ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.158.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 158

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
19 juni 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/311/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 juni 2012 betreffende het door de Europese Unie in de Commissie inzake voedselhulp in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 514/2012 van de Commissie van 18 juni 2012 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ( 1 )

2

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 515/2012 van de Commissie van 18 juni 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 516/2012 van de Commissie van 18 juni 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 517/2012 van de Commissie van 18 juni 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 518/2012 van de Commissie van 18 juni 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

15

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/312/GVDB van de Raad van 18 juni 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie inzake luchtvaartbeveiliging in Zuid-Sudan (EUAVSEC-South Sudan)

17

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/313/EU

 

*

Besluit nr. 1/2012 van de Stabilisatie- en associatieraad EU-Montenegro van 21 juni 2011 tot wijziging van Besluit nr. 1/2010 tot vaststelling van het reglement van orde van de Stabilisatie- en associatieraad met het oog op de oprichting van een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro en van een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s van de Europese Unie en de lokale en regionale overheden van Montenegro

21

 

 

2012/314/EU

 

*

Besluit nr. 1/2012 van het Comité Vervoer over land Gemeenschap/Zwitserland van 16 mei 2012 betreffende de toekenning van een korting op de prestatiegerelateerde heffing op het vrachtverkeer aan voertuigen van emissieklasse EURO VI

24

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010)

25

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 juni 2012

betreffende het door de Europese Unie in de Commissie inzake voedselhulp in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

(2012/311/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 214, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Voedselhulpverdrag 1999 is bij Besluit 2000/421/EG van de Raad (1) door de Europese Gemeenschap gesloten en is bij diverse besluiten van de Commissie inzake voedselhulp verlengd.

(2)

Aangezien het huidige Voedselhulpverdrag 1999 op 30 juni 2012 verstrijkt, zal de verlenging ervan aan de orde worden gesteld tijdens de bijeenkomst van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2012.

(3)

Krachtens artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag 1999 moet voor een verlenging ervan voor dezelfde periode het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht blijven. Op 6 juni 2011 heeft de Internationale Graanraad besloten het Graanhandelsverdrag 1995 tot 30 juni 2013 te verlengen.

(4)

Tijdens de 103e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 14 december 2010 zijn de leden ervan overeengekomen om de formele heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag 1999 met een reeks onderhandelingssessies te openen.

(5)

Aangezien het nieuwe Voedselhulpverdrag, dat het Voedselhulpverdrag 1999 zal vervangen, pas op 1 januari 2013 in werking treedt, is er een onderbreking van zes maanden tussen het aflopen van het Voedselhulpverdrag 1999 en de inwerkingtreding van het nieuwe Voedselhulpverdrag.

(6)

Tijdens de 105e vergadering van de Commissie inzake voedselhulp op 30 november 2011 kwamen de partijen bij het Voedselhulpverdrag 1999 overeen dat een overlap met het nieuwe Voedselhulpverdrag vermeden dient te worden, en dat een onderbreking van zes maanden de voorkeur verdiende boven een verlenging van het Voedselhulpverdrag.

(7)

De Europese Commissie, die de Europese Unie vertegenwoordigt in de Commissie inzake voedselhulp, dient derhalve te worden gemachtigd zich te verzetten tegen een consensus in de Commissie inzake voedselhulp ten gunste van een verlenging,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt van de Europese Unie binnen de Commissie inzake voedselhulp behelst verzet tegen een consensus in de Commissie inzake voedselhulp, uit hoofde van artikel 13 van het reglement van orde van de Commissie inzake voedselhulp, over een verlenging van het Voedselhulpverdrag.

Artikel 2

De Commissie wordt gemachtigd dit standpunt in te nemen in de Commissie inzake voedselhulp.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 7 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BØDSKOV


(1)  PB L 163 van 4.7.2000, blz. 37.


VERORDENINGEN

19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 514/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2012

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (2) bevat voorschriften voor de meer uitgebreide officiële controles die moeten worden uitgevoerd op de invoer van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij die Verordening („de lijst”) op de punten van binnenkomst in de gebieden als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004.

(2)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 is bepaald dat de lijst regelmatig en ten minste op kwartaalbasis moet worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen.

(3)

Uit de frequentie en de relevantie van de incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASSF) worden gemeld, de bevindingen van de inspectiebezoeken door het Voedsel- en Veterinair Bureau in derde landen en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende driemaandelijkse verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd.

(4)

In het bijzonder moet in de lijst de frequentie van de officiële controles worden verlaagd voor goederen waarvoor uit de informatiebronnen blijkt dat de desbetreffende voorschriften van de EU-wetgeving over het algemeen beter worden nageleefd en waarvoor het huidige aantal officiële controles bijgevolg niet meer gerechtvaardigd is.

(5)

Tevens moet in de lijst de frequentie van de officiële controles worden verhoogd voor goederen waarvoor uit dezelfde informatiebronnen blijkt dat de desbetreffende wetgeving van de Unie minder goed wordt nageleefd, hetgeen uitbreiding van de officiële controles rechtvaardigt.

(6)

Daarnaast moet een aantal andere goederen die volgens de informatiebronnen niet aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften voldoen en die bijgevolg aan meer uitgebreide officiële controles moeten worden onderworpen, in de lijst worden opgenomen.

(7)

De vermeldingen in de lijst voor bepaalde ingevoerde goederen uit India en voor bepaalde andere ingevoerde goederen uit de Dominicaanse Republiek moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Bovendien moet in de lijst een vermelding voor zendingen nootmuskaat en foelie uit Indonesië worden opgenomen.

