ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.150.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 150

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
9 juni 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 486/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 wat de vormgeving en de inhoud van het prospectus, het basisprospectus, de samenvatting en de definitieve voorwaarden betreft en wat de informatievereisten betreft ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 487/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Tomate La Cañada (BGA))

66

 

*

Verordening (EU) nr. 488/2012 van de Commissie van 8 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 658/2007 betreffende financiële sancties op de niet-nakoming van bepaalde verplichtingen in verband met vergunningen voor het in de handel brengen, verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad

68

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 489/2012 van de Commissie van 8 juni 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen ( 1 )

71

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 490/2012 van de Commissie van 8 juni 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

76

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/293/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 8 februari 2012 betreffende steunmaatregel SA.28809 (C 29/10) (ex NN 42/10 & ex CP 194/09) door Zweden ten uitvoer gelegd ten gunste van Hammar Nordic Plugg AB (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 546)  ( 1 )

78

 

 

2012/294/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 mei 2012 inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2012 aan de programma’s van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 3262)

86

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 486/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 maart 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 809/2004 wat de vormgeving en de inhoud van het prospectus, het basisprospectus, de samenvatting en de definitieve voorwaarden betreft en wat de informatievereisten betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van reclame betreft (2) is voor verschillende soorten effecten op gedetailleerde wijze vastgelegd welke informatie in een prospectus moet worden opgenomen om te voldoen aan artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG.

(2)

Ten gevolge van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (3), is de verplichting voor de uitgevende instelling om jaarlijks een document te publiceren dat alle gegevens bevat of naar alle gegevens verwijst die deze in de laatste twaalf maanden vóór de uitgifte van het prospectus heeft gepubliceerd, als voorgeschreven bij artikel 10 van Richtlijn 2003/71/EG, geschrapt bij Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (4). Deze wijziging moet worden weergegeven in Verordening (EG) nr. 809/2004.

(3)

De bij artikel 3 van Richtlijn 2003/71/EG vastgestelde drempel met betrekking tot de verplichting een prospectus te publiceren is bij Richtlijn 2010/73/EU verhoogd van 50 000 EUR tot 100 000 EUR. Deze wijziging moet ook in Verordening (EG) nr. 809/2004 worden aangebracht.

(4)

Bij Richtlijn 2010/73/EU zijn nieuwe bepalingen ingevoerd om de bescherming van de belegger te verbeteren, de administratieve lasten voor ondernemingen bij het werven van fondsen op de effectenmarkten van de Unie te verminderen en de efficiëntie in de prospectusregeling te verhogen, waardoor het noodzakelijk wordt in Verordening (EG) nr. 809/2004 wijzigingen aan te brengen met betrekking tot de vormgeving van de definitieve voorwaarden van een basisprospectus, de vormgeving van de samenvatting van het prospectus en de gedetailleerde inhoud en specifieke vorm van de kerngegevens die in de samenvatting moeten worden opgenomen.

(5)

Om te vermijden dat de definitieve voorwaarden van een basisprospectus informatie bevatten die door de bevoegde autoriteiten dienen te worden goedgekeurd, moet het basisprospectus alle informatie bevatten waarvan de uitgevende instelling kennis had op het ogenblik waarop het prospectus werd opgesteld.

(6)

Er moet worden voorzien in een regeling waarbij het basisprospectus opties biedt wat de informatie betreft die voor de desbetreffende schema's en bouwstenen voor verrichtingsnota's is voorgeschreven. De definitieve voorwaarden moeten dan vermelden welke van die opties voor de individuele uitgifte van toepassing is door te verwijzen naar de desbetreffende onderdelen van het basisprospectus of door deze informatie opnieuw weer te geven. De mogelijkheid moet bestaan om in de definitieve voorwaarden aanvullende informatie op te nemen die geen betrekking heeft op de verrichtingsnota, indien dit voor de beleggers nuttig wordt geacht. Deze aanvullende informatie moet in deze verordening nader worden omschreven.

(7)

De definitieve voorwaarden mogen informatie die in het basisprospectus is vermeld, niet wijzigen of vervangen omdat elke nieuwe informatie die de beoordeling van de belegger met betrekking tot de uitgevende instelling en de effecten kan beïnvloeden, moet worden opgenomen in een aanvulling of een nieuw basisprospectus, die vooraf door de bevoegde autoriteit moeten worden goedgekeurd. Derhalve dienen de definitieve voorwaarden geen nieuwe omschrijving van nieuwe betalingsvoorwaarden te bevatten die niet in het basisprospectus was opgenomen.

(8)

De samenvatting moet de beleggers voorzien van kerngegevens zoals voorgeschreven bij artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG. Daartoe moet de specifiek voor de individuele uitgifte geldende samenvatting de informatie uit de samenvatting van het basisprospectus die alleen van belang is voor de individuele uitgifte, combineren met de desbetreffende onderdelen van de definitieve voorwaarden. De samenvatting van de individuele uitgifte moet aan de definitieve voorwaarden worden gehecht.

(9)

Voor effecten die verbonden zijn aan of gedekt zijn door onderliggende activa, moet het basisprospectus alle informatie over het soort onderliggende activa bekendmaken die reeds bij de goedkeuring daarvan bekend was. Derhalve mogen alleen gegevens betreffende deze onderliggende activa die specifiek voor de uitgifte gelden, in de definitieve voorwaarden worden opgenomen aangezien de keuze van de relevante onderliggende activa beïnvloed kan zijn door de marktomstandigheden.

(10)

Er moet worden voorzien in bepalingen betreffende de vormgeving en de inhoud van de samenvatting van het prospectus zodat gelijkwaardige informatie altijd op dezelfde plaats in de samenvatting te vinden is en soortgelijke producten gemakkelijk kunnen worden vergeleken. Wanneer een onderdeel niet van toepassing is op een prospectus, moet dit onderdeel in de samenvatting bijgevolg worden aangegeven met de vermelding „niet van toepassing”.

(11)

Een samenvatting moet een op zichzelf staand onderdeel van het prospectus vormen. Wanneer een uitgevende instelling, een aanbieder of een aanvrager van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt niet verplicht is een samenvatting in een prospectus op te nemen maar in een onderdeel daarvan een overzicht wenst op te nemen, mag dit onderdeel niet verschijnen onder de titel „samenvatting” tenzij het overzicht voldoet aan alle voorschriften inzake bekendmaking voor samenvattingen. Samenvattingen moeten in doorlopende tekst worden opgesteld en moeten de informatie op een gemakkelijk toegankelijke wijze voorstellen.

(12)

Om de efficiëntie van de effectenmarkten in de Unie te verhogen en de administratieve kosten voor uitgevende instellingen bij het werven van kapitaal te verminderen, moet een evenredige openbaarmakingsregeling, zoals voorgeschreven bij artikel 7, lid 2, onder g), van Richtlijn 2003/71/EG, worden ingevoerd voor aanbiedingen van aandelen aan bestaande aandeelhouders die ofwel zelf op de aandelen kunnen inschrijven ofwel het recht op inschrijving op de aandelen kunnen verkopen.

(13)

Zoals voorgeschreven bij artikel 7, lid 2, onder e), van Richtlijn 2003/71/EG, moet een evenredige openbaarmakingsregeling rekening houden met de omvang van de uitgevende instellingen, met name de in artikel 1, lid 2, onder j), van Richtlijn 2003/71/EG bedoelde kredietinstellingen die effecten zonder aandelenkarakter uitgeven, welke ervoor kiezen in de regeling van Richtlijn 2003/71/EG te stappen, kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen met beperkte beurswaarde. Dergelijke kredietinstellingen moeten echter kunnen kiezen tussen schema's met evenredige informatievereisten en de regeling voor volledige openbaarmaking.

(14)

De evenredige openbaarmakingsregelingen moeten rekening houden met de behoefte aan verbetering van de bescherming voor de belegger en de hoeveelheid informatie die reeds aan de markten bekend is gemaakt.

(15)

Reclame moet beleggers informatie verstrekken wanneer er geen prospectus overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG vereist is, tenzij de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt ervoor kiest een prospectus te publiceren dat aan de voorschriften van Richtlijn 2003/71/EG en de onderhavige verordening voldoet.

(16)

Gelet op de noodzaak uitgevende instellingen een overgangsperiode te laten om zich aan de nieuwe, bij deze verordening ingevoerde voorschriften aan te passen, moet deze verordening slechts van toepassing zijn op prospectussen en basisprospectussen die op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening door een bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

(17)

Verordening (EG) nr. 809/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 809/2004

Verordening (EG) nr. 809/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt punt 3 geschrapt.

2)

Aan artikel 2 wordt het volgende punt 13 toegevoegd:

„13.   „uitgifte van rechten”: elke uitgifte van rechten met wettelijk voorkeurrecht die de inschrijving op nieuwe aandelen mogelijk maakt en uitsluitend tot bestaande aandeelhouders is gericht. Een uitgifte van rechten omvat ook uitgiften waarbij wettelijke voorkeurrechten buiten werking worden gesteld en worden vervangen door een instrument of bepaling waarbij bijna identieke rechten aan bestaande aandeelhouders worden verleend, wanneer die rechten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)de rechten worden aan de aandeelhouders gratis aangeboden;b)de aandeelhouders hebben het recht nieuwe aandelen op te nemen naar evenredigheid van hun bestaande aandelenbezit, of in het geval van andere effecten die het recht tot deelneming in de uitgifte van aandelen verlenen, naar evenredigheid van hun rechten op de onderliggende aandelen;c)de rechten waarvoor kan worden ingeschreven, kunnen worden verhandeld en overgedragen, of indien dit niet het geval is, worden de aandelen waaruit deze rechten voortspruiten, na afloop van de periode van aanbieding verkocht ten bate van de aandeelhouders die hun rechten niet hebben opgenomen;d)de uitgevende instelling kan wat de onder b) bedoelde rechten betreft grenzen of beperkingen of uitsluitingen opleggen en kan de regelingen treffen die zij passend acht om te handelen ten aanzien van eigen aandelen, fractionele rechten, en voorschriften die in enig land of op enig grondgebied bij wet of door een toezichthoudende autoriteit zijn opgelegd;e)de minimumtermijn waarin aandelen kunnen worden opgenomen, is gelijk aan de in artikel 29, lid 3, van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad genoemde termijn waarin het wettelijke voorkeurrecht kan worden uitgeoefend;f)de rechten vervallen na het verstrijken van de termijn voor uitoefening van het recht.

3)

Aan hoofdstuk I wordt het volgende artikel 2 bis toegevoegd:

„Artikel 2 bis

Categorieën van informatie in het basisprospectus en de definitieve voorwaarden

1.   De in bijlage XX genoemde categorieën bepalen de graad van flexibiliteit volgens welke de informatie kan worden verstrekt in het basisprospectus of in de definitieve voorwaarden. De categorieën worden als volgt vastgesteld:

a)

„Categorie A” betekent dat de desbetreffende informatie reeds in het basisprospectus moet zijn opgenomen. Deze informatie kan niet worden opengelaten voor latere invoeging in de definitieve voorwaarden;

b)

„Categorie B” betekent dat het basisprospectus alle algemene beginselen betreffende de vereiste informatie moet bevatten en dat alleen de details die onbekend zijn op het tijdstip van de goedkeuring van het basisprospectus, voor latere invoeging in de definitieve voorwaarden kunnen worden opengelaten;

c)

„Categorie C” betekent dat het basisprospectus een voorbehouden ruimte voor latere invoeging kan vrijhouden voor de informatie die niet bekend was op het tijdstip van de goedkeuring van het basisprospectus. Die informatie moet in de definitieve voorwaarden worden opgenomen.

2.   Indien de voorwaarden van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG van toepassing zijn, is een aanvulling vereist.

Indien die voorwaarden niet van toepassing zijn, publiceert de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt een bericht over de verandering.”.

4)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

In een prospectus op te nemen minimuminformatie

Bij de opstelling van een prospectus wordt gebruikgemaakt van één of een combinatie van de in deze verordening bedoelde schema's en bouwstenen.

Naargelang van de aard van de uitgevende instelling en de betrokken effecten bevat een prospectus de in de bijlagen I tot en met XVII en XX tot en met XXIX vereiste informatierubrieken. Onverminderd artikel 4 bis, lid 1, verlangt een bevoegde autoriteit niet dat een prospectus rubrieken bevat die niet in de bijlagen I tot en met XVII of de bijlagen XX tot en met XXIX voorkomen.

Om de inachtneming van de bij artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG opgelegde verplichting te waarborgen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst bij de goedkeuring van een prospectus overeenkomstig artikel 13 van die richtlijn per geval eisen dat de informatie die de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt voor elke rubriek verstrekt, wordt aangevuld.

Wanneer de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt krachtens artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG een samenvatting in een prospectus moet opnemen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst bij de goedkeuring van het prospectus overeenkomstig artikel 13 van die richtlijn per geval eisen dat bepaalde in het prospectus vermelde informatie in de samenvatting wordt opgenomen.”.

5)

Artikel 4 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de inleidende zin van de eerste alinea vervangen door:

„De bevoegde autoriteit baseert een verzoek overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 op de vereisten van rubriek 20.1 van bijlage I, rubriek 15.1 van bijlage XXIII, rubriek 20.1 van bijlage XXV, rubriek 11.1 van bijlage XXVII en rubriek 20.1 van bijlage XXVIII wat de inhoud van de financiële informatie en de toepasselijke beginselen voor de verslaglegging en accountantscontrole betreft, tenzij eventuele wijzigingen met het oog op een van de volgende factoren passend zijn:”;

b)

in lid 4 wordt punt a) vervangen door:

„a)

in de historische financiële informatie die zij in het kader van rubriek 20.1 van bijlage I, rubriek 15.1 van bijlage XXIII, rubriek 20.1 van bijlage XXV, rubriek 11.1 van bijlage XXVII en rubriek 20.1 van bijlage XXVIII moet verstrekken, wordt het geheel van haar bedrijfsactiviteiten ten tijde van de opstelling van het prospectus niet nauwkeurig weergegeven;”;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Voor de toepassing van lid 5 van dit artikel en van rubriek 20.2 van bijlage I, rubriek 15.2 van bijlage XXIII en rubriek 20.2 van bijlage XXV wordt onder een brutowijziging van betekenis verstaan een verandering in de situatie van een uitgevende instelling met meer dan 25 % ten opzichte van één of meer indicatoren voor de omvang van de activiteiten van de uitgevende instelling.”.

6)

In de artikelen 7, 8, 12, 16 en 21 en in de bijlagen IV, V, VII tot en met X, XII, XIII, XV en XVIII wordt „50 000” vervangen door „100 000”.

7)

In artikel 9 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„Rubriek 3 van bijlage VI is niet van toepassing wanneer een lidstaat als garant optreedt.”.

8)

Aan artikel 21 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   De uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt kan ervoor kiezen een prospectus op te stellen in overeenstemming met de evenredige schema's die zijn opgenomen in de bijlagen XXIII tot en met XXIX in plaats van de schema's in de bijlagen I, III, IV, IX, X en XI, zoals omschreven in de tweede alinea, indien aan de respectieve voorwaarden van de artikelen 26 bis, 26 ter en 26 quater is voldaan.

Wanneer de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt deze keuze maakt:

a)

wordt de verwijzing naar bijlage I in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar de bijlagen XXIII of XXV;

b)

wordt de verwijzing naar bijlage III in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar bijlage XXIV;

c)

wordt de verwijzing naar bijlage IV in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar bijlage XXVI;

d)

wordt de verwijzing naar bijlage IX in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar bijlage XXVII;

e)

wordt de verwijzing naar bijlage X in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar bijlage XXVIII;

f)

wordt de verwijzing naar bijlage XI in bijlage XVIII gelezen als verwijzing naar bijlage XXIX.”.

9)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Bij de opstelling van een basisprospectus wordt gebruikgemaakt van één of een combinatie van de in deze verordening bedoelde schema's en bouwstenen in overeenstemming met de in bijlage XVIII vervatte tabel van combinaties voor de diverse categorieën effecten.

Naargelang van de aard van de uitgevende instelling en de betrokken effecten bevat een basisprospectus de in de bijlagen I tot en met XVII, bijlage XX en de bijlagen XXIII tot en met XXIX bedoelde informatierubrieken die in de bij deze verordening vastgestelde schema's en bouwstenen zijn voorgeschreven. Een bevoegde autoriteit mag niet verlangen dat een basisprospectus rubrieken bevat die niet in de bijlagen I tot en met XVII, bijlage XX of de bijlagen XXIII tot en met XXIX voorkomen.

Om de inachtneming van de bij artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG opgelegde verplichting te waarborgen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst bij de goedkeuring van een basisprospectus overeenkomstig artikel 13 van die richtlijn per geval eisen dat de informatie die de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verstrekt, voor elke rubriek wordt aangevuld.

Wanneer de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot handel op een gereglementeerde markt krachtens artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG een samenvatting in een basisprospectus moet opnemen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst bij de goedkeuring van het basisprospectus overeenkomstig artikel 13 van die richtlijn per geval eisen dat bepaalde in het basisprospectus vermelde informatie in de samenvatting wordt opgenomen.”;

b)

het volgende lid 1 bis wordt toegevoegd:

„1 bis.   Het basisprospectus kan opties bevatten met betrekking tot de als Categorie A, Categorie B en Categorie C gecategoriseerde informatie die wordt voorgeschreven door de desbetreffende in bijlage XX opgenomen schema's en bouwstenen voor verrichtingsnota's. De definitieve voorwaarden moeten bepalen welke van die opties van toepassing is op de individuele uitgifte door naar de toepasselijke onderdelen van het basisprospectus te verwijzen of door deze informatie opnieuw weer te geven.”;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De bij een basisprospectus behorende definitieve voorwaarden bevatten alleen de volgende informatie:

a)

in de diverse schema's voor verrichtingsnota's volgens welke het basisprospectus is opgesteld, de in de categorieën B en C opgenomen informatierubrieken als genoemd in bijlage XX. Wanneer een rubriek niet van toepassing is op een prospectus, moet deze rubriek in de definitieve voorwaarden worden aangegeven met de vermelding „niet van toepassing”;

b)

op vrijwillige basis, de in bijlage XXI genoemde „aanvullende informatie”;

c)

elke herhaalde weergave van of verwijzing naar opties die reeds in het basisprospectus zijn vermeld, die van toepassing zijn op de individuele uitgifte;

De definitieve voorwaarden mogen informatie die in het basisprospectus voorkomt, niet wijzigen of vervangen.”;

d)

in lid 5 wordt het volgende punt 1 bis ingevoegd:

„1 bis.

een afdeling met een model, de „vorm van de definitieve voorwaarden” dat voor elke individuele uitgifte moet worden ingevuld;”;

e)

aan lid 7 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer de uitgevende instelling een aanvulling moet opstellen met betrekking tot informatie in het basisprospectus die alleen betrekking heeft op een of meer specifieke uitgiften, is het recht van beleggers om hun aanvaarding in te trekken uit hoofde van artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG alleen van toepassing op de desbetreffende uitgiften en niet op andere uitgiften van effecten overeenkomstig het basisprospectus.”.

10)

Artikel 24 wordt vervangen door:

„Artikel 24

Inhoud van de samenvatting van het prospectus, het basisprospectus en de individuele uitgifte

1.   De uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt bepaalt de gedetailleerde inhoud van de in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG bedoelde samenvatting in overeenstemming met dit artikel.

Een samenvatting bevat de verplichte rubrieken van kerngegevens als voorgeschreven in bijlage XXII. Wanneer een rubriek niet van toepassing is op een prospectus, wordt deze rubriek in de samenvatting aangegeven met de vermelding „niet van toepassing”. De lengte van de samenvatting houdt rekening met de complexiteit van een uitgevende instelling en de aangeboden effecten maar is niet langer dan 7 % van de lengte van een prospectus of 15 bladzijden, naargelang welke van beide het langst is. De samenvatting bevat geen kruisverwijzingen naar andere onderdelen van het prospectus.

De volgorde van de afdelingen en de onderdelen van bijlage XXII is verplicht. De samenvatting wordt opgesteld in duidelijke bewoordingen en de kerngegevens worden in een gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke vorm aangeboden. Wanneer een uitgevende instelling niet verplicht is in een prospectus een samenvatting overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2003/71/EG op te nemen maar in het prospectus een onderdeel met een overzicht geeft, mag dit onderdeel niet verschijnen onder de titel „samenvatting”, tenzij de uitgevende instelling aan alle in dit artikel en bijlage XXIII genoemde informatievereisten voor samenvattingen voldoet.

2.   De samenvatting van het basisprospectus kan de volgende informatie bevatten:

a)

in het basisprospectus opgenomen informatie;

b)

opties voor informatie die door het schema en de bouwsteen (bouwstenen) voor de verrichtingsnota is voorgeschreven;

c)

de desbetreffende informatie die in de definitieve voorwaarden wordt verstrekt en die eerder in het basisprospectus was opengelaten.

3.   De samenvatting van de individuele uitgifte bevat de kerngegevens van de samenvatting van het basisprospectus gecombineerd met de desbetreffende onderdelen van de definitieve voorwaarden. De samenvatting van de individuele uitgifte bevat het volgende:

a)

de informatie van de samenvatting van het basisprospectus die alleen relevant is voor de individuele uitgifte;

b)

de opties in het basisprospectus die alleen relevant zijn voor de individuele uitgifte zoals bepaald in de definitieve voorwaarden;

c)

de in de definitieve voorwaarden vermelde relevante informatie die in het basisprospectus was opengelaten.

Wanneer de definitieve voorwaarden betrekking hebben op een aantal effecten die alleen van elkaar verschillen op een aantal zeer beperkte punten, zoals de prijs van uitgifte of de vervaldatum, kan voor al deze effecten een enkele samenvatting van de individuele uitgifte worden aangehecht, op voorwaarde dat de gegevens betreffende de verschillende effecten duidelijk van elkaar gescheiden zijn.

De samenvatting van de individuele uitgifte is onderworpen aan dezelfde voorschriften als de definitieve voorwaarden en wordt daaraan gehecht.”.

11)

Aan artikel 25, lid 5, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

„In elk geval is het niet verplicht nieuwe definitieve voorwaarden en de daaraan gehechte samenvatting van de individuele uitgifte te deponeren voor aanbiedingen die vóór de opstelling van een nieuwe samenvatting of aanvulling op de samenvatting zijn gedaan.”.

12)

In artikel 26 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   De definitieve voorwaarden worden in de vorm van een afzonderlijk document gepresenteerd of in het basisprospectus opgenomen. De definitieve voorwaarden worden gepresenteerd in een gemakkelijk te analyseren en te begrijpen vorm.

De rubrieken van de toepasselijke schema's en bouwstenen voor de verrichtingsnota die in het basisprospectus zijn opgenomen, worden niet opnieuw weergegeven in de definitieve voorwaarden.

De uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt kan de in bijlage XXI genoemde aanvullende informatie in de definitieve voorwaarden opnemen.

In de definitieve voorwaarden wordt op duidelijke en opvallende wijze vermeld:

a)

dat de definitieve voorwaarden zijn opgesteld om te voldoen aan artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2003/71/EG en samen met het basisprospectus en de aanvulling(en) daarop moeten worden gelezen;

b)

waar het basisprospectus en de aanvulling(en) daarop worden gepubliceerd in overeenstemming met artikel 14 van Richtlijn 2003/71/EG;

c)

dat om de volledige informatie te verkrijgen het basisprospectus en de definitieve voorwaarden samen moeten worden gelezen;

d)

dat een samenvatting van de individuele uitgifte aan de definitieve voorwaarden is gehecht.

De definitieve voorwaarden kunnen de handtekening van de wettelijke vertegenwoordiger van de uitgevende instelling of van de krachtens de nationale wet voor het opstellen van het prospectus verantwoordelijke persoon of van beiden bevatten.

5 bis.   De definitieve voorwaarden en de samenvatting van de individuele uitgifte worden opgesteld in respectievelijk dezelfde taal als de goedgekeurde versie van de vorm van de definitieve voorwaarden van het basisprospectus en als de samenvatting van het basisprospectus.

Wanneer de definitieve voorwaarden overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2003/71/EG aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, of indien er meer dan één lidstaat van ontvangst is, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst worden medegedeeld, is de volgende taalregeling van toepassing op de definitieve voorwaarden en de aangehechte samenvatting:

a)

wanneer de samenvatting van het basisprospectus overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/71/EG moet worden vertaald, is de aan de definitieve voorwaarden gehechte samenvatting van de individuele uitgifte onderworpen aan dezelfde voorschriften inzake vertaling als de samenvatting van het basisprospectus;

b)

wanneer het basisprospectus overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2003/71/EG moet worden vertaald, zijn de definitieve voorwaarden en de daaraan gehechte samenvatting van de individuele uitgifte onderworpen aan dezelfde voorschriften inzake vertaling als het basisprospectus.

De uitgevende instelling doet deze vertalingen, samen met de definitieve voorwaarden, toekomen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, of indien er meer dan één lidstaat van ontvangst is, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst.”.

13)

Het volgende hoofdstuk III bis wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK III bis

EVENREDIGE OPENBAARMAKINGSREGELING

Artikel 26 bis

Evenredig schema voor uitgiften van rechten

1.   De in de bijlagen XXIII en XXIV opgenomen evenredige schema's zijn van toepassing op uitgiften van rechten, op voorwaarde dat de uitgevende instelling reeds aandelen van hetzelfde soort heeft toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of tot een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

2.   Uitgevende instellingen waarvan de aandelen van hetzelfde soort reeds tot handel op een multilaterale handelsfaciliteit zijn toegelaten, kunnen slechts van het in de bijlagen XXIII en XXIV opgenomen schema gebruikmaken wanneer de regels van deze multilaterale handelsfaciliteit voorzien in bepalingen:

a)

op grond waarvan uitgevende instellingen verplicht zijn tot publicatie van jaarrekeningen en controleverslagen binnen zes maanden na het einde van elk boekjaar, van halfjaarlijkse rekeningen binnen vier maanden na afloop van de eerste zes maanden van elk boekjaar, en van voorwetenschap als omschreven in artikel 1, eerste alinea, punt 1, van Richtlijn 2003/6/EG overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn;

b)

op grond waarvan uitgevende instellingen verplicht zijn de onder a) bedoelde verslagen en informatie ter beschikking van het publiek te stellen door deze op hun website te plaatsen;

c)

tot voorkoming van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie overeenkomstig Richtlijn 2003/6/EG.

3.   Een verklaring in de inleiding van het prospectus vermeldt duidelijk dat de uitgifte van rechten gericht is tot de aandeelhouders van de uitgevende instelling en dat het niveau van openbaarmaking van het prospectus in verhouding staat tot dit soort uitgifte.

Artikel 26 ter

Evenredige schema's voor kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen met beperkte beurswaarde

De in de bijlagen XXV tot en met XXVIII opgenomen evenredige schema's zijn van toepassing wanneer door kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen met beperkte beurswaarde uitgegeven effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten op een gereglementeerde markt die in een lidstaat gelegen is of werkzaam is.

Kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen met beperkte beurswaarde kunnen ervoor kiezen een prospectus op te stellen overeenkomstig de in de bijlagen I tot en met XVII en XX tot en met XXIV opgenomen schema's.

Artikel 26 quater

Evenredige vereisten voor uitgiften van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder j), van Richtlijn 2003/71/EG

Effecten uitgevende kredietinstellingen, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder j), van Richtlijn 2003/71/EG, die in overeenstemming met artikel 1, lid 3, van die richtlijn een prospectus opstellen, kunnen ervoor kiezen in hun prospectus historische financiële informatie op te nemen die overeenkomstig bijlage XXIX bij deze verordening alleen betrekking heeft op het laatste boekjaar of een kortere periode voor zover de uitgevende instelling voor een kortere periode werkzaam is geweest.

14)

Artikel 27 wordt geschrapt.

15)

Aan artikel 34 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„Wanneer krachtens Richtlijn 2003/71/EG geen prospectus vereist is, moet in reclame een waarschuwing van die strekking worden opgenomen, tenzij de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt ervoor kiest een prospectus te publiceren dat aan Richtlijn 2003/71/EG en de onderhavige verordening voldoet.”.

16)

In artikel 35 wordt lid 5 bis vervangen door:

„5 bis.   Uitgevende instellingen van derde landen zijn niet onderworpen aan een vereiste uit hoofde van rubriek 20.1 van bijlage I, rubriek 13.1 van bijlage IV, rubriek 8.2 van bijlage VII, rubriek 20.1 van bijlage X, rubriek 11.1 van bijlage XI, rubriek 15.1 van bijlage XXIII, rubriek 20.1 van bijlage XXV, rubriek 13.1 van bijlage XXVI, rubriek 20.1 van bijlage XXVIII of rubriek 11 van bijlage XXIX, om historische financiële informatie aan te passen die in een prospectus is opgenomen en relevant is voor de boekjaren voorafgaand aan boekjaren die op of na 1 januari 2015 aanvangen, dan wel aan een vereiste uit hoofde van rubriek 8.2 bis van bijlage VII, rubriek 11.1 van bijlage IX, rubriek 20.1 bis van bijlage X, rubriek 11.1 van bijlage XXVII of rubriek 20.1 van bijlage XXVIII, om een beschrijving te geven van de verschillen tussen de ingevolge Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde International Financial Reporting Standards en de standaarden voor jaarrekeningen in overeenstemming waarmee deze informatie is opgesteld met betrekking tot de boekjaren voorafgaand aan boekjaren die op of na 1 januari 2015 aanvangen, mits de historische financiële informatie is opgesteld overeenkomstig de algemeen aanvaarde grondslagen voor de financiële verslaggeving van de Republiek India.”.

17)

In bijlage V wordt rubriek 4.7 vervangen door:

4.7.   Nominale rente en bepalingen in verband met de te betalen rente:

datum met ingang waarvan de lening rente gaat dragen en vervaldagen van de rente,

verjaringstermijn voor rente en hoofdsom.

Wanneer de rente niet vast is, vermelding van het type onderliggende waarde en een beschrijving van de onderliggende waarde waarop zij gebaseerd is en van de wijze waarop het verband tussen de onderliggende waarde en de rente wordt gelegd, alsmede een aanwijzing waar informatie over het in het verleden behaalde en toekomstige rendement van de onderliggende waarde en over de volatiliteit daarvan beschikbaar is;

beschrijving van enigerlei marktverstorende of afwikkelingsverstorende gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde,

aanpassingsregels voor gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde,

naam van de „calculation agent”.

Indien de rentebetalingen op het effect een derivatencomponent hebben, wordt een heldere en uitvoerige uitleg gegeven om beleggers inzicht te verschaffen hoe de waarde van hun belegging door de waarde van de onderliggende waarde(n) wordt beïnvloed, vooral onder de omstandigheden waarbij de risico's het grootst zijn.”.

18)

In bijlage XIII wordt rubriek 4.8 vervangen door:

4.8.   Nominale rente en bepalingen in verband met de te betalen rente:

datum met ingang waarvan de lening rente gaat dragen en vervaldagen van de rente,

verjaringstermijn voor rente en hoofdsom.

Wanneer de rente niet vast is, vermelding van het type onderliggende waarde en een beschrijving van de onderliggende waarde waarop zij gebaseerd is en van de wijze waarop het verband tussen de onderliggende waarde en de rente wordt gelegd;

beschrijving van enigerlei marktverstorende of afwikkelingsverstorende gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde,

aanpassingsregels voor gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde,

naam van de calculation agent.”.

19)

De bijlagen XX tot en met XXIX, waarvan de tekst is weergegeven in de bijlage bij deze verordening, worden toegevoegd.

Artikel 2

Overgangsbepaling

1.   Artikel 1, punt 3, punt 9, onder a) tot en met d), en punten 10, 11 en 12, van deze verordening zijn niet van toepassing op de goedkeuring van een aanvulling op een prospectus of basisprospectus wanneer het prospectus of het basisprospectus vóór 1 juli 2012 is goedgekeurd.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2003/71/EG de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis stelt van een certificaat van goedkeuring met betrekking tot een vóór 1 juli 2012 goedgekeurd prospectus of basisprospectus, vermeldt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in het certificaat duidelijk en uitdrukkelijk dat het prospectus of het basisprospectus vóór 1 juli 2012 is goedgekeurd.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(2)  PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

(4)  PB L 327 van 11.12.2010, blz. 1.

(5)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.”.

(6)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.”.


BIJLAGE

BIJLAGE XX

Lijst van schema's en bouwsteen (bouwstenen) voor verrichtingsnota's

 

Bijlage V

Instructies

1.

VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

 

1.1.

Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het prospectus verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

Categorie A

1.2.

Verklaring van de voor het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het prospectus in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het prospectus verantwoordelijke personen dat, voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het prospectus waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

Categorie A

2.

RISICOFACTOREN

 

2.1.

Risicofactoren die van wezenlijk belang zijn voor de effecten die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „Risicofactoren” om het mogelijk te maken het aan deze effecten verbonden marktrisico in te schatten.

Categorie A

3.

KERNGEGEVENS

 

3.1.

Belangen van bij de uitgifte/aanbieding betrokken natuurlijke en rechtspersonen

 

Beschrijving van alle belangen, met inbegrip van tegenstrijdige belangen, die van betekenis zijn voor de uitgifte, met specificatie van de betrokken personen en van de aard van het belang.

Categorie C

3.2.

Redenen voor de aanbieding en bestemming van de opbrengsten

 

Redenen voor de aanbieding wanneer het niet gaat om het maken van winst en/of het afdekken van bepaalde risico's. Indien toepasselijk, vermelding van de geraamde totale kosten van de uitgifte/aanbieding en geraamde netto-opbrengsten. Deze kosten en opbrengsten dienen te worden uitgesplitst naar voornaamste bestemmingen en gepresenteerd in orde van belangrijkheid van deze bestemmingen. Indien de uitgevende instelling weet dat de verwachte opbrengsten ontoereikend zullen zijn om alle beoogde bestemmingen te financieren, worden het bedrag en de bronnen van de andere benodigde financieringsmiddelen vermeld.

Categorie C

4.

INFORMATIE OVER DE EFFECTEN DIE ZULLEN WORDEN AANGEBODEN/TOT DE HANDEL ZULLEN WORDEN TOEGELATEN

 

4.1.

i)

Beschrijving van het type en de categorie certificaten van aandelen die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten.

Categorie B

ii)

ISIN (International Security Identification Number) of andere vergelijkbare identificatiecode voor effecten.

Categorie C

4.2.

Wetgeving waaronder de effecten gecreëerd zijn.

Categorie A

4.3.

i)

Vermelding of de effecten op naam of aan toonder zijn en of zij in de vorm van bewijzen of in girale vorm worden uitgegeven.

Categorie A

ii)

In het laatste geval worden naam en adres vermeld van de entiteit die de rekeningen bijhoudt.

Categorie C

4.4.

Munteenheid waarin de effecten worden uitgegeven.

Categorie C

4.5.

Rangorde van de effecten die aan het publiek worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, met inbegrip van een samenvatting van enigerlei clausules die erop gericht zijn deze rangorde te beïnvloeden of waarmee de achterstelling van de effecten ten opzichte van enigerlei bestaande of toekomstige verplichtingen van de uitgevende instelling wordt beoogd.

Categorie A

4.6.

Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, met vermelding van eventuele op deze rechten geldende beperkingen, en van de regels voor de uitoefening van deze rechten.

Categorie B

4.7.

i)

Nominale rente.

Categorie C

ii)

Bepalingen in verband met de te betalen rente.

Categorie B

iii)

Datum vanaf wanneer de lening rente gaat dragen.

