ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.297.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 297

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
26 oktober 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 986/2012 van de Raad van 22 oktober 2012 tot verduidelijking van het toepassingsgebied van de bij Verordening (EG) nr. 383/2009 ingestelde definitieve antidumpingrechten op bepaalde PSC-draad en -strengen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 987/2012 van de Raad van 22 oktober 2012 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 988/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor mandarijnen en satsuma’s, clementines, artisjokken, sinaasappelen en courgettes

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 989/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen en voor mest- en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten (vergunninghouder Aveve NV) ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot verlening van een vergunning voor zinkchloridehydroxide-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 992/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 993/2012 van de Commissie van 25 oktober 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode oktober 2012 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

22

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn 2012/31/EU van de Commissie van 25 oktober 2012 tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de lijst van voor virale hemorragische septikemie gevoelige vissoorten en de schrapping van het epizoötisch ulceratief syndroom uit de lijst van ziekten ( 1 )

26

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/662/GBVB van de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de ondersteuning van activiteiten om het risico van illegale handel in en buitensporige accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens in het gebied dat valt onder de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) te beperken

29

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/663/EU

 

*

Besluit nr. 4/2012 van de Gemengde Commissie EU-EVA gemeenschappelijk douanevervoer van 26 juni 2012 tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 986/2012 VAN DE RAAD

van 22 oktober 2012

tot verduidelijking van het toepassingsgebied van de bij Verordening (EG) nr. 383/2009 ingestelde definitieve antidumpingrechten op bepaalde PSC-draad en -strengen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie („de Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 383/2009 (2) („de definitieve verordening”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op PSC-draad en -strengen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de geldende maatregelen”).

2.   Verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek

(2)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen van ECN Cable Group S.L., een Spaanse kabelproducent („de indiener van het verzoek”) voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(3)

De indiener verzocht om uitsluiting van bepaalde draden en strengen van het toepassingsgebied van de huidige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde voor- en naspandraad en voor- en naspanstrengen van niet-gelegeerd staal (PSC-draad en -strengen) van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Bij het product waarvoor een verzoek werd ingediend om het van de productomschrijving uit te sluiten, gaat het om strengen bestaande uit zeven draden van niet-gelegeerd staal, bekleed of verzinkt, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, die voldoen aan de internationale norm IEC 60888 of de Europese/Cenelec-norm UNE-EN 50189 (strengen gebruikt als stalen kern voor geleiders).

(4)

De indiener heeft voorlopig bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de fysieke en technische basiskenmerken van het product waarvan om uitsluiting wordt verzocht aanzienlijk verschillen van die van het betrokken product waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn.

3.   Opening van het onderzoek

(5)

Na tot de conclusie te zijn gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen en na raadpleging van het Raadgevend Comité kondigde de Commissie bij een op 4 oktober 2011 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt bericht (3) („het bericht van inleiding”) aan overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te zullen openen dat uitsluitend betrekking zou hebben op de productomschrijving.

4.   Het nieuwe onderzoek

(6)

De Commissie heeft de autoriteiten van de Volksrepubliek China („het betrokken land”) en alle andere haar bekende betrokken partijen, d.w.z. de bekende producenten-exporteurs in het betrokken land, gebruikers en importeurs in de Unie en producenten in de Unie, in kennis gesteld van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(7)

De Commissie heeft alle haar bekende belanghebbenden en alle overige partijen die zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt, een vragenlijst toegezonden.

(8)

De indiener van het verzoek, twee Chinese producenten-exporteurs, twaalf producenten van PSC-draad en -strengen in de Unie, twee producenten van geleiders voor elektriciteitsleidingen in de Unie, zes gebruikers en twee importeurs in de Unie hebben de vragenlijst beantwoord. Gezien het voorwerp van het gedeeltelijke nieuwe onderzoek werd geen onderzoektijdvak vastgesteld.

(9)

De Commissie heeft alle gegevens die zij noodzakelijk achtte om uit te maken of het toepassingsgebied van de bestaande antidumpingmaatregelen moest worden gewijzigd, ingewonnen en gecontroleerd en heeft bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle uitgevoerd:

ECN Cable Group SL Vitoria Gasteiz, Spanje

Tycsa — Trenzas y Cables de Acero PSC, SL, Santander, Spanje

DWK Drahtwerk Köln GmbH, Keulen, Duitsland

Nedri Spanstaal, bv,Venlo, Nederland

Gongyi Hengxing Hardware co., Ltd, Henan Province, China

Solidal Condutores Eléctricos S.A. Esposende, Portugal

Tele-fonika Kable Sp. z o.o. Sk.A, Krakow, Polen

B.   BETROKKEN PRODUCT

(10)

Het betrokken product is hetzelfde als dat gedefinieerd in artikel 1 van de definitieve verordening, namelijk niet-beklede draad van niet-gelegeerd staal, verzinkte draad van niet-gelegeerd staal en strengen van niet-gelegeerd staal (al dan niet bekleed) met niet meer dan 18 draden, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7217 10 90, ex 7217 20 90, ex 7312 10 61, ex 7312 10 65 en ex 7312 10 69, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

C.   RESULTATEN VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

1.   Achtergrond

(11)

Voor- of naspandraad en voor- of naspanstrengen zijn gemaakt van gecarboneerd staal en worden vooral gebruikt in de bouwsector voor betonwapening, hangconstructies en tuibruggen. PSC-draad en -strengen worden gemaakt van walsdraad.

(12)

Er kunnen in hoofdzaak twee soorten PSC-draad en -strengen worden onderscheiden: de niet-gegalvaniseerde, welke in betontoepassingen worden gebruikt, en de gegalvaniseerde, die voor tuibruggen of hangbruggen worden gebruikt. De gegalvaniseerde strengen, die voor hangbruggen worden gebruikt, vertegenwoordigen slechts ongeveer 1 % van de totale EU-markt voor PSC-draad en -strengen. Bijgevolg zijn de grootste gebruikers van de PSC-draad en -strengen ondernemingen in de bouwsector.

(13)

De indiener van het verzoek is een Spaanse producent van geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen. De productsoort die de indiener van het verzoek uit de productbeschrijving verwijderd wil zien, is een gegalvaniseerde streng met zeven draden die als stalen kern voor geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen wordt gebruikt.

2.   Methode

(14)

Om te kunnen beoordelen of strengen die worden gebruikt als stalen kern voor geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen onder de productomschrijving van artikel 1 van de definitieve verordening moeten vallen, werd onderzocht of strengen die worden gebruikt als stalen kern voor geleiders en andere PSC-draad en -strengen dezelfde fysieke en technische kenmerken en gebruiksdoeleinden hebben. In dit opzicht werd ook onderzocht of de strengen die als stalen kern voor geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen worden gebruikt en andere PSC-draad en -strengen waarop de maatregelen in kwestie in de Unie van toepassing zijn onderling verwisselbaar zijn.

(15)

De indiener van het verzoek stelde voor om door middel van normen een onderscheid te maken tussen de twee producten. Volgens de indiener van het verzoek voldoen de PSC-draad en -strengen die in de bouwsector worden gebruikt niet aan de eisen van de internationale norm IEC 60888 of de Europese/Cenelec-norm UNE-EN 50189. Beide normen zijn van toepassing op verzinkte stalen draad die wordt gebruikt in strenggeleiders voor elektriciteit.

3.   Bevindingen

3.1.   Fysieke en technische kenmerken

(16)

De normen waarnaar in het verzoek wordt verwezen en die in overweging 15 worden uiteengezet, worden uitsluitend gebruikt voor geleiders voor elektriciteitsleidingen. De producenten in de Unie van PSC-draad en -strengen voor gebruik in de bouwsector waren bijgevolg niet vertrouwd met deze normen. In hun antwoorden op de vragenlijst gaven zij dan ook uiteenlopende meningen over de vraag of gegalvaniseerde strengen met zeven draden die voor hangbruggen worden gebruikt aan deze normen voldoen.

(17)

Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste fysieke kenmerken/specificaties in de norm van de twee producten in kwestie minstens gedeeltelijk vergelijkbaar zijn, maar er is ook uit gebleken dat er één identificeerbaar specifiek fysiek verschil is — dat het mogelijk maakt een duidelijk onderscheid te maken tussen de twee producten — wanneer de normen die voor geleiders voor bovengrondse leidingen worden gebruikt, worden vergeleken met de norm voor voorspanstaal dat in de bouwsector wordt gebruikt.

(18)

Volgens norm EN 10337 voor voorspanstaal, die in de bouwsector wordt gebruikt, moet de diameter van de kerndraad minstens 3 % groter zijn dan de diameter van de buitenste spiraaldraden (punt 7.1.3. van de norm); volgens de norm voor bovengrondse geleiders (EN 50182) daarentegen, hebben de draden in een gegalvaniseerde streng met zeven draden die als stalen kern voor geleiders wordt gebruikt allemaal dezelfde diameter.

(19)

De verschillen in dikte van de kerndraad kunnen worden gecontroleerd met een toestel waarmee de dikte van de draden kan worden gemeten. Deze productsoort kan dus van andere soorten van het betrokken product worden onderscheiden.

(20)

De belanghebbenden werden geraadpleegd en waren het er al met al mee eens dat de twee productsoorten zoals hierboven beschreven van elkaar konden worden onderscheiden.

3.2.   Basisgebruiksdoeleinden en onderlinge verwisselbaarheid

(21)

Het onderzoek heeft eveneens aangetoond dat de twee productsoorten verschillende, afzonderlijke toepassingen hebben en in twee verschillende bedrijfstakken worden gebruikt. PSC-draad en -strengen worden gebruikt in de bouwsector, terwijl de strengen waarvoor wordt verzocht dat zij van de productomschrijving worden uitgesloten, worden gebruikt als kerndraad in de geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen in de kabelindustrie.

(22)

Voorts zijn de toepassingen van de PSC-draad en -strengen en de strengen die worden gebruikt als stalen kern voor geleiders door de verschillende specificaties van elke productsoort onderling niet verwisselbaar.

(23)

Op grond hiervan wordt geoordeeld dat er aanzienlijke identificeerbare elementaire fysieke en technische verschillen zijn tussen PSC-draad en -strengen en de stalen kern voor geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen.

