ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.177.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 177

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
7 juli 2012


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 602/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/364/EU

 

*

Besluit van de Raad van 25 juni 2012 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

5

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 603/2012 van de Commissie van 30 april 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt

9

 

*

Verordening (EU) nr. 604/2012 van de Commissie van 3 juli 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 605/2012 van de Commissie van 4 juli 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara’s die in Spanje zijn geregistreerd

12

 

*

UItvoeringsverordening (EU) nr. 606/2012 van de Commissie van 4 juli 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara's en door met de drijvende beug vissende vaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Italië

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 houdende gedetailleerde voorschriften betreffende het stelsel van zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op de toezichthoudende organisaties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen ( 1 )

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 608/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stoffen denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie ( 1 )

19

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 609/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

23

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2012/20/EU van de Commissie van 6 juli 2012 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde flufenoxuron als werkzame stof voor productsoort 8 in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

25

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/1


BESLUIT Nr. 602/2012/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2012

betreffende wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds haar oprichting in 1991 heeft de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) de Midden- en Oost-Europese landen bijgestaan bij de overgang naar een open markteconomie en de bevordering van particulier initiatief en ondernemingsgeest. Het geografische gebied van de werkzaamheden van de EBWO dient te worden uitgebreid met de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, zodat soortgelijke doelstellingen ook daar kunnen worden nagestreefd. Als reactie op de economische en politieke situatie in de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied heeft de EBWO voor haar activiteiten een gefaseerde aanpak ontwikkeld, waarin rekening zal worden gehouden met de specifieke eigenschappen van dat gebied.

(2)

Volgens het door de Raad van Bewind aan de Raad van Gouverneurs uitgebrachte verslag over de geografische uitbreiding van het gebied waar de EBWO werkzaam is tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, bestaat het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied uit de landen die een kust aan de Middellandse Zee hebben, alsook Jordanië, dat sterk in deze regio is geïntegreerd.

(3)

Als reactie op de gebeurtenissen van 2011 in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 8 maart 2011 een gezamenlijke mededeling getiteld „Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied” gepresenteerd, waarin zij wijzen op de sterke politieke en economische steun van de Unie voor de regio. In de gezamenlijke mededeling was de mogelijkheid opgenomen om het mandaat van de EBWO uit te breiden tot de zuidelijke buurlanden, daarbij voortbouwend op de ervaring die de EBWO de afgelopen twintig jaar heeft opgedaan. De Europese Raad van 24 en 25 maart 2011 heeft zijn brede steun voor de inhoud van deze gezamenlijke mededeling uitgesproken. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid — de zuidelijke dimensie, de EBWO verzocht haar statuten te wijzigen opdat zij kan deelnemen aan het verlenen van financiële bijstand.

(4)

In mei 2011 hebben de leiders van de G8 het Partnerschap van Deauville in het leven geroepen om de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied te helpen vrije, democratische en tolerante samenlevingen te worden en hebben zij de EBWO opgeroepen haar geografische werkingsgebied uit te breiden zodat zij haar ervaring als hefboom kan benutten en deze landen kan ondersteunen met hun overgang naar de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en markteconomie.

(5)

De uitbreiding van de werkzaamheden van de EBWO naar de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied is een weerspiegeling van de steun van de Europese Unie en de internationale gemeenschap voor de hoop, die werd aangewakkerd door de Arabische Lente, op een overgang naar een open markteconomie en een pluralistische democratische maatschappij in die regio.

(6)

Rekening houdend met de kwetsbaarheid van de economieën in de nieuwe ontvangende landen van de EBWO en met de sociale ongelijkheden die aan de basis lagen van de oproer van de Arabische Lente, dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO aan te moedigen zich niet enkel te richten op het tot stand brengen van een ontwikkelde privésector, maar via haar financiering ook bij te dragen tot de verwezenlijking van een sociaal rechtvaardige en milieuduurzame maatschappij, als bepaald in de relevante millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en in overeenstemming met artikel 3, lid 5, en artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het bijzonder dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO ertoe aan te moedigen om bij te dragen tot de overgang naar een energie-efficiënte, sociaal inclusieve open markteconomie, waarbij rekening wordt gehouden met de context op maatschappelijk vlak, op het vlak van armoede en op het vlak van de burgerrechten en mensenrechten.

(7)

Door op 30 september 2011 de Resoluties 137 en 138 aan te nemen, heeft de Raad van Gouverneurs van de EBWO gestemd voor het aanbrengen van de noodzakelijke wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO (de overeenkomst), om het geografische gebied waar de EBWO werkzaam is, te kunnen uitbreiden tot de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, terwijl zij trouw blijft aan haar verbintenissen ten aanzien van de huidige ontvangende landen. Alle EU-gouverneurs van de EBWO, met inbegrip van de gouverneur die de Unie vertegenwoordigt, stemden voor deze wijziging.

(8)

In Resolutie 134 van 21 mei 2011 heeft de Raad van Gouverneurs van de EBWO benadrukt dat de geplande uitbreiding van het mandaat van de EBWO dient te worden gerealiseerd zonder dat er een extra kapitaalinbreng van haar aandeelhouders nodig is.

(9)

Overeenkomstig artikel 56 van de overeenkomst dient de Raad van Gouverneurs van de EBWO aan alle leden te vragen of zij de voorgestelde wijzigingen aanvaarden.