Categorie C

iv)

Vervaldagen van de rente.

Categorie C

v)

Verjaringstermijn voor rente en hoofdsom.

Categorie B

Wanneer de rente niet vast is

 

vi)

Vermelding van het type onderliggende waarde.

Categorie A

vii)

Beschrijving van de onderliggende waarde waarop zij gebaseerd is en,

Categorie C

viii)

van de wijze waarop het verband tussen beide wordt gelegd.

Categorie B

ix)

Vermelding van de plaats waar informatie over het in het verleden behaalde en toekomstige rendement van de onderliggende waarde en de volatiliteit ervan beschikbaar is.

Categorie C

x)

Beschrijving van enigerlei marktverstorende of afwikkelingsverstorende gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

xi)

Aanpassingsregels voor gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

xii)

Naam van de „calculation agent”.

Categorie C

xiii)

Indien de rentebetalingen op het effect een derivatencomponent hebben, wordt een heldere en uitvoerige uitleg gegeven om beleggers inzicht te verschaffen hoe de waarde van hun belegging door de waarde van de onderliggende waarde(n) wordt beïnvloed, vooral onder de omstandigheden waarbij de risico's het grootst zijn.

Categorie B

4.8.

i)

Vervaldatum

Categorie C

ii)

Wijze van aflossing van de lening, met inbegrip van de procedures voor de terugbetaling. Wanneer vervroegde aflossing wordt overwogen, hetzij op initiatief van de uitgevende instelling, hetzij op initiatief van de houder, wordt daarvan melding gemaakt, met opgave van de aflossingsvoorwaarden.

Categorie B

4.9.

i)

Vermelding van het rendement.

Categorie C

ii)

Beknopte beschrijving van de methode voor de berekening van dit percentage.

Categorie B

4.10.

Vertegenwoordiging van obligatiehouders, met vermelding van de naam van de organisatie die de beleggers vertegenwoordigt en van de toepasselijke voorschriften. Vermelding van de plaatsen waar het publiek inzage kan krijgen van de overeenkomsten betreffende deze vormen van vertegenwoordiging.

Categorie B

4.11.

In geval van nieuwe uitgiften wordt melding gemaakt van de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan de effecten zijn of zullen worden gecreëerd en/of uitgegeven.

Categorie C

4.12.

In geval van nieuwe uitgiften wordt de verwachte datum van uitgifte van de effecten vermeld.

Categorie C

4.13.

Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de effecten.

Categorie A

4.14.

Met betrekking tot het land van de statutaire zetel van de uitgevende instelling en de land(en) waar de aanbieding plaatsvindt of waar de toelating tot de handel wordt aangevraagd, wordt het volgende vermeld:

informatie over bronbelastingen op het inkomen uit de effecten,

vermelding of de uitgevende instelling de inhoudingen aan de bron eventueel te haren laste neemt.

Categorie A

5.

VOORWAARDEN VAN DE AANBIEDING

 

5.1.

Voorwaarden, inlichtingen over de aanbieding, verwacht tijdschema en te ondernemen actie om op de aanbieding in te gaan

 

5.1.1.

Voorwaarden waaraan de aanbieding onderworpen is.

Categorie C

5.1.2.

Totaalbedrag van de uitgifte/aanbieding; indien dit bedrag niet vooraf is bepaald, wordt melding gemaakt van de getroffen regelingen voor de aankondiging van het definitieve bedrag van de aanbieding aan het publiek en van het tijdstip waarop deze aankondiging zal plaatsvinden.

Categorie C

5.1.3.

i)

Periode waarin de aanbieding openstaat, met vermelding van mogelijke wijzigingen.

Categorie C

ii)

Te volgen procedure om op de aanbieding in te gaan.

Categorie C

5.1.4.

Beschrijving van de mogelijkheid om inschrijvingen te verminderen en van de wijze waarop te veel betaalde bedragen aan inschrijvers worden terugbetaald.

Categorie C

5.1.5.

Nadere bijzonderheden over de minimum- en/of maximumomvang van de inschrijving (hetzij in aantal effecten, hetzij in het in totaal te beleggen bedrag).

Categorie C

5.1.6.

Wijze van en termijnen voor betaling en levering van de effecten.

Categorie C

5.1.7.

Volledige beschrijving van de wijze en de datum waarop de resultaten van de aanbieding bekend zullen worden gemaakt.

Categorie C

5.1.8.

Wijze van uitoefening van voorkeurrechten, verhandelbaarheid van claimrechten en bestemming van niet-uitgeoefende claimrechten.

Categorie C

5.2.

Plan voor het op de markt brengen en de toewijzing van de effecten

 

5.2.1.

i)

Diverse categorieën potentiële beleggers aan wie de effecten worden aangeboden.

Categorie A

ii)

Indien de aanbieding gelijktijdig op markten van verscheidene staten plaatsvindt en een tranche ervan voor bepaalde van deze markten wordt of is voorbehouden, wordt deze tranche vermeld.

Categorie C

5.2.2.

Wijze van kennisgeving aan inschrijvers van het toegewezen bedrag en vermelding of de handel mag aanvangen voordat kennisgeving is geschied.

Categorie C

5.3.

Prijsstelling

 

5.3.1.

i)

Vermelding van de verwachte prijs waartegen de effecten zullen worden aangeboden, of

Categorie C

ii)

de wijze waarop de prijs zal worden bepaald en hoe deze zal worden bekendgemaakt.

Categorie B

iii)

Vermelding van het bedrag van de kosten en belastingen dat uitdrukkelijk ten laste van de inschrijver of koper komt.

Categorie C

5.4.

Plaatsing en overneming

 

5.4.1.

Naam en adres van de coördinator(s) van de aanbieding als geheel of van afzonderlijke onderdelen ervan en, voor zover de uitgevende instelling of de aanbieder daarvan op de hoogte is, van degenen die de plaatsing verzorgen in de diverse landen waarin de aanbieding plaatsvindt.

Categorie C

5.4.2.

Naam en adres van de eventuele instellingen die in elk land zorg dragen voor de financiële dienst en de bewaarneming.

Categorie C

5.4.3.

Naam en adres van de entiteiten die zich verbonden hebben tot overname van de uitgifte met plaatsingsgarantie, alsook naam en adres van de entiteiten die zich verbonden hebben tot plaatsing van de uitgifte zonder garantie of op provisiebasis. Vermelding van de voornaamste kenmerken van de overeenkomsten, met inbegrip van de quota. Heeft de overneming slechts op een deel van de uitgifte betrekking, dan wordt het overblijvende deel vermeld. Vermelding van het totaalbedrag van de overnemingsprovisie en de plaatsingsprovisie.

Categorie C

5.4.4.

Wanneer de overeenkomst tot overneming is of zal worden gesloten.

Categorie C

6.

REGELINGEN VOOR DE TOELATING TOT DE HANDEL EN DE VERHANDELING VAN DE EFFECTEN

 

6.1.

i)

Vermelding of voor de aangeboden effecten de toelating tot de handel is of zal worden aangevraagd met het oog op de verspreiding ervan op een gereglementeerde markt of op andere gelijkwaardige markten, met opgave van deze markten. Van dit feit moet melding worden gemaakt, zonder de indruk te wekken dat het zeker is dat de effecten tot de handel zullen worden toegelaten.

Categorie B

ii)

Vermelding, voor zover bekend, van de data waarop de effecten ten vroegste tot de handel zullen worden toegelaten.

Categorie C

6.2.

Bekendmaking van alle gereglementeerde of gelijkwaardige markten waarop, naar weten van de uitgevende instelling, effecten van dezelfde categorie als die welke zullen worden aangeboden of tot de handel zullen worden toegelaten, reeds tot de handel zijn toegelaten.

Categorie C

6.3.

Naam en adres van de entiteiten die een vaste verbintenis hebben aangegaan om op te treden als tussenpersonen bij de handel op de secundaire markt door de liquiditeit te verzekeren via bied- en laatprijzen, en beschrijving van de voornaamste kenmerken van de door deze entiteiten aangegane verbintenis.

Categorie C

7.

AANVULLENDE INFORMATIE

 

7.1.

Indien in de verrichtingsnota melding wordt gemaakt van bij de uitgifte betrokken adviseurs, wordt meegedeeld in welke hoedanigheid deze adviseurs zijn opgetreden.

Categorie C

7.2.

Vermelding in de verrichtingsnota van andere informatie die door met de wettelijke controle belaste accountants onderworpen is aan een volledige of beperkte accountantscontrole waarover een verslag is opgesteld. Opneming van het verslag of, mits de bevoegde autoriteit daarmee instemt, van een samenvatting van het verslag.

Categorie A

7.3.

Ingeval in de verrichtingsnota een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van de verrichtingsnota heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

Categorie A

7.4.

Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

Categorie C

7.5.

i)

Aan een uitgevende instelling toegekende ratings die op verzoek of met de economische medewerking van de uitgevende instelling aan het ratingproces zijn opgesteld, en korte toelichting van de betekenis van de ratings indien deze toelichting reeds eerder is gepubliceerd door degene die de ratings heeft toegekend.

Categorie A

ii)

Aan effecten toegekende ratings die op verzoek of met de economische medewerking van de uitgevende instelling aan het ratingproces zijn opgesteld, en korte toelichting van de betekenis van de ratings indien deze toelichting reeds eerder is gepubliceerd door degene die de ratings heeft toegekend.

Categorie C

 

Bijlage XII

Instructies

1.

VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

 

1.1.

Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het prospectus verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

Categorie A

1.2.

Verklaring van de voor het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het prospectus in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het prospectus waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

Categorie A

2.

RISICOFACTOREN

 

2.1.

Risicofactoren die van wezenlijk belang zijn voor de effecten die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „Risicofactoren” om het mogelijk te maken het aan deze effecten verbonden marktrisico in te schatten. Deze rubriek moet ook een risicowaarschuwing bevatten om beleggers erop te attenderen dat zij de waarde van hun belegging eventueel geheel of gedeeltelijk kunnen verliezen, naargelang van het geval, en/of indien de aansprakelijkheid van de belegger verder gaat dan de waarde van zijn belegging, de vermelding van dat feit, samen met een beschrijving van de omstandigheden waaronder deze aanvullende aansprakelijkheid ontstaat en van de vermoedelijke financiële gevolgen daarvan.

Categorie A

3.

KERNGEGEVENS

 

3.1.

Belangen van bij de uitgifte/aanbieding betrokken natuurlijke en rechtspersonen

 

Beschrijving van alle belangen, met inbegrip van tegenstrijdige belangen, die van betekenis zijn voor de uitgifte/aanbieding, met specificatie van de betrokken personen en van de aard van het belang.

Categorie C

3.2.

Redenen voor de aanbieding en bestemming van de opbrengsten wanneer het niet gaat om het maken van winst en/of het afdekken van bepaalde risico's

 

Indien de redenen voor de aanbieding en de bestemming van de opbrengsten worden bekendgemaakt, worden de totale netto-opbrengsten en de geraamde totale kosten van de uitgifte/aanbieding vermeld.

Categorie C

4.

INFORMATIE OVER DE EFFECTEN DIE ZULLEN WORDEN AANGEBODEN EN TOT DE HANDEL ZULLEN WORDEN TOEGELATEN

 

4.1.

Informatie over de effecten

 

4.1.1.

i)

Beschrijving van het type en de categorie certificaten van aandelen die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten.

Categorie B

ii)

ISIN (International Security Identification Number) of andere vergelijkbare identificatiecode voor effecten.

Categorie C

4.1.2.

Een heldere en uitvoerige uitleg om beleggers te helpen begrijpen hoe de waarde van hun belegging door de waarde van de onderliggende waarde(n) wordt beïnvloed, vooral onder de omstandigheden waarbij de risico's het grootst zijn, tenzij de effecten een nominale waarde per eenheid hebben van ten minste 100 000 EUR of alleen tegen betaling van ten minste 100 000 EUR per effect kunnen worden verworven.

Categorie B

4.1.3.

Wetgeving waaronder de effecten gecreëerd zijn.

Categorie A

4.1.4.

i)

Vermelding of de effecten op naam of aan toonder zijn en of zij in de vorm van bewijzen of in girale vorm worden uitgegeven.

Categorie A

ii)

In het laatste geval worden naam en adres vermeld van de entiteit die de rekeningen bijhoudt.

Categorie C

4.1.5.

Munteenheid waarin de effecten worden uitgegeven.

Categorie C

4.1.6.

Rangorde van de effecten die aan het publiek worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, met inbegrip van een samenvatting van enigerlei clausules die erop gericht zijn deze rangorde te beïnvloeden of waarmee de achterstelling van de effecten ten opzichte van enigerlei bestaande of toekomstige verplichtingen van de uitgevende instelling wordt beoogd.

Categorie A

4.1.7.

Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, met vermelding van eventuele op deze rechten geldende beperkingen, en van de regels voor de uitoefening van de genoemde rechten.

Categorie B

4.1.8.

In geval van nieuwe uitgiften wordt melding gemaakt van de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan de effecten zijn of zullen worden gecreëerd en/of uitgegeven.

Categorie C

4.1.9.

Datum van uitgifte van de effecten.

Categorie C

4.1.10.

Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de effecten.

Categorie A

4.1.11.

i)

Afloopdatum van de derivaten.

Categorie C

ii)

Uitoefeningsdatum of laatste referentiedatum.

Categorie C

4.1.12.

Vermelding van de afwikkelingsprocedure van de derivaten.

Categorie B

4.1.13.

i)

Vermelding van de wijze waarop het rendement op de derivaten tot stand komt (1).

Categorie B

ii)

Betalings- of leveringsdatum.

Categorie C

iii)

De wijze waarop het rendement wordt berekend.

Categorie B

4.1.14.

Met betrekking tot het land van de statutaire zetel van de uitgevende instelling en de land(en) waar de aanbieding plaatsvindt of waar de toelating tot de handel wordt aangevraagd, wordt het volgende vermeld:

informatie over bronbelastingen op het inkomen uit de effecten,

vermelding of de uitgevende instelling de inhoudingen aan de bron eventueel te haren laste neemt.

Categorie A

4.2.

Informatie over de onderliggende waarde

 

4.2.1.

Uitoefenprijs of laatste referentieprijs van de onderliggende waarde.

Categorie C

4.2.2.

Vermelding van het type onderliggende waarde.

Categorie A

Vermelding van de plaats waar informatie over het in het verleden behaalde en toekomstige rendement van de onderliggende waarde en de volatiliteit ervan beschikbaar is:

Categorie C

i)

wanneer de onderliggende waarde een effect is:

 

naam van de uitgevende instelling van het effect,

Categorie C

het ISIN (International Security Identification Number) of een andere vergelijkbare identificatiecode voor effecten;

Categorie C

ii)

wanneer de onderliggende waarde een index is:

 

naam van de index,

Categorie C

beschrijving van de index indien deze door de uitgevende instelling is samengesteld,

Categorie A

indien de index niet door de uitgevende instelling is samengesteld, moet worden aangegeven waar informatie over de index kan worden verkregen;

Categorie C

iii)

wanneer de onderliggende waarde een rentepercentage is:

 

beschrijving van het rentepercentage;

Categorie C

iv)

andere:

 

wanneer de onderliggende waarde niet tot een van de bovengenoemde categorieën behoort, bevat de verrichtingsnota gelijkwaardige informatie;

Categorie C

v)

wanneer de onderliggende waarde een mand van onderliggende waarden is:

 

vermelding van het respectieve gewicht van elke onderliggende waarde in de mand.

Categorie C

4.2.3.

Beschrijving van enigerlei marktverstorende of afwikkelingsverstorende gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

4.2.4.

Aanpassingsregels voor gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

5.

VOORWAARDEN VAN DE AANBIEDING

 

5.1.

Inlichtingen over de aanbieding, verwacht tijdschema en te ondernemen actie om op de aanbieding in te gaan

 

5.1.1.

Voorwaarden waaraan de aanbieding onderworpen is

Categorie C

5.1.2.

Totaalbedrag van de uitgifte/aanbieding; indien dit bedrag niet vooraf is bepaald, wordt melding gemaakt van de getroffen regelingen voor de aankondiging van het definitieve bedrag van de aanbieding aan het publiek en van het tijdstip waarop deze aankondiging zal plaatsvinden.

Categorie C

5.1.3.

i)

Periode waarin de aanbieding openstaat, met vermelding van mogelijke wijzigingen.

Categorie C

ii)

te volgen procedure om op de aanbieding in te gaan.

Categorie C

5.1.4.

Nadere bijzonderheden over de minimum- en/of maximumomvang van de inschrijving (hetzij in aantal effecten, hetzij in het in totaal te beleggen bedrag).

Categorie C

5.1.5.

Wijze van en termijnen voor betaling en levering van de effecten.

Categorie C

5.1.6.

Volledige beschrijving van de wijze en de datum waarop de resultaten van de aanbieding bekend zullen worden gemaakt.

Categorie C

5.2.

Plan voor het op de markt brengen en de toewijzing van de effecten

 

5.2.1.

i)

Diverse categorieën potentiële beleggers aan wie de effecten worden aangeboden.

Categorie A

ii)

Indien de aanbieding gelijktijdig op markten van verscheidene staten plaatsvindt en een tranche ervan voor bepaalde van deze markten wordt of is voorbehouden, wordt deze tranche vermeld.

Categorie C

5.2.2.

Wijze van kennisgeving aan inschrijvers van het toegewezen bedrag en vermelding of de handel mag aanvangen voordat kennisgeving is geschied.

Categorie C

5.3.

Prijsstelling

 

5.3.1.

i)

Vermelding van de verwachte prijs waartegen de effecten zullen worden aangeboden, of

Categorie C

ii)

de wijze waarop de prijs zal worden bepaald en hoe deze zal worden bekendgemaakt.

Categorie B

iii)

Vermelding van het bedrag van de kosten en belastingen dat uitdrukkelijk ten laste van de inschrijver of koper komt.

Categorie C

5.4.

Plaatsing en overneming

 

5.4.1.

Naam en adres van de coördinator(s) van de aanbieding als geheel of van afzonderlijke onderdelen ervan en, voor zover de uitgevende instelling of de aanbieder daarvan op de hoogte is, van degenen die de plaatsing verzorgen in de diverse landen waarin de aanbieding plaatsvindt.

Categorie C

5.4.2.

Naam en adres van de eventuele instellingen die in elk land zorg dragen voor de financiële dienst en de bewaarneming.

Categorie C

5.4.3.

Entiteiten die zich verbonden hebben tot overneming van de uitgifte met plaatsingsgarantie, en entiteiten die zich verbonden hebben tot plaatsing van de uitgifte zonder garantie of op provisiebasis. Heeft de overneming slechts op een deel van de uitgifte betrekking, dan wordt het overblijvende deel vermeld.

Categorie C

5.4.4.

Wanneer de overeenkomst tot overneming is of zal worden gesloten.

Categorie C

5.4.5.

Naam en adres van een „calculation agent”.

Categorie C

6.

REGELINGEN VOOR DE TOELATING TOT DE HANDEL EN DE VERHANDELING VAN DE EFFECTEN

 

6.1.

i)

Vermelding of voor de aangeboden effecten de toelating tot de handel is of zal worden aangevraagd met het oog op de verspreiding ervan op een gereglementeerde markt of op andere gelijkwaardige markten, met opgave van deze markten. Van dit feit wordt melding gemaakt, zonder de indruk te wekken dat het zeker is dat de effecten tot de handel zullen worden toegelaten.

Categorie B

ii)

Vermelding, voor zover bekend, van de data waarop de effecten ten vroegste tot de handel zullen worden toegelaten.

Categorie C

6.2.

Bekendmaking van alle gereglementeerde of gelijkwaardige markten waarop, naar weten van de uitgevende instelling, effecten van dezelfde categorie als die welke zullen worden aangeboden of tot de handel zullen worden toegelaten, reeds tot de handel zijn toegelaten.

Categorie C

6.3.

Naam en adres van de entiteiten die een vaste verbintenis hebben aangegaan om op te treden als tussenpersonen bij de handel op de secundaire markt door de liquiditeit te verzekeren via bied- en laatprijzen, en beschrijving van de voornaamste kenmerken van de door deze entiteiten aangegane verbintenis.

Categorie C

7.

AANVULLENDE INFORMATIE

 

7.1.

Indien in de verrichtingsnota melding wordt gemaakt van bij de uitgifte betrokken adviseurs, wordt meegedeeld in welke hoedanigheid deze adviseurs zijn opgetreden.

Categorie C

7.2.

Vermelding in de verrichtingsnota van andere informatie die door met de wettelijke controle belaste accountants onderworpen is aan een volledige of beperkte accountantscontrole waarover een verslag is opgesteld. Opneming van het verslag of, mits de bevoegde autoriteit daarmee instemt, van een samenvatting van het verslag.

Categorie A

7.3.

Ingeval in de verrichtingsnota een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van de verrichtingsnota heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

Categorie A

7.4.

Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

Categorie C

7.5.

Vermelding in het prospectus of de uitgevende instelling al dan niet voornemens is na de uitgifte informatie te verstrekken. Wanneer de uitgevende instelling heeft aangegeven dat zij voornemens is dergelijke informatie te verstrekken, specificeert zij in het prospectus welke informatie zal worden medegedeeld en waar deze kan worden verkregen.

Categorie C

 

Bijlage XIII

Instructies

1.

VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

 

1.1.

Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het prospectus verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld; ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

Categorie A

1.2.

Verklaring van de voor het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het prospectus in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het prospectus verantwoordelijke personen dat, voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het prospectus waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

Categorie A

2.

RISICOFACTOREN

 

Risicofactoren die van wezenlijk belang zijn voor de effecten die tot de handel worden toegelaten, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „Risicofactoren” om het mogelijk te maken het aan deze effecten verbonden marktrisico in te schatten.

Categorie A

3.

KERNGEGEVENS

 

Belangen van bij de uitgifte betrokken natuurlijke en rechtspersonen.

 

Beschrijving van alle belangen, met inbegrip van tegenstrijdige belangen, die van betekenis zijn voor de uitgifte/aanbieding, met specificatie van de betrokken personen en van de aard van het belang.

Categorie C

4.

INFORMATIE OVER DE EFFECTEN DIE TOT DE HANDEL ZULLEN WORDEN TOEGELATEN

 

4.1.

Totaalbedrag van de effecten die tot de handel worden toegelaten.

Categorie C

4.2.

i)

Beschrijving van het type en de categorie certificaten van aandelen die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten.

Categorie B

ii)

ISIN (International Security Identification Number) of andere vergelijkbare identificatiecode voor effecten.

Categorie C

4.3.

Wetgeving waaronder de effecten gecreëerd zijn.

Categorie A

4.4.

i)

Vermelding of de effecten op naam of aan toonder zijn en of zij in de vorm van bewijzen of in girale vorm worden uitgegeven.

Categorie A

ii)

In het laatste geval worden naam en adres vermeld van de entiteit die de rekeningen bijhoudt.

Categorie C

4.5.

Munteenheid waarin de effecten worden uitgegeven.

Categorie C

4.6.

Rangorde van de effecten die aan het publiek worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, met inbegrip van een samenvatting van enigerlei clausules die erop gericht zijn deze rangorde te beïnvloeden of waarmee de achterstelling van de effecten ten opzichte van enigerlei bestaande of toekomstige verplichtingen van de uitgevende instelling wordt beoogd.

Categorie A

4.7.

Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, met vermelding van eventuele op deze rechten geldende beperkingen, en van de regels voor de uitoefening van deze rechten.

Categorie B

4.8.

i)

Nominale rente.

Categorie C

ii)

Bepalingen in verband met de te betalen rente.

Categorie B

iii)

Datum vanaf wanneer de lening rente gaat dragen.

Categorie C

iv)

Vervaldagen van de rente.

Categorie C

v)

Verjaringstermijn voor rente en hoofdsom.

Categorie B

Wanneer de rente niet vast is

 

vi)

Vermelding van het type onderliggende waarde.

Categorie A

vii)

Beschrijving van de onderliggende waarde waarop zij gebaseerd is en,

Categorie C

viii)

van de wijze waarop het verband tussen beide wordt gelegd.

Categorie B

ix)

Beschrijving van enigerlei marktverstorende of afwikkelingsverstorende gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

x)

Aanpassingsregels voor gebeurtenissen die van invloed zijn op de onderliggende waarde.

Categorie B

xi)

Naam van de „calculation agent”.

Categorie C

4.9.

i)

Vervaldatum.

Categorie C

ii)

Wijze van aflossing van de lening, met inbegrip van de procedures voor de terugbetaling. Wanneer vervroegde aflossing wordt overwogen, hetzij op initiatief van de uitgevende instelling, hetzij op initiatief van de houder, wordt daarvan melding gemaakt, met opgave van de aflossingsvoorwaarden.

Categorie B

4.10.

i)

Vermelding van het rendement.

Categorie C

4.11.

Vertegenwoordiging van obligatiehouders, met vermelding van de naam van de organisatie die de beleggers vertegenwoordigt en van de toepasselijke voorschriften. Vermelding van de plaatsen waar het publiek inzage kan krijgen van de overeenkomsten betreffende deze vormen van vertegenwoordiging.

Categorie B

4.12.

Vermelding van de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan de effecten zijn gecreëerd en/of uitgegeven.

Categorie C

4.13.

Datum van uitgifte van de effecten.

Categorie C

4.14.

Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de effecten.

Categorie A

5.

REGELINGEN VOOR DE TOELATING TOT DE HANDEL EN DE VERHANDELING VAN DE EFFECTEN

 

5.1.

i)

Vermelding van de markt waarop de effecten zullen worden verhandeld en waarvoor een prospectus is gepubliceerd.

Categorie B

ii)

Vermelding, voor zover bekend, van de data waarop de effecten ten vroegste tot de handel zullen worden toegelaten.

Categorie C

5.2.

Naam en adres van de eventuele instellingen die in elk land zorg dragen voor de financiële dienst en de bewaarneming.

Categorie C

6.

KOSTEN VAN DE TOELATING TOT DE HANDEL

 

Geraamde totale kosten van de toelating tot de handel.

Categorie C

7.

AANVULLENDE INFORMATIE

 

7.1.

Indien in de verrichtingsnota melding wordt gemaakt van adviseurs, wordt medegedeeld in welke hoedanigheid deze adviseurs zijn opgetreden.

Categorie C

7.2.

Vermelding in de verrichtingsnota van andere informatie die door met de wettelijke controle belaste accountants onderworpen is aan een volledige of beperkte accountantscontrole waarover een verslag is opgesteld. Opneming van het verslag of, mits de bevoegde autoriteit daarmee instemt, van een samenvatting van het verslag.

Categorie A

7.3.

Ingeval in de verrichtingsnota een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, dan wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van de verrichtingsnota heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

Categorie A

7.4.

Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

Categorie C

7.5.

i)

Aan een uitgevende instelling of haar obligaties toegekende ratings die op verzoek of met de medewerking van de uitgevende instelling aan het ratingproces zijn opgesteld.

Categorie A

ii)

Aan effecten toegekende ratings die op verzoek of met de medewerking van de uitgevende instelling aan het ratingproces zijn opgesteld.

Categorie C

 

Bijlage VIII

Instructies

1.

EFFECTEN

 

1.1.

Minimumwaarde van een uitgifte.

Categorie C

1.2.

Wanneer informatie bekend wordt gemaakt over een onderneming/debiteur die niet bij de uitgifte betrokken is, wordt bevestigd dat de informatie over de onderneming/debiteur correct is overgenomen uit informatie die de onderneming/debiteur heeft gepubliceerd. Voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de onderneming/debiteur gepubliceerde informatie, zijn geen feiten weggelaten waardoor de weergegeven informatie misleidend zou worden.

Categorie C

Daarnaast moet(en) de bron(nen) worden vermeld van de in de verrichtingsnota weergegeven informatie die door een onderneming/debiteur is gepubliceerd.

Categorie C

2.

ONDERLIGGENDE ACTIVA

 

2.1.

Bevestiging dat de gesecuritiseerde activa die dienen ter dekking van de uitgifte, kenmerken bezitten waaruit het vermogen blijkt om middelen te genereren voor het doen van de verschuldigde en vervallen betalingen op de effecten.

Categorie A

2.2.

Met betrekking tot een pool van afzonderlijke activa die dienen ter dekking van de uitgifte:

 

2.2.1.

Het rechtsgebied waaronder de pool van activa valt:

Categorie C

2.2.2.

a)

ingeval het een beperkt aantal gemakkelijk herkenbare debiteuren betreft, wordt een algemene beschrijving van elke debiteur gegeven;

Categorie A

b)

in alle andere gevallen, een beschrijving van de algemene kenmerken van de debiteuren en de economische omgeving,

Categorie B

alsmede algemene statistische gegevens over de gesecuritiseerde activa.

Categorie C

2.2.3.

De juridische aard van de activa.

Categorie C

2.2.4.

De afloop- of vervaldata van de activa.

Categorie C

2.2.5.

Het bedrag van de activa.

Categorie C

2.2.6.

Verhoudingsgetal tussen lening en waarde of graad van zekerheidstelling.

Categorie C

2.2.7.

Wijze van ontstaan of creatie van de activa en, voor leningen en kredietovereenkomsten, de voornaamste leningcriteria, met vermelding van alle leningen die niet aan deze criteria voldoen, en eventuele rechten of verplichtingen om verdere voorschotten te verstrekken.

Categorie B

2.2.8.

Vermelding van belangrijke verklaringen en zekerheden die in verband met de activa aan de uitgevende instelling zijn verstrekt.

Categorie C

2.2.9.

Enigerlei rechten om activa te vervangen en beschrijving van het type activa dat mag worden vervangen en van de wijze waarop deze vervanging mag geschieden; indien het mogelijk is activa te vervangen door activa van een andere categorie of kwaliteit, dan wordt daarvan melding gemaakt en worden tevens de gevolgen van een dergelijke vervanging beschreven.

Categorie B

2.2.10.

Beschrijving van alle relevante verzekeringsovereenkomsten die op de activa betrekking hebben. Een eventuele concentratie daarvan bij één enkele verzekeraar moet worden bekendgemaakt indien dit van betekenis is voor de transactie.

Categorie B

2.2.11.

Wanneer de activa bestaan uit verplichtingen van vijf of minder debiteuren die rechtspersonen zijn, wanneer een debiteur 20 % of meer van de activa voor zijn rekening neemt, of wanneer een debiteur een wezenlijk deel van de activa voor zijn rekening neemt, maakt de uitgevende instelling, voor zover zij daarvan op de hoogte is en/of in staat is op te maken uit de door de debiteur(en) gepubliceerde informatie, melding van:

 

a)

informatie over elke debiteur als betrof het een uitgevende instelling die een registratiedocument voor obligaties en derivaten met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100 000 EUR opstelt;

Categorie A

b)

naam, adres, land van oprichting en aard van de activiteiten van de debiteur of garant, alsmede de naam van de markt waarop zijn effecten zijn toegelaten indien zijn effecten reeds tot de handel op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt zijn toegelaten of indien de verplichtingen gegarandeerd zijn door een entiteit die tot de handel op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt is toegelaten.

Categorie C

2.2.12.

Indien er tussen de uitgevende instelling, garant en debiteur een relatie bestaat die van wezenlijk belang is voor de uitgifte, worden nadere bijzonderheden over de voornaamste aspecten van deze relatie verstrekt.

Categorie C

2.2.13.

Wanneer de activa verplichtingen omvatten die worden belichaamd door effecten die niet op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt worden verhandeld, wordt een beschrijving gegeven van de belangrijkste voorwaarden die aan de verplichtingen verbonden zijn.

Categorie B

2.2.14.

Wanneer de activa effecten met een aandelenkarakter omvatten die tot de handel op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt zijn toegelaten:

 

a)

wordt een beschrijving van de effecten gegeven;

Categorie C

b)

wordt een beschrijving gegeven van de markt waarop zij worden verhandeld, met vermelding van de datum van oprichting van de markt, de wijze waarop de informatie over de prijzen wordt gepubliceerd, het dagelijkse handelsvolume, de status van de markt in het betrokken land en de naam van de markttoezichthouder;

Categorie C

c)

wordt medegedeeld hoe vaak de prijzen van de betrokken effecten worden bekendgemaakt.

Categorie C

2.2.15.

Wanneer meer dan 10 % van de activa bestaat uit aandelen die niet op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt worden verhandeld, wordt een beschrijving gegeven van deze aandelen en wordt voor elke uitgevende instelling van deze effecten informatie verstrekt die gelijkwaardig is aan die welke in het schema voor het registratiedocument voor aandelen is vervat.

Categorie A

2.2.16.

Wanneer een belangrijk deel van de activa door onroerende goederen wordt gedekt, wordt een taxatieverslag met betrekking tot deze onroerende goederen opgenomen. Daarin wordt melding gemaakt van zowel de taxatie van de onroerende goederen als de kasstroom/inkomstenstroom. Aan dit informatievereiste behoeft niet te worden voldaan mits de uitgifte betrekking heeft op door hypotheek gedekte waardepapieren met onroerende goederen als waarborg, mits er met het oog op de uitgifte geen nieuwe taxatie van de onroerende goederen heeft plaatsgevonden en mits duidelijk wordt vermeld dat de opgegeven taxaties teruggaan tot de datum van het oorspronkelijke ontstaan van de initiële hypotheek.

Categorie A

2.3.

Met betrekking tot een actief beheerde pool van activa die dienen ter dekking van de uitgifte

 

2.3.1.

Gelijkwaardige informatie als die vervat in de rubrieken 2.1 en 2.2 om het mogelijk te maken het type, de kwaliteit, de toereikendheid en de liquiditeit te beoordelen van de in de portefeuille gehouden activa die zullen dienen ter dekking van de uitgifte.

Zie rubrieken 2.1 en 2.2

2.3.2.

De parameters waarbinnen kan worden belegd, de naam en beschrijving van de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer, met inbegrip van een beschrijving van de deskundigheid en ervaring van deze entiteit, een samenvatting van de bepalingen betreffende het ontslag van de entiteit en de aanwijzing van een andere beherende entiteit, alsmede een beschrijving van de relatie van de entiteit met andere bij de uitgifte betrokken partijen

Categorie B

2.4.

Wanneer een uitgevende instelling voornemens is nog meer door dezelfde activa gedekte waardepapieren uit te geven, maakt zij daarvan op opvallende wijze melding; tenzij deze extra effecten fungibel zijn met of achtergesteld zijn bij de categorieën bestaande effecten, wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop de houders van deze categorieën effecten daarvan in kennis zullen worden gesteld.

Categorie C

3.

STRUCTUUR EN KASSTROOM

 

3.1.

Beschrijving van de structuur van de transactie, met inbegrip van een structuurdiagram indien nodig.

Categorie A

3.2.

Beschrijving van de entiteiten die aan de uitgifte deelnemen en beschrijving van de door hen vervulde taken.

Categorie A

3.3.

Beschrijving van de wijze en datum van de verkoop, overdracht, novatie of toewijzing van de activa of van enigerlei uit de activa voortvloeiende rechten en/of plichten jegens de uitgevende instelling of, in voorkomend geval, van de wijze waarop en de periode waarbinnen de opbrengsten van de uitgifte volledig door de uitgevende instelling zullen worden geïnvesteerd.

Categorie B

3.4.

Uitleg over de herkomst en besteding van middelen

 

3.4.1.

Hoe de door de activa gegenereerde kasstroom de uitgevende instelling in staat zal stellen haar verplichtingen jegens de houders van de effecten na te komen, waarbij indien nodig een tabel met de financiële dienst wordt verstrekt en een beschrijving wordt gegeven van de hypothesen waarvan bij de opstelling van de tabel is uitgegaan.