3.3.   Product dat in het oorspronkelijke onderzoek werd onderzocht

(24)

Geen van de ondernemingen die aan het oorspronkelijke onderzoek hadden meegewerkt (zeven producenten in de Unie, zeven producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China, vier niet-verbonden importeurs in de EU en zeven gebruikers) vervaardigde en/of handelde in strengen die als stalen kern voor geleiders werden gebruikt. Uit het oorspronkelijke onderzoek blijkt dat de relevante informatie wat de strengen betreft die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt toen niet werd verzameld.

(25)

Hoewel de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt niet uitdrukkelijk werden uitgesloten, blijkt het toenmalige onderzoek dus niet tot doel te hebben gehad deze in het betrokken product op te nemen.

4.   Beweringen dat de geldende maatregelen mogelijk zullen worden ontweken

(26)

Een aantal belanghebbenden uitten hun bezorgdheid over de mogelijke ontwijking van de maatregelen indien de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt van het toepassingsgebied van de maatregelen worden uitgesloten.

(27)

De gegalvaniseerde strengen van zeven draden die in de geleiders voor bovengrondse elektriciteitsleidingen worden gebruikt, worden echter niet extra bekleed verkocht, terwijl de gegalvaniseerde strengen van zeven draden die voor de bouw van bruggen, hangconstructies en windturbines worden gebruikt meestal extra met polyethyleen zijn bekleed en zijn gewaxt of ingevet om 50 jaar of langer mee te gaan.

(28)

Tijdens het onderzoek is er slechts één toepassing voor niet extra beklede gegalvaniseerde PSC-draden en -strengen — de tijdelijke ondersteuning van bruggen tijdens het bouwproces — vastgesteld. Deze toepassing vertegenwoordigt echter slechts een klein deel van de reeds kleine markt voor alle toepassingen van gegalvaniseerde PSC-draden en -strengen (zie overweging 12).

(29)

De verschillende soorten strengen — gegalvaniseerd en niet-gegalvaniseerd, en binnen de groep van gegalvaniseerde strengen extra beklede en niet extra beklede strengen — zijn in het overgrote deel van de gevallen dus gemakkelijk te onderscheiden, zodat ook controles mogelijk zijn.

(30)

Bovendien is in het overgrote deel van de EU-lidstaten voor standaard-/traditionele PSC-toepassingen voor het gebruik van PSC-draad en -strengen een nationale homologatie vereist teneinde producten van goede kwaliteit te garanderen. De homologatieprocedure is erg gedetailleerd en de kwaliteit en de leverancier van de walsdraad, de productiefaciliteiten, de gebruikte machines, de laboratoriumtests, enz. moeten worden vermeld.

(31)

In een aantal gevallen kan de nationale homologatieprocedure — in overeenstemming met de procedures die in de meeste EU-lidstaten gelden — worden vervangen door een „kwaliteitshomologatie” of een „projectspecifieke homologatie”.

(32)

In beide gevallen bevestigt een onafhankelijke technische deskundige echter dat de voor gebruik bedoelde producten beantwoorden aan de standaardspecificaties voor PSC. Deze procedures bieden een extra garantie ten aanzien van eventuele pogingen om de maatregelen te ontwijken.

(33)

Voorts kunnen de verschillende productsoorten indien nodig worden onderscheiden door gebruik te maken van speciale meetinstrumenten/-toestellen wanneer gegalvaniseerde niet extra beklede strengen voor het vrije verkeer moeten worden ingeklaard.

(34)

Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat het gevaar van ontwijking minimaal is.

D.   CONCLUSIES INZAKE DE PRODUCTOMSCHRIJVING

(35)

Uit de bovenstaande bevindingen blijkt dat de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt en andere PSC-draad en -strengen waarop de desbetreffende maatregelen van toepassing zijn niet dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden hebben. De twee producten hebben verschillende gebruiksdoeleinden, zijn voor verschillende markten bestemd en zijn niet onderling verwisselbaar. Bovendien zijn de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt niet onderzocht in het oorspronkelijke onderzoek. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt en andere PSC-draad en -strengen twee verschillende producten zijn.

(36)

Gelet op het bovenstaande en aangezien kon worden vastgesteld dat de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt, kunnen worden onderscheiden van het betrokken product, moeten zij van de productomschrijving van de geldende maatregelen worden uitgesloten.

(37)

Alle belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen op basis waarvan de bovenstaande conclusies zijn bereikt. De partijen konden binnen een bepaalde termijn na deze bekendmaking opmerkingen maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen die tot een andere conclusie konden leiden.

E.   RETROACTIEVE TOEPASSING

(38)

Aangezien dit onderzoek beperkt is tot de verduidelijking van de productomschrijving en aangezien de strengen die als stalen kern voor geleiders worden gebruikt niet onder het oorspronkelijke onderzoek en de daaruit voortvloeiende antidumpingmaatregelen vielen, wordt het passend geacht dat de bevindingen worden toegepast vanaf de datum van de inwerkingtreding van de definitieve verordening, met inbegrip van de invoer die tussen 16 november 2008 en 13 mei 2009 aan voorlopige maatregelen onderworpen was. De Commissie zag geen doorslaggevende reden die dergelijke retroactieve toepassing in de weg zou staan.

(39)

Bijgevolg moeten het krachtens artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 383/2009 betaalde of in de rekeningen opgenomen definitieve antidumpingrecht en de krachtens artikel 2 van dezelfde verordening definitief geïnde voorlopige antidumpingrechten worden terugbetaald of kwijtgescholden voor goederen die niet onder artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 383/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij deze verordening, vallen. De terugbetaling of kwijtschelding dient overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten te worden aangevraagd. Wanneer de termijnen waarin artikel 236, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) voorziet zijn verstreken vóór of op 26 oktober 2012, of wanneer deze verstrijken binnen zes maanden na die datum, worden zij verlengd zodat zij zes maanden na de datum van bekendmaking van deze verordening verstrijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 383/2009 wordt vervangen door:

„1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op niet-beklede draad van niet-gelegeerd staal, verzinkte draad van niet-gelegeerd staal en strengen van niet-gelegeerd staal (al dan niet bekleed) met niet meer dan 18 draden, bevattende 0,6 of meer gewichtspercenten koolstof, met een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7217 10 90, ex 7217 20 90, ex 7312 10 61, ex 7312 10 65 en ex 7312 10 69 (Taric-codes 7217109010, 7217209010, 7312106111, 7312106191, 7312106511, 7312106591, 7312106911 en 7312106991), van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Het definitieve antidumpingrecht is niet van toepassing op strengen die zijn gegalvaniseerd (evenwel zonder extra bekledingsmateriaal) bestaande uit zeven draden waarin de diameter van de kerndraad gelijk is aan of minder dan 3 % groter is dan de diameter van elk van de andere zes draden.”.

Artikel 2

Het krachtens artikel 1, lid 1, van de oorspronkelijke versie van Verordening (EG) nr. 383/2009 betaalde of in de rekeningen opgenomen definitieve antidumpingrecht en de krachtens artikel 2 van dezelfde verordening definitief geïnde voorlopige antidumpingrechten worden terugbetaald of kwijtgescholden voor goederen die niet onder artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 383/2009, zoals gewijzigd bij deze verordening, vallen. Terugbetaling of kwijtschelding worden overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd. Wanneer de termijnen waarin artikel 236, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad voorziet, zijn verstreken vóór 26 oktober 2012 of op de datum van bekendmaking van deze verordening, of wanneer deze verstrijken binnen zes maanden na die datum, worden zij verlengd zodat zij zes maanden na 26 oktober 2012 verstrijken,

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 118 van 13.5.2009, blz. 1.

(3)  PB C 291 van 4.10.2011, blz. 6.

(4)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 987/2012 VAN DE RAAD

van 22 oktober 2012

betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie („de Commissie”), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 452/2007 van 23 april 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne (2) („de betwiste verordening”) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten ingesteld, variërend van 9,9 % tot 38,1 % op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en Oekraïne.

(2)

Op 19 juli 2007 heeft een van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs, Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd („Harmonic”), bij het Gerecht een verzoek om nietigverklaring van de betwiste verordening ingediend, voor zover deze verordening van toepassing is op de indiener van het verzoek (3).

(3)

Op 8 november 2011 heeft het Gerecht in zijn arrest in zaak T-274/07 („het arrest van het Gerecht”) geconcludeerd dat het niet nakomen van de in artikel 20, lid 5, van de basisverordening voorgeschreven termijn in feite het recht van verweer van Harmonic had aangetast, en dat de Commissie bovendien inbreuk had gemaakt op artikel 8 van de basisverordening dat Harmonic het recht gaf om binnen die termijn een prijsverbintenis aan te bieden. Op die gronden heeft het Gerecht de artikelen 1 en 2 van de betwiste verordening nietig verklaard, voor zover daarbij op door Harmonic vervaardigde strijkplanken een definitief antidumpingrecht wordt ingesteld en het voorlopige antidumpingrecht daarop definitief wordt geïnd.

(4)

Ingevolge artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) zijn de instellingen van de Europese Unie gehouden zich te voegen naar het arrest van het Gerecht van 8 november 2011. Volgens vaste rechtspraak (zaak T-2/95 (4), „het IPS-arrest”) leidt nietigverklaring van een van de administratieve stappen van een procedure niet tot nietigverklaring van de gehele procedure. De antidumpingprocedure is een voorbeeld van een dergelijke uit verschillende stappen bestaande procedure. Bijgevolg houdt de nietigverklaring van de betwiste verordening met betrekking tot één partij niet in dat de gehele procedure voorafgaand aan de vaststelling van die verordening nu nietig is. Bovendien moet volgens de jurisprudentie van het Gerecht de instelling die de nietig verklaarde maatregel heeft genomen, de procedure weer opnemen op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan en moet zij die handeling vervangen, teneinde zich te voegen naar het arrest en hieraan volledige uitvoering te geven (5). Ten slotte houdt de uitvoering van een arrest ook in dat de aspecten van de betwiste verordening die tot de nietigverklaring ervan hebben geleid, kunnen worden rechtgezet, terwijl de delen die niet in het arrest van het Gerecht worden betwist, ongewijzigd blijven (zie zaak C-458/98 P (6)). Afgezien van de vaststelling van een inbreuk op artikel 20, lid 5, en artikel 8 van de basisverordening blijven derhalve alle andere bevindingen in de betwiste verordening automatisch van kracht aangezien het Gerecht alle desbetreffende argumenten heeft afgewezen.

