, bezettingsgraad, verkoopvolumes en marktaandeel die alle een duidelijk verslechterende trend vertoonden.

(132)

Tezelfdertijd onderbood de invoer van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad uit de twee betrokken landen de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 5 % tijdens het OT (zie overweging 110), waardoor het marktaandeel daarvan aanzienlijk is gestegen (zie overweging 107).

(133)

In het licht van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(134)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC en Thailand zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie tezelfdertijd schade kon hebben geleden, werden ook onderzocht om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(135)

Tussen 2008 en het einde van het OT is de invoer met dumping uit de twee betrokken landen in volume met 15 % gestegen in een markt die met 9 % is gekrompen, wat leidde tot een toename van het marktaandeel in de Unie van 41,7 % tot 52,7 %.

(136)

De toename van de invoer met dumping van het betrokken product uit de twee betrokken landen tijdens de beoordelingsperiode viel samen met een neerwaartse trend voor de meeste schade-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie verloor 8,7 procentpunten marktaandeel en moest zijn productie met 41 % verminderen. De aanzienlijke prijsonderbieding belette de bedrijfstak van de Unie de hogere productiekosten in aanvaardbare mate in de verkoopprijzen door te berekenen, wat leidde tot zeer lage winstgevendheidsniveaus gedurende het grootste gedeelte van de beoordelingsperiode.

(137)

Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de met dumping uit de twee betrokken landen tegen lage prijzen ingevoerde producten, die in grote en gestaag toenemende hoeveelheden in de Unie zijn binnengebracht en waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode aanzienlijk zijn onderboden.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit andere derde landen

(138)

Terwijl Eurostat melding maakt van significante invoer uit India tegen zeer lage prijzen tijdens de hele beoordelingsperiode, zijn er aanwijzingen dat het bij deze invoer niet om het betrokken product gaat, maar om verschillende producten, aangegeven met dezelfde GN-code.

(139)

De invoer uit de andere derde landen was gedurende de hele beoordelingsperiode beperkt. Het totale marktaandeel van de invoer uit andere landen dan de twee betrokken landen is met 2,1 procentpunten gedaald, van 10,5 % naar 8,4 %.

(140)

De volgende grootste bronnen van invoer in het OT waren Indonesië, Brazilië en Turkije die een marktaandeel tussen 1,3 % en 1,6 % hadden; al deze landen verloren marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode.

Marktaandeel van de invoer

 

2008

2009

2010

OT

Brazilië

3,6 %

3,8 %

4,0 %

1,5 %

Indonesië

1,8 %

2,5 %

1,9 %

1,6 %

Turkije

1,6 %

2,0 %

1,9 %

1,3 %

Andere landen

3,6 %

2,5 %

3,2 %

4,0 %

Totaal

10,5 %

10,8 %

11,0 %

8,4 %

Index

100

105

104

80

Bron:

Eurostat

(141)

Wegens de beperkte volumes en de dalende trends kan worden geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen dan de betrokken landen geen bijdrage lijkt te hebben geleverd aan de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(142)

Wat de ontwikkeling van de verkoop voor uitvoer van de bedrijfstak van de Unie betreft, nam in de beoordelingsperiode de uitvoer continu af met in totaal 34 %.

Verkoop voor uitvoer (ton)

steekproef

2008

2009

2010

OT

Verkoop voor uitvoer

7 134

5 043

4 969

4 700

Index

100

71

70

66

Bron:

antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen EU-producenten.

(143)

Tijdens de hele beoordelingsperiode was de verkoop voor uitvoer echter slechts goed voor 13 %-15 % van de productie van de bedrijfstak van de Unie. Daarom lijkt deze niet op significante wijze te hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.3.   Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

(144)

Zoals aangegeven in overweging 97, is het verbruik in de Unie tussen 2008 en 2009 met 21 % gedaald, wat heeft geleid tot een afname van de verkoop in de Unie van de bedrijfstak van de Unie met 25 % tijdens dezelfde periode. Na 2009 groeide het verbruik van de Unie echter op significante wijze met circa 8 000 ton, terwijl de omvang van de invoer met dumping in dezelfde periode met circa 9 000 ton steeg, zoals vermeld in overweging 106. De totale groei van de markt van de Unie tussen 2009 en het einde van het OT werd daarom door de invoer met dumping geabsorbeerd, terwijl de verkoop in de Unie van de bedrijfstak van de Unie op het zeer lage niveau van 2009 bleef.

(145)

Belanghebbenden voerden aan dat een belangrijke oorzaak van de schade de crisis op de Spaanse bouwmarkt was, die blijkbaar ATUSA, een Spaanse onderneming en een van de hoofdklagers, sterk heeft getroffen. ATUSA verkoopt echter in de meeste lidstaten van de EU en het feitelijke effect van de Spaanse bouwcrisis was beperkt tot de verkoop in Spanje, dat nooit goed was voor de meerderheid van de verkoop van de onderneming. Bovendien is het schadebeeld duidelijk wat de in de steekproef opgenomen ondernemingsgroepen, alle klagers en de gehele bedrijfstak van de Unie betreft. In elk geval was de schadeanalyse niet beperkt tot de prestaties van één producent in de Unie of één nationale markt, maar betrof zij de gehele bedrijfstak van de Unie.

(146)

Belanghebbenden voerden ook aan dat de door de negatieve ontwikkeling van het verbruik in de Unie veroorzaakte schade niet door de invoer met dumping maar door vervangingseffecten werd veroorzaakt. In dit verband zij erop gewezen dat de negatieve ontwikkeling van het verbruik in de Unie de producenten in de Unie schade kan hebben berokkend. Deze schade werd echter versterkt door de gestage toename van de invoer met dumping op een krimpende markt. Zoals hierboven aangegeven, profiteerde uitsluitend de invoer met dumping van het recente herstel van het verbruik in de Unie, terwijl de producenten in de Unie niet in staat waren om hun verkoop te vergroten.

3.4.   Structurele problemen van de producenten in de Unie

(147)

Belanghebbenden voerden aan dat het feit dat de onderneming Georg Fischer ("GF") winstgevend is gebleven ondanks haar hogere prijzen, terwijl de andere producenten in de Unie er niet in slaagden om op bevredigende wijze te presteren, erop wijst dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd veroorzaakt door structurele problemen, en niet door de invoer met dumping. GF is echter ook negatief beïnvloed en heeft marktaandeel en een deel van haar winstmarge verloren. Haar werkgelegenheid en haar output namen af. Daarom kon het argument dat GF geen schade had geleden, niet worden geaccepteerd.

(148)

Verder waren alle producenten in de Unie, waaronder GF, onderhevig aan de door de invoer met dumping uitgeoefende prijsdruk.

(149)

Belanghebbenden voerden eveneens aan dat het feit dat Berg Montana, de Bulgaarse dochteronderneming van de ATUSA-groep, ook winstgevend is gebleven, erop wijst dat andere redenen dan de invoer met dumping de schade hebben veroorzaakt. Berg Montana werd echter ook negatief beïnvloed door de Chinese invoer: de productie en de benuttingsgraad alsook de werkgelegenheid namen op significante wijze af. Aangezien het grootste gedeelte van de verkoop van Berg Montana plaatsvindt aan verbonden ondernemingen van de ATUSA-groep, mag men zich niet blindstaren op de winstgevendheid van Berg Montana zonder ook te kijken naar het financiële resultaat van de totale groep, aangezien de winstgevendheid van Berg Montana wordt beïnvloed door verrekenprijzen – de ATUSA-groep is immers in totaal verliesgevend. Daarom kon het argument dat Berg Montana geen schade had geleden, evenmin worden geaccepteerd.

(150)

Er kan worden aangevoerd dat de daling van de arbeidsproductiviteit met 9 % tussen 2008 en het einde van het OT, zoals aangegeven in overweging 127, op een structureel probleem wijst. Deze daling vond echter plaats in een periode tijdens welke de totale werkgelegenheid en de output van de bedrijfstak van de Unie met 36 % respectievelijk 41 % afnam. Deze afname wijst erop dat de producenten in de Unie continu gedwongen waren om hun activiteiten aan te passen aan de marktdruk die werd veroorzaakt door de invoer met dumping en de tijdelijk zwakkere vraag. Gezien dit sombere economische klimaat kan de afname van de arbeidsproductiviteit met 9 % als vrij gematigd worden beschouwd.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(151)

Bij wijze van conclusie kan worden gesteld dat bovenstaande analyse heeft aangetoond dat gedurende de beoordelingsperiode de invoer uit de twee betrokken landen in hoeveelheid is toegenomen en het marktaandeel aanzienlijk is gegroeid. Bovendien onderboden deze toegenomen hoeveelheden, die tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie binnenkwamen, in ernstige mate de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(152)

Andere factoren die de bedrijfstak van de Unie schade konden hebben toegebracht, zijn eveneens geanalyseerd. In dit verband bleek dat de invoer uit andere derde landen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie en de ontwikkeling van het verbruik in de Unie niet van dien aard waren dat zij het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT geleden schade hebben verbroken.

(153)

Gezien bovenstaande analyse, waarbij de effecten van alle bekende factoren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie naar behoren zijn onderscheiden en zijn gescheiden van de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer uit de VRC en Thailand aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie heeft toegebracht in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerking vooraf

(154)

Ingevolge artikel 21 van de basisverordening werd nagegaan of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen. Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening werden daartoe het waarschijnlijke effect van mogelijke maatregelen op alle betrokken partijen en ook de waarschijnlijke gevolgen van het niet nemen van maatregelen op grond van al het ingediende bewijsmateriaal onderzocht.

2.   Bedrijfstak van de Unie

(155)

Alle bekende producenten in de Unie steunen de instelling van antidumpingmaaregelen. Er wordt aan herinnerd dat de meeste schade-indicatoren een negatieve trend lieten zien en dat met name de schade-indicatoren betreffende de omvang van de productie en de verkoop, het marktaandeel, alsmede de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals winstgevendheid en rendement van investeringen, zware klappen incasseerden.

(156)

Als er maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat de neerwaartse prijsdruk en het verlies van marktaandeel worden verminderd en dat de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie zullen beginnen te herstellen, waardoor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk zal verbeteren.

(157)

Als daarentegen geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zullen de marktsituatie en de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk verder verslechteren. In dat geval zou de bedrijfstak van de Unie mogelijk verder marktaandeel verliezen, aangezien de door de invoer met dumping uit de twee betrokken landen bepaalde marktprijzen voor die bedrijfstak niet haalbaar zijn. De waarschijnlijke gevolgen zijn verdere afname van de productie en sluiting van productiefaciliteiten in de Unie, hetgeen tot aanzienlijk banenverlies zal leiden.

(158)

Gelet op alle bovengenoemde factoren wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Importeurs

(159)

Zoals aangegeven in overweging 31, werkten 32 niet-verbonden importeurs aan het onderzoek mee en hun invoer was goed voor circa 45 % van de totale invoer uit de twee betrokken landen. Over het algemeen zijn de importeurs gekant tegen de instelling van antidumpingmaatregelen. In de meeste gevallen blijkt het effect van de maatregelen echter beperkt te zijn. In veel gevallen vertegenwoordigt het betrokken product slechts een klein gedeelte van de totale bedrijvigheid van de importeurs. Ook kopen sommige importeurs reeds hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad aan uit andere bronnen en importeurs die momenteel slechts producten uit de twee betrokken landen aankopen, kunnen zich ook tot andere bronnen wenden, waaronder de bedrijfstak van de Unie. Op grond daarvan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van voorlopige maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de importeurs.

4.   Gebruikers

(160)

Zoals aangegeven in overweging 18 worden hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad hoofdzakelijk gebruikt in de gas-, water- en verwarmingssystemen van woon- en andere gebouwen. De gebruikers van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad zijn de loodgieters. Geen gebruiker of consumentenvereniging heeft aan het onderzoek meegewerkt. De waarde van de hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad vertegenwoordigt ook slechts een klein gedeelte van de totale kosten van een gas-, water- of verwarmingsinstallatie. Op grond daarvan wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van voorlopige maatregelen geen aanzienlijke negatieve gevolgen zal hebben voor het belang van de gebruikers.

(161)

Wanneer alle gevolgen van de antidumpingmaatregelen in overweging worden genomen, lijken de positieve effecten voor de bedrijfstak van de Unie al met al op te wegen tegen de mogelijke negatieve gevolgen voor andere belangengroepen. Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat de antidumpingrechten niet in strijd zijn met het belang van de Unie.

5.   Mededingingsaspecten

(162)

Belanghebbenden hebben aangevoerd dat, wanneer antidumpingmaatregelen worden ingesteld, zich op de markt van de Unie een duopolie kan ontwikkelen, die zou worden beheerst door de twee belangrijkste klagers ATUSA en GF. In dit verband zij er eerst op gewezen dat het huidige marktaandeel van deze twee groepen betrekkelijk laag is: de duopolie heeft immers een vrij gematigd marktaandeel van circa 30 %. Dit moet worden vergeleken met het marktaandeel van de twee betrokken landen dat 52,7 % bedraagt, terwijl de invoer uit andere derde landen ook een marktaandeel van 8,4 % vertegenwoordigt. De andere producenten in de Unie hebben een marktaandeel van 7,5 %.

(163)

Verder is het doel van antidumpingmaatregelen niet alle invoer te verbieden maar gelijke voorwaarden te scheppen. Er zij op gewezen dat de vorige maatregelen die van kracht waren tussen 2000 en 2005 de invoer niet hebben gestopt. Integendeel, de VRC voerde in 2002, 2003 en 2004 grotere hoeveelheden uit dan vóór de instelling van het antidumpingrecht van 49,4 %. Al met al wijst de aanwezigheid van een groot aantal spelers op de markt van de Unie erop dat het risico van een anticoncurrerende duopolie die de markt van de Unie overheerst, laag is.

6.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(164)

Gezien het bovenstaande werd voorlopig geconcludeerd dat er, gezien de beschikbare informatie over het belang van de Unie, over het geheel genomen geen dwingende redenen zijn die pleiten tegen de instelling van voorlopige maatregelen betreffende de invoer van hulpstukken van smeedbaar gietijzer met schroefdraad van oorsprong uit de VRC en Thailand.

H.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(165)

Gezien de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping uit de twee betrokken landen.

(166)

Om de hoogte van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de geconstateerde dumpingmarges en het bedrag van het recht dat noodzakelijk is om de schade voor de producenten in de Unie op te heffen.

(167)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de producenten in de Unie in staat moesten stellen om hun productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen zonder invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door dergelijke producenten kan worden behaald.

(168)

Bij het vorige onderzoek betreffende hetzelfde product werd deze redelijke winst vastgesteld op 7 % (9). Aangezien de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in staat waren om aan het begin van de beoordelingsperiode een soortgelijke winst te maken, zijn er geen aanwijzingen dat deze winstmarge niet langer redelijk is.

(169)

Op basis hiervan werd voor de producenten in de Unie een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product berekend. De geen schade veroorzakende prijs werd verkregen door de productiekosten te vermeerderen met de hierboven genoemde winstmarge van 7 %.

(170)

De noodzakelijke prijsstijging werd vervolgens vastgesteld op grond van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs met de gewogen gemiddelde geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product, dat door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat uit deze vergelijking naar voren kwam, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde van de invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(171)

Gelet op het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC en Thailand voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld, die volgens de "regel van het laagste recht" gelijk moeten zijn aan de dumpingmarge dan wel aan de schademarge indien deze lager is.

(172)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Chinese en Thaise producenten-exporteurs werd het recht voor alle andere ondernemingen voor beide landen vastgesteld op het niveau van het hoogste in te stellen recht op de ondernemingen van het betreffende land die in de steekproef zijn opgenomen respectievelijk aan het onderzoek hebben meegewerkt. Het recht voor alle andere ondernemingen zal worden toegepast op de ondernemingen die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt.

(173)

Voor de in de bijlage vermelde medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, wordt het voorlopige recht vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de rechten van de in de steekproef opgenomen ondernemingen.

(174)

De voorgestelde voorlopige antidumpingrechten zijn als volgt:

Volksrepubliek China

Onderneming

Dumpingmarge

Schade-marge

Recht

Hebei Jianzhi Casting Group Ltd.

67,8 %

136,5 %

67,8 %

Jinan Meide Casting Co., Ltd.

39,3 %

122,4 %

39,3 %

Qingdao Madison Industrial Co., Ltd.

32,1 %

128,4 %

32,1 %

Andere medewerkende ondernemingen

42,3 %

124,7 %

42,3 %

Alle andere ondernemingen

 

 

67,8 %

Thailand

Onderneming

Dumpingmarge

Schade-marge

Recht

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd

15,9 %

86,2 %

15,9 %

Siam Fittings Co., Ltd

50,7 %

39,7 %

39,7 %

Alle andere ondernemingen

 

 

39,7 %

(175)

De hierboven vermelde antidumpingmaatregelen worden voorlopig vastgesteld in de vorm van ad-valoremrechten.

(176)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen") gelden dus uitsluitend voor de invoer van producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand die vervaardigd zijn door de ondernemingen en bijgevolg door de vermelde specifieke juridische entiteiten. Op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere ondernemingen die niet met hun naam in het dispositief van deze verordening zijn vermeld, inclusief entiteiten die banden hebben met de specifiek vermelde ondernemingen, zijn deze rechten niet van toepassing en op deze producten is het recht van toepassing dat geldt voor "alle andere ondernemingen".

(177)

Verzoeken om toepassing van deze voor afzonderlijke ondernemingen geldende antidumpingrechten (bv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopentiteiten) dienen aan de Commissie (10) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopentiteiten verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(178)

Om een goede handhaving van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor de producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

(179)

In het geval van Thailand wordt laatstgenoemde ondernemingen echter verzocht, wanneer zij voldoen aan de eisen van artikel 11, lid 4, tweede alinea, van de basisverordening, een verzoek overeenkomstig dat artikel in te dienen om hun situatie individueel te onderzoeken.

I.   SLOTBEPALING

(180)

In het belang van een goed bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden, die zich binnen de in de verordening vermelde termijn hebben bekendgemaakt, opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts zij erop gewezen dat alle bevindingen betreffende de instelling van een recht in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van een definitief recht opnieuw kunnen worden overwogen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 (Taric-code 7307191010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, is als volgt:

Land

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

Volks-republiek China

Hebei Jianzhi Casting Group Ltd. - Yutian County

67,8 %

B335

 

Jinan Meide Casting Co., Ltd. - Jinan

39,3 %

B336

 

Qingdao Madison Industrial Co., Ltd. –Qingdao

32,1 %

B337

 

Hebei XinJia Casting Co., Ltd. - XuShui County

42,3 %

B338

 

Shijiazhuang Donghuan Malleable Iron Castings Co., Ltd. – Xizhaotong Town

42,3 %

B339

 

Linyi Oriental Pipe Fittings Co., Ltd. - Linyi City

42,3 %

B340

 

China Shanxi Taigu County Jingu Cast Co., Ltd. - Taigu County

42,3 %

B341

 

Yutian Yongli Casting Factory Co., Ltd. – Yutian County

42,3 %

B342

 

Langfang Pannext Pipe Fitting Co., Ltd. - LangFang, Hebei

42,3 %

B343

 

Tangshan Daocheng Casting Co., Ltd. -Hongqiao Town, Yutian County

42,3 %

B344

 

Tangshan Fangyuan Malleable Steel Co., Ltd. – Tangshan

42,3 %

B345

 

Taigu Tongde Casting Co., Ltd. – Nanyang Village, Taigu

42,3 %

B346

 

Alle andere ondernemingen

67,8 %

B999

Thailand

BIS Pipe Fitting Industry Co., Ltd - Samutsakorn

15,9 %

B347

 

Siam Fittings Co., Ltd - Samutsakorn

39,7 %

B348

 

Alle andere ondernemingen

39,7 %

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 44 van 16.2.2012, blz. 33.

(3)  PB L 208 van 18.8.2000, blz. 8, overweging 14 e.v.

(4)  PB C 137 van 6.5.2011, blz. 1.

(5)  Zie Besluit 98/175/EG van de Commissie van 3 maart 1998, PB L 63 van 4.3.1998, blz. 32, overweging 2.

(6)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 3 (voorlopig), PB L 208 van 18.8.2000, blz. 8 (definitief).

(7)  Wegens de uitbreiding van de EU zijn de maatregelen tegen Tsjechië op 1 mei 2004 vervallen.

(8)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 3, overweging 146.

(9)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 3, overweging 188.

(10)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/28


VERORDENING (EU) Nr. 1072/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 16 februari 2012 heeft de Europese Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land” of „de VRC”) aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 3 januari 2012 was ingediend namens producenten in de EU („de klagers”), die goed waren voor meer dan 30 % van de totale productie in de Unie van tafel- en keukengerei van keramiek. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende de dumping van het genoemde product en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om een procedure in te leiden.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klagers, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC en de haar bekende betrokken importeurs, handelaren, gebruikers, leveranciers en verenigingen, alsmede de vertegenwoordigers van de VRC, van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Ook producenten in de Russische Federatie, die in het bericht van inleiding als mogelijk referentieland wordt voorgesteld, zijn door de Commissie van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(4)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs werd in het bericht van inleiding aan producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs gevraagd om zich bij de Commissie kenbaar te maken en basisinformatie te verstrekken over de activiteiten die zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 in verband met het betrokken product hadden verricht. Aan de hand van deze informatie zou de Commissie overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, hoe deze samengesteld moest worden.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding meegedeeld dat de Commissie voor het vaststellen van de schade een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld, overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Die voorselectie was gemaakt met gebruikmaking van de informatie die de Commissie in de inleidende fase tot haar beschikking had, en gebaseerd op het verkoopvolume, de grootte en de geografische ligging in de Unie van de producenten en het productsegment waarin zij actief waren. In de voorlopige steekproef zaten zes producenten in de Unie, die samen alle belangrijke productsoorten produceerden, in vijf lidstaten waren gevestigd en waarvan er twee tot het midden- en kleinbedrijf (mkb) behoorden. Die steekproef vertegenwoordigde 15 % van de totale geschatte productie in de Unie. Een van de producenten wilde echter niet in de steekproef worden opgenomen en verscheidene belanghebbenden merkten op dat een lidstaat met grote productiehoeveelheden over het hoofd was gezien en in een representatieve steekproef niet mocht ontbreken. Vandaar dat de Commissie de voorlopige steekproef veranderde. In de definitieve steekproef zaten zeven producenten in de Unie, die samen alle belangrijke productsoorten produceerden, in zes lidstaten waren gevestigd en waarvan er twee tot het mkb behoorden. Die steekproef vertegenwoordigde 20 % van de totale geschatte productie in de Unie.