Categorie B

3.4.2.

Gegevens over eventuele instrumenten ter verbetering van de kredietwaardigheid, vermelding waar zich grote liquiditeitstekorten kunnen voordoen, of er liquiditeitssteun beschikbaar is en welke regelingen er zijn getroffen om wanbetalingsrisico's bij rentebetalingen en aflossingen op te vangen.

Categorie B

3.4.3.

Onverminderd rubriek 3.4.2 worden nadere bijzonderheden over eventuele financiering van achtergestelde schuld verstrekt.

Categorie C

3.4.4

Vermelding van eventuele beleggingsparameters voor de belegging van tijdelijke liquiditeitsoverschotten en beschrijving van de partijen die voor de belegging van deze overschotten verantwoordelijk zijn.

Categorie B

3.4.5.

Hoe betalingen in verband met de activa worden geïnd.

Categorie B

3.4.6.

Rangorde van de betalingen van de uitgevende instelling aan de houders van de betrokken categorie effecten.

Categorie A

3.4.7.

Nadere bijzonderheden over enige andere regelingen waarvan de rentebetalingen en aflossingen aan beleggers afhankelijk zijn.

Categorie A

3.5.

Naam, adres en belangrijke bedrijfsactiviteiten van de oorspronkelijke bezitters van de gesecuritiseerde activa.

Categorie C

3.6.

Wanneer het rendement en/of de terugbetaling van het effect afhankelijk is van het rendement of de kredietwaardigheid van andere activa die niet aan de uitgevende instelling toebehoren, is het noodzakelijk de rubrieken 2.2 en 2.3 op te nemen.

Zie rubrieken 2.2 en 2.3

3.7.

Vermelding van naam, adres en belangrijke bedrijfsactiviteiten van de beheerder, „calculation agent” of gelijkwaardige persoon, beknopte beschrijving van de verantwoordelijkheden van de beheerder/„calculation agent” en van zijn relatie met degene die de activa bezit of gecreëerd heeft, en samenvatting van de bepalingen betreffende het ontslag van de beheerder/„calculation agent” en de aanwijzing van een andere beheerder/„calculation agent”.

Categorie C

3.8.

Naam en adres en beknopte beschrijving van:

 

a)

enigerlei tegenpartijen bij swaps en verstrekkers van andere belangrijke instrumenten die resulteren in een verbetering van de kredietwaardigheid en liquiditeit;

Categorie A

b)

de banken waarbij de voornaamste rekeningen worden aangehouden die met de transactie samenhangen.

Categorie C

4.

VERSTREKKING VAN INFORMATIE ACHTERAF

 

4.1.

Vermelding in het prospectus van het feit of de uitgevende instelling al dan niet voornemens is na de uitgifte informatie te verstrekken over transacties in de tot de handel toe te laten effecten en over het rendement van de onderliggende zekerheden. Wanneer de uitgevende instelling heeft aangegeven dat zij voornemens is dergelijke informatie te verstrekken, wordt in het prospectus gespecificeerd welke informatie zal worden medegedeeld, waar deze kan worden verkregen en hoe vaak zij zal worden bekendgemaakt.

Categorie C

 

Bijlage XIV

Instructies

1.

Beschrijving van het onderliggende aandeel

 

1.1

Beschrijving van het type en de categorie aandelen.

Categorie A

1.2.

Wetgeving waaronder de aandelen gecreëerd zijn of zullen worden.

Categorie A

1.3.

Vermelding of de aandelen op naam of aan toonder zijn en of zij in de vorm van bewijzen of in girale vorm worden uitgegeven. In het laatste geval worden naam en adres vermeld van de entiteit die de rekeningen bijhoudt.

Categorie A

1.4.

Vermelding van de munteenheid waarin de aandelen worden uitgegeven.

Categorie A

1.5.

Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, met vermelding van eventuele op deze rechten geldende beperkingen, en van de eventuele regels voor de uitoefening van deze rechten.

Dividendrechten,

vaste datum (data) waarop het recht een aanvang neemt,

verjaringstermijn van het dividend en vermelding van de begunstigde van de verjaring,

dividendbeperkingen en -procedures die gelden voor niet-ingezeten effectenhouders,

percentage van het dividend of methode voor de berekening ervan, periodiciteit en cumulatief of niet-cumulatief karakter van de betalingen,

stemrechten,

voorkeurrechten bij aanbiedingen van effecten van dezelfde categorie,

recht op uitkering van winst van de uitgevende instelling,

recht op een gedeelte van het eventuele saldo bij vereffening,

aflossingsvoorwaarden,

conversievoorwaarden.

Categorie A

1.6.

In geval van nieuwe uitgiften wordt melding gemaakt van de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan de aandelen zijn of zullen worden gecreëerd en/of uitgegeven, alsook van de datum van uitgifte.

Categorie C

1.7.

Waar en wanneer de aandelen tot de handel zijn of zullen worden toegelaten.

Categorie C

1.8.

Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de aandelen.

Categorie A

1.9.

Vermelding van het bestaan van een biedplicht en/of uitstotings- en uitkoopregels met betrekking tot de aandelen.

Categorie A

1.10.

Vermelding van elk in de loop van het laatste en het lopende boekjaar door derden uitgebracht bekend overnamebod met betrekking tot het aandelenkapitaal van de uitgevende instelling. Vermelding voor elk bod van de prijs of de ruilvoorwaarden en van het resultaat.

Categorie A

1.11.

Gevolgen van de uitoefening van het recht voor de uitgevende instelling van het onderliggende aandeel en potentieel verwaterend effect voor de aandeelhouders.

Categorie C

2.

Wanneer de uitgevende instelling van de onderliggende waarde een entiteit is die tot dezelfde groep behoort, wordt dezelfde informatie over deze uitgevende instelling verstrekt als die welke in het schema voor het registratiedocument voor aandelen dient te worden opgenomen.

Categorie A

 

Bijlage VI

Instructies

1.

AARD VAN DE GARANTIE

 

Beschrijving van enigerlei regeling die dient ter verzekering van de nakoming van een verplichting die van wezenlijk belang is voor de uitgifte. Deze regeling kan de vorm aannemen van een garantie, een zekerheid, een „keep well arrangement”, een „monoline”-verzekeringsovereenkomst of enigerlei andere gelijkwaardige verbintenis (hierna gemakshalve aangeduid met de algemene benaming „garantie”, terwijl de verstrekker van een dergelijke garantie de „garant” wordt genoemd).

Onverminderd het algemene karakter van het bovenstaande, omvatten dergelijke regelingen ook verbintenissen tot nakoming van verplichtingen tot terugbetaling van obligaties en/of de betaling van rente. Er wordt beschreven hoe de regeling de goede afwikkeling van de gegarandeerde betalingen zal verzekeren.

Categorie B

2.

DRAAGWIJDTE VAN DE GARANTIE

 

Er worden nadere bijzonderheden verstrekt over de voorwaarden en de draagwijdte van de garantie. Onverminderd het algemene karakter van het bovenstaande, dienen deze bijzonderheden betrekking te hebben op elke voorwaarde die vervuld moet zijn om van de garantie te mogen gebruikmaken in geval van enigerlei wanbetaling in verband met het effect, alsmede op de wezenlijke voorwaarden verbonden aan een „monoline”-verzekering of „keep well arrangement” tussen de uitgevende instelling en de garant. Ook worden nadere bijzonderheden verstrekt over het eventuele recht van de garant om zijn veto te stellen tegen wijzigingen in de rechten van de effectenhouder; een dergelijk vetorecht wordt vaak aangetroffen in „monoline”-verzekeringsovereenkomsten.

Categorie B

3.

TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER DE GARANT

 

De garant verstrekt dezelfde informatie over zichzelf als de uitgevende instelling van hetzelfde type effect dat het voorwerp van de garantie uitmaakt.

Categorie A

4.

TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

 

Vermelding van de plaatsen waar het publiek inzage kan krijgen van belangrijke overeenkomsten en andere documenten betreffende de garantie.

Categorie A

BIJLAGE XXI

Lijst van aanvullende informatie in definitieve voorwaarden

AANVULLENDE INFORMATIE

Voorbeeld(en) van complexe derivaten als bedoeld in overweging 18 van de prospectusverordening

Aanvullende bepalingen, die niet door de desbetreffende verrichtingsnota vereist worden, met betrekking tot de onderliggende waarde

Land(en) waar de aanbieding(en) aan het publiek plaatsvindt (plaatsvinden)

Land(en) waarvoor toelating tot handel op de gereglementeerde markt(en) wordt gevraagd

Land(en) waarin het desbetreffende basisprospectus is ingediend

Serienummer

Tranchenummer

BIJLAGE XXII

Vereisten betreffende bekendmaking in samenvattingen

HANDLEIDING BIJ HET GEBRUIK VAN DE TABELLEN

1.

Samenvattingen worden opgebouwd in de vorm van modules in overeenstemming met de bijlagen bij deze verordening waarop het prospectus is gebaseerd. De samenvatting voor een aandelenprospectus zal bijvoorbeeld de informatie bekendmaken die vereist is voor de onderdelen van bijlagen I en III.

2.

Elke samenvatting bestaat uit vijf tabellen zoals hieronder is aangegeven.

3.

De volgorde van de afdelingen A-E is verplicht. Binnen elke afdeling worden de onderdelen bekendgemaakt in de volgorde waarin zij voorkomen in de tabellen.

4.

Wanneer een onderdeel niet van toepassing is op een prospectus, moet dit onderdeel in de samenvatting worden aangegeven met de vermelding „niet van toepassing”.

5.

Voor zover dit in een onderdeel wordt vereist, moeten de beschrijvingen kort zijn.

6.

Samenvattingen mogen geen kruisverwijzingen naar specifieke onderdelen van het prospectus bevatten.

7.

Wanneer een prospectus betrekking heeft op het verhandelen op een gereglementeerde markt van effecten zonder aandelenkarakter met een nominale waarde van ten minste 100 000 EUR overeenkomstig de bijlagen IX en/of XIII en een samenvatting wordt door een lidstaat verplicht gesteld overeenkomstig artikel 5, lid 2, en artikel 19, lid 4, van Richtlijn 2003/71/EG, of wordt op vrijwillige basis opgesteld, gelden de informatievereisten voor de samenvatting met betrekking tot de bijlagen IX en XIII zoals vastgelegd is in de tabellen. Wanneer een uitgevende instelling niet verplicht is een samenvatting in een prospectus op te nemen maar in het prospectus een overzicht wenst te geven, moet zij ervoor zorgen dat dit overzicht niet onder de titel „samenvatting” verschijnt tenzij voldaan is aan alle voorschriften inzake bekendmaking voor samenvattingen.

Afdeling A —   Inleiding en waarschuwingen

Bijlagen

Element

Informatieverplichting

Alle

A.1

Waarschuwing dat:

[deze] samenvatting moet worden gelezen als een inleiding op het prospectus,

iedere beslissing om in de effecten te beleggen gebaseerd moet zijn op de bestudering van het gehele prospectus door de belegger,

wanneer een vordering met betrekking tot de informatie in [het] prospectus bij een rechterlijke instantie aanhangig wordt gemaakt, de belegger die als eiser optreedt volgens de nationale wetgeving van de lidstaten de kosten voor de vertaling van het prospectus eventueel moet dragen voordat de rechtsvordering wordt ingesteld, en

alleen de personen die de samenvatting, met inbegrip van een vertaling ervan, hebben ingediend, wettelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld indien de samenvatting, wanneer zij samen met de andere delen van het prospectus wordt gelezen, misleidend, onjuist of inconsistent is, of indien zij, wanneer zij samen met de andere delen van het prospectus wordt gelezen, niet de kerngegevens bevat om beleggers te helpen wanneer zij overwegen in die effecten te investeren.


Afdeling B —   Uitgevende instelling en eventuele garant

Bijlagen

Element

Informatieverplichting

1, 4, 7, 9, 11

B.1

Officiële en handelsnaam van de uitgevende instelling.

1, 4, 7, 9, 11

B.2

Vestigingsplaats en rechtsvorm van de uitgevende instelling, wetgeving waaronder de uitgevende instelling werkt en land van oprichting

1

B.3

Beschrijving van, en kerngegevens die verband houden met, de aard van de huidige werkzaamheden en belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling, met vermelding van de belangrijkste categorieën verkochte producten en/of verrichte dienst en beschrijving van de belangrijkste markten waarop de uitgevende instelling concurreert.

1

B.4a

Beschrijving van de belangrijkste tendensen die zich voordoen voor de uitgevende instelling en de sectoren waarin zij werkzaam is.

4, 11

B.4b

Beschrijving van enige bekende tendensen die zich voordoen voor de uitgevende instelling en de sectoren waarin zij werkzaam is.

1, 4, 9, 11

B.5

Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, beschrijving van deze groep en van de plaats die zij daarin inneemt.

1

B.6

Voor zover zulks de uitgevende instelling bekend is, de naam van alle personen die rechtstreeks of middellijk een belang in het kapitaal of de stemrechten van de uitgevende instelling bezitten dat krachtens het nationale recht van de uitgevende instelling moet worden aangemeld, met vermelding van het bedrag van het belang van elk van deze personen.

Of de belangrijkste aandeelhouders van de uitgevende instelling verschillende stemrechten hebben.

Voor zover zulks de uitgevende instelling bekend is, vermelding of zij rechtstreeks of middellijk eigendom is of onder de zeggenschap staat van anderen, en zo ja onder zeggenschap van wie alsmede de aard van de zeggenschap.

1

B.7

Belangrijke historische financiële informatie betreffende de uitgevende instelling, voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak en voor elke latere tussentijdse verslagperiode, samen met vergelijkende gegevens voor dezelfde periode van het voorafgaande boekjaar, met dien verstande dat aan het vereiste inzake het verstrekken van vergelijkende balansgegevens is voldaan wanneer de gegevens uit de eindbalans voor dat jaar worden vermeld.

Deze informatie moet vergezeld gaan van een beschrijving van significante veranderingen in de financiële situatie van de uitgevende instelling en de bedrijfsresultaten gedurende of volgende op de periode waarop de belangrijke historische financiële informatie betrekking heeft.

1, 2

B.8

Belangrijke pro forma financiële informatie, die als dusdanig te onderkennen is.

De belangrijke pro forma financiële informatie moet duidelijk vermelden dat deze gezien de aard van pro forma financiële informatie betrekking heeft op een hypothetische situatie en bijgevolg niet de werkelijke financiële positie of resultaten van de onderneming weergeeft.

1, 4, 9, 11

B.9

Wanneer een winstprognose of -raming wordt opgesteld, vermelding van het cijfer.

1, 4, 9, 11

B.10

Een beschrijving van de aard van enig voorbehoud in de afgifte van verklaring betreffende de historische financiële informatie.

3

B.11

Indien het werkkapitaal van de uitgevende instelling niet toereikend is om aan haar huidige behoeften te voldoen, moet een verklaring daarvoor worden toegevoegd.

4, 9, 11

B.12

Gebruik alleen de eerste alinea van B.7, plus:

een verklaring dat er zich sinds de datum van bekendmaking van de laatst gepubliceerde gecontroleerde financiële overzichten geen negatieve wijziging van betekenis heeft voorgedaan in de vooruitzichten van de uitgevende instelling, of een beschrijving van negatieve wijzigingen,

beschrijving van belangrijke veranderingen in de financiële of handelspositie volgende op de periode waarop de historische financiële informatie betrekking heeft.

4, 9, 11

B.13

Beschrijving van recente gebeurtenissen die van bijzonder belang zijn voor de uitgevende instelling en die van grote betekenis zijn voor de beoordeling van haar solvabiliteit.

4, 9, 11

B.14

B.5 plus:

„indien de uitgevende instelling afhangt van andere entiteiten in de groep, moet dit duidelijk worden vermeld.”.

4, 9, 11

B.15

Beschrijving van de belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling.

4, 7, 9, 11

B.16

Gebruik alleen de slotalinea van B.6

5, 13

B.17

Aan een uitgevende instelling of haar obligaties toegekende ratings die op verzoek of met de medewerking van de uitgevende instelling aan het ratingproces zijn opgesteld.

6

B.18

Beschrijving van de aard en de draagwijdte van de garantie.

6

B.19

Informatie van afdeling B over de garant alsof deze de uitgevende instelling was van hetzelfde soort effect als dat wel door de garantie is gedekt. Daarom moet deze informatie worden verstrekt volgens de voorschriften met betrekking tot een samenvatting voor de desbetreffende bijlage.

7

B.20

Verklaring of de uitgevende instelling is opgericht als een „special purpose vehicle” dan wel als een entiteit voor de uitgifte van door activa gedekte waardepapieren.

7

B.21

Beschrijving van de voornaamste activiteiten van de uitgevende instelling, waaronder een algemeen overzicht van de partijen die bij het securitisatieprogramma betrokken zijn, waarbij onder meer ook informatie wordt verstrekt over de directe of indirecte eigendoms- of zeggenschapsbanden tussen deze partijen.

7

B.22

Indien een uitgevende instelling sinds de datum van oprichting geen werkzaamheden heeft aangevangen en er op de datum van het registratiedocument geen financiële overzichten zijn opgesteld, wordt daarvan melding gemaakt.

7

B.23

Gebruik alleen de eerste alinea van B.7

7

B.24

Beschrijving van belangrijke negatieve wijzigingen in de vooruitzichten van de uitgevende instelling sinds de datum van bekendmaking van de laatst gepubliceerde gecontroleerde financiële overzichten.

8

B.25

Beschrijving van onderliggende activa, met vermelding van:

bevestiging dat de gesecuritiseerde activa die dienen ter dekking van de uitgifte, kenmerken bezitten waaruit het vermogen blijkt om middelen te genereren voor het doen van de verschuldigde en vervallen betalingen op de effecten,

beschrijving van de algemene kenmerken van de debiteuren en ingeval het een beperkt aantal makkelijk herkenbare debiteuren betreft, een algemene beschrijving van elke debiteur,

beschrijving van de juridische aard van de activa,

verhoudingsgetal tussen lening en waarde of graad van zekerheidstelling,

wanneer in het prospectus een taxatieverslag met betrekking tot onroerende goederen is opgenomen, een beschrijving van de taxatie.

8

B.26

Met betrekking tot een actief beheerde pool van activa die dienen ter dekking van de uitgifte, beschrijving van de parameters waarbinnen kan worden belegd, de naam en beschrijving van de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer, met inbegrip van een korte beschrijving van de relatie van de entiteit met andere bij de uitgifte betrokken partijen.

8

B.27

Wanneer een uitgevende instelling voornemens is nog meer door dezelfde activa gedekte waardepapieren uit te geven, een vermelding daarvan.

8

B.28

Beschrijving van de structuur van de transactie, met opneming van een structuurdiagram indien nodig.

8

B.29

Beschrijving van de herkomst en besteding van middelen, met inbegrip van informatie over tegenpartijen bij swaps en verstrekkers van andere belangrijke instrumenten die resulteren in een verbetering van de kredietwaardigheid en liquiditeit.

8

B.30

Naam en beschrijving van de oorspronkelijke bezitters van de gesecuritiseerde activa.

10

B.31

Informatie over de uitgevende instelling van de onderliggende aandelen:

B.1

B.2

B.3

B.4

B.5

B.6

B.7

B.9

B.10

D.4.

10

B.32

Informatie over de uitgevende instelling van de certificaten van aandelen:

„Naam en statutaire zetel van de uitgevende instelling van de certificaten van aandelen”,

„Wetgeving waaronder de uitgevende instelling van de certificaten van aandelen werkt en rechtsvorm die zij in het kader van deze wetgeving heeft.”.

15

B.33

De volgende informatie uit bijlage 1:

B.1

B.2

B.5

B.6

B.7

B.8

B.9

B.10

C.3

C.7

D.2.

15

B.34

Beschrijving van de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid van de instelling voor collectieve belegging, met inbegrip van beleggingsbeperkingen, met een beschrijving van de gebruikte instrumenten.

15

B.35

Voor de instelling voor collectieve belegging geldende grenswaarden voor het opnemen van leningen en/of de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen. Indien er van dergelijke grenswaarden geen sprake is, moet daarvan melding worden gemaakt.

15

B.36

Beschrijving in verband met het regelgevend toezicht op de instelling voor collectieve belegging, samen met de naam van de eventuele toezichthouder in haar land van oprichting.

15

B.37

Kort profiel van het type belegger tot wie de instelling voor collectieve belegging zich richt.

15

B.38

Wanneer in het hoofdgedeelte van het prospectus wordt bekendgemaakt dat meer dan 20 % van de bruto-activa van de instelling voor collectieve belegging kunnen worden:

a)

belegd, rechtstreeks of middellijk, in één enkel onderliggend activum, of

b)

belegd in één of meerdere instellingen voor collectieve belegging die op hun beurt meer dan 20 % van hun bruto-activa in andere instellingen voor collectieve belegging kunnen beleggen, of

c)

er een risicoblootstelling is aan de kredietwaardigheid of de solvabiliteit van enige andere tegenpartij,

moet de identiteit van die entiteit worden bekendgemaakt, samen met een beschrijving van de blootstelling (bv. tegenpartij), alsmede informatie over de markt waarop deze effecten toegelaten zijn.

15

B.39

Ingeval een instelling voor collectieve belegging meer dan 40 % van haar bruto-activa in andere instellingen voor collectieve belegging mag beleggen, moet de samenvatting de volgende korte toelichting bevatten:

a)

de blootstelling, de identiteit van de onderliggende instelling voor collectieve belegging, en deze informatie verstrekken zoals vereist wordt in een samenvattende nota door die instelling voor collectieve belegging, of

b)

wanneer de door een instelling voor collectieve belegging uitgegeven effecten reeds tot de handel op een gereglementeerde of gelijkwaardige markt zijn toegelaten, de identiteit van de onderliggende instelling voor collectieve belegging.

15

B.40

Een beschrijving van de dienstverleners van de aanvrager, met inbegrip van het maximumbedrag van de verschuldigde betalingen.

15

B.41

De identiteit en de status inzake toezicht van elke vermogensbeheerder, investeringsadviseur, bewaarder, trustee of andere vertrouwenspersoon (met inbegrip van enigerlei regelingen voor de delegatie van de bewaring).

15

B.42

Een beschrijving van de frequentie waarmee de intrinsieke waarde van de instelling voor collectieve belegging zal worden bepaald, en van de wijze waarop deze intrinsieke waarde aan de beleggers zal worden medegedeeld.

15

B.43

Ingeval het gaat om een instelling voor collectieve belegging in andere instellingen voor collectieve belegging, een beschrijving van elke eventuele kruiselingse verplichting tussen categorieën beleggingen in andere instellingen voor collectieve belegging.

15

B.44

B.7 plus:

„Indien een instelling voor collectieve belegging geen werkzaamheden heeft aangevangen en er op de datum van het registratiedocument geen financiële overzichten zijn opgesteld, wordt daarvan melding gemaakt.”.

15

B.45

Een beschrijving van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging.

15

B.46

Een indicatie van de meest recente intrinsieke waarde per effect (indien van toepassing).

16

B.47

Een omschrijving van de uitgevende instelling, met vermelding van:

officiële naam van de uitgevende instelling en beknopte beschrijving van de positie van de uitgevende instelling binnen de structuur van de nationale overheid,

de rechtsvorm van de uitgevende instelling,

eventuele recente gebeurtenissen die relevant zijn voor de beoordeling van de solvabiliteit van de uitgevende instelling,

beschrijving van de economie van de uitgevende instelling, met vermelding van de structuur en nadere omschrijving van de voornaamste sectoren.

16

B.48

Beschrijving/kerngegevens van de openbare financiën en handelsinformatie voor de twee begrotingsjaren voorafgaande aan de datum van het prospectus. Met een beschrijving van belangrijke wijzigingen in die informatie sinds het einde van het laatste begrotingsjaar.

17

B.49

Een omschrijving van de uitgevende instelling, met vermelding van:

officiële naam van de uitgevende instelling en beschrijving van de wettelijke status van de uitgevende instelling,

de rechtsvorm van de uitgevende instelling,

beschrijving van het doel en de taken van de uitgevende instelling,

financieringsbronnen, garanties en andere verplichtingen van de leden van de uitgevende instelling jegens de instelling,

eventuele recente gebeurtenissen die relevant zijn voor de beoordeling van de solvabiliteit van de uitgevende instelling.

17

B.50

Belangrijke historische financiële informatie betreffende de laatste twee boekjaren. Deze informatie moet vergezeld gaan van een beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële positie van de uitgevende instelling welke zich heeft voorgedaan sinds de laatst gecontroleerde financiële situatie.


Afdeling C —   Effecten

Bijlagen

Element

Informatieverplichting

3, 5, 12, 13

C.1

Beschrijving van het type en de categorie effecten die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, inclusief enig security identification number.

3, 5, 12, 13

C.2

Munteenheid waarin de effecten worden uitgegeven.

1

C.3

Aantal uitgegeven, volgestorte aandelen en aantal uitgegeven, niet-volgestorte aandelen.

Nominale waarde per aandeel of vermelding dat de aandelen geen nominale waarde hebben.

3

C.4

Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten.

3, 5, 12, 13

C.5

Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de effecten.

3

C.6

Vermelding of voor de aangeboden effecten de toelating tot de handel is of zal worden aangevraagd met het oog op de verspreiding ervan op een gereglementeerde markt en de benaming van alle gereglementeerde markten waar de effecten worden verhandeld of zullen worden verhandeld.

1

C.7

Een beschrijving van het dividendbeleid.

5, 12, 13

C.8

C.4 plus:

„met inbegrip van rangorde”,

„met inbegrip van op deze rechten geldende beperkingen”.

5, 13

C.9

C.8 plus:

„nominale rente”,

„datum waarop de lening rente gaat dragen en vervaldagen van de rente”,

wanneer de rente niet vast is, beschrijving van de onderliggende waarde waarop zij gebaseerd is,

„vervaldatum en wijze van aflossing van de lening, met inbegrip van de regels voor de terugbetaling.”,

„vermelding van het rendement”,

„naam van vertegenwoordigers van obligatiehouders”.

5

C.10

C.9 plus:

„indien de rentebetalingen op het effect een derivatencomponent hebben, wordt een heldere en uitvoerige uitleg gegeven om beleggers te helpen begrijpen hoe de waarde van hun belegging door de waarde van de onderliggende waarde(n) wordt beïnvloed, vooral onder de omstandigheden waarbij de risico’s het grootst zijn.”.

5, 12

C.11

Vermelding of voor de aangeboden effecten de toelating tot de handel is of zal worden aangevraagd met het oog op de verspreiding ervan op een gereglementeerde markt of op andere gelijkwaardige markten, met opgave van deze markten.

8

C.12

Minimumwaarde van een uitgifte.

10

C.13

Informatie over de onderliggende aandelen:

C.1

C.2

C.3

C.4

C.5

C.6

C.7.

10

C.14

Informatie over de certificaten van aandelen;:

C.1

C.2

C.4

C.5,

„beschrijf de uitoefening en gebruikmaking van de aan de onderliggende aandelen verbonden rechten, met name stemrechten, de regels volgens welke de uitgevende instelling van de certificaten van aandelen deze rechten kan uitoefenen en de maatregelen bedoeld voor het verkrijgen van instructies van de houders van de certificaten van aandelen, alsmede het recht op uitkering van winst en op liquidatie-uitkeringen dat niet aan de houders van de certificaten van aandelen is overgedragen.”,

„beschrijving van aan de certificaten van aandelen verbonden bank- of andere garanties die ertoe strekken de nakoming van de verplichtingen van de uitgevende instelling te verzekeren.”.

12

C.15

Beschrijving van de wijze waarop de waarde van de belegging door de waarde van de onderliggende waarde(n) wordt beïnvloed, tenzij de effecten een nominale waarde per eenheid van ten minste 100 000 EUR hebben.

12

C.16

Afloop- of vervaldatum van de derivaten — uitoefeningsdatum of laatste referentiedatum.

12

C.17

Vermelding van de afwikkelingsprocedure van de derivaten.

12

C.18

Vermelding van de wijze waarop het rendement op de derivaten tot stand komt.

12

C.19

Uitoefenprijs of laatste referentieprijs van de onderliggende waarde.

12

C.20

Beschrijving van het type onderliggende aandelen en waar de informatie over de onderliggende waarden te vinden is.

13

C.21

Vermelding van de markt waarop de effecten zullen worden verhandeld en waarvoor een prospectus is gepubliceerd.

14

C.22

Informatie over de onderliggende aandelen:

„beschrijving van het onderliggende aandeel.”,

C.2,

C.4 plus de woorden „…en de wijze van uitoefening van deze rechten.”,

„waar en wanneer de aandelen tot de handel zijn of zullen worden toegelaten.”,

C.5,

„wanneer de uitgevende instelling van de onderliggende waarde een entiteit is die tot dezelfde groep behoort, wordt over deze uitgevende instelling dezelfde informatie verstrekt als die welke in het registratiedocument voor aandelen dient te worden opgenomen. Daarom moet deze informatie worden verstrekt volgens de voorschriften voor een samenvatting voor bijlage I.”.


Afdeling D —   Risico’s

Bijlagen

Element

Informatieverplichting

1

D.1

Kerngegevens over de voornaamste risico’s die specifiek zijn voor de uitgevende instelling of de sector.

4, 7, 9, 11, 16, 17

D.2

Kerngegevens over de voornaamste risico’s die specifiek zijn voor de uitgevende instelling.

3, 5, 13

D.3

Kerngegevens over de voornaamste risico’s die specifiek zijn voor de effecten.

10

D.4

Informatie over de uitgevende instelling van de onderliggende aandelen:

D.2.

10

D.5

Informatie over de certificaten van aandelen:

D.3.

12

D.6

D.3 plus:

„deze rubriek moet ook een risicowaarschuwing bevatten om beleggers erop te attenderen dat zij de waarde van hun belegging eventueel geheel of gedeeltelijk kunnen verliezen, naargelang van het geval, en/of indien de aansprakelijkheid van de belegger verder gaat dan de waarde van zijn belegging, de vermelding van dat feit, samen met een beschrijving van de omstandigheden waaronder deze aanvullende aansprakelijkheid ontstaat en van de vermoedelijke financiële gevolgen daarvan.”.


Afdeling E —   Aanbieding

Bijlagen

Element

Informatieverplichting

3, 10

E.1

Totale netto-opbrengsten en geraamde totale kosten van de uitgifte/aanbieding, met inbegrip van de geraamde kosten die door de uitgevende instelling of de aanbieder aan de belegger worden aangerekend.

3, 10

E.2a

Redenen voor de aanbieding, bestemming van de opbrengsten, geraamde netto-opbrengsten.

5, 12

E.2b

Redenen voor de aanbieding en bestemming van de opbrengsten wanneer het niet gaat om het maken van winst en/of het afdekken van bepaalde risico’s.

3, 5, 10, 12

E.3

Beschrijving van de voorwaarden van de aanbieding.

3, 5, 10, 12, 13

E.4

Beschrijving van alle belangen, met inbegrip van tegenstrijdige belangen, die van betekenis zijn voor de uitgifte/aanbieding.

3, 10

E.5

Naam van de persoon of entiteit die aanbiedt de effecten te verkopen.

Lock-up-overeenkomsten: betrokken partijen; en duur van de lock-up.

3, 10

E.6

Bedrag en percentage van de onmiddellijke verwatering die het gevolg is van de aanbieding.

Ingeval het een aanbieding aan bestaande effectenhouders betreft, het bedrag en het percentage van de onmiddellijke verwatering indien zij niet op de nieuwe aanbieding inschrijven.

Alle

E.7

Geraamde kosten die door de uitgevende instelling of de aanbieder aan de belegger worden aangerekend.

BIJLAGE XXIII

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor het registratiedocument voor aandelen bij uitgiften van rechten

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

1.1.   Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het registratiedocument verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

1.2.   Verklaring van de voor het registratiedocument verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om dit te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het registratiedocument in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het registratiedocument zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het registratiedocument verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om dit te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het registratiedocument waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het registratiedocument zou wijzigen.

2.   MET DE WETTELIJKE CONTROLE BELASTE ACCOUNTANTS

2.1.   Naam en adres van de accountants van de uitgevende instelling gedurende het tijdvak dat door de historische financiële informatie wordt bestreken (met vermelding van hun lidmaatschap van een beroepsorganisatie).

2.2.   Indien accountants tijdens het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak ontslag hebben genomen, dan wel ontslagen of niet opnieuw benoemd zijn, moeten ter zake nadere bijzonderheden worden verstrekt indien zulks van betekenis is.

3.   RISICOFACTOREN

Risicofactoren die eigen zijn aan de uitgevende instelling of aan de sector waarin deze actief is, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „risicofactoren”.

4.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

4.1.   Officiële en handelsnaam van de uitgevende instelling.

4.2.   Investeringen

4.2.1.

Beschrijving (met inbegrip van het bedrag) van de belangrijkste investeringen sinds het einde van het laatste financiële overzicht waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd, tot de datum van het registratiedocument.

4.2.2.

Beschrijving van de belangrijkste in uitvoering zijnde investeringen van de uitgevende instelling, met inbegrip van de geografische verdeling van deze investeringsbedragen (binnen- en buitenland) en van de wijze van financiering (al dan niet zelffinanciering).

4.2.3.

Gegevens over de belangrijkste investeringen die de uitgevende instelling in de toekomst wil realiseren en waarover haar bestuursorganen vaste verbintenissen zijn aangegaan.

5.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

5.1.   Belangrijkste activiteiten

Een bondige beschrijving van de werkzaamheden en belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling en elke wijziging van betekenis met invloed op deze werkzaamheden en activiteiten, die zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd, met vermelding van de van belang zijnde nieuwe producten en/of diensten die op de markt zijn gebracht en, voor zover de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten bekend is gemaakt, de stand van deze ontwikkeling.

5.2.   Belangrijkste markten

Een bondige beschrijving van de voornaamste markten waarin de uitgevende instelling concurreert en van elke wijziging van betekenis met invloed op deze markten, die zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd.

5.3.   Wanneer de overeenkomstig de rubrieken 5.1 en 5.2 verstrekte informatie door buitengewone factoren is beïnvloed sinds het einde van de laatste verslagperiode waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd, vermelding van dit feit.

5.4.   Indien dit van betekenis is voor de bedrijfsactiviteiten of de rentabiliteit van de uitgevende instelling, wordt beknopte informatie verstrekt over de afhankelijkheid van de uitgevende instelling van octrooien en licenties, industriële, commerciële en financiële overeenkomsten of nieuwe fabricageprocédés.

5.5.   Vermelding van elementen die aan verklaringen van de uitgevende instelling ten aanzien van haar concurrentiepositie ten grondslag liggen.

6.   ORGANISATIESTRUCTUUR

6.1.   Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, beknopte beschrijving van deze groep en van de plaats die zij daarin inneemt.

7.   TENDENSEN

7.1.   Belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop en voorraden, alsmede in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen tussen het einde van het laatste boekjaar en de datum van het registratiedocument.

7.2.   Gegevens over bekende tendensen, onzekerheden, eisen, verplichtingen of gebeurtenissen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij ten minste in het lopende boekjaar wezenlijke gevolgen zullen hebben voor de vooruitzichten van de uitgevende instelling.

8.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

Indien een uitgevende instelling een winstprognose of een winstraming wenst op te nemen, moet het registratiedocument de rubrieken 8.1 en 8.2 bevatten.

8.1.