(5)

Na het arrest van het Gerecht van 8 november 2011 werd de gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van strijkplanken van oorsprong uit onder meer de VRC door middel van een bericht bekendgemaakt (7). De heropening was beperkt tot de uitvoering van het arrest van het Gerecht met betrekking tot Harmonic.

(6)

De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers, en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Unie officieel in kennis gesteld van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en een verzoek in te dienen om te worden gehoord.

(7)

Alle partijen die daarom binnen bovenbedoelde termijn hadden verzocht en die konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, zagen hun verzoek ingewilligd.

(8)

Er werden reacties ontvangen van één producent-exporteur in de VRC (de rechtstreeks betrokken partij, namelijk Harmonic) en van één niet-verbonden importeur.

(9)

Alle betrokken partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen definitieve antidumpingrechten ten aanzien van Harmonic in te stellen. Zij konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen hierover maken, maar van geen van hen werd in deze fase een reactie ontvangen.

B.   UITVOERING VAN HET ARREST VAN HET GERECHT

1.   Opmerking vooraf

(10)

Er zij aan herinnerd dat de betwiste verordening nietig werd verklaard omdat de Commissie haar voorstel tot instelling van een definitief antidumpingrecht naar de Raad had gestuurd vóór het verstrijken van de termijn van tien dagen voor de ontvangst van opmerkingen na de toezending van de definitieve mededeling aan de belanghebbenden, waarin artikel 20, lid 5, van de basisverordening voorziet. Voorts had de Commissie niet voldaan aan artikel 8 van de basisverordening, dat Harmonic het recht geeft om vóór het verstrijken van die termijn een prijsverbintenis aan te bieden.

2.   Opmerkingen van de belanghebbenden

(11)

Harmonic verklaarde dat een schending van het recht van verweer, zoals die door het Gerecht was vastgesteld, niet kan worden hersteld door de heropening van het onderzoek. Het arrest van het Gerecht zou geen uitvoeringsmaatregelen vereisen.

(12)

Volgens Harmonic kan de Commissie alleen uitvoering geven aan het arrest van het Gerecht, zoals vereist in artikel 266 VWEU, door de maatregelen wat Harmonic betreft blijvend in te trekken. Om de inbreuk op artikel 8 van de basisverordening ongedaan te maken, zouden de EU-instellingen het recht van Harmonic op het aanbieden van een prijsverbintenis met terugwerkende kracht tot 2007 moeten herstellen.

(13)

Volgens Harmonic zou een heropening van het onderzoek onwettig zijn omdat de basisverordening geen specifieke bepalingen bevat die een dergelijke benadering toestaan en omdat een heropening in strijd zou zijn met de termijn van 15 maanden waarbinnen een onderzoek ingevolge artikel 6, lid 9, van de basisverordening moet zijn afgesloten en met de termijn van 18 maanden die daarvoor in artikel 5, lid 5.10, van de WTO-overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 („Antidumpingovereenkomst”) is vastgelegd. De onderneming voerde aan dat de EU-instellingen niet kunnen zeggen opnieuw maatregelen in te stellen op grond van hun bevoegdheid tot instelling van definitieve maatregelen (met name uit hoofde van artikel 9 van de basisverordening), terwijl zij tegelijkertijd ontkennen dat de in deze bepaling van de basisverordening genoemde termijnen van toepassing zijn.

(14)

Het IPS-arrest kon, aldus Harmonic, niet als precedent dienen omdat dit arrest gebaseerd was op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (8) („de oude basisverordening”) waarin nog geen verplichte termijnen waren opgenomen.

(15)

Voorts zou het verspreiden van een herziene mededeling van feiten en overwegingen, met een nieuwe termijn voor het indienen van opmerkingen overeenkomstig artikel 20, lid 5, van de basisverordening, de schending van het recht van verweer van Harmonic en de onwettige instelling van rechten niet kunnen corrigeren.

(16)

Volgens Harmonic is het voor de Commissie, nadat zij in 2007 haar voorstel voor definitieve maatregelen aan de Raad had voorgelegd, onherroepelijk onmogelijk geworden aan de Raad een voorstel tot instelling van rechten ten aanzien van Harmonic te doen zonder het recht van verweer van die onderneming te schenden. Volgens de onderneming zou de Commissie niet meer met de vereiste speelruimte opmerkingen in ontvangst kunnen nemen en zou zij het voorstel van Harmonic voor een prijsverbintenis niet meer kunnen beoordelen.

(17)

Harmonic voert aan dat haar recht om binnen de voorgeschreven termijn een prijsverbintenis aan te bieden, niet kan worden gecorrigeerd door het oorspronkelijke onderzoek procedureel te heropenen. Bovendien zou overweging 68 van de betwiste verordening kennelijk een beoordeling van een formele door Harmonic aangeboden prijsverbintenis bevatten.

(18)

Voorts voerde Harmonic aan dat de Commissie de zaak niet kon heropenen omdat zij door de gedeeltelijke nietigverklaring door het Gerecht van de door de Commissie voorgestelde betwiste verordening haar objectiviteit en onpartijdigheid verloren had.

(19)

Tot slot gaf Harmonic aan dat de Commissie niet opnieuw antidumpingmaatregelen kon instellen op basis van informatie die betrekking heeft op 2005, zijnde meer dan zes jaar voor de gedeeltelijke heropening van het onderzoek, aangezien dit in strijd zou zijn met artikel 6, lid 1, van de basisverordening.

(20)

Eén niet-verbonden importeur/producent in de Unie wees op de gevolgen van de nietigverklaring door het Gerecht en van de daaruit voortvloeiende gedeeltelijke heropening van het onderzoek voor haar activiteiten. Hij leverde geen informatie en gegevens met betrekking tot de juridische gegrondheid van de heropening, maar wees veeleer op de opmerkingen die hij had ingediend in het kader van het onderzoek na een eerdere heropening, die uitmondde in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 805/2010 van 13 september 2010 van de Raad betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geproduceerd door Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan (9).

3.   Analyse van de opmerkingen

(21)

Er zij aan herinnerd dat het Gerecht alle materiële argumenten van Harmonic betreffende de gegrondheid van de zaak heeft afgewezen. De verplichting van de instellingen van de Unie betreft dus de correctie van het gedeelte van de administratieve procedure in het oorspronkelijke onderzoek waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

(22)

Het argument dat de in artikel 6, lid 9, van de basisverordening vastgelegde termijn van maximaal 15 maanden voor de uitvoering van een antidumpingonderzoek de Commissie belet de benadering van het IPS-arrest te volgen, werd ongegrond bevonden. Deze termijn is irrelevant voor de uitvoering van een arrest van het Gerecht. Hij betreft immers uitsluitend de beëindiging van het oorspronkelijke onderzoek, dat wil zeggen de tijd die tussen de inleiding van de procedure en de instelling van definitieve maatregelen mag verstrijken, en heeft geen betrekking op eventuele vervolgmaatregelen die bijvoorbeeld als gevolg van een rechterlijke toetsing noodzakelijk kunnen zijn. Elke andere interpretatie, die ervan uitgaat dat een arrest van het Gerecht niet kan worden uitgevoerd nadat de termijn voor de beëindiging van het oorspronkelijke onderzoek is verstreken, zou bijvoorbeeld betekenen dat een door de bedrijfstak van de Unie aangespannen en gewonnen zaak geen praktische gevolgen voor die partij heeft. Dit is in strijd met het beginsel dat alle partijen recht hebben op een doeltreffende rechterlijke toetsing.

(23)

Voorts heeft het Gerecht in zijn arrest in de gevoegde zaken T-163/94 en T-165/94 (10) geoordeeld dat zelfs de niet-verplichte termijn van de oude basisverordening binnen redelijke grenzen moest blijven en dat een onderzoek van meer dan drie jaar te lang was. Dit staat in contrast met het IPS-arrest, waarbij een eerder arrest van het Hof van Justitie bijna zeven jaar na de opening van het oorspronkelijke onderzoek werd uitgevoerd en het arrest geen aanwijzingen bevatte dat termijnen een probleem waren.

(24)

Daarom wordt geconcludeerd dat artikel 6, lid 9, van de basisverordening alleen van toepassing is op de inleiding van een procedure en de beëindiging van het onderzoek ingevolge artikel 5, lid 9, van de basisverordening, en niet op een gedeeltelijke heropening van een onderzoek met het oog op de uitvoering van een arrest van het Gerecht.

(25)

Deze conclusie is in overeenstemming met de benadering, ook in zaken betreffende de Europese Unie, die bij de uitvoering van rapporten van WTO-panels en van de WTO-Beroepsinstantie wordt gevolgd, waarbij instellingen tekortkomingen van een verordening tot instelling van antidumpingrechten kunnen corrigeren om zich te voegen naar een rapport van het Orgaan voor Geschillenbeslechting (11). In de desbetreffende zaken werd het nodig geacht een speciale procedure goed te keuren om de rapporten van het WTO-panel en de WTO-Beroepsinstantie uit te voeren omdat dergelijke rapporten in de rechtsorde van de Europese Unie niet rechtstreeks toepasselijk zijn, terwijl de arresten van het Gerecht dat wel zijn.

(26)

Er zij aan herinnerd dat artikel 9 van de basisverordening niet de termijnen voor de uitvoering van een antidumpingonderzoek betreft. Bij dit artikel gaat het om algemene aspecten betreffende de beëindiging zonder maatregelen en de instelling van definitieve rechten.

(27)

Wat de argumenten ten aanzien van de toepassing van artikel 6, lid 1, van de basisverordening betreft, moet worden opgemerkt dat er geen schending van artikel 6, lid 1, van de basisverordening kan hebben plaatsgevonden aangezien de Commissie geen nieuwe procedure heeft ingeleid maar het oorspronkelijke onderzoek heeft heropend om een arrest van het Gerecht uit te voeren.

(28)

Wat de beweerde schending van het recht van Harmonic om een prijsverbintenis aan te bieden betreft, heeft deze onderneming een tweeledig argument aangevoerd. Ten eerste zou het voor de Commissie wettelijk, praktisch of realistisch gezien onmogelijk zijn een prijsverbintenis een terugwerkende kracht van bijna vijf jaar te geven. Ten tweede bevat overweging 68 van de betwiste verordening de beoordeling van een formele door Harmonic aangeboden prijsverbintenis, terwijl, anderzijds, de Commissie staande houdt dat alle prijsverbintenissen die door Harmonic hadden kunnen worden aangeboden, sowieso zouden zijn afgewezen omdat onmogelijk toezicht hierop had kunnen worden uitgeoefend.

