ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2012.209.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
55e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 711/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 augustus 2012
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, met betrekking tot de methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (2) is bepaald dat de uitvoeringsregels die overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008, moeten worden vastgesteld, mogen toestaan dat apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD) en explosievenspeurhonden worden gebruikt voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen. |
(2) |
Er moeten gedetailleerde bepalingen worden vastgesteld voor het gebruik van apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD) en explosievenspeurhonden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen. |
(3) |
Het gebruik van apparatuur voor detectie van explosievensporen (ETD) en explosievenspeurhonden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen, kan — met inachtneming van de specifieke context van beveiligingsonderzoeken van personeel — de beveiligingsonderzoeken vereenvoudigen en de effectiviteit ervan verbeteren. |
(4) |
De bepalingen met betrekking tot metaaldetectiepoorten (WTMD) die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (3) moeten worden herzien in het licht van de ontwikkeling van de dreiging tegen de internationale burgerluchtvaart en het risico ten gevolge van verschillende categorieën personen. |
(5) |
Verordening (EU) nr. 185/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 augustus 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.
(3) PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 1.3.1 wordt vervangen door: „1.3.1 Beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen
|
2) |
Punt 12.1.2 wordt vervangen door: „12.1.2 Normen voor metaaldetectiepoorten
|
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/4 |
VERORDENING (EU) Nr. 712/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 augustus 2012
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2008 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (1), en met name artikel 27 ter,
Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (2), en met name artikel 23 ter, lid 1,
Gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (3), en met name artikel 16, lid 4, en artikel 41, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit hoofde van Richtlijn 2009/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG, wat wijzigingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen betreft (4), moet de Commissie passende regelingen vaststellen voor het onderzoek van wijzigingen van de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen die in overeenstemming met de Richtlijnen 2001/82/EG en 2001/83/EG zijn verleend, die nog niet onder Verordening (EG) nr. 1234/2008 van de Commissie (5) vallen. Derhalve moet het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1234/2008 worden uitgebreid. De procedures van Verordening (EG) nr. 1234/2008 moeten van toepassing zijn op de wijzigingen van alle in de EU overeenkomstig het acquis verleende vergunningen voor het in de handel brengen. |
(2) |
De definitie van het begrip „wijziging” moet worden verduidelijkt en aangepast, met name om rekening te houden met Verordening (EU) nr. 1235/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking van geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft, van Verordening (EG) nr. 726/2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en Verordening (EG) nr. 1394/2007 betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie (6) en met Richtlijn 2010/84/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (7). |
(3) |
Omwille van de samenhang en om de administratieve belasting te beperken, moeten wijzigingen van zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen volgens dezelfde principes worden behandeld als wijzigingen van vergunningen voor het in de handel brengen die verleend zijn volgens de procedure voor wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure. De mogelijkheden voor de groepering van wijzigingen moeten echter aan de specifieke kenmerken van zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen worden aangepast. |
(4) |