Verklaring met de voornaamste hypothesen die aan de prognose of raming van de uitgevende instelling ten grondslag liggen.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, hypothesen betreffende factoren die de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen kunnen beïnvloeden en, anderzijds, hypothesen betreffende factoren waarop de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen totaal geen invloed kunnen uitoefenen; de hypothesen moeten voorts gemakkelijk te begrijpen zijn door beleggers, moeten specifiek en precies zijn en mogen geen invloed hebben op de algemene nauwkeurigheid van de ramingen die aan de prognose ten grondslag liggen.

8.2.

Een verslag van onafhankelijke accountants, waarin wordt verklaard dat de prognose of raming naar hun oordeel naar behoren is opgesteld op basis van de vermelde grondslagen en dat de boekhoudkundige grondslag voor de opstelling van de winstprognose of -raming in overeenstemming is met de grondslagen voor financiële verslaggeving van de uitgevende instelling.

8.3.

De winstprognose of -raming moet worden opgesteld op een basis die vergelijkbaar is met die van de historische financiële informatie.

8.4.

Indien een winstprognose is bekendgemaakt in een prospectus dat nog steeds geldig is, wordt een verklaring verstrekt waarin wordt aangegeven of deze prognose op de datum van het registratiedocument nog steeds correct is of niet; indien dit niet het geval is, wordt uitgelegd waarom deze prognose niet langer geldig is.

9.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN EN BEDRIJFSLEIDING

9.1.   Naam, kantooradres en functie in de uitgevende instelling van de volgende personen, met vermelding van de belangrijkste door hen buiten de uitgevende instelling uitgeoefende activiteiten wanneer deze van belang zijn voor de uitgevende instelling:

a)

leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

beherende vennoten, als het een commanditaire vennootschap op aandelen betreft;

c)

oprichters, indien de uitgevende instelling minder dan vijf jaar tevoren is opgericht, en

d)

elk lid van de bedrijfsleiding dat relevant is om aan te tonen dat de uitgevende instelling beschikt over de nodige deskundigheid en ervaring voor het beheer van haar bedrijfsactiviteit.

Aard van eventuele familiebanden tussen deze personen.

Voor elk lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling en voor elke in de eerste alinea, onder b) en d), bedoelde persoon worden benevens nadere bijzonderheden over de relevante managementexpertise en -ervaring van deze personen, ook de volgende inlichtingen verstrekt:

a)

naam van alle vennootschappen en commanditaire vennootschappen waarbij een dergelijke persoon in de voorgaande vijf jaar lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is geweest, waarbij wordt vermeld of de persoon al dan niet nog steeds lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is. Er behoeft geen melding te worden gemaakt van alle dochterondernemingen van een uitgevende instelling waarbij de persoon eveneens lid is van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

eventuele veroordelingen in verband met fraudemisdrijven in ten minste de voorgaande vijf jaar;

c)

nadere bijzonderheden over eventuele faillissementen, surseances of liquidaties waarbij een in de eerste alinea, onder a) of d), bedoelde persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar betrokken was en daarbij handelde in het kader van een van de in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde functies;

d)

nadere bijzonderheden over door wettelijke of toezichthoudende autoriteiten (met inbegrip van erkende beroepsorganisaties) officieel en bekend geuite beschuldigingen en/of opgelegde sancties waarvan een dergelijke persoon het voorwerp heeft uitgemaakt, en vermelding van het feit of een dergelijke persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar ooit door een rechterlijke instantie onbekwaam is verklaard om te handelen als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van een uitgevende instelling of in het kader van het beheer of de uitoefening van de activiteiten van een uitgevende instelling.

Indien geen informatie in die zin bekend te maken valt, wordt daarvan melding gemaakt.

9.2.   Belangenconflicten van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de bedrijfsleiding

Potentiële belangenconflicten tussen de plichten ten aanzien van de uitgevende instelling van de in rubriek 9.1 bedoelde personen en hun eigen belangen en/of andere plichten moeten duidelijk worden vermeld. Ingeval er van dergelijke conflicten geen sprake is, moet daarvan melding worden gemaakt.

Elke regeling of overeenkomst met belangrijke aandeelhouders, cliënten, leveranciers of andere personen op grond waarvan een in rubriek 9.1 bedoelde persoon is geselecteerd als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen, dan wel als lid van de bedrijfsleiding.

Nadere bijzonderheden over eventuele beperkingen waarmee de in rubriek 9.1 bedoelde personen hebben ingestemd ten aanzien van de vervreemding binnen een bepaalde periode van de in hun bezit zijnde effecten van de uitgevende instelling.

10.   BEZOLDIGINGEN EN VOORDELEN

Voor de in rubriek 9.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde personen wordt in geval van niet op een gereglementeerde markt geregistreerde uitgevende instellingen en met betrekking tot het laatste volledige boekjaar het volgende vermeld:

10.1.   Bedrag van de bezoldigingen (met inbegrip van voorwaardelijke of uitgestelde betalingen) en de voordelen in natura die door de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen aan deze personen zijn toegekend voor de diensten die elke persoon in al zijn hoedanigheden ten behoeve van de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen heeft verricht.

Deze informatie moet op individuele basis worden verstrekt, tenzij individuele bekendmaking niet verplicht is in het land van herkomst van de uitgevende instelling wanneer de uitgevende instelling deze informatie reeds heeft gepubliceerd.

10.2.   Door de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gereserveerde of toegerekende bedragen voor de betaling van pensioenen of soortgelijke uitkeringen.

11.   WERKING VAN HET BESTUURSORGAAN

Voor de in rubriek 9.1, eerste alinea, onder a), bedoelde personen wordt in geval van niet op een gereglementeerde markt geregistreerde uitgevende instellingen en met betrekking tot het laatste volledige boekjaar, tenzij anders is aangegeven, het volgende vermeld:

11.1.

Indien van toepassing, de datum waarop het lopende mandaat verstrijkt en de periode gedurende welke de betrokken persoon het mandaat heeft uitgeoefend.

11.2.

Informatie over de tussen de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gesloten arbeidsovereenkomsten die voorzien in uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband, of een passende negatieve verklaring.

11.3.

Informatie over de auditcommissie en remuneratiecommissie van de uitgevende instelling, met vermelding van de namen van de commissieleden en een samenvatting van het mandaat van de commissie.

11.4.

Tevens moet een verklaring worden opgenomen waarin wordt aangegeven of de uitgevende instelling zich al dan niet houdt aan de corporate governance code(s) van het land waar zij haar statutaire zetel heeft. Ingeval de uitgevende instelling deze code niet toepast, moet daarvan melding worden gemaakt en moet worden uitgelegd waarom.

12.   WERKNEMERS

12.1.   Voor elke in rubriek 9.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde persoon worden zo recent mogelijke gegevens verstrekt over hun aandelenbezit en de hun eventueel verleende opties op aandelen van de uitgevende instelling.

12.2.   Vermelding van eventuele regelingen uit hoofde waarvan werknemers kunnen deelnemen in het kapitaal van de uitgevende instelling.

13.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

13.1.   Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, de naam van alle personen die geen lid zijn van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen en die rechtstreeks of middellijk een belang in het kapitaal of de stemrechten van de uitgevende instelling bezitten dat krachtens het nationale recht van de uitgevende instelling moet worden aangemeld, met vermelding van het bedrag van het belang van elk van deze personen, of, indien er geen dergelijke personen zijn, een passende negatieve verklaring.

13.2.   Of de belangrijkste aandeelhouders van de uitgevende instelling verschillende stemrechten hebben, of een passende negatieve verklaring.

13.3.   Voor zover zulks de uitgevende instelling bekend is, wordt vermeld of zij rechtstreeks of middellijk eigendom is of onder de zeggenschap staat van anderen, en zo ja van wie; tevens wordt een beschrijving gegeven van de aard van de zeggenschap en van de getroffen maatregelen om misbruik daarvan te voorkomen.

13.4.   Beschrijving van alle aan de uitgevende instelling bekende regelingen waarvan de inwerkingstelling op een latere datum kan resulteren in een wijziging van de zeggenschap over de uitgevende instelling.

14.   TRANSACTIES MET VERBONDEN PARTIJEN

Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet de volgende informatie bekend worden gemaakt voor het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot de datum van het registratiedocument:

a)

aard en omvang van de transacties die — afzonderlijk of in hun geheel — van wezenlijk belang zijn voor de uitgevende instelling. Wanneer transacties tussen verbonden partijen niet op marktconforme wijze gesloten zijn, wordt uitgelegd waarom. Voor uitstaande leningen, met inbegrip van garanties van ongeacht welke vorm, wordt het uitstaande bedrag vermeld;

b)

bedrag of percentage dat transacties met verbonden partijen in de omzet van de uitgevende instelling vertegenwoordigen.

Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet bovengenoemde informatie alleen bekend worden gemaakt voor de transacties die hebben plaatsgevonden sinds het einde van het laatste financiële tijdvak waarvoor gecontroleerde financiële informatie is gepubliceerd.

15.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

15.1.   Historische financiële informatie

Gecontroleerde historische financiële informatie over het laatste boekjaar (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) en het accountantsverslag daarvoor. Indien de uitgevende instelling haar boekhoudkundige referentiedatum heeft gewijzigd in de periode waarvoor financiële informatie wordt gevraagd, moet de gecontroleerde historische informatie betrekking hebben op ten minste twaalf maanden of op de volledige periode waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid, indien deze korter is. Deze financiële informatie moet worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 of, indien deze niet van toepassing is op een lidstaat, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen wanneer het uitgevende instellingen uit de Europese Unie betreft.

Wanneer het uitgevende instellingen uit derde landen betreft, moet deze financiële informatie worden opgesteld conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden. Indien deze financiële informatie niet gelijkaardig is aan deze standaarden, moet zij worden gepresenteerd in de vorm van een aangepaste jaarrekening.

De gecontroleerde historische financiële informatie moet worden opgesteld en gepresenteerd in een vorm die aansluit bij die welke voor de volgende gepubliceerde jaarrekening van de uitgevende instelling zal worden gebruikt, met inachtneming van de standaarden voor jaarrekeningen, de grondslagen voor financiële verslaggeving en de op jaarrekeningen toepasselijke wetgeving.

Indien de uitgevende instelling gedurende minder dan een jaar op haar huidige economische werkterrein actief is, moet de gecontroleerde historische financiële informatie met betrekking tot die periode worden opgesteld overeenkomstig de standaarden die krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 op jaarrekeningen van toepassing zijn of, indien deze niet van toepassing is op een lidstaat, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen wanneer het een uitgevende instelling uit de Europese Unie betreft. Wanneer het een uitgevende instelling uit een derde land betreft, moet de historische financiële informatie worden opgesteld conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden. Deze historische informatie moet volledig gecontroleerd zijn.

Indien de gecontroleerde financiële informatie is opgesteld overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen, moet de uit hoofde van deze rubriek vereiste financiële informatie ten minste het volgende omvatten:

a)

de balans;

b)

de winst-en-verliesrekening;

c)

een overzicht van ofwel alle vermogensmutaties, ofwel uitsluitend die vermogensmutaties die niet voortvloeien uit kapitaaltransacties met eigenaars en uitkeringen aan eigenaars;

d)

een kasstroomoverzicht;

e)

de grondslagen voor financiële verslaggeving en toelichtingen.

De historische jaarlijkse financiële informatie moet onderworpen zijn aan een onafhankelijke accountantscontrole of moet in een verslag voor de doeleinden van het registratiedocument worden aangemerkt als gevende een getrouw beeld, overeenkomstig de in een lidstaat toepasselijke standaarden voor accountantscontrole of gelijkwaardige standaarden.

15.2.   Pro forma financiële informatie

In geval van een brutowijziging van betekenis wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop de transactie het vermogen en de winst van de uitgevende instelling had kunnen beïnvloeden indien deze transactie gesloten was aan het begin van de verslagperiode of op de verslagdatum.

Aan dit vereiste wordt normaliter voldaan door pro forma financiële informatie op te nemen.

Deze pro forma financiële informatie moet worden gepresenteerd overeenkomstig bijlage II, en moet de daarin beschreven gegevens omvatten.

De pro forma financiële informatie moet vergezeld gaan van een verslag van een onafhankelijke accountant.

15.3.   Financiële staten

Indien de uitgevende instelling zowel een enkelvoudige als een geconsolideerde jaarrekening opstelt, moet ten minste de geconsolideerde jaarrekening in het registratiedocument worden opgenomen.

15.4.   Accountantscontrole van historische jaarlijkse financiële informatie

15.4.1.

Verklaring dat de historische financiële informatie aan een accountantscontrole onderworpen is. Indien afgifte van verklaringen betreffende de historische financiële informatie door de met de wettelijke controle belaste accountants is geweigerd of indien de verklaringen voorbehouden of oordeelsonthoudingen bevatten, moeten de weigering of de voorbehouden of oordeelsonthoudingen integraal worden opgenomen met opgave van redenen.

15.4.2.

Vermelding in het registratiedocument van de andere gegevens die door de accountants zijn gecontroleerd.

15.4.3.

Voor alle in het registratiedocument opgenomen financiële gegevens die niet uit gecontroleerde financiële overzichten van de uitgevende instelling overgenomen zijn, moet worden aangegeven uit welke bron de gegevens afkomstig zijn en dat deze gegevens niet gecontroleerd zijn.

15.5.   Datum van de meest recente financiële informatie

15.5.1.

Het laatste jaar waarover gecontroleerde financiële informatie wordt verstrekt, mag niet langer geleden zijn dan:

a)

18 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt;

b)

15 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling niet-gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt.

15.6.   Tussentijdse en andere financiële informatie

15.6.1.

Indien de uitgevende instelling na de datum van haar laatst gecontroleerde jaarrekeningen driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie heeft gepubliceerd, moet deze in het registratiedocument worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet ook het verslag over deze volledige of beperkte controle worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie niet-gecontroleerde informatie is, of niet aan een beperkte controle is onderworpen, moet dit worden vermeld.

15.6.2.

Indien het registratiedocument dateert van meer dan negen maanden na het einde van het laatst gecontroleerde boekjaar, moet het tussentijdse financiële informatie bevatten die niet gecontroleerd behoeft te zijn (te vermelden) en die betrekking heeft op ten minste de eerste zes maanden van het boekjaar.

De tussentijdse financiële informatie moet vergelijkende overzichten voor dezelfde periode van het voorafgaande boekjaar omvatten, met dien verstande dat aan het vereiste van verstrekking van vergelijkende balansgegevens is voldaan wanneer de eindbalans van dat jaar wordt verstrekt.

15.7.   Dividendbeleid

Beschrijving van het beleid van de uitgevende instelling ten aanzien van dividenduitkeringen en daarop geldende beperkingen.

15.7.1.

Bedrag van het dividend per aandeel voor het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak, dat ten behoeve van de vergelijkbaarheid wordt aangepast wanneer het aantal aandelen van de uitgevende instelling is gewijzigd.

15.8.   Rechtszaken en arbitrages

Gegevens over eventuele overheidsingrepen, rechtszaken of arbitrages (met inbegrip van dergelijke procedures die, naar weten van de uitgevende instelling, hangende zijn of kunnen worden aangespannen) over een periode van ten minste de voorafgaande twaalf maanden, welke een invloed van betekenis kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële positie of de rentabiliteit van de uitgevende instelling en/of de groep, of een passende negatieve verklaring.

15.9.   Wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de uitgevende instelling

Beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de groep welke zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde financiële informatie, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, of een passende negatieve verklaring.

16.   AANVULLENDE INFORMATIE

16.1.   Aandelenkapitaal

De volgende gegevens op de datum van de meest recente balans die in de historische financiële informatie is opgenomen:

16.1.1.

Bedrag van het geplaatste kapitaal en voor elke categorie van aandelenkapitaal:

a)

het aantal toegestane aandelen;

b)

het aantal uitgegeven, volgestorte aandelen en aantal uitgegeven, niet-volgestorte aandelen;

c)

de nominale waarde per aandeel of vermelding dat de aandelen geen nominale waarde hebben, en

d)

een aansluiting tussen het aantal aandelen in omloop aan het begin en aan het einde van het jaar. Indien in het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak meer dan 10 % van het kapitaal is gefinancierd met activa die geen geldmiddelen zijn, moet daarvan melding worden gemaakt.

16.1.2.

Wanneer er aandelen bestaan die geen deel uitmaken van het kapitaal, vermelding van het aantal en de belangrijkste kenmerken ervan.

16.1.3.

Bedrag van de converteerbare en andere omwisselbare effecten of effecten met warrant, met vermelding onder welke voorwaarden en op welke wijze de conversie, omwisseling of inschrijving plaatsvinden.

16.1.4.

Informatie over en voorwaarden verbonden aan verwervingsrechten en/of -verplichtingen met betrekking tot niet-geplaatst kapitaal of een verplichting tot kapitaalsverhoging.

16.1.5.

Informatie over kapitaal van een lid van de groep waarop een optierecht is verleend of ten aanzien waarvan een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke overeenkomst is bereikt dat daarop een optierecht zal worden verleend, en nadere bijzonderheden over deze optierechten met vermelding van de personen aan wie deze optierechten zijn verleend.

17.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

Samenvatting van elke belangrijke overeenkomst die niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening is aangegaan in het jaar onmiddellijk vóór de publicatie van het registratiedocument, waarbij de uitgevende instelling of een lid van de groep partij is.

Samenvatting van enige andere op de datum van het registratiedocument bestaande (en niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening aangegane) overeenkomst die door een lid van de groep is gesloten en die een bepaling bevat uit hoofde waarvan een lid van de groep een verplichting heeft die of een recht heeft dat van wezenlijk belang is voor de groep.

18.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

18.1.   Ingeval in het registratiedocument een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van het registratiedocument heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

18.2.   Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

19.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

Een verklaring dat tijdens de geldigheidsduur van het registratiedocument inzage mogelijk is van de volgende documenten (of afschriften daarvan), indien toepasselijk:

a)

akte van oprichting en statuten van de uitgevende instelling;

b)

alle verslagen, briefwisseling en andere documenten, historische financiële informatie, alsmede door deskundigen op verzoek van de uitgevende instelling opgestelde taxaties en verklaringen wanneer het registratiedocument gedeelten daarvan bevat of naar gedeelten daarvan verwijst.

Vermelding van de plaats waar de ter inzage beschikbare documenten op papier of langs elektronische weg kunnen worden geraadpleegd.

BIJLAGE XXIV

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor de verrichtingsnota voor aandelen bij uitgiften van rechten

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

1.1.   Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het prospectus verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

1.2.   Verklaring van de voor het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het prospectus in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het prospectus verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om zulks te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het prospectus waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het prospectus zou wijzigen.

2.   RISICOFACTOREN

Risicofactoren die van wezenlijk belang zijn voor de effecten die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „Risicofactoren” om het mogelijk te maken het aan deze effecten verbonden marktrisico in te schatten.

3.   KERNGEGEVENS

3.1.   Verklaring inzake het werkkapitaal

Verklaring door de uitgevende instelling dat het werkkapitaal naar haar oordeel toereikend is om aan haar huidige behoeften te voldoen of, indien dit niet het geval is, hoe zij in het benodigde extra werkkapitaal denkt te voorzien.

3.2.   Kapitalisatie en schuldenlast

Een overzicht van de kapitalisatie en de schuldenlast (met specificatie van schulden met en zonder garantie en van door zekerheid gedekte en niet door zekerheid gedekte schulden) van uiterlijk 90 dagen vóór de datum van het document. De schuldenlast omvat ook indirecte en voorwaardelijke schulden.

3.3.   Belangen van bij de uitgifte/aanbieding betrokken natuurlijke en rechtspersonen

Beschrijving van alle belangen, met inbegrip van tegenstrijdige belangen, die van betekenis zijn voor de uitgifte/aanbieding, met specificatie van de betrokken personen en van de aard van het belang.

3.4.   Redenen voor de aanbieding en bestemming van de opbrengsten

Redenen voor de aanbieding en, indien toepasselijk, geraamde netto-opbrengsten uitgesplitst naar voornaamste bestemmingen en gepresenteerd in orde van belangrijkheid van deze bestemmingen. Indien de uitgevende instelling weet dat de verwachte opbrengsten ontoereikend zullen zijn om alle beoogde bestemmingen te financieren, worden het bedrag en de bronnen van de andere benodigde financieringsmiddelen vermeld. Tevens moeten nadere bijzonderheden worden verstrekt over de bestemming van de opbrengsten, in het bijzonder wanneer deze worden aangewend om buiten het kader van de normale bedrijfsuitoefening activa te verwerven, aangekondigde overnames van andere bedrijven te financieren of schulden volledig terug te betalen, te verminderen of vroegtijdig af te lossen.

4.   INFORMATIE OVER DE EFFECTEN DIE ZULLEN WORDEN AANGEBODEN/TOT DE HANDEL ZULLEN WORDEN TOEGELATEN

4.1.   Beschrijving van het type en de categorie effecten die worden aangeboden en/of tot de handel worden toegelaten, met vermelding van het ISIN (International Security Identification Number) of een andere vergelijkbare identificatiecode voor effecten.

4.2.   Wetgeving waaronder de effecten gecreëerd zijn.

4.3.   Vermelding of de effecten op naam of aan toonder zijn en of zij in de vorm van bewijzen of in girale vorm worden uitgegeven. In het laatste geval worden naam en adres vermeld van de entiteit die de rekeningen bijhoudt.

4.4.   Munteenheid waarin de effecten worden uitgegeven.

4.5.   Beschrijving van de aan de effecten verbonden rechten, met vermelding van eventuele op deze rechten geldende beperkingen, en van de regels voor de uitoefening van deze rechten.

 

Dividendrechten:

vaste datum (data) waarop het recht een aanvang neemt,

verjaringstermijn van het dividend en vermelding van de begunstigde van de verjaring,

dividendbeperkingen en -procedures die gelden voor niet-ingezeten effectenhouders,

percentage van het dividend of methode voor de berekening ervan, periodiciteit en cumulatief of niet-cumulatief karakter van de betalingen.

 

Stemrechten.

 

Voorkeurrechten bij aanbiedingen van effecten van dezelfde categorie.

 

Recht op uitkering van winst van de uitgevende instelling.

 

Recht op een gedeelte van het eventuele saldo bij vereffening.

 

Aflossingsvoorwaarden.

 

Conversievoorwaarden.

4.6.   Gegevens betreffende de besluiten, machtigingen en goedkeuringen op grond waarvan de obligaties zijn of worden gecreëerd en/of uitgegeven.

4.7.   Verwachte datum van uitgifte van de effecten

4.8.   Beschrijving van eventuele beperkingen op de vrije overdraagbaarheid van de effecten

4.9.   Met betrekking tot het land van herkomst van de uitgevende instelling en de land(en) waar de aanbieding plaatsvindt of waar de toelating tot de handel wordt aangevraagd, wordt het volgende vermeld:

informatie over bronbelastingen op het inkomen uit de effecten,

of de uitgevende instelling de bronbelastingen eventueel te haren laste neemt.

5.   VOORWAARDEN VAN DE AANBIEDING

5.1.   Inlichtingen over de aanbieding, verwacht tijdschema en te ondernemen actie om op de aanbieding in te gaan.

5.1.1.

Voorwaarden waaraan de aanbieding onderworpen is.

5.1.2.

Totaalbedrag van de uitgifte/aanbieding.

5.1.3.

Periode waarin de aanbieding openstaat, met vermelding van mogelijke wijzigingen, en te volgen procedure om op de aanbieding in te gaan.

5.1.4.

Vermelding wanneer en onder welke omstandigheden de aanbieding kan worden ingetrokken of opgeschort, en of intrekking kan plaatsvinden na aanvang van de handel.

5.1.5.

Beschrijving van de mogelijkheid om inschrijvingen te verminderen en van de wijze waarop te veel betaalde bedragen aan inschrijvers worden terugbetaald.

5.1.6.

Nadere bijzonderheden over de minimum- en/of maximumomvang van de inschrijving (hetzij in aantal effecten, hetzij in het in totaal te beleggen bedrag).

5.1.7.

Vermelding van de termijn waarbinnen een inschrijving kan worden ingetrokken, indien beleggers wordt toegestaan hun inschrijving in te trekken.

5.1.8.

Wijze van en termijnen voor betaling en levering van de effecten.

5.1.9.

Volledige beschrijving van de wijze en de datum waarop de resultaten van de aanbieding bekend zullen worden gemaakt.

5.1.10.

Wijze van uitoefening van voorkeurrechten, verhandelbaarheid van claimrechten en bestemming van niet-uitgeoefende claimrechten.

5.2.   Toewijzing

5.2.1.

Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, wordt vermeld of belangrijke aandeelhouders of leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen voornemens zijn op de aanbieding in te schrijven, dan wel of iemand voornemens is voor meer dan 5 % van de aanbieding in te schrijven.

5.2.2.

Wijze van kennisgeving aan inschrijvers van het toegewezen bedrag en vermelding of de handel mag aanvangen voordat kennisgeving is geschied.

5.3.   Prijsstelling

5.3.1.

Vermelding van de prijs waartegen de effecten zullen worden aangeboden. Indien de prijs niet bekend is of indien er geen gevestigde en/of liquide markt voor de effecten bestaat, wordt vermeld hoe de laatprijs is bepaald en wie de criteria voor de bepaling ervan heeft vastgelegd, of wie formeel verantwoordelijk is voor de bepaling van de laatprijs. Vermelding van het bedrag van de kosten en belastingen dat uitdrukkelijk ten laste van de inschrijver of koper komt.

5.3.2.

Wijze van bekendmaking van de laatprijs.

5.3.3.

Indien de aandeelhouders van een uitgevende instelling een voorkeurrecht tot inschrijving hebben en dit recht wordt beperkt of opgeheven, wordt bij een uitgifte tegen geld de grondslag voor de vaststelling van de uitgifteprijs vermeld, samen met de motivering en de begunstigden van de beperking of opheffing van dit recht.

5.4.   Plaatsing en overneming

5.4.1.

Naam en adres van de coördinator(s) van de aanbieding als geheel of van afzonderlijke onderdelen ervan en, voor zover de uitgevende instelling of de aanbieder daarvan op de hoogte is, van degenen die de plaatsing verzorgen in de diverse landen waarin de aanbieding plaatsvindt.

5.4.2.

Naam en adres van de eventuele instellingen die in elk land zorg dragen voor de financiële dienst en de bewaarneming.

5.4.3.

Naam en adres van de entiteiten die zich verbonden hebben tot overname van de uitgifte met plaatsingsgarantie, alsook naam en adres van de entiteiten die zich verbonden hebben tot plaatsing van de uitgifte zonder garantie of op provisiebasis. Vermelding van de voornaamste kenmerken van de overeenkomsten, met inbegrip van de quota. Heeft de overneming slechts op een deel van de uitgifte betrekking, dan wordt het overblijvende deel vermeld. Vermelding van het totaalbedrag van de overnemingsprovisie en de plaatsingsprovisie.

5.4.4.

Wanneer de overeenkomst tot overneming is of zal worden gesloten.

6.   REGELINGEN VOOR DE TOELATING TOT DE HANDEL EN DE VERHANDELING VAN DE EFFECTEN

6.1.   Vermelding of voor de aangeboden effecten de toelating tot de handel is of zal worden aangevraagd met het oog op de verspreiding ervan op een gereglementeerde markt of op andere gelijkwaardige markten, met opgave van deze markten. Van dit feit moet melding worden gemaakt, zonder de indruk te wekken dat het zeker is dat de effecten tot de handel zullen worden toegelaten. Vermelding, voor zover bekend, van de data waarop de effecten ten vroegste tot de handel zullen worden toegelaten.

6.2.   Bekendmaking van alle gereglementeerde of gelijkwaardige markten waarop, naar weten van de uitgevende instelling, effecten van dezelfde categorie als die welke zullen worden aangeboden of tot de handel zullen worden toegelaten, reeds tot de handel zijn toegelaten.

6.3.   Indien gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig met de creatie van de effecten waarvoor de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt wordt aangevraagd, effecten van dezelfde categorie onderhands worden geplaatst, of indien effecten van een andere categorie worden gecreëerd ter openbare of onderhandse plaatsing, worden nadere bijzonderheden verstrekt over de aard van deze operaties alsmede over het aantal en de kenmerken van de effecten waarop zij betrekking hebben.

6.4.   Nadere bijzonderheden over de entiteiten die een vaste verbintenis hebben aangegaan om op te treden als tussenpersonen bij de handel op de secundaire markt door de liquiditeit te verzekeren via bied- en laatprijzen, en beschrijving van de voornaamste kenmerken van de door deze entiteiten aangegane verbintenis.

7.   LOCK-UP-OVEREENKOMSTEN

7.1.   Lock-up-overeenkomsten

Betrokken partijen.

Inhoud van de overeenkomst en uitzonderingen daarop.

Duur van de lock-up.

8.   KOSTEN VAN DE UITGIFTE/AANBIEDING

8.1.   Totale netto-opbrengsten en geraamde totale kosten van de uitgifte/aanbieding.

9.   VERWATERING

9.1.   Bedrag en percentage van de onmiddellijke verwatering die het gevolg is van de uitgifte/aanbieding.

9.2.   Bedrag en percentage van de onmiddellijke verwatering indien zij niet op de nieuwe aanbieding inschrijven.

10.   AANVULLENDE INFORMATIE

10.1.   Indien in de verrichtingsnota melding wordt gemaakt van bij de uitgifte betrokken adviseurs, wordt meegedeeld in welke hoedanigheid deze adviseurs zijn opgetreden.

10.2.   Vermelding in de verrichtingsnota van andere informatie die door met de wettelijke controle belaste accountants onderworpen is aan een volledige of beperkte accountantscontrole waarover een verslag is opgesteld. Opneming van het verslag of, mits de bevoegde autoriteit daarmee instemt, van een samenvatting van het verslag.

10.3.   Ingeval in de verrichtingsnota een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van de verrichtingsnota heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

10.4.   Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

BIJLAGE XXV

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor het registratiedocument voor aandelen in het geval van kmo's en ondernemingen met beperkte beurswaarde

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

1.1.   Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het registratiedocument verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

1.2.   Verklaring van de voor het registratiedocument verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om dit te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het registratiedocument in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het registratiedocument zou wijzigen. In voorkomend geval, een verklaring van de voor bepaalde gedeelten van het registratiedocument verantwoordelijke personen dat, na het treffen van alle redelijke maatregelen om dit te garanderen en voor zover hun bekend, de gegevens in het gedeelte van het registratiedocument waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan de vermelding de strekking van het registratiedocument zou wijzigen.

2.   MET DE WETTELIJKE CONTROLE BELASTE ACCOUNTANTS

2.1.   Naam en adres van de accountants van de uitgevende instelling gedurende het tijdvak dat door de historische financiële informatie wordt bestreken (met vermelding van hun lidmaatschap van een beroepsorganisatie).

2.2.   Indien accountants tijdens het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak ontslag hebben genomen, dan wel ontslagen of niet opnieuw benoemd zijn, moeten ter zake nadere bijzonderheden worden verstrekt indien zulks van betekenis is.

3.   VOORNAAMSTE FINANCIËLE INFORMATIE

3.1.   Belangrijke historische financiële informatie betreffende de uitgevende instelling. Deze informatie wordt voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak en voor elke latere tussentijdse verslagperiode in dezelfde valuta als de financiële informatie vermeld.

De voornaamste historische financiële informatie moet de kerngegevens bevatten die een algemeen beeld van de financiële toestand van de uitgevende instelling geven.

3.2.   Indien de voornaamste financiële informatie voor tussentijdse verslagperiodes wordt verstrekt, moeten ook vergelijkende gegevens voor dezelfde periode van het voorafgaande boekjaar worden verstrekt, met dien verstande dat aan het vereiste van verstrekking van vergelijkende balansgegevens is voldaan wanneer de gegevens uit de eindbalans voor dat jaar worden vermeld.

4.   RISICOFACTOREN

Risicofactoren die eigen zijn aan de uitgevende instelling of aan de sector waarin deze actief is, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „risicofactoren”.

5.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

5.1.   Geschiedenis en ontwikkeling van de uitgevende instelling

5.1.1.

Officiële en handelsnaam van de uitgevende instelling.

5.1.2.

Plaats van registratie en registratienummer van de uitgevende instelling.

5.1.3.

Datum van oprichting en duur van de uitgevende instelling indien zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

5.1.4.

Vestigingsplaats en rechtsvorm van de uitgevende instelling, wetgeving waaronder de uitgevende instelling werkt, land van oprichting van de uitgevende instelling, en adres en telefoonnummer van haar statutaire zetel (of plaats van de hoofdvestiging indien deze afwijkt van die van de statutaire zetel).

5.1.5.

Belangrijke gebeurtenissen in de ontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling.

5.2.   Investeringen

5.2.1.

Beschrijving (met vermelding van het bedrag) van de belangrijkste investeringen van de uitgevende instelling die zijn gerealiseerd in elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot aan de datum van het registratiedocument.

5.2.2.

Beschrijving van de belangrijkste in uitvoering zijnde investeringen van de uitgevende instelling, met inbegrip van de geografische verdeling van deze investeringsbedragen (binnen- en buitenland) en van de wijze van financiering (al dan niet zelffinanciering).

5.2.3.

Gegevens over de belangrijkste toekomstige investeringen van de uitgevende instelling waarover haar bestuursorganen vaste verbintenissen zijn aangegaan, en financieringsmiddelen die naar verwachting nodig zullen zijn om deze verbintenissen gestand te doen.

6.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

6.1.   Belangrijkste activiteiten

Een bondige beschrijving van de werkzaamheden en belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling en elke wijziging van betekenis met invloed op deze werkzaamheden en activiteiten, die zich heeft voorgedaan sinds de laatste twee gepubliceerde verslagperioden waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd, met vermelding van belangrijke nieuwe producten en/of diensten die op de markt zijn gebracht en, voor zover de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten bekend is gemaakt, de stand van deze ontwikkeling.

6.2.   Belangrijkste markten

Een bondige beschrijving van de voornaamste markten waarin de uitgevende instelling concurreert en van elke wijziging van betekenis met invloed op deze markten, die zich heeft voorgedaan sinds de laatste twee verslagperioden waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd.

6.3.   Wanneer de overeenkomstig de rubrieken 6.1 en 6.2 verstrekte gegevens door uitzonderlijke omstandigheden zijn beïnvloed, moet daarvan melding worden gemaakt.

6.4.   Indien dit van betekenis is voor de bedrijfsactiviteiten of de rentabiliteit van de uitgevende instelling, wordt beknopte informatie verstrekt over de afhankelijkheid van de uitgevende instelling van octrooien en licenties, industriële, commerciële en financiële overeenkomsten of nieuwe fabricageprocédés.

6.5.   Vermelding van elementen die aan verklaringen van de uitgevende instelling ten aanzien van haar concurrentiepositie ten grondslag liggen.

7.   ORGANISATIESTRUCTUUR

7.1.   Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, beknopte beschrijving van deze groep en van de plaats die zij daarin inneemt.

7.2.   Indien niet vermeld in de financiële overzichten, een lijst van de belangrijke dochterondernemingen van de uitgevende instelling, met vermelding van de naam, het land van oprichting of vestiging, het percentage van de eigendomsbelangen en, indien dit verschillend is, het percentage van de stemrechten waarover de uitgevende instelling beschikt.

8.   ONROERENDE GOEDEREN, TECHNISCHE INSTALLATIES EN UITRUSTING

8.1.   Beschrijving van eventuele milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op het gebruik van de materiële vaste activa door de uitgevende instelling.