(10)

De vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO moeten zich tot het uiterste inspannen om de EBWO ertoe aan te moedigen nauw toezicht uit te oefenen op haar activiteiten, in het bijzonder in landen waar te weinig politieke verantwoording wordt afgelegd, waar de burgerrechten en de mensenrechten worden geschonden en waar nog veel corruptie is. Voorts dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO alles in het werk te stellen om te garanderen dat de beginselen van prudentieel bankieren, transparantie en fraudebestrijding, als bedoeld in Besluit nr. 1219/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de inschrijving door de Europese Unie op nieuwe aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ingevolge het besluit dit kapitaal te verhogen (2), in het kader van de activiteiten van de EBWO in de nieuwe ontvangende landen in praktijk worden gebracht.

(11)

Bij het uitvoeren van haar werkzaamheden in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EWBO aan te moedigen haar nauwe samenwerking met de Unie en met het maatschappelijk middenveld voort te zetten alsmede haar nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank en andere Europese en internationale openbare financieringsinstellingen verder te ontwikkelen, teneinde hun comparatieve voordelen ten volle te kunnen benutten. De EBWO moet ook vermijden om werk van dergelijke andere publieke financieringsinstellingen over te doen.

(12)

Voordat de EBWO een potentieel nieuw ontvangend land goedkeurt, dient zij een gedetailleerde technische evaluatie uit te voeren van de economische en politieke omstandigheden in het betrokken land, met inbegrip van: de gehechtheid van het land aan de in artikel 1 van de Overeenkomst neergelegde beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie, en met inbegrip van de overgangskloven, de activiteiten van andere internationale financieringsinstellingen in het land en de prioritaire gebieden waarop de EBWO het beste gebruik kan maken van haar unieke kennis en vaardigheden. Bij de bespreking van deze beoordelingen moeten de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO ertoe aanmoedigen ten volle rekening te houden met de zienswijzen van de Unie.

(13)

In het verslag dat de Commissie overeenkomstig Besluit nr. 1219/2011/EU op het einde van de vierde controle van de kapitaalmiddelen („fourth Capital Resources Review”, CRR4) voor de periode 2011-2015 (de CRR4-periode) zal presenteren, dient zij rekening te houden met de uitbreiding van de werkzaamheden van de EBWO tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.

(14)

Met betrekking tot het de bijdrage van de EBWO tot het ondersteunen van de toekomstige ontvangende landen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied bij hun overgang naar een goed functionerende, duurzame en moderne markteconomie dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO te verzoeken jaarlijks verslag uit te brengen over haar prestaties en vóór haar vijfjaarlijkse controle van de kapitaalmiddelen een uitvoerige beoordeling te verrichten van het effect dat haar werkzaamheden hebben gesorteerd op de totstandbrenging van dergelijke economieën.

(15)

De wijzigingen in de overeenkomst dienen derhalve te worden goedgekeurd namens de Unie,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij worden de wijzigingen in de artikelen 1 en 18 van de overeenkomst, die het geografische werkgebied van de EBWO uitbreiden, namens de Unie goedgekeurd.

De wijzigingen van de tekst zijn in de bijlage ter informatie weergegeven.

Artikel 2

De gouverneur van de EBWO die de Unie vertegenwoordigt, doet namens de Unie de EBWO de verklaring van aanvaarding van de wijzigingen toekomen.

Artikel 3

Als onderdeel van het jaarverslag aan het Europees Parlement brengt de gouverneur van de EBWO die de Unie vertegenwoordigt, tevens verslag uit over de activiteiten en werkzaamheden van de EBWO in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 4 juli 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 juni 2012.

(2)  PB L 313 van 26.11.2011, blz. 1.


BIJLAGE

WIJZIGINGEN IN DE OVEREENKOMST TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE BANK VOOR WEDEROPBOUW EN ONTWIKKELING

Artikel 1 van de overeenkomst tot oprichting van de Bank wordt gewijzigd en zal luiden als volgt (nieuwe tekst cursief):

„Artikel 1

Doel

De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en de wederopbouw ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moedigen in de Centraal- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen. Behoudens dezelfde voorwaarden kan het doel van de Bank ook worden verwezenlijkt in Mongolië en in lidstaten van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied zoals bepaald door een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Elke verwijzing in deze overeenkomst en de bijlagen daarbij naar „Centraal- en Oost-Europese landen”, „landen in Centraal- en Oost-Europa”, „ontvangend land (of ontvangende landen)” of „ontvangende lidstaat (of lidstaten)” heeft derhalve ook betrekking op Mongolië en op elk van de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.”.

Artikel 18 van de overeenkomst tot oprichting van de Bank wordt gewijzigd en zal luiden als volgt (nieuwe tekst cursief):

„Artikel 18

Bijzondere fondsen

i)

De Bank kan het beheer op zich nemen van bijzondere fondsen die zijn bedoeld om bij te dragen aan de verwezenlijking van het doel van de Bank en die binnen haar taken vallen in haar ontvangende landen en potentiële ontvangende landen. De volledige kosten van het beheer van een zodanig bijzonder fonds worden ten laste van het desbetreffende bijzondere fonds gebracht.

ii)

Voor de toepassing van alinea i) mag de Raad van Gouverneurs op verzoek van een lid dat geen ontvangend land is, besluiten dat dit lid als een potentieel ontvangend land wordt aangemerkt voor een beperkte periode en onder de voorwaarden die passend lijken. Dit besluit wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen.

iii)

Het besluit een lid als potentieel ontvangend land aan te wijzen, kan alleen worden genomen als dit lid voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van de status van ontvangend land. Deze vereisten zijn die welke vermeld zijn in artikel 1 van deze overeenkomst, zoals dit luidt op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen, of zoals het zal luiden na de inwerkingtreding van een wijziging die op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen, reeds door de Raad van Gouverneurs goedgekeurd is.

iv)

Als een potentieel ontvangend land aan het einde van de in alinea ii) bedoelde periode nog geen ontvangend land is geworden, staakt de Bank terstond alle bijzondere werkzaamheden in dat land, behalve die welke nodig zijn voor het naar behoren te gelde maken, het in stand houden en het beschermen van de activa van het bijzondere fonds en het vereffenen van de schulden die in dat verband zijn ontstaan.

