ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.188.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 188

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
18 juli 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/399/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juli 2012 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake een wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

1

 

 

2012/400/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juli 2012 betreffende het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

4

 

 

2012/401/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juli 2012 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

6

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 653/2012 van de Commissie van 17 juli 2012 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaat uit onder meer Taiwan, tot intrekking van het recht ten aanzien van een exporteur in dat land en tot registratie van de invoer

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 654/2012 van de Commissie van 17 juli 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 655/2012 van de Commissie van 17 juli 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

13

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/402/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juli 2012 houdende benoeming van een lid van de Rekenkamer

15

 

 

2012/403/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 juli 2012 houdende benoeming van zes Bulgaarse leden en van acht Bulgaarse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio’s

16

 

 

2012/404/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 juli 2012 tot verlenging van de looptijd van de passende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee die zijn ingesteld bij Besluit 2011/465/EU en tot wijziging van dat besluit

17

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake een wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

(2012/399/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake vervoer.

(2)

Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Het is passend in de EER-overeenkomst een bepaling op te nemen waarmee een aanpassing mogelijk wordt van de tolregelingen op het trans-Europese wegennet in Noorwegen.

(4)

Bijlage XIII bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER dient te worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 8.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (1), moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)

Bijlage XIII bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de EER-overeenkomst wordt punt 18a (Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad) als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende streepje wordt toegevoegd:

„—

32006 L 0038: Richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 8).”.

2)

Deze tekst van de aanpassing wordt als volgt gewijzigd:

i)

de tekst van aanpassing d) wordt vervangen door:

„d)

Aan het slot van artikel 7, lid 4 ter, wordt het volgende toegevoegd:

„a)

Voor tolregelingen op het trans-Europees wegennet in het zuidoosten van Noorwegen die al bestaan op de dag van inwerkingtreding van Besluit nr. xx/2012 van het Gemengd Comité van de EER, moet de toepassing van kortingen op of verlagingen van de toltarieven voor frequente gebruikers ten laatste op 31 december 2014 voldoen aan de voorwaarden van artikel 7, lid 4 ter, van deze richtlijn.

b)

Op het trans-Europese wegennet in andere delen van Noorwegen kunnen de huidige kortingen of verlagingen behouden blijven voor tolregelingen die al bestaan op de dag van inwerkingtreding van Besluit nr. xx/2012 van het Gemengd Comité van de EER, op voorwaarde dat het aandeel van het internationale vrachtverkeer op het betrokken infrastructuurnet minder dan 30 % bedraagt.

Voor tolregelingen die worden ingevoerd nadat Besluit nr. xx/2012 van het Gemengd Comité van de EER in werking is getreden, mogen kortingen of verlagingen van toltarieven voor frequente gebruikers groter zijn dan bepaald in artikel 7, lid 4 ter, van deze richtlijn, op voorwaarde dat:

het aandeel van het internationale vrachtverkeer op het betrokken infrastructuurnet niet meer dan 5 % bedraagt,

de omvang van de kortingen of verlagingen wordt gerechtvaardigd door bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer het betrokken infrastructuurnet bestaat uit bruggen en/of tunnels als vervanging van een veerboot.”.”;

ii)

de tekst van aanpassing e) wordt geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2006/38/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op …, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (2).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 8.

(2)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/4


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

betreffende het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

(2012/400/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 46 en 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Protocol nr. 31 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) (de „EER-overeenkomst”) zijn specifieke bepalingen en regelingen opgenomen inzake de samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(2)

Het is passend de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot activiteiten buiten de vier vrijheden, waaronder samenwerking inzake het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen.

(3)

Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet gebaseerd zijn op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-Overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst is gewijzigd bij Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER van … (1).

(2)

Het is passend de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot samenwerking inzake het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de sociale-zekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen.

(3)

Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2012 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Na lid 11 wordt het volgende lid toegevoegd:

„12.   De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de volgende begrotingsonderdelen die in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012 zijn opgenomen:

begrotingsonderdeel 04 01 04 08: „Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen — Uitgaven voor administratief beheer”,

begrotingsonderdeel 04 03 05: „Vrij verkeer van werknemers, coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen”.”.

2)

In lid 5 worden de woorden „, en aan het programma bedoeld in lid 8, twaalfde streepje, met ingang van 1 januari 2009” vervangen door „, aan het programma bedoeld in lid 8, twaalfde streepje, met ingang van 1 januari 2009, en aan de maatregelen die gefinancierd worden uit de in lid 12 bedoelde begrotingsonderdelen voor het begrotingsjaar 2012, met ingang van 1 januari 2012”.

3)

In de leden 6 en 7 worden de woorden „lid 8” vervangen door „leden 8 en 12”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (2).

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L …

(2)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

(2012/401/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Volgens artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten onder meer de bepalingen van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst te wijzigen.