(6)

Ongeveer vierhonderd producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC, die samen goed waren voor meer dan 60 % van de totale uitvoer, verstrekten de gevraagde informatie en gingen ermee akkoord om in de steekproef te worden opgenomen. Op basis van de informatie die de Commissie ontving, stelde zij een voorlopige steekproef samen van vijf producenten-exporteurs met het grootste exportvolume naar de Unie en vroeg zij alle haar bekende producenten-exporteurs om een reactie op de voorgestelde steekproef. Twee van de producenten-exporteurs die in de voorlopige steekproef waren opgenomen, corrigeerden hierop de informatie die zij voor de samenstelling van de steekproef hadden verstrekt, en wel op een dusdanige wijze dat hun exportvolume niet hoog genoeg meer was om ze in de steekproef op te nemen. Op basis van de bijgewerkte lijst van de vijf grootste ondernemingen wat exportvolume betreft, stelde de Commissie vervolgens de definitieve steekproef samen. De ondernemingen die in de steekproef waren opgenomen, waren goed voor bijna 20 % van de totale uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs.

(7)

Uiteindelijk werden de volgende ondernemingen en groepen ondernemingen in de steekproef opgenomen:

a)

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd en verbonden ondernemingen,

b)

uangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd en verbonden ondernemingen,

c)

CHL International Ltd en verbonden ondernemingen,

d)

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited en verbonden ondernemingen („Niceton”),

e)

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

(8)

Een onderneming betwistte de samenstelling van de steekproef en meende dat zij in de streekproef moest worden opgenomen. Zij voerde aan dat het aantal ondernemingen in de steekproef daardoor niet onredelijk groot zou worden en het onderzoek daardoor evenmin vertraging zou oplopen, temeer omdat het ging om een betrekkelijk kleine exporteur. De onderneming voerde verder aan dat zij in buitenlandse handen was en de steekproef zonder haar niet representatief zou zijn.

(9)

De Commissie roept in herinnering dat de selectie van de ondernemingen voor de steekproef was gemaakt op basis van het grootste exportvolume, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening, waarbij rekening was gehouden met het aantal producenten dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Aangezien de onderneming in kwestie een betrekkelijk kleine exporteur was, had het opnemen van die onderneming de steekproef, wat het exportvolume betreft, niet representatiever gemaakt. Verder merkt de Commissie op dat de onderneming het verzoek om in de steekproef te worden opgenomen erg laat deed, namelijk vier maanden nadat de definitieve selectie aan alle producenten-exporteurs bekend was gemaakt en de controlebezoeken aan de geselecteerde ondernemingen hadden plaatsgevonden. Het verzoek werd derhalve afgewezen.

(10)

Meer dan zestig niet-verbonden importeurs beantwoordden binnen de daarvoor gestelde termijn de steekproefvragen en boden hun medewerking aan. Van die zestig ondernemingen werden er vijf voor de steekproef geselecteerd. Deze vijf niet-verbonden importeurs werden geselecteerd op basis van het volume en de waarde van de invoer en wederverkoop in de Unie, alsmede hun geografische ligging, hun ondernemingsmodel en het productsegment waarin zij actief waren. De in de steekproef opgenomen ondernemingen hadden de grootste representatieve volumes en de hoogste representatieve waarde aan invoer en wederverkopen in de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Volgens de cijfers die werden gemeld in de fase van de steekproefselectie, waren die ondernemingen tijdens het onderzoektijdvak goed voor 6 % van de totale invoer van het betrokken product.

(11)

Om de producenten-exporteurs in de VRC in staat te stellen om desgewenst een verzoek in te dienen voor behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) of individuele behandeling („IB”), stuurde de Commissie de producenten-exporteurs in de VRC die daarom hadden verzocht, alsmede de autoriteiten van de VRC, aanvraagformulieren.

(12)

Elf producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC deden overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening een aanvraag voor BMO of, indien uit het onderzoek zou blijken dat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldeden, voor IB. Drie daarvan waren opgenomen in de steekproef. Een van de producenten-exporteurs die niet in de steekproef was opgenomen, trok later zijn BMO-aanvraag in maar handhaafde zijn IB-aanvraag. De overige twee producenten-exporteurs die in de steekproef waren opgenomen en vier die niet waren opgenomen, deden alleen een aanvraag voor IB.

(13)

De Commissie stuurde vragenlijsten aan de vijf in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC en aan bijna driehonderd andere producenten-exporteurs in de VRC die daarom hadden gevraagd. Tevens werden vragenlijsten gestuurd naar de zeven in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de vijf in de steekproef opgenomen importeurs, naar vier verenigingen van detailhandelaren en distributeurs en ook naar de individuele detailhandelaren en distributeurs die daarom hadden verzocht. Verder werden vragenlijsten gestuurd naar producenten-exporteurs in India, Turkije, Brazilië, Thailand en Rusland, die als geschikte referentielanden werden gezien.

(14)

De Commissie ontving antwoorden van dertien producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC en van drie producenten in mogelijke referentielanden (Brazilië, Thailand en Rusland). Verder werden antwoorden ontvangen van de zeven in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de vijf in de steekproef opgenomen importeurs. Ook een detailhandelaar, een distributeur en twee verenigingen van detailhandelaren en distributeurs beantwoordden de vragenlijst.

(15)

Daarnaast ontving de Commissie informatie en opmerkingen van meer dan twintig importeurs die niet aan een producent-exporteur waren verbonden, verscheidene detailhandelaren, een leverancier van marketingprogramma’s en de Chinese kamer van koophandel voor lichte industriële en ambachtelijke producten (CCCLA).

(16)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

a)   Producenten in de Unie

(17)

Bij de zeven producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen, werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

(18)

De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en andere meewerkende producenten in de Unie verzochten op basis van artikel 19 van de basisverordening om hun identiteit niet bekend te maken. Volgens hen zou bekendmaking van hun identiteit hun aanzienlijk nadeel kunnen berokkenen.

(19)

Sommige van de klagende producenten in de Unie leveren aan afnemers in de Unie die het product ook uit de VRC betrekken en dus direct van die invoer profiteren. Deze klagers meenden daarom dat zij zich in een moeilijke positie bevonden, omdat bedoelde afnemers het mogelijk niet op prijs zouden stellen als zij een klacht wegens vermeende schade veroorzakende dumping zouden indienen of steunen. De klagers waren bang voor represailles. Ook exporteerden sommige klagende producenten in de Unie naar de VRC en waren zij bang dat het indienen of steunen van een klacht wegens vermeende schade veroorzakende dumping hun activiteiten daar in gevaar zouden brengen. Het verzoek om geheimhouding werd toegewezen omdat het voldoende was onderbouwd.

(20)

De vertegenwoordigers van sommige producenten-exporteurs, de CCCLA en sommige niet-verbonden importeurs betoogden dat zij hun recht van verdediging niet naar behoren konden uitoefenen omdat de identiteit van de klagers en ondersteuners van de klacht niet bekend was gemaakt. Zij voerden aan dat zij onder die omstandigheden geen opmerkingen konden maken over representativiteit, over aanmerkelijke schade, over de vraag of producenten van de bedrijfstak van de Unie konden worden uitgesloten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van de basisverordening, of over de representativiteit van de steekproef. De Commissie gaf echter de verzekering dat deze punten konden worden geverifieerd en behandeld in de dossiers die belanghebbenden konden raadplegen, zoals de correspondentie met belanghebbenden, en via mededelingen over representativiteit en steekproefselectie, en door naar behoren gestaafde verklaringen van andere partijen te eisen. Het argument werd daarom afgewezen.

b)   Producenten-exporteurs in de VRC

Hunan Hualian China Industry Co, Ltd, Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd, Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd en Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd („Hunan Hualian”)

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd en Guangxi Sanhuan Lucky Xinda Export & Import Co., Ltd („Guangxi Sanhuan”);

CHL International Ltd en CHL Porcelain Industries Ltd („CHL”);

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited, Shandong Silver Phoenix Company Limited en een verbonden handelaar die is gevestigd in Hongkong, Niceton International Limited („Niceton”);

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd;

Fujian Dehua Hiap Huat Koyo Toki Co., Ltd;

Shenzhen Baosanhe Ceramics Industrial Co., Ltd;

Chaozhou Fairway Ceramics Manufacturing Co., Ltd;

Chaozhou Mingyu Porcelain Industries Co., Ltd;

Shenzhen Grand Collection Industrial Co., Ltd en Chaozhou Grand Collection Tableware Co., Ltd („Grand Collection”);

Tienshan (Handan) Tableware Co., Ltd;

Zibo Kun Yang Ceramic Corporation Limited.

c)   Importeurs in de Unie

Symbol srl, Treviso, Italië;

Henkel AG, Düsseldorf, Duitsland;

Ritzenhoff & Breker GmbH & Co. KG, Bad Driburg, Duitsland;

Joseph Maeser GmbH, Dornbirn, Oostenrijk;

IKEA Supply AG, Pratteln, Zwitserland.

d)   Producenten-exporteurs in het referentieland

(21)

De medewerkende Braziliaanse producent verzocht om zijn identiteit niet bekend te maken, omdat bekendmaking de onderneming aanzienlijk nadeel zou kunnen berokkenen. Het verzoek werd gerechtvaardigd geacht en derhalve toegewezen.

3.   Onderzoektijdvak

(22)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 („onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor het beoordelen van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot het einde van het onderzoektijdvak („beoordelingsperiode”).

(23)

De klagers stelden dat de beoordelingsperiode met een jaar moest worden verlengd en in 2007 moest beginnen, terwijl de CCCLA betoogde dat de beoordelingsperiode juist met een jaar moest worden ingekort en pas in 2009 moest beginnen. De eerste stelling werd verworpen, omdat uit niets in het dossier bleek dat een periode van vijf jaar een betere afspiegeling zou geven van bepaalde ontwikkelingen, zoals door de klagers werd beweerd. Wat de tweede stelling betreft, verwees de CCCLA in algemene termen naar jurisprudentie van de WTO waarin zou zijn vastgesteld dat WTO-leden niet slechtweg een basisjaar kunnen kiezen om op basis daarvan een simpele vergelijking van twee eindpunten te maken en dat het moeilijk is om aanmerkelijke schade aan te tonen als een verandering van het basisjaar gemakkelijk kan leiden tot een volstrekt andere schadebeoordeling. Uit het onderzoek bleek echter dat inkorting van de beoordelingsperiode deze periode onnodig kort zou maken. Gezien het effect van de economische crisis op bepaalde indicatoren had inkorting bovendien een vertekend beeld van schadetrends kunnen geven. Beide stellingen werden derhalve voorlopig verworpen.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(24)

Het betrokken product is tafel- en keukengerei van keramiek, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90, van oorsprong uit de VRC („het betrokken product”). Het kan gemaakt zijn van porselein, gewoon aardewerk, gres, faience, fijn aardewerk of andere materialen. Tot de belangrijkste grondstoffen behoren delfstoffen zoals kaolien, veldspaat en kwarts. De samenstelling van de gebruikte grondstoffen bepaalt om welk soort keramisch eindproduct het gaat.

(25)

Tafel- en keukengerei van keramiek wordt verhandeld in een grote verscheidenheid aan vormen, die zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld. Het wordt gebruikt op een grote verscheidenheid aan plaatsen, zoals huishoudens, hotels, restaurants en zorginstellingen.

1.1.   Argumenten voor uitsluiting

(26)

Tijdens het onderzoek zijn verscheidene argumenten aangevoerd en onderzocht voor uitsluiting van specifieke producten van de productomschrijving. De beoordeling van deze argumenten wordt hieronder in het kort weergegeven.

1.1.1.   (Fijn) beenderporselein

(27)

In haar opmerkingen stelt de CCCLA dat (fijn) beenderporselein van de productomschrijving van het onderzoek moet worden uitgesloten. Volgens de CCCLA verschilt (fijn) beenderporselein fundamenteel van andere soorten tafel- en keukengerei, door verschillen in fysieke kenmerken, productieprocessen, eindgebruik en de perceptie van de consument. Het is gemaakt van as van verbrande stierenbeenderen en zou opvallen door een hoge mate van witheid en doorschijnendheid. (Fijn) beenderporselein zou ook een zeer grote mechanische sterkte en hoge breukvastheid hebben en geproduceerd worden in veel dunnere lagen en via een veel verfijndere en duurdere productiemethode dan die welke producenten in de Unie doorgaans gebruiken. Ook zouden maar weinig producenten in de Unie (fijn) beenderporselein fabriceren.

(28)

Ten eerste is uit het onderzoek gebleken dat er geen algemeen aanvaarde definitie van beenderporselein is. (Fijn) beenderporselein is gewoon een van de vele vormen van „zacht’ porselein die worden geproduceerd, dat voor een groot deel van dezelfde grondstoffen wordt gemaakt als andere keramische producten. In haar opmerkingen spreekt de CCCLA zichzelf tegen over de combinatie en het aandeel van de verschillende bestanddelen. Ten tweede heeft het onderzoek niet kunnen bevestigen dat de productie van (fijn) beenderporselein een veel verfijnder productieproces vereist. Ten derde wordt (fijn) beenderporselein in de VRC, de Unie en overal elders in de wereld op dezelfde wijze als tafelgerei gebruikt. Ook zijn hardheid en stevigheid geen unieke kenmerken van (fijn) beenderporselein. Zo is bijvoorbeeld ook keramisch tafelgerei voor restaurants of cateringbedrijven erg hard en stevig. Last but not least wordt (fijn) beenderporselein ook door een aantal producenten in de Unie vervaardigd en zijn het door hen vervaardigde (fijn) beenderporselein en het (fijn) beenderporselein van oorsprong uit de VRC concurrerende producten. De argumenten voor de uitsluiting van (fijn) beenderporselein van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.2.   (Keuken)messen van keramiek

(29)

Twee producenten-exporteurs, de CCCLA en verscheidene importeurs stelden dat (keuken)messen van keramiek van de productomschrijving moesten worden uitgesloten. Ter onderbouwing van deze stelling werd aangevoerd dat bedoelde messen en andere soorten tafel- en keukengerei van keramiek op grond van hun specifieke kenmerken niet als een enkel product kunnen worden beschouwd. (Keuken)messen van keramiek hebben doorgaans een lemmet van zirkoniumoxide, een keramisch materiaal dat niet wordt gebruikt voor „standaard” tafelgerei zoals koppen en borden. De mate waarin zulke messen uitwisselbaar zijn met de hoofdcategorieën van het product dat voorwerp van onderzoek is, zouden beperkt zijn.

(30)

Uit het onderzoek is gebleken dat (keuken)messen van keramiek dezelfde fysieke kenmerken (vorm en hardheid), hetzelfde industrieel ontwerp en hetzelfde eindgebruik (snijden) hebben als (keuken)messen van metaal. Bijgevolg verschillen zij van de andere producten die voorwerp van de procedure zijn, omdat die andere producten vanwege hun specifieke ontwerp en fysieke kenmerken vooral geschikt zijn voor het bevatten van levensmiddelen.

(31)

Ook werd aangevoerd dat de technologie voor het fabriceren van deze keramische (keuken)messen in de Unie niet bestaat, zodat bij voortzetting van het onderzoek naar keramische (keuken)messen het EU- en WTO-recht zou worden geschonden. De klagers erkenden dat naar hun weten in de Unie geen keramische (keuken)messen worden vervaardigd.

(32)

Tevens werd aangevoerd dat keramische (keuken)messen alleen op exclusieve locaties worden verkocht en dat ook de distributiekanalen (distributeurs van keukengereedschap) en de representatieve vereniging (vereniging van messenmakers) verschillen. Het onderzoek heeft echter niet kunnen bevestigen dat dit automatisch betekent dat de perceptie die de consument van dit product heeft een andere is dan de perceptie die hij van andere soorten tafel- en keukengerei van keramiek heeft.

(33)

Verder werd aangevoerd dat het instellen van maatregelen op de invoer van keramische messen niet zozeer de eerlijke marktvoorwaarden voor tafelgerei zouden herstellen maar eindgebruikers (van keramische (keuken)messen) zou benadelen. Sommige partijen stelden dat aangezien in de Unie geen keramische (keuken)messen werden vervaardigd, de bedrijfstak van de Unie ook geen aanmerkelijke schade kon hebben geleden. De Commissie maakte haar oordeel over deze argumenten afhankelijk van het antwoord op de vraag of keramische (keuken)messen en andere soorten tafel- en keukengerei van keramiek als een enkel product moesten worden beschouwd.

(34)

Op basis van hetgeen in overweging (28) is opgemerkt, is de voorlopige conclusie dat keramische (keuken)messen op grond van verschillen in fysieke kenmerken, productieprocessen en eindgebruik fundamenteel verschillen van andere soorten tafel- en keukengerei van keramiek. De stelling dat keramische (keuken)messen moeten worden uitgesloten van de productomschrijving van dit onderzoek is derhalve voorlopig aanvaard.

1.1.3.   Chinees/oosters uitziende producten

(35)

Twee importeurs stelden dat Chinees/oosters uitziend tafel- en keukengerei van de productomschrijving moest worden uitgesloten. De belangrijkste argumenten die zij aanvoerden waren dat dit soort producten niet in de Unie wordt geproduceerd, dat in de Unie in de vraag hiernaar steeds is voorzien met invoer en dat deze invoer geen negatieve gevolgen heeft voor marktaandelen van de bedrijfstak van de Unie.

(36)

Uit het onderzoek is komen vast te staan dat er van deze categorie producten geen algemeen aanvaarde objectieve definitie bestaat en deze categorie producten ook geen onderscheidende kenmerken heeft. Bovendien kunnen producten in deze stijl ook door producenten in de EU worden vervaardigd. Chinees/oosters uitziend tafel- en keukengerei heeft ook geen uniek of ander eindgebruik. Last but not least is uit het onderzoek gebleken dat in veel Aziatische restaurants tafelgerei in westerse stijl wordt gebruikt en de producten in kwestie gemakkelijk onderling kunnen worden vervangen. De argumenten voor de uitsluiting van Chinees/oosters uitziende producten van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.4.   Duurzaam porselein

(37)

Enerzijds werd gesteld dat duurzaam porselein vanwege zijn unieke fysieke kenmerken en het unieke productieproces van de productomschrijving moest worden uitgesloten. Het zou een grotere weerstand en sterkte hebben omdat het 6-10 % aluminiumpoeder bevat en de grondstoffen (kaolien) zouden op een unieke wijze worden voorbereid. De productie van duurzaam porselein zou vakkundige arbeiders vereisen en het zou van een hogere kwaliteit en duurder zijn dan traditioneel keukengerei. Bovendien zou het niet in de Unie worden geproduceerd.

(38)

Anderzijds verklaarde een importeur dat duurzaam porselein, dat gewoonlijk door hotels wordt gebruikt, een belangrijk deel van de totale Chinese productie van keramiek uitmaakt. Als duurzaam porselein niet in het onderzoek zou worden meegenomen, zou dat dus tot misleidende resultaten leiden.

(39)

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen algemeen aanvaarde objectieve definitie van duurzaam porselein bestaat en het ook geen onbetwiste onderscheidende kenmerken heeft. Bovendien kan dit soort tafelgerei ook door producenten in de Unie worden vervaardigd en zijn in de Unie en in de VRC vervaardigd tafelgerei van dit soort rechtstreeks concurrerende producten. Duurzaam porselein heeft ook geen uniek of ander eindgebruik. De argumenten voor de uitsluiting van duurzaam porselein van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.5.   Handgemaakt porselein

(40)

Een Zweedse vereniging die relevante Zweedse importeurs vertegenwoordigt, pleitte voor uitsluiting van handgemaakt porselein van de productomschrijving van het onderzoek. Zij wees op de lange historie van dergelijk handwerk in China, de betaalbaarheid ervan en de verschillende perceptie die consumenten zouden hebben van enerzijds Chinese handgemaakte producten en anderzijds niet-handgemaakte producten die in de Unie zijn vervaardigd.

(41)

Uit het onderzoek is echter gebleken dat er geen algemeen aanvaarde/objectieve definitie van deze categorie producten bestaat en dat er in de Unie wel degelijk producenten van handgemaakt porselein zijn. Uit het onderzoek is niet gebleken dat de fysieke kenmerken van Chinees handgemaakt porselein fundamenteel verschillen van de fysieke kenmerken van andere soorten tafel- en keukengerei van keramiek, noch dat de consument van handgemaakt porselein dat in de VRC is vervaardigd een andere perceptie heeft dan van handgemaakt porselein dat in de Unie is vervaardigd. De argumenten voor de uitsluiting van handgemaakt porselein van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.6.   Handbeschilderd tafelgerei

(42)

Verscheidene importeurs pleitten voor het uitsluiten van handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving van het onderzoek. De argumenten die hiervoor werden aangevoerd, waren dat handbeschilderd tafelgerei op een bepaald soort consumenten was gericht, dat het kon worden gebruikt voor andere doeleinden dan traditioneel tafelgerei (bijv. decoratie), dat het in de Unie niet in commerciële hoeveelheden werd geproduceerd, dat het geen rechtstreeks concurrerend product was van ander keuken- of tafelgerei en daarmee ook niet uitwisselbaar en dat de consument een andere perceptie van dit product had, en hadden verder betrekking op het luxueuze en fragielere karakter ervan en het specifieke productieproces, dat arbeidsintensiever zou zijn en zeer vakkundige arbeiders zou vereisen.

(43)

Uit het onderzoek is gebleken dat totdat de beschildering heeft plaatsgevonden, handbeschilderd tafelgerei volstrekt identiek is aan niet-handbeschilderd tafelgerei. Ook heeft het onderzoek duidelijk gemaakt dat het feit dat het productieproces arbeidsintensiever is, van het product geen ander product maakt. Voor de meeste eindgebruikers zal handbeschilderd porselein niet of moeilijk te onderscheiden zijn van niet-handbeschilderd porselein. Uit het onderzoek is verder gebleken dat handbeschilderd tafelgerei normaal gesproken hetzelfde eindgebruik heeft als andere soorten tafelgerei van keramiek en niet noodzakelijkerwijs fragieler is. Ook is gebleken dat er in de Unie wel degelijk producenten van handbeschilderd porselein zijn en dat in de Unie vervaardigde en in de Unie ingevoerde producten rechtstreeks concurrerende producten zijn. De argumenten voor de uitsluiting van handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.7.   Ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei

(44)

Een importeur pleitte voor het uitsluiten van ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving van het onderzoek. De argumenten die hij hiervoor aanvoerde, waren dat ondergeglazuurd handbeschilderd tafelgerei volgens een ander productieproces wordt vervaardigd, anders wordt gebruikt (voor het serveren van voedsel en drank, waarvoor normaliter geen opgeglazuurde producten gebruikt zouden kunnen worden), van een andere kwaliteit is en andere fysieke kenmerken heeft, namelijk geschikt voor levensmiddelen en honderd procent vaatwasser- en magnetronbestendig. De betreffende partij zei ook dat geen enkele producent in de Unie in staat en bereid was tot het vervaardigen van commerciële hoeveelheden ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei en suggereerde dat er geen risico op ontwijking was wanneer ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving van het onderzoek zou worden uitgesloten. Ook werd aangevoerd dat consumenten een andere perceptie van dit product hebben, omdat het niet zozeer als behorend tot een merk, maar als een verzamel-/lifestyle-object wordt gezien en niet in de vorm van complete serviezen wordt verkocht.