2.   Bijzondere fondsen die door de Bank zijn aanvaard, kunnen in haar ontvangende landen en potentiële ontvangende landen worden gebruikt op wijzen en op voorwaarden die verenigbaar zijn met het doel en de taken van de Bank, met de overige toepasselijke bepalingen van deze overeenkomst en met de overeenkomst(en) betreffende bedoelde fondsen.

3.   De Bank stelt de regels en voorschriften vast die noodzakelijk zijn voor het instellen, het beheer en het gebruik van elk bijzonder fonds. Die regels en voorschriften mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen die uitdrukkelijk alleen van toepassing zijn op de gewone werkzaamheden van de Bank.”.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 juni 2012

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

(2012/364/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, artikel 114, lid 1, en artikel 207, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht (2) moet in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („EER-overeenkomst”) worden opgenomen.

(2)

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (4) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Besluit nr. 768/2008/EG stelt gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vast voor toekomstige wetgeving tot harmonisatie van de voorwaarden voor het verhandelen van producten en vormt een referentietekst voor de bestaande wetgeving op dit gebied.

(5)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap (5), wordt bij Verordening (EG) nr. 764/2008 ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Verordening (EG) nr. 764/2008.

(6)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften (6), wordt bij Verordening (EG) nr. 765/2008 ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Verordening (EG) nr. 765/2008.

(7)

Het in de EER-overeenkomst opgenomen Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (7), wordt bij Besluit nr. 768/2008/EG ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Besluit nr. 768/2008/EG.

(8)

Bijlage II bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet gebaseerd zijn op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21.

(3)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(4)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(5)  PB L 321 van 30.12.1995, blz. 1.

(6)  PB L 40 van 17.2.1993, blz. 1.

(7)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht (1) moet in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („EER-overeenkomst”) worden opgenomen.

(2)

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (2) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Besluit nr. 768/2008/EG stelt gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vast voor toekomstige wetgeving tot harmonisatie van de voorwaarden voor het verhandelen van producten en vormt een referentietekst voor de bestaande wetgeving op dit gebied.

(5)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap (4), wordt bij Verordening (EG) nr. 764/2008 ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Verordening (EG) nr. 764/2008.

(6)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften (5), wordt bij Verordening (EG) nr. 765/2008 ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Verordening (EG) nr. 765/2008.

(7)

Het in de EER-overeenkomst opgenomen Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (6), wordt bij Besluit nr. 768/2008/EG ingetrokken. De EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd teneinde rekening te houden met Besluit nr. 768/2008/EG.

(8)

Bijlage II bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hoofdstuk XIX van bijlage II bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst van punt 3b (Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad) wordt vervangen door:

32008 R 0765: Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a)

aan het einde van artikel 4, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:

„Liechtenstein kan eveneens een beroep doen op de nationale accreditatie-instantie van Zwitserland voor de productsectoren die onder de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling vallen en waarvoor de eisen van de Europese Gemeenschap en Zwitserland gelijkwaardig worden geacht op grond van artikel 1, leden 2 en 3, van die overeenkomst.”;

b)

producten die vanuit Liechtenstein naar de andere overeenkomstsluitende partijen worden uitgevoerd, kunnen worden onderworpen aan grenscontroles overeenkomstig de artikelen 27 tot 29.”.

2)

De tekst van punt 3d (Besluit 93/465/EEG van de Raad) wordt vervangen door:

32008 D 0768: Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).”.

3)

De tekst van punt 3f (Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt vervangen door:

32008 R 0764: Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

De verordening is alleen van toepassing op producten die vallen onder artikel 8, lid 3, van de overeenkomst.

De verordening is niet van toepassing op Liechtenstein voor producten die vallen onder bijlage I, hoofdstukken XII en XXVII van bijlage II en Protocol nr. 47 bij de overeenkomst, zolang de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake handel in landbouwproducten van toepassing blijft in Liechtenstein.”.

4)

In punt 3h (Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende ingevoegd:

„ , gewijzigd bij:

32008 R 0765: Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Verordeningen (EG) nr. 764/2008 en (EG) nr. 765/2008 en van Besluit nr. 768/2008/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op …, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (7).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21.

(2)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(3)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(4)  PB L 321 van 30.12.1995, blz. 1.

(5)  PB L 40 van 17.2.1993, blz. 1.

(6)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.

(7)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


VERORDENINGEN

7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/9


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 603/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 april 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (1), en met name artikel 51, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1236/2010 betreft de opname in het recht van de Unie van de bepalingen van de controle- en handhavingsregeling (hierna „de regeling” genoemd) die is vastgesteld bij een aanbeveling die de visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) tijdens haar jaarvergadering op 15 november 2006 heeft aangenomen en die vervolgens is gewijzigd bij aanbevelingen die tijdens de jaarvergaderingen van november 2007, 2008 en 2009 zijn aangenomen.