(8)

De wijziging van de lijst waarbij de frequentie van de officiële controles op de invoer van kousenband, bittermeloen, pepers en aubergines uit de Dominicaanse Republiek wordt verlaagd, moet zo snel mogelijk van toepassing worden, omdat de oorspronkelijke veiligheidsrisico’s gedeeltelijk zijn opgelost. De wijzigingen in de vermelding voor dat derde land moeten bijgevolg van toepassing worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(9)

Gezien het aantal wijzigingen dat in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 moet worden aangebracht, is het raadzaam die bijlage te vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

(10)

Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2012.

De wijziging betreffende de verlaging van de frequentie van de overeenstemmings- en materiële controles op kousenband, bittermeloen, pepers en aubergines uit de Dominicaanse Republiek in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 is echter van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 669/2009 komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Land van oorsprong

Gevaar

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles

(%)

Hazelnoten

(in de dop of zonder dop)

0802 21 00; 0802 22 00

Azerbeidzjan (AZ)

Aflatoxinen

10

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

Brazilië (BR)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Gedroogde noedels

ex 1902

China (CN)

Aluminium

10

(Levensmiddelen)

 

Pomelo’s

ex 0805 40 00

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (11)

20

(Levensmiddelen — vers)

 

Thee, ook indien gearomatiseerd

0902

China (CN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (10)

10

(Levensmiddelen)

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00; ex 0710 22 00

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (3)

20

Bittermeloen

(Momordica charantia)

ex 0709 99 90; ex 0710 80 95

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10; ex 0709 60 99; 0710 80 51; ex 0710 80 59

Aubergines

0709 30 00; ex 0710 80 95

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

Sinaasappelen (vers of gedroogd)

0805 10 20; 0805 10 80

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (7)

10

Perziken (exclusief nectarines)

0809 30 90

Granaatappelen

ex 0810 90 75

Aardbeien

0810 10 00

(Levensmiddelen — verse vruchten en groenten)

 

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10; ex 0709 60 99; 0710 80 51; ex 0710 80 59

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (12)

10

(Levensmiddelen — vers, gekoeld of bevroren)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

Ghana (GH)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Kerrieblad (Bergera/Murraya koenigii)

ex 1211 90 85

India (IN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (5)

50

(Levensmiddelen — verse kruiden)

 

Capsicum annuum, geheel

0904 21 10

India (IN)

Aflatoxinen

20

Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen

ex 0904 22 00

Andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum of van het geslacht Pimenta dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel

0904 21 90

Kerrie (producten van Spaanse peper)

0910 91 05

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

0908 11 00, 0908 12 00

Foelie

(Myristica fragrans)

0908 21 00, 0908 22 00

Gember

(Zingiber officinale)

0910 11 00, 0910 12 00

Curcuma longa (kurkuma)

0910 30 00

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

India (IN)

Aflatoxinen

20

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 

Toevoegingsmiddelen voor diervoeders en voormengsels

ex 2309; 2917 19 90; ex 2817 00 00; ex 2820 90 10; ex 2820 90 90; ex 2821 10 00; ex 2825 50 00; ex 2833 21 00; ex 2833 25 00; ex 2833 29 20; ex 2833 29 80; ex 2835; ex 2836; ex 2839; 2936

India (IN)

Cadmium en lood

10

(Diervoeders)

 

Okra’s

ex 0709 99 90

India (IN)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (2)

50

(Levensmiddelen — vers)

 

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

0908 11 00, 0908 12 00

Indonesië (ID)

Aflatoxinen

20

Foelie

(Myristica fragrans)

0908 21 00, 0908 22 00

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

Watermeloen (egusi, Citrullus lanatus) pitten en afgeleide producten

ex 1207 70 00; ex 1106 30 90; ex 2008 99 99

Nigeria (NG)

Aflatoxinen

50

(Levensmiddelen)

 

Capsicum annuum, geheel

0904 21 10

Peru (PE)

Aflatoxinen en ochratoxine A

10

Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen

ex 0904 22 00

Andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum of van het geslacht Pimenta dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel

0904 21 90

(Levensmiddelen — gedroogde specerijen)

 

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

ex 0709 60 99

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (9)

10

(Levensmiddelen — vers)

 

Korianderblad

ex 0709 99 90

Thailand (TH)

Salmonella (6)

10

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 85

Munt

ex 1211 90 85

(Levensmiddelen — verse kruiden)

 

Korianderblad

ex 0709 99 90

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (4)

20

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 85

(Levensmiddelen — verse kruiden)

 

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00; ex 0710 22 00

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (4)

50

Aubergines

0709 30 00; ex 0710 80 95

Koolsoorten

0704; ex 0710 80 95

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

0709 60 10; 0710 80 51

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (8)

10

Tomaten

0702 00 00; 0710 80 70

(Levensmiddelen — verse, gekoelde of bevroren groenten)

 

Gedroogde druiven

0806 20

Oezbekistan (UZ)

Ochratoxine A

50

(Levensmiddelen)

 

Grondnoten in de dop

1202 41 00

Zuid-Afrika (ZA)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

2008 11 91; 2008 11 96; 2008 11 98

(Diervoeders en levensmiddelen)

 


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten hoeven te worden onderzocht en in de goederennomenclatuur geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, is de GN-code aangegeven met „ex” (bijvoorbeeld ex 1006 30: alleen basmatirijst voor rechtstreekse menselijke consumptie).

(2)  Met name residuen van: acefaat, methamidofos, triazofos, endosulfan, monocrotofos, methomyl, thiodicarb, diafenthiuron, thiamethoxam, fipronil, oxamyl, acetamipirid, indoxacarb, mandipropamid.

(3)  Met name residuen van: amitraz, acefaat, aldicarb, benomyl, carbendazim, chloorfenapyr, chloorpyrifos, CS2 (dithiocarbamaten), diafenthiuron, diazinon, dichloorvos, dicofol, dimethoaat, endosulfan, fenamidone, imidacloprid, malathion, methamidofos, methiocarb, methomyl, monocrotofos, omethoaat, oxamyl, profenofos, propiconazool, thiabendazool, thiacloprid.