9.   BEDRIJFSRESULTATEN EN FINANCIËLE TOESTAND

De uitgevende instelling moet de volgende informatie bekendmaken indien de jaarverslagen die overeenkomstig artikel 46 van Richtlijn 78/660/EEG en artikel 36 van Richtlijn 83/349/EEG zijn opgesteld en ingediend voor de door de historische financiële informatie bestreken tijdvakken, niet zijn opgenomen in of gehecht aan het prospectus:

9.1.   Financiële toestand

Voor zover dit niet elders in het registratiedocument aan de orde komt, wordt voor elk jaar en elke tussentijdse verslagperiode waarvoor historische financiële informatie dient te worden verstrekt, een beschrijving gegeven van de financiële toestand, de wijzigingen in de financiële toestand en de bedrijfsresultaten, met vermelding in de financiële informatie van de oorzaken van de wijzigingen van betekenis ten opzichte van het voorafgaande jaar voor zover zulks noodzakelijk is voor een goed begrip van de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling als geheel.

9.2.   Bedrijfsresultaten

9.2.1.

Informatie over belangrijke factoren, met inbegrip van ongebruikelijke of zelden voorkomende gebeurtenissen of nieuwe ontwikkelingen, welke een wezenlijk effect sorteren op de bedrijfsopbrengsten van de uitgevende instelling, met vermelding van de mate waarin de opbrengsten werden beïnvloed.

9.2.2.

Wanneer uit de financiële overzichten blijkt dat zich wezenlijke veranderingen in de netto-omzet of -opbrengsten hebben voorgedaan, worden de redenen voor deze veranderingen omschreven.

9.2.3.

Gegevens over gouvernementele, economische, budgettaire, monetaire of politieke beleidslijnen of factoren die direct of indirect wezenlijke gevolgen hebben of kunnen hebben voor de activiteiten van de uitgevende instelling.

10.   KAPITAALMIDDELEN

10.1.   Een toelichting op de herkomst en de bedragen van de kasstromen van de uitgevende instelling en een omschrijving van deze kasstromen;

10.2.   Gegevens over eventuele beperkingen op het gebruik van kapitaalmiddelen welke direct of indirect wezenlijke gevolgen hebben of kunnen hebben voor de activiteiten van de uitgevende instelling.

11.   ONDERZOEK EN ONTWIKKELING, OCTROOIEN EN LICENTIES

Wanneer dit van belang is, wordt voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak een beschrijving gegeven van het beleid van de uitgevende instelling inzake onderzoek en ontwikkeling, met vermelding van het bedrag dat besteed is aan door de uitgevende instelling gefinancierde onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten.

12.   TENDENSEN

12.1.   Belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop en voorraden, alsmede in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen tussen het einde van het laatste boekjaar en de datum van het registratiedocument.

12.2.   Gegevens over bekende tendensen, onzekerheden, eisen, verplichtingen of gebeurtenissen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij ten minste in het lopende boekjaar wezenlijke gevolgen zullen hebben voor de vooruitzichten van de uitgevende instelling.

13.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

Indien een uitgevende instelling een winstprognose of een winstraming wenst op te nemen, moet het registratiedocument de rubrieken 13.1 en 13.2 bevatten.

13.1.

Verklaring met de voornaamste hypothesen die aan de prognose of raming van de uitgevende instelling ten grondslag liggen.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, hypothesen betreffende factoren die de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen kunnen beïnvloeden en, anderzijds, hypothesen betreffende factoren waarop de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen totaal geen invloed kunnen uitoefenen; de hypothesen moeten voorts gemakkelijk te begrijpen zijn door beleggers, moeten specifiek en precies zijn en mogen geen invloed hebben op de algemene nauwkeurigheid van de ramingen die aan de prognose ten grondslag liggen.

13.2.

Een verslag van onafhankelijke accountants, waarin wordt verklaard dat de prognose of raming naar hun oordeel naar behoren is opgesteld op basis van de vermelde grondslagen en dat de boekhoudkundige grondslag voor de opstelling van de winstprognose of -raming in overeenstemming is met de grondslagen voor financiële verslaggeving van de uitgevende instelling.

13.3.

De winstprognose of -raming moet worden opgesteld op een basis die vergelijkbaar is met die van de historische financiële informatie.

13.4.

Indien een winstprognose is bekendgemaakt in een prospectus dat nog steeds geldig is, wordt een verklaring verstrekt waarin wordt aangegeven of deze prognose op de datum van het registratiedocument nog steeds correct is of niet; indien dit niet het geval is, wordt uitgelegd waarom deze prognose niet langer geldig is.

14.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN EN BEDRIJFSLEIDING

14.1.   Naam, kantooradres en functie in de uitgevende instelling van de volgende personen, met vermelding van de belangrijkste door hen buiten de uitgevende instelling uitgeoefende activiteiten wanneer deze van belang zijn voor de uitgevende instelling:

a)

leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

beherende vennoten, als het een commanditaire vennootschap op aandelen betreft;

c)

oprichters, indien de uitgevende instelling minder dan vijf jaar tevoren is opgericht, en

d)

elk lid van de bedrijfsleiding dat relevant is om aan te tonen dat de uitgevende instelling beschikt over de nodige deskundigheid en ervaring voor het beheer van haar bedrijfsactiviteit.

Aard van eventuele familiebanden tussen deze personen.

Voor elk lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling en voor elke in de eerste alinea, onder b) en d), bedoelde persoon worden benevens nadere bijzonderheden over de relevante managementexpertise en -ervaring van deze personen, ook de volgende inlichtingen verstrekt:

a)

naam van alle vennootschappen en commanditaire vennootschappen waarbij een dergelijke persoon in de voorgaande vijf jaar lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is geweest, waarbij wordt vermeld of de persoon al dan niet nog steeds lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is. Er behoeft geen melding te worden gemaakt van alle dochterondernemingen van een uitgevende instelling waarbij de persoon eveneens lid is van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

eventuele veroordelingen in verband met fraudemisdrijven in ten minste de voorgaande vijf jaar;

c)

nadere bijzonderheden over eventuele faillissementen, surseances of liquidaties waarbij een in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar betrokken was en daarbij handelde in het kader van een van de in de eerste alinea, onder a) en d), bedoelde functies;

d)

nadere bijzonderheden over door wettelijke of toezichthoudende autoriteiten (met inbegrip van erkende beroepsorganisaties) officieel en bekend geuite beschuldigingen en/of opgelegde sancties waarvan een dergelijke persoon het voorwerp heeft uitgemaakt, en vermelding van het feit of een dergelijke persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar ooit door een rechterlijke instantie onbekwaam is verklaard om te handelen als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van een uitgevende instelling of in het kader van het beheer of de uitoefening van de activiteiten van een uitgevende instelling.

Indien geen informatie in die zin bekend te maken valt, wordt daarvan melding gemaakt.

14.2.   Belangenconflicten van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de bedrijfsleiding

Potentiële belangenconflicten tussen de plichten ten aanzien van de uitgevende instelling van de in rubriek 14.1 bedoelde personen en hun eigen belangen en/of andere plichten moeten duidelijk worden vermeld. Ingeval er van dergelijke conflicten geen sprake is, moet daarvan melding worden gemaakt.

Elke regeling of overeenkomst met belangrijke aandeelhouders, cliënten, leveranciers of andere personen op grond waarvan een in rubriek 14.1 bedoelde persoon is geselecteerd als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen, dan wel als lid van de bedrijfsleiding.

Nadere bijzonderheden over eventuele beperkingen waarmee de in rubriek 14.1 bedoelde personen hebben ingestemd ten aanzien van de vervreemding binnen een bepaalde periode van de in hun bezit zijnde effecten van de uitgevende instelling.

15.   BEZOLDIGINGEN EN VOORDELEN

Voor de in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde personen wordt met betrekking tot het laatste volledige boekjaar het volgende vermeld:

15.1.

bedrag van de bezoldigingen (met inbegrip van voorwaardelijke of uitgestelde betalingen) en de voordelen in natura die door de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen aan deze personen zijn toegekend voor de diensten die elke persoon in al zijn hoedanigheden ten behoeve van de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen heeft verricht.

Deze informatie moet op individuele basis worden verstrekt, tenzij individuele bekendmaking niet verplicht is in het land van herkomst van de uitgevende instelling wanneer de uitgevende instelling deze informatie reeds bekend heeft gemaakt.

15.2.

Door de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gereserveerde of toegerekende bedragen voor de betaling van pensioenen of soortgelijke uitkeringen.

16.   WERKING VAN HET BESTUURSORGAAN

Met betrekking tot het laatst afgesloten boekjaar van de uitgevende instelling en, tenzij anders is aangegeven, met betrekking tot de in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a), bedoelde personen wordt het volgende vermeld:

16.1.

indien van toepassing, de datum waarop het lopende mandaat verstrijkt en de periode gedurende welke de betrokken persoon het mandaat heeft uitgeoefend;

16.2.

informatie over de tussen de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gesloten arbeidsovereenkomsten die voorzien in uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband, of een passende negatieve verklaring;

16.3.

informatie over de auditcommissie en remuneratiecommissie van de uitgevende instelling, met vermelding van de namen van de commissieleden en een samenvatting van het mandaat van de commissie;

16.4.

tevens moet een verklaring worden opgenomen waarin wordt aangegeven of de uitgevende instelling zich al dan niet houdt aan de corporate governance code(s) van het land waar zij haar statutaire zetel heeft. Ingeval de uitgevende instelling deze code niet toepast, moet daarvan melding worden gemaakt en moet worden uitgelegd waarom.

17.   WERKNEMERS

17.1.   Personeelsbestand aan het einde van de verslagperiode of gemiddeld personeelsbestand voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot de datum van het registratiedocument (en wijzigingen daarin indien deze van betekenis zijn) en, indien zulks mogelijk en van belang is, een onderverdeling van het personeel naar voornaamste categorieën bedrijfsactiviteiten en geografische locaties. Indien de uitgevende instelling een groot aantal tijdelijke werknemers in dienst heeft, wordt het gemiddelde aantal tijdelijke werknemers tijdens het meest recente boekjaar vermeld.

17.2.   Voor elke in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde persoon worden zo recent mogelijke gegevens verstrekt over hun aandelenbezit en de hun eventueel verleende opties op aandelen van de uitgevende instelling.

17.3.   Vermelding van eventuele regelingen uit hoofde waarvan werknemers kunnen deelnemen in het kapitaal van de uitgevende instelling.

18.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

18.1.   Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, de naam van alle personen die geen lid zijn van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen en die rechtstreeks of middellijk een belang in het kapitaal of de stemrechten van de uitgevende instelling bezitten dat krachtens het nationale recht van de uitgevende instelling moet worden aangemeld, met vermelding van het bedrag van het belang van elk van deze personen, of, indien er geen dergelijke personen zijn, een passende negatieve verklaring.

18.2.   Of de belangrijkste aandeelhouders van de uitgevende instelling verschillende stemrechten hebben, of een passende negatieve verklaring.

18.3.   Voor zover zulks de uitgevende instelling bekend is, wordt vermeld of zij rechtstreeks of middellijk eigendom is of onder de zeggenschap staat van anderen, en zo ja van wie; tevens wordt een beschrijving gegeven van de aard van de zeggenschap en van de getroffen maatregelen om misbruik daarvan te voorkomen.

18.4.   Beschrijving van alle aan de uitgevende instelling bekende regelingen waarvan de inwerkingstelling op een latere datum kan resulteren in een wijziging van de zeggenschap over de uitgevende instelling.

19.   TRANSACTIES MET VERBONDEN PARTIJEN

Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet de volgende informatie worden verstrekt voor het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot de datum van het registratiedocument:

a)

aard en omvang van de transacties die - afzonderlijk of in hun geheel - van wezenlijk belang zijn voor de uitgevende instelling. Wanneer transacties tussen verbonden partijen niet op marktconforme wijze gesloten zijn, wordt uitgelegd waarom. Voor uitstaande leningen, met inbegrip van garanties van ongeacht welke vorm, wordt het uitstaande bedrag vermeld;

b)

bedrag of percentage dat transacties met verbonden partijen in de omzet van de uitgevende instelling vertegenwoordigen.

Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet bovengenoemde informatie alleen bekend worden gemaakt voor de transacties die hebben plaatsgevonden sinds het einde van het laatste financiële tijdvak waarvoor gecontroleerde financiële informatie is gepubliceerd.

20.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

20.1.   Historische financiële informatie

Een verklaring dat gecontroleerde historische financiële informatie over de laatste twee boekjaren (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) is opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002, of, indien deze niet van toepassing is, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een lidstaat voor uitgevende instellingen uit de Europese Unie, en waar naargelang van het geval een enkelvoudige of een geconsolideerde jaarrekening kan worden verkregen.

Het accountantsverslag voor elk jaar moet worden opgenomen.

Wanneer het uitgevende instellingen uit derde landen betreft, een verklaring dat deze financiële informatie is opgesteld en gecontroleerd conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden, en waar deze kan worden verkregen. Indien deze financiële informatie niet gelijkwaardig is aan deze standaarden, een verklaring dat zij is opgesteld in de vorm van een aangepaste jaarrekening, en waar deze kan worden verkregen.

20.2.   Pro forma financiële informatie

In geval van een brutowijziging van betekenis wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop de transactie het vermogen en de winst van de uitgevende instelling had kunnen beïnvloeden indien deze transactie gesloten was aan het begin van de verslagperiode of op de verslagdatum.

Aan dit vereiste wordt normaliter voldaan door pro forma financiële informatie op te nemen.

Deze pro forma financiële informatie moet worden gepresenteerd overeenkomstig bijlage II, en moet de daarin beschreven gegevens omvatten.

De pro forma financiële informatie moet vergezeld gaan van een verslag van een onafhankelijke accountant.

20.3.   Accountantscontrole van historische jaarlijkse financiële informatie

20.3.1.

Verklaring dat de historische financiële informatie aan een accountantscontrole onderworpen is. Indien afgifte van verklaringen betreffende de historische financiële informatie door de met de wettelijke controle belaste accountants is geweigerd of indien de verklaringen voorbehouden of oordeelsonthoudingen bevatten, moeten de weigering of de voorbehouden of oordeelsonthoudingen integraal worden opgenomen met opgave van redenen.

20.3.2.

Vermelding in het registratiedocument van de andere gegevens die door de accountants zijn gecontroleerd.

20.3.3.

Voor alle in het registratiedocument opgenomen financiële gegevens die niet uit gecontroleerde financiële overzichten van de uitgevende instelling overgenomen zijn, moet worden aangegeven uit welke bron de gegevens afkomstig zijn en dat deze gegevens niet gecontroleerd zijn.

20.4.   Datum van de meest recente financiële informatie

20.4.1.

Het laatste jaar waarover gecontroleerde financiële informatie wordt verstrekt, mag niet langer geleden zijn dan:

a)

18 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt;

b)

15 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling niet-gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt.

20.5.   Tussentijdse en andere financiële informatie

20.5.1.

Indien de uitgevende instelling na de datum van haar laatst gecontroleerde jaarrekeningen driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie heeft gepubliceerd, moet een verklaring dienaangaande in het registratiedocument worden opgenomen, alsmede waar deze kan worden verkregen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet het verslag over deze volledige of beperkte controle worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie niet aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet daarvan melding worden gemaakt.

20.6.   Dividendbeleid

Beschrijving van het beleid van de uitgevende instelling ten aanzien van dividenduitkeringen en daarop geldende beperkingen.

20.6.1.

Bedrag van het dividend per aandeel voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak, dat ten behoeve van de vergelijkbaarheid wordt aangepast wanneer het aantal aandelen van de uitgevende instelling is gewijzigd.

20.7.   Rechtszaken en arbitrages

Gegevens over eventuele overheidsingrepen, rechtszaken of arbitrages (met inbegrip van dergelijke procedures die, naar weten van de uitgevende instelling, hangende zijn of kunnen worden aangespannen) over een periode van ten minste de voorafgaande twaalf maanden, welke een invloed van betekenis kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële positie of de rentabiliteit van de uitgevende instelling en/of de groep, of een passende negatieve verklaring.

20.8.   Wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de uitgevende instelling

Beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de groep welke zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde financiële informatie, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, of een passende negatieve verklaring.

21.   AANVULLENDE INFORMATIE

21.1.   Aandelenkapitaal

De volgende gegevens op de datum van de meest recente balans die in de historische financiële informatie is opgenomen:

21.1.1.

Bedrag van het geplaatste kapitaal en voor elke categorie van aandelenkapitaal:

a)

het aantal toegestane aandelen;

b)

het aantal uitgegeven, volgestorte aandelen en aantal uitgegeven, niet-volgestorte aandelen;

c)

de nominale waarde per aandeel of vermelding dat de aandelen geen nominale waarde hebben, en

d)

een aansluiting tussen het aantal aandelen in omloop aan het begin en aan het einde van het jaar. Indien in het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak meer dan 10 % van het kapitaal is gefinancierd met activa die geen geldmiddelen zijn, moet daarvan melding worden gemaakt.

21.1.2.

Wanneer er aandelen bestaan die geen deel uitmaken van het kapitaal, vermelding van het aantal en de belangrijkste kenmerken ervan.

21.1.3.

Aantal, boekwaarde en nominale waarde van de aandelen van de uitgevende instelling welke door of namens de uitgevende instelling zelf of door dochterondernemingen van de uitgevende instelling in portefeuille worden gehouden.

21.1.4.

Bedrag van de converteerbare en andere omwisselbare effecten of effecten met warrant, met vermelding onder welke voorwaarden en op welke wijze de conversie, omwisseling of inschrijving plaatsvinden.

21.1.5.

Informatie over en voorwaarden verbonden aan verwervingsrechten en/of -verplichtingen met betrekking tot niet-geplaatst kapitaal of een verplichting tot kapitaalsverhoging.

21.1.6.

Informatie over kapitaal van een lid van de groep waarop een optierecht is verleend of ten aanzien waarvan een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke overeenkomst is bereikt dat daarop een optierecht zal worden verleend, en nadere bijzonderheden over deze optierechten met vermelding van de personen aan wie deze optierechten zijn verleend.

21.1.7.

Historische ontwikkeling van het aandelenkapitaal, met vermelding van gegevens over eventuele wijzigingen, gedurende het tijdvak dat door de historische financiële informatie wordt bestreken.

21.2.   Akte van oprichting en statuten

21.2.1.

Beschrijving van het doel van de uitgevende instelling en vermelding van de plaats waar dit in de akte van oprichting en statuten wordt omschreven.

21.2.2.

Samenvatting van de in de statuten van de uitgevende instelling vervatte bepalingen betreffende de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen.

21.2.3.

Beschrijving van de rechten, voorkeurrechten en beperkingen die aan elke categorie bestaande aandelen verbonden zijn.

21.2.4.

Beschrijving van de actie die dient te worden ondernomen om een wijziging in de rechten van aandeelhouders te bewerkstelligen, waarbij wordt aangegeven op welke punten de voorwaarden strenger zijn dan de wettelijke voorschriften.

21.2.5.

Beschrijving van de wijze waarop jaarlijkse algemene vergaderingen en buitengewone algemene vergaderingen van aandeelhouders worden bijeengeroepen, met vermelding van de toelatingsvoorwaarden.

21.2.6.

Beknopte beschrijving van elke in de statuten van de uitgevende instelling vervatte bepaling die tot gevolg zou kunnen hebben dat een wijziging in de zeggenschap over de uitgevende instelling wordt vertraagd, uitgesteld of verhinderd.

21.2.7.

Vermelding van de eventueel in de statuten vervatte bepalingen die betrekking hebben op de drempel waarboven aandelenbezit bekend moet worden gemaakt.

21.2.8.

Beschrijving van de in de statuten vervatte voorwaarden welke gelden ten aanzien van wijzigingen van het kapitaal, voor zover deze voorwaarden strenger zijn dan de wettelijke voorschriften.

22.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

Samenvatting van elke belangrijke overeenkomst die niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening is aangegaan in de twee jaar onmiddellijk vóór de publicatie van het registratiedocument, waarbij de uitgevende instelling of een lid van de groep partij is.

Samenvatting van enige andere op de datum van het registratiedocument bestaande (en niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening aangegane) overeenkomst die door een lid van de groep is gesloten en die een bepaling bevat uit hoofde waarvan een lid van de groep een verplichting heeft die of een recht heeft dat van wezenlijk belang is voor de groep.

23.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

23.1.   Ingeval in het registratiedocument een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van het registratiedocument heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

23.2.   Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

24.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

Een verklaring dat tijdens de geldigheidsduur van het registratiedocument inzage mogelijk is van de volgende documenten (of afschriften daarvan), indien toepasselijk:

a)

akte van oprichting en statuten van de uitgevende instelling;

b)

alle verslagen, briefwisseling en andere documenten, historische financiële informatie, alsmede door deskundigen op verzoek van de uitgevende instelling opgestelde taxaties en verklaringen wanneer het registratiedocument gedeelten daarvan bevat of naar gedeelten daarvan verwijst;

c)

de historische financiële informatie van de uitgevende instelling of, in geval van een groep, de historische financiële informatie van de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen voor elk van beide boekjaren die aan de publicatie van het registratiedocument voorafgaan.

Vermelding van de plaats waar de ter inzage beschikbare documenten op papier of langs elektronische weg kunnen worden geraadpleegd.

25.   INFORMATIE OVER DEELNEMINGEN

Informatie over de ondernemingen waarvan de uitgevende instelling een deel van het kapitaal bezit dat in belangrijke mate van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van het vermogen, de financiële positie of de resultaten van de uitgevende instelling.

BIJLAGE XXVI

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor het registratiedocument voor obligaties en derivaten < 100 000 EUR van kmo's en ondernemingen met beperkte beurswaarde  (2)

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

2.   MET DE WETTELIJKE CONTROLE BELASTE ACCOUNTANTS

3.   VOORNAAMSTE FINANCIËLE INFORMATIE

4.   RISICOFACTOREN

5.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

6.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

7.   ORGANISATIESTRUCTUUR

8.   TENDENSEN

9.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

10.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN

11.   WERKING VAN HET BESTUURSORGAAN

12.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

13.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

13.1   Historische financiële informatie

Een verklaring dat gecontroleerde historische financiële informatie over het laatste boekjaar (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) is opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002, of, indien deze niet van toepassing is, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een lidstaat voor uitgevende instellingen uit de Europese Unie, en waar naargelang van het naargelang van het geval een enkelvoudige of een geconsolideerde jaarrekening kan worden verkregen.

Het accountantsverslag moet worden opgenomen.

Wanneer het uitgevende instellingen uit derde landen betreft, een verklaring dat deze financiële informatie is opgesteld en gecontroleerd conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden, en waar deze kan worden verkregen. Indien deze financiële informatie niet gelijkwaardig is aan deze standaarden, een verklaring dat zij is opgesteld in de vorm van een aangepaste jaarrekening, en waar deze kan worden verkregen.

13.2   Accountantscontrole van historische jaarlijkse financiële informatie.

13.2.1

Verklaring dat de historische financiële informatie aan een accountantscontrole onderworpen is. Indien afgifte van verklaringen betreffende de historische financiële informatie door de met de wettelijke controle belaste accountants is geweigerd of indien de verklaringen voorbehouden of oordeelsonthoudingen bevatten, moeten de weigering of de voorbehouden of oordeelsonthoudingen integraal worden opgenomen met opgave van redenen.

13.2.2.

Vermelding in het registratiedocument van de andere gegevens die door de accountants zijn gecontroleerd.

13.2.3.

Voor alle in het registratiedocument opgenomen financiële gegevens die niet uit gecontroleerde financiële overzichten van de uitgevende instelling overgenomen zijn, moet worden aangegeven uit welke bron de gegevens afkomstig zijn en dat deze gegevens niet gecontroleerd zijn.

13.3.   Tussentijdse en andere financiële informatie

Indien de uitgevende instelling na de datum van haar laatst gecontroleerde jaarrekeningen driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie heeft gepubliceerd, moet een verklaring dienaangaande in het registratiedocument worden opgenomen, alsmede waar deze kan worden verkregen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet het verslag over deze volledige of beperkte controle worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie niet aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet daarvan melding worden gemaakt.

13.4.   Rechtszaken en arbitrages

Gegevens over eventuele overheidsingrepen, rechtszaken of arbitrages (met inbegrip van dergelijke procedures die, naar weten van de uitgevende instelling, hangende zijn of kunnen worden aangespannen) over een periode van ten minste de voorafgaande twaalf maanden, welke een invloed van betekenis kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële positie of de rentabiliteit van de uitgevende instelling en/of de groep, of een passende negatieve verklaring.

13.5.   Wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de uitgevende instelling

Beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de groep welke zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde financiële informatie, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, of een passende negatieve verklaring.

14.   AANVULLENDE INFORMATIE

15.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

16.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

17.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

BIJLAGE XXVII

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor het registratiedocument voor obligaties en derivaten ≥ 100 000 EUR van kmo's en ondernemingen met beperkte beurswaarde  (3)

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

2.   MET DE WETTELIJKE CONTROLE BELASTE ACCOUNTANTS

3.   RISICOFACTOREN

4.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

5.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

6.   ORGANISATIESTRUCTUUR

7.   TENDENSEN

8.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

9.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN

10.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

11.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

11.1   Historische financiële informatie

Een verklaring dat gecontroleerde historische financiële informatie over het laatste boekjaar (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) is opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002, of, indien deze niet van toepassing is, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een lidstaat voor uitgevende instellingen uit de Europese Unie, en waar naargelang van het naargelang van het geval een enkelvoudige of een geconsolideerde jaarrekening kan worden verkregen.

Het accountantsverslag moet worden opgenomen.

Wanneer het uitgevende instellingen uit derde landen betreft, een verklaring dat deze financiële informatie is opgesteld en gecontroleerd conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden, en waar deze kan worden verkregen. Indien deze financiële informatie niet gelijkwaardig is aan deze standaarden, een verklaring dat zij is opgesteld in de vorm van een aangepaste jaarrekening, en waar deze kan worden verkregen.

11.2   Accountantscontrole van historische jaarlijkse financiële informatie.

11.2.1

Verklaring dat de historische financiële informatie aan een accountantscontrole onderworpen is. Indien afgifte van verklaringen betreffende de historische financiële informatie door de met de wettelijke controle belaste accountants is geweigerd of indien de verklaringen voorbehouden of oordeelsonthoudingen bevatten, moeten de weigering of de voorbehouden of oordeelsonthoudingen integraal worden opgenomen met opgave van redenen.

11.2.2.

Vermelding in het registratiedocument van de andere gegevens die door de accountants zijn gecontroleerd.

11.2.3.

Voor alle in het registratiedocument opgenomen financiële gegevens die niet uit gecontroleerde financiële overzichten van de uitgevende instelling overgenomen zijn, moet worden aangegeven uit welke bron de gegevens afkomstig zijn en dat deze gegevens niet gecontroleerd zijn.

11.3.   Tussentijdse en andere financiële informatie

Indien de uitgevende instelling na de datum van haar laatst gecontroleerde jaarrekeningen driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie heeft gepubliceerd, moet een verklaring dienaangaande in het registratiedocument worden opgenomen, alsmede waar deze kan worden verkregen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet het verslag over deze volledige of beperkte controle worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie niet aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet daarvan melding worden gemaakt.

11.4.   Rechtszaken en arbitrages

Gegevens over eventuele overheidsingrepen, rechtszaken of arbitrages (met inbegrip van dergelijke procedures die, naar weten van de uitgevende instelling, hangende zijn of kunnen worden aangespannen) over een periode van ten minste de voorafgaande twaalf maanden, welke een invloed van betekenis kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële positie of de rentabiliteit van de uitgevende instelling en/of de groep, of een passende negatieve verklaring.

11.5.   Wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de uitgevende instelling

Beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de groep welke zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde financiële informatie, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, of een passende negatieve verklaring.

12.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

13.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

14.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

BIJLAGE XXVIII

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor certificaten van aandelen van kmo's en ondernemingen met beperkte beurswaarde  (4)

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

1.1.   Alle personen die verantwoordelijk zijn voor de in het registratiedocument verstrekte informatie en, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dat geval worden deze gedeelten vermeld. Ingeval het natuurlijke personen, met inbegrip van leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling betreft, worden naam en functie van deze personen vermeld. Ingeval het rechtspersonen betreft, worden naam en statutaire zetel vermeld.

 

   

 

2.1.   Naam en adres van de accountants van de uitgevende instelling gedurende het tijdvak dat door de historische financiële informatie wordt bestreken (met vermelding van hun lidmaatschap van een beroepsorganisatie).

2.2.   Indien accountants tijdens het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak ontslag hebben genomen, dan wel ontslagen of niet opnieuw benoemd zijn, moeten ter zake nadere bijzonderheden worden verstrekt indien zulks van betekenis is.

3.   VOORNAAMSTE FINANCIËLE INFORMATIE

3.1.   Belangrijke historische financiële informatie betreffende de uitgevende instelling. Deze informatie wordt voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak en voor elke latere tussentijdse verslagperiode in dezelfde valuta als de financiële informatie vermeld.

De voornaamste historische financiële informatie moet de kerngegevens bevatten die een algemeen beeld van de financiële toestand van de uitgevende instelling geven.

3.2.   Indien de voornaamste financiële informatie voor tussentijdse verslagperiodes wordt verstrekt, moeten ook vergelijkende gegevens voor dezelfde periode van het voorafgaande boekjaar worden verstrekt, met dien verstande dat aan het vereiste dat vergelijkende balansgegevens moeten worden verstrekt is voldaan wanneer de gegevens uit de eindbalans voor dat jaar worden vermeld.

4.   RISICOFACTOREN

Risicofactoren die eigen zijn aan de uitgevende instelling of aan de sector waarin deze actief is, moeten op opvallende wijze worden vermeld in een afzonderlijke rubriek met als titel „risicofactoren”.

5.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

5.1.   Geschiedenis en ontwikkeling van de uitgevende instelling

5.1.1.

Officiële en handelsnaam van de uitgevende instelling.

5.1.2.

Plaats van registratie en registratienummer van de uitgevende instelling.

5.1.3.

Datum van oprichting en duur van de uitgevende instelling indien zij niet voor onbepaalde tijd is aangegaan.

5.1.4.

Vestigingsplaats en rechtsvorm van de uitgevende instelling, wetgeving waaronder de uitgevende instelling werkt, land van oprichting van de uitgevende instelling, en adres en telefoonnummer van haar statutaire zetel (of plaats van de hoofdvestiging indien deze afwijkt van die van de statutaire zetel).

5.1.5.

Belangrijke gebeurtenissen in de ontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling.

5.2.   Investeringen

5.2.1.

Beschrijving (met vermelding van het bedrag) van de belangrijkste investeringen van de uitgevende instelling die zijn gerealiseerd in elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot aan de datum van het prospectus.

5.2.2.

Beschrijving van de belangrijkste in uitvoering zijnde investeringen van de uitgevende instelling, met inbegrip van de geografische verdeling van deze investeringsbedragen (binnen- en buitenland) en van de wijze van financiering (al dan niet zelffinanciering).

5.2.3.

„Gegevens over de belangrijkste toekomstige investeringen van de uitgevende instelling waarover haar bestuursorganen vaste verbintenissen zijn aangegaan, en financieringsmiddelen die naar verwachting nodig zullen zijn om deze verbintenissen gestand te doen.”

6.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

6.1.   Belangrijkste activiteiten

6.1.1.

Een bondige beschrijving van de werkzaamheden en belangrijkste activiteiten van de uitgevende instelling en elke wijziging van betekenis met invloed op deze werkzaamheden en activiteiten, die zich heeft voorgedaan sinds de laatste twee gepubliceerde verslagperioden waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd, met vermelding van belangrijke nieuwe producten en/of diensten die op de markt zijn gebracht en, voor zover de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten bekend is gemaakt, de stand van deze ontwikkeling.

6.2.   Belangrijkste markten

Een bondige beschrijving van de voornaamste markten waarin de uitgevende instelling concurreert en van elke wijziging van betekenis met invloed op deze markten, die zich heeft voorgedaan sinds de laatste twee verslagperioden waarvoor een gecontroleerde jaarrekening is gepubliceerd.

6.3.   Wanneer de overeenkomstig de rubrieken 6.1 en 6.2 verstrekte gegevens door uitzonderlijke omstandigheden zijn beïnvloed, moet daarvan melding worden gemaakt.

6.4.   Indien dit van betekenis is voor de bedrijfsactiviteiten of de rentabiliteit van de uitgevende instelling, wordt beknopte informatie verstrekt over de afhankelijkheid van de uitgevende instelling van octrooien en licenties, industriële, commerciële en financiële overeenkomsten of nieuwe fabricageprocédés.

6.5.   Vermelding van elementen die aan verklaringen van de uitgevende instelling ten aanzien van haar concurrentiepositie ten grondslag liggen.

7.   ORGANISATIESTRUCTUUR

7.1.   Indien de uitgevende instelling deel uitmaakt van een groep, beknopte beschrijving van deze groep en van de plaats die zij daarin inneemt.

8.   ONROERENDE GOEDEREN, TECHNISCHE INSTALLATIES EN UITRUSTING

8.1.   Beschrijving van eventuele milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op het gebruik van de materiële vaste activa door de uitgevende instelling.

9.   BEDRIJFSRESULTATEN EN FINANCIËLE TOESTAND

De uitgevende instelling moet de volgende informatie bekendmaken indien de jaarverslagen die overeenkomstig artikel 46 van Richtlijn 78/660/EEG en artikel 36 van Richtlijn 83/349/EEG zijn opgesteld en ingediend voor de door de historische financiële informatie bestreken tijdvakken, niet zijn opgenomen in of gehecht aan het prospectus:

9.1.   Financiële toestand

Voor zover dit niet elders in het registratiedocument aan de orde komt, wordt voor elk jaar en elke tussentijdse verslagperiode waarvoor historische financiële informatie dient te worden verstrekt, een beschrijving gegeven van de financiële toestand, de wijzigingen in de financiële toestand en de bedrijfsresultaten, met vermelding in de financiële informatie van de oorzaken van de wijzigingen van betekenis ten opzichte van het voorafgaande jaar voor zover zulks noodzakelijk is voor een goed begrip van de bedrijfsactiviteiten van de uitgevende instelling als geheel.

9.2.   Bedrijfsresultaten

9.2.1.

Informatie over belangrijke factoren, met inbegrip van ongebruikelijke of zelden voorkomende gebeurtenissen of nieuwe ontwikkelingen, welke een wezenlijk effect sorteren op de bedrijfsopbrengsten van de uitgevende instelling, met vermelding van de mate waarin de opbrengsten werden beïnvloed.

9.2.2.

Wanneer uit de financiële overzichten blijkt dat zich wezenlijke veranderingen in de netto-omzet of -opbrengsten hebben voorgedaan, worden de redenen voor deze veranderingen omschreven.

9.2.3.

Gegevens over gouvernementele, economische, budgettaire, monetaire of politieke beleidslijnen of factoren die direct of indirect wezenlijke gevolgen hebben of kunnen hebben voor de activiteiten van de uitgevende instelling.

10.   KAPITAALMIDDELEN

10.1.   Een toelichting op de herkomst en de bedragen van de kasstromen van de uitgevende instelling en een omschrijving van deze kasstromen;

10.2.   Gegevens over eventuele beperkingen op het gebruik van kapitaalmiddelen welke direct of indirect wezenlijke gevolgen hebben of kunnen hebben voor de activiteiten van de uitgevende instelling.