(2)

Tijdens haar jaarvergadering van november 2011 heeft de NEAFC aanbeveling 9:2012 tot wijziging van artikel 14 inzake de regeling voor de mededeling van aangiften en berichten aan het NEAFC-secretariaat aangenomen.

(3)

Krachtens de artikelen 12 en 15 van het bij Besluit 81/608/EEG van de Raad (2) goedgekeurde Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan is die aanbeveling op 3 februari 2012 in werking getreden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd na lid 1:

„1 bis.   De in artikel 9 bedoelde aangiften kunnen worden geannuleerd met een annuleringsbericht.

Berichten die moeten worden gecorrigeerd, worden geannuleerd met een annuleringsbericht. Het nieuwe, gecorrigeerde bericht wordt na het annuleringsbericht verzonden binnen de in artikel 9 vastgestelde termijnen.

Indien het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat de annulering van een bericht aanvaardt, deelt het dit mee aan het NEAFC-secretariaat.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 348 van 31.12.2010, blz. 17.

(2)  PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21.


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/10


VERORDENING (EU) Nr. 604/2012 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De quota voor 2012 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2).

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 55.


BIJLAGE

Nr.

7/T&Q

Lidstaat

Spanje

Bestand

POK/56-14

Soort

Koolvis (Pollachius virens)

Gebied

VI; EU-wateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV

Datum

12.6.2012


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 605/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 juli 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara’s die in Spanje zijn geregistreerd

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De hoeveelheid blauwvintonijn die in 2012 mag worden gevangen in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee, is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (2) moeten de lidstaten voor vaartuigen van minder dan 24 m en tonnara’s de Commissie in kennis stellen van de quota die zijn toegewezen aan de producentenorganisaties of aan groepen vaartuigen die met soortgelijk vistuig vissen.

(3)

Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft tot doel op de lange termijn de levensvatbaarheid van de visserijsector te garanderen door een op de voorzorgsbenadering gebaseerde duurzame exploitatie van de levende aquatische rijkdommen.

(4)

Overeenkomstig artikel 36, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad moet de Commissie, wanneer zij op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens of van andere gegevens waarover zij beschikt, van oordeel is dat de voor de Europese Unie, een lidstaat of een groep lidstaten beschikbare vangstmogelijkheden voor een of meer vistuigen of vloten moeten worden geacht te zijn opgebruikt, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen en de visserijactiviteiten verbieden voor het gebied, het vistuig, het bestand, de groep bestanden of de vloot die bij die specifieke visserijactiviteiten zijn betrokken.

(5)

Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, blijkt dat de vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee die zijn toegewezen aan tonnara’s die in Spanje zijn geregistreerd, worden geacht op 20 juni 2012 te zijn opgebruikt. De Commissie heeft Spanje hiervan in kennis gesteld.

(6)

Op 7, 14 en 21 juni heeft Spanje de Commissie ervan in kennis gesteld dat het de visserijactiviteiten van zijn vier tonnara’s die in 2012 op blauwvintonijn vissen, heeft doen stopzetten, met ingang van 8 juni voor twee van die tonnara’s, met ingang van 14 juni voor één van die tonnara's en met ingang van 21 juni voor de resterende tonnara, waardoor alle activiteiten met ingang van 21 juni 2012 om 14.00 uur zijn verboden.

(7)

Onverminderd de genoemde maatregelen van Spanje moet de Commissie bevestigen dat de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara’s die in Spanje zijn geregistreerd, met ingang van 21 juni 2012 verboden is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara’s die in Spanje zijn geregistreerd, wordt met ingang van uiterlijk 21 juni 2012 om 14.00 uur verboden.

Met ingang van die datum is het ook verboden om vis van dat bestand die door die tonnara’s is gevangen, aan boord te hebben, te kooien voor afmesting of voor de viskweek, over te laden, over te hevelen of aan te landen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

László ANDOR

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1.


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 606/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 juli 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara's en door met de drijvende beug vissende vaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Italië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De hoeveelheid blauwvintonijn die in 2012 in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee mag worden gevangen, is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (2) moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de individuele quota die aan hun vaartuigen van meer dan 24 meter zijn toegewezen en, voor visserijvaartuigen van minder dan 24 meter en voor tonnara's, van ten minste de aan producentenorganisaties of met soortgelijk vistuig vissende groepen vaartuigen toegewezen quota.

(3)

Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft tot doel de langetermijnlevensvatbaarheid van de visserijsector te garanderen door een op de voorzorgsbenadering gebaseerde duurzame exploitatie van de levende aquatische rijkdommen.

(4)

Overeenkomstig artikel 36, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad moet de Commissie, wanneer zij op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens of van andere gegevens waarover zij beschikt, van oordeel is dat de voor de Europese Unie, een lidstaat of een groep lidstaten beschikbare vangstmogelijkheden voor een of meer vistuigen of vloten als opgebruikt moeten worden beschouwd, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen en de visserijactiviteiten voor het gebied, het vistuig, het bestand, de groep bestanden of de vloot die bij die specifieke visserijactiviteiten zijn betrokken, verbieden.

(5)

Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, blijkt dat de aan tonnara's en aan met de drijvende beug vissende vaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Italië, toegewezen vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee als opgebruikt worden beschouwd.