(4)  Met name residuen van: acefaat, carbaryl, carbendazim, carbofuran, chloorpyrifos, chloorpyrifos-methyl, dimethoaat, ethion, malathion, metalaxyl, methamidofos, methomyl, monocrotofos, omethoaat, profenofos, prothiofos, quinalfos, triadimefon, triazofos, dicrotofos, EPN, triforine.

(5)  Met name residuen van: triazofos, oxydemeton-methyl, chloorpyrifos, acetamiprid, thiamethoxam, clothianidin, methamidofos, acefaat, propargite, monocrotofos.

(6)  Referentiemethode EN/ISO 6579 of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).

(7)  Met name residuen van: carbendazim, cyfluthrin, cyprodinil, diazinon, dimethoaat, ethion, fenitrothion, fenpropathrin, fludioxonil, hexaflumuron, lambda-cyhalothrin, methiocarb, methomyl, omethoaat, oxamyl, fenthoaat, thiofanaat-methyl.

(8)  Met name residuen van: methomyl, oxamyl, carbendazim, clofentezine, diafenthiuron, dimethoaat, formetanaat, malathion, procymidon, tetradifon, thiofanaat-methyl.

(9)  Met name residuen van: carbofuran, methomyl, omethoaat, dimethoaat, triazofos, malathion, profenofos, prothiofos, ethion, carbendazim, triforine, procymidon, formetanaat.

(10)  Met name residuen van: buprofezin; imidacloprid; fenvaleraat en esfenvaleraat (som van RS- en SR-isomeer); profenofos; trifluraline; triazofos; triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), cypermethrin (cypermethrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)).

(11)  Met name residuen van: triazofos, triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), parathion-methyl, fenthoaat, methidathion.

(12)  Met name residuen van: carbofuran (som), chloorpyrifos, cypermethrin (som), cyproconazool, dicofol (som), difenoconazool, dinotefuran, ethion, flusilazool, folpet, prochloraz, profenofos, propiconazool, thiofanaat-methyl en triforine.”


19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 515/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

45,6

TR

33,3

ZZ

39,5

0707 00 05

MK

19,0

TR

119,6

ZZ

69,3

0709 93 10

TR

98,9

ZZ

98,9

0805 50 10

AR

71,2

BO

105,1

TR

100,8

UY

109,5

ZA

101,0

ZZ

97,5

0808 10 80

AR

112,7

BR

88,6

CH

68,9

CL

89,5

NZ

134,1

US

153,4

ZA

109,2

ZZ

108,1

0809 10 00

IL

705,0

TR

229,1

ZZ

467,1

0809 29 00

TR

361,9

ZZ

361,9

0809 40 05

ZA

249,8

ZZ

249,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 516/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2012 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2012-30.9.2012

(%)

P1

09.4067

2,249919

P2

09.4068

83,471245

P3

09.4069

0,421587


19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 517/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2012 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2012-30.9.2012

(%)

E2

09.4401

32,202444


19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 518/2012 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

De in de eerste zeven dagen van juni 2012 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2012-30.9.2012

(%)

1

09.4410

0,321235

2

09.4411

0,452557

3

09.4412

0,357018

4

09.4420

0,487807

6

09.4422

0,477106


BESLUITEN

19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/17


BESLUIT 2012/312/GVDB VAN DE RAAD

van 18 juni 2012

betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie inzake luchtvaartbeveiliging in Zuid-Sudan

(EUAVSEC-South Sudan)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft in zijn op 8 juli 2011 aangenomen Resolutie 1996(2011) de oprichting van de Republiek Zuid-Sudan op 9 juli 2011, dag van de uitroeping tot onafhankelijke staat, verwelkomd en benadrukt dat nauwere en duidelijk omschreven partnerschappen moeten worden aangegaan tussen de Verenigde Naties, ontwikkelingsagentschappen, bilaterale partners, en andere relevante actoren, regionale en subregionale instellingen en de internationale financiële instellingen, teneinde uitvoering te geven aan nationale strategieën voor een doeltreffende institutionele opbouw op basis van nationale inbreng, het bereiken van resultaten en wederzijdse verantwoordingsplicht.

(2)

De Raad is op 20 juni 2011 overeengekomen een alomvattende aanpak voor Sudan en Zuid-Sudan te volgen, met onder meer als doel Zuid-Sudan te helpen zich te ontwikkelen tot een levensvatbare, stabiele en welvarende staat. De alomvattende aanpak voorzag als optie op korte termijn in de ontplooiing van een civiele missie in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) voor een betere luchthavenbeveiliging, en als optie op middellange termijn in de bijdrage aan een ruimer grensbeheer in Zuid-Sudan.

(3)

De Zuid-Sudanese minister voor Vervoer en Wegen heeft op 19 juli 2011 namens de regering van Zuid-Sudan een brief aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid gericht, waarin met voldoening kennis wordt genomen van het voorstel van de Unie om door middel van een GVDB-missie bij te dragen tot de versterking van de veiligheid op Juba International Airport (JIA), met de bedoeling deze aan de internationaal aanvaarde normen te laten voldoen.

(4)

De Raad heeft op 23 januari 2012 zijn goedkeuring gehecht aan het crisisbeheersingsconcept voor een GVDB-missie van de Europese Unie inzake luchtvaartbeveiliging in Zuid-Sudan (EUAVSEC-South Sudan).

(5)

Voor EUAVSEC-South Sudan moet de wachtdienst in werking worden gesteld.

(6)

EUAVSEC-South Sudan zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

De Unie stelt een GVDB-missie inzake luchtvaartbeveiliging in Zuid-Sudan („EUAVSEC-South Sudan”) in.