Wijzigingen van zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen moeten onder bepaalde voorwaarden volgens de werkverdelingsprocedure kunnen worden behandeld. Als de toepassing van de werkverdelingsprocedure tot gevolg heeft dat een deel van de samenvatting van de productkenmerken wordt geharmoniseerd, moet de houder de harmonisatie later niet kunnen aantasten door in slechts enkele van de betrokken lidstaten aanvragen tot wijziging van de geharmoniseerde delen in te dienen. |
(5) |
In bepaalde gevallen kunnen verscheidene wijzigingen in één indiening worden gegroepeerd. Verduidelijkt moet worden dat, indien verscheidene wijzigingen worden gegroepeerd, de in de groep opgenomen wijzigingen moeten worden behandeld volgens de procedure die van toepassing is op de wijziging van de hoogste graad en de wijzigingen volgens de desbetreffende voorschriften moeten worden uitgevoerd. Om de aanvaarding van complexe groeperingen door de relevante instanties te vergemakkelijken, moet de beoordelingstermijn verlengd kunnen worden. |
(6) |
De werkverdelingsprocedure is bedoeld om dubbel werk te vermijden. Daarom moeten de bevoegde instanties in een en dezelfde procedure wijzigingen van zuiver nationale vergunningen, van volgens de procedure voor wederzijdse erkenning of de gedecentraliseerde procedure verleende vergunningen en van gecentraliseerde vergunningen kunnen behandelen. |
(7) |
De procedure voor de wijziging van griepvaccins voor de mens moet worden gestroomlijnd. Het moet mogelijk blijven dat de bevoegde instanties met de beoordeling aanvangen terwijl geen klinische gegevens en gegevens over de stabiliteit beschikbaar zijn en zij moeten een besluit kunnen blijven nemen als geen aanvullende informatie noodzakelijk wordt geacht. Als er echter klinische gegevens en gegevens over de stabiliteit worden verlangd, moeten de bevoegde instanties niet verplicht zijn een besluit te nemen zolang de beoordeling van die gegevens niet is afgerond. |
(8) |
Voor krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 toegelaten geneesmiddelen moet de procedure eindigen als het Europees Geneesmiddelenbureau een wijziging weigert te aanvaarden. Ook voor wijzigingen die geen gevolgen hebben voor de voorwaarden van het besluit tot verlening van de vergunning voor het in de handel brengen moet geen besluit van de Commissie vereist zijn. |
(9) |
Het Europees Geneesmiddelenbureau beschikt over de deskundigheid om te beoordelen of urgente beperkende veiligheidsmaatregelen nodig zijn voor geneesmiddelen die volgens de gecentraliseerde procedure zijn toegelaten. Daarom moeten houders van een krachtens Verordening (EG) nr. 726/2004 verleende vergunning voor het in de handel brengen het Bureau ervan in kennis stellen als zij urgente veiligheidsmaatregelen noodzakelijk achten. |
(10) |
Er is geconstateerd dat het aantal wijzigingsprocedures sterk is toegenomen, waardoor veelvuldig wijzigingen worden aangebracht in de voorwaarden van vergunnings-besluiten volgens de gecentraliseerde procedure. Wijzigingen die cruciaal zijn voor de volksgezondheid moeten onmiddellijk in het besluit tot verlening van de vergunning voor het in de handel brengen worden opgenomen. Andere wijzigingen moeten echter in het vergunningsbesluit worden opgenomen volgens een tijdschema dat waarborgt dat het besluit regelmatig wordt bijgewerkt en dat de wijzigingen met de grootste gevolgen voor de volksgezondheid gemakkelijk te vinden zijn. |
(11) |
De beginselen voor de uitvoering van wijzigingen moeten worden aangepast, waarbij het mogelijk moet blijven dat de vergunninghouder bepaalde wijzigingen vóór de wijziging van de desbetreffende vergunning voor het in de handel brengen uitvoert. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1234/2008
Verordening (EG) nr. 1234/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 4 komt als volgt te luiden: „Artikel 4 Richtsnoeren 1. De Commissie stelt na raadpleging van de lidstaten en het Bureau richtsnoeren op over de bijzonderheden van de verschillende categorieën wijzigingen, over de toepassing van de procedures van de hoofdstukken II, II bis, III en IV van deze verordening en over de volgens deze procedures in te dienen bescheiden. 2. De in lid 1 bedoelde richtsnoeren worden regelmatig geactualiseerd.”. |
5) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 7 komt als volgt te luiden: „Artikel 7 Groepering van wijzigingen 1. Wanneer kennisgeving wordt gedaan van of een aanvraag wordt ingediend voor verscheidene wijzigingen, wordt voor elke beoogde wijziging een afzonderlijke kennisgeving of aanvraag overeenkomstig hoofdstuk II, hoofdstuk III of artikel 19, naargelang het geval, ingediend. 2. In afwijking van lid 1 is het volgende van toepassing:
De onder b) en c) bedoelde indiening geschiedt tegelijkertijd bij alle relevante instanties door middel van:
|
7) |
Aan artikel 9 wordt het volgende lid 5 toegevoegd: „5. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een verzoek betreffende een wijziging van type IB wordt opgenomen in een gegroepeerde indiening die een wijziging van type II omvat en geen uitbreiding omvat. In dat geval is de procedure voor voorafgaande goedkeuring van artikel 10 van toepassing. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een verzoek betreffende een wijziging van type IB wordt opgenomen in een gegroepeerde indiening die een uitbreiding omvat. In dat geval is de procedure van artikel 19 van toepassing.”. |
8) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Na artikel 13 wordt het volgende hoofdstuk II bis ingevoegd: „HOOFDSTUK II bis WIJZIGINGEN IN ZUIVER NATIONALE VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Artikel 13 bis Kennisgevingsprocedure voor kleine wijzigingen van type IA 1. Wanneer een kleine wijziging van type IA wordt aangebracht, dient de houder bij de bevoegde instantie een kennisgeving in, die de in bijlage IV vermelde elementen bevat. Deze kennisgeving wordt binnen twaalf maanden na de uitvoering van de wijziging ingediend. De kennisgeving wordt echter onmiddellijk na de uitvoering van de wijziging ingediend in het geval van kleine wijzigingen die een onmiddellijke kennisgeving vereisen voor het continue toezicht op het desbetreffende geneesmiddel. 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving worden de in artikel 13 sexies bedoelde maatregelen genomen. Artikel 13 ter Kennisgevingsprocedure voor kleine wijzigingen van type IB 1. De houder dient bij de bevoegde instantie een kennisgeving in, die de in bijlage IV vermelde elementen bevat. Als de kennisgeving aan de eerste alinea voldoet, bevestigt de bevoegde instantie de ontvangst van een geldige kennisgeving. 2. Als de bevoegde instantie niet binnen dertig dagen na de bevestiging van de ontvangst van een geldige kennisgeving een ongunstig advies aan de houder heeft gestuurd, wordt de kennisgeving geacht door de bevoegde instantie te zijn aanvaard. Wanneer de kennisgeving door de bevoegde instantie is aanvaard, worden de in artikel 13 sexies bedoelde maatregelen genomen. 3. Wanneer de bevoegde instantie van oordeel is dat de kennisgeving niet kan worden aanvaard, stelt zij de houder daarvan in kennis, met opgave van de redenen waarop haar ongunstige advies is gebaseerd. Binnen dertig dagen na ontvangst van het ongunstige advies kan de houder bij de bevoegde instantie een gewijzigde kennisgeving indienen om naar behoren rekening te houden met de in dat advies opgegeven redenen. Als de houder de kennisgeving niet overeenkomstig de tweede alinea wijzigt, wordt de kennisgeving geacht te zijn afgewezen. 4. Wanneer een gewijzigde kennisgeving is ingediend, beoordeelt de bevoegde instantie haar binnen dertig dagen na ontvangst en worden de in artikel 13 sexies bedoelde maatregelen genomen. 5. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een verzoek betreffende een wijziging van type IB wordt opgenomen in een gegroepeerde indiening die een wijziging van type II omvat en geen uitbreiding omvat. In dat geval is de procedure voor voorafgaande goedkeuring van artikel 13 quater van toepassing. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een verzoek betreffende een wijziging van type IB wordt opgenomen in een gegroepeerde indiening die een uitbreiding omvat. In dat geval is de procedure van artikel 19 van toepassing. Artikel 13 quater Procedure voor de voorafgaande goedkeuring van ingrijpende wijzigingen van type II 1. De houder dient bij de bevoegde instantie een aanvraag in, die de in bijlage IV vermelde elementen bevat. Als de aanvraag aan de eerste alinea voldoet, bevestigt de bevoegde instantie de ontvangst van een geldige aanvraag. 