(45)

Uit het onderzoek is echter gebleken dat er van deze categorie producten geen algemeen aanvaarde/objectieve definitie bestaat en ze door verscheidene producenten in de Unie kunnen worden vervaardigd. Ook zijn in de Unie vervaardigde en in de Unie ingevoerde producten van deze categorie rechtstreeks concurrerende producten. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het product in fysieke zin volstrekt identiek is aan niet-handbeschilderd tafelgerei en dat de gemiddelde consument geen onderscheid maakt tussen ondergeglazuurd figuratief handbeschilderd tafelgerei en andere soorten gedecoreerd tafelgerei. Ook heeft het onderzoek duidelijk gemaakt dat het feit dat het productieproces arbeidsintensiever is, van het product geen ander product maakt en dat ondergeglazuurd handbeschilderd tafelgerei in essentie hetzelfde eindgebruik heeft als andere soorten keramisch tafelgerei. De argumenten voor de uitsluiting van ondergeglazuurd handbeschilderd tafelgerei van de productomschrijving van het onderzoek worden derhalve voorlopig verworpen.

1.1.8.   Niet in de EU geproduceerd tafelgerei

(46)

Sommige importeurs stelden dat het onderzoek beperkt moest worden tot markten die momenteel door de klagende producenten in de Unie worden bevoorraad. Anders zouden de rechten bepaalde „gespecialiseerde” importeurs raken die hun producten niet van producenten in de Unie kunnen betrekken. Ook werd aangevoerd dat producenten in de Unie die onder eigen merk produceren, niet voor andere ondernemingen produceren en dat producenten in de Unie geen kleine orders aannemen en evenmin met mallen werken, wat voor bepaalde vormen noodzakelijk zou zijn. Zij zouden ook niet flexibel zijn en geen geschenkartikelen aanbieden.

(47)

Dit argument wordt voorlopig verworpen, omdat het te algemeen is en er voor een dergelijke uitsluiting geen objectieve grond bestaat. Bovendien hebben producenten in de Unie een breed productassortiment en bieden zij regelmatig nieuwe producten aan. De samenstelling van productassortimenten verandert dus voortdurend. De productsoorten en de verschillende kwaliteiten die door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd, worden ook regelmatig bij exporteurs gevonden. Daarnaast is uit het onderzoek naar voren gekomen dat er producenten in de Unie zijn die producten onder de merknaam van andere partijen vervaardigen. Ook is gebleken dat in de Unie vervaardigde en uit de VRC ingevoerde producten rechtstreeks concurrerende producten zijn en gemakkelijk onderling vervangbaar, dat zij hetzelfde eindgebruik en soortgelijke productieprocessen hebben en dat de perceptie van de afnemer van in de Unie vervaardigde producten niet anders is dan zijn perceptie van in de VRC vervaardigde producten. De kwestie van flexibiliteit wordt behandeld in het hoofdstuk over het belang van de Unie.

1.1.9.   Gres

(48)

Een importeur met productie in de VRC stelde dat de invoer van gresproducten, waarbij het met name zou gaan om keukengerei, van de productomschrijving moest worden uitgesloten. Volgens die partij zou in de Unie maar een marginale hoeveelheid gresproducten worden geproduceerd en hadden klagers die producten hoogstwaarschijnlijk opgenomen om ontwijking te voorkomen. Hij beweerde ook dat hij voor de producten die hij invoerde veel hogere prijzen in rekening bracht dan welke producent in de Unie ook en dat die ingevoerde producten geen enkele prijsverlaging of schade veroorzaakten.

(49)

Uit het onderzoek is echter gebleken dat in de Unie een aanzienlijke hoeveelheid gres wordt geproduceerd. Ook wordt geconcludeerd dat in de Unie vervaardigde en uit de VRC ingevoerde producten van gres rechtstreeks concurrerende producten zijn en gemakkelijk onderling vervangbaar, dat zij hetzelfde eindgebruik en soortgelijke productieprocessen hebben, dat de perceptie van de afnemer van in de Unie vervaardigde gresproducten niet anders is dan zijn perceptie van in de VRC vervaardigde gresproducten en dat de fysieke kenmerken in wezen gelijk zijn. Prijsgerelateerde argumenten worden behandeld in overweging (237). Het argument voor de uitsluiting van gres van de productomschrijving van het onderzoek wordt derhalve voorlopig verworpen.

(50)

De partij stelde ook dat geglazuurde en/of geëmailleerde gresproducten en niet-witte en/of geschakeerde geglazuurde en/of geëmailleerde gresproducten van de productomschrijving van het onderzoek moesten worden uitgesloten. Ten aanzien van dit punt kon in deze fase van de procedure nog geen conclusie worden bereikt.

1.1.10.   Overige stellingen

(51)

Een importeur stelde dat de productomschrijving van het onderzoek te ruim was voor een goede vergelijking van productsoorten. Een importeur met productiebelangen in de VRC had een vergelijkbaar standpunt. Sommige partijen noemden in dit verband ook producten van zuiver decoratieve aard.

(52)

De criteria om te bepalen of de verschillende soorten van het product dat voorwerp van onderzoek is als een enkel product kunnen worden beschouwd - dat wil zeggen: dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben - worden hieronder uitvoerig besproken. Zuiver decoratieve producten vallen bijgevolg niet onder de productomschrijving. Verder is uit het onderzoek gebleken dat voor de diverse soorten tafel- en keukengerei van keramiek, uitgezonderd keramische messen, geldt dat zij dan misschien op enkele kenmerken van elkaar verschillen, maar dat hun basiskenmerken gelijk zijn. Voorts is het feit dat het betrokken product geproduceerd kan worden met verschillende productieprocessen, op zich geen criterium op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat het om twee of meer verschillende producten gaat. Tot slot is uit het onderzoek ook naar voren gekomen dat de verschillende soorten van het betrokken product doorgaans via dezelfde kanalen worden verkocht. Terwijl enkele gespecialiseerde winkels zich op de verkoop van bepaalde soorten tafel- en keukengerei van keramiek toeleggen, verkoopt een groot deel van de distributeurs (detailhandelaren, grootwarenhuizen, supermarkten) meerdere soorten, teneinde hun klanten een ruime keuze te bieden. De stelling dat de productomschrijving te ruim is, wordt derhalve voorlopig verworpen.

(53)

Een partij stelde dat bepaalde keramische specerijmolens van de productomschrijving moesten worden uitgesloten. Het onderzoek heeft echter geen uitsluitsel kunnen verschaffen over de specifieke kenmerken van deze molens, waardoor de stelling voorlopig wordt verworpen.

1.2.   Conclusie inzake het betrokken product

(54)

Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten tafel- en keukengerei van keramiek weliswaar verschillen in eigenschappen en stijl maar dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben - dat wil zeggen: geschikt om in aanraking te komen met levensmiddelen - en in wezen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt en dus als verschillende soorten van hetzelfde product kunnen worden beschouwd.

(55)

Niet alleen hebben al deze verschillende stijlen en soorten dezelfde fysieke en technische basiskenmerken, maar zij concurreren ook rechtstreeks met elkaar en zijn in hoge mate onderling verwisselbaar. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat tussen de verschillende soorten geen duidelijke scheidslijnen bestaan: er is sprake van behoorlijk wat overlapping en onderlinge concurrentie en de gemiddelde koper maakt meestal geen onderscheid tussen bijvoorbeeld porseleinen en niet-porseleinen producten.

(56)

Zoals hierboven in de overwegingen (28) tot en met (29) is uitgelegd, werd het echter passend geacht om de productomschrijving op basis waarvan het huidige onderzoek is geopend, door het uitsluiten van keramische messen in te perken. Vandaar dat het betrokken product voorlopig is omschreven als tafel- en keukengerei van keramiek, uitgezonderd keramische messen, van oorsprong uit de VRC, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90.

(57)

Concluderend: voor deze procedure en in overeenstemming met de vaste praktijk van de Unie worden alle soorten van het hierboven omschreven product, met uitzondering van keramische messen, als een enkel product beschouwd.

2.   Soortgelijk product

(58)

Uit het onderzoek is gebleken dat tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd door de bedrijfstak van de Unie en verkocht in de Unie, tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd en verkocht in de VRC en tafel- en keukengerei van keramiek dat in de Unie wordt ingevoerd uit de VRC, alsook tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd en verkocht in Brazilië, dat als referentieland fungeert, dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken en dezelfde basisgebruiksdoelen hebben.

2.1.   Stellingen

(59)

Tijdens het onderzoek betoogden sommige belanghebbenden dat tafel- en keukengerei van keramiek dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en op de markt van de Unie wordt verkocht, niet gelijk is aan het betrokken product. Dat zou met name blijken uit verschillen in eigenschappen, kwaliteit, perceptie van de consument en verkoopkanalen en het feit dat zij in verschillende marktsegmenten worden aangeboden. Voorts werd aangevoerd dat consumenten in de Unie het betrokken product doorgaans als een goedkoper product beschouwen en het geen merkbekendheid heeft.

(60)

De importeurs hebben hierover tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Terwijl sommigen zeiden dat het betrokken product doorgaans van mindere kwaliteit is en in een andere prijscategorie valt dan in de Unie vervaardigde producten, zeiden anderen dat in het betrokken land vervaardigd tafel- en keukengerei van keramiek dat is voorzien van een merknaam, tegen een hogere prijs wordt ingevoerd.

(61)

Een importeur die niet in de steekproef was opgenomen, verklaarde dat Duitse producenten grote nadruk leggen op de oorsprongsaanduiding „Made in Germany”, dat zij als een kwaliteitslabel zien. Hij verklaarde ook dat het platte tafelgerei dat door bepaalde Duitse merkfabrikanten wordt geleverd, vanwege de gebruikte productiemethode van aanzienlijk hogere kwaliteit is, terwijl andere importeurs juist verklaarden dat zij hun tafel- en keukengerei uit de VRC betrekken vanwege de goede kwaliteit, de fabricagemogelijkheden en de geschoolde arbeiders. Het onderzoek bevestigde dat in de Unie tafel- en keukengerei van keramiek van zowel lage als hoge kwaliteit wordt geproduceerd, en wordt verkocht via dezelfde distributiekanalen als het betrokken product: onafhankelijke detailhandelaren, niet-gespecialiseerde supermarkten, grootwarenhuizen, enz. Zij concurreren dus op dezelfde markt.

(62)

Daarnaast staat op tafel- en keukengerei van keramiek niet noodzakelijkerwijs het land van herkomst vermeld. Daarom is het voor de consument vaak moeilijk om onderscheid te maken tussen tafel- en keukengerei van keramiek dat in het betrokken land en tafel- en keukengerei van keramiek dat in de Unie is vervaardigd.

2.2.   Conclusie

(63)

Om bovengenoemde redenen wordt geconcludeerd dat, ondanks de kleine verschillen die er mogelijk zijn, tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd in en ingevoerd uit het betrokken land, tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd in en verkocht op de Braziliaanse markt en tafel- en keukengerei van keramiek dat wordt geproduceerd en verkocht in de Unie, dezelfde fysieke basiskenmerken en basisgebruiksdoelen hebben en derhalve gelijk zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)

(64)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken inzake producten van oorsprong uit de VRC, voor producenten die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, de normale waarde vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van genoemd artikel. Voor de duidelijkheid zijn bedoelde criteria hieronder nog eens kort samengevat:

besluiten van ondernemingen zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten weerspiegelen de marktprijzen;

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die wordt gecontroleerd door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

de betrokken ondernemingen zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die stabiliteit en juridische zekerheid verschaffen;

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(65)

Zoals vermeld in overweging (11), verzochten elf producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC om behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) en stuurden zij het formulier voor de BMO-aanvraag binnen de gestelde termijn ingevuld terug. Eén producent-exporteur trok later zijn aanvraag weer in.

(66)

In zijn arrest in de zaak C-249/10 P (Brosmann en anderen tegen Raad) oordeelde het Hof van Justitie dat de steekproeftechniek van artikel 17 van de basisverordening niet mocht worden toegepast om te beslissen over individuele BMO-aanvragen die waren gedaan overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van die verordening. Het Hof oordeelde verder dat medewerkende producenten, die geen deel uitmaken van de steekproef, ingevolge artikel 2, lid 7, onder c), mogen verlangen dat hun BMO-aanvraag wordt onderzocht, ongeacht of een individuele dumpingmarge voor de niet tot de steekproef behorende ondernemingen moet worden berekend. (3) Gezien dit arrest werd besloten om niet alleen de BMO-aanvragen te onderzoeken van de drie producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs die in de steekproef waren opgenomen, maar ook van de zeven producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs die niet waren opgenomen. De Commissie heeft alle gegevens die zij noodzakelijk achtte ingewonnen en de in de BMO-aanvraag verstrekte gegevens ter plaatse bij de ondernemingen gecontroleerd.

(67)

Het behoort tot de vaste praktijk van de Commissie om na te gaan of een groep verbonden ondernemingen in haar geheel aan de voorwaarden voor BMO voldoet. Vandaar dat in gevallen waarin een dochter- of andere aan de aanvrager in de VRC verbonden onderneming, direct of indirect bij de productie of verkoop van het betrokken product is betrokken, het BMO-onderzoek zowel betrekking heeft op de afzonderlijke ondernemingen als op de groep als geheel.

(68)

Dienovereenkomstig werden BMO-aanvragen van tien producenten-exporteurs, die bestonden uit zestien rechtspersonen, gecontroleerd.

(69)

Geen van die tien producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC bleek aan de BMO-criteria te voldoen. Het onderzoek bracht met name aan het licht dat geen enkele van de producenten-exporteurs, noch individueel, noch als onderdeel van een groep, beschikte over een duidelijke basisboekhouding die werd gecontroleerd door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen. Ook konden zeven ondernemingen of groepen ondernemingen niet aantonen dat er geen verstoringen van betekenis waren die nog voortvloeiden uit het vroegere systeem zonder markteconomie. Daarnaast verzuimden drie van de tien ondernemingen om aan te tonen dat genomen besluiten een reactie op marktsignalen waren, zonder staatsinmenging, en dat kosten de marktprijzen weerspiegelden.

(70)

Verder werd tijdens een controlebezoek bij een van bovengenoemde ondernemingen vastgesteld, dat in het BMO-aanvraagformulier misleidende en gebrekkige informatie was verstrekt, in het bijzonder over een verbonden onderneming. De medewerking was over het algemeen zeer gebrekkig. De onderneming werd er bijgevolg van in kennis gesteld dat artikel 18, lid 1, van de basisverordening kon worden toegepast, en werd gevraagd om opmerkingen te maken. De ontvangen opmerkingen bevestigden het gebrek aan medewerking, met name wat de verbonden onderneming betreft. Daarom werd voorlopig besloten dat de onderneming niet langer als medewerkende producent-exporteur kon worden geschouwd en eventuele voorlopige of definitieve conclusies aan de hand van de beschikbare gegevens zouden worden getrokken, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(71)

De Commissie maakte de bevindingen van het BMO-onderzoek officieel bekend aan de betrokken ondernemingen in de VRC, de autoriteiten van de VRC en de klager. Zij kregen de gelegenheid om hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord indien daar bijzondere redenen voor waren.

(72)

Verscheidene ondernemingen stelden dat de Commissie had verzuimd om binnen drie maanden op hun BMO-aanvraag te reageren, zoals voorgeschreven in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Het onderzoek zou door een dergelijke procedurefout ongeldig zijn geworden en had in lijn met het arrest Brosmann  (4) gestaakt moeten worden.

(73)

De Commissie erkent dat door het grote aantal BMO-aanvragen dat ter plaatse in de VRC werd onderzocht en gecontroleerd, in dit specifieke geval niet binnen de voorgeschreven termijn over de aanvragen kon worden beslist. De Commissie wijst er echter op dat het Gerecht recentelijk heeft geoordeeld dat een beslissing over een BMO-aanvraag buiten de in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening gestelde termijn van drie maanden, op zichzelf onvoldoende grond is voor nietigverklaring van een verordening tot instelling van antidumpingmaatregelen. (5) Het argument wordt daarom afgewezen.

(74)

Verder betwistten zes ondernemingen het oordeel van de Commissie dat zij niet beschikken over een duidelijke basisboekhouding die wordt gecontroleerd door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen. De Commissie heeft hun argumenten zorgvuldig onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat zij de algemene bevindingen van de controle ter plaatse niet weerleggen. De nieuwe informatie die door de ondernemingen werd verstrekt, was in sommige gevallen in tegenspraak met eerder verstrekte informatie. Ook viel het de Commissie op dat in sommige gevallen ondersteunend bewijs werd overlegd dat tijdens de controle ter plaatse niet beschikbaar was of niet beschikbaar werd gemaakt.

(75)

Vijf ondernemingen betwistten de bevinding van de Commissie dat zij hadden verzuimd om aan te tonen dat er geen verstoringen van betekenis waren die nog voortvloeiden uit het vroegere systeem zonder markteconomie. De ontvangen opmerkingen waren echter niet van dien aard dat zij de bevindingen van de controle ter plaatsen konden weerleggen. De ondernemingen leverden met name geen enkel tegenbewijs voor de oorspronkelijke bevinding van de Commissie dat er verstoringen waren die nog voortvloeiden uit het vroegere systeem zonder markteconomie, bijvoorbeeld met betrekking tot bezit en grondrechten.

(76)

Tot slot betwistten twee ondernemingen de bevinding dat zij hadden verzuimd om aan te tonen dat genomen besluiten een reactie op marktsignalen waren, zonder staatsinmenging, en dat kosten de marktprijzen weerspiegelden. De opmerkingen van een van de ondernemingen over de bevinding van de Commissie dat de staat zich in haar wervingsbeleid had gemengd, konden die bevinding niet weerleggen, en de nieuwe informatie over grondstoffenaankopen die door de andere onderneming werd verstrekt, was tegenstrijdig met eerder verstrekte informatie.

(77)

Uit het bovenstaande volgt dat geen van de aangevoerde argumenten voor de Commissie reden was om de bevindingen inzake de BMO-aanvragen te wijzigen.

(78)

Bijgevolg kon geen enkele van de tien medewerkende producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs in de VRC die om BMO hadden verzocht, aantonen dat was voldaan aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

2.   Individuele behandeling (IB)

(79)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder in het kort weergegeven:

zij zijn geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures die vrij zijn kapitaal en winsten te repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

omrekening van munteenheden gebeurt tegen de marktkoers;

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(80)

Drie in de steekproef opgenomen en zeven niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die BMO aanvroegen, vroegen ook IB aan voor het geval dat de BMO-aanvraag zou worden afgewezen. Daarnaast vroegen twee in de steekproef opgenomen en vier niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs alleen IB aan. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening werden alleen de IB-aanvragen van de in de steekproef opgenomen ondernemingen onderzocht.

(81)

Aangezien alle BMO-aanvragen voorlopig zijn afgewezen en gezien de beschikbare informatie, is voorlopig besloten dat alle in de steekproef opgenomen ondernemingen die om IB hebben verzocht, voldoen aan de daarvoor geldende criteria.

3.   Individueel onderzoek

(82)

Zeven medewerkende producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, deden overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening een aanvraag voor een individueel onderzoek.

(83)

In deze fase van de procedure heeft de Commissie nog geen besluit over deze aanvragen genomen. Dat besluit zal te gepasten tijde worden genomen.

4.   Normale waarde

4.1.   Keuze van het referentieland

(84)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO is toegekend, de normale waarde vastgesteld op basis van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(85)

In het bericht van inleiding maakte de Commissie haar voornemen kenbaar om de Russische Federatie als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde te gebruiken en werd belanghebbenden verzocht hun reacties mede te delen.

(86)

De Commissie ontving tal van reacties waarin werd gesteld dat Rusland geen geschikt referentieland was. In de informatie die de Commissie heeft ontvangen, wordt met name aangegeven dat Rusland een markt voor porselein van topkwaliteit is, gespecialiseerd in decoratief porselein van dure grondstoffen, terwijl de binnenlandse productie van het betrokken product in vergelijking met de binnenlandse consumptie relatief klein is. Daarnaast wordt de Russische markt beschermd door niet-tarifaire maatregelen, bijvoorbeeld de GOST-certificatiesystemen. Bijgevolg werd Rusland geacht geen geschikt referentieland te zijn.

(87)

De Commissie onderzocht vervolgens of andere landen een redelijke keuze voor een geschikt referentieland konden zijn en stuurde een brief naar de haar bekende producenten in onder meer Thailand, India, Maleisië, Turkije, Brazilië, Oekraïne, Indonesië, Egypte, Colombia, Zuid-Korea, Bangladesh en Argentinië, waarop producenten in India, Turkije, Brazilië en Rusland zich bereid verklaarden om mee te werken met de Commissie. Daarvan stuurden er echter maar drie, respectievelijk in Brazilië, Thailand en Rusland, een ingevulde vragenlijst terug. Uit het onderzoek is gebleken dat Brazilië een concurrerende binnenlandse markt voor tafel- en keukengerei van keramiek heeft, met tal van producenten en betrekkelijk lage douanerechten. De door de medewerkende Braziliaanse producent verstrekte gegevens werden onderzocht en voldoende betrouwbaar bevonden voor het vaststellen van de normale waarde.

(88)

Gezien het bovenstaande en gezien ook alle informatie die in deze fase van de procedure beschikbaar is, wordt Brazilië voorlopig als geschikt referentieland beschouwd, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

4.2.   Vaststelling van de normale waarde

(89)

Aangezien alle BMO-aanvragen werden afgewezen, werd de normale waarde voor alle producenten-exporteurs in de VRC vastgesteld op basis van informatie van de producent in het referentieland, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

(90)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de verkoop van het soortgelijk product in Brazilië aan onafhankelijke afnemers representatief was. De binnenlandse verkoop van de medewerkende producent in Brazilië van het soortgelijk product werd representatief geacht in vergelijking met de uitvoer van het betrokken product door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de Unie.

(91)

De Commissie onderzocht vervolgens of deze verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Hiertoe werd het percentage winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Verkooptransacties werden winstgevend geacht wanneer de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger dan de productiekosten. Daarom werden voor het OT de productiekosten van de Braziliaanse producent vastgesteld.

(92)

Voor productsoorten waarvan meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid werd verkocht tegen prijzen die hoger waren dan de productiekosten en waarvan de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde per productsoort berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de soort in kwestie, ongeacht of die verkopen winstgevend waren.

(93)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkopen op de binnenlandse markt van die soort tijdens het OT.

(94)

Voor niet-winstgevende productsoorten werd de normale waarde gebaseerd op de productiekosten van de Braziliaanse producent plus de VA&A en de winst op de productsoorten die wel winstgevend waren.

5.   Uitvoerprijzen voor de producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend

(95)

Aangezien alle medewerkende producenten-exporteurs aan wie IB werd toegekend, rechtstreeks uitvoerden naar onafhankelijke afnemers in de Unie, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het betrokken product.

6.   Vergelijking

(96)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. De dumpingmarges werden vastgesteld door de individuele uitvoerprijzen af fabriek van de in de steekproef opgenomen exporteurs al naargelang het geval te vergelijken met de binnenlandse verkoopprijzen van de producent in het referentieland of de berekende normale waarde.

(97)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Zo nodig werden correcties toegepast voor verschillen in handelsstadium, fysieke kenmerken en andere factoren die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van prijzen, in het bijzonder het gebruik van merknamen.