11.   ONDERZOEK EN ONTWIKKELING, OCTROOIEN EN LICENTIES

Wanneer dit van belang is, wordt voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak een beschrijving gegeven van het beleid van de uitgevende instelling inzake onderzoek en ontwikkeling, met vermelding van het bedrag dat besteed is aan door de uitgevende instelling gefinancierde onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten.

12.   TENDENSEN

12.1.   Belangrijkste recente tendensen in de ontwikkeling van productie, verkoop en voorraden, alsmede in de ontwikkeling van kosten en verkoopprijzen tussen het einde van het laatste boekjaar en de datum van het registratiedocument.

12.2.   Gegevens over bekende tendensen, onzekerheden, eisen, verplichtingen of gebeurtenissen waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij ten minste in het lopende boekjaar wezenlijke gevolgen zullen hebben voor de vooruitzichten van de uitgevende instelling.

13.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

Indien een uitgevende instelling een winstprognose of een winstraming wenst op te nemen, moet het registratiedocument de rubrieken 13.1 en 13.2 bevatten:

13.1.

Verklaring met de voornaamste hypothesen die aan de prognose of raming van de uitgevende instelling ten grondslag liggen.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, hypothesen betreffende factoren die de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen kunnen beïnvloeden en, anderzijds, hypothesen betreffende factoren waarop de leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen totaal geen invloed kunnen uitoefenen; de hypothesen moeten voorts gemakkelijk te begrijpen zijn door beleggers, moeten specifiek en precies zijn en mogen geen invloed hebben op de algemene nauwkeurigheid van de ramingen die aan de prognose ten grondslag liggen.

13.2.

Een verslag van onafhankelijke accountants, waarin wordt verklaard dat de prognose of raming naar hun oordeel naar behoren is opgesteld op basis van de vermelde grondslagen en dat de boekhoudkundige grondslag voor de opstelling van de winstprognose of -raming in overeenstemming is met de grondslagen voor financiële verslaggeving van de uitgevende instelling.

13.3.

De winstprognose of -raming moet worden opgesteld op een basis die vergelijkbaar is met die van de historische financiële informatie.

13.4.

Indien een winstprognose is bekendgemaakt in een prospectus dat nog steeds geldig is, wordt een verklaring verstrekt waarin wordt aangegeven of deze prognose op de datum van het registratiedocument nog steeds correct is of niet; indien dit niet het geval is, wordt uitgelegd waarom deze prognose niet langer geldig is.

14.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN EN BEDRIJFSLEIDING

14.1.   Naam, kantooradres en functie in de uitgevende instelling van de volgende personen, met vermelding van de belangrijkste door hen buiten de uitgevende instelling uitgeoefende activiteiten wanneer deze van belang zijn voor de uitgevende instelling:

a)

leden van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

beherende vennoten, als het een commanditaire vennootschap op aandelen betreft;

c)

oprichters, indien de uitgevende instelling minder dan vijf jaar tevoren is opgericht, en

d)

elk lid van de bedrijfsleiding dat relevant is om aan te tonen dat de uitgevende instelling beschikt over de nodige deskundigheid en ervaring voor het beheer van haar bedrijfsactiviteit.

Aard van eventuele familiebanden tussen deze personen.

Voor elk lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de uitgevende instelling en voor elke in de eerste alinea, onder b) en d), bedoelde persoon worden benevens nadere bijzonderheden over de relevante managementexpertise en -ervaring van deze personen, ook de volgende inlichtingen verstrekt:

a)

naam van alle vennootschappen en commanditaire vennootschappen waarbij een dergelijke persoon in de voorgaande vijf jaar lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is geweest, waarbij wordt vermeld of de persoon al dan niet nog steeds lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen of vennoot is. Er behoeft geen melding te worden gemaakt van alle dochterondernemingen van een uitgevende instelling waarbij de persoon eveneens lid is van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen;

b)

eventuele veroordelingen in verband met fraudemisdrijven in ten minste de voorgaande vijf jaar;

c)

nadere bijzonderheden over eventuele faillissementen, surseances of liquidaties waarbij een in de eerste alinea, onder a) of d), bedoelde persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar betrokken was en daarbij handelde in het kader van een van de in de eerste alinea, onder a) of d), bedoelde functies;

d)

nadere bijzonderheden over door wettelijke of toezichthoudende autoriteiten (met inbegrip van erkende beroepsorganisaties) officieel en bekend geuite beschuldigingen en/of opgelegde sancties waarvan een dergelijke persoon het voorwerp heeft uitgemaakt, en vermelding van het feit of een dergelijke persoon in ten minste de voorgaande vijf jaar ooit door een rechterlijke instantie onbekwaam is verklaard om te handelen als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van een uitgevende instelling of in het kader van het beheer of de uitoefening van de activiteiten van een uitgevende instelling.

Indien geen informatie in die zin bekend te maken valt, wordt daarvan melding gemaakt.

14.2.   Belangenconflicten van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de bedrijfsleiding

Potentiële belangenconflicten tussen de plichten ten aanzien van de uitgevende instelling van de in rubriek 14.1 bedoelde personen en hun eigen belangen en/of andere plichten moeten duidelijk worden vermeld. Ingeval er van dergelijke conflicten geen sprake is, moet daarvan melding worden gemaakt.

Elke regeling of overeenkomst met belangrijke aandeelhouders, cliënten, leveranciers of andere personen op grond waarvan een in rubriek 14.1 bedoelde persoon is geselecteerd als lid van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen, dan wel als lid van de bedrijfsleiding.

15.   BEZOLDIGINGEN EN VOORDELEN

Voor de in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde personen wordt met betrekking tot het laatste volledige boekjaar het volgende vermeld:

15.1.

Bedrag van de bezoldigingen (met inbegrip van voorwaardelijke of uitgestelde betalingen) en de voordelen in natura die door de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen aan deze personen zijn toegekend voor de diensten die elke persoon in al zijn hoedanigheden ten behoeve van de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen heeft verricht.

Deze informatie moet op individuele basis worden verstrekt, tenzij individuele bekendmaking niet verplicht is in het land van herkomst van de uitgevende instelling wanneer de uitgevende instelling deze informatie reeds heeft gepubliceerd.

15.2.

Door de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gereserveerde of toegerekende bedragen voor de betaling van pensioenen of soortgelijke uitkeringen.

16.   WERKING VAN HET BESTUURSORGAAN

Met betrekking tot het laatst afgesloten boekjaar van de uitgevende instelling en, tenzij anders is aangegeven, met betrekking tot de in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a), bedoelde personen wordt het volgende vermeld:

16.1.

indien van toepassing, de datum waarop het lopende mandaat verstrijkt en de periode gedurende welke de betrokken persoon het mandaat heeft uitgeoefend;

16.2.

informatie over de tussen de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen en de uitgevende instelling of haar dochterondernemingen gesloten arbeidsovereenkomsten die voorzien in uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband, of een passende negatieve verklaring;

16.3.

informatie over de auditcommissie en remuneratiecommissie van de uitgevende instelling, met vermelding van de namen van de commissieleden en een samenvatting van het mandaat van de commissie;

16.4.

tevens moet een verklaring worden opgenomen waarin wordt aangegeven of de uitgevende instelling zich al dan niet houdt aan de corporate governance code(s) van het land waar zij haar statutaire zetel heeft. Ingeval de uitgevende instelling deze code niet toepast, moet daarvan melding worden gemaakt en moet worden uitgelegd waarom.

17.   WERKNEMERS

17.1.   Personeelsbestand aan het einde van de verslagperiode of gemiddeld personeelsbestand voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot de datum van het registratiedocument (en wijzigingen daarin indien deze van betekenis zijn) en, indien zulks mogelijk en van belang is, een onderverdeling van het personeel naar voornaamste categorieën bedrijfsactiviteiten en geografische locaties. Indien de uitgevende instelling een groot aantal tijdelijke werknemers in dienst heeft, wordt het gemiddelde aantal tijdelijke werknemers tijdens het meest recente boekjaar vermeld.

17.2.   Voor elke in rubriek 14.1, eerste alinea, onder a) en d), bedoelde persoon worden zo recent mogelijke gegevens verstrekt over hun aandelenbezit en de hun eventueel verleende opties op aandelen van de uitgevende instelling.

17.3.   Vermelding van eventuele regelingen uit hoofde waarvan werknemers kunnen deelnemen in het kapitaal van de uitgevende instelling.

18.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

18.1.   Voor zover de uitgevende instelling daarvan op de hoogte is, de naam van alle personen die geen lid zijn van de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen en die rechtstreeks of middellijk een belang in het kapitaal of de stemrechten van de uitgevende instelling bezitten dat krachtens het nationale recht van de uitgevende instelling moet worden aangemeld, met vermelding van het bedrag van het belang van elk van deze personen, of, indien er geen dergelijke personen zijn, een passende negatieve verklaring.

18.2.   Of de belangrijkste aandeelhouders van de uitgevende instelling verschillende stemrechten hebben, of een passende negatieve verklaring.

18.3.   Voor zover zulks de uitgevende instelling bekend is, wordt vermeld of zij rechtstreeks of middellijk eigendom is of onder de zeggenschap staat van anderen, en zo ja van wie; tevens wordt een beschrijving gegeven van de aard van de zeggenschap en van de getroffen maatregelen om misbruik daarvan te voorkomen.

18.4.   Beschrijving van alle aan de uitgevende instelling bekende regelingen waarvan de inwerkingstelling op een latere datum kan resulteren in een wijziging van de zeggenschap over de uitgevende instelling.

19.   TRANSACTIES MET VERBONDEN PARTIJEN

„Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet de volgende informatie worden verstrekt voor het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak tot de datum van het registratiedocument:

a)

aard en omvang van de transacties die — afzonderlijk of in hun geheel — van wezenlijk belang zijn voor de uitgevende instelling. Wanneer transacties tussen verbonden partijen niet op marktconforme wijze gesloten zijn, wordt uitgelegd waarom. Voor uitstaande leningen, met inbegrip van garanties van ongeacht welke vorm, wordt het uitstaande bedrag vermeld;

b)

bedrag of percentage dat transacties met verbonden partijen in de omzet van de uitgevende instelling vertegenwoordigen.”

Indien krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) niet op de uitgevende instelling van toepassing zijn, moet bovengenoemde informatie alleen bekend worden gemaakt voor de transacties die hebben plaatsgevonden sinds het einde van het laatste financiële tijdvak waarvoor gecontroleerde financiële informatie is gepubliceerd.

20.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

20.1.   Historische financiële informatie

Een verklaring dat gecontroleerde historische financiële informatie over de laatste twee boekjaren (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) is opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002, of, indien deze niet van toepassing is, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een lidstaat voor uitgevende instellingen uit de Europese Unie, en waar naargelang van het geval een enkelvoudige of een geconsolideerde jaarrekening kan worden verkregen.

Het accountantsverslag voor elk jaar moet worden opgenomen.

Wanneer het uitgevende instellingen uit derde landen betreft, een verklaring dat deze financiële informatie is opgesteld en gecontroleerd conform de volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen, dan wel overeenkomstig standaarden voor jaarrekeningen van een derde land welke gelijkwaardig zijn aan eerstgenoemde standaarden, en waar deze kan worden verkregen. Indien deze financiële informatie niet gelijkwaardig is aan deze standaarden, een verklaring dat zij is opgesteld in de vorm van een aangepaste jaarrekening, en waar deze kan worden verkregen.

20.2.   Accountantscontrole van historische jaarlijkse financiële informatie

20.2.1.

Verklaring dat de historische financiële informatie aan een accountantscontrole onderworpen is. Indien afgifte van verklaringen betreffende de historische financiële informatie door de met de wettelijke controle belaste accountants is geweigerd of indien de verklaringen voorbehouden of oordeelsonthoudingen bevatten, moeten de weigering of de voorbehouden of oordeelsonthoudingen integraal worden opgenomen met opgave van redenen.

20.2.2.

Vermelding in het registratiedocument van de andere gegevens die door de accountants zijn gecontroleerd.

20.2.3.

Voor alle in het registratiedocument opgenomen financiële gegevens die niet uit gecontroleerde financiële overzichten van de uitgevende instelling overgenomen zijn, moet worden aangegeven uit welke bron de gegevens afkomstig zijn en dat deze gegevens niet gecontroleerd zijn.

20.3.   Datum van de meest recente financiële informatie

20.3.1.

Het laatste jaar waarover gecontroleerde financiële informatie wordt verstrekt, mag niet langer geleden zijn dan:

a)

18 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt;

b)

15 maanden te rekenen vanaf de datum van het registratiedocument indien de uitgevende instelling niet-gecontroleerde tussentijdse financiële overzichten in het registratiedocument opneemt.

20.4.   Tussentijdse en andere financiële informatie

20.4.1.

Indien de uitgevende instelling na de datum van haar laatst gecontroleerde jaarrekeningen driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie heeft gepubliceerd, moet een verklaring dienaangaande in het registratiedocument worden opgenomen, alsmede waar deze kan worden verkregen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet het verslag over deze volledige of beperkte controle worden opgenomen. Indien de driemaandelijkse of halfjaarlijkse financiële informatie niet aan een volledige of beperkte accountantscontrole is onderworpen, moet daarvan melding worden gemaakt.

20.5.   Dividendbeleid

Beschrijving van het beleid van de uitgevende instelling ten aanzien van dividenduitkeringen en daarop geldende beperkingen.

20.5.1.

Bedrag van het dividend per aandeel voor elk boekjaar van het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak, dat ten behoeve van de vergelijkbaarheid wordt aangepast wanneer het aantal aandelen van de uitgevende instelling is gewijzigd.

20.6.   Rechtszaken en arbitrages

Gegevens over eventuele overheidsingrepen, rechtszaken of arbitrages (met inbegrip van dergelijke procedures die, naar weten van de uitgevende instelling, hangende zijn of kunnen worden aangespannen) over een periode van ten minste de voorafgaande twaalf maanden, welke een invloed van betekenis kunnen hebben of in een recent verleden hebben gehad op de financiële positie of de rentabiliteit van de uitgevende instelling en/of de groep, of een passende negatieve verklaring.

20.7.   Wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de uitgevende instelling

Beschrijving van elke wijziging van betekenis in de financiële of handelspositie van de groep welke zich heeft voorgedaan na het einde van de laatste verslagperiode waarvoor ofwel gecontroleerde financiële informatie, ofwel tussentijdse financiële informatie is gepubliceerd, of een passende negatieve verklaring.

21.   AANVULLENDE INFORMATIE

21.1.   Aandelenkapitaal

De volgende gegevens op de datum van de meest recente balans die in de historische financiële informatie is opgenomen:

21.1.1.

Bedrag van het geplaatste kapitaal en voor elke categorie van aandelenkapitaal:

a)

het aantal toegestane aandelen;

b)

het aantal uitgegeven, volgestorte aandelen en aantal uitgegeven, niet-volgestorte aandelen;

c)

de nominale waarde per aandeel of vermelding dat de aandelen geen nominale waarde hebben, en

d)

een aansluiting tussen het aantal aandelen in omloop aan het begin en aan het einde van het jaar. Indien in het door de historische financiële informatie bestreken tijdvak meer dan 10 % van het kapitaal is gefinancierd met activa die geen geldmiddelen zijn, moet daarvan melding worden gemaakt.

21.1.2.

Wanneer er aandelen bestaan die geen deel uitmaken van het kapitaal, vermelding van het aantal en de belangrijkste kenmerken ervan.

21.1.3.

Aantal, boekwaarde en nominale waarde van de aandelen van de uitgevende instelling welke door of namens de uitgevende instelling zelf of door dochterondernemingen van de uitgevende instelling in portefeuille worden gehouden.

21.1.4.

Bedrag van de converteerbare en andere omwisselbare effecten of effecten met warrant, met vermelding onder welke voorwaarden en op welke wijze de conversie, omwisseling of inschrijving plaatsvinden.

21.1.5.

Informatie over en voorwaarden verbonden aan verwervingsrechten en/of -verplichtingen met betrekking tot niet-geplaatst kapitaal of een verplichting tot kapitaalsverhoging.

21.1.6.

Informatie over kapitaal van een lid van de groep waarop een optierecht is verleend of ten aanzien waarvan een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke overeenkomst is bereikt dat daarop een optierecht zal worden verleend, en nadere bijzonderheden over deze optierechten met vermelding van de personen aan wie deze optierechten zijn verleend.

21.1.7.

Historische ontwikkeling van het aandelenkapitaal, met vermelding van gegevens over eventuele wijzigingen, gedurende het tijdvak dat door de historische financiële informatie wordt bestreken.

21.2.   Akte van oprichting en statuten

21.2.1.

Beschrijving van het doel van de uitgevende instelling en vermelding van de plaats waar dit in de akte van oprichting en statuten wordt omschreven.

21.2.2.

Samenvatting van de in de statuten van de uitgevende instelling vervatte bepalingen betreffende de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen.

21.2.3.

Beschrijving van de rechten, voorkeurrechten en beperkingen die aan elke categorie bestaande aandelen verbonden zijn.

21.2.4.

Beschrijving van de actie die dient te worden ondernomen om een wijziging in de rechten van aandeelhouders te bewerkstelligen, waarbij wordt aangegeven op welke punten de voorwaarden strenger zijn dan de wettelijke voorschriften.

21.2.5.

Beschrijving van de wijze waarop jaarlijkse algemene vergaderingen en buitengewone algemene vergaderingen van aandeelhouders worden bijeengeroepen, met vermelding van de toelatingsvoorwaarden.

21.2.6.

Beknopte beschrijving van elke in de statuten van de uitgevende instelling vervatte bepaling die tot gevolg zou kunnen hebben dat een wijziging in de zeggenschap over de uitgevende instelling wordt vertraagd, uitgesteld of verhinderd.

21.2.7.

Vermelding van de eventueel in de statuten vervatte bepalingen die betrekking hebben op de drempel waarboven aandelenbezit bekend moet worden gemaakt.

21.2.8.

Beschrijving van de in de statuten vervatte voorwaarden welke gelden ten aanzien van wijzigingen van het kapitaal, voor zover deze voorwaarden strenger zijn dan de wettelijke voorschriften.

22.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

Samenvatting van elke belangrijke overeenkomst die niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening is aangegaan in de twee jaar onmiddellijk vóór de publicatie van het registratiedocument, waarbij de uitgevende instelling of een lid van de groep partij is.

Samenvatting van enige andere op de datum van het registratiedocument bestaande (en niet in het kader van de normale bedrijfsuitoefening aangegane) overeenkomst die door een lid van de groep is gesloten en die een bepaling bevat uit hoofde waarvan een lid van de groep een verplichting heeft die of een recht heeft dat van wezenlijk belang is voor de groep.

23.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

23.1.   Ingeval in het registratiedocument een verklaring of verslag is opgenomen afkomstig van een persoon handelend in de hoedanigheid van een deskundige, wordt melding gemaakt van de naam, het kantooradres en de kwalificaties van die persoon, alsmede van zijn eventuele wezenlijke belangen in de uitgevende instelling. Indien het verslag op verzoek van de uitgevende instelling is opgesteld, wordt vermeld dat de persoon die de inhoud van het desbetreffende gedeelte van het registratiedocument heeft goedgekeurd, heeft ingestemd met de opneming van de verklaring of het verslag en met de vorm en context waarin die verklaring of dat verslag is opgenomen.

23.2.   Wanneer van een derde afkomstige informatie is opgenomen, wordt bevestigd dat deze informatie correct is weergegeven en dat, voor zover de uitgevende instelling weet en heeft kunnen opmaken uit door de betrokken derde gepubliceerde informatie, geen feiten zijn weggelaten waardoor de weergegeven informatie onjuist of misleidend zou worden. Daarnaast moet(en) de informatiebron(nen) worden vermeld.

24.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN

Een verklaring dat tijdens de geldigheidsduur van het registratiedocument inzage mogelijk is van de volgende documenten (of afschriften daarvan), indien toepasselijk:

a)

akte van oprichting en statuten van de uitgevende instelling;

b)

alle verslagen, briefwisseling en andere documenten, historische financiële informatie, alsmede door deskundigen op verzoek van de uitgevende instelling opgestelde taxaties en verklaringen wanneer het registratiedocument gedeelten daarvan bevat of naar gedeelten daarvan verwijst;

c)

de historische financiële informatie van de uitgevende instelling of, in geval van een groep, de historische financiële informatie van de uitgevende instelling en haar dochterondernemingen voor elk van beide boekjaren die aan de publicatie van het registratiedocument voorafgaan.

Vermelding van de plaats waar de ter inzage beschikbare documenten op papier of langs elektronische weg kunnen worden geraadpleegd.

25.   INFORMATIE OVER DEELNEMINGEN

Informatie over de ondernemingen waarvan de uitgevende instelling een deel van het kapitaal bezit dat in belangrijke mate van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van het vermogen, de financiële positie of de resultaten van de uitgevende instelling.

26.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING VAN DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

27.   INFORMATIE OVER DE ONDERLIGGENDE AANDELEN

28.   INFORMATIE OVER DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

29.   INFORMATIE OVER DE VOORWAARDEN VAN DE AANBIEDING VAN DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

30.   REGELINGEN VOOR DE TOELATING TOT DE HANDEL EN DE VERHANDELING VAN DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

31.   KERNGEGEVENS OVER DE UITGIFTE VAN DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

32.   KOSTEN VAN DE UITGIFTE/AANBIEDING VAN DE CERTIFICATEN VAN AANDELEN

BIJLAGE XXIX

Evenredig schema voor minimale informatievereisten voor uitgiften van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder j), van Richtlijn 2003/71/EG

Minimale informatievereisten voor uitgiften van kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder j), van Richtlijn 2003/71/EG  (5)

1.   VERANTWOORDELIJKE PERSONEN

2.   MET DE WETTELIJKE CONTROLE BELASTE ACCOUNTANTS

3.   RISICOFACTOREN

4.   GEGEVENS OVER DE UITGEVENDE INSTELLING

5.   OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSACTIVITEITEN

6.   ORGANISATIESTRUCTUUR

7.   TENDENSEN

8.   WINSTPROGNOSES OF -RAMINGEN

9.   BESTUURS-, LEIDINGGEVENDE EN TOEZICHTHOUDENDE ORGANEN

10.   BELANGRIJKSTE AANDEELHOUDERS

11.   FINANCIËLE GEGEVENS BETREFFENDE HET VERMOGEN, DE FINANCIËLE POSITIE EN DE RESULTATEN VAN DE UITGEVENDE INSTELLING

Gecontroleerde historische financiële informatie over het laatste boekjaar (of een korter tijdvak waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid) en het accountantsverslag daarvoor. Indien de uitgevende instelling haar boekhoudkundige referentiedatum heeft gewijzigd in de periode waarvoor financiële informatie wordt gevraagd, moet de gecontroleerde historische informatie betrekking hebben op ten minste twaalf maanden of op de volledige periode waarin de uitgevende instelling activiteiten heeft ontplooid, indien deze korter is. Deze financiële informatie moet worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 of, indien deze niet van toepassing is, overeenkomstig nationale standaarden voor jaarrekeningen van een lidstaat wanneer het uitgevende instellingen uit de Europese Unie betreft.

12.   BELANGRIJKE OVEREENKOMSTEN

13.   INFORMATIE VAN DERDEN, DESKUNDIGENVERKLARING EN BELANGENVERKLARINGEN

14.   TER INZAGE BESCHIKBARE DOCUMENTEN


(1)  Indien een component van de formule 0 of 1 is en de respectievelijke component niet wordt gebruikt voor een specifieke uitgifte, moet de mogelijkheid bestaan om de formule in de definitieve voorwaarden weer te geven zonder de ongebruikte component.

(2)  Onderverdelingen van rubrieken zoals in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 809/2004, uitgezonderd de wijziging in rubriek 13 (financiële informatie).

(3)  Onderverdelingen van rubrieken zoals in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 809/2004, uitgezonderd de wijziging in rubriek 11 (financiële informatie).

(4)  Voor rubrieken 26-32, onderverdelingen van rubrieken zoals in bijlage X bij Verordening (EG) nr. 809/2004.

(5)  Onderverdelingen van rubrieken zoals in bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 809/2004, uitgezonderd de wijziging in rubriek 11.1 (historische financiële informatie).


9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/66


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 487/2012 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Tomate La Cañada (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Tomate La Cañada” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 286 van 30.9.2011, blz. 18.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Tomate La Cañada (BGA)


9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/68


VERORDENING (EU) NR. 488/2012 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 658/2007 betreffende financiële sancties op de niet-nakoming van bepaalde verplichtingen in verband met vergunningen voor het in de handel brengen, verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (1), en met name op artikel 84, lid 3, eerste alinea,

Gezien Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (2), en met name artikel 49, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1235/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) wijzigde, wat de geneesmiddelenbewaking van geneesmiddelen voor menselijk gebruik betreft, Verordening (EG) nr. 726/2004 ter versterking en rationalisering van het toezicht op de veiligheid van geneesmiddelen die in de Unie in de handel zijn gebracht. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 726/2004 worden aangevuld door Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (4), gewijzigd door Richtlijn 2010/84/EU (5) betreffende geneesmiddelenbewaking. Teneinde de uitvoering van bepaalde bij Verordening (EU) nr. 1235/2010 en Richtlijn 2010/84/EU ingestelde verplichtingen met betrekking tot geneesmiddelenbewaking te garanderen, is het noodzakelijk om Verordening (EG) nr. 658/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 betreffende financiële sancties op de niet-nakoming van bepaalde verplichtingen in verband met vergunningen voor het in de handel brengen, verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) aan te passen zodat bij niet-nakoming van deze verplichtingen de financiële sancties uit Verordening (EG) nr. 658/2007 kunnen worden opgelegd.

(2)

Verordening (EG) nr. 1901/2006, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1902/2006 (7), bepaalt dat de Commissie financiële sancties kan opleggen voor schending van de bepalingen van deze verordening of van de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsbepalingen betreffende geneesmiddelen die volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 726/2004 zijn toegelaten. Dit verleent de Commissie tevens de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen betreffende de maximumbedragen voor deze sancties, evenals de voorwaarden waaronder en de wijze waarop deze boeten worden ingevorderd. Aangezien Verordening (EG) nr. 658/2007 betrekking heeft op financiële sancties voor schending van bepaalde verplichtingen in verband met vergunningen voor het in de handel brengen, verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004, is het voor de eenvormigheid passend om het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 658/2007 uit te breiden tot de in Verordening (EG) nr. 1901/2006 vastgestelde verplichtingen, waarvan de schending aanleiding kan geven tot financiële sancties krachtens diezelfde verordening.

(3)

Met het oog op de geharmoniseerde toepassing van de verplichtingen betreffende de op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 verleende vergunningen voor het in de handel brengen en de noodzaak om de doeltreffendheid van deze verplichtingen te garanderen, zijn de belangen van de Unie in het geding wanneer deze verplichtingen worden geschonden. Geneesmiddelenbewakingsvoorschriften zijn bovendien nodig om de volksgezondheid te beschermen teneinde bijwerkingen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik die in de Unie in de handel zijn gebracht te voorkomen, op te sporen en te evalueren, aangezien pas een volledig beeld van het veiligheidsprofiel van geneesmiddelen voor menselijk gebruik kan worden verkregen nadat zij in de handel zijn gebracht.

(4)

Schendingen betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik vallen niet onder Verordening (EG) nr. 1901/2006 of de wijzigingen betreffende geneesmiddelenbewaking. Het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 658/2007 hoeft daarom in dat opzicht niet te worden aangepast. Om te zorgen voor de nodige consistentie met de gewijzigde bepalingen en ter wille van de duidelijkheid is het gepast om sommige bepalingen betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik te herstructureren, zonder hierbij de inhoud te wijzigen.

(5)

De gewijzigde bepalingen zijn van toepassing vanaf de zelfde datum als de wijzigingen krachtens Verordening (EU) nr. 1235/2010 met betrekking tot geneesmiddelenbewaking.

(6)

Verordening (EG) nr. 658/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 658/2007 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt regels vast voor het opleggen van financiële sancties aan de houders van een vergunning voor het in de handel brengen, verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004, met betrekking tot de niet-nakoming van de volgende verplichtingen, in gevallen waarin de betrokken niet-nakoming aanzienlijke gevolgen voor de volksgezondheid in de Unie kan hebben, wanneer deze een EU-dimensie heeft doordat deze plaatsvindt of gevolgen heeft in meer dan een lidstaat of wanneer er belangen van de Unie in het geding zijn:

1.

de verplichting om volledige en nauwkeurige gegevens en bescheiden te verstrekken in een aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004, ingediend bij het bij die verordening opgerichte Europees Geneesmiddelenbureau, hierna „het bureau” genoemd, of in antwoord op in die verordening en Verordening (EG) nr. 1901/2006 vastgestelde verplichtingen voor zover deze inbreuk betrekking heeft op een bepaald punt;

2.

de verplichting om te voldoen aan voorwaarden en beperkingen die zijn opgenomen in de vergunning voor het in de handel brengen, die betrekking hebben op de verstrekking of het gebruik van het geneesmiddel, zoals bedoeld in artikel 9, lid 4, onder b), artikel 10, lid 1, tweede alinea, artikel 34, lid 4, onder c), en artikel 35, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

3.

de verplichting om te voldoen aan voorwaarden en beperkingen die zijn opgenomen in de vergunning voor het in de handel brengen, die betrekking hebben op een veilig en doeltreffend gebruik van het geneesmiddel zoals bedoeld in artikel 9, lid 4, onder aa), c), ca), cb) en cc), artikel 10, lid 1, artikel 34, lid 4, onder d), en artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004; rekening houdend met de termijnen vastgesteld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

4.

de verplichting om alle noodzakelijke wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen in verband met de technische en wetenschappelijke vooruitgang en om vervaardiging en controle van het geneesmiddel met behulp van algemeen aanvaarde wetenschappelijke methoden mogelijk te maken, zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, en artikel 41, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

5.

de verplichting tot verstrekking van nieuwe gegevens die kunnen leiden tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen, het mededelen van elk verbod of elke beperking opgelegd door de bevoegde autoriteiten van elk land waarin het geneesmiddel voor menselijk gebruik in de handel wordt gebracht of van informatie die de afweging van voordelen en risico’s van het betrokken geneesmiddel voor menselijk gebruik zouden kunnen beïnvloeden, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, en artikel 41, lid 4, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

6.

de verplichting om productinformatie aan te passen aan de actuele wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de conclusies van beoordelingen en de aanbevelingen die openbaar worden gemaakt op het overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 726/2004 opgerichte Europese webportaal voor geneesmiddelen.

7.

de verplichting om op verzoek van het bureau gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat de afweging van de risico’s en de voordelen gunstig blijft uitvallen, zoals bedoeld in artikel 16, lid 4, en artikel 41, lid 4, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

8.

de verplichting om het geneesmiddel in de handel te brengen overeenkomstig de inhoud van de samenvatting van de productkenmerken en van de etikettering en de bijsluiter zoals opgenomen in de vergunning voor het in de handel brengen;

9.

de verplichting om te voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14, lid 7 en lid 8, van Verordening (EG) nr. 726/2004 of om de specifieke procedures vast te stellen zoals bedoeld in artikel 39, lid 7 van Verordening (EG) nr. 726/2004;

10.

de verplichting om aan het bureau de data mee te delen waarop het middel daadwerkelijk in de handel wordt gebracht en de data waarop het in de handel brengen ervan wordt stopgezet, en om aan het bureau gegevens te verstrekken over de verkoop van het middel en over het aantal keren dat het middel is voorgeschreven, zoals bedoeld in artikel 13, lid 4, en artikel 38, lid 4, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

11.

de verplichting om een uitgebreid systeem van geneesmiddelenbewaking toe te passen voor het vervullen van de taken betreffende geneesmiddelenbewaking, waaronder het toepassen van een kwaliteitssysteem, het onderhouden van een basisdossier geneesmiddelenbewaking en het uitvoeren van regelmatige audits, zoals bedoeld in artikel 21 van Verordening (EG) nr. 726/2004 juncto artikel 104 van Richtlijn 2001/83/EG;

12.

de verplichting om op verzoek van het bureau een kopie van het basisdossier geneesmiddelenbewaking te verstrekken, zoals bedoel in artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

13.

de verplichting om een systeem voor risicobeheer toe te passen, zoals bedoeld in artikel 14a en artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 726/2004 juncto artikel 104, lid 3, van Richtlijn 2001/83/EG en artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

14.

de verplichting om vermoede gevallen van bijwerkingen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik te registreren en te melden, zoals bedoeld in artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 726/2004 juncto artikel 107 van Richtlijn 2001/83/EG;

15.

de verplichting om periodieke veiligheidsverslagen te verstrekken, zoals bedoeld in artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 726/2004 juncto artikel 107b van Richtlijn 2001/83/EG;

16.

De verplichting om na het in de handel brengen studies uit te voeren, waaronder veiligheidsonderzoek na toelating en doelmatigheidsonderzoek na toelating, en deze ter beoordeling voor te leggen, zoals bedoeld in artikel 10a van Verordening (EG) nr. 726/2004 en artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

17.

de verplichting om alle vermoede gevallen van ernstige bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, alle vermoede ernstige onverwachte bijwerkingen en bijwerkingen bij de mens, of overdracht van infectiedragers te registreren en te melden, zoals bedoeld in artikel 49, lid 1, en lid 2, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

18.

de verplichting om gedetailleerde verslagen bij te houden van alle vermoede gevallen van bijwerkingen en deze verslagen in te dienen in de vorm van bijgewerkte periodieke verslagen als bedoeld in artikel 49, lid 3, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

19.

de verplichting om bij informatieverstrekking aan het publiek over kwesties die verband houden met de geneesmiddelenbewaking het bureau daarvan vooraf of gelijktijdig in kennis te stellen, zoals bedoeld in artikel 49, lid 5, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

20.

de verplichting om specifieke gegevens betreffende geneesmiddelenbewaking te compileren en te evalueren, zoals bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 726/2004;

21.

de verplichting om voortdurend en zonder onderbreking een dienovereenkomstig gekwalificeerde, voor geneesmiddelenbewaking verantwoordelijke persoon ter beschikking te hebben, zoals bedoeld in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 726/2004;

22.

de verplichting om in het geval van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik residuen te detecteren, zoals bedoeld in artikel 41, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 726/2004;

23.

de verplichting om te garanderen dat openbare mededelingen betreffende de geneesmiddelenbewaking objectief worden voorgesteld en niet misleidend zijn, en het bureau hiervan in kennis te stellen, zoals bedoeld in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 726/2004 juncto artikel 106a, lid 1, van Richtlijn 2001/83/EG;

24.

de verplichting om de in het besluit tot uitstel van het bureau bepaalde termijnen voor het opstarten of uitvoeren van maatregelen na de oorspronkelijke vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken product na te leven, en om te voldoen aan het definitieve advies, waarnaar wordt verwezen in artikel 25, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

25.

de verplichting om het geneesmiddel in de handel te brengen binnen twee jaar na de toelating van de pediatrische indicatie, zoals bedoeld in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

26.

de verplichting om de vergunning voor het in de handel brengen over te dragen, of erin toe te stemmen dat een derde de documentatie uit het vergunningsdossier gebruikt, zoals bedoeld in artikel 35, eerste alinea van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

27.

de verplichting om pediatrische studies te verstrekken aan het bureau, waaronder de verplichting om informatie op te nemen in de Europese databank over in derde landen uitgevoerde klinische proeven, zoals bedoeld in artikel 41, lid 1 en 2, artikel 45, lid 1, en artikel 46, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1901/2006;

28.

de verplichting om jaarlijks een verslag in te dienen bij het bureau, zoals bedoeld in artikel 34, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1901/2006 en het bureau in te lichten zoals bedoeld in artikel 35, tweede alinea van die verordening.”.