2. Binnen zestig dagen na de bevestiging van de ontvangst van een geldige aanvraag sluit de bevoegde instantie haar beoordeling af. De bevoegde instantie kan de in de eerste alinea bedoelde termijn vanwege de urgentie van de zaak verkorten, of tot negentig dagen verlengen voor in bijlage V, deel 1, vermelde wijzigingen of voor groepering van wijzigingen overeenkomstig artikel 13 quinquies, lid 2, onder c). Voor de in bijlage V, deel 2, vermelde wijzigingen bedraagt de in de eerste alinea bedoelde termijn negentig dagen. 3. De bevoegde instantie kan de houder binnen de in lid 2 bedoelde termijnen verzoeken binnen een door de bevoegde instantie vastgestelde termijn aanvullende informatie te verstrekken. In dat geval wordt de procedure geschorst totdat die aanvullende informatie is verstrekt en kan de bevoegde instantie de in lid 2 bedoelde termijn verlengen. 4. Binnen dertig dagen na afsluiting van de beoordeling worden de in artikel 13 sexies bedoelde maatregelen genomen. 5. Dit artikel is niet van toepassing wanneer een verzoek betreffende een wijziging van type II wordt opgenomen in een gegroepeerde indiening die een uitbreiding omvat. In dat geval is de procedure van artikel 19 van toepassing. Artikel 13 quinquies Groepering van wijzigingen in zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen 1. Wanneer kennisgeving wordt gedaan van of een aanvraag wordt ingediend voor verscheidene wijzigingen, wordt voor elke beoogde wijziging bij de bevoegde instantie een afzonderlijke kennisgeving of aanvraag overeenkomstig artikel 13 bis, 13 ter, 13 quater of 19, naargelang het geval, ingediend. 2. In afwijking van lid 1 is het volgende van toepassing:
De onder b) en c) bedoelde indiening geschiedt door middel van:
Artikel 13 sexies Maatregelen om de procedures van de artikelen 13 bis tot en met 13 quater af te sluiten Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, neemt de bevoegde instantie de volgende maatregelen:
Artikel 13 septies Griepvaccins voor de mens 1. In afwijking van artikel 13 quater is de procedure van de leden 2, 3 en 4 van toepassing op het onderzoek van wijzigingen betreffende veranderingen in de werkzame stof voor de jaarlijkse aanpassing van een griepvaccin voor de mens. 2. De houder dient bij de bevoegde instantie een aanvraag in, die de in bijlage IV vermelde elementen bevat. Als de aanvraag aan de eerste alinea voldoet, bevestigt de bevoegde instantie de ontvangst van een geldige aanvraag. 3. De bevoegde instantie beoordeelt de ingediende aanvraag. Wanneer de bevoegde instantie dit nodig acht, kan zij aanvullende gegevens van de houder verlangen om de beoordeling te kunnen afronden. 4. De bevoegde instantie stelt binnen 45 dagen na ontvangst van een geldige aanvraag een besluit vast en neemt de in artikel 13 sexies bedoelde maatregelen. De in de eerste alinea bedoelde termijn van 45 dagen wordt geschorst vanaf het moment waarop de in lid 3 bedoelde aanvullende gegevens worden verlangd totdat die gegevens worden ingediend.”. |
11) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 17 komt als volgt te luiden: „Artikel 17 Maatregelen om de procedures van de artikelen 14 tot en met 16 af te sluiten 1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, neemt het Bureau de volgende maatregelen:
2. In de in lid 1, onder c), bedoelde gevallen wijzigt de Commissie indien nodig, met inachtneming van het advies van het Bureau en binnen de in artikel 23, lid 1 bis, vastgestelde termijn, het besluit tot verlening van de vergunning voor het in de handel brengen. Het in artikel 13, lid 1, en artikel 38, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 bedoelde communautaire geneesmiddelenregister wordt dienovereenkomstig bijgewerkt.”. |
14) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Artikel 21, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. In afwijking van de hoofdstukken I, II, II bis en III kunnen de relevante instanties of, in het geval van gecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen, de Commissie, wanneer een pandemische situatie ten aanzien van griep bij de mens officieel wordt erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie of door de Unie in het kader van Beschikking 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), bij wijze van uitzondering en tijdelijk een wijziging in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen van een vaccin tegen griep bij de mens aanvaarden wanneer bepaalde niet-klinische of klinische gegevens ontbreken. |
17) |