(29)

Ten aanzien van het argument van Harmonic over de heropening van het oorspronkelijke onderzoek tot rechtzetting van de inbreuk op haar recht om binnen een gestelde termijn een prijsverbintenis aan te bieden, kan worden gesteld dat de heropening gerechtvaardigd is omdat het recht van Harmonic om een prijsverbintenis aan te bieden bij het oorspronkelijke onderzoek was geschonden. Bij gebrek aan een formele door Harmonic aangeboden prijsverbintenis is een discussie over de mogelijke gevolgen hiervan hoe dan ook zinloos.

(30)

Wat de interpretatie van Harmonic met betrekking tot overweging 68 van de betwiste verordening betreft, moet er voorts op worden gewezen dat in die overweging slechts wordt weergegeven dat er besprekingen hadden plaatsgevonden over potentiële prijsverbintenissen die door sommige producenten-exporteurs waren voorgesteld en welke de redenen waren waarom de instellingen op dat ogenblik verbintenissen in het algemeen onuitvoerbaar achtten. De bewering van Harmonic dat de overweging kennelijk een beoordeling van een (niet-ingediende) formele door Harmonic aangeboden prijsverbintenis bevat, is daarom ongegrond.

(31)

Bovendien zij erop gewezen dat de argumenten in overweging 68 van de betwiste verordening niet vooruitliepen op formele prijsverbintenissen die in een later stadium konden worden aangeboden, maar slechts de redenen noemden waarom dergelijke verbintenissen in dit geval waarschijnlijk niet zouden worden aanvaard, vooral niet als de bedenkingen omtrent de uitvoerbaarheid ervan niet naar behoren werden weggenomen. Ingevolge artikel 8, lid 3, van de basisverordening hoeven aangeboden verbintenissen niet te worden aanvaard wanneer zij onuitvoerbaar worden geacht.

4.   Conclusie

(32)

Met inachtneming van de opmerkingen van de partijen en een analyse daarvan werd geconcludeerd dat het arrest van het Gerecht moet worden uitgevoerd door aan Harmonic en alle andere belanghebbenden de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 opnieuw voor te leggen, op grond waarvan wordt voorgesteld opnieuw een antidumpingrecht in te stellen op door Harmonic vervaardigde strijkplanken.

(33)

Op basis van hetgeen boven staat werd tevens geconcludeerd dat de Commissie Harmonic en alle andere belanghebbenden voldoende tijd moest geven om opmerkingen over de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 in te dienen en dat zij na een beoordeling van die opmerkingen moest besluiten of zij aan de Raad voorstelt het antidumpingrecht op door Harmonic vervaardigde strijkplanken opnieuw in te stellen op basis van de feiten tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak.

C.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(34)

De Commissie heeft de belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens is het arrest van het Gerecht uit te voeren.

Alle belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen binnen de in artikel 20, lid 5, van de basisverordening voorgeschreven termijn van tien dagen in te dienen.

(35)

Harmonic en alle andere belanghebbenden hebben de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 toegestuurd gekregen, op basis waarvan werd voorgesteld het antidumpingrecht op door Harmonic geproduceerde strijkplanken op basis van de feiten tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak opnieuw in te stellen.

Harmonic en alle andere belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen over bovengenoemde herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007.

(36)

Ingevolge artikel 8 van de basisverordening had Harmonic het recht om binnen de in artikel 20, lid 5, van de basisverordening voorgeschreven termijn van tien dagen een prijsverbintenis aan te bieden.

(37)

Noch Harmonic, noch andere belanghebbenden hebben binnen de gestelde termijn opmerkingen ingediend of een prijsverbintenis aangeboden.

D.   DUUR VAN DE MAATREGELEN

(38)

Deze procedure is niet van invloed op de datum waarop de bij de betwiste verordening ingestelde maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening vervallen. In dit verband zij erop gewezen dat op 25 april 2012 in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne (12) is bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 90 98, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421909810, 7323930010, 7323990010, 8516797010 en 8516900051), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd Guzhou (aanvullende Taric-code A786).

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Unie, vóór inklaring, is 26,5 %.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 12.

(3)  Zaak T-274/07, Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd/Raad van de Europese Unie.

(4)  Zaak T-2/95, Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. 1998, blz. II-3939.

(5)  Zaak C-415/96, Spanje/Commissie, Jurispr. 1998, blz. I-6993, punt 31.

(6)  Zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. 2000, blz. I-08147.

(7)  PB C 63 van 2.3.2012, blz. 10.

(8)  PB L 209 van 2.8.1988, blz. 1.

(9)  PB L 242 van 15.9.2010, blz. 1.

(10)  Gevoegde zaken T-163/94 en T-165/94, NTN Corporation en Koyo Seiko Co. Ltd/Raad, Jurispr. 1995, blz. II-01381.

(11)  Europese Gemeenschappen — antidumpingrechten op katoenen bedlinnen uit India: door India ingediend beroep op artikel 21, lid 21.5, van het memorandum van overeenstemming inzake regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen WT/DS141/AB/RW (8 april 2003), punten 82-86; Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen (PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10); Verordening (EG) nr. 436/2004 van de Raad van 8 maart 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1784/2000 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve invordering van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer voor buisleidingen uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand na verslagen van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO (PB L 72 van 11.3.2004, blz. 15).

(12)  PB C 120 van 25.4.2012, blz. 9.


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 988/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor mandarijnen en satsuma’s, clementines, artisjokken, sinaasappelen en courgettes

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143, onder b), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII bij die verordening vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2009, 2010 en 2011 moet het drempelvolume voor de toepassing van de aanvullende rechten voor mandarijnen en satsuma’s, clementines, artisjokken en sinaasappelen met ingang van 1 november 2012 en voor courgettes met ingang van 1 januari 2013 worden aangepast.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Omdat het noodzakelijk is dat deze maatregel zo spoedig mogelijk na de beschikbaarstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking te treden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVIII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, SECTIE 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepassingsperiode

Drempelvolume

(in ton)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

1 oktober tot en met 31 mei

486 943

78.0020

1 juni tot en met 30 september

34 241

78.0065

0707 00 05

Komkommers

1 mei tot en met 31 oktober

13 402

78.0075

1 november tot en met 30 april

18 306

78.0085

0709 91 00

Artisjokken

1 november tot en met 30 juni

37 475

78.0100

0709 93 10

Courgettes

1 januari tot en met 31 december

85 538

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

1 december tot en met 31 mei

468 160

78.0120

0805 20 10

Clementines

1 november tot eind februari

86 205

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

1 november tot eind februari

93 949

78.0155

0805 50 10

Citroenen

1 juni tot en met 31 december

311 193

78.0160

1 januari tot en met 31 mei

101 513

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

21 juli tot en met 20 november

76 299

78.0175

0808 10 80

Appelen

1 januari tot en met 31 augustus

703 063

78.0180

1 september tot en met 31 december

73 884

78.0220

0808 30 90

Peren

1 januari tot en met 30 april

225 388

78.0235

1 juli tot en met 31 december

33 797

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

1 juni tot en met 31 juli

4 908

78.0265

0809 29 00

Kersen, andere dan zure kersen

21 mei tot en met 10 augustus

59 061

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

11 juni tot en met 30 september

14 577

78.0280

0809 40 05

Pruimen

11 juni tot en met 30 september

7 924”


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 989/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen en voor mest- en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten (vergunninghouder Aveve NV)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754). De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), als toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor diervoeding voor legkippen en voor mest- en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten.

(4)

Het gebruik van die enzymen is voor tien jaar toegestaan voor mestkippen bij Verordening (EG) nr. 1091/2009 van de Commissie (2) en voor tien jaar voor gespeende biggen bij Uitvoeringsverordening (EG) nr. 1088/2011 van de Commissie (3).

(5)

Er zijn nieuwe gegevens ingediend ter staving van de aanvraag voor de verlening van een vergunning voor endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754) voor legkippen en voor mest- en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 23 mei 2012 (4) geconcludeerd dat het gebruik van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), geen nadelige gevolgen heeft voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu en dat het gebruik van die bereiding de eimassa aanzienlijk kan vergroten, de conversie van voeder naar eimassa bij leghennen en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten kan vergroten en de zoötechnische parameters bij mestvogels van minder gangbare pluimveesoorten kan verbeteren. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van de bereiding blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze bereiding zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor endo-1,4-bèta-xylanase en endo-1,3(4)-bèta-glucanase zoals in de bijlage gespecificeerd, die behoren tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 299 van 14.11.2009, blz. 6.

(3)  PB L 281 van 28.10.2011, blz. 14.

(4)  EFSA Journal 2012; 10(6):2728.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars

4a9

Aveve NV

Endo-1,4-bèta-xylanase

EC 3.2.1.8

Endo-1,3(4)-bèta-glucanase

EC 3.2.1.6

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Bereiding van endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754), met een minimale activiteit van: 40 000 XU (1) en 9 000 BGU (2)/g

 

Karakterisering van de werkzame stof

endo-1,4-bèta-xylanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49755), en endo-1,3(4)-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma reesei (MULC 49754)

 

Analysemethode  (3)

Karakterisering van de werkzame stof in het toevoegingsmiddel:

colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase op een xylaanbevattend substraat;

colorimetrische methode, gebaseerd op de reactie van dinitrosalicylzuur op reducerende suikers, geproduceerd door de inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase op een bèta-glucaanbevattend substraat.

Karakterisering van de werkzame stoffen in het voeder:

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,4-bèta-xylanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet tarwearabinoxylaansubstraat;

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,3(4)-bèta-glucanase wordt vrijgemaakt uit met kleurstof vernet gerstbètaglucaansubstraat.

Leghennen en legvogels van minder gangbare pluimveesoorten

4 000 XU

900 BGU

1.

Vermeld in de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets.

2.

Voor gebruik in diervoeding die rijk is aan zetmeel- en niet-zetmeelpolysachariden (vooral bèta-glucanen en arabinoxylanen).

3.

Voor de veiligheid: gebruik ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

15 november 2022

Mestvogels van minder gangbare pluimveesoorten

3 000 XU

675 BGU


(1)  1 XU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 4,8 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (xylose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit xylaan van haverkaf.

(2)  1 BGU is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 1 micromol reducerende suikers (cellobiose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucaan van gerst.