(6)

Op 20 juni 2012 heeft Italië aan de Commissie meegedeeld de visserijactiviteiten van zijn tonnara's en zijn met de drijvende beug vissende vaartuigen die in 2012 actief zijn geweest in de blauwvintonijnvisserij, te hebben stopgezet met ingang van 20 juni om 13.00 u voor de met de drijvende beug vissende vaartuigen en met ingang van 22 juni om 17.00 u voor de tonnara's.

(7)

Onverminderd de bovengenoemde, door Italië genomen maatregel dient de Commissie te bevestigen dat de visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door met de drijvende beug vissende vaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Italië, en door in Italië geregistreerde tonnara's met ingang van 20 juni 2012 om 13.00 u, respectievelijk met ingang van 22 juni 2012 om 17.00 u verboden is,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door met de drijvende beug vissende vaartuigen die de vlag voeren van of zijn geregistreerd in Italië, wordt met ingang van 20 juni 2012 om 13.00 u verboden.

Met ingang van die datum is het ook verboden om vis van dat bestand die door die vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te kooien voor afmesting of voor de viskweek, over te laden, over te hevelen of aan te landen.

Artikel 2

De visserij op blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee door tonnara’s die in Italië zijn geregistreerd, wordt met ingang van 22 juni 2012 om 17.00 uur verboden.

Met ingang van die datum is het tevens verboden om vis van dat bestand die met die tonnara's is gevangen, aan boord te hebben, te kooien voor afmesten of voor de viskweek, over te laden, over te hevelen of aan te landen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

László ANDOR

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1.


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 607/2012 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2012

houdende gedetailleerde voorschriften betreffende het stelsel van zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op de toezichthoudende organisaties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (1), en met name artikel 6, lid 2, en artikel 8, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 995/2010 verplicht marktdeelnemers een geheel van procedures en maatregelen toe te passen (hierna „een stelsel van zorgvuldigheidseisen” genoemd) om het risico te minimaliseren dat zij illegaal gekapt hout of van illegaal gekapt hout afkomstige houtproducten op de interne markt brengen.

(2)

Er moet duidelijkheid komen over de gevallen waarin informatie moet worden verschaft over de volledige wetenschappelijke benaming van boomsoorten, het subnationale gebied waar het hout is gekapt en de kapconcessie.

(3)

De frequentie en de aard van de controles van de bevoegde autoriteiten op de toezichthoudende organisaties moeten worden gespecificeerd.

(4)

Voor de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van deze verordening, in het bijzonder met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die in verband met controles zijn verkregen, gelden de voorschriften van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden uitvoeringsvoorschriften vastgesteld voor het stelsel van zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op toezichthoudende organisaties.

Artikel 2

Toepassing van het stelsel van zorgvuldigheidseisen

1.   De marktdeelnemers passen het stelsel van zorgvuldigheidseisen toe op elke afzonderlijke door een bepaalde leverancier binnen een periode van maximaal 12 maanden geleverde soort hout of houtproduct, op voorwaarde dat de boomsoort, het land of de landen van oorsprong, of in voorkomend geval de subnationale regio('s) en de kapconcessie(s) ongewijzigd zijn gebleven.

2.   Het bepaalde in de eerste alinea van dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichting van de marktdeelnemer om maatregelen en procedures toe te passen om toegang te bieden tot de in artikel 6, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 bedoelde informatie over elke afzonderlijke partij hout en houtproducten van de marktdeelnemer die op de markt worden gebracht.

Artikel 3

Informatie over de partijen van de marktdeelnemer

1.   De in artikel 6, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 bedoelde informatie over de partij hout of houtproducten wordt verstrekt overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.

2.   Indien er onduidelijkheid bestaat over de gebruikelijke benaming van de boomsoort als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), eerste streepje, van Verordening (EU) nr. 995/2010, wordt de volledige wetenschappelijke benaming vermeld.

3.   Informatie over de subnationale regio als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), tweede streepje, van Verordening (EU) nr. 995/2010 wordt verstrekt wanneer het risico op illegale kap tussen de subnationale regio's verschilt.

4.   Informatie over de kapconcessie als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), tweede streepje, van Verordening (EU) nr. 995/2010 wordt verstrekt wanneer het risico op illegale kap tussen kapconcessies van eenzelfde land of subnationale regio verschilt.

Voor de toepassing van de eerste alinea geldt als een kapconcessie iedere regeling die het recht verleent in een bepaald gebied hout te kappen.

Artikel 4

Risicobeoordeling en -beperking

Bij de risicobeoordelings- en risicobeperkingsprocedures kan rekening worden gehouden met certificaties of andere door derde partijen gecontroleerde regelingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), tweede alinea, eerste streepje, en artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 995/2010, indien deze regelingen cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij voorzien in een publiek toegankelijk systeem van vereisten dat door derden kan worden gebruikt en dat ten minste alle relevante voorschriften van de geldende wetgeving omvat;

b)

zij bepalen dat een derde partij regelmatig en ten minste om de 12 maanden controles uitvoert, met inbegrip van bezoeken ter plaatse, om na te gaan of de toepasselijke wetgeving wordt nageleefd;

c)

zij omvatten door een derde partij geverifieerde middelen om overeenkomstig de toepasselijke wetgeving gekapt hout en van dat hout afkomstige houtproducten in ieder stadium van de toeleveringsketen te traceren, voordat dat hout of die houtproducten op de markt worden gebracht;

d)

zij omvatten door een derde partij geverifieerde controles om te waarborgen dat hout of houtproducten van onbekende oorsprong, of hout of houtproducten die niet overeenkomstig de toepasselijke wetgeving zijn gekapt, de toeleveringsketen niet binnenkomen.