Artikel 22, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. Wanneer de houder bij een risico voor de volksgezondheid, in het geval van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, of, in het geval van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bij een risico voor de gezondheid van mensen of dieren of voor het milieu, op eigen initiatief urgente beperkende veiligheidsmaatregelen neemt, stelt hij alle relevante instanties en, in het geval van een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen, het Bureau daarvan onverwijld in kennis. Als de relevante instantie of, in het geval van een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen, het Bureau niet binnen 24 uur na ontvangst van die informatie bezwaar heeft gemaakt, worden de urgente beperkende veiligheids-maatregelen geacht te zijn aanvaard.”. |
18) |
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
Na artikel 23 wordt het volgende artikel 23 bis ingevoegd: „Artikel 23 bis De verklaring dat wordt voldaan aan een voltooid goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek als voorgeschreven in artikel 28, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1901/2006 wordt opgenomen in het technisch dossier van de vergunning voor het in de handel brengen. De bevoegde instantie verschaft de houder binnen dertig dagen nadat de desbetreffende beoordeling is afgerond een bevestiging dat de verklaring is opgenomen in het technisch dossier.”. |
20) |
Artikel 24 komt als volgt te luiden: „Artikel 24 Uitvoering van wijzigingen 1. Kleine wijzigingen van type IA mogen te allen tijde vóór de voltooiing van de procedures van de artikelen 8, 13 bis en 14 worden uitgevoerd. Wanneer een kennisgeving betreffende één of meer kleine wijzigingen van type IA wordt afgewezen, staakt de houder de toepassing van de desbetreffende wijzigingen onmiddellijk na ontvangst van de in artikel 11, lid 1, onder a), artikel 13 sexies, onder a), en artikel 17, lid 1, onder a), bedoelde informatie. 2. Kleine wijzigingen van type IB mogen alleen in de volgende gevallen worden uitgevoerd:
3. Ingrijpende wijzigingen van type II mogen alleen in de volgende gevallen worden uitgevoerd:
4. Een uitbreiding kan alleen worden uitgevoerd nadat de relevante instantie of, in geval van een uitbreiding van een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen, de Commissie het besluit tot verlening van de vergunning voor het in de handel brengen heeft gewijzigd en de houder hiervan in kennis heeft gesteld. 5. Urgente beperkende veiligheidsmaatregelen en wijzigingen die betrekking hebben op veiligheidskwesties worden uitgevoerd binnen een tijdskader dat is overeengekomen door de houder en de relevante instantie en, in geval van een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen, het Bureau. In afwijking van de eerste alinea worden urgente beperkende veiligheidsmaatregelen en wijzigingen in verband met veiligheidskwesties die betrekking hebben op overeenkomstig hoofdstuk 4 van Richtlijn 2001/82/EG of hoofdstuk 4 van Richtlijn 2001/83/EG verleende vergunningen voor het in de handel brengen uitgevoerd binnen een tijdskader dat in overleg met de andere relevante instanties door de houder en de bevoegde instantie van de referentielidstaat is overeengekomen.”. |
21) |
De titel van bijlage III komt als volgt te luiden: „Gevallen voor groepering van wijzigingen als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b) en artikel 13 quinquies, lid 2, onder b)”. |
22) |
Na artikel 24 wordt het volgende artikel 24 bis ingevoegd: „Artikel 24 bis Toepassing van nationale bepalingen inzake wijzigingen op zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen De lidstaten die overeenkomstig artikel 23 ter, lid 4, van Richtlijn 2001/83/EG hun nationale bepalingen inzake wijzigingen mogen blijven toepassen op bepaalde zuiver nationale vergunningen voor het in de handel brengen, zijn vermeld in bijlage VI bij deze verordening.”. |
23) |
De in de bijlage bij deze verordening opgenomen bijlage wordt toegevoegd. |
Artikel 2
Overgangsregelingen
Met ingang van 2 november 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) |
in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2008 wordt de verwijzing naar de „hoofdstukken II en III” vervangen door „hoofdstuk II”; |
b) |
in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2008 wordt alinea a) geschrapt. |
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing met ingang van 2 november 2012.