(3)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 990/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 10, leden 1 tot en met 4, van die verordening stelt specifieke bepalingen vast voor de evaluatie van in de Unie als toevoegingsmiddelen voor kuilvoer gebruikte producten op de datum waarop die verordening van toepassing werd.

(2)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een preparaat van Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U), hierna „het preparaat” genoemd, in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding opgenomen als bestaand product, behorende tot de functionele groep inkuiltoevoegingsmiddelen, voor alle diersoorten.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het preparaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij is verzocht dat toevoegingsmiddel in te delen in de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „inkuiltoevoegingsmiddelen”. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 25 april 2012 (2) geconcludeerd dat het preparaat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu heeft en dat het gebruik van dit preparaat de aerobe stabiliteit van het behandelde kuilvoer kan verbeteren. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Aangezien het uit veiligheidsoverwegingen niet noodzakelijk is de gewijzigde voorwaarden van deze vergunning onmiddellijk te doen gelden, is het passend om de betrokken partijen een overgangsperiode te gunnen opdat zij zich kunnen voorbereiden op de naleving van de nieuwe uit deze verordening volgende voorwaarden.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlening van de vergunning

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „inkuiltoevoegingmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Het in de bijlage beschreven preparaat dat en de dat preparaat bevattende diervoeding die, in overeenstemming met de regels die voor 15 november 2012 van toepassing waren, voor 15 mei 2013 geproduceerd en geëtiketteerd zijn, mogen in de handel worden gebracht en gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2012; 10(5):2673.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg vers materiaal

Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: inkuiltoevoegingsmiddelen

1k2111

Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U) met ten minste 1 × 108 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof

Propionibacterium acidipropionici (CNCM MA 26/4U)

 

Analysemethode  (1)

 

Kwantificering in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: spreidplaatmethode (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gel-elektroforese (PFGE)

Alle diersoorten

1.

Vermeld in de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

15 november 2022


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 991/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot verlening van een vergunning voor zinkchloridehydroxide-monohydraat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor zinkchloridehydroxide-monohydraat ingediend. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor zinkchloridehydroxide-monohydraat als toevoegingsmiddel in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” voor alle diersoorten.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 26 april 2012 (2) geconcludeerd dat zinkchloridehydroxide-monohydraat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu heeft en dat het gebruik ervan als een effectieve bron van zink voor alle diersoorten kan worden beschouwd. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van zinkchloridehydroxide-monohydraat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2012; 10(5):2672.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Gehalte van het element (Zn) in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verbindingen van sporenelementen

3b609

zinkchloridehydroxide-monohydraat

 

Karakterisering van het toevoegingsmiddel

 

Chemische formule: Zn5 (OH)8 Cl2 × (H2O)

 

CAS-nummer: 12167-79-2

 

Zuiverheid: minimaal 84 %

 

Zinkoxide: maximaal 9 %

 

Zinkgehalte: minimaal 54 %

 

Deeltjes < 50 μm: minder dan 1 %

 

Analysemethode  (1)

 

Voor de identificatie van zinkchloridehydroxide in kristalvorm in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

röntgendiffractie (XRD).

 

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel en voormengsels:

EN 15510: Atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) of

EN/TS 15621. Atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

 

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

atomaireabsorptiespectrometrie (AAS) of

EN 15510 of CEN/TS 15621.

Alle dier- soorten

Gezelschapsdieren: 250 (totaal)

Vis: 200 (totaal)

Andere soorten: 150 (totaal)

Volledige en aanvullende melkvervangers: 200 (totaal)

1.

Voor de veiligheid van de gebruiker: ademhalingsbescherming, veiligheidsbril en -handschoenen bij hantering.

2.

Het toevoegingsmiddel wordt in de vorm van een voormengsel in diervoeder verwerkt.

15 november 2022


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 992/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

31,3

MA

49,8

MK

38,5

ZZ

39,9

0707 00 05

AL

31,8

MK

30,8

TR

118,9

ZZ

60,5

0709 93 10

TR

116,3

ZZ

116,3

0805 50 10

AR

87,4

CL

85,7

TR

102,2

ZA

91,5

ZZ

91,7

0806 10 10

BR

278,7

MK

80,9

TR

158,6

ZZ

172,7

0808 10 80

CL

148,8

MK

29,8

NZ

117,4

ZA

125,0

ZZ

105,3

0808 30 90

CN

60,3

TR

113,5

ZZ

86,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 993/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode oktober 2012 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3) zijn bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst geopend en is de wijze van beheer daarvoor vastgesteld, uitgesplitst naar land van oorsprong en ingedeeld in verschillende deelperioden overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening.

(2)

De maand oktober is de enige deelperiode voor het in artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138. Dit contingent omvat de resterende, niet-benutte hoeveelheden van de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 en 09.4130 van de vorige deelperiode. De maand oktober is de laatste deelperiode voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten en deze deelperiode omvat de resterende, niet-benutte hoeveelheden van de vorige deelperiode.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2012 zijn ingediend voor het contingent met volgnummer 09.4138, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor het betrokken contingent aangevraagde hoeveelheid, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2012 zijn ingediend voor het contingent met volgnummer 09.4148, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Voorts moet worden meegedeeld welk percentage van elk bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent uiteindelijk in de loop van 2012 is benut.

(6)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst in het kader van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138 die gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2012 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   Het percentage van elk bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent dat uiteindelijk in de loop van 2012 is benut, wordt vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6.


BIJLAGE

De overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode oktober 2012 toe te wijzen hoeveelheden en de uiteindelijke benuttingspercentages voor 2012

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2012

Percentage van de uiteindelijke benutting van het contingent voor 2012

Verenigde Staten

09.4127

 

96,41 %

Thailand

09.4128

 

98,94 %

Australië

09.4129

 

64,72 %

Andere landen van oorsprong

09.4130

 

100 %

Alle landen

09.4138

1,109158 %

100 %

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2012

Percentage van de uiteindelijke benutting van het contingent voor 2012

Alle landen

09.4148

 (1)

0 %

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Percentage van de uiteindelijke benutting van het contingent voor 2012

Thailand

09.4149

23,81 %

Australië

09.4150

0 %

Guyana

09.4152

0 %

Verenigde Staten

09.4153

39,39 %

Andere landen van oorsprong

09.4154

100 %

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Percentage van de uiteindelijke benutting van het contingent voor 2012

Thailand

09.4112

100 %

Verenigde Staten

09.4116

100 %

India

09.4117

100 %

Pakistan

09.4118

100 %

Andere landen van oorsprong

09.4119

100 %

Alle landen

09.4166

100 %

e)

Bij artikel 1, lid 1, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode oktober 2012

Percentage van de uiteindelijke benutting van het contingent voor 2012

Alle landen

09.4168

 (2)

100 %


(1)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.

(2)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.


RICHTLIJNEN

26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/26


UITVOERINGSRICHTLIJN 2012/31/EU VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2012

tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft de lijst van voor virale hemorragische septikemie gevoelige vissoorten en de schrapping van het epizoötisch ulceratief syndroom uit de lijst van ziekten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (1), en met name artikel 61, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/88/EG stelt onder meer bepaalde veterinairrechtelijke voorschriften vast voor aquacultuurdieren en de producten daarvan, met inbegrip van specifieke bepalingen betreffende exotische en niet-exotische ziekten en de soorten die daarvoor gevoelig zijn, vermeld in deel II van bijlage IV bij die richtlijn.

(2)

Het epizoötisch ulceratief syndroom (EUS) is opgenomen in de lijst van exotische ziekten in deel II van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG.

(3)

Deel I van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG stelt de criteria vast voor de opneming van exotische en niet-exotische ziekten in deel II van die bijlage. Een van die criteria is dat exotische ziekten bij insleep in de Unie aanzienlijke economische consequenties kunnen hebben, hetzij door productieverliezen in de aquacultuur van de Unie, hetzij doordat de mogelijkheden voor de handel in aquacultuurdieren en de producten daarvan erdoor beperkt worden. Een ander criterium is dat zij bij insleep in de Unie schadelijke milieu-effecten kunnen hebben voor in het wild levende populaties van waterdieren van soorten die op grond van het recht van de Unie of internationale bepalingen als waardevol beschermd moeten worden.

(4)

Op 15 september 2011 heeft het Panel voor diergezondheid en dierenwelzijn van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies over het epizoötisch ulceratief syndroom (2) goedgekeurd (hierna „het EFSA-advies”). In dat advies concludeert de EFSA dat de effecten van EUS op de aquacultuur van de Unie variëren van geen tot matig.

(5)

Bovendien wordt in het EFSA-advies gesteld dat via de invoer van siervissen uit derde landen EUS waarschijnlijk herhaaldelijk in de Unie is ingesleept en dat dergelijke vissen mogelijk in de wateren van de Unie zijn vrijgelaten. In die omstandigheden, en gezien het feit dat in de Unie geen uitbraken van EUS zijn gemeld, wijst niets erop dat EUS schadelijke milieu-effecten kan hebben.

(6)

Gezien de conclusies van de EFSA en de beschikbare wetenschappelijke gegevens voldoet EUS niet langer aan de criteria in deel I van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG om te worden opgenomen in de lijst in deel II van die bijlage.

(7)

Daarom moet het epizoötisch ulceratief syndroom worden geschrapt uit de lijst van exotische ziekten in deel II van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG.

(8)

Deel II van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG bevat ook een lijst van soorten die worden beschouwd als gevoelig voor virale hemorragische septikemie.

(9)

Olijfgroene bastaardheilbot (Paralichthys olivaceus) is gevoelig voor de niet-exotische visziekte virale hemorragische septikemie. In bepaalde regio’s van Azië zijn klinische uitbraken van die ziekte bevestigd.

(10)

Daarom moet olijfgroene bastaardheilbot (Paralichthys olivaceus) worden opgenomen in de lijst van voor virale hemorragische septikemie gevoelige soorten in deel II van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG.

(11)

Bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 1 januari 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

2.   Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2013.

3.   Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(2)  EFSA Journal 2011; 9(10):2387.