Artikel 5

Registratie door de marktdeelnemers

1.   Informatie over de partijen van marktdeelnemers als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 995/2010 en de toepassing van risicobeperkende procedures moet in adequate registers worden bijgehouden. Deze documentatie moet vijf jaar worden bewaard en voor controle aan de bevoegde autoriteit ter beschikking worden gesteld.

2.   Bij de toepassing van hun stelsel van zorgvuldigheidseisen moeten de marktdeelnemers kunnen bewijzen hoe de verzamelde informatie aan de hand van de risicocriteria van artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 995/2010 gecontroleerd is, hoe een besluit betreffende risicobeperkende maatregelen werd genomen en hoe zij de risicograad hebben vastgesteld.

Artikel 6

Frequentie en aard van de controles op de toezichthoudende organisaties

1.   De bevoegde autoriteiten waarborgen dat de controles op gezette tijden als bedoeld in artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 995/2010 ten minste om de twee jaar worden uitgevoerd.

2.   De in artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 995/2010 bedoelde controles worden met name uitgevoerd wanneer:

a)

een bevoegde autoriteit bij de controles van marktdeelnemers tekortkomingen heeft gedetecteerd ten aanzien van de doeltreffendheid of de toepassing van het stelsel van de door een toezichthoudende organisatie vastgestelde zorgvuldigheids-eisen;

b)

de Commissie de bevoegde autoriteiten heeft geïnformeerd dat bij een toezichthoudende organisatie latere veranderingen hebben plaatsgevonden overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 363/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 inzake de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning van de toezichthoudende organisaties die zijn ingesteld bij Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (4).

3.   De controles worden onaangekondigd uitgevoerd, behalve in gevallen waarin een voorafgaande kennisgeving van de toezichthoudende organisatie noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de controles te waarborgen.

4.   De bevoegde autoriteiten voeren de controles uit volgens schriftelijk vastgelegde procedures.

5.   De controles die de bevoegde autoriteiten uitvoeren om te voldoen aan Verordening (EU) nr. 995/2010 omvatten in voorkomend geval in het bijzonder:

a)

controles ter plaatse;

b)

onderzoek van de documentatie en registers van toezichthoudende organisaties;

c)

gesprekken met het management en het personeel van de toezichthoudende organisaties;

d)

gesprekken met marktdeelnemers en handelaars of andere relevante personen;

e)

onderzoek van de documentatie en registers van marktdeelnemers;

f)

onderzoek van monsters van de leveringen van marktdeelnemers die gebruikmaken van het stelsel van zorgvuldigheidseisen van de betreffende toezichthoudende organisatie.

Artikel 7

Verslagen over de controles op toezichthoudende organisaties

1.   De bevoegde autoriteiten stellen verslagen op van de door hen uitgevoerde individuele controles. Deze verslagen bevatten een beschrijving van de gebruikte procedés en technieken alsmede hun resultaten en conclusies.

2.   De bevoegde autoriteiten stellen de toezichthoudende organisatie die een controle heeft ondergaan, in kennis van de resultaten en conclusies van het ontwerpverslag. De toezichthoudende organisatie kan binnen de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde termijn opmerkingen maken.

3.   De bevoegde autoriteiten stellen op basis van de verslagen over de individuele controles verslagen op overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 995/2010.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.

(2)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 115 van 27.4.2012, blz. 12.


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 608/2012 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stoffen denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De werkzame stoffen denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie zijn in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) opgenomen bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (3) overeenkomstig de procedure van artikel 24 ter van Verordening (EG) nr. 2229/2004 van de Commissie van 3 december 2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (4). Sinds de vervanging van Richtlijn 91/414/EEG door Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden deze stoffen geacht krachtens die verordening te zijn goedgekeurd en zijn zij opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (5).

(2)

Overeenkomstig artikel 25 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (de EFSA) op respectievelijk 2 december 2011 en 16 december 2011 haar standpunt over de ontwerp-evaluatieverslagen voor denatoniumbenzoaat (6) en methylnonylketon (7) en voor plantaardige oliën/groenemuntolie (8) aan de Commissie meegedeeld. De ontwerp-evaluatieverslagen en het standpunt van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 1 juni 2012 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie.

(3)

De EFSA heeft haar standpunt over denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie aan de kennisgevers meegedeeld en de Commissie heeft hen verzocht de evaluatieverslagen te becommentariëren.

(4)

Bevestigd wordt dat de werkzame stoffen denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie geacht moeten worden krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 te zijn goedgekeurd.

(5)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in samenhang met artikel 6 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis moeten de goedkeuringsvoorwaarden voor denatoniumbenzoaat, methylnonylketon en plantaardige oliën/groenemuntolie worden gewijzigd. Er moet met name om verdere bevestigende informatie over methylnonylketon worden verzocht. Het gebruik van plantaardige oliën/groenemuntolie moet worden beperkt tot de behandeling van aardappelen na de oogst.

(6)

Er moet een redelijke termijn vóór de toepassing van deze verordening worden toegestaan om de lidstaten, de kennisgevers en de houders van vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen in staat te stellen te voldoen aan de voorschriften als gevolg van de wijziging van de goedkeuringsvoorwaarden.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 november 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89.