Artikel 2

Voor inbreuken die dateren van voor 2 juli 2012 is deze verordening van toepassing op de onderdelen van de inbreuk die plaatsvinden na die datum.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 juli 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 348 van 31.12.2010, blz. 1.

(4)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(5)  PB L 348 van 31.12.2010, blz. 74.

(6)  PB L 155 van 15.6.2007, blz. 10.

(7)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 20.


9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/71


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 489/2012 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2012

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (1), en met name artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 is bepaald dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 juli 2013 een verslag over de uitvoering van die verordening moet voorleggen. De lidstaten moeten de Commissie daartoe alle nodige relevante informatie verstrekken.

(2)

De door de lidstaten te verstrekken relevante informatie moet betrekking hebben op de ontwikkeling van de markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, waaronder gegevens over de trends op de markt sinds de harmonisatie op het niveau van de Unie van de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen.

(3)

Deze informatie moet de consumptiepatronen van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en, indien van toepassing, zo mogelijk informatie over de inname van vitaminen en mineralen door de bevolking en specifieke bevolkingsgroepen omvatten. Daartoe behoort informatie over de veranderingen in de voedingsgewoonten sinds de harmonisatie van de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen.

(4)

De door de lidstaten te verstrekken relevante informatie moet ook betrekking hebben op de toevoeging van andere stoffen dan vitaminen of mineralen aan levensmiddelen, waaronder voedingssupplementen, als omschreven in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (2). Dergelijke informatie moet gegevens omvatten over de consumptie van dergelijke levensmiddelen en de hoeveelheid van de toegevoegde stoffen, en over de al dan niet wetgevende nationale maatregelen die zijn genomen om het gebruik van bepaalde andere stoffen in levensmiddelen te beperken of te verbieden.

(5)

Door middel van deze uitvoeringsvoorschriften moet een lijst worden opgesteld van de informatie die de lidstaten moeten verzamelen en aan de Commissie verstrekken en moet een gemeenschappelijk formaat voor de presentatie van deze informatie worden vastgesteld.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 vast, met name betreffende de verstrekking van de nodige relevante informatie door de lidstaten aan de Commissie met het oog op de evaluatie van de effecten van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

Artikel 2

Relevante informatie

1.   De lidstaten verstrekken uiterlijk 1 juli 2012 aan de Commissie de nodige relevante informatie, met name betreffende het volgende:

a)

ontwikkeling van de nationale markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, sinds de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006;

b)

consumptiepatronen van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd;

c)

niveaus van de inname van vitaminen en mineralen door de bevolking;

d)

de toevoeging van andere stoffen dan vitaminen of mineralen aan levensmiddelen, waaronder voedingssupplementen, als omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/46/EG, en de informatie over de consumptiepatronen van dergelijke levensmiddelen alsook de hoeveelheid van deze aan levensmiddelen en voedingssupplementen toegevoegde stoffen.

2.   De door de lidstaten aan de Commissie te verstrekken nodige relevante informatie, als bedoeld in lid 1, omvat ten minste de in bijlage I bij deze verordening vermelde informatie.

De nodige relevante informatie en de bijzonderheden daarvan worden aan de Commissie verstrekt in het in bijlage II bij deze verordening vastgestelde formaat.

3.   Een lidstaat stelt de Commissie ervan in kennis als de in bijlage I vermelde informatie niet beschikbaar is of om een andere reden niet uiterlijk 1 juli 2012 kan worden verstrekt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

(2)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.


BIJLAGE I

Door de lidstaten te verstrekken nodige relevante informatie voor de evaluatie van de effecten van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1925/2006

A.

De informatie betreffende de ontwikkeling van de nationale markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, moet het volgende omvatten:

1.

algemene informatie over de nationale markt, waaronder het marktaandeel van specifieke levensmiddelen of levensmiddelencategorieën;

2.

informatie over de trends bij de ontwikkeling van de nationale markt.

De in de punten 1 en 2 bedoelde informatie moet de informatie omvatten voor de levensmiddelen die de meest toegevoegde vitaminen en mineralen bevatten alsook informatie over de hoeveelheden aan levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen. Deze informatie kan worden verkregen uit commercieel beschikbare marktverslagen, nationale monitoringmaatregelen en andere relevante en nader omschreven bronnen.

B.

De informatie over de consumptiepatronen van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, moet het volgende omvatten:

1.

informatie over de consumptiepatronen van specifieke levensmiddelen of levensmiddelencategorieën waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd voor de bevolking en, indien van toepassing, voor specifieke bevolkingsgroepen, waaronder informatie voor de levensmiddelen die de meest toegevoegde vitaminen en mineralen bevatten en informatie over de hoeveelheden aan levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen;

2.

informatie die is verkregen van nationaal representatieve voedingsconsumptieonderzoeken, gegevens van academische studies en andere relevante en nader omschreven bronnen, waaronder informatie over de methodologie van de voedingsonderzoeken, zoals de voedingsbeoordelingsmethodologie, en de beoordeelde bevolkingssubgroepen en leeftijdsgroepen;

3.

informatie over waargenomen veranderingen in de algemene voedingsgewoonten en trends op het gebied van de consumptie van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, met name veranderingen die verband kunnen houden met de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006. De lidstaten moeten de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan deze waargenomen veranderingen verstrekken, waaronder bijzonderheden over de basisgegevens die zijn gebruikt voor de vergelijking van de eerdere en huidige consumptie van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd.

C.

De informatie over de innameniveaus van vitaminen en mineralen moet het volgende omvatten:

1.

informatie over de innameniveaus voor vitaminen en mineralen voor de bevolking en, indien van toepassing, voor specifieke bevolkingsgroepen. Deze informatie moet worden verkregen van de in punt B2 van deze bijlage bedoelde gegevensbronnen;

2.

informatie over alle waargenomen veranderingen in de innameniveaus voor vitaminen en mineralen, waaronder trends op het gebied van de innameniveaus die verband kunnen houden met de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006. De lidstaten moeten de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan deze waargenomen veranderingen verstrekken, waaronder bijzonderheden over de basisgegevens die zijn gebruikt voor de vergelijking van de innameniveaus van vitaminen en mineralen vóór en na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

D.

De informatie over de toevoeging van andere stoffen dan vitaminen en mineralen aan levensmiddelen moet het volgende omvatten:

1.

informatie over de nationale markt voor levensmiddelen waaraan bepaalde andere stoffen zijn toegevoegd, waaronder het marktaandeel van specifieke levensmiddelen of levensmiddelencategorieën;

2.

informatie over de nationale markt voor voedingssupplementen, als omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/46/EG;

3.

informatie over de meest aan levensmiddelen toegevoegde stoffen, gebaseerd op informatie van commercieel beschikbare marktverslagen, nationale monitoringmaatregelen en andere relevante en nader omschreven bronnen, waaronder informatie over de niveaus van toevoeging van andere stoffen aan specifieke levensmiddelen of levensmiddelencategorieën;

4.

informatie over nationale maatregelen, waaronder wetgevende en niet-wetgevende maatregelen om het gebruik van andere stoffen bij de productie van levensmiddelen, waaronder voedingssupplementen, te beperken of te verbieden.


BIJLAGE II

Formaat voor de presentatie van de door de lidstaten verstrekte informatie

Evaluatie van de markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd

Te verstrekken informatie

Gegevensbron

Nationaal marktaandeel van de verschillende levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd per levensmiddelencategorie, als omschreven door de 20 belangrijkste levensmiddelencategorieën van het levensmiddelenclassificatiesysteem FoodEx (1), exclusief voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en voedingssupplementen.

 

Trends op het gebied van de marktomvang voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, en met name informatie over de markt vóór en na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

 

Consumptiepatronen van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd

Te verstrekken informatie

Gegevensbron

Gemiddelde niveaus van de consumptie door de bevolking van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd.

Gemiddelde consumptieniveaus van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd in de volgende bevolkingsgroepen:

volwassenen (18 jaar en ouder);

kinderen (onder 18 jaar); en, indien van toepassing, naar specifieke leeftijdsgroepen; en

naar levensmiddelencategorie, als omschreven door de 20 belangijkste levensmiddelencategorieën van het levensmiddelenclassificatiesysteem FoodEx, exclusief voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en voedingssupplementen.

 

Hoeveelheid aan de levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen, overeenkomstig de 20 belangrijkste levensmiddelencategorieën van het levensmiddelenclassificatiesysteem FoodEx. Dit moet worden verstrekt als hoeveelheden of scala’s van hoeveelheden.

 

Waargenomen veranderingen in de consumptiepatronen van levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, inclusief basisgegevens die zijn gebruikt voor de vergelijking van de consumptie vóór en na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

 

Innameniveaus van vitaminen en mineralen

Te verstrekken informatie

Gegevensbron

Gemiddelde innameniveaus voor vitaminen en mineralen voor de bevolking.

Gemiddelde innameniveaus voor vitaminen en mineralen in de volgende bevolkingsgroepen:

volwassenen (18 jaar en ouder);

kinderen (onder 18 jaar); en, indien van toepassing, naar specifieke leeftijdsgroepen.

 

Methodologie van de voedingsonderzoeken (in hoofdzaak methoden voor voedingsbeoordeling, leeftijdsgroepen, bevolkingssubgroepen).

 

Waargenomen veranderingen in de innameniveaus voor vitaminen en mineralen, inclusief basisgegevens die zijn gebruikt voor de vergelijking van de innameniveaus vóór en na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

 

Toevoeging van andere stoffen dan vitaminen of mineralen

Te verstrekken informatie

Gegevensbron

Nationaal marktaandeel van levensmiddelen, waaronder voedingssupplementen, waaraan andere stoffen zijn toegevoegd, volgens de volgende categorieën van gebruikte stoffen:

1.

Aminozuren

2.

Enzymen

3.

Prebiotica en probiotica

4.

Essentiële vetzuren en andere bijzondere vetzuren

5.

Plantaardige producten en extracten

6.

Andere stoffen

 

Trends op het gebied van de marktomvang en met name informatie over de markt vóór en na de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 1925/2006.

 

Nationale maatregelen betreffende de beperking of het verbod van het gebruik van andere stoffen bij de productie van levensmiddelen, waaronder voedingssupplementen.

 


(1)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; The food classification and description system FoodEx 2 (draft-revision 1). Supporting Publications 2011:215. (438 blz.). Online te vinden op: www.efsa.europa.eu.


9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/76


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 490/2012 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

55,3

MK

52,8

TR

57,4

ZZ

55,2

0707 00 05

MK

18,0

TR

95,4

ZZ

56,7

0709 93 10

TR

99,6

ZZ

99,6

0805 50 10

BO

105,2

TR

110,6

ZA

91,9

ZZ

102,6

0808 10 80

AR

84,4

BR

80,0

CL

106,7

CN

136,2

NZ

136,2

US

121,4

ZA

114,0

ZZ

111,3

0809 10 00

TR

240,2

ZZ

240,2

0809 29 00

TR

421,6

ZZ

421,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/78


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 8 februari 2012

betreffende steunmaatregel SA.28809 (C 29/10) (ex NN 42/10 & ex CP 194/09) door Zweden ten uitvoer gelegd ten gunste van Hammar Nordic Plugg AB

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 546)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/293/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 26 mei 2009, die op 16 juni 2009 werd geregistreerd, heeft de Commissie een klacht ontvangen betreffende vermeende staatssteun aan Hammar Nordic Plugg AB door de verkoop van openbare eigendom onder de marktprijs door de gemeente Vänersborg.

(2)

Op 27 oktober 2009 heeft de Commissie een niet-vertrouwelijke versie van klacht aan de nationale autoriteiten gezonden. Zweden heeft hierop gereageerd bij brief van 30 november 2009, die dezelfde dag werd geregistreerd.

(3)

Op 9 maart 2010 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht en Zweden heeft bij schrijven van 20 april 2010 geantwoord.

(4)

Op 11 mei 2010 heeft de Commissie aanvullende inlichtingen gekregen van Chips AB.

(5)

Bij brief van 27 oktober 2010 heeft de Commissie Zweden in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (2) (hierna „VWEU” genoemd) ten aanzien van deze steun. Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd) is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(6)

Bij schrijven van 23 november 2010 heeft Zweden verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van opmerkingen met betrekking tot het besluit tot inleiding van de procedure.

(7)

Bij brieven van 15 en 17 december 2010 hebben de Zweedse autoriteiten hun opmerkingen aan de Commissie gezonden. Hammar Nordic Plugg AB heeft zijn opmerkingen bij schrijven van 22 januari 2011 aan de Commissie gezonden.

(8)

Op 1 februari 2011 heeft de Commissie de opmerkingen van Hammar Nordic Plugg AB voor een reactie aan de Zweedse autoriteiten doorgezonden.

(9)

Op 1 juni 2011 heeft de Commissie nogmaals om inlichtingen verzocht. Zweden heeft dit verzoek bij schrijven van 29 juni 2011 beantwoord en op 12 september en 30 september 2011 per e-mail verdere toelichtingen verstrekt.

(10)

Op 6 juni 2011 heeft de Commissie een vragenlijst aan Chips AB gezonden, waarop niet direct door de onderneming werd geantwoord. Chips AB heeft echter bepaalde gegevens aan de Zweedse autoriteiten bezorgd, die deze informatie hebben opgenomen in de toelichting die zij op 12 september 2011 hebben ingediend.

(11)

Op 19 oktober 2011 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen de diensten van de Commissie en vertegenwoordigers van Hammar Nordic Plugg AB.

(12)

Op 3 november 2011 heeft Hammar Nordic Plugg AB per e-mail bijkomende inlichtingen aan de Commissie bezorgd. De Commissie heeft deze inlichtingen op 4 november 2011 doorgezonden aan de Zweedse autoriteiten, die op 28 november 2011 bevestigden dat zij ter zake geen opmerkingen hadden.

2.   BESCHRIJVING

2.1.   Begunstigde en belanghebbenden

(13)

De begunstigde van de steun is de naamloze vennootschap Hammar Nordic Plugg AB (hierna „Hammar” genoemd) die actief is op het gebied van het verhuren van bedrijfspanden en het beheer van onroerend goed. Hammar, dat is gevestigd in Trollhättan in de provincie Västra Götaland, en voor 100 % eigendom is van het moederbedrijf Hammar Nordic Fastigheter AB, dat op zijn beurt eigendom is van een particulier, Anders Hammar (4).

(14)

De gemeente Vänersborg (hierna „de gemeente” genoemd) ligt in de provincie Västra Götaland, vlakbij de Noorse grens. Volgens de Zweedse regionalesteunkaart voor 2007-2013 ligt Vänersborg niet in een steungebied.

(15)

Fastighets AB Vänersborg (hierna „FABV” genoemd) is een vastgoedmaatschappij die eigendom is van de gemeente.

(16)

Topp Livsmedel (hierna „Topp” genoemd) behoorde tot Chips AB (5), een divisie van de internationale groep Orkla ASA (hierna „Orkla” genoemd).

(17)

Het eigendom waarop de maatregel betrekking heeft (hierna „de infrastructuur” genoemd) omvat twee terreinen, een productiecomplex, roerende goederen en intellectuele-eigendomsrechten (bv. handelsmerken). Het ligt in Brålanda, een kleine stedelijke agglomeratie binnen de gemeente Vänersborg. Tot en met 2007 produceerde Topp in deze infrastructuur diepvriesgroenten en telde ongeveer 30 werknemers.

2.2.   Samenvatting van de maatregel

(18)

Bij schrijven van 26 mei 2009 heeft de Commissie een klacht ontvangen betreffende de vermeende toekenning van staatssteun door de verkoop van openbare eigendom (de infrastructuur) onder de marktprijs.

(19)

De feiten zijn de volgende: eind 2007 kondigde Chips AB aan dat zij de productie bij Topp zouden stopzetten en startte het verkoopproces van de infrastructuur.

(20)

Op 13 februari 2008 kocht de gemeente — via FABV — de infrastuctuur van Chips AB voor 17 miljoen SEK (1,7 miljoen EUR) (6).

(21)

Op dezelfde dag, 13 februari 2008, sloot FABV twee overeenkomsten met Hammar. De eerste overeenkomst was een huurovereenkomst waarmee FABV de volledige infrastructuur aan Hammar verhuurde (7). De tweede overeenkomst hield een optie in die Hammar in de periode van twee jaar tussen 1 maart 2008 en 28 februari 2010 het recht gaf te allen tijde de infrastructuur van FABV te kopen voor de vaste prijs van 8 miljoen SEK (0,8 miljoen EUR). Hammar oefende deze optie uit en verwierf op 11 augustus 2008 de infrastructuur van FABV voor de vaste prijs.

(22)

Bij overeenkomst van 1 maart 2008 verhuurde Hammar het grootste deel van de infrastructuur aan plaatselijke ondernemers tegen een huurprijs (8) die hoger was dan de huur die FABV en Hammar waren overeengekomen. Als voorwaarde voor het ondertekenen van de huurovereenkomst eisten de plaatselijke ondernemers bovendien dat zij de mogelijkheid zouden krijgen om de infrastructuur in de toekomst te kopen als Hammar er eigenaar van zou worden. De overeenkomst inzake deze optie werd dezelfde dag getekend en gaf de plaatselijke ondernemers de mogelijkheid de infrastructuur voor 40 miljoen SEK (4 miljoen EUR) te verwerven.

(23)

Op 2 september 2008 sloot Hammar een overeenkomst met de plaatselijke ondernemers om hen de infrastructuur te verkopen tegen de afgesproken prijs van 40 miljoen SEK.

3.   BESLUIT TOT INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(24)

De Commissie had redenen om aan te nemen dat bij de verkoop van de infrastructuur door FABV aan Hammar sprake was van staatssteun. Daarom heeft de Commissie op 27 oktober 2010 een formele onderzoeksprocedure ingeleid betreffende deze transactie (9).

(25)

De Zweedse autoriteiten en Hammar hebben hun opmerkingen gemaakt over de inleiding van de formele onderzoeksprocedure.

(26)

De Zweedse autoriteiten zijn van mening dat de verkoop van de infrastructuur aan Hammar geen staatssteun vormt. Zij blijven erbij dat de gemeente bij de aankoop van de infrastructuur via FABV enkel als doel had de productie en de werkgelegenheid te behouden. Aangezien de gemeente niet voornemens was zelf activiteiten te verrichten, koos zij voor de oplossing die Hammar had voorgesteld, met name een huurovereenkomst met aankoopoptie. De Zweedse autoriteiten wijzen er ook op dat de optie die aan Hammar werd toegekend een kapitaalinjectie van 9 miljoen SEK (0,9 miljoen EUR) uit de gemeentebegroting aan FABV vereiste als voorziening voor het verlies dat zou ontstaan als Hammar de optie zou uitoefenen.

(27)

Hammar wijst erop dat FABV de infrastructuur voor een veel te hoge prijs van Chips AB heeft kocht, wat zou kunnen betekenen dat Orkla staatssteun heeft gekregen. Voorts betoogt Hammar dat het de infrastructuur tegen marktvoorwaarden van FABV heeft gekocht en dat de verkoop het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig heeft beïnvloed noch de mededinging heeft vervalst.

(28)

Om zijn beweringen te staven bezorgde Hammar een ex post-berekening (gedateerd op 20 januari 2011) van de waarde van de infrastructuur door PricewaterhouseCoopers (hierna „PwC-verslag” genoemd). Volgens het PwC-verslag is de onzekerheid bij het berekenen van de marktprijs voor dit type vastgoed zo groot dat aangenomen kan worden dat de prijs in de buurt van de marktprijs lag telkens wanneer de infrastructuur werd verkocht (d.w.z. toen FABV de infrastructuur van Chips AB kocht, toen deze later aan Hammar werd verkocht en ten slotte toen Hammar deze aan de plaatselijke ondernemers verkocht). Met name wat betreft de verkoop van FABV aan Hammar en de daaropvolgende verkoop aan de plaatselijke ondernemers werden volgens het rapport gezien de financiële voorwaarden in beide huurovereenkomsten (d.w.z. tussen FABV en Hammar enerzijds en tussen Hammar en de plaatselijke ondernemers anderzijds) marktconforme prijzen betaald.

(29)

Tijdens de bijeenkomst met de diensten van de Commissie op 19 oktober 2011 en in de nadere inlichtingen die het bedrijf op 3 november 2011 aan de Commissie verstrekte, voerde Hammar aan dat er geen andere biedingen op de infrastructuur waren op het ogenblik dat de gemeente en Hammar overeenkwamen dat Hammar de optie zou krijgen om de infrastructuur voor 8 miljoen SEK te verwerven en dat deze prijs bijgevolg als de marktprijs moet worden beschouwd, ondanks eventuele berekeningen die noodzakelijkerwijs hypothetisch zijn.

(30)

Op 3 november 2011 heeft Hammar de Commissie een rapport gezonden dat door Copenhagen Economics A/S (10) (hierna „Copenhagen Economics” genoemd) was opgesteld over de mogelijke gevolgen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de aankoop van de infrastructuur door FABV van Chips AB en de latere verkoop ervan aan Hammar. In het rapport wordt geconcludeerd dat de eerste transactie het handelsverkeer binnen de Unie ongunstig kon beïnvloeden, aangezien de verkoper, Chips AB, een internationaal bedrijf is — de Finse dochteronderneming van de Noorse Orkla-groep — dat internationaal concurreert. Daarentegen stelt het rapport dat de verkoop van de infrastructuur door FABV aan Hammar het handelsverkeer binnen de Unie niet of niet noemenswaardig heeft beïnvloed, aangezien Hammar enkel op lokaal niveau actief is en geen internationale concurrenten heeft op de relevante markten.

4.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

4.1.   De vraag of er sprake is van staatssteun

(31)

Om te beoordelen of de verkoop van de infrastructuur door FABV aan Hammar als staatssteun kan worden aangemerkt, moet de maatregel worden onderzocht in het licht van artikel 107, lid 1, VWEU, waarin wordt bepaald dat „steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar [zijn] met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(32)

De Commissie wijst erop dat de begunstigde van de steun, met name Hammar, als onderneming kan worden aangemerkt, aangezien deze een economische activiteit uitoefent door vastgoeddiensten en met vastgoed verband houdende diensten op de markt aan te bieden.

(33)

De transactie werd via FABV door de gemeente uitgevoerd. FABV is voor 100 % eigendom van de gemeente, die de mogelijke verliezen van FABV dekt via haar normale begroting. De raad van bestuur van FABV bestaat uit leden van de gemeenteraad van Vänersborg. Beslissingen die FABV neemt, kunnen dus aan de overheid worden toegeschreven en indien deze beslissingen financiële gevolgen hebben, houdt dit in dat deze met staatsmiddelen worden bekostigd. Bovendien was de gemeente duidelijk betrokken bij deze transactie, aangezien de optie die aan Hammar werd toegekend een kapitaalinjectie van 9 miljoen SEK van de gemeente aan FABV vereiste als voorziening voor het verlies dat zou ontstaan als Hammar zijn optie zou uitoefenen. Op grond hiervan concludeert de Commissie dat bij de verkoop van de infrastructuur aan Hammar staatsmiddelen betrokken waren.

(34)

Aangezien de transactie een bepaald bedrijf bevoordeelde (met name Hammar), moet de maatregel als een selectieve maatregel worden beschouwd.

(35)

De maatregel vervalst of kan de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten en in de Europese Economische Ruimte (hierna „handelsverkeer in de EER” genoemd) ongunstig beïnvloeden, zoals bepaald in de desbetreffende rechtspraak inzake staatssteun van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Om aan te tonen dat het selectieve voordeel dat de verkoop van de infrastructuur aan Hammar met zich meebracht het handelsverkeer niet of niet noemenswaardig heeft beïnvloed, vermeldde het rapport van Copenhagen Economics (zie overweging 30) dat de vastgoedmarkt waarop Hammar actief is louter plaatselijk is. De mogelijke beïnvloeding van het handelsverkeer is echter niet afhankelijk van het feit of een bepaalde begunstigde internationaal actief is of enkel op nationaal niveau, maar wordt eerder bepaald door de vraag of de goederen en diensten waarin de begunstigde handel drijft het voorwerp zijn of zouden kunnen zijn van handelsverkeer binnen de Unie (11). In deze zaak is aan dit criterium voldaan, aangezien vastgoeddiensten en met vastgoed verband houdende diensten het voorwerp vormen van handel en investeringen binnen de Unie. Dit wordt in deze zaak bevestigd door het feit dat de vroegere eigenaar van de infrastructuur (Chips AB) een in Finland gevestigde dochteronderneming is van Orkla, een internationaal actieve groep. Dit bewijst dat de desbetreffende goederen (met name de infrastructuur) van grensoverschrijdend belang zijn; deze infrastructuur is overigens geen onbebouwd terrein, maar een operationele productiefaciliteit voor de productie van diepgevroren levensmiddelen.

(36)

De Commissie is derhalve van mening dat, ook al is Hammar enkel op lokaal niveau actief, het bedrijf actief is op een markt waarop een beïnvloeding van het handelsverkeer en de mededinging binnen de Unie en de EER niet kan worden uitgesloten. De argumenten die Hammar heeft aangevoerd, zijn daarom voor de Commissie geen reden om af te wijken van de voorlopige bevindingen ten aanzien van dit criterium die in het besluit tot inleiding van de procedure zijn vervat.

(37)

Het enige criterium in de definitie van staatssteun waarover twijfel kan bestaan, is daarom de vraag of de verkoop van de infrastructuur door FABV Hammar een voordeel heeft opgeleverd. Op basis van de beschikbare gegevens is de Commissie van mening dat FABV de infrastructuur aan Hammar heeft verkocht tegen een prijs onder de marktwaarde, wat een particuliere investeerder in een markteconomie vermoedelijk niet zou doen, en Hammar daardoor een voordeel heeft verleend.

(38)

Deze zaak heeft betrekking op de verkoop van bepaalde activa in openbaar bezit aan een particuliere onderneming. Een deel van de activa bestaat uit onroerende goederen (gronden en gebouwen) en om te kunnen beoordelen of er sprake is van staatssteun past de Commissie in dergelijke gevallen haar mededeling betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (12) (hierna „de mededeling” genoemd) toe. Wat de verkoop van andere soorten activa betreft, past de Commissie de toets van de particuliere investeerder in een markteconomie toe, d.w.z. dat zij onderzoekt of de openbare verkoper handelde als een particuliere investeerder in een markteconomie. Duidelijkheidshalve zal de Commissie echter de volledige transactie op basis van de mededeling beoordelen, aangezien deze op dezelfde toets is gebaseerd (13).

(39)

Overeenkomstig punt II.1 van de mededeling wordt staatssteun ten gunste van de koper automatisch uitgesloten indien de verkoop „via een open en onvoorwaardelijke biedprocedure die voldoende openbaar is gemaakt, […] vergelijkbaar met een veiling, waarbij het beste of enige bod” wordt aanvaard. Uit de gegevens die de Commissie heeft verzameld, blijkt dat FABV geen biedprocedure heeft uitgeschreven voor de verkoop van de infrastructuur en daarom kan staatssteun niet automatisch op basis hiervan worden uitgesloten.

(40)

Hammar voert aan dat de prijs van 8 miljoen SEK overeenstemt met de marktwaarde van de infrastructuur, aangezien er geen andere biedingen waren op het ogenblik dat de optie werd overeengekomen. De Commissie stelt echter vast dat de verkoop van de infrastructuur door de gemeente niet transparant en open voor andere bieders was. Daarom kan de Commissie uit de verkoopprijs geen conclusies trekken inzake de werkelijke marktwaarde (14). De Commissie wijst er voorts op dat FABV op 13 februari 2008 de infrastructuur voor 17 miljoen SEK kocht en er dezelfde dag mee instemde om Hammar de optie toe te kennen om de infrastructuur voor de veel lagere prijs van 8 miljoen SEK te kopen.

(41)

Volgens punt II.2, onder a), van de mededeling moet bij een verkoop zonder onvoorwaardelijke biedprocedure „vóór de verkooponderhandelingen een taxatie door een of meer onafhankelijke taxateurs van onroerend goed worden verricht om de marktwaarde vast te stellen op grond van algemeen aanvaarde marktindicaties en taxatiecriteria”. De Commissie merkt op dat FABV vóór de verkooponderhandelingen geen onafhankelijke taxatie van de infrastructuur heeft laten verrichten.

(42)

Hoewel geen open en onvoorwaardelijke biedprocedure werd uitgeschreven en vóór de verkooponderhandelingen geen onafhankelijke taxatie van de infrastructuur werd verricht, zijn er andere gegevens beschikbaar waaruit de marktwaarde van de infrastructuur ten tijde van de verkoop door FABV aan Hammar kan worden afgeleid.

(43)

Toen de infrastructuur eind 2007 te koop werd aangeboden gaf Chips AB de opdracht aan Colliers International (15) om een verkoopmemorandum voor de infrastructuur op te stellen. Colliers International gaf een verkoopprijs van 27 miljoen SEK (2,7 miljoen EUR) aan voor het eigenlijke vastgoed, d.w.z. exclusief roerende goederen en immateriële activa. Zoals aangegeven in het besluit tot inleiding van de procedure is de Commissie van mening dat dit een redelijke raming van de marktprijs is, aangezien i) de raming voorafgaand aan de verkooponderhandelingen werd gemaakt, ii) deze door Chips AB werd aangevraagd naar aanleiding van de verkoop van de infrastructuur, met andere woorden een context waarin Chips AB redelijkerwijs geen ander belang kan hebben gehad dan het krijgen van een correcte schatting van de marktwaarde, iii) het onderzoek door een derde werd uitgevoerd die onafhankelijk was van zowel de verkoper als de koper en iv) Colliers International over grondige ervaring binnen de vastgoedsector beschikt. Hammar betwist echter het voorlopige standpunt van de Commissie dat de beoordeling onafhankelijk is, aangezien deze door de verkoper werd aangevraagd. Hammar is eveneens van mening dat de veronderstellingen van Colliers International, rekening houdend met de situatie van de infrastructuur op het ogenblik van de transactie, niet realistisch waren (Colliers International ging o.a. uit van een leegstandspercentage van maar 10 %).

(44)

Een andere mogelijke indicator voor de marktprijs van de infrastructuur is de taxatie die Swedbank Kommersiella Fastigheter (16) (hierna „Swedbank” genoemd) in juni 2008 heeft uitgevoerd. Deze taxatie werd namens de plaatselijke ondernemers, die later de infrastructuur kochten, uitgevoerd, met het oog op het krijgen van een lening om de infrastructuur te verwerven. Swedbank schatte de marktwaarde van de infrastructuur op 30 miljoen SEK (3 miljoen EUR), hoewel de getaxeerde gebouwen niet de volledige infrastructuur betroffen (17). Swedbank ging uit van een leegstandspercentage van 35 %, terwijl de overige veronderstellingen vergelijkbaar waren met die van Colliers International.

(45)

Het PwC-verslag bevat een aantal ramingen van de marktwaarde van de infrastructuur, afhankelijk van wanneer deze werd verkocht. In het verslag wordt bijvoorbeeld vastgesteld dat de waarde van de infrastructuur ongeveer 9 miljoen SEK bedroeg toen deze door Chips AB aan FABV werd verkocht, terwijl de waarde ervan ongeveer 5,5 miljoen SEK (0,55 miljoen EUR) bedroeg toen Hammar de infrastructuur diezelfde dag (13 februari 2008) van FABV huurde. Het PwC-verslag vermeldt een derde raming van de marktwaarde van de infrastructuur van ongeveer 21 miljoen SEK (2,1 miljoen EUR) op het ogenblik dat Hammar deze aan de plaatselijke ondernemers verhuurde (op 1 maart 2008).

(46)

De Commissie merkt ten eerste op dat het PwC-verslag in een kort tijdsbestek verschillende bedragen vermeldt voor de marktwaarde van de infrastructuur. Aangezien de marktwaarde van vastgoed op korte termijn doorgaans redelijk constant blijft (behalve in uitzonderlijke omstandigheden), heeft de Commissie grote twijfels bij een aantal van de taxaties in het PwC-verslag, in het bijzonder omdat de transacties binnen een heel kort tijdsbestek zijn uitgevoerd.

(47)

Wat betreft de eerste twee taxaties van de waarde van de infrastructuur in het PwC-verslag (respectievelijk 9 miljoen SEK en 5,5 miljoen SEK) is de Commissie van mening dat deze onrealistisch lijken in vergelijking met de taxaties die Colliers International en Swedbank gelijktijdig hebben uitgevoerd. Enerzijds merkt de Commissie wat betreft de taxatie van 5,5 miljoen SEK op dat PricewaterhouseCoopers (hierna „PwC” genoemd) zijn taxatie baseert op de cashflow in de vorm van de huur die Hammar aan FABV voor de infrastructuur betaalt. PwC erkent echter zelf dat deze huur zeer laag is in vergelijking met de normale opbrengst van een vergelijkbare industriële infrastructuur. Dit wordt des te opmerkelijker wanneer deze huur vergeleken wordt met de huur die Hammar slechts enkele dagen later aan de plaatselijke ondernemers oplegde en die ongeveer zeven keer hoger lag (zie voetnoten 7 en 8). Op basis hiervan concludeert de Commissie dat de huur die Hammar betaalde onder de markconforme huurprijzen lag. De Commissie is derhalve van mening dat de taxatie van 5,5 miljoen SEK, die gebaseerd is op veronderstelde huurinkomsten die onder de marktwaarde liggen, niet de werkelijke marktwaarde van de infrastructuur weergeeft. Anderzijds is de taxatie van 9 miljoen SEK gebaseerd op de veronderstelling dat het leegstandspercentage de eerste twee jaar van het eigenaarschap 100 % bedraagt, vervolgens afneemt tot 75 % in jaar drie en 50 % in jaar vier en zich uiteindelijk voor de rest van de periode waarop de taxatie betrekking heeft rond 60 % stabiliseert. In de veronderstelling inzake het leegstandspercentage wordt echter geen rekening gehouden met het feit dat op het ogenblik van de verkoop bekend was dat de plaatselijke ondernemers bereid waren de infrastructuur te huren en dat de waarde die moet worden beoordeeld daarom die van de infrastructuur met een huurder is.

(48)

Volgens de derde taxatie in het PwC-verslag bedroeg de marktwaarde van de infrastructuur op het ogenblik dat Hammar deze aan de plaatselijke ondernemers verkocht ongeveer 21 miljoen SEK, hoewel deze taxatie niet de volledige omvang van de infrastructuur betrof (zie voetnoot 17). Deze taxatie is hoofdzakelijk gebaseerd op dezelfde methode als de taxaties door Colliers International en Swedbank en heeft als belangrijkste uitgangspunt de voorwaarden in de huurovereenkomst tussen Hammar en de plaatselijke ondernemers, d.w.z. de voorwaarden in de huurovereenkomst die op het ogenblik van de verkoop van toepassing was. Er moet ook worden opgemerkt dat de voorwaarden van de overeenkomst marktconform waren, zeker omdat deze waren overeengekomen door twee particuliere marktspelers van wie kan worden aangetoond dat zij uitsluitend economisch rationele motieven hadden. De Commissie is daarom van mening dat de derde taxatie in het PwC-verslag van de marktwaarde van de infrastructuur billijk is.