Artikel 2

Doelstellingen

1.   De strategische doelstelling van EUAVSEC-South Sudan is bij te dragen tot een duurzame en doeltreffende werking van Juba International Airport (JIA) door het bereiken van aanvaardbare beveiligingscapaciteit onder lokale ownership, zulks in lijn met internationale standaarden en geldende beste praktijk.

2.   EUAVSEC-South Sudan draagt in het bijzonder bij tot het versterken van luchtvaartbeveiliging, grenscontrole en rechtshandhaving op JIA, zulks onder openbaar toezicht en in overeenstemming met mensenrechtennormen.

Artikel 3

Taken

1.   Om de doelstellingen van artikel 2 te verwezenlijken zal EUAVSEC-South Sudan:

a)

de regering van Zuid-Sudan en andere betrokken Zuid-Sudanese instanties bijstaan en adviseren bij de oprichting van een luchtvaartbeveiligingsorganisatie in het ministerie van Vervoer en op JIA;

b)

de regering van Zuid-Sudan en andere betrokken Zuid-Sudanese instanties bijstaan en adviseren bij de ontwikkeling, aanneming en uitvoering van:

luchtvaartbeveiligingsprogramma’s en -plannen door de burgerluchtvaartautoriteit van Zuid-Sudan,

programma’s, plannen en operationele standaardprocedures voor luchtvaartbeveiliging op JIA;

c)

de prestaties van bij luchtvaartbeveiligingsoperaties betrokken functionarissen verbeteren, overeenkomstig normen en aanbevolen procedures van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), door middel van opleiding, begeleiding, monitoring, advies, bijstand en coördinatie;

d)

de duurzaamheid en levensvatbaarheid op lange termijn van de prestaties van Zuid-Sudan ondersteunen door samen te werken met andere belanghebbenden in de Unie en internationale belanghebbenden;

e)

commerciële en particuliere entiteiten die op JIA werkzaam zijn, een groter veiligheidsbesef helpen bijbrengen.

2.   EUAVSEC-South Sudan verricht geen uitvoerende taken.

Artikel 4

Commandostructuur en structuur

1.   EUAVSEC-South Sudan heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   EUAVSEC-South Sudan heeft haar hoofdkwartier in Juba.

3.   Tijdens de voorbereidingsfase van EUAVSEC-South Sudan wordt het hoofd van de missie bijgestaan door een planningsteam dat bestaat uit het personeel dat nodig is om de missie voor te bereiden.

4.   Tijdens de uitvoeringsfase wordt EUAVSEC-South Sudan als volgt gestructureerd:

a)

een hoofd van de missie;

b)

een plannings- en operationele component, met inbegrip van opleidingscapaciteit;

c)

een missie-ondersteuningscomponent;

d)

onderdelen voor rapportering, veiligheid en politiek advies, en voorlichting van de bevolking.

Artikel 5

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant van EUAVSEC-South Sudan

2.   De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), het commando en de controle op strategisch niveau uit op EUAVSEC-South Sudan.

3.   De civiele operationele commandant zorgt, met betrekking tot het verloop van de operaties, voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede de besluiten van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie en door middel van het verlenen van advies en technische bijstand aan hem.

4.   De civiele operationele commandant rapporteert aan de Raad via de HV.

5.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat of instelling van de Unie. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

6.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

7.   De civiele operationele commandant, de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Sudan en Zuid-Sudan en het hoofd van de delegatie van de Unie in Zuid-Sudan plegen indien nodig onderling overleg.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie draagt op het terrein de verantwoordelijkheid voor, en voert het commando en de controle over EUAVSEC-South Sudan en rapporteert rechtstreeks aan de civiele operationele commandant.

2.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant zijn aangewezen, en draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de aan EUAVSEC-South Sudan ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van EUAVSEC-South Sudan met het oog op de effectieve uitvoering van EUAVSEC-South Sudan in het veld, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de missie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van EUAVSEC-South Sudan. Daartoe sluit het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen door de betrokken nationale autoriteit of instelling van de Unie genomen.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUAVSEC-South Sudan in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van EUAVSEC-South Sudan.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren van de Unie op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbieding van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU, in nauwe samenspraak met het hoofd van de delegatie van de Unie in Zuid-Sudan.

Artikel 7

Personeel

1.   EUAVSEC-South Sudan bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) wordt gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling van de Unie of EDEO draagt de kosten voor ieder door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.

2.   De detacherende staat, instelling van de Unie of EDEO is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadeclaims van of betreffende het personeelslid en voor het instellen van een vordering tegen dat personeelslid.

3.   Internationaal en lokaal personeel worden op contractbasis door EUAVSEC-South Sudan aangeworven, indien de vereiste functies niet worden vervuld door personeel dat door de lidstaten is gedetacheerd. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde landen op contractbasis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke personeel staan in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.

Artikel 8

Status van EUAVSEC-South Sudan en het personeel ervan

De status van EUAVSEC-South Sudan en het personeel ervan, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUAVSEC-South Sudan, wordt vastgelegd in een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU, overeenkomstig de procedure in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 9

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische leiding van EUAVSEC-South Sudan uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het operationeel concept (CONOPS) en het operationeel plan (OPLAN) te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUAVSEC-South Sudan blijft berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt, op gezette tijden en naar gelang van de behoefte, door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen.

Artikel 10

Deelneming van derde staten

1.   Met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie van de Unie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUAVSEC-South Sudan, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico’s, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar Zuid-Sudan, en dat zij in voorkomend geval bijdragen aan de werkingskosten van EUAVSEC-South Sudan.