(4)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(5)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(6)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance denatonium benzoate, EFSA Journal 2012;10(1):2483. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm

(7)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance methyl nonyl ketone, EFSA Journal 2012;10(1):2495. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm

(8)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance plant oils/spearmint oil, EFSA Journal 2012;10(1):2541. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


BIJLAGE

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Rij 226 over de werkzame stof denatoniumbenzoaat wordt vervangen door:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

"226

Denatoniumbenzoaat

CAS-nr. 3734-33-6

CIPAC-nr. 845

benzyldiethyl[[2,6-xylylcarbamoyl]methyl]ammoniumbenzoaat

≥ 975 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die denatoniumbenzoaat bevatten voor ander gebruik dan borstelen met automatisch rollend materieel in de bosbouw, moeten de lidstaten speciale aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en erop toezien dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over denatoniumbenzoaat (SANCO/2607/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op 1 juni 2012 is goedgekeurd.

Bij hun algemene evaluatie moeten de lidstaten speciale aandacht besteden aan de bescherming van de gebruikers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten het gebruik van passende persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten."

2)

Rij 238 over de werkzame stof methylnonylketon wordt vervangen door:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (2)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

"238

Methylnonylketon

CAS-nr. 112-12-9

CIPAC-nr. 846

undecaan-2-on

≥ 975g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over methylnonylketon (SANCO/2619/2008) (en met name met deaanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op 1 juni 2012 is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. Contact met levensmiddelen en voedergewassen moet worden vermeden.

De kennisgever moet bevestigende informatie verstrekken over:

a)

de specificatie van het geteste materiaal in studies over de toxicologie bij zoogdieren en de ecotoxicologie;

b)

de specificatie met ondersteunende partijgegevens en gevalideerde analysemethoden;

c)

een adequate beoordeling van de levensloop en het gedrag van methylnonylketon en potentiële transformatieproducten in het milieu;

d)

het risico voor in het water en de bodem levende organismen.

De kennisgever moet uiterlijk 30 april 2013 de in de punten a) en b) bedoelde informatie en uiterlijk 31 december 2015 de in de punten c) en d) bedoelde informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA indienen."

3)

Rij 243 over de werkzame stof plantaardige oliën/groenemuntolie wordt vervangen door:

Nummer

Benaming, identificatie-nummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (3)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

"243

Plantaardige oliën/groenemuntolie

CAS-nr. 8008-79-5

CIPAC-nr. 908

groenemuntolie

≥ 550 g/kg als R-carvon

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten bij de behandeling van aardappelen na de oogst.

De lidstaten zorgen ervoor dat in de vergunningen wordt bepaald dat de hete verneveling uitsluitend in gespecialiseerde opslagfaciliteiten plaatsvindt en dat de best beschikbare technieken worden toegepast om te voorkomen dat het product (vernevelingsdamp) tijdens de opslag, het vervoer, de afvalverwijdering of het gebruik in het milieu terechtkomt.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het gewijzigde evaluatieverslag over plantaardige oliën/groenemuntolie (SANCO/2624/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 1 juni 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten."


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.

(2)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.

(3)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 609/2012 VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

TR

50,2

ZZ

50,2

0707 00 05

TR

104,1

ZZ

104,1

0709 93 10

TR

111,7

ZZ

111,7

0805 50 10

AR

90,1

TR

54,0

UY

78,0

ZA

87,5

ZZ

77,4

0808 10 80

AR

188,8

BR

82,4

CA

169,1

CL

110,6

CN

123,6

NZ

132,4

US

130,2

UY

68,3

ZA

114,0

ZZ

124,4

0808 30 90

AR

216,0

CL

123,4

CN

83,4

NZ

207,2

ZA

116,9

ZZ

149,4

0809 10 00

TR

182,6

ZZ

182,6

0809 29 00

TR

371,6

ZZ

371,6

0809 30

TR

191,8

ZZ

191,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

7.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/25


RICHTLIJN 2012/20/EU VAN DE COMMISSIE

van 6 juli 2012

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde flufenoxuron als werkzame stof voor productsoort 8 in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (2) bedoelde tienjarige werkprogramma is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Flufenoxuron is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is flufenoxuron overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserverings-middelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn.

(3)

Frankrijk is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 17 maart 2009 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing binnen het Permanent Comité voor biociden op 22 september 2011 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit de onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddelen worden gebruikt en flufenoxuron bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Derhalve dient flufenoxuron, ondanks het feit dat deze werkzame stof niet is goedgekeurd voor bepaalde andere gebieden waarvoor specifieke risicobeoordelingen een verschillend resultaat gaven (3), in bijlage I bij die richtlijn te worden opgenomen voor gebruik in productsoort 8.

(6)

Vanwege de kenmerken van de werkzame stof, waardoor die persistent, bioaccumulerend en toxisch, of zeer persistent en sterk bioaccumulerend kan zijn, overeenkomstig de criteria vastgesteld in bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (4) moet flufenoxuron voor slechts drie jaar in bijlage I worden opgenomen en moet overeenkomstig artikel 10, lid 5, onder i), tweede alinea, van Richtlijn 98/8/EG een vergelijkende risicobeoordeling van flufenoxuron worden uitgevoerd voordat de opneming in bijlage I wordt verlengd.