BIJLAGE

Deel II van bijlage IV bij Richtlijn 2006/88/EG komt als volgt te luiden:

„DEEL II

Lijst van ziekten

Exotische ziekten

 

Ziekte

Gevoelige soorten

Vis

Epizoötische hematopoëtische necrose

Regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) en baars (Perca fluviatilis)

Weekdieren

Besmetting met Bonamia exitiosa

Australische platte oester (Ostrea angasi) en Chileense oester (O. chilensis)

Besmetting met Perkinsus marinus

Japanse oester (Crassostrea gigas) en Noord-Amerikaanse oester (C. virginica)

Besmetting met Microcytos mackini

Japanse oester (Crassostrea gigas), Noord-Amerikaanse oester (C. virginica), Olympia platte oester (Ostrea conchaphila) en Europese platte oester (O. edulis)

Schaaldieren

Besmetting met het taura-syndroom-virus (TSV)

Noordelijke witte garnaal (Penaeus setiferus), Pacifische blauwe garnaal (P. stylirostris) en Pacifische witte garnaal (P. vannamei)

Besmetting met het yellow-head-virus (YHV)

Azteken-garnaal (Penaeus aztecus), noordelijke roze garnaal (P. duorarum), kurumagarnaal (P. japonicus), grote tijgergarnaal(P. monodon), noordelijke witte garnaal (P. setiferus), Pacifische blauwe garnaal (P. stylirostris) en Pacifische witte garnaal (P. vannamei)


Niet-exotische ziekten

 

Ziekten

Gevoelige soorten

Vis

Virale hemorragische septikemie (VHS)

Haring (Clupea spp.), houting (Coregonus sp.), snoek (Esox lucius), schelvis (Gadus aeglefinus), Pacifische kabeljauw (Gadus macrocephalus), Atlantische kabeljauw (Gadus morhua), Pacifische zalmsoorten (Oncorhynchus spp.), regenboogforel (Oncorhynchus mykiss), meun (Onos mustelus), beekforel (Salmo trutta), tarbot (Scophthalmus maximus), sprot (Sprattus sprattus), vlagzalm (Thymallus thymallus) en olijfgroene bastaardheilbot (Paralichthys olivaceus)

Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN)

Ketazalm (Oncorhynchus keta), cohozalm (O. kisutch), masouzalm (O. masou), regenboogforel (O. mykiss), rode zalm (O. nerka), Amagozalm (O. rhodurus), chinookzalm (O. tshawytscha) en Atlantische zalm (Salmo salar)

Koiherpesvirus (KHV)

Gewone karper en koikarper (Cyprinus carpio)

Infectieuze zalmanemie (ISA)

Regenboogforel (Oncorhynchus mykiss), Atlantische zalm (Salmo salar) en beek- en zeeforel (S. trutta)

Weekdieren

Besmetting met Marteilia refringens

Australische platte oester (Ostrea angasi), Chileense oester (O. chilensis), Europese platte oester (O. edulis), Argentijnse platte oester (O. puelchana), mossel (Mytilus edulis) en Middellandse Zeemossel (M. galloprovincialis)

Besmetting met Bonamia ostreae

Australische platte oester (Ostrea angasi), Chileense oester (O. chilensis), Olympia platte oester (O. conchaphila), Aziatische oester (O. denselammellosa), Europese platte oester (O. edulis) en Argentijnse platte oester (O. puelchana)

Schaaldieren

Besmetting met het wittevlekkenvirus

Alle tienpotige kreeftachtigen (orde Decapoda)”


BESLUITEN

26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/29


BESLUIT 2012/662/GBVB VAN DE RAAD

van 25 oktober 2012

betreffende de ondersteuning van activiteiten om het risico van illegale handel in en buitensporige accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens in het gebied dat valt onder de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 15 en 16 december 2005 de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW — small arms and light weapons) en munitie daarvoor (de SALW-strategie van de EU) aangenomen. Om het risico dat verbonden is aan illegale handel in en buitensporige accumulatie van SALW tot een minimum te beperken, moet volgens die strategie met name aandacht worden geschonken aan de enorme voorraden SALW in Oost- en Zuidoost-Europa en aan de wijze waarop zij in conflictgebieden worden verspreid.

(2)

Een van de doelstellingen van de SALW-strategie van de EU bestaat erin een effectieve multilaterale aanpak in de hand te werken bij de ontwikkeling van internationale, regionale en interne mechanismen in de Unie en haar lidstaten tegen het aanbod en de destabiliserende verspreiding van SALW en munitie daarvoor. In het actieplan van de strategie wordt de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) vermeld als een van de regionale organisaties waarmee de samenwerking moet worden uitgebouwd. Met name bevat het actieplan specifieke bepalingen over de steun die moet worden verleend aan het optreden van de OVSE ter bestrijding van de illegale handel in SALW en de munitie daarvoor en de vernietiging van de overtollige voorraden van de deelnemende staten van de OVSE („deelnemende staten”).

(3)

Op 24 november 2000 hebben de deelnemende staten het SALW-document van de OVSE aangenomen, en zich er aldus toe verbonden effectief nationaal toezicht op de overdracht van SALW, met name op de uitvoer en de tussenhandel, in te stellen en uit te oefenen. In dat document wordt voorts benadrukt dat de buitensporige accumulatie van SALW en het gebrekkig beheren en beveiligen een destabiliserend effect kunnen hebben op de nationale, regionale en internationale veiligheid. In het rapport wordt vernietiging genoemd als de wijze waarop overtollige SALW het beste kunnen worden opgeruimd.

(4)

Op 26 mei 2010 hebben de deelnemende staten het OVSE-actieplan inzake SALW aangenomen, waarin onder meer staat dat zij hun rechtskader voor legale tussenhandel moeten vaststellen c.q. versterken, bindender afspraken over het beheer en de beveiliging van SALW moeten maken, en zich krachtiger moeten vastleggen op en meer middelen in stelling moeten brengen voor het vernietigen van overtollige en illegale SALW.

(5)

Op 23 juni 2003 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2003/468/GBVB over het toezicht op de tussenhandel in wapens (1) vastgesteld, waarbij de lidstaten de verplichting is opgelegd alle nodige maatregelen te treffen, en met name een duidelijk rechtskader voor de legale tussenhandel te bepalen, teneinde toezicht te houden op de tussenhandel in wapens die op hun grondgebied plaatsvindt, en waarbij zij worden aangespoord om toezicht te houden op de tussenhandel in wapens die buiten hun grondgebied wordt gedreven door op hun grondgebied verblijvende of gevestigde tussenhandelaren met hun nationaliteit.

(6)

Op 8 december 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (2) vastgesteld. Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB behelst een aantal criteria die de lidstaten tot leidraad dienen bij de beoordeling van applicaties betreffende uitvoer en wederuitvoer van en tussenhandel in conventionele wapens. Van lidstaten wordt geëist dat zij zich tot het uiterste inspannen om andere staten die militaire goederen of technologie uitvoeren, ertoe over te halen de criteria van dit gemeenschappelijk standpunt toe te passen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Ter bevordering van vrede en veiligheid en van een doeltreffend multilateralisme op mondiaal en regionaal niveau, streeft de Unie ernaar:

vrede en veiligheid in het aan de Unie grenzende gebied te versterken, door de bedreiging die uitgaat van de illegale handel in en de buitensporige accumulatie van SALW in het OVSE-gebied te beperken,

op regionaal niveau een doeltreffend multilateralisme te ondersteunen door het aanmoedigen van de actie van de OVSE om de buitensporige accumulatie van en de illegale handel in SALW en de munitie daarvoor te voorkomen.

2.   Ter verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen zet de Unie de volgende projecten op:

het organiseren van een regionaal opleidingsseminar voor ambtenaren van de deelnemende staten die belast zijn met het toezicht op de tussenhandel in SALW,

betere beveiliging van de SALW-opslagplaatsen in Belarus en Kirgizië,

de vernietiging van overtollige SALW in Belarus en Kirgizië, zodat zij niet in het illegale circuit terechtkomen,

de ingebruikname van een applicatie voor inventarisbeheer, om opslag, registratie en opsporing van SALW en conventionele munitie in verscheidene deelnemende staten te verbeteren.

Een nadere omschrijving van deze projecten is opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten is in handen van twee uitvoeringsorganen:

a)

het OVSE-secretariaat zorgt voor:

het regionale opleidingsseminar voor relevante ambtenaren van de deelnemende staten over het toezicht op de tussenhandel in SALW,

de betere beveiliging van de opslagplaatsen voor conventionele wapens en munitie in Kirgizië,

de vernietiging van overtollige SALW in Belarus en Kirgizië, zodat zij niet in het illegale circuit terechtkomen, en

de ingebruikname van software voor de inventarisatie van SALW, om het voorraadbeheer, de registratie en de tracering te verbeteren;

b)

het bureau van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties in Belarus (UNDP-bureau Belarus) staat in voor de betere beveiliging van de opslagplaatsen voor conventionele wapens en munitie in Belarus.

3.   Het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus voeren hun taken uit onder verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige voorzieningen, samen met het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus.

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 1 680 000 EUR.

2.   De uitgaven die worden gefinancierd uit het in lid 1 bepaalde bedrag worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde uitgaven correct worden beheerd. Zij sluit hiertoe financieringsovereenkomsten met het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus. In die overeenkomsten wordt bepaald dat op het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus de verplichting rust ervoor zorg te dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomsten zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomsten.

Artikel 4

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de toepassing van dit besluit, op basis van de rapporten die regelmatig door het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus worden opgesteld. Deze rapporten vormen de grondslag voor de evaluatie door de Raad.

De Commissie verschaft informatie over de financiële aspecten van de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit vervalt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financierings-overeenkomst of zes maanden na de datum van de vaststelling ervan, indien binnen die periode geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

E. MAVROU


(1)  PB L 156 van 25.6.2003, blz. 79.

(2)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.


BIJLAGE

1.   Doelstellingen

Dit besluit heeft als algemeen doel vrede en veiligheid in het aan de Unie grenzende gebied te bevorderen, door de bedreiging die uitgaat van de illegale handel in en buitensporige accumulatie van SALW in het OVSE-gebied te beperken. Dit besluit beoogt voorts op regionaal niveau een doeltreffend multilateralisme te ondersteunen via de maatregelen waarmee de OVSE de buitensporige accumulatie van en de illegale handel in SALW en de munitie daarvoor tracht te voorkomen. Dergelijke activiteiten omvatten de vernietiging van overtollige SALW in het OVSE-gebied, betere beveiliging en beter beheer van de wapenvoorraden, het ontwikkelen van geschikte instrumenten voor wapenregistratie, en verscherping van het toezicht op de overdracht van conventionele wapens, in het bijzonder op de tussenhandel.

2.   Beschrijving van de projecten

2.1.   Organisatie van een regionaal opleidingsseminar voor ambtenaren van de deelnemende staten die belast zijn met het toezicht op de tussenhandel in SALW

2.1.1.   Doel van het project

Ervoor zorgen dat de deelnemende staten meer aandacht hebben voor de bestaande internationale en regionale afspraken over toezicht op de tussenhandel in SALW, en dat zij die afspraken beter nakomen.

De beste praktijken en de ervaringen die van andere landen en regio's zijn geleerd, analyseren, en uitmaken of zij beantwoorden aan de behoeften van de deelnemers.

2.1.2.   Beschrijving van het project

Het OVSE-secretariaat organiseert een driedaags regionaal seminar voor ter zake dienende staatsambtenaren uit maximaal 15 deelnemende staten.

Vertegenwoordigers van ter zake dienende internationale en regionale organisaties, en andere deskundigen, ook van de Unie, zullen hieraan deelnemen. Maximaal 70 deelnemers zullen de gebeurtenis bijwonen. Een gedetailleerde conceptnota en de agenda van het seminar zullen worden opgesteld door het OVSE-secretariaat in samenspraak met de HV en de relevante Raadsinstanties.

2.1.3.   Verwachte resultaten van het project

Beter toezicht op de tussenhandel in SALW in de deelnemende staten die zijn uitgenodigd aan het seminar deel te nemen.

Beperking van de risico's van illegale tussenhandelsactiviteiten en handel in SALW, en bijgevolg verbetering van de veiligheid voor bevolkingsgroepen, groepen en personen die door de illegale handel in SALW worden getroffen.

2.1.4.   Plaats van het seminar

Het OVSE-secretariaat zal mogelijke plaatsen voor het regionale seminar voorstellen, die vervolgens door de HV in overleg met de bevoegde Raadsinstanties zullen worden goedgekeurd.

2.1.5.   Begunstigden van het project

Staatsambtenaren en nationale instanties van de deelnemende staten die belast zijn met het toezicht op SALW-transacties.

Bevolkingsgroepen, groepen en personen die door de illegale handel in SALW worden getroffen.

2.2.   Betere beveiliging van de opslagplaatsen voor conventionele wapens en munitie in Belarus en Kirgizië

2.2.1.   Doel van het project

Het beter beveiligen en beheren van maximaal twee opslagplaatsen voor SALW in Belarus, en maximaal drie in Kirgizië.

Een bijdrage leveren aan grotere veiligheid in Centraal-Azië en Oost-Europa, en het beperken van het risico van de illegale handel in SALW.

2.2.2.   Beschrijving van het project

Conform de beste praktijken van de OVSE inzake SALW, de beveiligingsystemen in maximaal twee opslagplaatsen voor SALW in Belarus verbeteren, onder meer door te installatie en/of vernieuwing van de nodige elektrische installaties, primaire brandbestrijdingscapaciteit, omheining van het terrein, verlichting van de locatie, indringerdetectie en een alarmsysteem, alsook telecommunicatieapparatuur voor grotere veiligheid.

Conform de beste praktijken van de OVSE inzake SALW, maximaal drie opslag-plaatsen voor SALW in Kirgizië verbeteren en/of inrichten, onder meer door de installatie en/of vernieuwing van de omheining van het terrein, verlichting van de locatie, beveiliging van de ramen en deuren van de opslagloodsen, indringerdetectie, een gesloten televisiecircuit (CCTV) en telecommunicatieapparatuur.

Het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus zullen in samenwerking met de relevante Belarussische en Kirgizische autoriteiten uitmaken van welke opslagplaatsen de beveiliging voor verbetering vatbaar is, en zullen op basis van dit besluit en in overleg met de HV en de bevoegde Raadsinstanties bepalen welke plaatsen precies zullen worden verbeterd. Alle activiteiten, uitgezonderd die welke betrekking hebben op een betere beveiliging van de opslagplaatsen voor SALW in Belarus, zullen door het OVSE-secretariaat worden uitgevoerd. In Belarus zullen de activiteiten worden uitgevoerd door het UNDP-bureau Belarus, omdat de OVSE daar geen passende vertegenwoordiging en geen juridische status heeft, en ook omdat de uitvoering van dit deel van het project door het UNDP-bureau Belarus kostenefficiënter is in vergelijking tot projectbeheer door de OVSE vanuit Wenen. De OVSE houdt wel dezelfde rol wat betreft de algemene projectcoördinatie en het toezicht op de uitvoering in verband met de selectie van opslagplaatsen en de te nemen beveiligings- en veiligheidsmaatregelen, jaarlijkse werkplannen, kwaliteits-controle van voltooide werkzaamheden en de nationale bijdrage van de Belarussische regering. De Belarussische en de Kirgizische regering zullen het project indien nodig financieel en/of in natura steunen.

2.2.3.   Verwachte resultaten van het project

Betere beveiliging en beter beheer van maximaal twee opslagplaatsen voor SALW in Belarus, en maximaal drie in Kirgizië.

Beperking van het risico van de illegale handel in SALW en conventionele wapens, en verbetering van de veiligheid in Oost-Europa en Centraal-Azië.

2.2.4.   Begunstigden van het project

De ministeries van Defensie van Belarus en Kirgizië.

Bevolkingsgroepen, groepen en personen die door de illegale handel in SALW worden getroffen.

2.3.   Vernietiging van overtollige SALW in Belarus en Kirgizië, zodat zij niet in het illegale circuit terechtkomen

2.3.1.   Doel van het project

Beperking van het risico van illegale handel in SALW, door vernietiging van overtollige wapens die in het bezit zijn van ter zake dienende nationale instanties in Belarus en Kirgizië.

2.3.2.   Beschrijving van het project

Vernietiging van maximaal 12 000 stuks overtollige SALW in Belarus.

Vernietiging van maximaal 2 000 stuks overtollige SALW en maximaal 51 draagbare luchtverdedigingssystemen (Man-portable air-defence systems — MANPADS) in Kirgizië.

De Belarussische en de Kirgizische regering zullen het project in voorkomend geval steunen door faciliteiten en uitrusting beschikbaar te stellen en steun in natura te verstrekken. Alle activiteiten, uitgezonderd die welke betrekking hebben op een betere beveiliging van opslagplaatsen voor SALW in Belarus, zullen door het OVSE-secretariaat worden uitgevoerd.

In Belarus zullen de activiteiten in verband met een betere beveiliging van de opslagplaatsen voor SALW worden uitgevoerd door het UNDP-bureau Belarus, omdat de OVSE daar geen passende vertegenwoordiging en geen juridische status heeft, en omdat de uitvoering van dit deel van het project door het UNDP-bureau Belarus ook kostenefficiënter is in vergelijking tot projectbeheer door de OVSE vanuit Wenen. De OVSE behoudt wel dezelfde rol wat betreft de algemene projectcoördinatie en het toezicht op de uitvoering in verband met de selectie van opslagplaatsen en de te nemen beveiligings- en veiligheidsmaatregelen, jaarlijkse werkplannen, kwaliteitscontrole van voltooide werkzaamheden en de nationale bijdrage van de Belarussische regering.

2.3.3.   Verwachte resultaten van het project

Vernietiging van overtollige SALW en MANPADs in Belarus en Kirgizië.

Beperking van het risico van illegale handel in SALW en verbetering van de veiligheid in Oost-Europa en Centraal-Azië.

2.3.4.   Begunstigden van het project

De ministeries van Defensie van Belarus en Kirgizië.

Bevolkingsgroepen, groepen en personen die door de illegale handel in SALW worden getroffen.

2.4.   Ingebruikname van software voor de inventarisatie van SALW om het voorraadbeheer, de registratie en de tracering te verbeteren

2.4.1.   Doel van het project

Het voorraadbeheer en de registratie inzake SALW en conventionele munitie in maximaal acht deelnemende staten verbeteren om het risico van illegale handel in SALW en conventionele munitie te beperken.

2.4.2.   Beschrijving van het project

Presentatie van de applicatie voor de SALW-inventarisatie voor maximaal 20 personen uit geïnteresseerde deelnemende staten.

Deskundigenbijeenkomsten in maximaal acht deelnemende staten, waar bekeken wordt of de applicatie voor de SALW-inventarisatie aan de nationale eisen voldoet en de ontwikkeling van de nationale procedures en wetgeving wordt gevolgd.

Technische aanpassingen van de applicatie voor de SALW-inventarisatie in maximaal acht deelnemende staten, om in samenspraak met het UNDP-bureau Belarus en het ministerie van Defensie van Belarus de applicatie in overeenstemming te brengen met de overeengekomen technische eisen.

Vertaling van de applicatie voor de SALW-inventarisatie in maximaal drie officiële talen (in totaal) als vereist in de deelnemende staten die de applicatie voor de SALW-inventarisatie in gebruik nemen.

Beperkte levering, indien nodig, van hardware aan maximaal acht deelnemende staten.

Installatie van het elektronische registratiesysteem in maximaal acht deelnemende staten.

Samenstelling van een opleidingsprogramma voor maximaal acht deelnemende staten (twee modules — één voor personeel van het militaire hoofdkwartier in de hoofdstad van de geselecteerde deelnemende staten, en één voor personeel van de opslagplaatsen).

Opleidingen in maximaal acht deelnemende staten, volgens het hierboven bedoelde programma.

2.4.3.   Verwachte resultaten van het project

Verbetering en standaardisatie van het voorraadbeheer en de registratie inzake SALW en conventionele munitie in ten hoogste acht deelnemende staten.

Beperking van het risico van illegale handel in SALW en conventionele munitie in het OVSE-gebied.

2.4.4.   Begunstigden van het project

De ministeries van Defensie van ten hoogste acht deelnemende staten.

Bevolkingsgroepen, groepen en personen die door de illegale handel in SALW worden getroffen.

Het OVSE-secretariaat zal in overleg met de HV en de bevoegde Raadsinstanties bepalen aan welke deelnemende staten het project wordt toegewezen.

3.   Looptijd

De totale looptijd van de projecten wordt op 36 maanden geraamd.

4.   Technische uitvoeringsinstantie

De technische uitvoering van dit besluit is in handen van het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus, die hun taken zullen uitvoeren onder de verantwoordelijkheid van de HV.