2.   De derde staten die aan EUAVSEC-South Sudan bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van EUAVSEC-South Sudan dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde staten worden vastgesteld in krachtens artikel 37 VEU te sluiten overeenkomsten en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie hebben gesloten, zijn in het kader van EUAVSEC-South Sudan de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Veiligheid

1.   De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door EUAVSEC-South Sudan overeenkomstig artikel 5.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EUAVSEC-South Sudan en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op EUAVSEC-South Sudan van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en die tevens nauwe functionele betrekkingen onderhoudt met de EDEO.

4.   De personeelsleden van EUAVSEC-South Sudan volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (1).

Artikel 12

Wachtdienst

Voor EUAVSEC-South Sudan wordt de wachtdienst in werking gesteld.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUAVSEC-South Sudan moet dekken, bedraagt 12 500 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Onderdanen van deelnemende derde landen en onderdanen van gast- en buurlanden mogen inschrijven op aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUAVSEC-South Sudan.

4.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUAVSEC-South Sudan, met inbegrip van de compatibiliteit van uitrusting en de interoperabiliteit van de teams ervan.

5.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

6.   De uitgaven in verband met EUAVSEC-South Sudan komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van benoeming van het hoofd van de missie.

Artikel 14

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV ziet toe op de samenhang van de uitvoering van dit besluit met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma’s van de Unie.

2.   Onverminderd de commandostructuur werkt het hoofd van de missie in nauwe coördinatie met de delegatie van de Unie in Juba, met de bedoeling de samenhang van het optreden van de Unie in Zuid-Sudan te verzekeren.

3.   Het hoofd van de missie werkt in nauwe coördinatie met de lidstaten die in Zuid-Sudan aanwezig zijn.

Artikel 15

Vrijgave van gegevens

1.   De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” die ten behoeve van EUAVSEC-South Sudan zijn opgesteld, indien dit passend en in overeenstemming met de behoeften van EUAVSEC-South Sudan is, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

2.   De HV is tevens gemachtigd, naar gelang van de operationele behoeften van EUAVSEC-South Sudan, gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUAVSEC-South Sudan zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de Verenigde Naties (VN) en de ICAO. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van de VN en de ICAO opgesteld.

3.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUAVSEC-South Sudan zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.

4.   De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUAVSEC-South Sudan die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken (2).

5.   De HV kan de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bevoegdheden alsook de bevoegdheid om de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder zijn gezag staan, aan de civiele operationele commandant en/of aan het hoofd van de missie.

Artikel 16

Inwerkingtreding en looptijd

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing voor een periode van 19 maanden.

Gedaan te Luxemburg, 18 juni 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

M. GJERSKOV


(1)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.

(2)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/21


BESLUIT Nr. 1/2012 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-MONTENEGRO

van 21 juni 2011

tot wijziging van Besluit nr. 1/2010 tot vaststelling van het reglement van orde van de Stabilisatie- en associatieraad met het oog op de oprichting van een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro en van een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s van de Europese Unie en de lokale en regionale overheden van Montenegro

(2012/313/EU)

DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD,

Gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (1), en met name artikel 124,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Dialoog en samenwerking tussen de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties alsook tussen regionale en lokale overheden in de Europese Unie en in Montenegro, kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de onderlinge betrekkingen en aan de Europese integratie.

(2)

Het is passend dat deze samenwerking wordt georganiseerd door de oprichting van twee gemengde raadgevende comités: een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité enerzijds en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro anderzijds, en een Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s van de Europese Unie enerzijds en de verkozen vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden van Montenegro anderzijds.

(3)

Daaruit volgt dat het reglement van orde van de Stabilisatie- en associatieraad, vastgesteld bij Besluit nr. 1/2010 (2), dienovereenkomstig dient te worden aangepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende artikelen worden aan Besluit nr. 1/2010 toegevoegd:

„Artikel 14

Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro

1.   Er wordt een Gemengd Raadgevend Comité opgericht tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro, dat tot taak heeft de Stabilisatie- en associatieraad bij te staan voor de bevordering van dialoog en samenwerking met de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties in de Europese Unie en Montenegro. Deze dialoog en samenwerking bestrijken alle relevante aspecten van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Montenegro, in de context van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Deze dialoog en samenwerking zijn met name gericht op het volgende:

a)

voorbereiding van werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro op activiteiten in het kader van een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie;

b)

voorbereiding van werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro op deelname aan de werkzaamheden van het Europees Economisch en Sociaal Comité na de toetreding van Montenegro;

c)

uitwisseling van informatie over kwesties van wederzijds belang, meer bepaald over de actuele stand van zaken van het toetredingsproces en de voorbereiding van werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro daarop;

d)

bevordering van de uitwisseling van ervaringen en van een gestructureerde dialoog tussen a) werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke organisaties uit Montenegro, en b) werkgevers- en werknemersorganisaties en andere maatschappelijke organisaties uit de lidstaten, met inbegrip van netwerkvorming op specifieke gebieden waar directe contacten en samenwerking de meest doeltreffende manier kunnen zijn voor de oplossing van specifieke problemen;

e)

discussie over andere relevante kwesties die door een partij naar voren worden gebracht, in de context van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en in het kader van de pretoetredingsstrategie.

2.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro bestaat uit zes vertegenwoordigers van het Europees Economisch en Sociaal Comité en zes vertegenwoordigers van de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro. Er kunnen waarnemers worden uitgenodigd tot deelname.

3.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro verricht zijn werkzaamheden op basis van raadpleging door de Stabilisatie- en associatieraad of, wat betreft de bevordering van de dialoog tussen economische en sociale kringen, op eigen initiatief.

4.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro kan aanbevelingen doen aan de Stabilisatie- en associatieraad.