(98)

Ten eerste werd onderzocht of een correctie voor verschillen in handelsstadium, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder d), van de basisverordening noodzakelijk was. Geconstateerd werd dat de uitvoer uit de VRC in essentie op groothandelsniveau plaatsvond, terwijl in het referentieland ook op detailhandelsniveau werd verkocht. Uit het onderzoek bleek ook dat voor beide markten gold dat het bestaan van verschillende distributieketens invloed had op het prijsniveau en dientengevolge op de vergelijkbaarheid van uitvoerprijs en normale waarde. Verder bleek dat de uitvoer uit de VRC voor het merendeel in grote hoeveelheden plaatsvond, terwijl op de binnenlandse markt van het referentieland merendeels in kleine hoeveelheden werd verkocht, wat leidde tot prijsverschillen in hetzelfde handelsstadium op de twee markten. Dienovereenkomstig werd voor het maken van een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde, laatstgenoemde gecorrigeerd op basis van de prijsverschillen in hetzelfde handelsstadium in het referentieland en, indien relevant, de prijsverschillen in verband met de hoeveelheden die in elk handelsstadium werden verkocht.

(99)

Ten tweede werd onderzocht of een correctie voor verschillen in fysieke kenmerken, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening noodzakelijk was. Vastgesteld werd dat producenten-exporteurs in de VRC hun producten in maximaal vijf klassen indelen - A tot en met E - waartussen aanzienlijke prijsverschillen bestaan. Veruit het merendeel van de uitvoer naar de Unie bestaat uit producten van klasse A, B, C of een combinatie daarvan. Deze kwaliteitsindeling heeft echter geen universele toepassing en is evenmin gebaseerd op algemeen geldende normen binnen de industrie, maar wordt vastgesteld op ondernemingsniveau en biedt de mogelijkheid van prijsdifferentiatie. Daarentegen verkoopt de producent in het referentieland op de binnenlandse markt alleen producten van een vergelijkbare kwaliteit als de Chinese klasse A, hetgeen invloed heeft op de vergelijkbaarheid van prijzen. Bijgevolg werd als uitvoerprijs de prijs van producten van klasse A gehanteerd, zodat deze vergelijkbaar was met de prijs van het product dat door de referentieproducent op de Braziliaanse markt wordt verkocht.

(100)

Ten derde is uit het onderzoek komen vast te staan dat de Braziliaanse producent op de binnenlandse markt alleen merkproducten verkoopt, terwijl de producenten-exporteurs in de VRC huismerk- of merkloze producten verkopen. Merkproducten worden doorgaans gezien als producten met een zeker prestige, gegarandeerde kwaliteit en een bekend design, waardoor zij een hogere marktprijs hebben. Merkloze en huismerkproducten worden gewoonlijk tegen aanzienlijk lagere prijzen verkocht, ook als zij dezelfde fysieke en technische kenmerken hebben. Hoewel de extra waarde van een merkproduct zich over het algemeen niet precies laat kwantificeren, omdat die extra waarde afhankelijk is van tal van verschillende factoren, zoals de perceptie van de afnemer, de bekendheid van het merk en andere niet-kwantificeerbare factoren, heeft de Braziliaanse producent bevestigd dat zijn merkproducten van keramiek op de binnenlandse markt tegen aanzienlijk hogere prijzen kunnen worden verkocht dan merkloze producten. Bijgevolg werd een verdere correctie toegepast op de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening.

(101)

Daarnaast werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin verzoeken daartoe redelijk en accuraat werden bevonden en werden gestaafd met bewijzen.

7.   Dumpingmarges

(102)

Ingevolge artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werden de dumpingmarges voor de producenten-exporteurs aan wie IB was toegekend, vastgesteld door een voor het referentieland vastgestelde gewogen gemiddelde normale waarde, zoals gecorrigeerd, te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, zoals gecorrigeerd, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(103)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, werd een gewogen gemiddelde van de dumpingmarges van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs berekend. Op basis daarvan werd de voorlopige dumpingmarge voor de niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, vastgesteld op 26,6 %.

(104)

Voor de berekening van de voor de hele VRC geldende dumpingmarge die van toepassing is op de niet-medewerkende of onbekende producenten-exporteurs in de VRC, werd eerst de mate van medewerking bepaald door de omvang van de door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde uitvoer naar de Unie te vergelijken met de statistieken van Eurostat ter zake.

(105)

De medewerking van de VRC bleek voor een gefragmenteerde industrie hoog te zijn: de producenten-exporteurs die zich kenbaar maakten, waren goed voor meer dan 60 % van de totale uitvoer van de VRC naar de Unie van het betrokken product. Vandaar dat de voor het hele land geldende dumpingmarge die van toepassing is op alle andere producenten-exporteurs, werd vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de hoogste dumpingmarges die waren vastgesteld voor de representatieve productsoorten en hoeveelheden van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Zodoende werd de dumpingmarge voor het hele land voorlopig vastgesteld op 58,8 % van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(106)

De aldus vastgestelde voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd; Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd; Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd en Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd

26,8 %

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd

31,2 %

CHL Porcelain Industries Ltd

30,0 %

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited; Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd; Shandong Silver Phoenix Co., Ltd; Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd en Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd

17,6 %

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

23,0 %

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

26,6 %

Dumpingmarge voor het hele land

58,8 %

D.   SCHADE

1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(107)

Om de totale productie in de Unie vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie in de klacht en de informatie die in het vervolg van de procedure werden verstrekt met betrekking tot de producenten die zich niet voor dit onderzoek bekend hadden gemaakt. De totale productie in de Unie van het soortgelijk product werd geraamd door de gegevens van de Europese en nationale verenigingen te extrapoleren en het resulterende cijfer te controleren aan de hand van gegevens van individuele producenten, eigen onderzoeksgegevens en statistische bronnen.

(108)

Gedurende het OT werd het soortgelijk product door meer dan tweehonderd producenten in de Unie geproduceerd. Op basis van wat in de vorige overweging is vermeld, werd de totale productie in de Unie in het OT geraamd op ongeveer 240 200 ton. De producenten in de Unie die samen de totale productie in de Unie voor hun rekening nemen, vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd. De bedrijfstak van de Unie werd ingedeeld in twee segmenten: kmo’s en grotere ondernemingen. Kmo’s waren in het OT goed voor 42 % van de totale productie in de Unie. Hoewel de productie in de Unie als geheel sterk gefragmenteerd is, is in de volgende lidstaten sprake van concentratie: Tsjechische Republiek (Tsjechië), Franse Republiek (Frankrijk), Duitsland, Italië, Republiek Polen (Polen), Portugese Republiek (Portugal), Roemenië, Koninkrijk Spanje (Spanje) en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Verenigd Koninkrijk).

2.   Verbruik in de Unie

(109)

Het verbruik in de Unie werd berekend op basis van invoerstatistieken van Eurostat voor het onderzochte product en informatie die werd verstrekt over de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie.

(110)

Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Volume (in tonnen)

2008

2009

2010

OT

Verbruik in de Unie

826 896

687 609

750 830

726 614

Index (2008 = 100)

100

83

91

88

(111)

Het verbruik van tafel- en keukengerei van keramiek in de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 12 %. De grootste daling, 17 %, gebeurde tussen 2008 en 2009.

(112)

De algehele daling van het verbruik in de beoordelingsperiode moet worden bezien tegen de achtergrond van het economisch herstel na de crisis van 2009. Er zijn goede vooruitzichten voor de markt voor tafel- en keukengerei van keramiek. (6)

3.   Invoer uit het betrokken land

3.1.   Volume, prijs en marktaandeel van de invoer met dumping uit het betrokken land

(113)

Volgens gegevens van Eurostat ontwikkelden het volume, het marktaandeel en de gemiddelde prijs van het betrokken product zich als volgt:

Tabel 2

Invoer uit de VRC

2008

2009

2010

OT

Volume van de invoer (ton)

535 593

449 346

516 618

485 814

Index (2008 = 100)

100

84

96

91

Marktaandeel

64,8 %

65,3 %

68,8 %

66,9 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

1 274

1 307

1 473

1 499

Index (2008 = 100)

100

103

116

118

(114)

Het volume van de totale invoer uit de VRC daalde in de beoordelingsperiode met 9 % en bedroeg tijdens het OT ongeveer 485 814 ton. De invoer uit de VRC daalde procentueel echter minder dan het totale verbruik in de Unie. Sterker nog: over de hele beoordelingsperiode steeg het marktaandeel van de invoer uit de VRC van 64,8 % in 2008 tot 66,9 % in het OT.

(115)

De invoerprijs steeg in de beoordelingsperiode met 17,7 %, namelijk van 1 274 EUR/ton tot 1 499 EUR/ton. Dit is de gemiddelde invoerprijs per ton van alle invoer van het betrokken product. De prijsontwikkeling zou daarom beïnvloed kunnen zijn door veranderingen in de productmix.

3.2.   Prijsonderbieding

(116)

Om te onderzoeken of sprake was van prijsonderbieding, werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd naar het niveau af fabriek - dat wil zeggen: exclusief vervoerkosten in de Unie en na aftrek van kortingen en rabatten - vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de medewerkende exporteurs in de VRC voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, dat wil zeggen: na aftrek van kortingen en zo nodig gecorrigeerd tot de cif-prijs, grens Unie en ook naar behoren gecorrigeerd voor bestaande douanerechten, inklaringskosten en kosten na invoer. Prijzen van producten van een lagere klasse dan klasse A werden gecorrigeerd tot prijzen voor A-klasseproducten, omdat was gebleken dat uit het oogpunt van de consument sprake was van concurrerende producten, zoals ook in overweging 2.1 is geconcludeerd. Voor zover van toepassing werden prijzen van de bedrijfstak van de Unie ook voor verschillen in handelsstadium en voor het gebruik van merknamen gecorrigeerd.

(117)

Uit de vergelijking bleek dat het met dumping ingevoerde betrokken product tijdens het OT in de Unie werd verkocht tegen prijzen die, uitgedrukt als percentage van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, laatstgenoemde met 26,3 tot 47,6 % onderboden.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Algemeen

(118)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle relevante economische factoren en indexcijfers die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(119)

De macro-economische indicatoren (productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarges) werden op het niveau van de hele bedrijfstak van de Unie beoordeeld. Die beoordeling was gebaseerd op informatie van de Europese en nationale verenigingen, die was gecontroleerd aan de hand van gegevens van producenten in de Unie en de beschikbare officiële statistieken.

(120)

De micro-economische indicatoren (voorraden, verkoopprijzen, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken) werden beoordeeld op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Dat gebeurde op basis van naar behoren gecontroleerde informatie van die producenten.

(121)

Voor sommige micro-economische indicatoren (verkoopprijs, winstgevendheid, rendement van investeringen en productiekosten) werden de resultaten voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen gewogen naar het aandeel van het segment waarin zij waren ingedeeld in de totale productie in de Unie (op basis van het specifieke gewicht in termen van productievolume van een segment in de totale sector van keramisch tafelgerei: 42 % voor kmo’s en 58 % voor niet-kmo’s). Op die manier werd gegarandeerd dat de bevindingen voor de grote ondernemingen de schadeanalyse niet vertekenden en de situatie van de kleine ondernemingen, die samen verantwoordelijk waren voor het grootste deel van de productie in de Unie, naar behoren in de analyse tot uitdrukking kwam.

4.2.   Macro-economische indicatoren

4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(122)

In de beoordelingsperiode ontwikkelden de productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad zich als volgt:

Tabel 3

 

2008

2009

2010

OT

Productievolume (ton)

281 300

230 300

235 700

240 200

Index (2008 = 100)

100

82

84

85

Productiecapaciteit (ton)

371 540

361 253

326 573

324 072

Index (2008 = 100)

100

97

88

87

Bezettingsgraad

75,7 %

63,8 %

72,2 %

74,1 %

Index (2008 = 100)

100

84

95

98

(123)

De productie van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 15 %. Deze daling is naar verhouding groter dan de daling van het verbruik in de Unie in diezelfde periode. De productie herstelde zich niet op dezelfde wijze als het verbruik in 2010.

(124)

Hoewel de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode met 13 % daalde, daalde de algemene bezettingsgraad van de bedrijfstak in die periode verder met 2 %, tot 74,1 %.

4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(125)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers daalde in de beoordelingsperiode met een groter percentage (8 %) dan het verbruik. Tussen 2009 en 2010 nam het verkoopvolume verder af, terwijl het verbruik met 8 % steeg.

Tabel 4

Volume (ton)

2008

2009

2010

OT

Verkoopvolume in de Unie

190 332

156 798

152 609

152 095

Index (2008 = 100)

100

82

80

80

(126)

Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 9 % (2,1 procentpunten).

Tabel 5

 

2008

2009

2010

OT

Marktaandeel in de Unie

23,0 %

22,8 %

20,3 %

20,9 %

Index (2008 = 100)

100

99

88

91

4.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(127)

De werkgelegenheid daalde in de beoordelingsperiode met 21 %. De werkgelegenheidscijfers laten eenzelfde neerwaartse trend zien als de afzet op de markt van de Unie aan niet-verbonden afnemers.

Tabel 6

 

2008

2009

2010

OT

Aantal werknemers

31 559

26 146

24 993

25 093

Index (2008 = 100)

100

83

79

79

(128)

De arbeidsproductiviteit van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt als productie per werknemer per jaar, vertoonde in de beoordelingsperiode een lichte stijging (8 %). Dit was deels het gevolg van maatregelen van de bedrijfstak van de Unie naar aanleiding van de druk die door de invoer met dumping uit de VRC werd uitgeoefend.

Tabel 7

 

2008

2009

2010

OT

Productiviteit (ton/werknemer)

8,9

8,8

9,4

9,6

Index (2008 = 100)

100

99

106

108

4.2.4.   Hoogte van de dumpingmarge

(129)

De dumpingmarges zijn hierboven aangegeven in het onderdeel over dumping. Alle vastgestelde marges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Bovendien kan het effect van de werkelijke dumpingmarge, gezien de omvang en prijzen van de invoer met dumping, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

4.3.   Micro-economische indicatoren

4.3.1.   Voorraden

(130)

De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie daalden in de beoordelingsperiode absoluut met 14 %. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat dit voor een bedrijfstak als deze, waarin hoofdzakelijk op bestelling wordt gewerkt, geen cruciale indicator is.

Tabel 8

 

2008

2009

2010

OT

Voorraden (ton)

7 754

6 647

7 611

6 647

Index (2008 = 100)

100

86

98

86

4.3.2.   Verkoopprijzen

(131)

De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalden in de beoordelingsperiode met 12 %.

Tabel 9

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde verkoopprijs in de EU voor niet-verbonden afnemers (EUR/ton)

4 103

3 818

3 811

3 615

Index (2008 = 100)

100

93

93

88

4.3.3.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken en lonen

(132)

De winstgevendheid, de kasstroom, het rendement van investeringen, het vermogen om kapitaal aan te trekken, de investeringen en de lonen ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

 

2008

2009

2010

OT

Nettowinst van verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

4,2 %

2,2 %

0,1 %

3,5 %

Kasstroom (EUR)

10 531 970

6 205 824

9 267 381

11 998 647

Index (2008 = 100)

100

59

88

114

Netto-investeringen (EUR)

13 686 363

9 423 983

10 805 215

9 690 923

Index (2008 = 100)

100

69

79

71

Rendement van investeringen (nettowinst in % van de nettoboekwaarde van investeringen)

19,2 %

14,8 %

–51,3 %

5,5 %

Index (2008 = 100)

100

77

– 267

29

Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer

20 436

20 526

21 619

20 832

Index (2008 = 100)

100

100

106

102

(133)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 0,7 procentpunten, nadat deze tussen 2008 en 2010 met 4,1 procentpunten was gedaald. In 2010 was de winstgevendheid het laagste.

(134)

Benadrukt moet worden dat de bedrijfstak van de Unie in het begin van de beoordelingsperiode al in een kwetsbare staat verkeerde door het enorme volume aan laaggeprijsde invoer uit de VRC op de markt van de Unie, die in de periode 2002-2004 sterk was gestegen en na de afschaffing in 2005 van de invoerquota op dergelijke invoer een zeer aanzienlijk marktaandeel had verworven. Dit leidde tot een grootschalige herstructurering van de bedrijfstak, die zich in het begin van de beoordelingsperiode in de eindfase bevond.

(135)

Gezien deze voorgeschiedenis kan de winst die in het begin van de beoordelingsperiode werd bereikt, niet worden gezien als een normale winst. Bij het ontbreken van informatie hierover wordt voorlopig als alternatief de normale winstmarge op een ander veelgebruikt en belangrijk consumptiegoed dat voorwerp is geweest van een antidumpingonderzoek, namelijk leren schoeisel, als een geldige benchmark beschouwd. Die winstmarge is 6 %. (7) Het is dus duidelijk dat in het algemeen de bedrijfstak van de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode nooit een aanvaardbare winstmarge op het product heeft kunnen bereiken.

(136)

De kasstroom van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode in het algemeen sterk toe. Dit moet echter worden toegeschreven aan enkele grotere en gevestigde ondernemingen en gold niet voor kmo’s. De netto-investeringsquote daalde met 33 %. Voor kmo’s was de netto-investeringsquote tegen het einde van de beoordelingsperiode vrijwel nihil geworden. Slechts twee niet-kmo’s hadden in de beoordelingsperiode de middelen om enkele aanzienlijke investeringen te doen. Het rendement van investeringen daalde over de hele beoordelingsperiode meer dan de winstgevendheid.

(137)

Tussen 2008 en het eind van het OT steeg het gemiddelde loon per werknemer met 2 %. Dit is aanzienlijk minder dan de algemene loonkostenstijging in de Unie in de beoordelingsperiode, wat erop duidt dat de bedrijfstak van de Unie de directe arbeidskosten zo laag mogelijk probeerde te houden.

4.3.4.   Productiekosten

(138)

De productiekosten daalden in de beoordelingsperiode met 10 %.

Tabel 11

 

2008

2009

2010

OT

Productiekosten (EUR/ton)

3 578

3 583

3 514

3 230

Index (2008 = 100)

100

100

98

90

5.   Conclusie betreffende schade

(139)

Uit het onderzoek is gebleken dat schade-indicatoren zoals productievolume, productiecapaciteit, verkoop aan niet-verbonden afnemers en werkgelegenheid in de beoordelingsperiode verslechterden.

(140)

Bovendien laten ook de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de producenten in de Unie, zoals winstgevendheid, investeringen en rendement van investeringen, voor deze periode een negatieve trend zien.

(141)

Niet alleen werd in de beoordelingsperiode in deze bedrijfstak in het algemeen nooit een bevredigende winstmarge gehaald, maar de winstmarge werd ook nog eens steeds kleiner. Door de voortdurende daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie was het maken van winst op een gegeven moment bijna onmogelijk geworden.

(142)

Hoewel de productiviteit van de bedrijfstak in de beoordelingsperiode steeg, was dit vooral het gevolg van grote inspanningen om te kunnen concurreren met de alom aanwezige invoer met dumping uit de VRC.

(143)

Gezien het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(144)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening onderzocht de Commissie of de invoer met dumping uit de VRC de bedrijfstak van de Unie zodanige schade had berokkend dat deze schade als aanmerkelijk kon worden gekwalificeerd. Ook werden andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden, onderzocht om te voorkomen dat schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(145)

Het verbruik in de Unie daalde in de beoordelingsperiode met 12 %. In dezelfde periode dat het volume van de invoer met dumping uit de VRC met ongeveer 9 % afnam, groeide het marktaandeel van die invoer. Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie daalde met 20 % en het marktaandeel van 23 % in 2008 naar 20,9 % in het OT.

(146)

Terwijl het verbruik in de Unie van 2009 tot het einde van het OT toenam, nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie af, wat in scherpe tegenstelling stond met het fors groeiende marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC, die in die periode toenam.

(147)

Hoewel de prijzen van de invoer met dumping uit de VRC in de beoordelingsperiode gemiddeld met 18 % stegen, bleven zij in die periode, en met name in het OT, voortdurend aanzienlijk onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, zodat zij de prijzen op de markt van de Unie laag hielden. Bijgevolg kan de daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en de afname van de winstgevendheid van de bedrijfstak worden toegeschreven aan de neerwaartse prijsdruk op de markt van de Unie door de invoer met dumping uit de VRC. De daling van de productiekosten en de afname van de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie zijn het resultaat van de inspanningen die als reactie op die invoer werden verricht.

(148)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van invoer uit de VRC en de toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend onderboden, een beslissende rol hebben gespeeld bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade, die in het bijzonder blijkt uit de slechte financiële situatie van de bedrijfstak en de verslechtering van de meeste schade-indicatoren.

3.   Gevolgen van andere factoren

(149)

De volgende andere factoren werden in het kader van het oorzakelijk verband onderzocht: de ontwikkeling van de vraag op de markt van de Unie en de segmentatie ervan, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de invoer van het onderzochte product uit andere landen, concurrentiebeperkende praktijken op de markt van de Unie, verschillen in productiemethoden en de tweedehandsmarkt. Daarnaast werden ook nog andere factoren onderzocht.

3.1.   Invoer uit andere derde landen dan het betrokken land

(150)

In onderstaande tabel wordt het volume van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De cijfers zijn afkomstig van Eurostat.

Tabel 12

 

2008

2009

2010

OT

Volume van de invoer uit andere derde landen (ton)

100 971

81 464

81 602

88 706

Index (2008 = 100)

100

81

81

88

Marktaandeel

12,2 %

11,8 %

10,9 %

12,2 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

2 378

2 354

2 591

2 522

Index (2008 = 100)

100

99

109

106

Volume van de invoer uit Turkije (ton)

36 952

33 275

32 887

40 553

Index (2008 = 100)

100

90

89

110

Marktaandeel

4,5 %

4,8 %

4,4 %

5,6 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/ton)

2 027

2 014

2 171

2 058

Index (2008 = 100)

100

99

107

102

(151)

De invoer uit derde landen daalde in de beoordelingsperiode met 12 %, terwijl het marktaandeel van die invoer nagenoeg gelijk bleef.

(152)

Opgemerkt moet worden dat de gemiddelde prijzen bij invoer uit andere derde landen in de beoordelingsperiode met 6 % stegen en voortdurend hoger waren dan de gemiddelde verkoopprijs van de uitvoer uit de VRC (68 % in het OT).

(153)

De CCCLA voerde aan dat de invoer uit Turkije tussen 2010 en 2011 met 8 % was gestegen en de prijzen bij invoer uit dat land slechts zo’n 20 % hoger waren dan de prijzen bij invoer uit de VRC.

(154)

Ten aanzien van dit argument moet worden opgemerkt dat uit een vergelijking van de situatie aan het begin en de situatie aan het einde van de beoordelingsperiode, niet alleen blijkt dat de uit Turkije ingevoerde hoeveelheden met 10 % (1,1 procentpunt) stegen, maar ook dat de gemiddelde prijzen van die invoer voortdurend veel hoger waren (37 tot 60 %) dan de prijzen bij invoer uit de VRC. Bovendien was het marktaandeel van de invoer uit Turkije nooit hoger dan 5,6 %. Bijgevolg kan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, moeilijk worden toegeschreven aan invoer uit Turkije.