De punten 10 en 15, punt 18, onder a) en c), en de punten 21, 22 en 23 van artikel 1 zijn echter van toepassing met ingang van 4 augustus 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 augustus 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.
(2) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
(3) PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.
(4) PB L 168 van 30.6.2009, blz. 33.
(5) PB L 334 van 12.12.2008, blz. 7.
(6) PB L 348 van 31.12.2010, blz. 1.
(7) PB L 348 van 31.12.2010, blz. 74.
(8) PB L 15 van 17.1.1987, blz. 38.”;
(9) PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.”.
BIJLAGE
„BIJLAGE VI
Lijst van lidstaten als bedoeld in artikel 24 bis
|
de Republiek Bulgarije, |
|
de Bondsrepubliek Duitsland.” |
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/15 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 713/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 augustus 2012
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 augustus 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
TR |
69,6 |
XS |
32,3 |
|
ZZ |
51,0 |
|
0707 00 05 |
TR |
100,7 |
ZZ |
100,7 |
|
0709 93 10 |
TR |
107,2 |
ZZ |
107,2 |
|
0805 50 10 |
AR |
91,9 |
TR |
91,0 |
|
UY |
101,4 |
|
ZA |
100,8 |
|
ZZ |
96,3 |
|
0806 10 10 |
CL |
226,1 |
EG |
235,3 |
|
IL |
138,6 |
|
IN |
210,3 |
|
MA |
194,2 |
|
MX |
186,2 |
|
TN |
203,8 |
|
TR |
145,6 |
|
ZZ |
192,5 |
|
0808 10 80 |
AR |
173,9 |
BR |
87,6 |
|
CL |
118,3 |
|
NZ |
124,3 |
|
US |
165,5 |
|
ZA |
101,5 |
|
ZZ |
128,5 |
|
0808 30 90 |
AR |
200,3 |
CL |
139,3 |
|
ZA |
102,8 |
|
ZZ |
147,5 |
|
0809 29 00 |
TR |
416,8 |
ZZ |
416,8 |
|
0809 30 |
TR |
164,1 |
ZZ |
164,1 |
|
0809 40 05 |
BA |
64,6 |
IL |
69,8 |
|
MK |
70,3 |
|
ZZ |
68,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/17 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 17 juli 2012
betreffende de subdelegatie van bevoegdheden tot accreditatieverlening, -vernieuwing of -verlenging
(ECB/2012/15)
(2012/458/EU)
DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien Besluit ECB/2011/8 van 21 juni 2011 inzake de procedures t.a.v. milieuaccreditatie en gezondheids- en veiligheidsaccreditatie voor de productie van eurobankbiljetten (1), en inzonderheid artikel 2, lid 3,
Gezien Besluit ECB/2010/22 van 25 november 2010 inzake de kwaliteitsaccreditatieprocedure voor producenten van eurobankbiljetten (2), en inzonderheid artikel 2, lid 4,
Overwegende:
(1) |
De directie is bevoegd om alle besluiten te nemen met betrekking tot de milieuaccreditatie en gezondheids- en veiligheidsaccreditatie van een producent overeenkomstig artikel 2, lid 3 van Besluit ECB/2011/8 en met betrekking tot de kwaliteitsaccreditatie overeenkomstig artikel 2, lid 4 van Besluit ECB/2010/22 (hierna gezamenlijk de: „accreditaties”), alsook met betrekking tot de subdelegatie van bevoegdheden tot accreditatieverlening, -vernieuwing of -verlenging aan één of meerdere van haar leden. |
(2) |
Een groot aantal individuele aan de Besluiten ECB/2011/8 en ECB/2010/22 onderworpen accreditaties wordt op jaarbasis verleend of vernieuwd. Ter verdere vereenvoudiging van de accreditatieprocedure acht de directie het daarom noodzakelijk en gepast om de bevoegdheid tot accreditatieverlening, -vernieuwing of -verlenging te subdelegeren aan het lid van de directie aan wie het Directoraat Bankbiljetten rapporteert. |
(3) |
Ter vrijwaring van de collegialiteit van de directie dient het lid van de directie, aan wie de subdelegatie is verleend, een jaarverslag inzake accreditatiebesluiten aan de directie voor te leggen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Subdelegatie van bevoegdheden