5.   De leden worden zo gekozen dat het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro een zo getrouw mogelijke afspiegeling is van de verschillende sociale partners en andere maatschappelijke organisaties, zowel in de Europese Unie als in Montenegro. De officiële aanstelling van de leden uit Montenegro geschiedt door de regering van Montenegro op basis van voorstellen van de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties. Deze voorstellen worden gebaseerd op inclusieve en transparante selectieprocedures bij de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties.

6.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro wordt gezamenlijk voorgezeten door een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité en een vertegenwoordiger van de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro.

7.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro stelt zijn reglement van orde vast.

8.   Het Europees Economisch en Sociaal Comité en de regering van Montenegro dragen bij deelname van hun vertegenwoordigers aan vergaderingen van het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro en de werkgroepen daarvan elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten.

9.   Nadere regelingen betreffende de tolk- en vertaalkosten worden opgenomen in het reglement van orde van het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties van Montenegro. Andere uitgaven betrekking hebbende op de materiële organisatie van de vergaderingen komen ten laste van de partij die de vergaderingen organiseert.

Artikel 15

Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro

1.   Er wordt een Gemengd Raadgevend Comité opgericht tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro, dat tot taak heeft de Stabilisatie- en associatieraad bij te staan voor de bevordering van dialoog en samenwerking met de lokale en regionale overheden in de Europese Unie en Montenegro. Deze dialoog en samenwerking zijn met name gericht op het volgende:

a)

voorbereiding van de lokale en regionale overheden van Montenegro op activiteiten in het kader van een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie;

b)

voorbereiding van de lokale en regionale overheden van Montenegro op deelname aan de werkzaamheden van het Comité van de Regio’s na de toetreding van Montenegro;

c)

uitwisseling van informatie over actuele kwesties van wederzijds belang, meer bepaald over de actuele stand van zaken van het Europese regionale beleid en het toetredingsproces en de voorbereiding van de lokale en regionale overheden van Montenegro daarop;

d)

bevordering van een multilaterale gestructureerde dialoog tussen a) lokale en regionale overheden uit Montenegro, en b) lokale en regionale overheden uit de lidstaten, met inbegrip van netwerkvorming op specifieke gebieden waar directe contacten en samenwerking tussen lokale en regionale overheden uit Montenegro en lokale en regionale overheden uit de lidstaten de meest doeltreffende manier kunnen zijn voor het aanpakken van specifieke aangelegenheden van wederzijds belang;

e)

regelmatige uitwisseling van informatie over interregionale samenwerking tussen de lokale en regionale overheden van Montenegro en de lokale en regionale overheden van de lidstaten;

f)

aanmoediging van de uitwisseling van ervaringen en expertise op het gebied van regionaal beleid en structurele interventies, tussen a) lokale en regionale overheden van Montenegro, en b) lokale en regionale overheden van de lidstaten, meer bepaald expertise en technieken inzake de voorbereiding van lokale en regionale ontwikkelingsplannen of -strategieën en het meest doeltreffende gebruik van de pretoetredings- en structuurfondsen;

g)

bijstand voor de lokale en regionale overheden van Montenegro door de uitwisseling van informatie inzake de praktische tenuitvoerlegging van het subsidiariteitsbeginsel in alle aspecten van het leven op regionaal en lokaal vlak;

h)

discussie over andere relevante kwesties die door een van de partijen naar voren worden gebracht, in de context van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en in het kader van de pretoetredingsstrategie.

2.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro bestaat uit acht vertegenwoordigers van het Comité van de Regio’s van de Europese Unie, enerzijds, en acht verkozen vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden van Montenegro, anderzijds. Er wordt een gelijk aantal plaatsvervangende leden aangewezen.

3.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro verricht zijn werkzaamheden op basis van raadpleging door de Stabilisatie- en associatieraad of, wat betreft de bevordering van de dialoog tussen de lokale en regionale overheden, op eigen initiatief.

4.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro kan aanbevelingen doen aan de Stabilisatie- en associatieraad.

5.   De leden worden zo gekozen dat het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro een zo getrouw mogelijke afspiegeling is van de verschillende niveaus van lokaal en regionaal bestuur, zowel in de Europese Unie als in Montenegro. De officiële aanstelling van de leden uit Montenegro geschiedt door de regering van Montenegro op basis van voorstellen van organisaties die de lokale en regionale overheden in Montenegro vertegenwoordigen. Deze voorstellen worden gebaseerd op inclusieve en transparante selectieprocedures bij de vertegenwoordigers die een mandaat in het lokale of regionale bestuur hebben.

6.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro stelt zijn reglement van orde vast.

7.   Het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro wordt gezamenlijk voorgezeten door een lid van het Comité van de Regio’s van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de lokale en regionale overheden van Montenegro.

8.   Het Comité van de Regio’s van de Europese Unie en de regering van Montenegro dragen bij deelname van hun vertegenwoordigers en van ondersteunend personeel aan vergaderingen van het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro elk hun eigen kosten, met name reis- en verblijfkosten.

9.   Nadere regelingen betreffende de tolk- en vertaalkosten worden opgenomen in het reglement van orde van het Gemengd Raadgevend Comité tussen het Comité van de Regio’s en de lokale en regionale overheden van Montenegro. Andere uitgaven betrekking hebbende op de materiële organisatie van de vergaderingen komen ten laste van de partij die de vergaderingen organiseert.”

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die van de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2011.

Voor de Stabilisatie- en associatieraad

De voorzitter

M. ROĆEN


(1)  PB L 108 van 29.4.2010, blz. 3.

(2)  PB L 179 van 14.7.2010, blz. 11.


19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/24


BESLUIT Nr. 1/2012 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND

van 16 mei 2012

betreffende de toekenning van een korting op de prestatiegerelateerde heffing op het vrachtverkeer aan voertuigen van emissieklasse EURO VI

(2012/314/EU)

HET COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg, met name artikel 51, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 40 past Zwitserland sinds 1 januari 2001 een niet-discriminerende heffing toe op voertuigen voor de kosten die zij veroorzaken (prestatiegerelateerde heffing op het vrachtverkeer).