(155)

Om bovengenoemde redenen wordt geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen geen aanmerkelijke invloed heeft gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

3.2.   Marktsegmenten

(156)

Een in Duitsland gevestigde vereniging van importeurs en enkele van haar leden stelden dat de markt voor de keramische producten die voorwerp van onderzoek zijn, op basis van de prijzen voor eindgebruikers, de productkwaliteit en de distributiekanalen moest worden ingedeeld in ten minste de volgende drie segmenten: topsegment (hoge kwaliteit, hoge prijzen), midden- en basissegment (gemiddelde/lage kwaliteit, gemiddelde/lage prijzen) en segment voor speciale producten (zoals decoratieve producten, souvenirs, potten en hotelporselein). Het grootste deel van de productie in de Unie zou in het „topsegment” en/of het „segment voor speciale producten” worden verkocht, terwijl de invoer uit de VRC vooral in het „basissegment” zou worden aangeboden. De bedrijfstak van de Unie zou minder distribueren via winkels voor de doorsneeconsument en meer via boetieks. Bijgevolg zou tussen de invoer uit de VRC en de productie in de Unie geen rechtstreekse concurrentie bestaan.

(157)

Het onderzoek heeft deze beweringen echter niet bevestigd. Ten eerste wordt opgemerkt dat bepaalde door deze partijen genoemde productsoorten, zoals zuiver decoratieve producten, bij het soortgelijk product niet voorkomen (zie de overwegingen (48) en (51)). Ten tweede is uit het onderzoek gebleken dat de huidige productie in de Unie, net als de invoer uit de VRC, op alle markten wordt aangeboden. In feite zou een belangrijk deel van de invoer uit de VRC onder het „topsegment” of het „segment voor speciale producten” vallen. Zo beweerde een Britse importeur dat hij topproducten uit de VRC invoerde en verklaarde een groep ondernemingen in de Unie met productiebelangen in de VRC dat zij op de markt van de Unie zeer hoge prijzen vroeg voor haar gresproducten van oorsprong uit de VRC.

(158)

Tot slot wordt verwezen naar paragraaf B.1.2 (boven), waarin wordt geconcludeerd dat alle soorten van het betrokken product en het soortgelijk product als een enkel product moeten worden beschouwd. De analyse moet dus op het niveau van het betrokken product en het soortgelijk product worden uitgevoerd. Argumenten die op bepaalde segmenten betrekking hebben, zijn daardoor irrelevant.

3.3.   Verbruik en vraag

(159)

Een Europese vereniging van importeurs en detailhandelaren en de CCCLA wezen op een inkrimping van de vraag in de Unie. Een niet in de steekproef opgenomen importeur voerde aan dat de vraag naar porselein scherp was gedaald, met name in de neven- en aanverwante assortimenten en de particuliere sector, en dat de resterende vraag zeer gediversifieerd was. Evenzo voerden meerdere partijen aan dat door veranderende gewoonten consumenten tegenwoordig op zoek waren naar betaalbaar tafel- en keukengerei van keramiek. Een groothandelaar zag de markt voor kwalitatief hoogwaardige en dure producten kleiner worden en verwachtte dat die ontwikkeling de komende jaren zou doorgaan.

(160)

Volgens bovengenoemde Europese vereniging van importeurs en detailhandelaren zou een krimpende vraag de scherpe daling van het verkoop- en productievolume van producenten in de Unie in de beoordelingsperiode verklaren.

(161)

De CCCLA stelde dat de cijfers in de klacht laten zien dat het verbruiksniveau in de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode aanzienlijk fluctueerde, wat in overeenstemming was met de algemene macro-economische voorwaarden. Volgens de CCCLA verliep de ontwikkeling van schadefactoren in de beoordelingsperiode parallel aan de fluctuaties in de vraag op de markt van de Unie en andere markten en reageerde zowel de afzet van de producenten in de Unie als de invoer uit de VRC op veranderingen in die vraag.

(162)

Een in Duitsland gevestigde vereniging van importeurs en enkele van haar leden voerden aan dat cijfers voor de invoer uit de VRC na de uitbreiding van de Unie in 2004 en de opheffing van de invoerquota voor het betrokken product per 1 januari 2005, duiden op een enorme vraag naar goedkoper tafelgerei op de markt van de Unie tussen 2002 en 2005, die werd gevolgd door een afname tussen 2005 en 2010. Producenten in de Unie zouden niet bereid en/of in staat zijn geweest om aan die vraag te voldoen.

(163)

Ten aanzien van deze beweringen en argumenten wordt allereerst verwezen naar de conclusie in paragraaf B.1.2 (boven) dat alle soorten van het betrokken product en het soortgelijk product als een enkel product worden beschouwd. Argumenten die op bepaalde assortimenten betrekking hebben, zijn dus niet relevant, omdat de analyse op het niveau van het betrokken product en het soortgelijk product moet worden uitgevoerd.

(164)

Ten tweede wordt de bewering dat de ontwikkeling van schadefactoren parallel verliep aan de fluctuaties in de vraag op andere exportmarkten, tegengesproken door het feit dat de exportprestaties van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de loop van de beoordelingsperiode juist beter werden.

(165)

Ten derde daalde het verbruik in de beoordelingsperiode (zie de conclusie in punt D.2). Er is geen enkel bewijs voor de bewering dat de producenten in de Unie niet bereid en/of in staat waren om aan een enorme vraag naar goedkoper tafelgerei in de Unie te voldoen. Integendeel, uit het onderzoek is komen vast te staan dat de producenten in de Unie gedurende de hele beoordelingsperiode voorzagen in de vraag naar diverse soorten van het product, waaronder ook goedkoper tafelgerei. Zelfs als in de beoordelingsperiode fluctuaties in het verbruiksniveau in de Unie in een bepaald stadium bijdroegen aan de slechte prestaties van de bedrijfstak van de Unie, kan niet worden gesteld dat die fluctuaties een zodanig effect hadden dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer met dumping uit de VRC en de in het OT door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(166)

De argumenten werden derhalve afgewezen.

3.4.   Uitvoer door de bedrijfstak van de Unie

(167)

Volgens gegevens van Eurostat (exportvolume) en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (gemiddelde prijs bij uitvoer), heeft de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

 

2008

2009

2010

OT

Volume van de uitvoer (ton)

90 968

73 502

83 091

88 105

Index (2008 = 100)

100

81

91

97

Gemiddelde uitvoerprijs (EUR/ton)

3 136

2 983

3 462

3 125

Index (2008 = 100)

100

95

110

100

(168)

De CCCLA merkte op dat volgens cijfers in de klacht de uitvoer van producenten in de Unie tussen 2009 en 2011 aanzienlijk steeg. Verder merkte deze belanghebbende op dat toen de uitvoerprestatie van de producenten in de Unie verslechterde, de schadefactoren zich negatief gingen ontwikkelen. Bijgevolg zou de schade zijn veroorzaakt door de ongunstige ontwikkeling van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie.

(169)

In dit verband moet eerst worden opgemerkt dat de schadeanalyse betrekking heeft op de situatie van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Een eventuele verbetering of verslechtering van de uitvoerprestatie heeft derhalve geen invloed op de meeste indicatoren die hierboven zijn geanalyseerd, zoals verkoopvolume, marktaandeel en prijzen. Ten tweede kan de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie worden uitgelegd als een manier om de afnemende verkoop op de markt van de Unie, waar de schade wordt geleden, te compenseren. Ten derde laat bovenstaande tabel zien dat de uitvoer van de Unie over de hele beoordelingsperiode in totaal met 3 % afnam. Tot slot bleven de uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten over die periode stabiel.

(170)

Het argument wordt daarom afgewezen en er wordt geconcludeerd dat de aanmerkelijke schade niet kan worden toegeschreven aan een verslechtering van de uitvoerprestatie van de bedrijfstak van de Unie.

3.5.   Opheffing van de invoerquota

(171)

Tot 1 januari 2005 gold voor de toenmalige EU-lidstaten dat de producten van oorsprong uit de VRC die vallen onder de in overweging (53) genoemde GN-codes, onderworpen waren aan kwantitatieve quota, die in 2000 in totaal 84 473 ton bedroegen en geleidelijk werden verhoogd tot 147 744 ton in 2004. Volgens de beschikbare statistische gegevens bedroeg in 2004 de totale invoer van de huidige 27 lidstaten van het betrokken product 173 809 ton. In 2005, één jaar nadat de quota waren opgeheven, was die invoer gestegen tot 530 294 ton. De invoer uit de VRC is sindsdien nooit lager geweest dan 449 000 ton per jaar.

(172)

Wat betreft de relatie tussen de invoerquota en de schade die tijdens de beoordelingsperiode is waargenomen, moet allereerst worden opgemerkt dat deze quota al drie jaar vóór het begin van de beoordelingsperiode en zes jaar vóór het begin van het OT na een geleidelijke verhoging waren opgeheven en de bedrijfstak van de Unie al vanaf 2002 een ingrijpende herstructurering had ondergaan om het hoofd te kunnen bieden aan de gewijzigde marktomstandigheden. Dit wordt bevestigd door informatie van de klager over sluitingen en insolvente Europese producenten van keramisch tafelgerei. De bedrijfstak van de Unie was dus aan het begin van de beoordelingsperiode al behoorlijk ingekrompen en gesaneerd tot een functionerende sector.

(173)

Bijgevolg zou kunnen worden aangevoerd dat de toestand van de bedrijfstak al vóór het begin van de beoordelingsperiode door de opheffing in 2005 van de invoerquota voor het betrokken product schade had opgelopen. Maar zelfs als dat het geval zou zijn, dan is het nog steeds de invoer met dumping uit de VRC die de schade in het OT heeft veroorzaakt. Vandaar dat de afschaffing van de invoerquota per 2005 niet het oorzakelijk verband verbreekt tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak in de beoordelingsperiode en het OT heeft geleden.

3.6.   Concurrentiebeperkende praktijken op de markt van de Unie

(174)

Verscheidene partijen stelden dat schade was veroorzaakt door concurrentiebeperkende praktijken op de markt van de Unie. Ook werd gesteld dat deze antidumpingprocedure was ingeleid om financiële schade door boeten wegens illegale kartelvorming goed te maken. De CCCLA stelde dat het bestaan van heimelijke praktijken op de markt van de Unie zowel de schadegegevens in de klacht als die welke in het kader van het onderzoek waren verkregen (verkoopprijzen, verkoopvolumes, marktaandelen en winsten) onbetrouwbaar maakten, omdat de situatie die zij weergeven niet het resultaat van de normale werking van de markt zou zijn.

(175)

Weliswaar heeft de Commissie in 2010 zeventien producenten van badkamersanitair beboet voor deelname aan een prijskartel tussen 1992 en 2004 (8), dat zich uitstrekte over zes lidstaten - Duitsland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk, het Koninkrijk België (België) en het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland) - maar de bewuste praktijken vonden plaats vóór de beoordelingsperiode en hadden betrekking op andere producten. Bovendien heeft de enige hierbij betrokken onderneming die in de beoordelingsperiode ook actief was in de sector van tafel- en keukengerei van keramiek, bij het Gerecht een vordering aanhangig gemaakt tot vernietiging van de boete. De Duitse autoriteiten zijn in februari 2011 een kartelonderzoek gestart naar enkele Duitse producenten van tafelgerei. De resultaten van dat onderzoek zijn nog niet openbaar gemaakt, waardoor op dit punt nog geen conclusies kunnen worden getrokken. Bovendien bestrijkt het Duitse onderzoek maar één lidstaat, terwijl de bedrijfstak van de Unie behoorlijk wijdverspreid is. De argumenten werden derhalve afgewezen.

(176)

Wat betreft de opmerking van enkele partijen dat enkele producenten in de Unie andere activiteiten gingen uitoefenen en ook handelaar in producten van oorsprong uit de VRC werden, merkt de Commissie op dat dergelijke ondernemingsbeslissingen niet als concurrentiebeperkend gedrag kunnen worden gekwalificeerd.

3.7.   Productiemethoden

(177)

Volgens sommige partijen droeg de keuze van productiemethoden duidelijk bij aan de schade die de bedrijfstak van de Unie leed. Die partijen onderstreepten dat de in de Unie gebruikte productiemethoden veel minder efficiënt waren dan de Chinese: de volledig geautomatiseerde productie in de Unie zou bij korte productieruns hoge resetkosten met zich brengen, het maken van vormen duur maken, duurdere grondstoffen vereisen en door het gebruik van een proces waarbij het porselein twee keer wordt gebakken, voor hogere energiekosten zorgen. Bovendien zouden producenten in de VRC, in tegenstelling tot producenten in de Unie, op basis van orders werken, daardoor minder opslagkosten maken, en de totale productie in partijen verkopen, zonder kwaliteitsindeling en met prijskortingen. Ook de kosten van transfers voor ingeglazuurde decoraties zouden in de Unie bijna twee keer zo hoog zijn. Daar staat tegenover dat sommige partijen wezen op de efficiëntie van in de Unie gebruikte productiemethoden voor bijvoorbeeld langere productieruns.

(178)

Uit het onderzoek is gebleken dat de relevante technologie over de hele wereld wordt verspreid. Er kon geen verband worden vastgesteld tussen het gebruik van een bepaalde productiemethode en het al dan niet hebben van een succesvolle onderneming. Evenmin kon worden vastgesteld dat de gevolgen van de keuze voor een bepaalde productiemethode van dien aard waren dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

3.8.   Tweedehandsmarkt

(179)

Volgens een niet in de steekproef opgenomen importeur zijn huishoudens de afgelopen decennia kleiner geworden en doen zij onnodige artikelen via vloeienmarkten, internetveilingen of andere tweedehandsmarkten van de hand. Volgens deze importeur voorziet tweedehands tafel- en keukengerei in een belangrijk deel van de huidige vraag en zijn tweedehands en nieuw tafel- en keukengerei rechtstreeks concurrerende producten. De importeur verstrekte informatie over de prijzen op internetveilingen voor verschillende productlijnen van een bekende Duitse porseleinfabrikant.

(180)

Er kon echter geen redelijke basis worden gevonden voor het extrapoleren van de verkoopvolumes en -prijzen van zeer specifieke collecties van drie Duitse ondernemingen op een Duitssprekende markt naar andere EU-landen of andere productassortimenten. Bijgevolg kon deze markt niet worden gekwantificeerd en kon niet worden vastgesteld dat de gevolgen van tweedehandsverkopen van dien aard waren dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

3.9.   Economische crisis

(181)

Volgens de CCCLA werd de beweerde schade veroorzaakt door het negatieve effect van de financiële crisis, de economische recessie en de staatsschuldencrisis op het besteedbare inkomen van consumenten. De CCCLA stelde dat de klagers op exploitatieniveau winstgevend waren en de gemelde verliezen daarom moesten worden toegeschreven aan financiële speculatie (zoals verlies op aandelen of staatsobligaties) en niet-exploitatiegerelateerde kosten in verband met de financiële crisis.

(182)

De economische crisis verklaart misschien de inkrimping van het verbruik gedurende delen van de beoordelingsperiode. Het is echter opmerkelijk dat bij een dalend verbruik in de beoordelingsperiode en een stijgend verbruik in de periode tussen 2009 en het eind van het OT de prestaties van de invoer met dumping uit de VRC in sterk contrast stonden met de prestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(183)

Het onderzoek laat duidelijk zien dat de invoer met dumping uit de VRC de gevolgen van de economische neergang heeft versterkt. Zelfs tijdens de algemene economische wederopleving was de bedrijfstak van de Unie niet in staat te herstellen en het in de beoordelingsperiode verloren verkoopvolume en marktaandeel terug te winnen, terwijl het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC bleef groeien.

(184)

Hoewel de economische crisis wellicht tot de slechte prestatie van de bedrijfstak van de Unie heeft bijgedragen, kan derhalve niet worden gesteld dat de crisis een zodanig effect heeft gehad dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer met dumping uit de VRC en de in het OT door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

3.10.   Andere factoren

(185)

Een vereniging noemde nog andere factoren die volgens haar het oorzakelijk verband zouden verbreken: prijsconcurrentie binnen de Unie (op grond van het feit dat binnen de Unie grote prijsverschillen bestaan) en de veiligheids- en gezondheidseisen binnen de Unie, die strenger worden en daardoor tot hogere productiekosten zouden leiden. Andere factoren die werden genoemd, waren vervalsingen door enkele producenten in de VRC en het bestaan van non-tarifaire belemmeringen op een aantal niet-EU-markten, die de uitvoer van producenten in de Unie zouden belemmeren.

(186)

Wat de concurrentie binnen de Unie betreft, is uit het onderzoek niets naar voren gekomen dat duidt op een verband tussen de geleden schade en de plaats van vestiging van producenten in de Unie en de prijzen in de lidstaat van vestiging. Wat de veiligheid- en gezondheidseisen in de Unie betreft, wordt opgemerkt dat die eisen zowel voor in de Unie vervaardigde als voor ingevoerde producten gelden en dus gevolgen hebben voor de prijzen van alle ondernemingen. De bewering over vervalsingen werd niet met bewijsstukken gestaafd, waardoor de effecten daarvan niet konden worden geanalyseerd. Het argument dat stoelt op het bestaan van niet-tarifaire belemmeringen op een aantal niet-EU-markten, werd verworpen: door dergelijke handelsbelemmeringen konden producenten in de Unie misschien niet hun volledige exportpotentieel benutten, maar die belemmeringen stonden los van de dalende verkoop op de markt van de Unie, waar de schade werd geleden.

(187)

De CCCLA wees op weer andere factoren, namelijk een gebrek aan geschoolde arbeidskrachten op de markt van de Unie en het feit dat sommige producenten in de Unie het betrokken product zelf invoerden, waardoor de schade het gevolg van eigen handelen zou zijn geweest. Op basis van de beschikbare informatie wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het algemeen in een slechte staat verkeerde en dat de uitbreiding van het aantal ondernemingsmodellen de bedrijfstak geen schade berokkende maar juist moet worden gezien als een manier om de dalende verkoop op de markt van de Unie te compenseren. Wat betreft het vermeende gebrek aan geschoolde arbeidskrachten in de sector van tafel- en keukengerei van keramiek, toonde geen van de in de Unie gevestigde belanghebbenden zich bezorgd.

(188)

Een importeur nodigde de instellingen uit om het effect van tafel- en keukengerei van andere materialen dan keramiek te onderzoeken, zoals tafel- en keukengerei van plastic, aluminium, melamine en glas. Er werd echter geen informatie verstrekt ter onderbouwing van de onderliggende bewering. Uit het onderzoek zijn ter zake geen bevindingen naar voren gekomen.

(189)

Sommige partijen legden een verband tussen de door de bedrijfstak geleden schade en de situatie van de bedrijfstak vóór de beoordelingsperiode. Verscheidene importeurs stelden dat de achteruitgang van de bedrijfstak al in de periode 1975-2002 was begonnen. De Commissie kon in haar onderzoek echter onmogelijk zo ver in de tijd teruggaan, onder andere omdat voor die periode geen betrouwbare gegevens beschikbaar waren. Dat geldt ook voor een andere gebeurtenis die lang voor de beoordelingsperiode plaatsvond, namelijk de verstrekking van staatssteun aan de Duitse porseleinindustrie, die volgens een niet in de steekproef opgenomen importeur zou bewijzen dat de bedrijfstak van de Unie zijn efficiëntie niet had vergroot (9).

(190)

Uit het onderzoek naar de andere bekende factoren die schade aan de bedrijfstak van de Unie hadden kunnen toebrengen, bleek dat deze factoren geen zodanige rol speelden dat daardoor het oorzakelijk verband werd verbroken tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(191)

Op basis van bovenstaande analyse, waarbij de effecten van alle bekende factoren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie naar behoren zijn onderscheiden en gescheiden van de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping, wordt voorlopig geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie heeft toegebracht in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleidende opmerkingen

(192)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie is om in dit bijzondere geval voorlopige antidumpingmaatregelen vast te stellen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, waaronder de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers van het betrokken product.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(193)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit meer dan tweehonderd producenten, met fabrieken in verschillende lidstaten van de Unie, die in het OT 25 000 personeelsleden rechtstreeks voor de productie en verkoop van het soortgelijk product in dienst hadden.

(194)

Uit het onderzoek is vast komen te staan dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit het betrokken land. Meer in het bijzonder laten de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de producenten in de Unie, zoals productie, winstgevendheid en rendement van investeringen, voor deze periode een negatieve trend zien. De kmo’s hebben de grootste schade geleden: zij leden vanaf 2010 verlies. Indien geen maatregelen worden genomen, zullen de reeds in de sector genomen maatregelen niet volstaan voor het herstel van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie en kan deze zelfs nog verslechteren.

(195)

Dat bepaalde producenten in de Unie beter presteren dan andere doet niets af aan de bevindingen van het onderzoek, evenmin als de slechte staat van de bedrijfstak van de Unie vóór de beoordelingsperiode.

(196)

Verwacht wordt dat het opleggen van maatregelen zal leiden tot het herstel van effectieve en eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie, wat op zijn beurt een aanvullend positief effect op de economische situatie en winstgevendheid van de bedrijfstak zal hebben.

(197)

Enkele importeurs stelden dat bij het instellen van antidumpingmaatregelen het betrokken product zal worden vervangen door andere soorten producten (dan in de Unie vervaardigd tafel- en keukengerei van keramiek), zoals textiel (bijv. geschenkartikelen) of plastic tafelgerei, waardoor niet-keramische sectoren van deze maatregelen zouden profiteren. Uit het onderzoek is echter niet gebleken dat een dergelijke substitutie in belangrijke mate zal plaatsvinden.

(198)

Daarom is geconcludeerd dat de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen op tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de VRC in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van niet-verbonden importeurs

(199)

Zoals opgemerkt in overweging 1, is gezien het kennelijk grote aantal niet-verbonden importeurs gebruikgemaakt van een steekproef.

(200)

De in de steekproef opgenomen importeurs betrokken hun voorraden in het OT in het algemeen vooral uit de VRC en hadden in die periode zo’n 350 man personeel in de invoer en wederverkoop van tafel- en keukengerei van keramiek. Zij waren actief in verschillende soorten producten, variërend van geschenkartikelen van porselein en aardewerk voorzien van een merknaam tot eenvoudig tafelgerei voor huishoudelijk gebruik. De mate waarin zij aan het onderzoek meewerkten verschilde. Bijvoorbeeld de twee grootste in de steekproef opgenomen importeurs, die ook uitgebreide detailhandelsactiviteiten ontplooiden, verstrekten niet alle winstgevendheidscijfers en evenmin de marge tussen aankoop- en wederverkoopprijzen voor niet-verbonden afnemers. Een van hen gaf zelfs geen toestemming om zijn boeken in te zien. Het enige wat deze partijen verstrekten, waren de verrekenprijzen bij aankoop en/of verkoop. Ondanks herhaalde verzoeken werd geen informatie ontvangen waarmee een schatting kon worden gemaakt van de bruto- en nettowinstmarge van een representatieve importeur op het betrokken product voor de steekproef als geheel.