(49)

Het is derhalve duidelijk dat, ongeacht welke taxatie wordt gekozen (van Colliers International, van Swedbank of de derde taxatie in het PwC-verslag), de prijs van 8 miljoen SEK waarvoor FABV de infrastructuur aan Hammar heeft verkocht ver beneden de marktprijs lag en Hammar daardoor heeft bevoordeeld.

(50)

Aangezien aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU is voldaan, besluit de Commissie dat de onderzochte maatregel staatssteun vormt, die bovendien onrechtmatig is aangezien deze aan de begunstigde werd toegekend zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie.

(51)

Het voordeel voor de begunstigde van de steun komt overeen met het verschil tussen de prijs die Hammar heeft betaald, met name 8 miljoen SEK, en de marktprijs van de infrastructuur.

(52)

Om de marktprijs van de infrastructuur te bepalen, onderzoekt de Commissie de mogelijke alternatieven en taxaties die zij ter beschikking heeft, namelijk: i) de 17 miljoen SEK die FABV op 18 februari 2008 effectief aan Chips AB heeft betaald, ii) de 40 miljoen SEK die de plaatselijke ondernemers effectief aan Hammar hebben betaald, iii) de taxatie van 27 miljoen SEK die Colliers International voorafgaand aan de verkoop heeft uitgevoerd, iv) de raming van 30 miljoen SEK door Swedbank van juni 2008 en v) de taxatie van 21 miljoen SEK in het PwC-verslag.

(53)

De Commissie is van mening dat de prijs van 17 miljoen SEK die FABV op het ogenblik van de aankoop van de infrastructuur aan Chips AB heeft betaald geen overtuigend bewijs is van de marktwaarde. De Commissie heeft in het besluit tot inleiding van de procedure reeds verklaard dat Chips AB een prijs heeft aanvaard die lager was dan de geraamde marktwaarde, omdat het de negatieve gevolgen voor de reputatie van de onderneming van het stopzetten van de activiteiten en het daaruit voortvloeiende banenverlies wilde vermijden. Bovendien wilde Chips AB de mogelijkheid hebben Topp snel te verkopen om een punt te kunnen zetten achter de activiteiten van dat bedrijf. Een particuliere marktspeler zonder deze beperkingen (die specifiek zijn voor Chips AB) zou een hogere prijs hebben gevraagd. Om deze redenen acht de Commissie het niet nodig te antwoorden op de argumenten van Hammar (die in overweging 27 van dit besluit worden samengevat), die bovendien betrekking hebben op een feit dat geen deel uitmaakt van het formele onderzoek.

(54)

Op grond van de inlichtingen die de Commissie tijdens de formele onderzoeksprocedure heeft ontvangen, heeft zij ook geconcludeerd dat het bedrag van 40 miljoen SEK dat met de plaatselijke ondernemers werd overeengekomen, niet de beste indicatie lijkt te zijn voor een marktconforme prijs voor de infrastructuur, aangezien de ondernemers dit overeengekomen bedrag deels met een banklening en deels met een lening van Hammar zelf hebben gefinancierd. Het argument dat de nominale prijs van 40 miljoen SEK de werkelijke economische waarde van de infrastructuur zou zijn, wordt niet rechtstreeks gestaafd door het feit dat de verkoper (die tegelijk ook crediteur is bij de transactie) een groot deel van de financiering voor zijn rekening neemt en dat hij derhalve een dienovereenkomstig kredietrisico draagt. De nominale prijs die bij deze transactie werd betaald, is daarom geen overtuigend bewijs voor de prijs die tegen marktvoorwaarden voor de infrastructuur had moeten worden betaald, maar is wel een bijkomende indicatie voor het feit dat de prijs van 8 miljoen SEK niet met de marktwaarde van de infrastructuur overeenstemt. De twee alternatieven werden binnen een periode van minder dan drie weken vastgesteld en een dergelijk aanzienlijk prijsverschil binnen een korte tijd bevestigt dat dit bedrag geen marktconforme prijs was.

(55)

Wat de taxaties van Colliers International en Swedbank betreft, heeft de Commissie in principe geen reden om eraan te twijfelen dat deze onafhankelijk zijn en op basis van algemeen aanvaarde normen zijn uitgevoerd. De Commissie is echter van mening dat de taxaties niet meteen vergelijkbaar zijn, aangezien een aantal van de veronderstellingen waarvan bij de beoordelingen wordt uitgegaan, verschillen. Op basis van de inlichtingen waarover zij beschikt, kan de Commissie er niet volstrekt zeker van zijn dat deze taxaties het meest betrouwbare beeld schetsen van de werkelijke marktwaarde van de infrastructuur, aangezien deze veeleer gebaseerd zijn op veronderstellingen en vergelijkingen met andere transacties op de markt dan op transacties die betrekking hebben op de infrastructuur in kwestie.

(56)

Alles in aanmerking genomen, meent de Commissie dat er redenen zijn om van de marktwaarde in de derde taxatie in het PwC-verslag uit te gaan. Zoals vermeld in overweging 48 is de Commissie van mening dat deze taxatie — hoewel deze werd uitgevoerd nadat de transacties plaats hadden gevonden — gebaseerd is op cashflowgegevens inzake een daadwerkelijk gesloten huurovereenkomst (tussen Hammar en de plaatselijke ondernemers) en derhalve gebaseerd is op feitelijke marktobservaties. In dit opzicht is de taxatie van 21 miljoen SEK een geloofwaardige, zij het voorzichtige, schatting van de marktwaarde van de infrastructuur in vergelijking met de taxaties van Colliers International en Swedbank. De Commissie merkt voorts op dat Hammar op 13 februari 2008 een optieovereenkomst heeft gesloten om de infrastructuur voor 8 miljoen SEK te kopen en deze optie op 11 augustus 2008 heeft uitgeoefend. Op 1 maart 2008 heeft Hammar een optieovereenkomst gesloten met de plaatselijke ondernemers om de infrastructuur voor 40 miljoen SEK te verkopen en op 2 september 2008, toen de optie werd uitgeoefend, werd de verkoopovereenkomst gesloten. De datum die in het PwC-verslag wordt gebruikt voor het schatten van de waarde van de infrastructuur op 21 miljoen SEK is 1 maart 2008. Gezien het feit dat al deze transacties kort op elkaar volgden, is er geen reden om aan te nemen dat de marktwaarde van de infrastructuur sterk kan hebben verschild van 21 miljoen SEK op het tijdstip dat Hammar deze kocht of de optieovereenkomst sloot.

(57)

Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat het voordeel voor Hammar 13 miljoen SEK (1,3 miljoen EUR) bedraagt. Dit voordeel wordt berekend als het verschil tussen de marktwaarde van 21 miljoen SEK en de prijs van 8 miljoen SEK die Hammar werkelijk voor de infrastructuur heeft betaald.

4.2.   Verenigbaarheid van de steun

(58)

Noch de Zweedse autoriteiten, noch Hammar hebben argumenten aangevoerd inzake de verenigbaarheid van de steun met de interne markt. Het enige doel van de maatregel dat de Zweedse autoriteiten hebben vermeld, zijn de politieke intenties van de gemeente om de activiteiten van de onderneming gaande te houden en tegelijk de werkgelegenheid in de regio Vänersborg veilig te stellen.

(59)

Aangezien de gemeente niet in een steungebied ligt (zie overweging 14), komt zij niet voor regionale steun in aanmerking. De verschillende typen doelstellingen van de steun die de Zweedse autoriteiten hebben opgegeven, zouden in aanmerking kunnen worden genomen op basis van de mededeling van de Commissie — Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (18). Er zijn echter geen indicaties dat in dit geval aan de criteria van deze richtsnoeren zou worden voldaan. In het bijzonder zijn er geen aanwijzingen dat Hammar een onderneming in moeilijkheden was toen het de infrastructuur kocht.

(60)

In ieder geval is vooralsnog niet voldoende aangetoond dat de maatregel noodzakelijk en evenredig was om doelstellingen van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken. Derhalve heeft de Commissie geen redenen kunnen vinden om de steun overeenkomstig artikel 107, lid 3, VWEU als verenigbaar met de interne markt aan te merken.

(61)

Er lijken geen andere verenigbaarheidsgronden van toepassing te zijn. De Commissie concludeert daarom dat de verkoop van de infrastructuur aan Hammar door de gemeente op grond van artikel 107, lid 1, VWEU onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun vormt.

4.3.   Huurovereenkomst en prijs van de optie

(62)

In haar besluit tot inleiding van de procedure gaf de Commissie ook aan twijfels te hebben over in hoeverre de huurovereenkomst tussen FABV en Hammar van 13 februari 2008 en de prijs van de optie die Hammar kreeg om de infrastructuur te kopen, voldeden aan de marktvoorwaarden (zie punt 38 in het besluit tot inleiding van de procedure).

(63)

Wat de huurovereenkomst betreft, stelt de Commissie vast dat deze staatssteun inhoudt, aangezien om dezelfde redenen zoals vermeld in punt 4.1 niet aan de nodige criteria overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU is voldaan: i) de begunstigde van de steun, met name Hammar, is een onderneming, ii) de besluiten die FABV neemt, kunnen aan de staat worden toegeschreven en voor zover deze financiële gevolgen hebben, houdt dit in dat staatsmiddelen worden gebruikt, iii) de maatregel is selectief, aangezien deze een bepaalde onderneming heeft bevoordeeld, iv) zoals verklaard in overweging 47 en zoals vermeld in het PwC-verslag dat Hammar zelf heeft ingediend, is de Commissie van mening dat de huur die FABV aan Hammar heeft gevraagd onder de marktprijs ligt en derhalve een voordeel inhoudt voor Hammar, en v) ook al is Hammar enkel op lokaal niveau actief, het bedrijf is actief op een markt waar een invloed op het handelsverkeer en de mededinging binnen de Unie en de EER niet kan worden uitgesloten.

(64)

Om vast te stellen hoe groot het voordeel was dat aan Hammar werd verleend, moet de huur die FABV en Hammar op 13 februari 2008 (0,5 miljoen SEK voor het eerste jaar) zijn overeengekomen, worden vergeleken met de huur die Hammar en de plaatselijke ondernemers op 1 maart 2008 zijn overeenkomen (3,5 miljoen SEK voor het eerste jaar). De Commissie is van mening dat de tweede overeenkomst de marktwaarde voor het verhuren van de infrastructuur weergeeft, aangezien deze overeenkomst om economisch rationele redenen tussen twee particuliere partijen werd gesloten. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat het PwC-verslag uitgaat van dit laatste bedrag om de waarde van de infrastructuur te berekenen. Aangezien Hammar enkel huur betaalde aan de gemeente tussen 1 maart 2008 en 11 augustus 2008, de datum waarop Hammar zijn optie uitoefende, d.w.z. gedurende ongeveer zes maanden, zou een berekening pro rata van het voordeel van 3 miljoen SEK, wat het verschil is tussen de huur die FABV en Hammar overeen waren gekomen en de huur die Hammar en de plaatselijke ondernemers overeen waren gekomen, het bedrag van 1,5 miljoen SEK (0,15 miljoen EUR) als resultaat opleveren.

(65)

Aangezien geen verenigbaarheidsgronden van toepassing zijn of er geen beroep op werd gedaan (zie punt 4.2), besluit de Commissie dat de huurovereenkomst die FABV en Hammar op 13 februari 2008 hebben gesloten op grond van artikel 107, lid 1, VWEU onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun inhoudt.

(66)

Wat betreft de prijs van de optie die aan Hammar werd toegekend om de infrastructuur te kopen, merkt de Commissie op dat de optie niet afdwingbaar lijkt, aangezien verbintenissen om onroerende goederen op een tijdstip in de toekomst te kopen of verkopen naar Zweeds recht in principe niet bindend zijn (19). Het eventuele voordeel voor Hammar van een dergelijke optie is derhalve zeer onzeker of zelfs onbestaande en kan in ieder geval ook gecompenseerd zijn door de verkoopprijs of de huur die werd betaald. Daarom kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de optie Hammar een voordeel gaf, afgezien van het voordeel dat de huurovereenkomst en de latere verkoop van de infrastructuur Hammar bezorgden.

5.   TERUGVORDERING VAN STEUN

(67)

Artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (20) bepaalt: „Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen („terugvorderingsbeschikking’)”.

(68)

Aangezien de betrokken maatregel onrechtmatige en onverenigbare steun vormt, moet de steun worden teruggevorderd om de toestand die op de markt bestond voordat de steun werd verleend te herstellen. De terugvordering moet derhalve gebeuren vanaf het tijdstip waarop de begunstigde van de steun het voordeel heeft verworven, d.w.z. toen de steun de begunstigde ter beschikking werd gesteld, en de terug te vorderen steun moet rente omvatten tot en met de datum waarop de steun daadwerkelijk is terugbetaald.

(69)

Het onverenigbare steunelement moet worden bepaald op 14,5 miljoen SEK en bestaat uit het verschil van 13 miljoen SEK tussen de marktconforme prijs van de infrastructuur (21 miljoen SEK) en de prijs die Hammar heeft betaald (8 miljoen SEK), plus het bedrag dat met betrekking tot de huurovereenkomst moet worden teruggevorderd (1,5 miljoen SEK).

(70)

Op dit terugvorderingsbedrag moet terugvorderingsrente worden betaald. Voor het onverenigbare steunelement van 13 miljoen SEK moet de terugvorderingsrente berekend worden vanaf de datum waarop Hammar zijn optie heeft uitgeoefend en de infrastructuur van FABV heeft verworven, met name vanaf 11 augustus 2008. Voor het onverenigbare steunelement van 1,5 miljoen SEK moet de terugvorderingsrente berekend worden vanaf de datum waarop de huur moest worden betaald, met name vanaf 1 maart 2008.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De staatssteun ten bedrage van 14,5 miljoen SEK die Zweden in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op onwettige wijze heeft verleend aan Hammar Nordic Plugg AB door het verkopen en verhuren onder de marktprijs van openbare eigendom in Brålanda in de gemeente Vänersborg, is onverenigbaar met de interne markt.

Artikel 2

1.   Zweden vordert de in artikel 1 bedoelde steun van Hammar Nordic Plugg AB terug.

2.   De terug te vorderen bedragen omvatten rente vanaf de datum waarop zij Hammar Nordic Plugg AB ter beschikking zijn gesteld tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (21).

Artikel 3

1.   De terugvordering van de in artikel 1 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

2.   Zweden zorgt ervoor, dat onderhavig besluit binnen vier maanden vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit, ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 4

1.   Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt Zweden de Commissie de volgende inlichtingen:

a)

het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

b)

een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

c)

bescheiden waaruit blijkt dat de begunstigde is gelast de steun terug te betalen.

2.   Zweden houdt de Commissie op de hoogte van de voortgang van de nationale maatregelen genomen ter uitvoering van dit besluit en dit tot de volledige terugvordering van de in artikel 1 bedoelde steun. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt eveneens gedetailleerde inlichtingen over de reeds van de begunstigde teruggevorderde steunbedragen en de terugvorderingsrente.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 8 februari 2012.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  PB C 352, 23.12.2010, blz. 22.

(2)  Vanaf 1.12.2009 zijn de artikelen 87 en 88 VEG respectievelijk de artikelen 107 en 108 VWEU geworden. De bepalingen in beide verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 87 en 88 VEG.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Het eigendom dat het voorwerp van deze maatregel is. is het enige vermogensbestanddeel en de enige activiteit van dit bedrijf. Voor de duidelijkheid moet worden opgemerkt dat in het besluit tot inleiding van de procedure een onafhankelijke onderneming (Hammar Nordic AB), die ook eigendom is van Anders Hammar, ten onrechte werd aangeduid als moederbedrijf van Hammar Nordic Plugg AB.

(5)  Chips AB is een bedrijf dat aardappelchips produceert. Het bedrijf heeft zijn zetel in Mariehamn op Åland en is actief in Scandinavië en de Baltische staten. De geconsolideerde omzet bedraagt ongeveer 2,6 miljard SEK per jaar en het bedrijf telt ongeveer 800 werknemers. In 2005 werd Chips AB door de Noorse groep Orkla ASA opgekocht.

(6)  De gemiddelde wisselkoers was in 2008 9,62 SEK/EUR. De bedragen in EUR in dit besluit zijn louter indicatief.

(7)  De jaarlijkse huur voor de jaren 1-5 werd vastgelegd op respectievelijk 500 000, 650 000, 800 000, 950 000 en 1 100 000 SEK.

(8)  De jaarlijkse huur voor de jaren 1-6 werd vastgelegd op respectievelijk 3 500 000, 3 500 000, 7 000 000, 7 000 000, 10 500 000 en 10 500 000 SEK.

(9)  Zie voetnoot 1.

(10)  Copenhagen Economics A/S is een adviesbureau dat adviesdiensten verleent op het gebied van concurrentie, regelgeving, internationale handel, effectbeoordelingen en regionale economie. Zie www.copenhageneconomcs.com.

(11)  Zie zaak T-55/99, Confederación Española de Transporte de Mercancías (CETM)/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3207, punt 86.

(12)  PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3.

(13)  Wat betreft de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties aan een onderneming of particulier die een economische activiteit uitoefent, moet worden opgemerkt dat het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een dergelijke verkoop elementen van staatssteun kan bevatten, met name wanneer niet wordt verkocht voor de marktprijs, d.w.z. voor de prijs die een particuliere investeerder in normale mededingingsomstandigheden had kunnen vaststellen (zie zaak C-290/07 P, Commissie/Scott, 2010, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 68 en zaak C-239/09, Seydaland, 2010, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 34).

(14)  Onder marktwaarde wordt in de mededeling verstaan, de prijs waartegen de gronden en gebouwen op de datum van waardering bij onderhandse overeenkomst tussen een willige verkoper en een van de verkoper onafhankelijke koper zouden kunnen worden verkocht, waarbij wordt aangenomen dat de betrokken gronden en gebouwen openlijk op de markt worden aangeboden, dat de marktvoorwaarden een regelmatige transactie mogelijk maken en dat, de aard van de gronden en gebouwen in aanmerking genomen, een normaal tijdsbestek beschikbaar is om over de verkoop te onderhandelen (punt II.2).

(15)  Colliers International is een dienstverlenende organisatie op het gebied van commercieel vastgoed die wereldwijd een reeks diensten aanbiedt aan gebruikers, eigenaars, investeerders en ontwikkelaars van commercieel vastgoed, en met name in de volgende sectoren: hotels, bedrijven, gebouwen voor gemengd gebruik, kantoren, winkels en woningen. Zie www.colliers.com.

(16)  Swedbank Kommersiella Fastigheter is een dochteronderneming van de grote bankgroep Swedbank en is actief als makelaar in de commerciële vastgoedsector in Zweden. Zie http://www.swedbankkf.se.

(17)  Taxatie van 17 590 m2 in tegenstelling tot de totale oppervlakte van de infrastructuur (22 504 m2).

(18)  PB C 244, 1.10.2004, blz. 2.

(19)  Volgens Jordabalken (de Zweedse wetgeving inzake grondbezit) moet een bindende grondoverdracht o.a. schriftelijk gebeuren en een formele verklaring van overdracht van het onroerend goed bevatten. In dit geval bevatte de „optie”-overeenkomst enkel een „kooprecht”.

(20)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(21)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


9.6.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/86


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2012

inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2012 aan de programma’s van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 3262)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2012/294/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten hebben overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 861/2006 hun visserijcontroleprogramma voor 2012 bij de Commissie ingediend, samen met de aanvragen voor een financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven die voor de uitvoering van de in dat programma vervatte projecten moeten worden gedaan.

(2)

Activiteiten die zijn opgenomen in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006, kunnen in aanmerking komen voor financiering door de Unie.

(3)

De aanvragen voor financiering door de Unie zijn getoetst aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 391/2007 van de Commissie (2).

(4)

Voor de financiële bijdrage van de Unie moeten een maximumbedrag en een steunpercentage worden bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen, en moeten de voorwaarden voor toekenning van die bijdrage worden vastgesteld.

(5)

Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 861/2006 is de lidstaten verzocht programma’s in te dienen voor financiering op de door de Commissie in haar brief van 14 oktober 2011 vastgestelde prioritaire gebieden, d.w.z. traceerbaarheid, validering en kruiscontrole van gegevens, meting van het motorvermogen, uitrusting van de kleinschalige vloot met het satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (VMS) en elektronische registratie- en meldsystemen (ERS).

(6)

Op grond daarvan en om rekening te houden met de budgettaire beperkingen zijn in de programma’s verzoeken om financiering door de Unie voor niet-prioritaire acties zoals de installatie van automatische identificatiesystemen (AIS) aan boord van vissersvaartuigen, opleiding en initiatieven om de kennis van GVB-regels te vergroten, alsook de aanschaf of modernisering van patrouillevaartuigen en verkenningsvliegtuigen, afgewezen.

(7)

Om investeringen in door de Commissie vastgestelde prioritaire acties te stimuleren en rekening te houden met de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de begroting van de lidstaten, moet voor de uitgaven voor de bovenbedoelde, op grond van dit financieringsbesluit geselecteerde prioritaire gebieden een hoog medefinancieringspercentage worden vastgesteld binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen.

(8)

Gebleken is dat, binnen de door de Commissie vastgestelde prioritaire gebieden, voor door de lidstaten ingediende projecten inzake traceerbaarheid een algemene, onder de lidstaten gecoördineerde aanpak moet worden vastgesteld voordat een bijdrage van de Unie kan worden verleend. Of deze traceerbaarheidsprojecten in aanmerking komen voor een bijdrage van de Unie, zal worden beoordeeld in het kader van een aanvullend financieringsbesluit dat in 2012 moet worden voorbereid.

(9)

Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, moet automatische plaatsbepalingsapparatuur voldoen aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (3).

(10)

Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, moet elektronische registratie- en meldapparatuur aan boord van vissersvaartuigen voldoen aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 404/2011.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt voor 2012 een financiële bijdrage van de Unie toegekend voor de door de lidstaten voor 2012 gedane uitgaven in verband met de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) geldende toezicht- en controleregeling, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006.

Artikel 2

Afsluiting van nog betaalbaar te stellen verplichtingen

Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 30 juni 2016 door de betrokken lidstaat worden gedaan. Betalingen die na die datum door een lidstaat worden gedaan, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Begrotingskredieten die betrekking hebben op dit besluit, worden uiterlijk op 31 december 2017 geannuleerd.

Artikel 3

Nieuwe technologieën en IT-netwerken

1.   Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de totstandbrenging van nieuwe technologieën en IT-netwerken die ervoor moeten zorgen dat de verzameling en het beheer van gegevens op het gebied van toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten, alsook van de verificatie van het motorvermogen, efficiënt en veilig verlopen.

2.   Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor andere uitgaven.

Artikel 4

Automatische plaatsbepalingsapparatuur

1.   Met inachtneming van de in bijlage II vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van automatische plaatsbepalingsapparatuur waarmee visserijcontrolecentra de vissersvaartuigen met behulp van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) op afstand kunnen volgen.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt berekend op basis van een maximumprijs van 2 500 EUR per vaartuig.

3.   Om voor de in lid 1 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet de automatische plaatsbepalingsapparatuur voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 2244/2003 vastgestelde eisen.

Artikel 5

Elektronische registratie- en meldsystemen

Met inachtneming van de in bijlage III vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage worden toegekend van 90 % van de subsidiabele uitgaven voor de ontwikkeling, aanschaf en installatie van en de technische bijstand voor de onderdelen die nodig zijn voor elektronische registratie- en meldsystemen (ERS) die ervoor moeten zorgen dat de gegevensuitwisseling op het gebied van toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten efficiënt en veilig verloopt.

Artikel 6

Elektronische registratie- en meldapparatuur

1.   Met inachtneming van de in bijlage IV vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van elektronische registratie- en meldapparatuur waarmee vissersvaartuigen gegevens over visserijactiviteiten elektronisch kunnen registreren en aan een visserijcontrolecentrum kunnen melden.

2.   De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt berekend op basis van een maximumprijs van 3 000 EUR per vaartuig, onverminderd lid 4.

3.   Om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet ERS-apparatuur voldoen aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

4.   Voor apparatuur die ERS- en VMS-functies combineert en die voldoet aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage berekend op basis van een maximumprijs van 4 500 EUR per vaartuig.

Artikel 7

Proefprojecten

Met inachtneming van de in bijlage V vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde proefprojecten, een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor nieuwe controletechnologieën.

Artikel 8

Adressaten

1.   Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Sloveense Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

2.   De geplande uitgaven, het subsidiabele deel daarvan en de maximale bijdrage van de Unie per lidstaat zijn als volgt:

(in EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België

610 000

410 000

345 000

Bulgarije

25 565

25 565

23 009

Denemarken

3 462 722

2 656 563

2 350 599

Duitsland

5 971 900

181 000

162 900

Ierland

52 370 000

270 000

163 000

Griekenland

12 110 000

6 040 000

5 400 000

Spanje

207 080

84 200

75 780

Frankrijk

3 550 955

2 152 500

1 937 250

Italië

5 877 000

4 412 000

3 846 000

Cyprus

65 000

65 000

38 500

Letland

17 856

17 856

13 400

Litouwen

284 939

284 939

256 445

Malta

117 000

104 500

94 050

Nederland

1 709 400

1 580 000

1 422 000

Polen

2 674 000

0

0

Portugal

3 379 192

539 979

485 981

Roemenië

615 000

430 000

367 000

Slovenië

204 800

185 800

145 700

Finland

2 500 000

1 987 500

1 584 750

Zweden

11 463 574

242 177

195 782

Verenigd Koninkrijk

10 017 803

4 424 309

3 705 547

Totaal

117 233 786

26 093 889

22 612 693

Gedaan te Brussel, 25 mei 2012.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 97 van 12.4.2007, blz. 30.

(3)  PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

NIEUWE TECHNOLOGIEËN EN IT-NETWERKEN

(in EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België

BE/12/02

100 000

100 000

90 000

BE/12/03

200 000

0

0

BE/12/04

30 000

30 000

27 000

BE/12/06

100 000

100 000

90 000

Subtotaal

430 000

230 000

207 000

Bulgarije

BG/12/01

25 565

25 565

23 009

Subtotaal

25 565

25 565

23 009

Denemarken

DK/12/01

335 900

335 900

302 310

DK/12/03

335 900

335 900

302 310

DK/12/04

470 259

470 259

423 233

DK/12/05

214 976

214 976

193 478

DK/12/06

268 720

268 720

241 848

DK/12/07

268 720

0

0

DK/12/08

167 950

0

0

DK/12/09

100 770

0

0

DK/12/10

8 062

8 062

7 255

DK/12/11

15 048

15 048

13 543

DK/12/12

134 360

0

0

DK/12/13

100 770

100 770

50 385

DK/12/14

201 540

201 540

181 386

DK/12/15

100 770

100 770

90 693

DK/12/17

134 360

134 360

120 924

DK/12/18

134 360

134 360

120 924

Subtotaal

2 992 462

2 320 663

2 048 289

Duitsland

DE/12/11

310 300

310 300

0

DE/12/12

100 000

100 000

0

DE/12/13

300 000

300 000

0

DE/12/14

50 000

50 000

0

DE/12/15

290 600

290 600

0

DE/12/16

590 000

590 000

0

DE/12/17

925 000

925 000

0

DE/12/18

400 000

400 000

0

DE/12/21

1 875 000

1 875 000

0

Subtotaal

4 840 900

4 840 900

0

Ierland

IE/12/01

70 000

70 000

63 000

IE/12/03

200 000

200 000

100 000

IE/12/04

1 200 000

1 200 000

0

Subtotaal

1 470 000

1 470 000

163 000

Griekenland

EL/12/03

90 000

90 000

45 000

EL/12/05

2 400 000

0

0

Subtotaal

2 490 000

90 000

45 000

Spanje

ES/12/01

207 080

84 200

75 780

Subtotaal

207 080

84 200

75 780

Frankrijk

FR/12/02

725 000

570 000

513 000

FR/12/03

293 855

185 000

166 500

FR/12/05

150 000

150 000

135 000

FR/12/06

42 000

0

0

Subtotaal

1 210 855

905 000

814 500

Italië

IT/12/01

700 000

700 000

630 000

IT/12/02

500 000

500 000

450 000

IT/12/03

900 000

900 000

810 000

IT/12/04

700 000

0

0

IT/12/05

900 000

900 000

810 000

IT/12/07

500 000

0

0

IT/12/08

100 000

100 000

90 000

IT/12/09

312 000

312 000

156 000

IT/12/10

135 000

0

0

IT/12/11

130 000

0

0

Subtotaal

4 877 000

3 412 000

2 946 000

Cyprus

CY/12/01

15 000

15 000

13 500

CY/12/02

50 000

50 000

25 000

Subtotaal

65 000

65 000

38 500

Letland

LV/12/01

6 676

6 676

3 338

LV/12/02

11 180

11 180

10 062

Subtotaal

17 856

17 856

13 400

Litouwen

LT/12/01

237 488

237 488

213 740

LT/12/02

37 651

37 651

33 885

LT/12/03

9 800

9 800

8 820

Subtotaal

284 939

284 939

256 445

Malta

MT/12/01

92 000

92 000

82 800

Subtotaal

92 000

92 000

82 800

Nederland

NL/12/01

245 000

245 000

220 500

NL/12/02

395 000

395 000

355 500

NL/12/04

240 000

240 000

216 000

NL/12/05

85 000

0

0

Subtotaal

965 000

880 000

792 000

Polen

PL/12/01

2 674 000

0

0

Subtotaal

2 674 000

0

0

Portugal

PT/12/01

90 900

90 900

81 810

PT/12/03

314 579

314 579

283 121

PT/12/06

60 000

60 000

54 000

Subtotaal

465 479

465 479

418 931

Roemenië

RO/12/02

30 000

30 000

27 000

RO/12/03

50 000

50 000

25 000

RO/12/04

350 000

350 000

315 000

Subtotaal

430 000

430 000

367 000

Slovenië

SI/12/01

20 000

20 000

18 000

SI/12/02

20 000

20 000

18 000

SI/12/04

40 000

40 000

36 000

SI/12/05

12 000

12 000

10 800

SI/12/06

3 000

0

0

SI/12/07

5 000

0

0

SI/12/08

1 800

1 800

900

SI/12/09

3 000

3 000

1 500

SI/12/11

49 000

49 000

24 500

SI/12/12

40 000

40 000

36 000

Subtotaal

193 800

185 800

145 700

Finland

FI/12/01

400 000

400 000

360 000

FI/12/03

10 000

10 000

5 000

FI/12/05

500 000

500 000

250 000

FI/12/06

500 000

0

0

FI/12/07

400 000

400 000

360 000

FI/12/08

400 000

400 000

360 000

Subtotaal

2 210 000

1 710 000

1 335 000

Zweden

SE/12/01

11 177 397

11 177 397

0

SE/12/02

55 443

55 443

27 722

SE/12/03

110 887

110 887

99 798

SE/12/04

20 403

20 403

18 363

Subtotaal

11 364 130

11 364 130

145 883

Verenigd Koninkrijk

UK/12/01

1 478 365

1 478 365

1 330 528

UK/12/41

14 215

0

0

UK/12/42

10 235

10 235

9 211

UK/12/43

8 506

8 506

4 253

UK/12/44

284 301

284 301

142 151

UK/12/46

454 881

454 881

409 393

UK/12/47

56 860

56 860

28 430

UK/12/50

9 098

0

0

UK/12/38

2 019

0

0

UK/12/39

1 700

0

0

UK/12/40

796

0

0

Subtotaal

2 320 976

2 293 148

1 923 966

Totaal

39 627 042

13 948 384

11 842 203


BIJLAGE II

AUTOMATISCHE PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR

(in EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Duitsland

DE/12/03

16 000

0

0

DE/12/06

4 000

0

0

DE/12/08

25 000

25 000

22 500

DE/12/09

493 500

0

0

Subtotaal

538 500

25 000

22 500

Griekenland

EL/12/08

3 250 000

3 250 000

2 925 000

Subtotaal

3 250 000

3 250 000

2 925 000

Frankrijk

FR/12/07

1 085 000

1 000 000

900 000

Subtotaal

1 085 000

1 000 000

900 000

Italië

IT/12/06

1 000 000

1 000 000

900 000

Subtotaal

1 000 000

1 000 000

900 000

Malta

MT/12/03

25 000

12 500

11 250

Subtotaal

25 000

12 500

11 250

Portugal

PT/12/07

2 057 000

0

0

Subtotaal

2 057 000

0

0

Roemenië

RO/12/01

75 000

0

0

RO/12/05

110 000

0

0

Subtotaal

185 000

0

0

Slovenië

SI/12/03

5 000

0

0

Subtotaal

5 000

0

0

Finland

FI/12/04

15 000

12 500

11 250

Subtotaal

15 000

12 500

11 250

Verenigd Koninkrijk

UK/12/02

653 892

575 000

517 500

UK/12/03

557 230

490 000

441 000

UK/12/32

45 488

40 000

36 000

UK/12/33

309 888

272 500

245 250

UK/12/45

468 528

412 500

371 250

Subtotaal

2 035 026

1 790 000

1 611 000

Totaal

10 195 526

7 090 000

6 381 000


BIJLAGE III

ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDSYSTEMEN

(in EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België

BE/12/01

120 000

120 000

108 000

Subtotaal

120 000

120 000

108 000

Denemarken

DK/12/02

335 900

335 900

302 310

Subtotaal

335 900

335 900

302 310

Duitsland

DE/12/19

81 000

81 000

72 900

DE/12/20

75 000

75 000

67 500

Subtotaal

156 000

156 000

140 400

Frankrijk

FR/12/04

255 100

247 500

222 750

Subtotaal

255 100

247 500

222 750

Nederland

NL/12/03

700 000

700 000

630 000

Subtotaal

700 000

700 000

630 000

Portugal

PT/12/05

74 500

74 500

67 050

Subtotaal

74 500

74 500

67 050

Finland

FI/12/02

250 000

250 000

225 000

Subtotaal

250 000

250 000

225 000

Zweden

SE/12/05

55 443

55 443

49 899

Subtotaal

55 443

55 443

49 899

Totaal

1 946 943

1 939 343

1 745 409


BIJLAGE IV

ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDAPPARATUUR

(in EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Griekenland

EL/12/09

2 700 000

2 700 000

2 430 000

Subtotaal

2 700 000

2 700 000

2 430 000

Finland

FI/12/09

25 000

15 000

13 500

Subtotaal

25 000

15 000

13 500

Totaal

2 725 000

2 715 000

2 443 500


BIJLAGE V

PROEFPROJECTEN

(in EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in het nationale visserijcontroleprogramma

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België

BE/12/05

60 000

60 000

30 000

Subtotaal

60 000

60 000

30 000

Denemarken

DK/12/16

134 360

0

0

Subtotaal

134 360

0

0

Verenigd Koninkrijk

UK/12/49

341 161

341 161

170 581

Subtotaal

341 161

341 161

170 581

Totaal

535 521

401 161

200 581


BIJLAGE VI

AFGEWEZEN BEDRAGEN MET BETREKKING TOT OPLEIDING, INITIATIEVEN OM DE KENNIS VAN GVB-REGELS TE VERGROTEN EN DE AANSCHAF OF MODERNISERING VAN PATROUILLEVAARTUIGEN EN VERKENNINGSVLIEGTUIGEN

(in EUR)

Soort uitgave

Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Opleidings- en uitwisselingsprogramma’s

 

 

 

Subtotaal

825 931

0

0

Initiatieven om de kennis van GVB-regels te vergroten

 

 

 

Subtotaal

849 713

0

0

Patrouillevaartuigen en verkenningsvliegtuigen

 

 

 

Subtotaal

60 528 109

0

0

Totaal

62 203 753

0

0