(2)

Overeenkomstig artikel 44 willen de overeenkomstsluitende partijen milieumaatregelen invoeren om met name de emissie van uitlaatgassen en deeltjes door zware vrachtwagens te verminderen.

(3)

Overeenkomstig artikel 7, lid 5, heeft iedere overeenkomstsluitende partij zich ertoe verbonden aan de door de andere overeenkomstsluitende partij goedgekeurde voertuigen geen voorwaarden te stellen die strenger zijn dan de op haar eigen grondgebied geldende voorwaarden.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voertuigen van emissieklasse EURO VI komen tijdelijk in aanmerking voor een korting van 10 % op de heffing die van toepassing is op hun categorie.

Artikel 2

De in artikel 1 vermelde korting wordt alleen toegekend aan voertuigen die beschikken over een vermelding in het kentekenbewijs of over een gelijkwaardig attest van de nationale autoriteiten waarin wordt bevestigd dat het voertuig voldoet aan de EURO IV-norm. Het kentekenbewijs met de desbetreffende vermelding of het attest dient in het voertuig aanwezig te zijn.

Artikel 3

De bevoegde Zwitserse autoriteiten behouden zich het recht voor om bij alle voertuigen van emissieklasse EURO VI die in aanmerking komen voor een korting op de heffing na te gaan of de desbetreffende emissiegrenswaarden in acht worden genomen.

Artikel 4

Zwitserland behoudt zich het recht voor om de situatie met betrekking tot de in artikel 1 vermelde korting vanaf 2014 opnieuw te bezien en de korting vervolgens zo nodig te verlagen of af te schaffen.

Artikel 5

Dit besluit treedt op 1 juli 2012 in werking.

Gedaan te Bern, 16 mei 2012.

De voorzitter

Peter FÜGLISTALER

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie

Fotis KARAMITSOS


Rectificaties

19.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/25


Rectificatie van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 334 van 17 december 2010 )

In de gehele tekst:

in plaats van:

„thermisch vermogen”,

te lezen:

„thermisch ingangsvermogen”.

Bladzijde 28, artikel 14, lid 1, onder e):

in plaats van:

„passende eisen voor het regelmatig bijhouden en bewaken van maatregelen …”,

te lezen:

„passende eisen voor het onderhoud en het bewaken van maatregelen …”.

Bladzijde 31, artikel 22, lid 3, tweede alinea:

in plaats van:

„… en rekening houdend met de omstandigheden van het terrein zoals die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d), zijn vastgesteld, …”,

te lezen:

„… en met inachtneming van de toestand van het terrein van de installatie als vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d), …”.

Bladzijde 32, artikel 22, lid 4:

in plaats van:

„… en met inachtneming van de omstandigheden van het terrein van de installatie als vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d).”,

te lezen:

„… en met inachtneming van de toestand van het terrein van de installatie als vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d).”.

Bladzijde 38, artikel 39:

in plaats van:

„De grenswaarden voor emissies in de lucht worden geacht te zijn nageleefd als aan de in deel 4 van bijlage V omschreven voorwaarden is voldaan.”,

te lezen:

„De emissiegrenswaarden in de lucht worden geacht te zijn nageleefd als aan de in deel 4 van bijlage V omschreven voorwaarden is voldaan.”.

Bladzijde 41, artikel 46, lid 4, tweede alinea:

in plaats van:

„…, met gebruikmaking van de meetresultaten als omschreven in bijlage VI, deel 6, punt 2, …”,

te lezen:

„…, met gebruikmaking van de meetresultaten als omschreven in bijlage VI, deel 6, punt 3, …”.

Bladzijde 42, artikel 52, lid 1:

in plaats van:

„1.   De exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie treft in samenhang met de aflevering en inontvangstneming van …”,

te lezen:

„1.   De exploitant van de afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie treft in verband met de aflevering en inontvangstneming van …”.

Bladzijde 45, artikel 62, tweede alinea:

in plaats van:

„Dit kan een oplosmiddelenboekhouding bevatten dat is opgesteld overeenkomstig bijlage VII, deel 7.”,

te lezen:

„Dit kan een oplosmiddelenboekhouding bevatten die is opgesteld overeenkomstig bijlage VII, deel 7.”.

Bladzijde 46, artikel 70, lid 3:

in plaats van:

„3.   De monitoring wordt verricht overeenkomstig de CEN-normen of, indien CEN-normen ontbreken, de ISO-normen, de nationale of andere internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.”,

te lezen:

„3.   De monitoring wordt verricht overeenkomstig de CEN-normen of, indien CEN-normen ontbreken, de ISO-normen, de nationale of andere internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit waarborgen.”.

Bladzijde 49, artikel 82, lid 1:

in plaats van:

„1.   Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1, voor activiteiten met een nominaal thermisch vermogen hoger dan 50 MW, punten 1.2 en 1.3, punt 1.4 a), punten 2.1 tot en met punt 2.6, punten 3.1 tot en met 3.5, punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende chemische productie door chemische verwerking, punt 5.1 en 5.2 voor activiteiten vallend onder Richtlijn 2008/1/EG, punt 5.3, onder a.i) en ii), punt 5.4, punt 6.1, onder a) en b), punten 6.2 en 6.3, punt 6.4, onder c), punten 6.5 tot en met 6.9 die in bedrijf zijn en een vergunning hebben voor 7 januari 2013 of die een volledige aanvraag voor een vergunning hebben ingediend voor die datum mits die installaties uiterlijk op 7 januari 2014 in gebruik worden genomen, passen de lidstaten vanaf 7 januari 2014 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die overeenkomstig artikel 80, lid 1, zijn vastgesteld, met uitzondering van hoofdstuk III en bijlage V.”,

te lezen:

„1.   Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1, voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen hoger dan 50 MW, punten 1.2 en 1.3, punt 1.4 a), punten 2.1 tot en met punt 2.6, punten 3.1 tot en met 3.5, punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende productie door chemische omzetting, punt 5.1 en 5.2 voor activiteiten vallend onder Richtlijn 2008/1/EG punt 5.3, onder a.i) en ii), punt 5.4, punt 6.1, onder a) en b), punten 6.2 en 6.3, punt 6.4, onder c), punten 6.5 tot en met 6.9 die in bedrijf zijn en een vergunning hebben voor 7 januari 2013 of die een volledige aanvraag voor een vergunning hebben ingediend voor die datum mits die installaties uiterlijk op 7 januari 2014 in gebruik worden genomen, passen de lidstaten vanaf 7 januari 2014 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die overeenkomstig artikel 80, lid 1, zijn vastgesteld, met uitzondering van hoofdstuk III en bijlage V.”.

Bladzijde 49, artikel 82, lid 2:

in plaats van:

„2.   Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1 voor activiteiten met een nominaal thermisch vermogen van 50 MW, punt 1.4, onder b), punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende productie door biologische verwerking, punten 5.1en 5.2 voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen, punt 5.3, onder a), iii) tot v) en punt 5.3, onder b), punten 5.5 en 5.6, punt 6.1, onder c), punt 6.4, onder b), voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen en punten 6.10 en 6.11 passen de lidstaten vanaf 7 januari 2013 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die zijn vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn vanaf 7 juli 2015 met uitzondering van de hoofdstukken III en IV en de bijlagen V en VI.”,

te lezen:

„2.   Wat betreft de installaties die activiteiten verrichten als bedoeld in bijlage I, punt 1.1 voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW, punt 1.4, onder b), punten 4.1 tot en met 4.6 voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting, punten 5.1en 5.2 voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen, punt 5.3, onder a), iii) tot v) en punt 5.3, onder b), punten 5.5 en 5.6, punt 6.1, onder c), punt 6.4, onder b), voor activiteiten die niet onder Richtlijn 2008/1/EG vallen en punten 6.10 en 6.11 passen de lidstaten vanaf 7 januari 2013 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe die zijn vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn vanaf 7 juli 2015 met uitzondering van de hoofdstukken III en IV en de bijlagen V en VI.”.

Bladzijde 50, artikel 82, lid 5, onder b):

in plaats van:

„vanaf 7 januari 2013 voor de in artikel 30, lid 3, bedoelde stookinstallaties.”,

te lezen:

„vanaf 6 januari 2013 voor de in artikel 30, lid 3, bedoelde stookinstallaties.”.

Bladzijde 64, bijlage V, deel 3, punt 5:

in plaats van:

„… Daarbij worden de betrokken normen van de Commissie voor Normalisatie (CEN) gebruikt of, indien er geen CEN-normen bestaan, de ISO-normen, dan wel nationale of internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit opleveren.”,

te lezen:

„… Daarbij worden de betrokken normen van de Commissie voor Normalisatie (CEN) gebruikt of, indien er geen CEN-normen bestaan, de ISO-normen, dan wel nationale of internationale normen die gegevens van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit waarborgen.”.

Bladzijde 69, bijlage VI, deel 3, punt 1.4:

in plaats van:

„Gemiddelde emissiegrenswaarden (mg/Nm3) voor dioxines en furanen …”,

te lezen:

„Gemiddelde emissiegrenswaarden (ng/Nm3) voor dioxines en furanen …”.

Bladzijde 73, bijlage VI, deel 4, punt 4.1:

in plaats van:

„C — Totale emissiegrenswaarden (mg/Nm3) voor dioxinen en furanen …”,

te lezen:

„C — Totale emissiegrenswaarden (ng/Nm3) voor dioxinen en furanen …”.

Bladzijde 73, bijlage VI, deel 5, eerste rij, laatste kolom:

in plaats van:

„95 %”,

te lezen:

„100 %”.

Bladzijde 89, bijlage VIII, deel 1, punt 2:

in plaats van:

„… Voor in zeewater (in estuaria, langs de kunst, in volle zee) lozende installaties …”,

te lezen:

„… Voor in zout water (in estuaria, langs de kunst, in volle zee) lozende installaties …”.

Bladzijde 89, bijlage VIII, deel 2, punt 3:

in plaats van:

„3.

Voor lozingen van gasvormig zwaveldioxide en zwaveltrioxide afkomstig van ontsluiting en roosting, met inbegrip van zuurdruppels, berekend als Sox-equivalent,

a)

een jaargemiddelde van 6 kg per geproduceerde ton titaandioxide;

b)

een uurgemiddelde van 500 mg/Nm3 SOx voor de concentratie van afvalzuren.”,

te lezen:

„3.

Voor lozingen van gasvormig zwaveldioxide en zwaveltrioxide afkomstig van ontsluiting en roosting, met inbegrip van zuurdruppels, berekend als SO2 -equivalent,

a)

een jaargemiddelde van 6 kg per geproduceerde ton titaandioxide;

b)

een uurgemiddelde van 500 mg/Nm3 voor installaties voor de concentratie van afvalzuren.”.

Bladzijde 89, bijlage VIII, deel 2, punt 4:

in plaats van:

„4.

Voor chloride in het geval van …”,

te lezen:

„4.

Voor chloor in het geval van …”.

Bladzijde 89, bijlage VIII, deel 3, onder b):

in plaats van:

„b)

chloride dat afkomstig is uit …”,

te lezen:

„b)

chloor dat afkomstig is uit …”.