(201)

Aangezien de gegevens die door de twee importeurs/detailhandelaren werden verstrekt, op veel punten gebrekkig waren, kon evenmin een raming worden gemaakt van de bruto- en nettowinstmarge van detailhandelaren op het betrokken product.. De medewerking van de in de steekproef opgenomen importeurs was derhalve onvoldoende om vast te kunnen stellen in welke mate de toeleveringsketen in de Unie in staat zou zijn om het voorgestelde antidumpingrecht te absorberen, en bijgevolg in welke mate dat recht in de detailhandelsprijs, en dus aan de consument, zou worden doorberekend.

(202)

De overgrote meerderheid van de importeurs die de steekproefvragen hebben beantwoord, vermeldden als brutomarge tussen aankoop- en wederverkoopprijs een percentage tussen de 50 en 200 %. De geverifieerde cijfers van de zuivere importeurs in de steekproef bevestigen dat dergelijke brutomarges representatief zijn. Verder duiden openbare stukken erop dat de toeleveringsketen in de Unie (importeurs en distributiekanalen) zeer goed in staat zou zijn om de voorgestelde antidumpingrechten te absorberen zonder dat daardoor de levensvatbaarheid van de ondernemingen in het geding komt. Volgens een recente publicatie (10) zou een Chinese mok van keramiek die door distributeurs in de Unie voor 0,70 USD wordt aangekocht, in de detailhandel voor 3,50 USD worden verkocht, met een winstmarge van meer dan 150 % voor de distributeur/detailhandelaar. In dit voorbeeld zouden de voorgestelde antidumpingrechten voor de meeste invoer leiden tot een kostenverhoging van 0,16 EUR (0,36 EUR voor niet-medewerkende producenten) voor de toeleveringsketen in de EU, die op dit specifieke product een totale brutowinstmarge van 2,08 EUR zou hebben. Bovendien noemt het verslag van CBI-marktonderzoek 2009 inzake markten voor tafel- en keukengerei en andere huishoudelijke artikelen, waar hierboven in overweging (111) naar wordt verwezen, voor cif-prijzen grens Unie en consumentenprijzen verhoudingscijfers die variëren van 2,6 tot 5,3. (11) Tot slot hebben de in de steekproef opgenomen importeurs/detailhandelaren nooit aangegeven dat zij bij de instelling van antidumpingrechten geen tafel- en keukengerei van keramiek meer zullen invoeren of verkopen.

(203)

Gezien het bovenstaande en aangezien tot dusver in het kader van het onderzoek geen andere betrouwbare informatie is verkregen, wordt voorlopig aangenomen dat de distributieketen, waaronder begrepen importeurs, in het algemeen in staat zal zijn om de stijging van de cif-prijzen zoals voorgesteld, zonder noemenswaardige problemen te absorberen en dat de prijzen voor consumenten hoogstwaarschijnlijk niet zullen stijgen. Belanghebbenden worden echter opnieuw uitdrukkelijk verzocht om hierover aanvullende, uitvoerige en verifieerbare gegevens te verstrekken op basis waarvan het effect van de maatregelen op de toeleveringsketen en, uiteindelijk, de consument in de volgende fase van deze procedure verder kan worden geanalyseerd.

(204)

Over het belang van de Unie werden opmerkingen gemaakt door meer dan twintig niet in de steekproef opgenomen importeurs, voor het grootste deel kleine ondernemingen, een vereniging voor Europese en internationale handel, een Zweedse vereniging van importeurs en detailhandelaren, een Nederlandse vereniging van importeurs die goederen invoeren uit het Verre Oosten en een in Duitsland gevestigd(e) onderneming en netwerk van importeurs. Een gemeenschappelijk punt van zorg van de importeurs was, dat de voorgestelde maatregelen de invoerprijzen zouden doen stijgen, tot de (gedeeltelijke) inkrimping van hun onderneming zouden leiden en zodoende onder meer wat betreft winstmarges en winstgevendheid in het algemeen een negatief effect op hen zouden hebben. Op grond van de hierna en in overweging (200) genoemde conclusies zijn deze argumenten verworpen.

(205)

Verscheidene importeurs stelden dat door antidumpingmaatregelen meer banen verloren zullen gaan bij importeurs dan er bij producenten in de Unie worden gered. Dit wordt tegengesproken door de opmerking van sommige importeurs dat zij mogelijk producten van keramiek zullen vervangen door niet-keramische producten (zoals geschenkartikelen van textiel) of meer binnen de Unie zullen gaan aankopen.

(206)

De Zweedse vereniging voorspelde dat de maatregelen een negatief economisch effect op importeurs zouden hebben, in de zin dat zij met aanzienlijke resourcing- en administratiekosten zouden worden opgescheept als zij naar alternatieven voor invoer uit de VRC moesten zoeken. De vereniging voor Europese en internationale handel stelde dat het voor importeurs moeilijk is om van leverancier te veranderen omdat zij doorgaans zwaar in hun leveranciers hebben geïnvesteerd. Voor importeurs die graag gebruikmaken van de mogelijkheid om van leverancier te wisselen, lijkt dit echter geen al te groot probleem. Het feit dat het productaanbod en de vraag in de Unie modegevoelig zijn, duidt er bovendien op dat het maken van kosten voor het ontwikkelen van nieuwe producten (van nieuwe leveranciers) inherent is aan deze sector.

(207)

Verscheidene niet in de steekproef opgenomen importeurs stelden dat producenten in de Unie niet geïnteresseerd zijn in het fabriceren van andermans merkproducten. Dit wordt tegengesproken door de uitkomsten van het onderzoek (waaruit blijkt dat producenten in de Unie merkproducten voor derden fabriceren), door de verklaring van een andere importeur en door het feit dat verscheidene importeurs die producten onder eigen merknaam distribueren, een deel van hun assortiment van producenten in de Unie betrekken.

(208)

Een niet in de steekproef opgenomen importeur zei niet bereid te zijn om ideeën over productiemethoden, productontwerpen en ontwikkelingen binnen de onderneming te delen met concurrerende producenten in de Unie van tafel- en keukengerei van keramiek. Uit het onderzoek is echter niet gebleken dat het openbaar worden van dit soort informatie in het algemeen een punt van zorg van importeurs is. Opgemerkt moet worden dat de betreffende importeur meerdere juridische geschillen had met enkele Duitse producenten en dat een deel van de producten in zijn assortiment rechtstreeks concurrerende producten zouden zijn van producten van producenten in de Unie.

(209)

Bepaalde importeurs voerden aan dat zij tafel- en keukengerei van keramiek niet van producenten in de Unie konden betrekken vanwege de hogere kosten, het ontbreken van productiecapaciteit voor ambachtelijke producten en van de mogelijkheid van kleinere productieruns, een gebrek aan flexibiliteit, het ontbreken van een adequate organisatie voor het bedienen van grote detailhandelaren met een uitgebreid productassortiment en het ontbreken van bepaalde productieprocessen, kwaliteitscategorieën, soorten decoraties of vormen. Zij merkten op dat deze problemen met name speelden bij ambachtelijke en promotionele artikelen (bijv. aardewerk), bepaalde merkproducten die in licentie worden verkocht, bepaalde geregistreerde gebruiksmodellen en speciale neven- of cateringartikelen (bijv. porseleinen artikelen in grote hoeveelheden). Sommigen beweerden dat zij wel gedwongen waren om uit de VRC in te voeren. Toch is uit het onderzoek komen vast te staan dat de meeste importeurs die zich kenbaar maakten, wel degelijk tafel- en keukengerei van keramiek uit meerdere bronnen betrokken, inclusief producenten in de Unie, in een grote verscheidenheid aan assortimenten en kwaliteitscategorieën. Bovendien bieden producenten in de Unie een grote variëteit aan producten aan en hebben zij de productiecapaciteit om meer op de markt van de Unie te verkopen.

(210)

Geconcludeerd wordt dat de instelling van antidumpingmaatregelen een negatief effect kan hebben op de financiële situatie van sommige importeurs. Naar verwachting zal dit negatieve effect evenwel gemiddeld geen grote financiële gevolgen voor de algehele situatie van importeurs hebben. De verwachting is dat zij in het algemeen in staat zullen zijn om de prijsstijgingen (gedeeltelijk) op te vangen en/of aan hun afnemers (groothandelaren, distributeurs, detailhandelaren) door te berekenen, temeer omdat de rechten de belangrijkste bron van de markt treffen. Met betrekking tot importeurs die zich kenbaar hebben gemaakt die ook detailhandelaar zijn, is uit het onderzoek gebleken dat het betrokken product een zeer klein percentage van hun totale ondernemingsactiviteiten uitmaakt. Hoewel op basis van de informatie die door deze partijen werd verstrekt geen behoorlijke kwantificering kon worden gemaakt van de mate waarin een door de instelling van de voorgestelde rechten veroorzaakte stijging van de aankoopprijs door hen geabsorbeerd zou kunnen worden, zoals uitgelegd in de overwegingen (200) en (201), wijst de tot dusver verzamelde informatie er niet op dat zij dat niet zouden kunnen.

(211)

Bijgevolg wordt voorlopig geconcludeerd dat instelling van de voorgestelde rechten geen aanmerkelijk negatief effect op de situatie van de niet-verbonden importeurs van het betrokken product zal hebben.

4.   Belang van andere economische sectoren

(212)

Verscheidene importeurs stelden dat antidumpingmaatregelen een negatief effect hebben op hun ondernemingspartners, variërend van appreteer- en decoratiebedrijven tot groothandelaren, distributeurs en detailhandelaren. Zij voerden aan dat door antidumpingmaatregelen meer banen verloren zouden gaan bij hun „satellietondernemingen”, zoals ontwerpbureaus en logistiekbedrijven, dan er in de bedrijfstak van de Unie zouden worden behouden/gecreëerd. Sommige importeurs stelden ook dat de sector van geschenkartikelen, de reclame-industrie, de hotel- en cateringsector, groepcatering en commerciële consumenten in het algemeen ook rechtstreeks geraakt zouden worden door een tekort aan producten. Dit zou binnen de kortste keren leiden tot toenemende prijsconcurrentie tussen grote discountzaken. Ook instellingen die doorgaans worstelen om hun begroting rond te krijgen, zoals zorginstellingen, zouden onder de maatregelen te lijden hebben. Verder stelden sommige partijen dat antidumpingmaatregelen zouden leiden tot een tekort aan grondstoffen voor artistiek en creatief werk, zoals het werk dat door porseleinschilders en in ambachtsworkshops wordt verricht.

(213)

Al deze stellingen en argumenten zijn ongegrond gebleken. Aan de ene kant lijken de verklaringen van deze importeurs in tegenspraak met de opmerking die zij op andere plaatsen maken dat zij producten van keramiek mogelijk zullen vervangen door niet-keramische producten (zoals textiel voor geschenkartikelen), zodat zij hoe dan ook de relatie met de bestaande, hierboven genoemde, partners zullen handhaven. Bovendien mag worden verwacht dat de „satellietondernemingen” van de bedrijfstak van de Unie van antidumpingmaatregelen zullen profiteren. Aan de andere kant is uit het onderzoek niet gebleken dat tekorten zullen optreden als de invoer uit de VRC moet concurreren op basis van prijzen zonder dumping. De voorgestelde maatregelen moeten zorgen voor en zullen naar verwachting leiden tot gelijke concurrentievoorwaarden voor alle leveranciers van tafel- en keukengerei van keramiek, en zijn dus niet bedoeld om de invoer uit het betrokken land onnodig te beperken. Wat betreft de opmerking dat de prijsconcurrentie zal toenemen, meent de Commissie dat instellingen die worstelen om hun begroting rond te krijgen, zoals zorginstellingen, toenemende prijsconcurrentie juist als een positief effect zullen zien.

(214)

De Zweedse vereniging meende dat antidumpingmaatregelen een negatief economisch effect op de groot- en detailhandel in Zweden zouden hebben. Volgens deze partij zou de werkgelegenheid naar schatting met 2-3 % afnemen (meer voor jongeren) en de invoer met 20 %. Dit lijkt overdreven. In dit verband is het opvallend dat geen van de importeurs die ook detailhandelaar zijn en in het kader van het onderzoek opmerkingen hebben gemaakt, heeft aangegeven het betrokken product volledig uit zijn assortiment te zullen halen als antidumpingmaatregelen worden ingesteld. De voorspelling die door een van hen is gedaan van de werkgelegenheidsgevolgen van antidumpingmaatregelen, verschillen in essentie niet van voorspellingen die uitgaan van een situatie zonder antidumpingmaatregelen.

(215)

De CCCLA wees op een Deense studie waarin staat dat voor elke euro voordeel die producenten in de Unie van handelsbescherming hebben, verwerkende ondernemingen in de Unie maximaal zestig euro nadeel hebben. Deze conclusie is erg algemeen. Zij heeft niet specifiek op dit onderzoek betrekking en niets wijst erop dat bij de voorgestelde maatregelen het effect hetzelfde zou zijn.

(216)

Een wereldwijde leverancier van speciale promotieacties voor grote detailhandelaren voerde aan dat zijn onderneming in de regel grote hoeveelheden van het betrokken product nodig had voor korte perioden, omdat promotieacties doorgaans een paar maanden duren. Volgens deze partij, die ongeveer twee derde van zijn producten betrekt uit Azië, vooral de VRC, zou een hoog recht hem in de toekomst niet langer in staat stellen om tegen promotieprijzen te verkopen. De Commissie erkent dat antidumpingrechten een negatief effect kunnen hebben op dit soort ondernemingen. Het doel van de rechten is echter niet om handelswaar uit de VRC van de markt te weren. Bovendien voorzagen de producenten in de Unie de afgelopen drie jaar in 33 % van wat deze partij „volatiele vraag” noemde.

(217)

Bijgevolg wordt voorlopig geconcludeerd dat de voordelen van het instellen van voorlopige antidumpingmaatregelen op de invoer van het betrokken product - namelijk voorkomen dat gedurende het restant van het onderzoek nog meer schade wordt aangericht - niet worden tenietgedaan door mogelijke negatieve effecten van deze maatregelen op andere economische sectoren.

5.   Belang van consumenten (huishoudens)

(218)

Er zijn geen opmerkingen ontvangen van partijen die rechtstreeks de belangen van eindgebruikers vertegenwoordigen, zoals consumentenorganisaties.

(219)

Gezien de beschikbare openbare gegevens wordt voorlopig geconcludeerd dat, zoals hierboven is opgemerkt in overweging (200), de voorgestelde antidumpingrechten door de toeleveringsketen zullen worden geabsorbeerd en derhalve niet zullen leiden tot hogere consumentenprijzen op detailhandelsniveau.

(220)

Volgens de CCCLA en verscheidene partijen die de belangen van importeurs en detailhandelaren vertegenwoordigen, zijn de EU-consumenten degenen die het meeste onder antidumpingrechten zullen lijden. In de Unie zou het grootste deel van de consumenten behoren tot de lage-inkomensgroepen en worden geconfronteerd met een minder gevarieerd aanbod en hogere prijzen voor een product van dezelfde kwaliteit, en dat in een tijd dat de Europese economie toch al fragiel is. Gezegd wordt dat het betrokken product een psychologische prijsgrens heeft: de prijs die consumenten maximaal bereid zijn te betalen. Bepaalde soorten van het product zouden van de markt verdwijnen of worden vervangen door tafel- en keukengerei van een ander materiaal, zoals plastic, melamine, metaal of hout. Die alternatieven zouden in het algemeen schadelijker voor het milieu zijn. Ook werd aangevoerd dat het aanbod minder gevarieerd zou worden, omdat de invoer die van de markt wordt geweerd, voorziet in meer dan 60 % van de vraag. De schaarste die hierdoor zou ontstaan, zou ook de prijzen opdrijven. Sommige partijen voerden aan dat consumenten bij voorkeur in hun directe omgeving winkelen maar dat producenten in de Unie niet bereid en ook niet in staat zijn om goedkope producten in lokale winkels aan te bieden. Het feit dat Duitse producenten grotere standaardvolumes voor een lage prijs kunnen aanbieden, zou niet aansluiten bij de marktvraag: om aan de behoeften van de mode- en trendgevoelige consument te voldoen, zou juist een breed assortiment nodig zijn. Sommige partijen benadrukten dat ook als de invoer uit de VRC niet van de markt van de Unie verdwijnt, het volume daarvan aanmerkelijk lager zal zijn en het product tegen aanzienlijk hogere prijzen zal worden aangeboden, vanwege hogere lonen in de VRC en de extra rechten. Ook werd aangevoerd dat als het product niet betaalbaar is, het gebruik ervan bij nieuwe generaties in onbruik zal raken.

(221)

Wat het argument van het beperktere aanbod betreft, merkt de Commissie op dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de bedrijfstak van de Unie een zeer breed scala aan producten aanbiedt, gericht op verscheidene marktsegmenten en distributiekanalen. De maatregelen zullen de bedrijfstak naar verwachting helpen om zijn potentieel volledig te benutten en de markt nog meer met zijn producten te verrijken. Verder heeft geen enkele van de importeurs die ook detailhandelaar zijn, aangegeven dat hij zou overwegen om het product volledig uit het assortiment te halen als antidumpingrechten werden ingesteld.

(222)

Wat het argument van de hogere prijzen betreft, wordt opgemerkt dat de maatregelen zijn gericht op het creëren van gelijke mededingingsvoorwaarden en niet op het weren van handelswaar uit de VRC van de markt van de Unie. Het is niet mogelijk gebleken om objectief een prijs vast te stellen waarboven consumenten dit soort producten niet meer kopen. Nog afgezien daarvan zijn importeurs vaak minimaal een jaar aan een bepaalde prijslijst gebonden, waardoor de verwachting is dat zij in het algemeen de prijsstijgingen op de korte termijn niet aan hun klanten kunnen doorberekenen. Belangrijker is dat het gezien de hoogte van het voorgestelde recht en het aanzienlijke verschil tussen invoer- en wederverkoopprijs onwaarschijnlijk is dat (eind)gebruikers aanzienlijk hogere prijzen gaan betalen (het recht wordt berekend op basis van de cif-invoerprijs en de detailhandelsprijzen zijn een veelvoud van de invoerprijs). Het recht zal dus naar alle waarschijnlijkheid door de toeleveringsketen - van invoerder tot eindgebruiker - worden geabsorbeerd. Als zich toch prijsstijgingen voordoen, zullen die klein zijn en niet van invloed zijn op de keuze van de consument. De Commissie verwacht niet dat antidumpingmaatregelen ertoe leiden dat nieuwe generaties geen tafel- en keukengerei van keramiek meer gaan kopen. Verder wordt opgemerkt dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de bedrijfstak van de Unie op prijs kan concurreren.

(223)

Uit het onderzoek kon niet worden geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen aanzienlijke gevolgen zouden hebben voor de materialen waarvan keuken- of tafelgerei wordt gemaakt. Het gebruikte materiaal is niet altijd de belangrijkste reden waarom bijvoorbeeld een geschenkartikel van keramiek wordt gekocht. Maar het is duidelijk dat materialen niet altijd onderling vervangbaar zijn. Zo stelt de EU-wetgeving bepaalde eisen aan materialen die met levensmiddelen in aanraking komen. In dit verband is het vermeldenswaard dat een bekende importeur/detailhandelaar verwacht dat mensen ook in de toekomst liever van borden van keramiek dan van borden van een ander materiaal zullen willen eten - zijn uitbreidingsplannen sluiten hierop aan.

(224)

Het argument van de leveringsproblemen moet worden verworpen, omdat het creëren van gelijke mededingingsvoorwaarden met eerlijke prijzen niet hetzelfde is als het weren van alle invoer uit de VRC. Integendeel, alle wereldspelers zijn gebaat bij eerlijke handel. Bovendien kan het feit dat de bedrijfstak van de Unie op dit moment slechts in één derde van het totale verbruik in de Unie kan voorzien, geen rechtvaardiging zijn voor het toestaan van invoer met dumping uit de VRC. Zowel de uitvoerprestatie van de bedrijfstak van de Unie als het feit dat de bedrijfstak in de beoordelingsperiode niet op volle capaciteit werkte, wijst erop dat de producenten in de Unie meer op de markt van de Unie zouden kunnen verkopen als geen invoer met dumping uit de VRC zou plaatsvinden. Last but not least is de VRC niet de enige bron van invoer in de Unie.

(225)

Zowel in een Deense studie waarnaar de CCCLA verwijst als in een Zweeds onderzoeksverslag dat door een Zweedse vereniging wordt genoemd, wordt geconcludeerd dat antidumpingmaatregelen de consument in het algemeen veel geld kosten. Maar deze conclusies zijn erg algemeen. Zij hebben niet specifiek op dit onderzoek betrekking en niets wijst erop dat bij de voorgestelde maatregelen het effect hetzelfde zou zijn.

(226)

Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van maatregelen in het algemeen geen aanzienlijke gevolgen voor consumenten zoals huishoudens zou hebben.

6.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(227)

Gezien de bovenstaande overwegingen en op basis van de beschikbare informatie over het belang van de Unie luidt de voorlopige conclusie dat er in het algemeen geen dwingende redenen zijn tegen de instelling van voorlopige maatregelen op de invoer van tafel- en keukengerei van keramiek van oorsprong uit de VRC.

(228)

Deze conclusie wordt niet tenietgedaan door de opmerking van verscheidene partijen dat antidumpingrechten in het algemeen afbreuk doen aan hun inspanningen om waarden van de Unie over te brengen naar niet-EU-landen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat leveranciers aan bepaalde sociale normen voldoen, kinderarbeid te ontmoedigen en milieu- en algemene ontwikkelingsprogramma’s uit te voeren. Deze kwesties mogen niet de doelstelling ondergraven om overeenkomstig het EU-recht en de WTO-regels via handelsbeschermingsinstrumenten de productie in de Unie tegen internationale handelsverstoringen zoals dumping te beschermen en op die manier open en eerlijke handel te bevorderen.

(229)

Niettegenstaande het bovenstaande kan na deze voorlopige beoordeling verdere zorgvuldige analyse op basis van de door belanghebbenden gemaakte opmerkingen nodig zijn.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(230)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie, moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door invoer met dumping.

(231)

Om de hoogte van de voorlopige rechten te bepalen, is rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(232)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, is ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijk product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak kan worden behaald. Zoals uitgelegd in overweging (134), wordt een winstmarge van 6 % van de omzet voorlopig beschouwd als een passend minimum dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van schade veroorzakende dumping had kunnen verwachten.

(233)

Op basis hiervan is voor het soortgelijk product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. Deze prijs is verkregen door de werkelijke winst in mindering te brengen op de prijs af fabriek en bij de aldus berekende break-even-verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie bovengenoemde winstmarge van 6 % op te tellen.

(234)

De noodzakelijke prijsverhoging is vervolgens vastgesteld op basis van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van de producten die in het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werden verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, is vervolgens uitgedrukt in een percentage van de gemiddelde totale cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(235)

In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is, overeenkomstig de regel van het laagste recht.

(236)

Op basis van het bovenstaande zijn de antidumpingrechten in dit geval vastgesteld op het niveau van de dumpingmarges.