(3)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen en regelingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(4)

Het is wenselijk om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (3).

(5)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het in de bijlage opgenomen ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER van … (1).

(2)

Een alomvattend systeem voor monitoring van de aarde is van centraal belang voor het duurzame beheer van Noord-Europa en het Noordpoolgebied.

(3)

Noorwegen heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES), zowel in het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) alsook als lid van de Europese Ruimtevaartorganisatie.

(4)

Het is wenselijk om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (2).

(5)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet dan ook worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2012 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Voor evaluaties en ingrijpende herzieningen van de werkzaamheden van de kaderprogramma’s van werkzaamheden van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling als bedoeld in de leden 5, 8 bis, 8 quater, 9 en 10, wordt de procedure van artikel 79, lid 3, van de overeenkomst gevolgd.”.

2)

Na lid 8 ter wordt het volgende lid ingevoegd:

„8 quater.

a)

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2012 deel aan de werkzaamheden die kunnen voortvloeien uit de volgende handeling van de Unie:

32010 R 0911: Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1).

b)

De EVA-staten dragen financieel bij aan de onder a) bedoelde werkzaamheden overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van en Protocol 32 bij de Overeenkomst.

c)

De EVA-staten nemen, zonder stemrecht, volwaardig deel aan de werkzaamheden van alle comités van de Unie die de Europese Commissie bijstaan bij het beheer, de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van de werkzaamheden als bedoeld onder a), met name het GMES-comité, de Beveiligingsraad en het gebruikersforum.

d)

Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.

e)

Wat IJsland betreft, wordt dit lid opgeschort tot het Gemengd Comité van de EER een ander besluit treft.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (3).

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2012.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L …

(2)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1.

(3)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


VERORDENINGEN

18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/8


VERORDENING (EU) Nr. 653/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2012

tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaat uit onder meer Taiwan, tot intrekking van het recht ten aanzien van een exporteur in dat land en tot registratie van de invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap ("de basisverordening") (1), en met name artikel 11, lid 4,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité overeenkomstig artikel 11, lid 4, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie ("Commissie") heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur.

(2)

Het verzoek is op 27 april 2012 ingediend door Lealea Enterprise Co., Ltd. ("de indiener van het verzoek"), een producent-exporteur van bepaald polyethyleentereftalaat in Taiwan ("het betrokken land").

B.   PRODUCT

(3)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op polyethyleentereftalaat met een viscositeitsgetal van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm (Internationale Organisatie voor Normalisatie) 1628-5, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit onder meer Taiwan ("het onderzochte product").

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht van 143,4 % ingesteld op het onderzochte product van oorsprong uit Taiwan, dat ook van toepassing is op de indiener van het verzoek; voor twee in die verordening met name genoemde ondernemingen geldt een individueel antidumpingrecht. In februari 2012 heeft de Commissie een nieuw onderzoek geopend bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand (3), dat wil zeggen onder meer uit Taiwan. Zolang dit nieuwe onderzoek niet is afgesloten, blijven de maatregelen van kracht.

D.   MOTIVERING

(5)

De indiener van het verzoek beweert het onderzochte product niet naar de Unie te hebben uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de thans geldende maatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen in de periode van 1 oktober 1998 tot en met 30 september 1999 ("het oorspronkelijke onderzoektijdvak").

(6)

Hij verklaart verder dat hij geen banden heeft met een producent-exporteur van het onderzochte product waarvoor genoemde antidumpingmaatregelen gelden.

(7)

Hij beweert voorts dat hij eerst na het oorspronkelijke onderzoektijdvak begonnen is met de uitvoer van het onderzochte product naar de Unie.

E.   PROCEDURE

(8)

De bekende betrokken producenten in de Unie zijn van het verzoek om een nieuw onderzoek in kennis gesteld en hebben daarop kunnen reageren.

(9)

Na onderzoek van het bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening, teneinde de individuele dumpingmarge voor de indiener van het verzoek vast te stellen en, indien dumping wordt geconstateerd, de hoogte van het recht vast te stellen dat op het onderzochte product moet worden geheven.

(10)

Indien blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldoet, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het onderzochte product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 192/2007.

a)   Vragenlijsten

(11)

Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toezenden.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(12)

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken.

(13)

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

F.   INTREKKING VAN HET RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER

(14)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Unie wordt uitgevoerd. Tevens moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd zodat eventueel met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van opening van dit nieuwe onderzoek, indien bij het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping naar de Unie uitvoert. In dit stadium kan geen raming worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn.

G.   TERMIJNEN

(15)

Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

(16)

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en alle gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

(17)

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

(18)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(19)

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de nodige gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

(20)

Indien blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(21)

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(22)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen negen maanden na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(23)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(24)

Belanghebbenden kunnen vragen dat de raadadviseur-auditeur van DG Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbende zijn recht van verweer ten volle kan uitoefenen.