5.   Rapportage

Het OVSE-secretariaat en het UNDP-bureau Belarus zullen regelmatig, en tevens na afloop van elk van de beschreven activiteiten, een verslag opstellen. De verslagen moeten uiterlijk zes weken na afloop van de activiteiten aan de HV worden voorgelegd.

6.   Geraamde totale kosten van de projecten en financiële bijdrage van de EU

De totale kosten van de projecten worden geraamd op 1 680 000 EUR.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

26.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/34


BESLUIT Nr. 4/2012 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-EVA GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER

van 26 juni 2012

tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987

(2012/663/EU)

DE GEMENGDE COMMISSIE,

Gezien de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (1), en met name artikel 15, lid 3, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Turkije heeft de wens geuit om toe te treden tot de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (de „overeenkomst”) en is hiertoe uitgenodigd na een besluit van de bij de overeenkomst opgerichte Gemengde Commissie op 19 januari 2012.

(2)

De vertalingen in de Turkse taal van de in de overeenkomst gebruikte verwijzingen moeten dienovereenkomstig op de juiste plaats worden ingevoegd.

(3)

De toepassing van dit besluit is gekoppeld aan de datum van toetreding van Turkije tot de overeenkomst.

(4)

Om het gebruik mogelijk te maken van akten van borgtocht die zijn gedrukt volgens de criteria die vóór de datum van toetreding van Turkije tot de overeenkomst van kracht waren, moet een overgangsperiode worden ingesteld waarin deze gedrukte formulieren, met enige aanpassingen, verder kunnen worden gebruikt.

(5)

De overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanhangsel III bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer wordt overeenkomstig de bijlage bij dit besluit gewijzigd.

Artikel 2

1.   Dit besluit is van toepassing vanaf de datum dat Turkije toetreedt tot de overeenkomst.

2.   De formulieren die zijn gebaseerd op de in de bijlagen C1, C2, C3, C4, C5 en C6 bij aanhangsel III bedoelde modellen kunnen, mits aangepast wat betreft geografische aanduidingen en keuze van woonplaats of de gevolmachtigde, in gebruik blijven, doch uiterlijk tot het einde van de twaalfde maand na de datum waarop dit besluit van toepassing wordt.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2012.

Voor de Gemengde Commissie

De voorzitter

Mirosław ZIELIŃSKI


(1)  PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.


BIJLAGE

   Turkije TR”

1)

In bijlage B1, bij vak 51 wordt het volgende streepje toegevoegd na Zwitserland:

„—

2)

In bijlage B6 wordt titel III als volgt gewijzigd:

   TR Sınırlı Geçerli”

2.1.

In het eerste deel van de tabel „Beperkte geldigheid — 99200” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Vazgeçme”

2.2.

In het tweede deel van de tabel „Vrijstelling — 99201” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Alternatif Kanıt”

2.3.

In het derde deel van de tabel „Alternatief bewijs — 99202” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Değișiklikler: Eșyanın sunulduğu idare … (adı ve ülkesi)”

2.4.

In het vierde deel van de tabel „Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht … (naam en land) — 99203” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Eșyanın … ’dan çıkıșı … No.lu Tüzük/Direktif/Karar kapsamında kısıtlamalara veya mali yükümlülüklere tabidir”

2.5.

In het vijfde deel van de tabel „Bij uitgang uit … zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing — 99204” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Zorunlu Güzergahtan Vazgeçme”

2.6.

In het zesde deel van de tabel „Geen verplichte route — 99205” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR İzinli Gönderici”

2.7.

In het zevende deel van de tabel „Toegelaten afzender — 99206” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR İmzadan Vazgeçme”

2.8.

In het achtste deel van de tabel „Van ondertekening vrijgesteld — 99207” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Kapsamlı teminat yasaklanmıștır”

2.9.

In het negende deel van de tabel „Doorlopende zekerheid verboden — 99208” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Kısıtlanmamıș kullanım”

2.10.

In het tiende deel van de tabel „Gebruik onbeperkt — 99209” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Sonradan Düzenlenmiștir”

2.11.

In het elfde deel van de tabel „Achteraf afgegeven — 99210” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Çeșitli”

2.12.

In het twaalfde deel van de tabel „Diversen — 99211” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Dökme”

2.13.

In het dertiende deel van de tabel „Los gestort — 99212” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

   TR Gönderici”

2.14.

In het veertiende deel van de tabel „Afzender — 99213” wordt het volgende streepje toegevoegd na NO:

„—

3)

Bijlage C1 wordt vervangen door de volgende tekst:

„BIJLAGE C1

GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER/COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER

AKTE VAN BORGTOCHT

ZEKERHEIDSTELLING PER AANGIFTE

I.   Verbintenis van de borg

1.

Ondergetekende (1) … woonachtig te (2) … stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van … tot een maximumbedrag van … jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (3), voor al hetgeen (4) … aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, zowel voor hoofd- en bijsommen als voor kosten en bijkomende bedragen, met uitsluiting van boeten, uit hoofde van de rechten en andere heffingen die van toepassing zijn op de hieronder omschreven goederen die onder de regeling communautair of gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst bij het kantoor van vertrek … en die bestemd zijn voor het kantoor van bestemming …

Omschrijving van de goederen:

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks zonder de termijn van 30 dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat de regeling is beëindigd.

Op verzoek van ondergetekende en om iedere als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de30 dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is naar aanleiding van communautair of gemeenschappelijk douanevervoer dat onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook indien de betaling pas later wordt geëist.

4.

Ter zake van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (5) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornamen, of handelsnaam, en volledig adres

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan een van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op een van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaatsen te handhaven of, indien hij/zij een of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …, op …

(handtekening) (6)

II.   Aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling …

Verbintenis van de borg aanvaard op … ter dekking van het communautair/gemeenschappelijk douanevervoer waarop de aangifte voor douanevervoer nr. … d.d. … betrekking heeft (7).

(Stempel en handtekening)

4)

Bijlage C2 wordt vervangen door de volgende tekst:

„BIJLAGE C2

GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER/COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER

AKTE VAN BORGTOCHT

ZEKERHEIDSTELLING PER AANGIFTE MET BEWIJS VAN ZEKERHEIDSTELLING

I.   Verbintenis van de borg

1.

Ondergetekende (8) … woonachtig te (9) … stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van … jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (10), voor al hetgeen een aangever aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, zowel voor hoofd- en bijsommen als voor kosten en bijkomende bedragen, met uitsluiting van boeten, uit hoofde van de rechten en andere heffingen voor de onder de regeling communautair of gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen, ten aanzien waarvan ondergetekende de aansprakelijkheid op zich heeft genomen door de afgifte van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte en ten belope van ten hoogste 7 000 EUR per bewijs.

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, tot het maximumbedrag van 7 000 EUR per bewijs van zekerheidstelling per aangifte en zonder de termijn van 30 dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat het betrokken douanevervoer is beëindigd.

Op verzoek van ondergetekende en om iedere als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de 30 dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is naar aanleiding van communautair of gemeenschappelijk douanevervoer dat onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook indien de betaling pas later wordt geëist.

4.

Ter zake van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (11) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornamen, of handelsnaam, en volledig adres

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan een van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op een van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaatsen te handhaven of, indien hij/zij een of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …, op …

(handtekening) (12)

II.   Aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling

Verbintenis van de borg aanvaard op

(Stempel en handtekening)

5)

Bijlage C4 wordt vervangen door de volgende tekst:

„BIJLAGE C 4

GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER/COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER

AKTE VAN BORGTOCHT

DOORLOPENDE ZEKERHEID

I.   Verbintenis van de borg

1.

Ondergetekende (13) … woonachtig te (14) … stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van … tot een maximumbedrag van … hetgeen overeenstemt met 100/50/30 % (15) van het referentiebedrag, jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) en de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (16), voor al hetgeen (17) … aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, zowel voor hoofd- en bijsommen als voor kosten en bijkomende bedragen, met uitsluiting van boeten, uit hoofde van de rechten en andere heffingen die van toepassing zijn op de onder de regeling communautair of gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen.

2.

Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks tot het hierboven vermelde maximumbedrag en zonder de termijn van 30 dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat het betrokken douanevervoer is beëindigd.

Op verzoek van ondergetekende en om iedere als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de30 dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

Dit bedrag kan slechts dan worden verminderd met de reeds krachtens deze verbintenis betaalde sommen, wanneer de ondergetekende wordt aangesproken om een schuld te betalen die is ontstaan naar aanleiding van communautair of gemeenschappelijk douanevervoer dat is begonnen vóór de ontvangst van het vorige verzoek tot betaling of binnen 30 dagen na ontvangst daarvan.

3.

Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is naar aanleiding van communautair of gemeenschappelijk douanevervoer dat onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook indien de betaling pas later wordt geëist.

4.

Ter zake van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (18) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornamen, of handelsnaam, en volledig adres

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan een van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op een van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaatsen te handhaven of, indien hij/zij een of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …, op …

(handtekening) (19)

II.   Aanvaarding door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling

Verbintenis van de borg aanvaard op

(Stempel en handtekening)

6)

In vak 7 van bijlage C5 wordt het woord „Turkije” ingevoegd tussen „Zwitserland” en „Andorra”.

7)

In vak 6 van bijlage C6 wordt het woord „Turkije” ingevoegd tussen „Zwitserland” en „Andorra”.


(1)  Naam en voornamen of handelsnaam.

(2)  Volledig adres.

(3)  De naam doorhalen van de overeenkomstsluitende partijen of staten (Andorra en San Marino) over het grondgebied waarvan het douanevervoer niet zal plaatsvinden. De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op communautair douanevervoer betrekking.

(4)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de aangever.

(5)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dat land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen en de in lid 4, tweede en vierde alinea, bedoelde verbintenissen moeten mutatis mutandis worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(6)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …”, waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven.

(7)  In te vullen door het kantoor van vertrek.”

(8)  Naam en voornamen of handelsnaam.

(9)  Volledig adres.

(10)  Uitsluitend voor communautair douanevervoer.

(11)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(12)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling”.”

(13)  Naam en voornamen of handelsnaam.

(14)  Volledig adres.

(15)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(16)  De naam doorhalen van de overeenkomstsluitende partijen of staten (Andorra en San Marino) over het grondgebied waarvan het douanevervoer niet zal plaatsvinden. De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op communautair douanevervoer betrekking.

(17)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de aangever.

(18)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(19)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …”, waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven.”