(237)

De bij deze verordening voor individuele ondernemingen vastgestelde antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van het onderhavige onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen is geconstateerd. Deze individuele rechten (in tegenstelling tot het voor het hele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de VRC die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde rechtspersonen. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen. Op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(238)

Verzoeken om toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamswijziging van de entiteit of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht (12), onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, wordt de verordening dienovereenkomstig gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

(239)

Voor een goede toepassing van het antidumpingrecht moet het residuele recht niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie uitvoerden.

(240)

Een partij meende dat als er al maatregelen nodig waren, beter een minimumprijs kon worden vastgesteld. De betreffende partij voerde aan dat ad-valoremrechten met name afnemers zouden raken die ingevoerde producten van hoge kwaliteit en/of met een hoog gewicht kochten. Uit het onderzoek is echter gebleken dat de voorgestelde maatregelen, gezien de variëteit van producten die onder de productomschrijving vallen, de meest geschikte zijn.

(241)

Op grond van het bovenstaande zijn de vastgestelde dumping- en schademarges en de voorlopige rechten als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd; Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd; Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd en Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd

26,8 %

45,3 %

26,8 %

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd en Guangxi Sanhuan Lucky Xinda Export & Import Co., Ltd

31,2 %

85,3 %

31,2 %

CHL International Ltd en CHL Porcelain Industries Ltd

30,0 %

109,3 %

30,0 %

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited; Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd; Shandong Silver Phoenix Co., Ltd; Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd en Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd

17,6 %

76,0 %

17,6 %

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

23,0 %

44,8 %

23,0 %

Alle andere medewerkende producenten-exporteurs

26,6 %

76,1 %

26,6 %

Alle andere ondernemingen

58,8 %

109,3 %

58,8 %

H.   SLOTBEPALING

(242)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen verzoeken om te worden gehoord. De met het oog op deze verordening gedane bevindingen betreffende de instelling van rechten zijn voorlopig en moeten eventueel opnieuw worden onderzocht met het oog op eventuele definitieve maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op tafel- en keukengerei van keramiek, uitgezonderd keramische messen, dat momenteel is ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 10, ex 6912 00 30, ex 6912 00 50 en ex 6912 00 90 (Taric-codes 6911100090, 6912001011, 6912001091, 6912003010, 6912005010 en 6912009010), van oorsprong uit de VRC.

2.   De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

Hunan Hualian China Industry Co., Ltd

Hunan Hualian Ebillion Industry Co., Ltd

Hunan Liling Hongguanyao China Industry Co., Ltd

Hunan Hualian Yuxiang China Industry Co., Ltd

26,8 %

B349

Guangxi Sanhuan Enterprise Group Holding Co., Ltd

31,2 %

B350

CHL Porcelain Industries Ltd

30,0 %

B351

Shandong Zibo Niceton-Marck Huaguang Ceramics Limited

Zibo Huatong Ceramics Co., Ltd

Shandong Silver Phoenix Co., Ltd

Niceton Ceramics (Linyi) Co., Ltd

Linyi Jingshi Ceramics Co., Ltd

17,6 %

B352

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd

23,0 %

B353

In bijlage I vermelde ondernemingen

26,6 %

B354

Alle andere ondernemingen

58,8 %

B999

3.   De voorlopige antidumpingrechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in bijlage II, wordt overgelegd. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

2.   Ingevolge artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing ervan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 44 van 16.2.2012, blz. 22.

(3)  Zie tevens het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, Brussel, 8.6.2012 COM(2012) 270 definitief, 2012/0145(Cod).

(4)  Arrest van het Hof van Justitie van 2 februari 2012 in de zaak C-249/10 P, Brosmann Footwear HK en anderen tegen Raad.

(5)  Arrest van het Gerecht van 18 september 2012 in de zaak T-156/11, Since Hardware (Guangzhou) Co., Ltd tegen Raad, punt 167 (nog niet gepubliceerd), en arrest van het Gerecht van 1 oktober 2012 in zaak T-170/09, Ningbo Yonghong Fasteners Co., Ltd tegen Raad, punt 53 (nog niet gepubliceerd).

(6)  In het openbaar verslag van een marktonderzoek van het CBI getiteld „The tableware, kitchenware and other household articles market in the EU”, van november 2009, wordt gewezen op een aantal ontwikkelingen op demografisch, sociaal, cultureel, mode- en technisch gebied die zullen leiden tot een krachtige en aanhoudende aanwezigheid van keramische producten op de EU-markt voor tafel- en keukengerei, die volgens dit verslag naar verwachting zal groeien. De oorzaken van die groei variëren van een stijgende vraag naar informeler tafel- en keukengerei - gemakkelijk hanteerbare gebruiksproducten - nieuwe producten en nieuwe ontwerpen, tot veranderingen in de grootte van huishoudens. Ook bij het huidige onderzoek heeft een grote in de steekproef opgenomen importeur/detailhandelaar meegedeeld dat hij voor de toekomst een „gezond” verbruik verwacht, omdat mensen volgens hem ook in de toekomst liever van borden van keramiek dan van borden van een ander materiaal zullen willen eten, vandaar dat hij ambitieuze uitbreidingsplannen op dit terrein aankondigde.

(7)  Verordening (EG) nr. 1472/2006 van de Raad, zoals gepubliceerd in PB L 275 van 6.10.2006, blz. 36 (overweging 292).

(8)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52011XC1129(02):NL:NOT

(9)  Zaak T-20/03 Kahla/Thüringen Porzellan tegen Commissie.

(10)  „Dumping case likely to harm ceramic makers”, China Daily, 17 februari 2012.

(11)  Hierbij zij opgemerkt dat dit marktonderzoek gericht is op een assortiment producten dat breder is dan de productomschrijving van dit onderzoek, daar het ook plastic, houten, glazen en metalen producten en bestek omvat.

(12)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


BIJLAGE I

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de VRC (aanvullende Taric-code B354):

(1)

Amaida Ceramic Product Co., Ltd

(2)

Asianera Porcelain (Tangshan) Ltd

(3)

Beiliu Changlong Ceramics Co., Ltd

(4)

Beiliu City Heyun Building Materials Co., Ltd

(5)

Beiliu Jiasheng Porcelain Co., Ltd

(6)

Beiliu Quanli Ceramic Co., Ltd

(7)

Beiliu Windview Industries Ltd

(8)

Betterway International Co., Ltd

(9)

Cameo China (Fengfeng) Co., Ltd

(10)

Changsha Ellen-Design Arts & Crafts Co., Ltd

(11)

Changsha Happy Go Products Developing Co., Ltd

(12)

Chao Ao Huadayu Craftwork Factory

(13)

Chao’an Lian Xing Yuan Ceramics Co., Ltd

(14)

Chaoan Oh Yeah Ceramics Industrial Co., Ltd

(15)

Chaoan Xin Yuan Ceramics Factory

(16)

Chao’an Yongsheng Ceramic Industry Co., Ltd

(17)

Chaozhou Baode Ceramics Co., Ltd,

(18)

Chaozhou Baodyai Porcelain Co., Ltd

(19)

Chaozhou Baolian Ceramics Co., Ltd

(20)

Chaozhou Big Arrow Ceramics Industrial Co., Ltd

(21)

Chaozhou Boshifa Ceramics Making Co., Ltd

(22)

Chaozhou Cantake Craft Co., Ltd

(23)

Chaozhou Ceramics Industry and Trade General Corp.

(24)

Chaozhou Chaofeng Ceramic Making Co., Ltd

(25)

Chaozhou Chengxi Jijie Art & Craft Painted Porcelain Fty.

(26)

Chaozhou Chengxinda Ceramics Industry Co., Ltd

(27)

Chaozhou Chenhui Ceramics Co., Ltd

(28)

Chaozhou Chonvson Ceramics Industry Co., Ltd

(29)

Chaozhou Daxin Arts & Crafts Co., Ltd

(30)

Chaozhou Dayi Ceramics Industries Co., Ltd

(31)

Chaozhou Dehong Ceramics Making Co., Ltd

(32)

Chaozhou Deko Ceramic Co., Ltd

(33)

Chaozhou Diamond Ceramics Industrial Co., Ltd

(34)

Chaozhou Dongyi Ceramics Co., Ltd

(35)

Chaozhou Dragon Porcelain Industrial Co., Ltd

(36)

Chaozhou Fairway Ceramics Manufacturing Co., Ltd

(37)

Chaozhou Feida Ceramics Industries Co., Ltd

(38)

Chaozhou Fengxi Baita Ceramics Fty.

(39)

Chaozhou Fengxi Canhui Ceramics Manufactory

(40)

Chaozhou Fengxi Dongtian Porcelain Fty. No.2

(41)

Chaozhou Fengxi Fenger Ceramics Craft Fty.

(42)

Chaozhou Fengxi Hongrong Color Porcelain Fty.

(43)

Chaozhou Fengxi Shengshui Porcelain Art Factory

(44)

Chaozhou Fengxi Zone Jinbaichuan Porcelain Crafts Factory

(45)

Chaozhou Fromone Ceramic Co., Ltd

(46)

Chaozhou Genol Ceramics Manufacture Co., Ltd

(47)

Chaozhou Good Concept Ceramics Co., Ltd

(48)

Chaozhou Grand Collection Tableware Co. Ltd

(49)

Chaozhou Guangjia Ceramics Manufacture Co., Ltd

(50)

Chaozhou Guidu Ceramics Co., Ltd

(51)

Chaozhou Haihong Ceramics Making Co., Ltd

(52)

Chaozhou Hengchuang Porcelain Co., Ltd

(53)

Chaozhou Henglibao Porcelain Industrial Co., Ltd

(54)

Chaozhou Hongbo Ceramics Industrial Co., Ltd

(55)

Chaozhou Hongjia Ceramics Making Co., Ltd

(56)

Chaozhou Hongye Ceramics Manufactory Co., Ltd

(57)

Chaozhou Hongye Porcelain Development Co., Ltd

(58)

Chaozhou Hongyue Porcelain Industry Co., Ltd

(59)

Chaozhou Hongzhan Ceramic Manufacture Co., Ltd

(60)

Chaozhou Hua Da Ceramics Making Co., Ltd

(61)

Chaozhou Huabo Ceramic Co., Ltd

(62)

Chaozhou Huade Ceramics Manufacture Co., Ltd

(63)

Chaozhou Huashan Industrial Co., Ltd

(64)

Chaozhou Huayu Ceramics Co., Ltd

(65)

Chaozhou Huazong Ceramics Industries Co., Ltd

(66)

Chaozhou Huifeng Ceramics Craft Making Co., Ltd

(67)

Chaozhou J&M Ceramics Industrial Co., Ltd

(68)

Chaozhou Jencymic Co., Ltd

(69)

Chaozhou Jiahua Ceramics Co., Ltd

(70)

Chaozhou Jiahuabao Ceramics Industrial Co., Ltd

(71)

Chaozhou JiaHui Ceramic Factory

(72)

Chaozhou Jiaye Ceramics Making Co., Ltd

(73)

Chaozhou Jiayi Ceramics Making Co., Ltd

(74)

Chaozhou Jiayu Ceramics Making Co., Ltd

(75)

Chaozhou Jin Jia Da Porcelain Industry Co., Ltd

(76)

Chaozhou Jingfeng Ceramics Craft Co., Ltd

(77)

Chaozhou Jinqiangyi Ceramics Co., Ltd

(78)

Chaozhou Jinyuanli Ceramics Manufacture Co., Ltd

(79)

Chaozhou Kaibo Ceramics Making Co., Ltd

(80)

Chaozhou Kedali Porcelain Industrial Co., Ltd

(81)

Chaozhou King’s Porcelain Industry Co., Ltd

(82)

Chaozhou Kingwave Porcelain & Pigment Co., Ltd

(83)

Chaozhou Lemontree Tableware Co., Ltd

(84)

Chaozhou Lianfeng Porcelain Co., Ltd

(85)

Chaozhou Lianjun Ceramics Co., Ltd

(86)

Chaozhou Lianyu Ceramics Co., Ltd

(87)

ChaoZhou Lianyuan Ceramic Making Co., Ltd

(88)

Chaozhou Lisheng Ceramics Co., Ltd

(89)

Chaozhou Loving Home Porcelain Co., Ltd

(90)

Chaozhou Maocheng Industry Dve. Co., Ltd

(91)

Chaozhou MBB Porcelain Factory

(92)

Chaozhou Mingyu Porcelain Industry Co., Ltd

(93)

Chaozhou New Power Ltd

(94)

Chaozhou Ohga Porcelain Co.,Ltd

(95)

Chaozhou Oubo Ceramics Co., Ltd

(96)

Chaozhou Pengfa Ceramics Manufactory Co., Ltd

(97)

Chaozhou Pengxing Ceramics Co., Ltd

(98)

Chaozhou Qingfa Ceramics Co., Ltd

(99)

Chaozhou Raoping Xinfeng Yangda Porcelain Factory

(100)

Chaozhou Ronghua Ceramics Making Co., Ltd

(101)

Chaozhou Ronglibao Porcelain Co., Ltd

(102)

Chaozhou Rui Cheng Porcelain Industry Co., Ltd

(103)

Chaozhou Rui Xiang Porcelain Industrial Co., Ltd

(104)

Chaozhou Ruilong Ceramics Co., Ltd

(105)

Chaozhou Sanhua Ceramics Industrial Co., Ltd

(106)

Chaozhou Sanming Industrial Co., Ltd

(107)

Chaozhou Santai Porcelain Co., Ltd

(108)

Chaozhou Shunqiang Ceramics Making Co., Ltd

(109)

Chaozhou Shuntai Ceramic Manufactory Co., Ltd

(110)

Chaozhou Songfa Ceramics Co.,Ltd

(111)

Chaozhou Sundisk Ceramics Making Co., Ltd

(112)

Chaozhou Teemjade Ceramics Co., Ltd

(113)

Chaozhou Thyme Ceramics Co., Ltd

(114)

Chaozhou Tongxing Huajiang Ceramics Making Co., Ltd

(115)

Chaozhou Totye Ceramics Industrial Co., Ltd

(116)

Chaozhou Trend Art & Crafts Co., Ltd

(117)

Chaozhou Uncommon Craft Industrial Co., Ltd

(118)

Chaozhou Weida Ceramic Making Co., Ltd

(119)

Chaozhou Weigao Ceramic Craft Co., Ltd

(120)

Chaozhou Wingoal Ceramics Industrial Co., Ltd

(121)

Chaozhou Wood House Porcelain Co., Ltd

(122)

Chaozhou Xiangye Ceramics Craft Making Co., Ltd

(123)

Chaozhou Xin Weicheng CP., Ltd

(124)

Chaozhou Xincheng Ceramics Co., Ltd

(125)

Chaozhou Xinde Ceramics Craft Factory

(126)

Chaozhou Xingguang Ceramics Co., Ltd

(127)

Chaozhou Xinhui Porcelain Co., Ltd

(128)

Chaozhou Xinkai Porcelain Co., Ltd

(129)

Chaozhou Xinlong Porcelain Industrial Co., Ltd

(130)

Chaozhou Xinyu Porcelain Industrial Co., Ltd

(131)

Chaozhou Xinyue Ceramics Manufacture Co., Ltd

(132)

Chaozhou Yangguang Ceramics Co., Ltd

(133)

Chaozhou Yaran Ceramics Craft Making Co., Ltd

(134)

Chaozhou Yinhe Ceramics Co., Ltd

(135)

Chaozhou Yongsheng Ceramics Manufacturing Co., Ltd

(136)

Chaozhou Yongxuan Domestic Ceramics Manufactory Co., Ltd

(137)

Chaozhou Yu Ri Ceramics Making Co., Ltd

(138)

Chaozhou Yuefeng Ceramics Ind. Co., Ltd

(139)

Chaozhou Yufeng Ceramics Making Factory

(140)

Chaozhou Zhongxia Porcelain Factory Co., Ltd

(141)

Chaozhou Zhongye Ceramics Co., Ltd

(142)

Dabu Yongxingxiang Ceramics Co., Ltd

(143)

Dapu Fuda Ceramics Co., Ltd

(144)

Dapu Taoyuan Porcelain Factory

(145)

Dasheng Ceramics Co., Ltd Dehua

(146)

De Hua Hongshun Ceramic Co., Ltd

(147)

Dehua Hongsheng Ceramic Co., Ltd

(148)

Dehua Jianyi Porcelain Industry Co., Ltd

(149)

Dehua Kaiyuan Porcelain Industry Co., Ltd

(150)

Dehua Ruyuan Gifts Co., Ltd

(151)

Dehua Xinmei Ceramics Co., Ltd

(152)

Dongguan Kenney Ceramic Ltd

(153)

Dongguan Shilong Kyocera Co., Ltd

(154)

Dongguan Yongfuda Ceramics Co., Ltd

(155)

Evershine Fine China Co., Ltd

(156)

Excellent Porcelain Co., Ltd

(157)

Fair-Link Limited (Xiamen)

(158)

Far East (Boluo) Ceramics Factory Co., Ltd

(159)

Far East (chaozhou) Ceramics Factory Co., Ltd

(160)

Fengfeng Mining District Yuhang Ceramic Co. Ltd (Yuhang)

(161)

Foshan Metart Company Limited

(162)

Fujian De Hua Jiashun Art&Crafts Co., Ltd

(163)

Fujian Dehua Chengyi Ceramics Co., Ltd

(164)

Fujian Dehua Five Continents Ceramic Manufacturing Co., Ltd

(165)

Fujian Dehua Fujue Ceramics Co., Ltd

(166)

Fujian Dehua Full Win Crafts Co., Ltd

(167)

Fujian Dehua Fusheng Ceramics Co., Ltd

(168)

Fujian Dehua Gentle Porcelain Co., Ltd

(169)

Fujian Dehua Guanhong Ceramic Co., Ltd

(170)

Fujian Dehua Guanjie Ceramics Co., Ltd

(171)

Fujian Dehua Hiap Huat Koyo Toki Co., Ltd

(172)

Fujian Dehua Hongda Ceramics Co., Ltd

(173)

Fujian Dehua Hongsheng Arts & Crafts Co., Ltd

(174)

Fujian Dehua Hongyu Ceramic Co., Ltd

(175)

Fujian Dehua Huachen Ceramics Co., Ltd

(176)

Fujian Dehua Huaxia Ceramics Co., Ltd

(177)

Fujian Dehua Huilong Ceramic Co., Ltd

(178)

Fujian Dehua Jingyi Ceramics Co., Ltd

(179)

Fujian Dehua Jinhua Porcelain Co., Ltd

(180)

Fujian Dehua Jinzhu Ceramics Co., Ltd

(181)

Fujian Dehua Lianda Ceramic Co., Ltd

(182)

Fujian Dehua Myinghua Ceramics Co., Ltd

(183)

Fujian Dehua Pengxin Ceramics Co., Ltd

(184)

Fujian Dehua Rongxin Ceramic Co., Ltd

(185)

Fujian Dehua Shisheng Ceramics Co., Ltd

(186)

Fujian Dehua Will Ceramic Co., Ltd

(187)

Fujian Dehua Xianda Ceramic Factory

(188)

Fujian Dehua Xianghui Ceramic Co., Ltd

(189)

Fujian Dehua Xingye Ceramic Co., Ltd

(190)

Fujian Dehua Yonghuang Ceramic Co., Ltd

(191)

Fujian Dehua Yousheng Ceramics Co., Ltd

(192)

Fujian Dehua You-Young Crafts Co., Ltd

(193)

Fujian Dehua Zhenfeng Ceramics Co., Ltd

(194)

Fujian Dehua Zhennan Ceramics Co., Ltd

(195)

Fujian Jackson Arts and Crafts Co., Ltd

(196)

Fujian Jiamei Group Corporation

(197)

Fujian Profit Corp

(198)

Fujian Province Dehua County Beatrot Ceramic Co., Ltd

(199)

Fujian Province Yongchun County Foreign Processing and Assembling Corporation

(200)

Fujian Quanzhou Longpeng Group Co., Ltd

(201)

Fujian Quanzhou Shunmei Group Co., Ltd

(202)

Fung Lin Wah Group

(203)

Ganzhou Koin Structure Ceramics Co., Ltd

(204)

Global Housewares Factory

(205)

Guangdong Baofeng Ceramic Technology Development Co., Ltd

(206)

Guangdong Bening Ceramics Industries Co., Ltd

(207)

Guangdong Daye Porcelain Co., Ltd

(208)

Guangdong Dongbao Group Co., Ltd

(209)

Guangdong Huaxing Ceramics Co., Ltd

(210)

Guangdong Quanfu Ceramics Ind. Co., Ltd

(211)

Guangdong Shunxiang Porcelain Co., Ltd

(212)

Guangdong Sitong Group Co., Ltd

(213)

Guangdong Songfa Ceramics Co.,Ltd

(214)

Guangdong Yutai Porcelain Co., Ltd

(215)

Guangxi Beiliu City Ming Chao Porcelain Co., Ltd

(216)

Guangxi Beiliu Guixin Porcelain Co., Ltd

(217)

Guangxi Beiliu Huasheng Porcelain Ltd

(218)

Guangxi Beiliu Newcentury Ceramic Llc.