(25)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(26)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt een nieuw onderzoek betreffende Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad geopend teneinde vast te stellen of en in welke mate voor polyethyleentereftalaat met een viscositeitsgetal van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm 1628-5, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit Taiwan, vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Unie door Lealea Enterprise Co., Ltd. (aanvullende Taric-code A996), het bij Verordening (EG) nr. 192/2007 ingestelde antidumpingrecht moet gelden.

Artikel 2

Het bij Verordening (EG) nr. 192/2007 van de Raad ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 omschreven product.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt overeenkomstig artikel 11, lid 4, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer in de Unie van het in artikel 1 omschreven product te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 4

1.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten, de in overweging 11 van deze verordening bedoelde vragenlijst beantwoorden alsmede andere informatie waarmee rekening moet worden gehouden, verstrekken.

2.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

3.   Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen onder opgave van hun naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende certificaten, die bij de antwoorden op de vragenlijst worden gevoegd, alsmede bijwerkingen daarvan moeten echter op papier, per post of in persoon, op onderstaand adres worden ingediend. Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende die zijn opmerkingen en verzoeken niet in elektronische vorm kan indienen, de Commissie daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten zijn voorzien van de vermelding "Limited" (5) en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding "For inspection by interested parties".

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 4/92

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

E-mail: Trade-R557-PET-A@ec.europa.eu

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 59 van 27.2.2007, blz. 1.

(3)  PB C 55 van 24.2.2012, blz. 4.

(4)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(5)  Een "Limited"-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 654/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

41,0

ZZ

41,0

0707 00 05

TR

95,4

ZZ

95,4

0709 93 10

TR

101,9

ZZ

101,9

0805 50 10

AR

84,6

BO

90,5

TR

52,0

UY

96,2

ZA

92,2

ZZ

83,1

0808 10 80

AR

134,2

BR

89,7

CL

110,4

CN

125,2

NZ

124,2

US

161,2

ZA

111,1

ZZ

122,3

0808 30 90

AR

116,6

CL

125,3

ZA

116,1

ZZ

119,3

0809 10 00

TR

168,3

ZZ

168,3

0809 29 00

TR

352,1

ZZ

352,1

0809 30

TR

179,0

ZZ

179,0

0809 40 05

BA

108,0

ZZ

108,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 655/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 634/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 voor het verkoopseizoen 2011/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 182 van 13.7.2012, blz. 35.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 18 juli 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10 (1)

43,18

0,00

1701 12 90 (1)

43,18

1,65

1701 13 10 (1)

43,18

0,00

1701 13 90 (1)

43,18

1,95

1701 14 10 (1)

43,18

0,00

1701 14 90 (1)

43,18

1,95

1701 91 00 (2)

50,73

2,25

1701 99 10 (2)

50,73

0,00

1701 99 90 (2)

50,73

0,00

1702 90 95 (3)

0,51

0,21


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

houdende benoeming van een lid van de Rekenkamer

(2012/402/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 286, lid 2,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het mandaat van mevrouw Nadejda SANDOLOVA verstrijkt op 31 december 2012.

(2)

Er moet derhalve worden overgegaan tot een nieuwe benoeming,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mevrouw Iliana IVANOVA wordt benoemd tot lid van de Rekenkamer voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2018.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  Advies van 13 juni 2012 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/16


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 juli 2012

houdende benoeming van zes Bulgaarse leden en van acht Bulgaarse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio’s

(2012/403/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Bulgaarse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio’s zijn zes zetels van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van mevrouw Katya DOYCHEVA, mevrouw Dora IANKOVA, de heer Orhan MUMUN, mevrouw Penka PENKOVA, de heer Georgi SLAVOV en de heer Bozhidar YOTOV. Er zijn zes zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Ivo ANDONOV, mevrouw Shukran IDRIZ, de heer Veselin LICHEV, de heer Rumen RASHEV, de heer Svetlin TANCHEV en de heer Nayden ZELENOGORSKI. Twee zetels van plaatsvervangende leden worden vacant door de benoeming van de heer Ahmed AHMEDOV en de heer Krassimir KOSTOV tot leden van het Comité van de Regio’s,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Worden benoemd in het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2015:

a)

tot lid:

de heer Ahmed AHMEDOV, Mayor, Municipality of Tsar Kaloyan

mevrouw Tanya HRISTOVA, Mayor, Municipality of Gabrovo

de heer Krassimir KOSTOV, Mayor, Municipality of Shumen

de heer Madzhid MANDADZHA, Mayor, Municipality of Stambolovo

de heer Zhivko TODOROV, Mayor, Municipality of Stara Zagora

mevrouw Luydmil VESSELINOV, Mayor, Municipality of Popovo

alsmede

b)

tot plaatsvervanger:

de heer Nida AHMEDOV, Mayor, Municipality of Kaolinovo

de heer Ivan ALEKSIEV, Mayor, Municipality of Pomorie

de heer Atanas KAMBITOV, Mayor, Municipality of Blagoevgrad

mevrouw Kornelia MARINOVA, Municipal Councillor, Municipality of Lovech

mevrouw Sebihan MEHMED, Mayor, Municipality of Krumovgrad

mevrouw Anastassya MLADENOVA, Municipal Councillor, Municipality of Peshtera

de heer Fahri MOLAYSSENOV, Mayor, Municipality of Madan

de heer Georgi SLAVOV, Mayor, Municipality of Yambol.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