De directie subdelegeert de bevoegdheden ter vervulling van de volgende taken aan het lid van de directie aan wie het Directoraat Bankbiljetten rapporteert:
a) |
het verlenen of vernieuwen van volledige kwaliteitsaccreditatie krachtens artikel 3, lid 4 en artikel 7 van Besluit ECB/2010/22; |
b) |
het verlenen of verlengen van tijdelijke kwaliteitsaccreditatie krachtens artikel 4, lid 3 en artikel 10 van Besluit ECB/2010/22; |
c) |
het verlenen of vernieuwen van milieuaccreditatie krachtens artikel 6 van Besluit ECB/2011/8; |
d) |
het verlenen of vernieuwen van gezondheids- en veiligheidsaccreditatie krachtens artikel 8 van Besluit ECB/2011/8. |
Artikel 2
Rapportageverplichting
Het lid van de directie, aan wie het Directoraat Bankbiljetten rapporteert, legt een jaarverslag voor aan de directie inzake de krachtens artikel 1 genomen accreditatiebesluiten.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 17 juli 2012.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 176 van 5.7.2011, blz. 52.
(2) PB L 330 van 15.12.2010, blz. 14.
Rectificaties
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/18 |
Rectificatie van Besluit EUPOL COPPS/1/2012 van het Politiek en Veiligheidscomité van 3 juli 2012 betreffende de benoeming van het hoofd van de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (EUPOL COPPS)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 186 van 14 juli 2012 )
In de inhoudsopgave en op bladzijde 31, nummer van het besluit:
in plaats van:
„(2012/383/EU)”,
te lezen:
„(2012/383/GBVB)”.
4.8.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 209/18 |
Rectificatie van Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
( Publicatieblad van de Europese Unie L 174 van 1 juli 2011 )
Bladzijde 91, artikel 3, punt 5:
in plaats van:
„5. „kabels”: alle kabels voor een spanning van minimaal 250 volt die als verbindings- en verlengsnoer dienen om EEA met het stopcontact of twee of meer EEA met elkaar te verbinden;”,
te lezen:
„5. „kabels”: alle kabels voor een spanning van minder dan 250 volt die als verbindings- en verlengsnoer dienen om EEA met het stopcontact of twee of meer EEA met elkaar te verbinden;”.
Bladzijde 94, artikel 7:
in plaats van:
„c) |
wanneer met de in punt b) bedoelde procedure is aangetoond dat EEA aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen de fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op en brengen zij de CE-markering aan op het eindproduct.”, |
te lezen:
„c) |
wanneer met de in punt b) bedoelde procedure is aangetoond dat EEA aan de toepasselijke eisen voldoet, de fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring opstellen en zij de CE-markering aanbrengen op het eindproduct.”. |
Bladzijde 96, artikel 15:
in plaats van:
„1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de afgewerkte EEA of op het gegevensplaatje aangebracht. Indien dit door de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking of in de begeleidende documenten.”,
te lezen:
„1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de afgewerkte EEA of op het gegevensplaatje aangebracht. Indien dit door de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten.”.
Bladzijde 98, artikel 25, lid 1:
in plaats van:
„1. De lidstaten dienen uiterlijk 22 juli 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.”,
te lezen:
„1. De lidstaten dienen uiterlijk 2 januari 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.”.