(219)

Guangxi Beiliu Qinglang Porcelain Trade Co., Ltd

(220)

Guangxi Beiliu Rili Porcelain Co.,Ltd

(221)

Guangxi Beiliu Xiongfa Ceramics Co., Ltd

(222)

Guangxi Beiliu Yujie Porcelain Co., Ltd

(223)

Guangxi Beiliu Zhongli Ceramics Co., Ltd

(224)

Guangxi Nanshan Porcelain Co., Ltd

(225)

Guangxi Xin Fu Yuan Co. Ltd

(226)

Guangxi Yulin Rongxing Ceramics Co., Ltd

(227)

Guangzhou Chaintime Porcelain Co., Ltd

(228)

Guangzhou Xiongji Imp. & Exp. Co., Ltd

(229)

Haofa Ceramics Co., Ltd of Dehua Fujian

(230)

Hebei Dersun Ceramic Co., Ltd

(231)

Hebei Great Wall Ceramic Co., Ltd

(232)

Hunan Baihua Ceramics Co., Ltd

(233)

Hunan Eka Ceramics Co., Ltd

(234)

Hunan Fungdeli Ceramics Co., Ltd

(235)

Hunan Gaofeng Ceramic Manufacturing Co., Ltd

(236)

Hunan Greture Co., Ltd

(237)

Hunan Huawei China Industry Co., Ltd

(238)

Hunan Huayun Ceramics Factory Co., Ltd

(239)

Hunan Liling Tianxin China Industry Ltd

(240)

Hunan Provincial Liling Chuhua Ceramic Industrial Co., Ltd

(241)

Hunan Quanxiang Ceramics Corp. Ltd

(242)

Hunan Taisun Ceramics Co., Ltd

(243)

Hunan Victor Imp. & Exp. Co., Ltd

(244)

Hunan Wing Star Ceramic Co., Ltd

(245)

Hunan Xianfeng Ceramic Industry Co.,Ltd

(246)

Jiangsu Gaochun Ceramics Co., Ltd

(247)

Jiangsu Yixing Fine Pottery Corp., Ltd

(248)

Jiangxi Global Ceramic Co., Ltd

(249)

Jiangxi Kangshu Porcelain Co.,Ltd

(250)

Jingdezhen F&B Porcelain Co., Ltd

(251)

Jingdezhen Yuanjing Porcelain Industry Co., Ltd

(252)

Jiyuan Jukang Xingxing Ceramics Co., Ltd

(253)

Joyye Arts & Crafts Co., Ltd

(254)

Junior Star Ent’s Co., Ltd

(255)

K&T Ceramics International Co., Ltd

(256)

Kam Lee (Xing Guo) Metal and Plastic Fty. Co., Ltd

(257)

Karpery Industrial Co., Ltd

(258)

Kilncraft Ceramics Ltd

(259)

Lian Jiang Golden Faith Porcelain Co., Ltd

(260)

Liling Esion Homeware Co., Ltd

(261)

Liling Gaopeng Ceramic Industry Co., Ltd

(262)

Liling GuanQian Ceramic Manufacture Co., Ltd

(263)

Liling Huahui Ceramic Manufacturing Co., Ltd

(264)

Liling Huawang Ceramics Manufacturing Co., Ltd

(265)

Liling Kaiwei Ceramic Co., Ltd

(266)

Liling Liangsheng Ceramic Manufacture Co., Ltd

(267)

Liling Minghui Ceramic Factory

(268)

Liling Only Co., Ltd

(269)

Liling Quanhu Industries General Company

(270)

Liling Rongxiang Ceramic Co., Ltd

(271)

Liling Ruixiang Ceramics Industrial Co., Ltd

(272)

Liling Santang Ceramics Manufacturing Co., Ltd

(273)

Liling Shenghua Industrial Co., Ltd

(274)

Liling Swan Household Co., Ltd

(275)

Liling Tengrui Industrial and Trading Co.,Ltd

(276)

Liling United Ceramic-Ware Manufacturing Co., Ltd

(277)

Liling Yihong Arts & Crafts Co., Ltd

(278)

Liling Yonghe Porcelain Factory

(279)

Liling Yucha Ceramics Co., Ltd

(280)

Linyi Jinli Ceramics Co., Ltd

(281)

Linyi Pengcheng Industry Co., Ltd

(282)

Linyi Wanqiang Ceramics Co., Ltd

(283)

Linyi Zhaogang Ceramics Co., Ltd

(284)

Liveon Industrial Co., Ltd

(285)

Long Da Bone China Co., Ltd

(286)

Meizhou Gaoyu Ceramics Co., Ltd

(287)

Meizhou Lianshunchang Trading Co., Ltd

(288)

Meizhou Xinma Ceramics Co., Ltd

(289)

Meizhou Yuanfeng Ceramic Industry Co., Ltd

(290)

Meizhou Zhong Guang Industrial Co., Ltd

(291)

Miracle Dynasty Fine Bone China (Shanghai) Co., Ltd

(292)

Photo USA Electronic Graphic Inc.

(293)

Quanzhou Allen Light Industry Co., Ltd

(294)

Quanzhou Chuangli Craft Co., Ltd

(295)

Quanzhou Dehua Fangsheng Arts Co., Ltd

(296)

Quanzhou Haofu Gifts Co., Ltd

(297)

Quanzhou Hongsheng Group Corporation

(298)

Quanzhou Jianwen Craft Co., Ltd

(299)

Quanzhou Kunda Gifts Co., Ltd

(300)

Quanzhou Yongchun Shengyi Ceramics Co., Ltd

(301)

Raoping Bright Future Porcelain Factory (RBF)

(302)

Raoping Sanrao Yicheng Porcelain Factory

(303)

Raoping Sanyi Industrial Co., Ltd

(304)

Raylon Enterprise Co., Ltd

(305)

Rong Lin Wah Industrial (Shenzhen) Co., Ltd

(306)

Shandong Futai Ceramics Co., Ltd

(307)

Shandong Gaode Hongye Ceramics Co., Ltd

(308)

Shandong Kunlun Ceramic Co., Ltd

(309)

Shandong Zhaoding Porcelain Co., Ltd

(310)

Shantou Ceramics Industry Supply & Marketing Corp.

(311)

Shantou Jinyuan Huajing Economic Trading Co., Ltd

(312)

Sheng Hua Ceramics Co., Ltd

(313)

Shenzhen Baoshengfeng Imp. & Exp. Co., Ltd

(314)

Shenzhen Bright Future Industry Co., Ltd (SBF)

(315)

Shenzhen Donglin Industry Co., Ltd

(316)

Shenzhen Ever Nice Industry Co., Ltd

(317)

Shenzhen Evergrows Trading Co., Ltd

(318)

Shenzhen Fuliyuan Porcelain Co., Ltd

(319)

Shenzhen Fuxingjiayun Ceramics Co., Ltd

(320)

Shenzhen Gottawa Industrial Ltd

(321)

Shenzhen Hiker Housewares Ltd

(322)

Shenzhen Senyi Porcelain Industry Co. Ltd

(323)

Shenzhen Tao Hui Industrial Co., Ltd

(324)

Shenzhen Topchoice Industries Limited

(325)

Shenzhen Trueland Industrial Co., Ltd

(326)

Shenzhen Universal Industrial Co., Ltd

(327)

Shenzhen Zhan Peng Xiang Industrial Co., Ltd

(328)

Shijiazhuang Kuangqu Huakang Porcelain Co., Ltd

(329)

Shun Sheng Da Group Co., Ltd Quanzhou Fujian

(330)

Stechcol Ceramic Crafts Development (Shenzhen) Co., Ltd

(331)

Tangshan Beifangcidu Ceramic Group Co., Ltd

(332)

Tangshan Boyu Osseous Ceramic Co., Ltd

(333)

Tangshan Daxin Ceramics Co., Ltd

(334)

Tangshan Golden Ceramic Co., Ltd

(335)

Tangshan Haigelei Fine Bone Porcelain Co., Ltd

(336)

Tangshan Hengrui Porcelain Industry Co., Ltd

(337)

Tangshan Huamei Porcelain Co., Ltd

(338)

Tangshan Huaxincheng Ceramic Products Co., Ltd

(339)

Tangshan Huyuan Bone China Co., Ltd

(340)

Tangshan Imperial-Hero Ceramics Co., Ltd

(341)

Tangshan Jinfangyuan Bone China Manufacturing Co., Ltd

(342)

Tangshan Keyhandle Ceramic Co., Ltd

(343)

Tangshan Longchang Ceramics Co., Ltd

(344)

Tangshan Masterwell Ceramic Co., Ltd

(345)

Tangshan Redrose Porcelain Products Co., Ltd

(346)

Tangshan Shiyu Commerce Co., Ltd

(347)

Tangshan Xueyan Industrial Co., Ltd

(348)

Tangshan Yida Industrial Corp.

(349)

Tao Yuan Porcelain Factory

(350)

Teammann Co., Ltd

(351)

The China & Hongkong Resources Co., Ltd

(352)

The Great Wall Group Holding Co., Ltd

(353)

Tienshan (Handan) Tableware Co., Ltd (Tienshan)

(354)

Topking Industry (China) Ltd

(355)

Tschinawares Co., Ltd

(356)

Weijian Ceramic Industrial Co., Ltd

(357)

Weiye Ceramics Co., Ltd

(358)

Winpat Industrial Co., Ltd

(359)

Xiamen Acrobat Splendor Ceramics Co., Ltd

(360)

Xiamen Johnchina Fine Polishing Tech Co., Ltd

(361)

Xiangqiang Ceramic Manufacturing Co., Ltd

(362)

Xin Fu Yuan Co. Ltd

(363)

Xin Xing Xian XinJiang Pottery Co., Ltd

(364)

Xinhua County Huayang Porcelain Co., Ltd

(365)

Xuchang Jianxing Porcelain Products Co., Ltd

(366)

Yangjiang Shi Ba Zi Kitchen Ware Manufacturing Co., Ltd

(367)

Yanling Hongyi Import N Export Trade Co., Ltd

(368)

Ying-Hai (Shenzhen) Industry Dev. Co., Ltd

(369)

Yiyang Red Star Ceramics Ltd

(370)

Yong Feng Yuan Industry Co., Ltd (Yong Feng Yuan Industry)

(371)

Yongchun Dahui Crafts Co., Ltd

(372)

Youzhou City Kongjia Porcelain Co., Ltd

(373)

Yu Yuan Ceramics Co., Ltd

(374)

Yuzhou Huixiang Ceramics Co., Ltd

(375)

Yuzhou Ruilong Ceramics Co., Ltd

(376)

Zhangjiakou Xuanhua Yici Ceramics Co., Ltd (Xuanhua Yici)

(377)

Zhejiang Nansong Ceramics Co., Ltd

(378)

Zhuhai Luckyman Electronic Co., Ltd

(379)

Zibo Boshan Shantou Ceramic Factory

(380)

Zibo CAC Chinaware Co., Ltd

(381)

Zibo Fortune Light Industrial Products Co., Ltd

(382)

Zibo Fuxin Porcelain Co., Ltd

(383)

Zibo GaoDe Ceramic Technology & Development Co., Ltd

(384)

Zibo Hongda Ceramics Co., Ltd

(385)

Zibo Jinxin Light Industrial Products Co., Ltd

(386)

Zibo Kunyang Ceramic Corporation Limited


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

(1)

De naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft.

(2)

De navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (volume) tafel- en keukengerei van keramiek die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”

(3)

Datum en handtekening.


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/66


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1073/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

40,0

MA

46,0

TR

50,7

ZZ

45,6

0707 00 05

AL

46,1

EG

140,2

MK

42,0

TR

130,3

ZZ

89,7

0709 93 10

MA

106,9

TR

123,4

ZZ

115,2

0805 20 10

ZA

144,8

ZZ

144,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

41,4

TR

78,6

ZA

181,8

ZZ

100,6

0805 50 10

AR

57,4

TR

85,0

ZA

97,7

ZZ

80,0

0806 10 10

BR

271,8

LB

256,9

PE

260,4

TR

164,8

US

281,2

ZZ

247,0

0808 10 80

CA

157,0

CL

151,2

CN

83,7

MK

38,5

NZ

162,5

US

189,1

ZA

143,6

ZZ

132,2

0808 30 90

CN

55,5

TR

115,8

ZZ

85,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/68


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2012

tot wijziging van Beschikking 2008/185/EG wat betreft de opneming van Ierland, Noord-Ierland en de Italiaanse provincie Bolzano in de lijst van als van de ziekte van Aujeszky vrij erkende lidstaten of regio’s daarvan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7976)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/701/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG stelt voorschriften vast voor het handelsverkeer in runderen en varkens binnen de Unie. Artikel 9 van die richtlijn stelt criteria vast voor de goedkeuring van bindende nationale bestrijdingsprogramma’s voor bepaalde besmettelijke ziekten, waaronder de ziekte van Aujeszky. Daarnaast bepaalt artikel 10 van die richtlijn dat, wanneer een lidstaat van oordeel is dat zijn grondgebied geheel of gedeeltelijk vrij is van dergelijke ziekten, hij de Commissie de nodige bewijsstukken verstrekt.

(2)

Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (2) stelt de aanvullende garanties voor de verplaatsing van varkens tussen de lidstaten vast. Die garanties zijn gekoppeld aan de indeling van de lidstaten naar hun status voor de ziekte van Aujeszky.

(3)

Bijlage I bij Beschikking 2008/185/EG bevat een lijst van lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en waar vaccinatie niet is toegestaan. Bijlage II bij die beschikking bevat een lijst van lidstaten of regio’s daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma’s voor de uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd.

(4)

Ierland, Noord-Ierland en de Italiaanse provincie Bolzano staan momenteel op de lijst van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG als lidstaat of regio daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma’s ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd.

(5)

Ierland, het Verenigd Koninkrijk wat Noord-Ierland betreft en Italië wat de provincie Bolzano betreft hebben nu bewijsstukken ingediend ter staving van hun aanvraag om die lidstaten en de provincie Bolzano vrij van de ziekte van Aujeszky te laten verklaren.

(6)

Op grond van de door Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Italië ingediende bewijsstukken kan worden besloten dat Ierland, Noord-Ierland en de provincie Bolzano uit de lijst van bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG kunnen worden geschrapt en aan de lijst van bijlage I kunnen worden toegevoegd.

(7)

Beschikking 2008/185/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2008/185/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2012.

Voor de Commissie

Maroš ŠEFČOVIČ

Vicevoorzitter


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Lidstaten of regio’s daarvan die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en waar vaccinatie niet is toegestaan

ISO-code

Lidstaat

Regio’s

BE

België

Alle regio’s

CZ

Tsjechië

Alle regio’s

DK

Denemarken

Alle regio’s

DE

Duitsland

Alle regio’s

IE

Ierland

Alle regio’s

FR

Frankrijk

De departementen Ain, Aisne, Allier, Alpes-de-Haute-Provence, Alpes-Maritimes, Ardèche, Ardennes, Ariège, Aube, Aude, Aveyron, Bas-Rhin, Bouches-du-Rhône, Calvados, Cantal, Charente, Charente-Maritime, Cher, Corrèze, Côte-d’Or, Côtes-d’Armor, Creuse, Deux-Sèvres, Dordogne, Doubs, Drôme, Essonne, Eure, Eure-et-Loir, Finistère, Gard, Gers, Gironde, Hautes-Alpes, Hauts-de-Seine, Haute-Garonne, Haute-Loire, Haute-Marne, Hautes-Pyrénées, Haut-Rhin, Haute-Saône, Haute-Savoie, Haute-Vienne, Hérault, Ille-et-Vilaine, Indre, Indre-et-Loire, Isère, Jura, Landes, Loire, Loire-Atlantique, Loir-et-Cher, Loiret, Lot, Lot-et-Garonne, Lozère, Maine-et-Loire, Manche, Marne, Mayenne, Meurthe-et-Moselle, Meuse, Morbihan, Moselle, Nièvre, Nord, Oise, Orne, Paris, Pas-de-Calais, Pyrénées-Atlantiques, Pyrénées-Orientales, Puy-de-Dôme, Réunion, Rhône, Sarthe, Saône-et-Loire, Savoie, Seine-et-Marne, Seine-Maritime, Seine-Saint-Denis, Somme, Tarn, Tarn-et-Garonne, Territoire de Belfort, Val-de-Marne, Val-d’Oise, Var, Vaucluse, Vendée, Vienne, Vosges, Yonne, Yvelines

IT

Italië

De provincie Bolzano

CY

Cyprus

Alle regio’s

LU

Luxemburg

Alle regio’s

NL

Nederland

Alle regio’s

AT

Oostenrijk

Alle regio’s

SI

Slovenië

Alle regio’s

SK

Slowakije

Alle regio’s

FI

Finland

Alle regio’s

SE

Zweden

Alle regio’s

UK

Verenigd Koninkrijk

Alle regio’s

BIJLAGE II

Lidstaten of regio’s daarvan waar goedgekeurde nationale bestrijdingsprogramma’s ter uitroeiing van de ziekte van Aujeszky ten uitvoer worden gelegd

ISO-code

Lidstaat

Regio’s

ES

Spanje

Alle regio’s

HU

Hongarije

Alle regio’s

PL

Polen

Alle regio’s


15.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/71


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2012

tot wijziging van Beschikking 2008/855/EG wat betreft de verzending naar andere lidstaten van bepaald vlees en bepaalde vleesproducten uit lidstaten waarvan gebieden zijn vermeld in deel III van de bijlage bij die beschikking

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7977)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/702/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2008/855/EG van de Commissie van 3 november 2008 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (3) stelt bepaalde maatregelen vast ter bestrijding van klassieke varkenspest in de lidstaten of regio’s daarvan als vermeld in de bijlage bij die beschikking.

(2)

Artikel 7, lid 1, van Beschikking 2008/855/EG bepaalt dat de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, ervoor moeten zorgen dat geen zendingen vers varkensvlees uit bedrijven die zijn gelegen in de in dat deel van die bijlage opgenomen gebieden, en vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit die gebieden naar andere lidstaten worden verzonden.

(3)

Artikel 8 bis van Beschikking 2008/855/EG bepaalt dat de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, onder bepaalde voorwaarden toestemming mogen verlenen voor de verzending naar andere lidstaten van vers varkensvlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens die afkomstig zijn van bedrijven die buiten de in dat deel van de bijlage bij die beschikking genoemde gebieden zijn gelegen.

(4)

In artikel 8 quater van Beschikking 2008/855/EG is bepaald dat in afwijking van artikel 7, lid 1, van die beschikking de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, de verzending naar andere lidstaten van vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees naar andere lidstaten onder bepaalde voorwaarden mogen toestaan.

(5)

In artikel 8 bis en artikel 8 quater van Beschikking 2008/855/EG zijn twee kanalisatiesystemen vastgelegd voor vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees die voldoen aan bepaalde voorwaarden om ervoor te zorgen dat zij geen risico opleveren wat het klassieke-varkenspestagens betreft. Slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen kunnen daarom in het kader van beide systemen tegelijkertijd functioneren zonder bijkomende risico’s te veroorzaken mits wordt voldaan aan aanvullende voorwaarden wat de kennisgeving van de lijsten van bedrijven en inrichtingen betreft. De twee bepalingen betreffende de twee systemen kunnen daarom worden samengevoegd en de bedrijven, slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die aan de voorschriften voldoen, kunnen dienovereenkomstig worden erkend.

(6)

Om te zorgen voor een goede monitoring en transparantie van de werking van het kanalisatiesysteem voor vers varkensvlees, bepaalde vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees, moeten de lidstaten die het systeem toepassen een geactualiseerde lijst bijhouden van de bedrijven, slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die voor het kanalisatiesysteem zijn erkend en deze lijst moet tijdig ter beschikking worden gesteld aan de Commissie en de andere lidstaten.

(7)

Beschikking 2008/855/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2008/855/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 8 bis wordt vervangen door:

„Artikel 8 bis

Verzending van vers varkensvlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage vermeld zijn naar andere lidstaten

1.   De betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, mogen toestemming verlenen voor de verzending naar andere lidstaten van vers varkensvlees, afgeleid van varkens die sinds hun geboorte zijn gehouden in bedrijven die buiten de in deel III van de bijlage vermelde gebieden zijn gelegen, alsook van vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees, indien het vlees, de vleesbereidingen en de vleesproducten worden geproduceerd, opgeslagen en verwerkt in inrichtingen die zijn erkend overeenkomstig lid 4.

2.   In afwijking van artikel 7, lid 1, mogen lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, de verzending naar andere lidstaten van vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees toestaan indien:

a)

het vlees afgeleid is van varkens die sinds hun geboorte zijn gehouden in bedrijven die binnen de in deel III van de bijlage vermelde gebieden gelegen zijn en die erkend zijn overeenkomstig lid 3;

b)

zij geproduceerd zijn in slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die zijn erkend overeenkomstig lid 4.

3.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat erkent alleen bedrijven voor de toepassing van lid 2, onder a), indien die bedrijven:

a)

een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd bioveiligheidsplan toepassen;

b)

alleen varkens hebben binnengebracht van bedrijven:

i)

die overeenkomstig dit besluit zijn erkend of

ii)

die zijn gelegen in niet in de bijlage vermelde gebieden en niet overeenkomstig de nationale of EU-wetgeving gedurende een periode van zes maanden vóór het binnenbrengen van de varkens onderworpen zijn geweest aan beperkingen in verband met klassieke varkenspest; de aan de datum van erkenning van het bedrijf overeenkomstig dit besluit voorafgaande periode is in die periode van zes maanden inbegrepen;

c)

regelmatig door de bevoegde autoriteit met tussenpozen van niet meer dan drie maanden worden geïnspecteerd; tijdens die inspecties moet de bevoegde autoriteit ten minste:

i)

de richtsnoeren van hoofdstuk III van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG volgen;

ii)

een klinisch onderzoek overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures van deel A van hoofdstuk IV van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG uitvoeren;

iii)

nagaan of de bepalingen van artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2001/89/EG daadwerkelijk worden toegepast;

iv)

bij niet-naleving van de bepalingen de erkenning onmiddellijk schorsen of intrekken;

d)

regelmatig zijn onderworpen aan een laboratoriumsurveillanceregeling waarbij de dieren worden onderworpen aan laboratoriumtests op klassieke varkenspest die met negatieve resultaten zijn uitgevoerd op monsters die zijn genomen overeenkomstig de bemonsteringsprocedures die zijn vastgesteld in het surveillanceplan voor klassieke varkenspest dat door de bevoegde autoriteit is uitgevoerd gedurende een periode van ten minste zes maanden vóór het vervoer naar het slachthuis;

e)

gelegen zijn in het centrum van een gebied met een straal van ten minste 3 km waarin de dieren in de varkensbedrijven zijn onderworpen aan laboratoriumtests op klassieke varkenspest die met negatieve resultaten zijn uitgevoerd op monsters die zijn genomen overeenkomstig de bemonsteringsprocedures die zijn vastgesteld in het surveillanceplan voor klassieke varkenspest dat driemaandelijks door de bevoegde autoriteiten is uitgevoerd;

f)

gelegen zijn in een district waarin:

een door de Commissie goedgekeurd programma voor de bestrijding en de monitoring van klassieke varkenspest wordt uitgevoerd;

de incidentie en prevalentie van klassieke varkenspest bij als landbouwhuisdier gehouden varkens en wilde varkens aanzienlijk is verminderd;

de laatste twaalf maanden geen bewijs van de circulatie van het virus van klassieke varkenspest bij varkens is gevonden.

4.   De bevoegde autoriteit van de lidstaten erkent alleen slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen voor de toepassing van lid 1 en lid 2, onder b), waarin de productie, opslag en verwerking van vers vlees en vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees dat(die) in aanmerking komt(komen) voor verzending naar andere lidstaten gescheiden plaatsvindt van de productie, opslag en verwerking van andere producten van of met vers vlees, en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees afgeleid van varkens die afkomstig zijn van bedrijven die in de in deel III van de bijlage vermelde gebieden gelegen zijn, maar die verschillen van die welke overeenkomstig lid 3 erkend zijn.

5.   Het(De) in de leden 1 en 2 bedoelde varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten worden als volgt gemerkt:

a)

vers varkensvlees wordt gemerkt overeenkomstig hoofdstuk III van sectie I van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004;

b)

vleesbereidingen en vleesproducten worden gemerkt overeenkomstig sectie I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

6.   Lidstaten die de bepalingen van lid 1 of de in lid 2 bedoelde afwijking toepassen houden een geactualiseerde lijst bij van de bedrijven, slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen die erkend zijn overeenkomstig leden 3 en 4. Die lijst vermeldt ten minste de naam, het adres, het officieel registratienummer, het type inrichting en de datum van erkenning. Die lijst en een geactualiseerde versie ervan worden ter kennis gebracht aan de Commissie en de andere lidstaten binnen 24 uur na de erkenning van het(de) eerste bedrijf of instelling of na elke latere wijziging.”.

2)

Artikel 8 quater wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 november 2012.

Voor de Commissie

Maroš ŠEFČOVIČ

Vicevoorzitter


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 19.