18.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot verlenging van de looptijd van de passende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee die zijn ingesteld bij Besluit 2011/465/EU en tot wijziging van dat besluit

(2012/404/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (1), zoals laatstelijk gewijzigd in Ouagadougou op 22 juni 2010 (2) („de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”), en met name artikel 96,

Gezien het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2011/465/EU van de Raad (4) zijn krachtens artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst passende maatregelen ingesteld ten aanzien van de Republiek Guinee.

(2)

Besluit 2011/465/EU vereist dat twee benchmarks worden gehaald voordat de samenwerking met de Republiek Guinee in het kader van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds kan worden hervat, namelijk dat door de bevoegde autoriteiten een gedetailleerd tijdschema, met inbegrip van data en stappen/voorbereidende activiteiten, wordt opgesteld voor de parlementsverkiezingen, die vóór het einde van 2011 moeten plaatsvinden, en dat vrije en transparante parlementsverkiezingen worden gehouden.

(3)

Tot op heden is geen van beide benchmarks gehaald.

(4)

Het is daarom nodig de looptijd van de bij Besluit 2011/465/EU ingestelde passende maatregelen te verlengen en de in die maatregelen bepaalde uiterste datum voor het houden van parlementsverkiezingen in de Republiek Guinee te verschuiven tot het einde van 2012,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De geldigheid van Besluit 2011/465/EU wordt met twaalf maanden verlengd. Daartoe wordt, in artikel 3 van Besluit 2011/465/EU, de datum „19 juli 2012” vervangen door de datum „19 juli 2013”.

Artikel 2

De uiterste datum voor het houden van parlementsverkiezingen in de Republiek Guinee, als neergelegd in de passende maatregelen, gespecificeerd in de bijlage bij Besluit 2011/465/EU in de linker kolom getiteld „Verbintenissen van Guinee” onder „Overzicht van verbintenissen”, wordt verschoven tot het einde van 2012.

Artikel 3

De brief in de bijlage wordt aan de autoriteiten van de Republiek Guinee gezonden.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.

(4)  PB L 195 van 27.7.2011, blz. 2.


BIJLAGE

BRIEF AAN DE PRESIDENT EN DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE

Excellenties,

De Raad van de Europese Unie verwelkomde de vooruitgang die de Republiek Guinee heeft geboekt met het herstel van de constitutionele orde na de vreedzaam verlopen presidentsverkiezingen van 2010 en de installatie van een legitieme president en een burgerregering, en zij versoepelde in juli 2011 daarom de passende maatregelen die zij ten aanzien van de Republiek Guinee had ingesteld.

In Besluit 2011/465/EU van 18 juli 2011 heeft de Raad van de Europese Unie bepaald dat de samenwerking met de Republiek Guinee in het kader van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in twee fasen kon worden hervat, naargelang van de vooruitgang met betrekking tot vrije en transparante parlementsverkiezingen, die voor het einde van 2011 moesten plaatsvinden.

De Raad van de Europese Unie constateert dat geen van beide benchmarks op dit moment is gehaald en heeft daarom besloten, enerzijds, de looptijd van de bij Besluit 2011/465/EU ingestelde passende maatregelen te verlengen en, anderzijds, de uiterste datum voor het houden van parlementsverkiezingen te verschuiven tot het einde van 2012. Als deze uiterste datum niet wordt geëerbiedigd, beperkt dat de mogelijkheden voor vastlegging van de middelen van het tiende EOF.

De Europese Unie herhaalt nogmaals dat zij het zeer belangrijk vindt dat zo snel mogelijk en op de juiste wijze geloofwaardige, vrije en transparante parlementsverkiezingen worden gehouden, ter afsluiting van het overgangsproces van de Republiek Guinee. De Europese Unie verklaart zich nogmaals bereid de organisatie van deze verkiezingen te ondersteunen.

De Europese Unie verzekert U, Excellenties, haar steun voor Uw inspanningen om duurzame economische groei te bewerkstelligen en het welzijn van de bevolking van de Republiek Guinee te garanderen.

Met bijzondere hoogachting,

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

C. ASHTON

Voorzitter

Voor de Commissie

A. PIEBALGS

Commissaris