(7)

De risicobeoordeling op het niveau van de Unie van flufenoxuron dat in houtconserveringsmiddelen wordt gebruikt, had alleen betrekking op de behandeling van hout bestemd voor gebruik binnenshuis (gebruiksklassen 1 en 2 als gedefinieerd door de OESO (5)) of hout bestemd voor gebruik in de openlucht dat niet bedekt wordt en niet in contact staat met de grond en hetzij permanent aan de weersomstandigheden wordt blootgesteld, hetzij van de weersomstandigheden wordt afgeschermd maar vaak nat kan worden (gebruiksklasse 3 als gedefinieerd door de OESO (6)), dat niet wordt gebruikt voor de toepassing in dierverblijven en niet in contact komt met voedings- of voedermiddelen. Er zijn onaanvaardbare milieurisico’s gesignaleerd bij de in situ behandeling van hout in de openlucht, alsmede in verschillende scenario’s voor het gebruik in de openlucht van behandeld hout. Vanwege de kenmerken van flufenoxuron dienen alleen de toepassings- en blootstellingsscenario's te worden toegestaan die bij de risicobeoordeling op EU-niveau op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen en waarvoor geen onaanvaardbare risico is aangetoond.

(8)

Gezien de gesignaleerde risico's voor de gezondheid van de mens bij industrieel of professioneel gebruik is het passend te eisen dat veilige operationele procedures worden vastgesteld voor producten die voor industrieel of professioneel gebruik worden toegelaten en dat deze producten met passende persoonlijke beschermings-middelen worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product het bewijs wordt geleverd dat de risico’s voor de industriële of professionele gebruiker op een andere wijze tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

(9)

Gezien de gesignaleerde risico's voor het aquatische en het terrestrische compartiment, is het raadzaam te eisen dat passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om deze compartimenten te beschermen, in het bijzonder dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak en/of op een ondoordringbare harde ondergrond wordt opgeslagen en dat verliezen bij het aanbrengen van producten die als houtconserverings-middel flufenoxuron bevatten, met het oog op hergebruik of verwijdering worden opgevangen.

(10)

De bepalingen van deze richtlijn dienen in alle lidstaten tegelijkertijd te worden toegepast teneinde op de markt van de Unie een gelijke behandeling van biociden van productsoort 8 die als werkzame stof flufenoxuron bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(11)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit meebrengt te voldoen en ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(12)

Na de opneming moeten de lidstaten over een redelijke termijn beschikken voor de tenuitvoerlegging van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG.

(13)

Richtlijn 98/8/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Het bij artikel 28, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht over de in deze richtlijn vervatte maatregelen; de Commissie heeft bijgevolg een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend bij de Raad en voorgelegd aan het Europees Parlement. De Raad heeft niet gehandeld binnen de periode van twee maanden als bepaald in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7), en de Commissie heeft het voorstel dan ook onverwijld bij het Europees Parlement ingediend. Het Europees Parlement heeft zich niet binnen vier maanden na bovenvermelde indiening tegen de maatregel verzet.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2013 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2014.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 942/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof flufenoxuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermings-middelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie (PB L 246 van 23.9.2011, blz. 13); Besluit 2012/77/EU van de Commissie van 9 februari 2012 betreffende de niet-opneming van flufenoxuron voor productsoort 18 in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 38 van 11.2.2012, blz. 47).

(4)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(5)  OESO-reeks „Emission scenario documents”, nummer 2, Emission Scenario Document for Wood Preservatives, deel 2, blz. 64.

(6)  Idem.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


BIJLAGE

Aan bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3 (behalve voor producten die meer dan één werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„57

flufenoxuron

1-[4-(2-chloro-alpha, alpha,alpha-trifluoro-para-tolyloxy)-2-fluorophenyl]-3-(2,6-difluorobenzoyl)urea

EC-nr.: 417-680-3

CAS-nr.: 101463-69-8

960 g/kg

1 februari 2014

31 januari 2016

31 januari 2017

8

Flufenoxuron moet aan een vergelijkende risicobeoordeling overeenkomstig artikel 10, lid 5, onder i), tweede alinea, van Richtlijn 98/8/EG worden onderworpen voordat de opneming ervan in deze bijlage wordt verlengd.

De risicobeoordeling op het niveau van de Unie had betrekking op de behandeling van hout dat niet wordt gebruikt voor de toepassing in dierverblijven en niet in contact komt met voedings- of voeder-middelen. De producten mogen niet gebruikt worden voor toepassings- of blootstellingsscenario’s die bij de risico-beoordeling op het niveau van de Unie niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

1)

De producten worden alleen gebruikt voor de behandeling van hout dat bestemd is voor gebruik binnenshuis.

2)

Voor voor industrieel en professioneel gebruik toegelaten producten moeten veilige operationele procedures worden vastgesteld en de producten moeten met afdoende persoonlijke beschermings-middelen worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product kan worden aangetoond dat de risico’s voor industriële of professionele gebruiker op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

3)

Er moeten passende risicobeperkende maatregelen worden getroffen om de aquatische en bodemcompartimenten te beschermen. Met name moet op de etiketten en desgevallend op de veiligheidsinformatiebladen van toegelaten producten worden aangegeven dat pas behandeld hout na behandeling onder een afdak of op een ondoordringbare harde ondergrond, of beide, moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen bij het aanbrengen van het product moeten worden opgevangen met het oog op hergebruik of verwijdering.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm