ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.139.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 139

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
26 mei 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/268/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 29 juni 2011 betreffende steunmaatregel SA.14554 (C 7/04) uitgevoerd door Duitsland voor de Gesellschaft für Weinabsatz (maatschappij voor wijnverkoop) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4426)

1

 

 

2012/269/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 29 juni 2011 betreffende de steunmaatregelen SA.32504 (2011/N) en C 11/10 (ex N 667/09) door Ierland ten uitvoer gelegd ten faveure van Anglo Irish Bank en Irish Nationwide Building Society (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4432)  ( 1 )

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

26.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/1


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2011

betreffende steunmaatregel SA.14554 (C 7/04) uitgevoerd door Duitsland voor de Gesellschaft für Weinabsatz (maatschappij voor wijnverkoop)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4426)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2012/268/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea (1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig bovengenoemd artikel te hebben verzocht hun opmerkingen te maken (2),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Naar aanleiding van een op 10 mei 2001 ontvangen klacht heeft de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland op 9 november 2001 een schriftelijk onderzoek toegezonden. De maatregel werd, naar aanleiding van dit onderzoek door de Commissie, aangemeld bij brief van 5 maart 2002, die op 8 maart 2002 is ontvangen. Aangezien de maatregel op dat moment reeds ten uitvoer was gelegd, werd deze opgenomen onder de niet-aangemelde steunregelingen (steunmaatregel nr. NN 159/02).

(2)

Duitsland stuurde aanvullende informatie bij brief van 20 november 2002, geregistreerd op 25 november 2002, bij brief van 28 april 2003, geregistreerd op 2 mei 2003, bij brief van 27 mei 2003, geregistreerd op 28 mei 2003, en per fax van 2 oktober 2003.

(3)

Bij brief van 19 februari 2004, SG-Greffe (2004) D/200645, heeft de Commissie Duitsland kennis gegeven van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU ten aanzien van deze steunmaatregel.

(4)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(5)

De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen (4).

(6)

Duitsland deed de Commissie bij brief van 18 maart 2004, geregistreerd op 23 maart 2004, zijn opmerkingen toekomen. Aanvullende opmerkingen zijn ingediend bij brief van 10 januari 2006, geregistreerd op 10 januari 2006 en bij brief van 13 juli 2007, geregistreerd op 16 juli 2007.

(7)

Bij brief van 21 oktober 2008, SG-Greffe (2008) D/206430 heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit tot uitbreiding van de procedure die op grond van artikel 108, lid 2, VWEU was ingeleid ten aanzien van deze steunmaatregel.

(8)

Het besluit van de Commissie tot uitbreiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5). De Commissie heeft de belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de desbetreffende steunmaatregel te maken.

(9)

De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen.

(10)

Duitsland heeft (na een verzoek om uitstel van 17 november 2008, door de Commissie op 21 november 2008 aanvaard) de Commissie zijn opmerkingen meegedeeld bij brief van 23 december 2008, geregistreerd op 5 januari 2009.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

II.1.   Titel van de maatregel

(11)

Kredit an die Gesellschaft für Weinabsatz mit nachfolgendem Forderungsverzicht (lening aan de Gesellschaft für Weinabsatz (maatschappij voor wijnverkoop) en latere afstand van vorderingen)

II.2.   Rechtsgrondslag

(12)

De maatregel is ten uitvoer gelegd op basis van een contractuele overeenkomst tussen de Wiederaufbaukasse der rheinland-pfälzischen Weinbaugebiete (wederopbouwfonds voor de wijnbouwgebieden in Rijnland-Palts, WAK) en de Gesellschaft für Weinabsatz Pfalz GmbH (maatschappij voor wijnverkoop van de Palts, GfW).

II.3.   Doelstelling

(13)

Het doel was om een lening te verstrekken aan GfW voor de aankoop van most van wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren. Overeengekomen was dat zekergestelde activa als onderpand werden gebruikt. Voor deze activa was in verschillende mate ook sprake van eigendomsvoorbehoud (Eigentumsvorbehalt) van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren (Weinbaugetriebe und Kommissionäre), in de vorm van eenvoudig, uitgebreid of verlengd eigendomsvoorbehoud. De afstand van vorderingen vond plaats toen GfW in financiële moeilijkheden kwam als gevolg van een scherpe daling van de marktprijzen.

II.4.   Publiekrechtelijk lichaam

(14)

WAK is een publiekrechtelijk lichaam van de deelstaat Rijnland-Palts, geregistreerd in Mainz. Zij werkt in de wijnbouwsector op soortgelijke wijze als een bank. De gebruikelijke activiteit van de WAK is de toekenning van leningen voor ruilverkavelingen (Flurbereinigung). WAK wordt gefinancierd uit bijdragen, rechten, leningen en subsidies (artikel 8, lid 1, van de Weinbergsaufbaugesetz [wet inzake de ontwikkeling van de wijnbouw]).

II.5.   Begunstigden

(15)

Begunstigde van de maatregel was GfW, waaraan door WAK een lening werd toegekend op voorwaarden die niet marktconform waren.

(16)

GfW was een volle dochteronderneming van de Bauern- und Winzerverband Rheinland-Pfalz Süd (vereniging van land- en wijnbouwondernemingen uit het zuiden van Rheinland-Pfalz). GfW werd in 1984 opgericht voor de verkoop van wijn en hield zich bezig met de productie en het in de handel brengen van mousserende wijn, druivensap, druivengelei, druiven-eau-de-vie en brandy. GfW verleende ook diensten voor wijnbouwondernemingen in verband met distillatiemaatregelen (Destillationsmaßnahmen). Deze distillatiemaatregelen omvatten onder meer de maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening (6) en door de staat gefinancierde distillatie die normaal gesproken worden uitgevoerd op basis van besluiten van de Raad (7). In verband hiermee heeft GfW kleine wijnproducenten geadviseerd en het vervoer van wijn naar de distilleerderijen georganiseerd.

(17)

Andere mogelijke begunstigden zijn de wijnbouwbedrijven en wijnhandelaren van wie GfW met de lening most kon kopen, en die geen afstand deden van hun vorderingen op GfW, hetgeen WAK besloot wel te doen toen GfW in financiële moeilijkheden geraakte.

II.6.   Achtergrond van de steunmaatregel

(18)

In 1999 kocht GfW 44 miljoen liter most met gebruikmaking van zowel eigen middelen als een lening van WAK van 15 302 696,25 EUR. Van deze most had 60 % minimaal 60 graden Oechsle bij een gemiddeld gehalte van 81 graden Oechsle. 40 % was most voor gewone tafelwijn met ten minste 44 graden Oechsle die was gekocht om te profiteren van de gunstige voorwaarden voor preventieve distillatie. Voor alle aangekochte most is een gemiddelde prijs van 0,38 EUR per liter betaald. Er is geen wijn als eindproduct aangekocht. De wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren hebben de most aangekocht onder eenvoudig, uitgebreid of verlengd eigendomsvoorbehoud (einfache, erweiterte, verlängerte Eigentumsvorbehalte). Tegelijkertijd werd overeengekomen dat deze geëffectiseerde activa als onderpand voor de WAK zouden gelden.

(19)

Uit de door Duitsland verstrekte gegevens blijkt dat het bedrijfsplan van GfW inhield dat gebruik zou worden gemaakt van de distillatiemogelijkheden op grond van Verordening (EEG) nr. 822/87 voor 40 % van de most en dat 60 % van de most tot basiswijn zou worden verwerkt voor de bereiding van mousserende wijn om die te verkopen aan producenten van mousserende wijn. Bovendien was GfW van plan 20 % van de basiswijn gedurende negen maanden tot één jaar op te slaan om te profiteren van de EU-subsidies voor de opslag van wijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 822/87, alvorens het product op de markt voor basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn te brengen.

(20)

Op 11 november 1999 hebben de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren een aanbetaling ontvangen ten bedrage van 80 % van de aankoopprijs. Gemiddeld werd een voorschot van 0,31 EUR per liter betaald.

(21)

GfW heeft in 1999 40 % van de voorraden preventief laten distilleren. Gezien de daling van de prijzen op de markt voor basiswijn eind 1999, besloot GfW dat jaar geen basiswijn te verkopen maar te wachten tot de markt zich in 2000 zou herstellen.

(22)

In 2000 liep de markt voor witte wijn als gevolg van de verhoudingsgewijs grote oogst en dalende verkoop van mousserende wijn nog verder terug (in sommige gevallen daalden de gemiddelde prijzen met tot wel 0,20 EUR). Veel van de nog in vaten opgeslagen wijn moest alsnog voor distillatie worden aangeboden.

(23)

Als gevolg van een in 1999 goedgekeurde en op 1 augustus 2000 in werking getreden wijziging van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt is preventieve distillatie overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 822/87 vervangen door destillatie voor de voorziening van de markt voor drinkalcohol overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1493/1999. De voorwaarden hiervoor waren aanzienlijk slechter; er werd nog slechts ongeveer de helft van de prijs betaald die voorheen voor preventieve distillatie werd betaald (0,50 tot 0,55 EUR per liter).

(24)

Na de instorting van de prijzen in 2000 bleek het voor GfW onmogelijk op de wijnmarkt of bij de distillatie voor de voorziening van de markt voor drinkalcohol de verwachte winsten te halen. Dientengevolge moest de boekwaarde van de voorraden van GfW aanzienlijk worden verlaagd waardoor de passiva van GfW de activa overtroffen.

(25)

In het licht van de hierboven beschreven problemen is voor dat jaar tot en met 31 oktober 2000 een tussenbalans opgemaakt en door een accountant onderzocht. Op 31 oktober 2000 lagen de passiva van GfW (15 670 155 EUR) 5 783 299 EUR hoger dan de vlottende activa (9 886 856 EUR); de passiva van GfW van dat moment worden in de onderstaande tabel uitgesplitst. Volgens een door Wirtschaftsprüfungsgesellschaft Falk & Co. GmbH opgesteld rapport, zou GfW zeer spoedig het hoofd moeten bieden aan een insolventieprocedure als gevolg van het feit dat zijn passiva hoger zouden uitvallen dan zijn activa (Überschuldung) als niet werd ingegrepen om dit te voorkomen.

(26)

Tabel 1

(in EUR)

Passiva (uitgesplitst)

Bedrag

WAK

10 150 959

Financiële instellingen

726 892

Leveranciers

218 460

Wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren

4 355 581

Andere

218 263

Totaal

15 670 155

(27)

Volgens artikel 19 van de Duitse faillissementswet (Insolvenzordnung) is het feit dat de passiva van een onderneming meer bedragen dan de activa reden tot inleiding van de insolventieprocedure. Om die reden was de directie van GfW overeenkomstig artikel 64 oude versie „GmbH Gesetz” juncto artikel 19 van de Duitse faillissementswet verplicht binnen drie weken nadat de passiva meer bedroegen dan de activa (Überschuldung) de inleiding van de insolventieprocedure aan te vragen.

(28)

Als gevolg van de dreigende insolventie, vroeg GfW sommige van de schuldeisers (WAK de wijnbouwondernemingen en circa 130 wijnhandelaren die bij de in overweging 18 beschreven aankoop betrokken waren, afstand te doen van een deel van hun uitstaande vorderingen om GfW in staat te stellen de handelsactiviteiten voort te zetten. Met het bedrag waarvan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren zouden afzien, moest 90 % van de uitstaande vorderingen worden betaald, zodat zij additioneel nog slechts 2 % van de overeengekomen aankoopprijs zouden ontvangen. Het resterende tekort moest worden gedekt door de noodzakelijke achterstelling van vorderingen en afstand van vorderingen door WAK.

(29)

Als hoofdschuldeiser (zie tabel 1) met een zwakkere zekerheidspositie had WAK een aanzienlijk belang bij het voorkomen van de dreigende insolventie. Daarom probeerde WAK de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ervan te overtuigen akkoord te gaan om afstand te doen van een deel van hun vorderingen. WAK had ook een schriftelijke overeenkomst met GfW ondertekend, gedateerd op 4 december 2000, waarin WAK ermee instemt een deel van zijn uitstaande vorderingen — ten bedrage van het tekort van GfW — achter te stellen bij die van de andere schuldeisers. Het definitieve bedrag van de achterstelling van vorderingen zou pas worden vastgelegd zodra de afstand van vorderingen van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren was ontvangen, dit om het achtergestelde bedrag tot een minimum te beperken. Ook werd overeengekomen dat WAK, als dit in een later stadium noodzakelijk zou zijn om een insolventieprocedure te voorkomen, afstand zou doen van hetzelfde bedrag aan vorderingen als het had achtergesteld.

(30)

1 700 van de 2 700 wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren verklaarden zich bereid om af te zien van 90 % van de resterende vorderingen, wat neerkomt op ongeveer 60 % van de uitstaande vorderingen van de groep als geheel. De resterende wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren wezen het bod uitdrukkelijk af of beantwoordden het verzoek niet. Het was duidelijk dat sommigen van hen besloten niet af te zien van hun vorderingen als gevolg van hun sterkere zekerheidspositie — sommigen hadden een verlengd eigendomsvoorbehoud en hadden al een voorschot ontvangen van 80 % van de overeengekomen prijs. Dit betekent dat zij in geval van een insolventieprocedure meer dan de aangeboden 2 % van de overeengekomen aankoopprijs zouden ontvangen.

(31)

Bovendien had een aantal wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren klachten ingediend tegen GfW en waren deze klachten door de rechtbank behandeld; de rechtbank had voorgesteld te schikken. Volgens die schikkingen moest GfW 70 % van de resterende vorderingen betalen en moest van 30 % afstand worden gedaan. De rechtbank had ook besloten dat GfW 80 % van de gerechtskosten zou moeten dragen. Vergelijkbare schikkingen werden door andere rechtbanken voorgesteld en met het oog daarop kon GfW niet meer verwachten dat andere wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren zouden instemmen met een afstand van 90 % van de resterende vorderingen. Verscheidene wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren verklaarden nu bovendien dat zij 100 % terugbetaling van de resterende 20 % zouden eisen.

(32)

In artikel 305a van de Duitse faillissementswet is bepaald dat een minnelijke schikking (außergerichtliche Einigung) ter voorkoming van een schuldenregeling is mislukt wanneer één enkele schuldeiser tot gedwongen tenuitvoerlegging besluit nadat met de onderhandelingen over minnelijke schikking is begonnen.

(33)

Daarom kon GfW, in tegenstelling tot wat dat bedrijf oorspronkelijk van plan was, niet langer van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren vragen af te zien van hun vorderingen. In plaats daarvan heeft GfW op 21 februari 2001 met WAK een overeenkomst ondertekend waarin WAK zich ertoe verbindt ervoor te zorgen het tekort van GfW over het jaar 2000 volledig te dekken door af te zien van 5 005 441,60 EUR van de vorderingen van WAK op GfW. Over de resterende schuld voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 zou geen rente worden geheven. Bovendien zouden volgens de overeenkomst de resterende vorderingen van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren volledig worden vereffend. Op die manier werd de zekerheid van de niet-achtergestelde vorderingen van WAK gegarandeerd, werd de zware schuldenlast verlicht, werden insolventieprocedures voorlopig vermeden kon GfW de handelsactiviteiten voortzetten.

(34)

In de periode van 1 november 2000 tot en met 31 december 2000 heeft GfW 1 440 446,92 van de lening aan WAK terugbetaald. In de periode 2001-2005 heeft GfW de handelsactiviteiten voortgezet en heeft het regelmatig bedragen afgelost op de lening van WAK, in totaal 3 728 969,40 EUR. Bovendien heeft GfW in 2001 in totaal 149 757,16 EUR aan rentebetalingen aan WAK betaald.

(35)

Als gevolg van een daling van de omzet van GfW uit de oorspronkelijke zakelijke activiteiten, en door een gebrek aan kapitalisatie, heeft GfW op 31 december 2004 besloten alle activiteiten stop te zetten en het bedrijf te liquideren. Alle resterende voorraden van de tot dan nog bestaande bedrijfsonderdelen zijn toen verkocht. Alle opbrengsten zijn gebruikt om WAK terug te betalen. Met de koper (een particulier) is overeengekomen dat de waarde van alle voorraden die volgens de inventarisatielijst op 31 december 2004 nog zouden overblijven, eind 2005 aan WAK zou worden uitgekeerd. De waarde zou de oorspronkelijke aankoopwaarde van 79 579,79 EUR zijn.

(36)

GfW werd uiteindelijk op 1 juni 2005 ontbonden en in de loop van 2006 uit het handelsregister verwijderd. Er is geen sprake van een juridische entiteit of rechtsopvolger waarvan de steun zou kunnen worden teruggevorderd.

(37)

Tegen 31 december 2005 was 9 897 154,65 EUR van de lening terugbetaald en was 793 994,99 EUR aan rente betaald. Na liquidatie van de resterende activa van GfW (87 079,79 EUR) werden de nog openstaande vorderingen van WAK (ongeveer 313 000 EUR) oninbaar verklaard en afgeschreven. Het gedeelte van de lening dat nooit werd terugbetaald, bedroeg daarom 5 318 441,60 EUR (de oorspronkelijke afstand van vorderingen van 5 005 441,60 EUR plus de openstaande vorderingen na liquidatie van 313 000 EUR).

II.7.   Aard en intensiteit van de steun

(38)

De lening van 15 302 696,25 EUR van WAK aan GfW werd in 1999 in een periode van 12 tot 18 maanden in verscheidene tranches verstrekt:

(in EUR)

11.11.1999

5 936 061,62

25.11.1999

6 868 777,04

1.12.1999

585 429,72

13.12.1999

112 110,66

17.12.1999

1 800 317,21

Totaal

15 302 696,25

(39)

De in rekening gebrachte rentetarieven bedroegen:

4e kwartaal 1999

3,28 %

1e kwartaal 2000

3,51 %

2e kwartaal 2000

4,15 %

3e kwartaal 2000

4,80 %

4e kwartaal 2000

5,15 %

2001

4,55 %-5,25 %

(40)

Op 11 november 1999 ontvingen de leveranciers een aanbetaling van 80 % van de overeengekomen prijs. Bovendien werd als gevolg van het verlengde eigendomsvoorbehoud dat aan sommige aanbieders was toegekend, en dat bij verwerking of vermenging zou blijven gelden, een deel van het bestand gebruikt om de resterende vordering van 20 % van deze leveranciers te garanderen. Ook was overeengekomen dat de voorraden zouden worden gebruikt als onderpand voor WAK. Gezien het eigendomsvoorbehoud had WAK echter slechts een subsidiaire vordering op een deel van de voorraden zolang de vorderingen met verlengd eigendomsvoorbehoud niet vereffend waren. Het grootste deel van het risico van de fluctuaties van de prijzen lag derhalve bij GfW en diens schuldeisers, waarvan WAK de belangrijkste was.

(41)

Over de lening van WAK aan GfW is slechts in beperkte mate rente betaald: van 11 november 1999 tot en met 31 december 1999 (tegen een rente van 3,28 %), van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 (3,51 % tot 5,15 %) en van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 (4,55 % tot 5,25 %). Na 31 december 2001 is verder geen rente gevorderd.

(42)

Gezien het risico dat WAK nam bij het verstrekken van leningen aan GfW, had een aanzienlijke risicopremie moeten worden aangerekend bovenop het gebruikelijke rentetarief. Aangezien de rente niet met een dergelijke risicopremie was verhoogd, was op het moment van de verstrekking van de lening sprake van een steunelement. Dit steunelement kan worden berekend als het verschil tussen de in rekening gebrachte rente en de marktrente plus de risicopremie die in rekening had moeten worden gebracht.

(43)

Volgens de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (8), zoals gewijzigd bij de mededeling van de Commissie betreffende een technische aanpassing van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (9), die van toepassing is voor de betrokken periode, lag het referentierentepercentage voor Duitsland tussen 5,23 % en 6,33 %. Volgens de mededeling is het vastgestelde referentiepercentage een minimumpercentage, dat in omstandigheden met bijzondere risico’s (zoals een onderneming in moeilijkheden of bij afwezigheid van de gebruikelijke zekerheden die banken verlangen) kan worden verhoogd. Indien geen enkele particuliere bank de betrokken lening wil verstrekken, kan de opslag in dergelijke gevallen oplopen tot 400 basispunten en meer.

(44)

Volgens Duitsland lag de rente die Duitse banken in dezelfde periode voor vergelijkbare kredieten in rekening brachten tussen 5,25 % en 6,50 % (VR-Bank Südliche Winstrasse e.G.) of tussen 5,40 % en 6 % (Kreissparkasse Bad Dürkheim).

II.8.   Duur van de maatregel

(45)

Eenmalige maatregel.

II.9.   Gronden voor het inleiden van de formele onderzoeksprocedure

(46)

De Commissie leidde de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU in omdat zij vermoedde dat de achterstelling en afstand van vorderingen staatssteun zouden kunnen vormen in de zin van artikel 107 VWEU.

(47)

Met name had de Commissie op basis van de gegevens die ten tijde van de eerste inleiding van de formele onderzoeksprocedure beschikbaar waren, onderzocht of de achterstelling en de afstand van vorderingen overeenkomstig het „criterium van de particuliere schuldeiser” werden uitgevoerd.

(48)

Aan de hand van het „criterium van de particuliere schuldeiser” wordt nagegaan of een particuliere schuldeiser onder dezelfde marktomstandigheden op dezelfde manier zou hebben gehandeld als de publieke schuldeiser. Wat het onderhavige geval betreft, hadden de particuliere schuldeisers op 31 oktober 2000 vorderingen op GfW voor een totaalbedrag van 5,5 miljoen EUR, maar geen van hen heeft afstand gedaan van zijn vorderingen. Het verslag van een onafhankelijke accountant leek aan te geven dat het voor WAK economisch gezien interessant was om een deel van de vorderingen achter te stellen of er afstand van te doen, maar gaf geen uitleg waarom geen van de andere schuldeisers bereid was om afstand te doen van hun vorderingen.

(49)

In het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure kwam de Commissie tot de conclusie dat op het moment van de inleiding van de procedure niet kon worden uitgesloten dat de achterstelling en de afstand van vorderingen van WAK (ten aanzien van de lening aan GfW en de toekomstige rentebetalingen over deze lening) niet in overeenstemming zijn met de criteria van de particuliere schuldeiser aangezien zij hoger leken dan strikt noodzakelijk en niet alleen een buitensporig voordeel voor GfW vormden, maar ook voor de andere schuldeisers (hoofdzakelijk de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren), die hun vorderingen volledig vergoed zagen worden.

(50)

De inleiding van de formele onderzoeksprocedure werd vervolgens uitgebreid tot de toekenning van de lening. Met name werd betwijfeld of de lening op marktvoorwaarden was toegekend (er werd geen risicopremie geheven) en of voldoende waarborgen waren afgegeven.

(51)

Bij de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure rezen ook weer twijfels over mogelijke overheidssteun aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren. De destijds beschikbare informatie leek erop te wijzen dat de prijs die voor de most werd betaald, hoger lag dan de relevante marktprijs, dat het doel van de transactie niet was maximale winst te behalen maar de wijn- en mostmarkt te steunen, en dat de zekerheid die de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren in het koopcontract werd geboden, gunstiger was dan onder normale marktomstandigheden.

(52)

De twijfel met betrekking tot de prijs werd nog versterkt door documenten die na de eerste inleiding van de procedure door Duitsland waren ingediend, en waaruit bleek dat de prijs per liter tafelwijn (exclusief btw) uit de regio Pfalz-Rheinhessen in 1999 fluctueerde, namelijk dat die 0,26 EUR (laagste prijs — in oktober/november), 0,30 EUR (van juni tot en met september), 0,35 EUR (in april) en 1,10 EUR (hoogste prijs — in februari, juni en november/december) bedroeg. De minimummarktprijs die op het tijdstip van de toekenning van de lening voor tafelwijn kon worden gekregen, was derhalve 0,26 EUR per liter.

(53)

De gemiddelde aankoopprijs van 0,38 EUR per liter leek daarom hoger te liggen dan de laagste marktprijs van 0,26 EUR per liter.

III.   KLACHTEN EN INFORMATIE VAN DERDE PARTIJEN

(54)

De Commissie heeft informatie ontvangen waaruit bleek dat de afstand van vorderingen met middelen van WAK werd gefinancierd. Beweerd werd dat de deelstaat Rheinland-Pfalz, de overheid die WAK financierde, een mogelijke kapitaalinjectie zou hebben overwogen vanwege de verminderde kapitaalsbasis van WAK, maar daarvan uiteindelijk heeft afgezien.

(55)

De Commissie heeft een klacht ontvangen over de vermeende staatssteun die gemoeid zou zijn met de afstand van vorderingen van WAK. Klager stelde dat hij concurrent was van GfW bij de verkoop van wijndistillaten en dat concurrenten, als gevolg van de afstand van vorderingen ten gunste van GfW, aanzienlijke problemen zouden ondervinden bij de verkoop van hun eigen producten. Klager legde verschillende krantenartikelen voor met informatie over de afstand van vorderingen door WAK ten gunste van GfW.

(56)

Dezelfde klager legde ook een brief voor die hij van het openbaar ministerie in Kaiserslautern (centraal bureau voor economische criminaliteit) had ontvangen in antwoord op een aan het openbaar ministerie gerichte brief. De brief van het openbaar ministerie in Kaiserslautern vat de informatie samen die het van klager in de vorm van krantenartikelen en verklaringen heeft ontvangen; in die brief wordt meegedeeld dat er op basis van de ontvangen informatie geen gronden zijn voor het inleiden van een strafrechtelijk onderzoek (strafrechtliches Ermittlungsverfahren).

IV.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(57)

De Commissie heeft in het kader van de formele onderzoeksprocedure geen opmerkingen van de belanghebbenden ontvangen.

(58)

Herhaalde brieven van de indiener van de klacht na de inleiding van de procedure hebben geen nieuwe feiten of argumenten opgeleverd.

V.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

V.1.   Steunelement op het moment van de toekenning van de lening

(59)

Duitsland heeft uitgebreide informatie verstrekt over de voorwaarden van de lening van WAK aan GfW, die is opgenomen in de beschrijving van de maatregel in deel II.

(60)

Uit de opmerkingen van Duitsland blijkt dat dat land het ermee eens is dat de door WAK voor de lening aan GfW aangerekende rente lager was dan de marktrente. Duitsland erkent dat het verschil tussen de marktrente en de toegepaste rente steun aan GfW vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(61)

Verder leverde Duitsland het bewijs dat GfW per 1 juni 2005 is opgeheven en ontbonden. Alle resterende voorraden van de tot dan nog bestaande bedrijfsonderdelen zijn toen verkocht. Alle opbrengsten zijn gebruikt om WAK terug te betalen. Met de koper (een particulier) is overeengekomen dat de waarde van alle voorraden die volgens de inventarisatielijst op 31 december 2004 nog zouden overblijven, eind 2005 aan WAK zou worden uitgekeerd. De waarde zou de oorspronkelijke aankoopwaarde van 79 579,79 EUR zijn. GfW werd in de loop van 2006 uit het handelsregister geschrapt, en er is geen rechtsopvolger of juridische entiteit van wie de steun zou kunnen worden teruggevorderd. Duitsland is van mening dat volgens vaste rechtspraak (10) terugvordering derhalve niet mogelijk is.

(62)

Duitsland garandeert dat de toekenning door GfW van eenvoudig, uitgebreid of verlengd eigendomsvoorbehoud aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren voor de verkoop van most in overeenstemming was met de normale commerciële praktijken. Duitsland verzekert tevens dat het ondanks het eigendomsvoorbehoud aanvaarden van de geëffectiseerde activa als onderpand, zoals WAK heeft gedaan voor de lening aan GfW, ook in overeenstemming is met de normale commerciële praktijken.

(63)

Voorts verklaart Duitsland dat de aankoop van most in het najaar van 1999 door GfW tegen marktprijzen had plaatsgevonden, omdat 60 % van de aangekochte most kwaliteitsmost was (minimaal 60 graden Oechsle) en geen most voor gewone tafelwijn, zoals in de inleiding van de procedure werd verondersteld. Volgens Duitland zijn de kwaliteitseisen voor most voor de bereiding van mousserende wijn hoger dan die voor tafelwijn (respectievelijk minimaal 60 en 44 graden Oechsle). De resterende 40 % van de most was most voor gewone tafelwijn en werd aangekocht om gebruik te maken van de gunstige voorwaarden voor preventieve distillatie.

(64)

In zijn opmerkingen benadrukt Duitsland dat het handelsconcept van GfW voor 60 % van het bestand de aankoop van grote hoeveelheden most van hoge kwaliteit betrof, die vervolgens zouden worden verwerkt tot homogene partijen basiswijn voor de productie van mousserende wijn (Sektgrundwein) overeenkomstig de eisen op het gebied van homogeniteit en kwaliteit van de wijnproducenten. Basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn moet een laag SO2-gehalte en een hoog gehalte vruchtenzuren bevatten. Dit kon alleen worden bereikt als de most in de najaarsverkoopperiode werd ingekocht en GfW de most zelf tot basiswijn verwerkte.

(65)

Volgens de door Duitsland verstrekte inlichtingen bedroeg de basisprijs die op de markt voor basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn werd betaald voor een liter van 60 graden Oechsle, 0,312 EUR per liter. Voor elke extra graad Oechsle (tot een maximum van 80 graden Oechsle) werd 0,005 EUR per liter betaald. De wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren werden volgens dit principe betaald voor hun most van hoge kwaliteit (60 % van de aangekochte most).

(66)

In dit verband wijst Duitsland op de betrokken markt. Volgens Duitsland kan de marktprijs voor gewone tafelwijn niet als maatstaf worden beschouwd voor deze 60 % van de voorraden, omdat de betrokken markt waarop GfW voornamelijk actief is, niet de markt is voor gewone tafelwijn maar de markt voor basiswijn van hogere kwaliteit voor de bereiding van mousserende wijn. Duitsland verwijst ook naar de theorie van de substitueerbaarheid die zegt dat twee producten niet tot dezelfde markt behoren wanneer de afnemers van het ene product niet naar het andere kunnen uitwijken, ook al wordt de prijs daarvan gewijzigd. In het onderhavige geval is het door de specifieke eisen die worden gesteld aan most en basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn onmogelijk deze te vervangen door most voor gewone tafelwijn of door tafelwijn, ook al zou de prijs van tafelwijn aanzienlijk dalen. Daarom zal een verlaging van de prijs van tafelwijn niet van invloed zijn op de prijs van most voor de bereiding van mousserende wijn, omdat het ene product niet kan worden vervangen door het andere.

(67)

Volgens de invoerstatistieken van de Duitse wijnbouwersvereniging (Deutsche weinbauverband) over de periode 1998-2001 werd voor ingevoerde witte wijn, die dankzij de uitstekende kwaliteit ervan geschikt is voor de productie van mousserende wijn, een marktprijs van 0,38 EUR per liter betaald, aanzienlijk meer dan de voor tafelwijn genoteerde 0,26 EUR per liter. In zijn opmerkingen concludeert Duitsland dan ook dat er sprake is van twee afzonderlijke markten, één voor gewone tafelwijn en voor most voor tafelwijn, enerzijds, en één voor basiswijn van hoge kwaliteit en most van hoge kwaliteit voor de bereiding van mousserende wijn, anderzijds.

(68)

Volgens Duitsland moet derhalve worden geconcludeerd dat de relevante markt voor wijn die niet voor distillatie wordt aangeboden, de markt voor hoogwaardige basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn is, waar veel hogere prijzen (0,38 EUR per liter) kunnen worden gehaald, en niet de markt voor gewone tafelwijn waar de prijs 0,26 EUR per liter bedraagt. De redenering van Duitsland is derhalve dat de prijs die door GfW voor de most is betaald, in overeenstemming was met de marktprijs op de betrokken markt en een normale winstmarge omvatte.

(69)

Bovendien was GfW van plan aan de EU-programma’s voor opslag en distillatie deel te nemen (GfW had eerder reeds dergelijke diensten aan wijnbouwers aangeboden). In het kader van het programma voor de opslag werd 0,06 EUR per liter betaald voor 20 % van de voorraden die op een later tijdstip moesten worden verkocht als basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn. In het kader van het distillatieprogramma werd 0,50 EUR tot 0,55 EUR per liter betaald voor de 40 % van de voorraad die voor distillatie werd aangeboden.

(70)

Naar het oordeel van Duitsland hadden deze activiteiten ten tijde van de kredietverstrekking van WAK aan GfW winstgevend kunnen zijn. Enerzijds bestemde GfW 40 % van de aankopen van most voor preventieve distillatie in december 1999 tegen een aanzienlijk hogere distillatieprijs dan de aankoopprijs (0,50 tot 0,55 EUR per liter). Anderzijds werd voorspeld dat de producenten van mousserende wijn goede prijzen zouden betalen (0,36 tot 0,41 EUR per liter) voor grote partijen uniforme basiswijn van gegarandeerde kwaliteit. Duitsland redeneert dat GfW een gemiddelde verkoopopbrengst van 0,44 tot 0,46 EUR per liter had kunnen behalen, wat veel meer is dan het gemiddelde van 0,38 EUR per liter die aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren werd betaald.

(71)

De planning werd gebaseerd op de volgende veronderstellingen omtrent de richtprijzen:

 

Omvang

Prijs/liter (in EUR)

Distillatie

40 %

0,50-0,55

EU-subsidie voor opslag van wijn/most (één jaar): 0,06 EUR per liter en latere verkoop als basiswijn voor mousserende wijn

20 %

0,435

Verkoop als basiswijn voor mousserende wijn

40 %

0,375

(72)

Op basis van deze veronderstellingen werd een gemiddelde verkoopprijs van 0,44 tot 0,46 EUR per liter verwacht.

(73)

De bovenstaande verkoopprognoses resulteren in de volgende winstberekening:

 

Prijs/liter (in EUR)

Aankoopprijs en verwerking

0,37-0,38

Inkomsten uit verkoop als basiswijn voor mousserende wijn, distillatie, opslagsubsidies

0,44-0,46

Verwachte winst

0,06-0,09

(74)

Op basis van een totale hoeveelheid van ongeveer 44 miljoen liter werd een totale winst van zo’n 2,64 à 3,96 miljoen EUR verwacht.

(75)

Duitsland wijst er ook op dat de marktprijs voor tafelwijn die de Europese Commissie in haar besluiten tot inleiding van de procedure noteerde (0,26 EUR per liter) de laagste prijs voor tafelwijn van november 1999 is. De volledige notering voor november 1999 is een marktprijs voor tafelwijn van tussen 0,26 EUR en 0,56 EUR per liter. Bovendien was dit de volledige prijsspreiding voor heel 1999. Over 2000 lag de prijsspreiding tussen 0,20 EUR en 0,41 EUR per liter. Duitsland wijst er voorts op dat 60 % van de door GfW aangekochte most een gemiddeld gehalte van 81 graden Oechsle had, veel hoger dan de vereiste 44 graden voor tafelwijn, hetgeen uiteraard tot uiting kwam in de prijs die GfW voor de most betaalde.

V.2.   Steunelement op het moment van de achterstelling van vorderingen en de afstand van vorderingen

(76)

Volgens Duitsland is vastgesteld dat voor GfW insolventie dreigde nadat in november 2000 een tussenbalans was opgesteld. GfW had destijds een tekort op de lopende rekening van ongeveer 6 miljoen EUR, hetgeen werd bevestigd toen de jaarrekeningen voor 2000 werden opgemaakt. De reden voor het tekort was dat de waarde van de voorraad die nog steeds in het bezit van GfW was, achteruitgegaan was na een aanzienlijke daling van de marktprijzen, wat betekende dat GfW zijn voorraad alleen zou kunnen verkopen tegen een lagere prijs dan oorspronkelijk voorspeld.

(77)

Volgens Duitsland had WAK op 31 oktober 2000 nog vorderingen ter waarde van ongeveer 10 miljoen EUR op GfW. Als onderpand had WAK op dat moment de geëffectiseerde activa van GfW, die op 5,7 miljoen EUR werden geraamd. Hiervoor gold eigendomsvoorbehoud (eenvoudig, uitgebreid of verlengd) van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren, die hun volgens Duitsland prioriteit zou geven in geval van insolventie. Volgens Duitsland zou GfW derhalve in geval van een insolventieprocedure de betalingen aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren van ongeveer 3,5 miljoen EUR voor moeten laten gaan op de betalingen aan andere schuldeisers.

(78)

Om de schuldenlast mettertijd te verhelpen en om te voorkomen dat de insolventieprocedure overeenkomstig artikel 64 oude versie „GmbH Gesetz” juncto artikel 19 van de Duitse faillissementswet zou worden ingeleid, was onmiddellijke actie nodig.

(79)

Duitsland vestigt er de aandacht op dat WAK als hoofdschuldeiser met een zwakkere zekerheidspositie een aanzienlijk belang had bij het voorkomen van de dreigende insolventie. Daarom trachtte WAK de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ervan te overtuigen afstand te doen van een deel van hun vorderingen en is WAK op 4 december 2000 ook het volgende met GfW overeengekomen:

een achterstelling van vorderingen ten bedrage van het tekort na afstand door de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren van 90 % van de resterende vorderingen;

afstand ten bedrage van de achtergestelde vorderingen, maar alleen indien dat noodzakelijk is.

(80)

Hoewel een goed begin werd gemaakt met de onderhandelingen met de meeste van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren om af te zien van hun vorderingen, is GfW uiteindelijk failliet gegaan door gecoördineerde acties door enkele van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren en hun advocaten. Zij waren niet bereid om van hun vorderingen af te zien vanwege hun preferentiële zekerheidspositie als gevolg van het uitgebreide of verlengde eigendomsvoorbehoud, en hebben een klacht ingediend. Hun klachten werden behandeld door de rechtbank, die schikkingsvoorstellen deed. Volgens die schikkingen moest GfW 70 % van de resterende vorderingen betalen en moest van 30 % afstand worden gedaan. De rechtbank had ook besloten dat GfW 80 % van de gerechtskosten zou moeten dragen. Andere rechtbanken deden vergelijkbare schikkingsvoorstellen. Onder deze omstandigheden kon GfW niet meer verwachten dat wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ermee zouden instemmen afstand te doen van 90 % van de resterende vorderingen. Verscheidene wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren verklaarden nu bovendien dat zij 100 % terugbetaling van de resterende 20 % zouden eisen. Dat 1 700 van de 2 700 wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren er reeds op hadden gewezen dat zij bereid waren om af te zien van een deel van hun vorderingen, was niet meer van belang, aangezien in artikel 305a van de Duitse faillissementswet is bepaald dat een minnelijke schikking (außergerichtliche Einigung) ter voorkoming van een insolventieprocedure is mislukt wanneer één enkele schuldeiser tot gedwongen tenuitvoerlegging besluit nadat de onderhandelingen over de minnelijke schikking zijn begonnen.

(81)

Op 21 februari 2001 is WAK daarom met GfW overeengekomen om het tekort over het jaar 2000 te dekken door af te zien van een bedrag van 5 005 441,60 EUR van zijn vorderingen, om geen rente te berekenen over de resterende schuld voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001, en om de vorderingen van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren volledig te vereffenen. De zekerheid van de niet-achtergestelde vorderingen werd gegarandeerd. Het tekort van GfW is verholpen, de insolventieprocedure kon worden voorkomen en GfW kon de handelsactiviteiten voortzetten.

(82)

Duitsland voert aan dat de achterstelling en de afstand van vorderingen in overeenstemming zijn met de criteria die gelden voor particuliere schuldeisers. Om deze bewering te staven verwijst Duitsland naar relevante jurisprudentie.

(83)

Afzien van een deel van de vordering kan nodig zijn om het bedrag dat daadwerkelijk wordt teruggevorderd (11) te verhogen. Een particuliere schuldeiser zou dit doen om zijn verliezen te beperken. Wanneer een vordering niet voldoende is zekergesteld, zou een overeenkomst om de terugbetaling uit te stellen de kansen op terugbetaling zonder verliezen vergroten als de schuldenaar de kans zou hebben om de crisis te boven te komen en zijn situatie te verbeteren (12). In het HAMSA-arrest van het Gerecht van eerste aanleg heeft het Gerecht de eerdere praktijk van de Commissie verworpen waarbij van particuliere en publieke schuldeisers een gelijk aandeel van afstand van vorderingen wordt geëist in verhouding tot hun aandeel van de schuld. Het Gerecht heeft echter vastgesteld dat het criterium van de particuliere schuldeiser ook kan worden toegepast wanneer de verhouding van de schuld waarvan afstand wordt gedaan tussen de verschillende schuldeisers asymmetrisch is. Het Gerecht van eerste aanleg benadrukt dat de status van de schuldeiser als houder van een beveiligde, preferente of gewone vordering, d.w.z. de rangorde van de zekerheden van de verschillende schuldeisers, bepalend is. Het Gerecht van eerste aanleg heeft vastgesteld dat een publieke schuldeiser zich als een particuliere schuldeiser gedraagt wanneer hij besluit om af te zien van een deel van zijn vorderingen, nadat hij een uitgebreide en redelijke inschatting heeft gemaakt hoeveel hij zou kunnen terugvorderen, wat het risico op liquidatie en wat de kans op herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming is (13). Tot slot verwijst Duitland naar de beschikking van de Commissie in de zaak Huta Cynku waarbij de Commissie oordeelde dat er geen sprake was van enig voordeel, en dus ook niet van staatssteun, wanneer herstructurering meer zou opbrengen dan liquidatie (14).

(84)

Duitsland voert om die reden aan dat, rekening houdend met de positie van WAK als belangrijkste schuldeiser en zijn zwakkere zekerheidspositie ten opzichte van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren, zowel de achterstelling als de afstand van schuldvorderingen in overeenstemming waren met het criterium van de particuliere schuldeiser en geen staatssteun vormden. In een insolventieprocedure zou WAK ten minste dezelfde en waarschijnlijk een aanmerkelijk groter bedrag van zijn resterende vorderingen hebben verloren.

(85)

Alleen door het voorkomen van een faillissement van GfW en het afwikkelen van de resterende schulden van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren had WAK volledige zekerheidsrechten op de resterende voorraad en kon het zorgen voor een hoger bedrag aan terugbetaling van de resterende vorderingen dan in het geval van faillissement.

(86)

Vanuit een ex-ante benadering was het gedrag van WAK volgens Duitsland correct, met name omdat het erin slaagde voor meer terugbetaling te zorgen door zijn zwakke zekerheidspositie om te zetten in een primair zekerheidsrecht, waardoor het dreigende faillissement van GfW kon worden voorkomen. Volgens Duitsland zou elke particuliere bank in dezelfde situatie op dezelfde wijze hebben gehandeld.

(87)

Volgens Duitsland zou bij een evaluatie vooraf van de rekeningen van GfW zijn gebleken dat WAK ervoor had kunnen zorgen dat bij een voortzetting van GfW 5 112 918,81 miljoen EUR zou zijn terugbetaald. Anderzijds, als tegen GfW een insolventieprocedure zou zijn ingeleid, zou WAK slechts de terugbetaling van maximaal 2,4 miljoen EUR hebben kunnen realiseren. Het verschil bedraagt derhalve 2,7 miljoen EUR.

(88)

Dit wordt bevestigd in een verslag van 3 februari 2003 dat door een onafhankelijke accountant (15) is opgesteld in opdracht van WAK en dat door Duitland is ingediend. In het verslag wordt geconcludeerd dat het voor WAK economisch gezien interessant was zijn vorderingen achter te stellen, en afstand te doen van een deel van het bovengenoemde bedrag aan vorderingen alsmede van de toekomstige rentebetalingen. De redenen voor deze conclusie zijn door Duitsland ingediend en luiden als volgt:

indien WAK zijn vorderingen niet had achtergesteld en niet van de rentebetalingen en van een deel van de vorderingen afstand had gedaan, had GfW faillissement moeten aanvragen en zou GfW zijn geliquideerd. De vorderingen van WAK hadden dan moeten worden gefinancierd uit de verkoop van de voorraden van GfW;

indien GfW was geliquideerd, was de waarde van de voorraden van dat bedrijf gedaald. De werkelijke opbrengst van de verkoop van de voorraden zou slechts ongeveer 50 % tot 70 % van de boekwaarde hebben bedragen. Daarom zouden de opbrengsten, zelfs met inachtneming van de zekerheidsrechten, tussen de 1,84 miljoen EUR en de 2,4 miljoen EUR hebben bedragen;

insolventieprocedures zijn duur;

de Duitse faillissementswet voorziet voor producten met een eigendomsvoorbehoud in een afscheidingsrecht; dit recht wordt echter bepaald door de mogelijkheid van de curator om een keuze te maken tussen de naleving van het contract en de afscheiding van activa (artikel 103 van de faillissementswet). Afscheiding van activa is slechts mogelijk als de curator weigert om het contract uit te voeren, in welk geval de schuldeiser het contract kan opzeggen en de afscheiding van de activa kan eisen, en hij recht heeft op schadevergoeding voor niet-naleving van het contract. Aanbetalingen kunnen worden gecompenseerd. Daar staat tegenover dat GfW aanspraak kan maken op terugvordering van de reeds verrichte betalingen, die kunnen worden verrekend met de compensatie voor de niet-naleving van het contract;

Nadat WAK een deel van zijn vorderingen had achtergesteld, kon GfW echter een insolventieprocedure afwenden, en nadat WAK afstand had gedaan van een deel van zijn vorderingen en van de rentebetalingen, had WAK nog voor 5,15 miljoen EUR aan openstaande vorderingen, die het naar verwachting terug zou krijgen omdat GfW de handelsactiviteiten zou kunnen voortzetten;

er wordt eveneens op gewezen dat GfW, indien de insolventieprocedure was ingeleid, de aflossingsbetalingen over de periode van 1 november tot en met 31 december 2000 op de lening van 1 440 476,92 EUR door GfW aan WAK op grond van de insolventieregels had kunnen aanvechten. Dit zou ertoe hebben geleid dat WAK deze bedragen moest terugbetalen.

(89)

Duitsland benadrukt dat uit een ex-post evaluatie blijkt dat de optie met achterstelling en afstand van vorderingen economisch rationeler was, aangezien de door voorkoming van een faillissement van GfW ontvangen terugbetalingen 4 670 517,65 EUR bedroegen, hetgeen meer is dan het bedrag van maximaal 2,4 miljoen EUR dat zekergesteld had kunnen worden in het kader van de insolventieprocedure.

(90)

Duitsland concludeert dat, aangezien de achterstelling en de afstand van vorderingen door WAK in overeenstemming waren met de criteria voor particuliere schuldeisers, er geen sprake was van steun voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren.

VI.   BEOORDELING VAN DE STEUN

VI.1.   Gemeenschappelijke marktordening

(91)

Tot de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (16) vielen de wijnbouw en de wijnbereiding onder Verordening (EG) nr. 1493/1999. In artikel 71 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is bepaald dat de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag (de huidige artikelen 107, 108 en 109 VWEU) van toepassing zijn op de productie van en de handel in de onder die verordening vallende producten. Vóór 31 juli 2000 vielen de wijnbouw en de wijnbereiding onder Verordening (EEG) nr. 822/87. In artikel 76 van Verordening (EEG) nr. 822/87 is bepaald dat de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag (de huidige artikelen 107, 108 en 109 VWEU) van toepassing zijn op de productie van en de handel in de in artikel 1 van die verordening genoemde producten. Derhalve dienen de onderhavige steunmaatregelen te worden onderzocht met het oog op de regels voor staatssteun.

VI.2.   Het bestaan van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU

(92)

Overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(93)

WAK is een publiekrechtelijk lichaam dat gedeeltelijk wordt gefinancierd met middelen van de deelstaat Rheinland-Pfalz en gedeeltelijk uit parafiscale heffingen. De maatregel wordt derhalve met staatsmiddelen bekostigd.

(94)

Steunverlening aan een onderneming die actief is op een voor handelsverkeer binnen de Unie openstaande markt, kan het handelsverkeer tussen de lidstaten negatief beïnvloeden (17). Er is sprake van een omvangrijke handel in landbouwproducten binnen de Unie. De onderhavige maatregel kan dus een ongunstige invloed hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten (18).

(95)

Het Hof heeft geoordeeld dat, om te bepalen of een overheidsmaatregel steun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, tevens dient te worden nagegaan of de ontvangende onderneming een economisch voordeel ontvangt dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen (19) en/dan wel of de maatregel die onderneming in staat heeft gesteld te voorkomen dat zij bepaalde kosten die zij normaal gesproken uit eigen financiële middelen (20) zou hebben moeten voldoen, zelf moest dragen. Dit zou immers volstaan als aanwijzing dat mogelijk sprake was van concurrentieverstoringen (21).

VI.2.1.   Bestaan van steun aan de Gesellschaft für Weinabsatz (GfW)

VI.2.1.a.   De toekenning van de lening door WAK

(96)

De lening van WAK van 15 302 696,25 EUR is in het najaar van 1999 verstrekt. Tijdens de looptijd van de lening werd GfW een rentetarief tussen 3,28 % en 5,25 % in rekening gebracht. Er werd geen risicopremie geheven. Het referentierentepercentage voor Duitsland voor deze periode lag tussen 5,23 % en 6,33 %.

(97)

Duitland is het eens met het standpunt van de Commissie dat de lening niet op marktvoorwaarden was toegekend. Indien de lening tegen marktvoorwaarden was toegekend, zou een hogere basisrente zijn geheven en zou een risicopremie zijn toegevoegd, gezien de beperkte zekerheid die het onderpand voor de lening bood.

(98)

Geconcludeerd kan worden dat de lening aan GfW staatssteun bevatte in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU aangezien GfW een economisch voordeel kreeg dat dat bedrijf onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben gekregen. Het steunelement is berekend als het verschil tussen de in rekening gebrachte rente en het referentiepercentage plus een passende risicopremie.

(99)

Mogelijke overdracht van steun aan rechtsopvolgers

(100)

Volgens Duitsland werd GfW per 1 juni 2005 vereffend en ontbonden. Alle resterende voorraden van de tot dan nog bestaande bedrijfsonderdelen zijn toen verkocht. Alle opbrengsten zijn gebruikt om WAK terug te betalen. Met de koper (een particulier) is overeengekomen dat de waarde van alle voorraden die volgens de inventarisatielijst op 31 december 2004 nog zouden overblijven, eind 2005 aan WAK zou worden uitgekeerd. De waarde zou de oorspronkelijke aankoopwaarde van 79 579,79 EUR zijn. GfW werd in de loop van 2006 uit het handelsregister geschrapt, en er is geen rechtsopvolger of juridische entiteit van wie de steun zou kunnen worden teruggevorderd. Duitsland is van mening dat volgens vaste rechtspraak (22) terugvordering derhalve niet mogelijk is.

(101)

Toen de resterende activa van GfW werden verkocht, heeft de persoon die ze kocht mogelijk van de aan GfW verleende steun kunnen profiteren. Aangezien die persoon echter de oorspronkelijke aankoopprijs heeft betaald, en de markt de afgelopen jaren fors is teruggelopen, is duidelijk dat de prijs die de koper betaalde, ten minste evenveel bedroeg als de marktprijs. De Commissie concludeert derhalve dat er geen steun is doorgegeven aan degene die de resterende voorraden van GfW heeft gekocht. Bovendien hield GfW op te bestaan en daarom kan geen steun worden teruggevorderd.

VI.2.1.b.   De achterstelling en kwijtschelding van vorderingen van WAK

(102)

De achterstelling van vorderingen en de afstand van vorderingen en rentebetalingen heeft WAK uit eigen middelen en een door WAK zelf afgesloten lening gefinancierd, zodat die derhalve moeten worden beschouwd als met staatsmiddelen gefinancierd.

(103)

Om vast te stellen of de achterstelling van vorderingen en de afstand van vorderingen en rente moeten worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU aan GfW moet worden nagegaan of GfW een economisch voordeel heeft ontvangen dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen en/dan wel of de maatregel GfW in staat heeft gesteld te voorkomen dat zij bepaalde kosten die dat bedrijf normaal gesproken uit eigen financiële middelen zou hebben moeten voldoen, zelf te moeten dragen. Deze beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van het criterium van de particuliere schuldeiser. Aan de hand van het „criterium van de particuliere schuldeiser” wordt nagegaan of een particuliere schuldeiser onder dezelfde marktomstandigheden op dezelfde manier zou hebben gehandeld als de publieke schuldeiser.

(104)

Volgens vaste rechtspraak kan het nodig zijn van een deel van de schuldvordering af te zien om ervoor te zorgen dat in werkelijkheid een hoger bedrag wordt terugbetaald. Een particuliere schuldeiser zou dit doen om zijn verliezen te beperken (23). Wanneer een vordering niet voldoende is zekergesteld, zou een overeenkomst om de terugbetaling uit te stellen de kansen op terugbetaling zonder verliezen vergroten als de schuldenaar de kans zou hebben om de crisis te boven te komen en zijn situatie te verbeteren (24).

(105)

In het HAMSA-arrest (25) van het Gerecht van eerste aanleg heeft het Gerecht de eerdere praktijk van de Commissie verworpen waarbij van particuliere en publieke schuldeisers een gelijk aandeel van afstand van vorderingen wordt geëist in verhouding tot hun aandeel van de schuld. Het Gerecht heeft echter vastgesteld dat het criterium van de particuliere schuldeiser ook kan worden toegepast wanneer de verhouding van de schuld waarvan afstand wordt gedaan, tussen de verschillende schuldeisers asymmetrisch is. Overwegingen 168 en 169 van het arrest luiden als volgt:

„(168)

Wanneer een onderneming waarvan de financiële situatie aanzienlijk is verslechterd, haar schuldeisers een akkoord of een reeks akkoorden voorstelt tot sanering van haar schulden, om haar situatie te verbeteren en haar faillissement te voorkomen, moet elke schuldeiser wel een keuze maken tussen het bedrag dat hem in het kader van het voorgestelde akkoord wordt geboden, en het bedrag dat hij na de eventuele liquidatie van de onderneming meent te kunnen verhalen. Zijn keuze wordt beïnvloed door een reeks van factoren, zoals de omstandigheid of hij een hypothecaire, preferente of gewone schuldeiser is, de aard en de omvang van zijn eventuele zekerheden, zijn beoordeling van de kansen op herstel van de onderneming, en de opbrengst die de liquidatie van de onderneming hem zou opleveren. Mocht bijvoorbeeld blijken dat in het geval van de liquidatie van een onderneming de verkoopwaarde van haar activa het slechts mogelijk maakt de hypothecaire en preferente schuldvorderingen terug te betalen, dan zouden de gewone vorderingen waardeloos zijn. In een dergelijke situatie zou een gewone schuldeiser, die bereid is van de terugbetaling van een aanzienlijk deel van zijn vordering af te zien, niet echt een toegeving doen.

(169)

Hieruit volgt met name, dat zonder kennis van de factoren die de respectieve waarde van de aan de schuldeisers geboden keuzemogelijkheden bepalen, aan het enkele feit dat er een schijnbare wanverhouding bestaat tussen de bedragen waarvan de verschillende categorieën van schuldeisers afstand hebben gedaan, op zich geen conclusies kunnen worden verbonden met betrekking tot de redenen waarom zij met de voorgestelde kwijtschelding van schulden hebben ingestemd.”.

(106)

In het HAMSA-arrest (26) heeft het Gerecht van eerste aanleg vastgesteld dat een publieke schuldeiser zich als een particuliere schuldeiser gedraagt wanneer hij besluit om af te zien van een deel van zijn vorderingen, nadat hij een uitgebreide en redelijke inschatting heeft gemaakt hoeveel hij zou kunnen terugvorderen, wat het risico op liquidatie en wat de kans op herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming is. Tot slot heeft de Commissie in de beschikking in de zaak Huta Cynku (27) geoordeeld dat er geen sprake was van enig voordeel, en dus ook niet van staatssteun, wanneer herstructurering meer zou opbrengen dan liquidatie

(107)

Onder verwijzing naar de hierboven aangehaalde jurisprudentie moet, om te kunnen vaststellen of een particuliere schuldeiser op dezelfde manier zou hebben gehandeld of heeft gehandeld als WAK, worden onderzocht welke keuzes WAK had toen werd geconcludeerd dat voor GfW insolventie dreigde en wat de economische gevolgen in verband met deze keuzes zouden zijn. Als tweede stap moet hetzelfde onderzoek ook worden uitgevoerd voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren om vervolgens na te gaan of de situatie waarmee WAK werd geconfronteerd, kan worden vergeleken met en beoordeeld op basis van de acties van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren.

(108)

Toen WAK vernam dat insolventie dreigde voor GfW, had WAK twee keuzes. WAK kon toelaten dat de insolventieprocedure zou worden ingeleid, of zou kunnen proberen dit te voorkomen door met GfW een akkoord te sluiten, zodat GfW de handelsactiviteiten kon voortzetten. Volgens de door Duitland verstrekte informatie en een door een onafhankelijke accountant opgesteld verslag van 3 februari 2003 (zie overweging 88), hebben beide besluiten economische gevolgen, namelijk: Vooraf had WAK in het geval van een insolventieprocedure kunnen verwachten maximaal zo’n 2,4 miljoen EURvan zijn vorderingen terug te kunnen krijgen. Wanneer WAK een overeenkomst had gesloten met GfW waarbij afstand zou worden gedaan van een deel van de vorderingen, zodat GfW de handelsactiviteiten had kunnen voortzetten, had WAK vooraf kunnen verwachten ongeveer 5,1 miljoen EUR van zijn vorderingen terug te krijgen. Het verschil van 2,7 miljoen EUR is een argument ten gunste van de keuze om te vermijden dat tegen GfW een insolventieprocedure zou worden ingeleid. Of de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren bereid waren hetzelfde te doen, had slechts een geringe invloed op de berekening van het bedrag dat WAK zou kunnen terugvorderen, maar heeft de uitkomst van de vergelijking tussen de twee alternatieven niet kunnen beïnvloeden.

(109)

De raming van de opbrengst in het geval van faillissement van 2,4 miljoen EUR uit het verslag is gebaseerd op de veronderstelling dat de vorderingen van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren van 4,4 miljoen EUR vóór die van WAK zouden moeten worden voldaan. Volgens de Europese Commissie bepaalt de Duitse faillissementswetgeving echter dat uitsluitend de schulden met verlengd eigendomsvoorbehoud aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren hadden moeten worden terugbetaald voordat die aan WAK zouden worden terugbetaald. De andere schulden zouden dezelfde positie innemen als die aan WAK. Uit de eigen berekeningen van de Europese Commissie blijkt evenwel dat zelfs als de vorderingen van WAK en van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren dezelfde positie zouden hebben gehad, WAK in geval van insolventie kon verwachten maximaal 4,7 miljoen EUR te kunnen terugvorderen (op grond van het feit dat in geval van insolventie in totaal maximaal 6,8 miljoen EUR zou worden terugbetaald en dat WAK en de wijnbouwondernemingen terugbetaling ontvingen in verhouding tot hun vorderingen — 10 miljoen EUR voor WAK en 4,4 miljoen EUR voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren). Daarom kan worden geconcludeerd dat vooraf voor WAK de gunstigste optie was om insolventie van GfW te voorkomen.

(110)

Voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren gold echter een geheel andere berekening. Allereerst hadden zij reeds 80 % van de betaling van de door hen geleverde goederen ontvangen. Ten tweede zouden zij overeenkomstig het aanbod van GfW slechts 10 % krijgen van de 20 % die GfW hun nog verschuldigd was. In feite betekende dit dat zij slechts 2 % extra van de overeengekomen aankoopprijs zouden ontvangen als zij de overeenkomst ondertekenden. Dit is zeker minder dan wat zij konden verwachten in het geval van een insolventieprocedure, ongeacht hun zekerheidspositie (eenvoudig, uitgebreid of verlengd eigendomsvoorbehoud). Gemiddeld konden zij rekenen op 48 % van hun resterende vorderingen (2,1 miljoen EUR van het totale verschuldigde bedrag van 4,4 miljoen EUR). Het is daarom niet verwonderlijk dat sommige wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren het aanbod van GfW weigerden. Ten derde moet het duidelijk zijn geweest dat het in het belang van WAK was om van een deel van de vorderingen afstand te doen om insolventie te voorkomen, ook al deden de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren dat niet, wat de wijnbouwbedrijven en wijnhandelaren weer in staat zou stellen een groter deel van hun resterende vorderingen terug te krijgen dan de aangeboden 10 %. Ten vierde hadden verscheidene bedrijven GfW reeds voor het gerecht gedaagd, en het gerecht had zich in hun voordeel uitgesproken en GfW verplicht 80 % van de resterende vorderingen te betalen.

(111)

Geconcludeerd kan worden dat ondanks het feit dat zowel de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren als WAK schuldeisers van GfW waren, de keuzes waarvoor zij stonden onderling zo sterk verschilden dat ze niet vergelijkbaar waren. Het feit dat de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ervoor kozen geen afstand te doen van hun vorderingen, mag geen negatief effect hebben op de uitkomst van de analyse of WAK overeenkomstig het criterium van de particuliere schuldeiser heeft gehandeld.

(112)

De verschillende opties van WAK tegen elkaar afwegende concludeert de Commissie dat de gedeeltelijke achterstelling en afstand van vorderingen van 4 december 2000 en 21 februari 2001 van in totaal 5 005 441,60 EUR en de afstand van rentebetalingen per 31 december 2000 voor WAK de gunstigste optie was en derhalve in overeenstemming is met het criterium van de particuliere schuldeiser. De achterstelling en afstand van vorderingen komen neer op een opschorting van de schuld, hetgeen voor de crediteur gunstiger is dan liquidatie. Volgens vaste rechtspraak (28) zal een publieke schuldeiser een afweging maken tussen het bedrag dat hem in het kader van het herstructureringsplan wordt geboden, en het bedrag dat hij zou kunnen terugkrijgen via het faillissement van het bedrijf. GfW heeft derhalve geen voordeel gekregen dat het onder normale marktvoorwaarden niet had kunnen krijgen en derhalve is aan GfW geen staatssteun toegekend als gevolg van het besluit van WAK om zijn vorderingen achter te stellen en er ten dele afstand van te doen.

(113)

Bij de inleiding van de procedure werden twijfels geuit over de vraag of WAK de achterstelling en afstand van vordering wel tot het strikte minimum beperkte. Volgens Duitsland heeft WAK afstand gedaan van dat deel van de vorderingen dat nodig was ter dekking van het tekort van GfW voor 2000, hetgeen volgens de Duitse faillissementswetgeving (zie overweging 25) nodig was om een insolventieprocedure te vermijden en GfW in staat te stellen de handelsactiviteiten voor te zetten. In de eerste overeenkomst tussen GfW en WAK (ondertekend op 4 december 2000) om insolventie van GfW te voorkomen, is WAK met GfW een achterstelling van vorderingen overeengekomen voor een even hoog bedrag als het tekort van GfW, nadat de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ermee hadden ingestemd om afstand te doen van 90 % van hun resterende vorderingen en, zo nodig, afstand te doen van het bedrag van de vorderingen dat zij waren overeengekomen achter te stellen (zie de overwegingen 79 en 80 — opmerkingen van Duitsland). De reden dat de afstand een groter bedrag omvat dan oorspronkelijk verwacht, was dat ondanks de inspanningen van GfW en WAK om de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ervan te overtuigen hun deel bij te dragen aan de ondersteuning van GfW om een faillissement te voorkomen (zie de overwegingen 79 en 80 — opmerkingen van Duitsland), de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren besloten geen afstand te doen van hun vorderingen om de in overweging 110 hierboven genoemde redenen. Zoals vermeld in overweging 108 had het besluit van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren om geen afstand te doen van een deel van hun resterende vorderingen slechts een beperkt effect op de economische beoordeling door WAK en was het niet van invloed op de uitkomst van deze beoordeling, namelijk dat het voor WAK economisch gunstiger was GfW in staat te stellen een insolventieprocedure te voorkomen.

(114)

De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de gedeeltelijke achterstelling en afstand van vorderingen van WAK de gunstigste optie was voor WAK, dat dat derhalve in overeenstemming was met het beginsel van de particuliere schuldeiser en dat zij derhalve niet mogen worden beschouwd als staatssteun aan GfW in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

VI.2.2.   Het bestaan van steun voor wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren

(115)

Bij de inleiding en de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure werden vragen gesteld over mogelijke overheidssteun aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren. Ten eerste leek de zekerheidspositie die de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren door GfW was gegeven ten tijde van de aankoop betrekkelijk sterk, en er zijn twijfels gerezen of de toegekende zekerheidspositie werkelijk in overeenstemming was met de normale commerciële praktijken. Ten tweede was men van mening dat de voor de gekochte most betaald prijs hoger was dan de marktprijs. Ten derde werden twijfels geuit over het besluit van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren om geen afstand te doen van hun vorderingen toen voor GfW insolventie dreigde, juist toen WAK een besluit nam tot achterstelling en vervolgens afstand van een deel van de vorderingen, hoewel de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren besloten geen afstand te doen van 90 % van hun resterende vorderingen (20 % van de waarde van de voorraden).

VI.2.2.a.   Ten tijde van de aankoop van de most — toegekende zekerheidspositie

(116)

In zijn opmerkingen heeft Duitsland verzekerd dat het eenvoudige, uitgebreide of verlengde eigendomsvoorbehoud dat aan de verschillende wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren werd toegekend in verband met de aankoop van most, inderdaad in overeenstemming was met de normale commerciële praktijken. Dit betekent dat hoewel de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren — vooral die met verlengd eigendomsvoorbehoud — een vrij sterke zekerheidspositie hadden, deze positie in overeenstemming was met de normale commerciële praktijken en niet sterker dan wanneer zij een regeling hadden getroffen met een particuliere afnemer.

(117)

De Commissie verwijst naar de aanbevelingen (29) van het Verbond van Duitse wijnproducenten en wijndetailhandelaren te Trier, het Verbond van Duitse wijnhandelaren te Mainz, en de Duitse Vereniging van wijnbouwers te Bonn (Der Bundesverband der Deutschen Weinkellereien und des Weinfachhandels e.V., Trier, der Bundesverband der Deutschen Weinkommissionäre e.V., Mainz und der Deutsche Weinbauverband e.V., Bonn) aan de Duitse mededingingsautoriteit (Bundeskartellamt) overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt 2, van de wet inzake concurrentiebeperkingen (Gesetz gegen Wettbewerbsbeschränkungen) (30). De eerste versie van de aanbevelingen is van 1990 en de huidige versie van 2005. Uit deze aanbevelingen blijkt dat in gevallen waarin de volledige aankoopprijs niet op het tijdstip van de overdracht van de goederen wordt betaald, de verkoper het eigendomsrecht dient te behouden totdat de volledige prijs is voldaan. De zekerheidsposities die in het onderhavige geval aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren zijn toegekend, gaven een verschillende mate van zekerheid. Alleen degenen die een verlengd eigendomsvoorbehoud hadden, werd volledige betaling gegarandeerd. Dit betekent dat de zekerheidspositie van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren gemiddelde niet zo sterk was als volgens de hierboven genoemde aanbevelingen. De Commissie aanvaardt dan ook met betrekking tot de aanbevelingen en de werkelijk toegekende zekerheidspositie de garantie van Duitsland dat het normale commerciële praktijk is om, zoals in de onderhavige zaak, zekerheidsposities toe te kennen aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren, en dat de toegekende zekerheidspositie niet sterker is dan bij een normale overeenkomst tussen twee particuliere marktdeelnemers, en derhalve geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

VI.2.2.b.   Ten tijde van de aankoop van de most — de voor de most betaalde prijs

(118)

Bij de inleiding van de procedure werd gezegd dat de prijs die GfW voor de most heeft betaald hoger was dan de marktprijs. Als marktprijs werd de prijs voor tafelwijn gebruikt, en de referentieprijs werd op 0,26 EUR per liter vastgesteld. In zijn opmerkingen heeft Duitsland belangrijke informatie over de bedrijfsstrategie van GfW opgenomen, waaruit blijkt dat de markt voor gewone tafelwijn niet de relevante markt is en dat de strategie van GfW drieledig was: ten eerste het kopen van most voor tafelwijn waarmee aan het distillatieprogramma kon worden deelgenomen (40 % van de voorraad), ten tweede het kopen van most van hoge kwaliteit met het oog op de verkoop op de markt voor hoogwaardige basiswijn die bestemd is voor de bereiding van mousserende wijn (60 % van de voorraad), en ten derde, deelname aan het EU-programma voor de opslag met 20 % van de voorraad vóór de voorraad werd verkocht voor de productie van mousserende wijn. Om na te gaan of twee producten tot dezelfde markt behoren, maakt de Commissie gebruik van de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (31). Volgens punt 7 van de bekendmaking, omvat „een relevante productmarkt […] alle producten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd”.

(119)

De markt voor most die werd gekocht om te profiteren van het EU-distillatieprogramma is natuurlijk die voor gewone tafelwijn. Niettemin moet de relevante marktprijs de prijs zijn die wordt betaald voor wijn die voor distillatie werd aangeboden.

(120)

Evenals alle traditionele interventiemaatregelen op de landbouwmarkten heeft preventieve distillatie van wijn overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 822/87 als voornaamste doel de overproductie van de wijnmarkt te verwijderen, en dus moet de prijs voor deze vrijwillige distillatie hoog genoeg zijn om de producenten over te halen wijn voor distillatie aan te bieden. De werkelijke jaarlijkse prijs van de distillatiemaatregel werd door de Raad vastgesteld op 65 % van de zogenaamde oriëntatieprijs.

(121)

De oriëntatieprijs werd eenmaal per jaar door de Raad vastgesteld en diende uitdrukkelijk ter ondersteuning van de markt. Hiertoe moest die prijs uiteraard op een voldoende hoog niveau worden vastgesteld. Bij Verordening (EG) nr. 1676/1999 van 19 juli 1999 tot vaststelling van de oriëntatieprijzen voor wijn voor het wijnoogstjaar 1999/2000 (32) zijn de oriëntatieprijzen voor de verschillende categorieën wijn vastgesteld. De prijs voor categorie AII (witte tafelwijn afkomstig van wijnstokken van de soorten Sylvaner of Müller Thurgau), is vastgesteld op 82,81 EUR per hectoliter en die voor AIII (witte tafelwijn afkomstig van wijnstokken van de soort Riesling) op 94,57 EUR per hectoliter. Overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1681/1999 van de Commissie van 26 juli 1999 houdende vaststelling van de aankoopprijzen, de steunbedragen en bepaalde andere bedragen die voor het wijnoogstjaar 1999/2000 van toepassing zijn in het kader van de interventiemaatregelen in de wijnsector (33) hing het exacte bedrag dat voor distillatie werd betaald af van het alcoholgehalte van de geleverde wijn omdat de prijs voor preventieve distillatie (65 % van de oriëntatieprijs) dat jaar door de Commissie niet per hectoliter maar overeenkomstig het alcoholgehalte per hectoliter werd berekend.

(122)

De belangrijkste taak van de Commissie in verband met de distillatie van wijn was de werkelijke marktsituatie te beoordelen en in overeenstemming daarmee de hoeveelheden vast te stellen die jaarlijks in elke lidstaat voor preventieve distillatie werden toegelaten. Bij Verordening (EG) nr. 2367/1999 van de Commissie van 5 november 1999 tot opening van de in artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad bedoelde preventieve distillatie voor het wijnoogstjaar 1999/2000 (34) is 148 000 hl aan de Duitse markt toegewezen voor het wijnoogstjaar 1999/2000. Bij Verordening (EG) nr. 546/2000 van de Commissie van 14 maart 2000 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2367/1999 tot opening van de in artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad bedoelde preventieve distillatie voor het wijnoogstjaar 1999/2000 (35) is dit gestegen tot 468 000 hl. Bij Verordening (EG) nr. 2367/1999 is de hoeveelheid wijn die voor distillatie werd aangeboden tot 40 % van de productie beperkt. Volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt, hebben de Duitse producenten in het kader van deze regeling ongeveer 400 000 hl gedistilleerd.

(123)

Volgens Duitsland bedroeg de prijs voor wijn die voor distillatie werd aangeboden 0,50 tot 0,55 EUR per liter. Gegeven de bovengenoemde berekeningsmethode is de Commissie van oordeel dat de door Duitland opgegeven prijs realistisch is.

(124)

De Commissie concludeert dat als gevolg van de marktinterventie door de EU voor een belangrijk deel van de wijn twee afzonderlijke markten zijn geschapen. Op de ene markt was de referentieprijs voor wijn die van voor distillatie aangeboden wijn, d.w.z. 0,50 tot 0,55 EUR per liter, en op de andere was de referentieprijs de marktprijs. De in het besluit tot inleiding van de procedure genoemde 0,26 EUR per liter kan dan ook niet worden gezien als de relevante referentieprijs voor de most die werd gekocht om voor distillatie te worden aangeboden.

(125)

Om vast te stellen wat de relevante markt was voor de most die werd aangekocht om er basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn van te maken, moet allereerst worden nagegaan of er afzonderlijke markten voor wijn bestaan en of de door GfW gekochte most al dan niet tot dezelfde markt behoort als tafelwijn. Ook moet worden nagegaan of wijn van hogere kwaliteit ook hogere prijzen zou kunnen opleveren. De Commissie verwijst in haar statistieken altijd naar verschillende prijzen, afhankelijk van de kwaliteit van de wijn. Volgens interne wijndeskundigen van de Commissie is de prijs van wijn niet voor elke partij dezelfde en geven de beschikbare wijnstatistieken slechts de gemiddelde prijzen voor verschillende kwaliteiten wijn. De werkelijke prijs wordt namelijk beïnvloed door verschillende elementen. De belangrijkste elementen zijn de kwaliteit, de rijping, de faam, de vraag naar het product en het alcoholgehalte of het aantal graden Oechsle. Het aantal graden Oechsle geeft de rijpheid en het suikergehalte van de druiven aan. Het is belangrijk, omdat het bepalend is voor het uiteindelijke natuurlijke alcoholgehalte van een wijn. Volgens het Deutsches Weininstitut (het Duitse wijninstituut) moet basiswijn voor de productie van mousserende wijn (Sekt) een hoger alcoholgehalte hebben (36).

(126)

Dit ondersteunt de beweringen van Duitsland dat het aantal graden Oechsle in de most hoger moet zijn wanneer het eindproduct mousserende wijn moet worden dan wanneer het tafelwijn moet worden, en dat voor most met een hoger aantal graden Oechsle een premie moest worden betaald. De Commissie aanvaardt dan ook de redenering van Duitsland dat aparte markten bestaan en dat de prijs voor most voor de bereiding van mousserende wijn inderdaad hoger moet zijn geweest dan die voor most voor de productie van tafelwijn. De Commissie kan zich er tevens in vinden dat de prijs die GfW op het moment van de aankoop heeft betaald, niet kan worden vergeleken met de prijs voor tafelwijn van 0,26 EUR per liter, zoals bij de inleiding van de procedure is gedaan.

(127)

Vervolgens heeft Duitsland informatie verstrekt over de mogelijke prijs op de relevante markt, namelijk de markt voor most van hoge kwaliteit voor de bereiding van mousserende wijn. Op grond van deze informatie over de markt voor basiswijn voor de bereiding van mousserende wijn, bedroeg de basisprijs voor een liter most van 60 graden Oechsle 0,312 EUR per liter. Voor elke extra graad Oechsle (tot een maximum van 80 graden Oechsle) werd 0,005 EUR per liter betaald. De wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren werden volgens dit principe betaald voor hun most van hoge kwaliteit (60 % van de aangekochte most). Op basis van de door Duitland verstrekte invoerstatistieken van de Duitse wijnbouwersvereniging (Deutsches Weinbauverband) voor de periode 1998-2001 had ingevoerde onverpakte witte wijn, die dankzij de uitstekende kwaliteit ervan geschikt is voor de productie van mousserende wijn, een marktprijs van 0,38 EUR per liter.

(128)

De Commissie is bereid in te stemmen met de argumenten van Duitsland voor een relevante marktprijs van ongeveer 0,38 EUR per liter op basis van de gegevens van de interne wijndeskundigen van dat land over de manier waarop de prijs van wijn wordt bepaald, de informatie van het Deutsche Weininstitut zoals hierboven beschreven en de winstberekening in het bedrijfsplan van GfW.

(129)

Het door Duitsland ingediende bedrijfsplan van GfW laat zien dat GfW er bij de aankoop van de most op rekende 40 % van de voorraad preventief te kunnen laten distilleren voor 0,50 tot 0,55 EUR per liter, 60 % van de voorraad te verkopen voor 0,375 EUR per liter en dat zij voor 20 % van de voorraad verwachtten een extra EU- opslagsubsidie te krijgen van 0,06 EUR per liter wijn vóór de verkoop ervan voor 0,375 EUR per liter een jaar later. In totaal verwachtte GfW de voorraad voor een gemiddelde prijs van 0,44 tot 0,46 EUR te verkopen en een winst van tussen 0,06 en 0,09 EUR per liter te maken. Dit zou neerkomen op een totale winst van ongeveer 2,64 miljoen tot 3,96 miljoen EUR.

(130)

GfW heeft in 1999 40 % van de voorraden preventief laten distilleren en daarvoor een prijs van 0,50 tot 0,55 EUR per liter ontvangen. Als gevolg van een daling van de prijzen op de markt voor wijn eind 1999 — die GfW niet had verwacht gezien de hogere prijzen van het voorgaande jaar — besloot GfW de resterende voorraad niet te verkopen, maar op te slaan, en deze in 2000 te verkopen, of, wanneer de marktprijzen laag zouden blijven, gebruik te maken van een tweede ronde van preventieve distillatie. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat de preventieve distillatie zou worden voortgezet. Bij de nieuwe Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt is de preventieve distillatie echter afgeschaft. In plaats daarvan werd de mogelijkheid van vrijwillige distillatie voor de voorziening van de markt voor drinkalcohol geschapen. De nieuwe crisisdistillatiemaatregel mag alleen worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen van verstoring van de markt. In overweging 35 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt expliciet verwezen naar de afschaffing van het systeem als kunstmatige afzetmogelijkheid voor overproductie. De nieuwe verordening is op 31 juli 2000 in werking getreden.

(131)

Voor GfW betekende dit dat de distillatiemaatregelen in het wijnoogstjaar 2000/2001 aanzienlijk minder gunstig werden dan in de voorgaande jaren. Bij de distillatie voor de voorziening van de markt voor drinkalcohol kan slechts ongeveer de helft van de eerdere gemiddelde prijs van 0,50 tot 0,55 EUR per liter worden gehaald.

(132)

Naar het oordeel van Duitsland kon dit niet worden voorzien toen GfW besloot de wijn op te slaan. De Commissie is daarentegen van mening dat deze ontwikkeling wel te verwachten was. De nieuwe gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt had onmiskenbaar tot doel de bestaande distillatieregeling af te schaffen. Toen werd besloten om een tweede distillatieronde te organiseren, had GfW kunnen weten dat de distillatiemaatregelen in de tweede helft van 2000 en daarna geen remedie zouden zijn tegen de dalende prijzen op de markt in de wijnsector.

(133)

De argumenten in verband met de vraag of GfW op de hoogte had moeten zijn van de wijziging van de verordening, doen niet ter zake. Het bedrijfsplan ten tijde van de aankoop, tegen de achtergrond waarvan het gedrag van GfW als een particuliere investeerder moet worden beoordeeld, omvatte slechts een eerste preventieve distillatieronde, die heeft plaatsgevonden en waarvoor GfW 0,50 tot 0,55 EUR per liter ontving. Een tweede preventieve distillatieronde maakte er geen deel van uit, en de verwachte winst van een dergelijke distillatie maakte dan ook geen deel uit van de totale winstberekening op het ogenblik van de aankoop. Die tweede ronde maakte geen deel uit van het bedrijfsplan, en al bestaat er geen twijfel dat het besluit van GfW om op het moment dat de marktprijs daalde aan een tweede destillatieronde deel te nemen, een slecht besluit was, die tweede ronde kan niet worden beschouwd als staatssteun voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren ten tijde van de aankoop.

(134)

Op grond van het bovenstaande concludeert de Commissie dat GfW voor de in de herfst van 1999 aangekochte most de marktprijs heeft betaald, en dat dus geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU is toegekend aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren.

VI.2.2.c.   Op het ogenblik van de achterstelling en de afstand van de vorderingen door WAK

(135)

In overweging 114 werd geconcludeerd dat de achterstelling en de afstand van de vorderingen door WAK zuiver uit eigenbelang werd gedaan en in overeenstemming was met het criterium van de particuliere schuldeiser en dat er derhalve geen sprake was van staatssteun aan GfW. Het feit dat het besluit van WAK gunstig was voor de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren is niet relevant aangezien dat niet de bedoeling was, maar slechts een gevolg van het feit dat WAK probeerde zoveel mogelijk van de eigen middelen terug te krijgen.

(136)

De Commissie concludeert daarom dat WAK door de achterstelling en de afstand van de vorderingen geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren heeft verleend.

VI.3.   Het kwalificeren van de steun als onrechtmatige steun

(137)

Aangezien het steunelement van de lening door WAK aan GfW werd toegekend en betaald zonder vooraf bij de Commissie te zijn aangemeld, gaat het om onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (37).

VI.4.   Uitzonderingen als bedoeld in artikel 107 TFEU ten aanzien van de lening aan GfW

(138)

Daarom moet worden onderzocht of een van de uitzonderingen op het verbod op staatssteun op grond van artikel 107, lid 1, VWEU van toepassing is.

(139)

Vanuit het huidige perspectief zijn de uitzonderingen van artikel 107, lid 2 en lid 3, onder a), b) en d), niet van toepassing, aangezien de betrokken steun niet een van de volgende soorten steun betreft:

steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst;

steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk EURpees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen;

steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Unie niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(140)

Artikel 107, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag vormt bijgevolg de enige eventueel relevante uitzonderingsbepaling.

(141)

Op het tijdstip van de toekenning van de steun werd steun voor primaire producenten rechtstreeks op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU beoordeeld. Volgens de destijds gebruikelijke praktijk kon steun voor investeringen, krediet, de sector dierlijke productie, producentenorganisaties, publiciteit en promotie, vergoeding voor schade veroorzaakt door ziekten, verzekeringspremies en technische bijstand als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd, mits aan bepaalde criteria werd voldaan. Op geen van de genoemde vormen van met de gemeenschappelijke markt verenigbare steun kan echter een beroep worden gedaan om een uitzondering te maken voor de betrokken steun.

(142)

Bovendien onderzoekt de Commissie met het oog op de volledigheid of de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden in dit geval niet van toepassing zijn. De eerste voorwaarde om voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking te komen, is dat de desbetreffende onderneming wordt beschouwd als een onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (38). Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt blijkt niet dat de onderneming op het moment waarop de steunmaatregel werd verstrekt, in moeilijkheden zou verkeren in de zin van bovengenoemde richtsnoeren. GfW kwam pas een jaar later in moeilijkheden als gevolg van de ineenstorting van de markt.

(143)

In ieder geval hecht de Commissie eraan te benadrukken dat de betrokken lidstaat zijn medewerking aan de Commissie moet verlenen en alle gegevens moet verstrekken om haar te kunnen laten verifiëren of is voldaan aan de voorwaarden voor de door deze lidstaat verlangde uitzondering (39). In het onderhavige geval heeft Duitland onvoldoende documenten verstrekt die de Commissie in staat zouden stellen de gegevens te beoordelen in het licht van die richtsnoeren, en ook heeft Duitsland geen documenten verstrekt die de Commissie in staat zouden stellen de steun te beoordelen in het licht van andere vormen van de in overweging 126 genoemde verenigbare steun, en dit ondanks de door de Commissie in overweging 44 van het besluit tot inleiding van de onderzoekprocedure verstrekte informatie.

(144)

Als de verenigbaarheid van steunmaatregelen rechtstreeks op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU wordt beoordeeld, moet dat artikel restrictief worden geïnterpreteerd. Er moet duidelijk zijn aangetoond dat de gunstige effecten van de steunmaatregel opwegen tegen de schadelijke gevolgen die de steun zou kunnen hebben voor de mededinging en de goede werking van de interne markt. Eenzijdige staatsteun die louter bedoeld is om de financiële situatie van producenten te verbeteren, maar op geen enkele wijze tot de ontwikkeling van de sector bijdraagt, wordt beschouwd als steun die niet aan deze criteria voldoet en wordt derhalve aangemerkt als steun voor de bedrijfsvoering die onverenigbaar is met de interne markt.

(145)

Om de hierboven uiteengezette redenen valt de door middel van de lening aan GfW verleende steun niet onder een van de in artikel 107, lid 3, genoemde uitzonderingsbepalingen. Het betreft derhalve met de interne markt onverenigbare staatssteun.

(146)

Er is geen andere uitzondering van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU van toepassing.

VII.   CONCLUSIES

(147)

Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van oordeel dat de lening aan GfW niet kan worden beschouwd als verenigbaar met de interne markt. De Commissie stelt eveneens vast dat Duitsland de betrokken maatregel onrechtmatig heeft genomen.

(148)

Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van mening dat de latere achterstelling van vorderingen, afstand van vorderingen en de afstand van rentebetalingen geen staatssteun ten gunste van GfW zijn, noch ten gunste van de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren.

(149)

Om de hierboven uiteengezette redenen is de Commissie van oordeel dat de aankoop van most tegen marktprijzen gebeurde en in overeenstemming was met de normale commerciële praktijk en derhalve geen overheidssteun aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren vormt.

(150)

Wanneer wordt vastgesteld dat onrechtmatig verleende staatssteun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, is de normale consequentie daarvan dat de uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd om de concurrentiesituatie die vóór het verlenen van de steun bestond, zo goed mogelijk te herstellen.

(151)

Aangezien geen rechtsopvolger van GfW bestaat, is terugvordering volgens de vaste rechtspraak (40) niet mogelijk.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Duitsland in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verleende staatssteun ten voordele van de Gesellschaft für Weinabsatz Pfalz GmbH, ten bedrage van het verschil tussen het rentepercentage dat op de lening aan GfW is geheven en de marktrente, plus de risicopremie die voor de lening had moeten worden gevraagd, is onverenigbaar met de interne markt.

Artikel 2

De achterstelling en de afstand van vorderingen door WAK is geen steun aan GfW of aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 3

De aankoop van most door GfW in 1999 is geen steun aan de wijnbouwondernemingen en wijnhandelaren in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 4

Duitsland hoeft de in artikel 1 bedoelde steun niet van de begunstigde terug te vorderen, aangezien de begunstigde insolvabel, ontbonden en uit het handelsregister verwijderd is, en geen opvolger heeft.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2011.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  Met ingang van 1 december 2009 zijn de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag respectievelijk de artikelen 107 en 108 VWEU geworden. De bepalingen in beide verdragen zijn inhoudelijk identiek. Voor de toepassing van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU in voorkomend geval worden begrepen als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag.

(2)  PB C 69 van 19.3.2004, blz. 11 en PB C 329 van 24.12.2008, blz. 18.

(3)  PB C 69 van 19.3.2004, blz. 11.

(4)  De klager heeft de Commissie herinneringsbrieven maar geen aanvullende formele opmerkingen gestuurd.

(5)  PB C 329 van 24.12.2008, blz. 18.

(6)  Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 84 van 27.3.1987, blz. 1), en met ingang van 1 augustus 2000 Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1).

(7)  Zie bijvoorbeeld Beschikking 2000/808/EG van de Raad van 19 december 2000 betreffende de toekenning door de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland van buitengewone nationale steun voor de distillatie van bepaalde producten van de wijnsector (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 49).

(8)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(9)  PB C 241 van 26.8.1999, blz. 9.

(10)  Arrest van het Hof van Justitie van 21.3.1990, België tegen Commissie („Tubemeuse”), C-142/87, Jurispr. blz. I-959.

(11)  Arrest van het Hof van Justitie, 29.4.1999, Spanje tegen Commissie, C-342/96, Jurispr. blz. I-2459.

(12)  Arrest van het Hof van Justitie, 22.11.2007, Spanje tegen Lenzing, C 525/04, Jurispr. blz. I-9947.

(13)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 11.7.2002, HAMSA tegen Commissie, zaak T-152/99, Jurispr. blz. II-3049.

(14)  Beschikking 2008/142/EG van de Commissie betreffende steunmaatregel C 32/06 (ex N 179/06) door Polen ten uitvoer gelegd ten gunste van Huta Cynku Miasteczko Śląskie SA, PB L 44 van 20.2.2008, blz. 36.

(15)  Wirtschaftsprüfungsgesellschaft Falk & Co. GmbH.

(16)  PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.

(17)  Zie met name het arrest van het Hof van Justitie van 13.7.1988, Frankrijk tegen Commissie, C-102/87, Jurispr. blz. 4067.

(18)  In Duitsland beliep de handel in wijn binnen de Unie in 199 910 364 600 l invoer en 1 881 900 l uitvoer. Voor Rheinland-Pfalz zijn geen gegevens beschikbaar. (Bron: Bundesamt für Statistik - Duits bureau voor de statistiek.)

(19)  Arrest van het Hof van Justitie van 11.7.1996, SFEI e.a., C-39/94, Jurispr. blz. I-3547, overweging 60.

(20)  Arrest van het Hof van Justitie van 14.2.1990, Frankrijk tegen Commissie, C-301/87, Jurispr. blz. I-307, overweging 41.

(21)  Arrest van het Hof van Justitie van 17.9.1980 Philip Morris tegen Commissie, C-730/79, Jurispr. blz. 2671.

(22)  Zie voetnoot 10.

(23)  Zie voetnoot 11.

(24)  Zie voetnoot 12.

(25)  Zie voetnoot 13.

(26)  Zie voetnoot 13.

(27)  Zie voetnoot 14.

(28)  Arrest van het Hof van Justitie van 29.4.1999, Spanje tegen Commissie, C-342/96, Jurispr. blz. I-2459, overweging 46;. Arrest van het Hof van Justitie van 29.6.1999, DMT, C-256/97, Jurispr. blz. I-3913, overweging 24; Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 11.7.2002, HAMSA tegen Commissie, zaak T-152/99, Jurispr. blz. II-3049, overweging 168.

(29)  http://www.doerr-weinkommission.de/fileadmin/user_upload/agb_doerr.pdf

(30)  http://www.bundeskartellamt.de/wDeutsch/download/pdf/Merkblaetter/Merkblaetter_deutsch/Konditionenempfehlungen0509.pdf

(31)  PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5.

(32)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 7.

(33)  PB L 199 van 30.7.1999, blz. 15.

(34)  PB L 283 van 6.11.1999, blz. 10.

(35)  PB L 67 van 15.3.2000, blz. 7.

(36)  http://www.deutscheweine.de/icc/Internet-EN/nav/0f2/0f207d71-9ffe-401e-76cd-461d7937aae2&sel_uCon=02a235d6-994d-7017-288b-5952196117f5&uTem=0e3307d7-19ff-e401-e76c-d461d7937aae

(37)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(38)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(39)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 15.6.2005, Regione autonoma della Sardegna tegen Commissie, T-171/02, Jurispr. blz. II-2123, overweging 129.

(40)  Arrest van het Hof van Justitie van 2.7.2002, Commissie tegen Spanje (Magefesa), C 499/99, Jurispr. blz. I-6301


26.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 139/18


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2011

betreffende de steunmaatregelen SA.32504 (2011/N) en C 11/10 (ex N 667/09) door Ierland ten uitvoer gelegd ten faveure van Anglo Irish Bank en Irish Nationwide Building Society

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 4432)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/269/EU)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Anglo Irish Bank

(1)

Bij besluit van 14 januari 2009 keurde de Commissie een herkapitalisatie van Anglo Irish Bank (hierna „Anglo” genoemd) tijdelijk goed (2). Die herkapitalisatie is niet uitgevoerd omdat Ierland besloot in plaats daarvan Anglo te nationaliseren. Bij besluit van 16 februari 2009 concludeerde de Commissie dat de nationalisatie geen staatssteun inhield (3).

(2)

Bij besluit van 26 juni 2009 keurde de Commissie noodhulp aan Anglo in de vorm van een kapitaalinjectie van 4 miljard EUR goed op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor een periode van zes maanden en nam de Commissie kennis van Ierlands toezegging vóór eind november 2009 een herstructureringsplan te zullen aanmelden bij de Commissie (4).

(3)

Op 30 november 2009 meldde Ierland een door Anglo opgesteld herstructureringsplan aan bij de Commissie (5) (hierna „het eerste herstructureringsplan voor Anglo” genoemd). Op 24 november en 18 december 2009 zond de Commissie Ierland een verzoek om informatie over het eerste herstructureringsplan voor Anglo.

(4)

Op 17 februari 2010 meldde Ierland aan de Commissie zijn voornemen Anglo een extra kapitaalinjectie van maximaal 10,44 miljard EUR te geven (hierna „de tweede herkapitalisatie” genoemd).

(5)

Bij besluit van 31 maart 2010 (6) keurde de Commissie de tweede herkapitalisatie tijdelijk goed, tot haar definitieve besluit over het plan voor de herstructurering van Anglo. In datzelfde besluit stelde de Commissie de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag” genoemd) te zullen inleiden ten aanzien van het eerste herstructureringsplan voor Anglo en de daaraan verbonden steunmaatregelen door Ierland (hierna „het besluit tot inleiding van de procedure” genoemd). Het besluit tot inleiding van de procedure van de Commissie is op 7 augustus 2010 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. De Commissie nodigde belanghebbenden uit hun opmerkingen over de steunmaatregel te maken. Er werden geen opmerkingen van derden ontvangen.

(6)

Op 31 mei 2010 diende Ierland een herzien herstructureringsplan voor Anglo in (hierna „het tweede herstructureringsplan voor Anglo” genoemd).

(7)

Op 2 juni 2010 zond de Commissie Ierland een verzoek om informatie over het tweede herstructureringsplan voor Anglo. Deze vragen werden besproken op 24 juni 2010 tijdens een bijeenkomst van de diensten van de Commissie, de Ierse autoriteiten en vertegenwoordigers van Anglo. Daarnaast gaven de Ierse autoriteiten op 9 en 12 juli 2010 schriftelijk antwoord op de vragen.

(8)

Op 28 juni 2010 meldden de Ierse autoriteiten bij de Commissie nog een kapitaalinjectie voor Anglo aan, ten bedrage van maximaal 10,054 miljard EUR, (hierna „de derde herkapitalisatie” genoemd) (7).

(9)

Bij besluit van 10 augustus 2010 (8) keurde de Commissie de derde herkapitalisatie tijdelijk goed, tot haar definitieve besluit over het definitieve plan voor de herstructurering van Anglo.

(10)

Op 31 augustus 2010 diende Ierland een nieuw voorstel in bij de Commissie om Anglo te herstructureren middels een splitsing en afwikkeling van de bank over een periode van tien jaar.

(11)

In het licht van een gedetailleerde evaluatie van de vooruitzichten van Anglo maakte de Ierse minister van Financiën op 30 september 2010 bekend dat voor de afwikkeling van Anglo in totaal een gecumuleerde kapitaalinjectie van 29,3 miljard EUR nodig zou zijn volgens een basisscenario, en 5 miljard EUR extra volgens een stressscenario.

(12)

Op 26 oktober 2010 diende Ierland een „Work Out Plan” voor Anglo in (hierna „het derde herstructureringsplan voor Anglo” genoemd), met een uitvoerige toelichting op de voorgenomen afwikkeling van de entiteit die voor het eerst was gepresenteerd in het voorstel van 31 augustus 2010.

(13)

In de weken daarna verzochten de diensten van de Commissie om nadere uitleg en op 29 oktober 2010 om aanvullende informatie. De Ierse autoriteiten gaven antwoord middels correspondentie per e-mail en telefonische vergaderingen.

(14)

Op 8 december 2010 meldde Ierland bij de Commissie een extra herkapitalisatie van 4,946 miljard EUR aan (hierna „de vierde herkapitalisatie” genoemd), evenals staatsgaranties in verband met bepaalde passiva van Anglo.

(15)

Bij besluit van 21 december 2010 (9) keurde de Commissie de vierde herkapitalisatie en de garanties met betrekking tot bepaalde passiva van Anglo tijdelijk goed, tot de goedkeuring van het definitieve plan voor de herstructurering van Anglo.

1.2.   Irish Nationwide Building Society

(16)

Bij besluit van 30 maart 2010 keurde de Commissie tijdelijk een herkapitalisatie van 2,7 miljard EUR goed voor Irish Nationwide Building Society (hierna „INBS” genoemd), voor een periode van zes maanden met ingang van de datum waarop de herkapitalisatie ten uitvoer werd gelegd (22 december 2009) of, als Ierland vóór die datum een herstructureringsplan indiende, tot de Commissie een definitief besluit nam over het plan voor de herstructurering van INBS (hierna „de eerste INBS-herkapitalisatie” genoemd) (10).

(17)

Daarnaast maakte de Ierse minister van Financiën op 30 maart 2010 bekend dat, gezien de inkrimping van de balans van INBS als gevolg van overdrachten aan het National Asset Management Agency (hierna „NAMA” genoemd), die instelling geen toekomst had als aparte, zelfstandige entiteit.

(18)

Op 22 juni 2010 meldde Ierland bij de Commissie een herstructureringsplan voor INBS aan (hierna „het herstructureringsplan voor INBS” genoemd). Volgens dat plan zou het beheer van de instelling in going concern worden voortgezet, in afwachting van de verkoop aan een overnemer uit de sector.

(19)

In de weken die volgden, liet Ierland de Commissie informeel weten dat het bezig was met het onderzoeken van andere mogelijkheden voor de toekomst van INBS. Meer bepaald was Ierland voornemens de belangstelling voor de verwerving van delen van INBS onder marktpartijen te toetsen.

(20)

Op 30 september 2010 legde de Ierse minister van Financiën een openbare verklaring af over de situatie van de Ierse banksector en maakte hij bekend dat INBS een extra herkapitalisatie van 2,7 miljard EUR nodig had (zodat de totale herkapitalisatie 5,4 miljard EUR bedroeg). Die kapitaalinjectie (hierna „de tweede INBS-herkapitalisatie” genoemd) werd op 12 oktober 2010 aan de Commissie gemeld.

(21)

Bij besluit van 21 december 2010 keurde de Commissie de tweede INBS-herkapitalisatie tijdelijk goed, voor een periode van zes maanden, of, als Ierland vóór 31 januari 2011 een herstructureringsplan indiende, tot de Commissie een definitief besluit nam over het herstructureringsplan voor die bank (11).

1.3.   Gezamenlijke procedure

(22)

Op 28 november 2010 werd door Ierland en de Europese Unie, de Europese Centrale Bank (hierna „ECB” genoemd) en het Internationaal Monetair Fonds overeenstemming bereikt over een programma voor de ondersteuning van Ierland (hierna „het steunprogramma” genoemd). In het kader van het steunprogramma stemde Ierland ermee in bepaalde maatregelen voor de herkapitalisatie en reorganisatie van banken te zullen nemen overeenkomstig een programma voor het herstel van het bankstelsel (Programme for the Recovery of the Banking System). In verband met dit herstelprogramma worden in het Memorandum of Economic and Financial Policies (hierna „MEFP” genoemd) maatregelen beschreven die nodig zijn om de levensvatbaarheid van de financiële sector in Ierland te herstellen (12). Volgens punt 10 van het MEFP zou Ierland „kordaat optreden om de positie van Anglo en INBS snel te saneren teneinde depositohouders te beschermen en het bankstelsel te versterken, waartoe het eind januari 2011 in samenwerking met het IMF een herzien voorstel zou indienen bij de Europese Commissie voor de afwikkeling van Anglo en INBS” (13).

(23)

Op 12 januari 2011 verstrekte Ierland de Commissie informatie over de voorgenomen verkoop van deposito’s door Anglo en INBS. Nadere informatie over het verkoopproces werd ingediend op 2 februari 2011 en 21 februari 2011.

(24)

Op 16 januari 2011 gaf Ierland de Commissie informatie over de geplande afwikkeling van de activiteiten van Anglo en INBS. Op 31 januari 2011 meldde Ierland bij de Commissie een Joint EC Restructuring and Work Out Plan voor Anglo en INBS aan (hierna „het gezamenlijke herstructureringsplan” genoemd).

(25)

Op 5 april 2011 paste Ierland het gezamenlijke herstructureringsplan aan door het effect van de overdracht van deposito’s en NAMA-obligaties die ondertussen had plaatsgevonden, erin op te nemen en door de voorspelde resultaten en balansen van Anglo en INBS voor 2010 te vervangen door de feitelijke cijfers, die inmiddels bekend waren. Een verder bijgewerkte versie werd ontvangen op 21 april 2010.

2.   BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   De begunstigden en hun problemen

2.1.1.   Anglo Irish Bank

(26)

Gemeten naar omvang van de balans is Anglo een van de grootste banken in Ierland. Per 31 december 2010 bedroeg de balans 72,2 miljard EUR (14) en had de instelling een leningenportefeuille van […] (15) miljard EUR. Wat het bedrijfsmodel betreft, was Anglo een „monoline” bank gespecialiseerd in commerciële vastgoedhypotheken in drie kernmarkten: Ierland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Sinds het begin van de financiële crisis noteerde Anglo zware verliezen, overwegend vanwege de bijzondere waardevermindering van de commerciële leningen. Anglo werd door Ierland genationaliseerd op […] 2009.

(27)

Onder de punten 2.2 en 2.3 van het besluit tot inleiding van de procedure van 31 maart 2010 wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van Anglo en de problemen van de bank.

(28)

Het bedrijfsmodel van Anglo bleek onhoudbaar en leidde als gevolg van de wereldwijde financiële crisis tot ongekende financiële problemen en verliezen. Vanwege de eenzijdige gerichtheid op commercieel-vastgoedleningen was Anglo buitenmatig blootgesteld aan die sector van de economie, die tijdens de financiële crisis bijzonder zwaar werd getroffen: de prijzen van commercieel vastgoed daalden van piek tot dal met ruim 62 % in Ierland, 37 % in het Verenigd Koninkrijk en 45 % in de Verenigde Staten (16). Bovendien was Anglo voor zijn leenactiviteiten deels afhankelijk van de geld- en kapitaalmarkt (wholesale funding), een financieringsbron die als gevolg van de financiële crisis opdroogde.

(29)

Het risicobeheer bij Anglo was onvoldoende ontwikkeld en maakte een onbeheerste balansgroei mogelijk in combinatie met riskante leenpraktijken (zoals leningen met een hoge Loan-to-Value ratio en aflossingsvrije leningen), met name tijdens de hausse op de Ierse vastgoedmarkt. Tussen 1984 en 2008 nam de balans van de bank toe met een samengesteld percentage van ongeveer 30 % per jaar, tot […] miljard EUR in 2008. De verhouding tussen leningen en deposito’s (Loans-to-Deposit — hierna „LtD” genoemd) steeg van 100 % in de periode vóór 1990 naar gemiddeld 217 % in 2008 en 2009.

(30)

Anglo kreeg vier herkapitalisaties, een steunmaatregel voor probleemactiva waardoor het circa 35 miljard EUR aan in waarde verminderde leningen kon overdragen aan NAMA, en staatsgaranties op het merendeel van zijn passiva (zie overweging 66).

2.1.2.   INBS

(31)

Punt 2.1 van het besluit van de Commissie van 30 maart 2010 over de eerste herkapitalisatie van INBS bevat een uitvoerige beschrijving van INBS. Hier wordt derhalve volstaan met een korte samenvatting.

(32)

INBS is een building society (bouwspaarkas) en had per 31 december 2010 een balanstotaal van 12,1 miljard EUR. Vóór de financiële crisis uitbrak, was het de zesde Ierse financiële instelling gemeten naar balansomvang. INBS bood haar leden traditionele bankproducten voor particulieren (spaarproducten en hypotheken). In de jaren vóór de financiële crisis breidde INBS haar activiteiten ambitieus uit met riskante commercieel-vastgoedleningen, waarvan zij haar voornaamste activiteit maakte. INBS was overwegend actief in Ierland, waar zij beschikte over een netwerk van vijftig bijkantoren en veertig handelsagenten, en in het Verenigd Koninkrijk, waar zij geen bijkantoren had.

(33)

Na de overdracht van 8,5 miljard EUR aan leningen aan NAMA (17) was de waarde van de leningenportefeuille van INBS 1,9 miljard EUR per 31 december 2010. Particuliere deposito’s bedroegen per 31 december 2010 3,9 miljard EUR. In 2009 noteerde INBS een verlies van 3,3 miljard EUR.

(34)

De problemen van INBS waren het gevolg van haar buitensporige blootstelling aan slecht afgedekte Ierse commercieel-vastgoedleningen (ongeveer 80 % van alle leningen van INBS). De financiële crisis en de als gevolg daarvan drastisch dalende prijzen van vastgoed, met name commercieel vastgoed, in zowel Ierland als het Verenigd Koninkrijk, troffen INBS dan ook rechtstreeks in haar leningenportefeuille. In 2009 en 2010 zag zij zich bijgevolg genoodzaakt aanzienlijke bijzondere waardeverminderingen te boeken op deze leningen.

(35)

INBS kreeg twee herkapitalisaties, een steunmaatregel voor probleemactiva waardoor zij circa 8,9 miljard EUR aan in waarde verminderde commercieel-vastgoedleningen kon overdragen aan NAMA, en staatsgaranties op het merendeel van haar passiva (zie overweging 67).

(36)

Voor de eerste herkapitalisatie door Ierland was INBS eigendom van haar leden. Als gevolg van de eerste herkapitalisatie van INBS heeft de staat nu volledige zeggenschap over de instelling. De leden hebben derhalve hun zeggenschap in INBS en al hun economische eigendomsrechten verloren.

2.2.   De individuele herstructureringsplannen

2.2.1.   Het eerste herstructureringsplan voor Anglo

(37)

Het eerste herstructureringsplan voor Anglo werd op 30 november 2009 bij de Commissie aangemeld. Het is uitgebreid beschreven in punt 2.4 van het besluit tot inleiding van de procedure, waarbij de Commissie verklaarde te twijfelen of dat plan voldeed aan de voorwaarden die waren vastgelegd in de herstructureringsmededeling (18). De Commissie vroeg zich met name af of het plan zou leiden tot een herstel van de levensvatbaarheid van Anglo op lange termijn, of het de herstructureringskosten tot een minimum zou beperken en of het de concurrentieverstoring zou beperken. Daarom leidde de Commissie ten aanzien van dat plan de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag in. Tezelfdertijd verzocht de Commissie Ierland uiterlijk 31 mei 2010 een herzien herstructureringsplan in te dienen.

2.2.2.   Het tweede herstructureringsplan voor Anglo

(38)

Op 31 mei 2010 diende Ierland een herzien herstructureringsplan in waarin een aanzienlijk gewijzigde aanpak van de herstructurering van Anglo werd beschreven.

(39)

Overeenkomstig het verzoek in het besluit tot inleiding van de procedure bood het tweede herstructureringsplan voor Anglo een aantal mogelijke scenario’s: i) Anglo 100 % liquideren over een periode van twaalf maanden; ii) Anglo 100 % afwikkelen over een periode van tien jaar; iii) Anglo 100 % afwikkelen over een periode van twintig jaar; iv) Anglo 100 % stabiliseren en activiteiten voortzetten; en v) opsplitsen waarbij Anglo voor 80 % wordt afgewikkeld middels een nieuw op te zetten onderneming voor activabeheer en de overige 20 % de activiteiten voortzet (een „goede bank”).

(40)

De onder v) van overweging 39 bedoelde opsplitsing werd gepresenteerd als de voorkeursoptie van de Ierse autoriteiten. Volgens dat scenario zou de onderneming voor activabeheer „activa van lagere kwaliteit” behouden die niet aan NAMA of de „goede bank” zouden worden overgedragen (boekwaarde van 13,6 miljard EUR op het moment van de splitsing) en streven naar maximale recuperatiewaarden van de activa en minimale staatssteun. De onderneming voor activabeheer zou geen nieuwe activiteiten verrichten en in 2020 worden geliquideerd.

(41)

De „goede bank” zou een aanzienlijk kleinere commerciële bank in eigendom van de overheid worden die op lange termijn levensvatbaar zou kunnen worden door een sterke inkrimping van de balans en een lager risicoprofiel. Het idee was de „goede bank” binnen vijf jaar te privatiseren, waardoor de staat de investeringen in Anglo deels zou kunnen terugverdienen.

2.2.3.   Het derde herstructureringsplan voor Anglo

(42)

Op 26 oktober 2010 diende Ierland op basis van het plan van 31 augustus 2010 een nieuw voorstel voor de herstructurering van Anglo in, dat ingrijpend was herzien. Dit derde herstructureringsplan voor Anglo schetst een splitsing van Anglo in twee juridisch zelfstandige publieke entiteiten, te weten een Funding Bank en een Recovery Bank, hetgeen zou betekenen dat Anglo over een periode van ongeveer tien jaar zou worden afgewikkeld. Er zou aanvullende staatssteun nodig zijn in de vorm van kapitaalinjecties, aanhoudende steun van de Centrale Bank en een uitgebreid stelsel van staatsgaranties zolang beide banken zouden bestaan. Volgens het plan zou een injectie van 29,3 miljard EUR nodig zijn in het basisscenario en een injectie van 34 miljard EUR in het stressscenario.

(43)

Ierland stelde dat deze nieuwe aanpak van de herstructurering van Anglo, die betekende dat de instelling geen leningen meer zou verstrekken, was ingegeven door verslechterende marktomstandigheden. Het voerde aan dat de financieringsvoorwaarden voor Anglo en het sentiment jegens de staat (obligaties) sinds de indiening van het tweede herstructureringsplan voor Anglo was verslechterd, terwijl de kortingen op de aan NAMA overgedragen leningen en de verliezen op de niet aan NAMA overgedragen leningen hoger waren dan verwacht.

2.2.4.   Het herstructureringsplan voor INBS

(44)

Het herstructureringsplan voor INBS werd op 22 juni 2010 bij de Commissie ingediend. Overeenkomstig het verzoek in het besluit over de eerste INBS-herkapitalisatie, bevatte het herstructureringsplan voor INBS diverse opties voor de bank: de activiteiten i) herstructureren en voortzetten voor verkoop rond 2013, ii) onmiddellijk afbouwen of iii) geleidelijk afbouwen over de periode tot en met 2020. Voor de verkoop was de minste staatssteun nodig bovenop de 2,7 miljard EUR die de staat al had verstrekt ten tijde van de indiening van het plan.

(45)

De opzet was om INBS in de aanloop naar de verkoop om te vormen tot een kleine instelling voor spaar- en kredietproducten. INBS zou een belangrijk deel van de bestaande portefeuille commerciële leningen overdragen aan NAMA en haar commerciële leenactiviteiten staken om zich volledig te richten op woonhypotheken en spaarrekeningen.

(46)

Het herstructureringsplan voor INBS voorzag niet in specifieke maatregelen om de door de steun veroorzaakte concurrentieverstoring te beperken.

2.3.   Het gezamenlijke herstructureringsplan voor Anglo en INBS

2.3.1.   Beschrijving van het gezamenlijke herstructureringsplan

(47)

Op 31 januari 2011 diende Ierland bij de Commissie het Joint EC and Work Out Plan for Anglo and INBS in. Volgens dit gezamenlijke herstructureringsplan verkopen Anglo en INBS elk hun depositoportefeuille om vervolgens te fuseren tot één nieuwe entiteit (hierna „de gefuseerde entiteit” genoemd) die bevoegd, volledig gereguleerd en volledig staatseigendom is. De gezamenlijke openingsbalans na de fusie zal [60-70] miljard EUR bedragen.

(48)

De gefuseerde entiteit zal: i) de bestaande portefeuille commercieel-vastgoedleningen van Anglo over een periode van tien jaar saneren middels aflossing en verkoop; ii) de bestaande portefeuille particuliere hypotheekleningen van INBS afwikkelen over een periode van […] jaar […], en iii) een beroep doen op […]. De gefuseerde entiteit zal slechts een klein bedrag aan deposito’s aanhouden en geen nieuwe kredieten verstrekken of andere activiteiten uitvoeren.

(49)

De gefuseerde entiteit zal de diverse voor de herkapitalisatie van zowel Anglo als INBS gebruikte promesses in portefeuille hebben. Alle promesses zullen worden voldaan volgens het betaalschema (19). […]. Verder heeft de gefuseerde entiteit een klein bedrag aan achtergestelde leningen, dat overeenkomt met het bedrag dat zij niet kan terugkopen in het kader van de achtereenvolgende Liability Management Exercises.

(50)

Met het voorgestelde gezamenlijke herstructureringsplan wordt beoogd het risico van verdere verliezen op nieuwe leenactiviteiten te voorkomen, de sanering van de leningenportefeuilles doelmatig te beheren en de behoefte aan staatssteun tot een minimum te beperken. Omdat beide leningenportefeuilles worden gesaneerd binnen één gefuseerde entiteit ontstaat synergie op het gebied van capaciteit, infrastructuur en processen.

2.3.1.1.   Deposito’s

(51)

In overeenstemming met het steunprogramma heeft Ierland zich verbonden tot de overdracht, voorafgaand aan de fusie, van de deposito’s (in de boeken opgenomen aan de passiefzijde van de balans) en NAMA-obligaties (in de boeken opgenomen aan de actiefzijde van de balans) van Anglo en INBS aan levensvatbare instellingen volgens een open procedure. Er werd een uitnodiging uitgeschreven tot het doen van een bod op het pakket NAMA-obligaties en -deposito’s. De verkoop van circa 12,2 miljard EUR aan deposito’s en circa 15,9 miljard EUR aan NAMA-obligaties van beide instellingen werd op 24 februari 2011 afgerond (20).

(52)

Anders dan in eerdere versies van de herstructureringsplan voor Anglonen was voorgesteld, zal de gefuseerde entiteit in beginsel geen deposito’s aanhouden om haar activa te financieren maar de depositomarkt juist verlaten.

(53)

Overeenkomstig de toezeggingen (zie punt 2.2.5.1) zal de gefuseerde entiteit echter wel een klein bedrag aan deposito’s van bedrijven mogen behouden als garantie voor de leningen verstrekt aan diverse vennootschappen (met garanties van vóór de fusie of deposito’s gekoppeld aan rekeningen van kredietnemers). In het gezamenlijke herstructureringsplan wordt uitgegaan van een maximum van 1 miljard EUR aan deposito’s op het moment van de fusie.

2.3.1.2.   Financiering

(54)

Het gezamenlijke herstructureringsplan is gebaseerd op de volgende aannamen:

i)

[…]

ii)

de bestaande wholesale funding van […] miljard EUR vervalt volgens de bestaande termijnen (in de meeste gevallen binnen vier jaar), […].

2.3.1.3.   Garanties

(55)

Voor de gefuseerde entiteit is ter bescherming tegen risico’s de volgende uitgebreide reeks staatsgaranties nodig (zie ook overweging 69):

i)

een staatsgarantie op nog uitstaande deposito’s en obligaties. Die garantie zou nodig zijn voor de gehele duur van het gezamenlijke herstructureringsplan en wordt momenteel verstrekt uit hoofde van de Eligible Liabilities Guarantee Scheme (hierna „ELG-regeling” genoemd). Na afloop van de ELG-regeling zou de garantie ad hoc moeten worden verstrekt;

ii)

een staatsgarantie aan de Ierse centrale bank (Central Bank of Ireland — CBI) voor het ongedekte deel van Emergency Liquidity Assistance (hierna „ELA” genoemd) aan Anglo/INBS, zodat de gefuseerde entiteit zo nodig in aanmerking zou komen voor CBI-/ELA-financiering […];

iii)

een staatsgarantie op bepaalde passiva voor niet in de balans opgenomen transacties, diensten en transactiecapaciteit […] (21).

(56)

Volgens het gezamenlijke herstructureringsplan zal de gefuseerde entiteit geen betalingen verrichten voor de staatsgaranties, behalve voor de garanties op deposito’s (50 basispunten) voor de duur van de ELG-regeling en op reeds gegarandeerde uitstaande obligaties (waarvoor tot de vervaldatum een vergoeding van 95 tot 125 basispunten zal worden betaald voor de duur van de ELG-regeling).

2.3.1.4.   Kapitaal

(57)

In het basisscenario van het gezamenlijke herstructureringsplan is aangenomen dat er geen extra kapitaal nodig zal zijn naast de injecties die tot nu toe daadwerkelijk zijn gegeven, namelijk 34,7 miljard EUR (29,3 miljard EUR voor Anglo en 5,4 miljard EUR voor INBS) (22). Die bedragen komen overeen met de bedragen die al zijn goedgekeurd in het kader van de vier reddingsbesluiten voor Anglo en de twee reddingsbesluiten voor INBS (23). Het gezamenlijke herstructureringsplan beschrijft hoe in een stressscenario (waarin met name sprake zou zijn van sterkere bijzondere waardeverminderingen en verliezen op de verkoop van leningen) de kapitaalbehoefte zou toenemen tot 38 miljard EUR, zodat 3,3 miljard EUR aan extra kapitaal […] nodig zou zijn voor de duur van het plan (tien jaar). Naast het risico van sterkere waardeverminderingen en verliezen op de verkoop van leningen beschrijft het gezamenlijke herstructureringsplan diverse verdere risico’s waardoor de gefuseerde entiteit een beroep zou moeten doen op een kapitaalinjectie van […] 3,3 miljard EUR in een stressscenario.

2.3.1.5.   De voornaamste bijkomende risico’s van het gezamenlijke herstructureringsplan

(58)

Ten eerste wijst het gezamenlijke herstructureringsplan op het risico van een toename van de financieringskosten en een wisselkoersrisico. […] (24). In totaal zal de gefuseerde entiteit op het moment van de fusie circa […] aan financiering door de Ierse centrale bank nodig hebben. Die financieringsbehoefte zou geleidelijk afnemen tot […]. Indien er voor de beoogde omvang en duur geen beroep kan worden gedaan op financiering door de Ierse centrale bank (25), zal de gefuseerde entiteit andere financieringsbronnen moeten aanboren, mochten die er zijn, hetgeen met hogere kosten gepaard zou kunnen gaan.

(59)

Bovendien zijn sommige van de activa van de gefuseerde entiteit vastrentende, langlopende activa (doorgaans promesses) waarvoor gebruik wordt gemaakt van financiering op zeer korte termijn […].

(60)

[…].

(61)

Verder wordt in het gezamenlijke herstructureringsplan gewezen op de risico’s in verband met het feit dat bedrijfsvoering in going concern moeilijk is voor de gefuseerde entiteit in de afwikkelingsfase. […]. Tot slot kan de fusie leiden tot hogere operationele risico’s, waarvoor mogelijk extra kapitaal nodig is.

(62)

De vraag hoe waarschijnlijk het is dat dergelijke situaties zich daadwerkelijk voordoen, laat zich moeilijk beantwoorden. Deze risico’s en onzekere factoren zijn niet verwerkt in de verwachte kapitaalbehoeften volgens het stressscenario.

2.3.2.   De toezeggingen

(63)

Ierland heeft in verband met de gefuseerde entiteit een aantal toezeggingen gedaan om specifiek de concurrentieverstoring te beperken die het gevolg is van de staatssteun aan Anglo en INBS. Deze toezeggingen zijn in hun geheel opgenomen als bijlage I bij dit besluit. Voor dit besluit heeft de Commissie een niet-uitputtende samenvatting opgenomen in de overwegingen 63 tot en met 66.

i)

Duur van de toezeggingen: tenzij anders is vermeld, blijven alle toezeggingen van Ierland geldig en van toepassing tot de activa van de gefuseerde entiteit volledig zijn gesaneerd, met inbegrip van de promesses.

ii)

Verbod op nieuwe activiteiten en betreding van nieuwe markten: de gefuseerde entiteit zal geen nieuwe activiteiten ontwikkelen en geen nieuwe markten betreden. Dat wil zeggen dat de gefuseerde entiteit alleen de activiteiten zal uitvoeren die verenigbaar zijn met het beheer van de sanering van de bestaande leningenportefeuilles (legacy loan book) van Anglo en INBS (met inbegrip van de verkoop van leningen, in voorkomend geval, voor een zo groot mogelijke recuperatie). Met name zal de gefuseerde entiteit haar bankvergunning alleen behouden en gebruiken zolang dat nodig is voor de sanering van de leningenportefeuilles en niet gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe activiteiten. […].

iii)

Beheer van bestaande activa: de gefuseerde entiteit zal de bestaande commerciële activa zodanig beheren dat een zo groot mogelijke netto contante waarde (hierna „NCW” genoemd) van de activa wordt bereikt naar goed koopmansgebruik. In het specifieke geval waarin een cliënt niet kan voldoen aan de voorwaarden van zijn of haar lening, zal de gefuseerde entiteit de leenvoorwaarden alleen herstructureren als dat gunstig is voor de NCW van de lening (met andere woorden, als de NCW van de verwachte kasstromen uit de herstructurering hoger is dan de NCW van de verwachte kasstromen uit liquidatie). Kortom, de gefuseerde entiteit zal haar portefeuille commerciële activa beheren zoals een particulier vermogensbeheerder de sanering van een vergelijkbare portefeuille ter hand zou nemen.

Wat de hypothecaire activa van de gefuseerde entiteit betreft, zijn de verplichtingen voor de commerciële activa van overeenkomstige toepassing.

iv)

Verbod op overnamen: de gefuseerde entiteit zal geen andere onderneming overnemen of erin deelnemen zonder de voorafgaande toestemming van de Commissie.

v)

Verbod op couponbetalingen en de uitoefening van callopties op achtergestelde schuld- en hybride kapitaalinstrumenten: de gefuseerde entiteit zal geen coupons uitbetalen of callopties uitoefenen op achtergestelde schuldinstrumenten en hybride kapitaalinstrumenten, tenzij zij daartoe wettelijk verplicht is.

vi)

Limiet voor nieuwe leningen: de portefeuille commerciële leningen van de gefuseerde entiteit zal de prognoses van het gezamenlijke herstructureringsplan tijdens de duur van het plan in geen enkel jaar netto met niet meer dan […] overschrijden. Ten aanzien van de portefeuille hypotheekleningen zal de gefuseerde entiteit verdere uitbetaling van hypotheeksommen beperken tot contractueel vastgelegde bedragen en bedragen in verband met de herstructurering. Voor het totale bedrag aan verder hypothecair krediet geldt een limiet van maximaal […] voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, en […] per jaar daarna.

vii)

Daarnaast zijn de volgende toezeggingen van toepassing op de portefeuille commerciële leningen:

a)

contractueel vastgelegde maar nog niet betaalde bedragen: de gefuseerde entiteit zal betalingen kunnen verrichten in verband met contractueel vastgelegde maar nog niet betaalde leningfaciliteiten. Dergelijke betalingen zullen ten aanzien van de leningenportefeuille van de gefuseerde entiteit echter niet hoger zijn dan een cumulatief bedrag van […] over de volledige duur van het gezamenlijke herstructureringsplan;

b)

aanvullende financiering van bestaande leningnemers: het is de gefuseerde entiteit niet toegestaan extra financiering te verstrekken die op het moment van de goedkeuring van het gezamenlijke herstructureringsplan niet contractueel is vastgelegd (overeenkomstig de toezegging onder ii)).

Als uitzondering op dit verbod kan de gefuseerde entiteit kleine aanvullende bedragen lenen aan bestaande groepen van leningnemers als wordt voldaan aan de verplichting onder iii) en indien:

dit strikt noodzakelijk is voor handhaving van de waarde van de zekerheden voor de leningen (bv. ter dekking van de kosten voor de instandhouding van zekerheden, verzekering, belasting, beveiliging, insolventie of juridische procedures), of

de leenactiviteit anderszins een positieve uitwerking heeft op de verwachte recuperatiewaarde van een lening of ander actief op NCW-basis (bv. om te voorzien in essentiële behoeften aan werkkapitaal voor investeringen of liquiditeit van de onderliggende activiteiten).

De gefuseerde entiteit mag dergelijke aanvullende financiering alleen verstrekken als:

bij een nominaal risico van minder dan […] de aanvullende financiering niet meer bedraagt dan […] van het nominale risico;

bij een nominaal risico tussen […] en […] de aanvullende financiering niet meer bedraagt dan […];

bij een nominaal risico van meer dan […] de aanvullende financiering niet meer bedraagt dan […] van het nominale risico;

c)

nieuwe leningnemers: de gefuseerde entiteit kan een nieuwe leningnemer (of een groep van leningnemers) alleen leningen verstrekken als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de opbrengsten worden gebruikt ter verlaging van het risico van een bestaande leningnemer of groep leningnemers;

de algehele transactie leidt in totaal niet tot een groter nettorisico voor de gefuseerde entiteit;

de nieuwe leenactiviteit leidt tot hogere verwachte recuperatiewaarden (op NCW-basis) dan andere herstructurerings- of afschermingsstrategieën, en

er is geen kapitalisatie van de rente.

viii)

Specifieke leningsverplichtingen binnen de hypothekenportefeuille: het zal de gefuseerde entiteit niet zijn toegestaan financiering te verstrekken waartoe zij niet contractueel verplicht is op het moment van de goedkeuring van het gezamenlijke herstructureringsplan. Als uitzondering op die regel kan de gefuseerde entiteit, wanneer het saldo van de lening hoger is dan de waarde van het verhypothekeerde goed, de aflossing ervan faciliteren door het vastgoed te verkopen middels extra financiering aan een verkoper om de betaling van het uitstaande saldo mogelijk te maken indien de financiering wordt verstrekt overeenkomstig de toezegging onder punt iii).

ix)

Verdere uitzonderingen in het nationale belang: bij wijze van uitzondering en als het nationale belang dit vereist, kan Ierland bepalen dat verdere uitzonderingen op de leenbeperkingen van vii) en viii) nodig kunnen zijn ter verhoging van de verwachte recuperatiewaarden op NCW-basis. In dergelijke gevallen moet de Commissie vooraf goedkeuring verlenen.

x)

Deposito’s — overdracht van deposito’s van Anglo en INBS: na de overdracht van de bestaande deposito’s van Anglo en INBS houdt de gefuseerde entiteit bepaalde categorieën deposito’s en rekeningen over die niet in aanmerking zijn genomen voor overdracht. Het bedrag aan deposito’s van bestaande cliënten op de datum van de fusie zal in totaal op geen enkel moment hoger zijn dan […] miljard EUR. De gefuseerde entiteit zal haar deposito’s met grofweg hetzelfde percentage beperken als dat van het nettototaal aan te saneren leningen. Verder zal de depositoportefeuille van de gefuseerde entiteit nooit meer dan 200 miljoen EUR hoger zijn dan de prognoses van het gezamenlijke herstructureringsplan. De volgende punten a) tot en met h) geven een overzicht van de door de gefuseerde entiteit behouden depositocategorieën:

a)

deposito’s die, op het moment van overdracht van de bestaande deposito’s van Anglo en INBS aan levensvatbare instellingen, worden aangehouden door of namens een filiaal van Anglo of INBS, behalve het Anglo-filiaal op het eiland Man;

b)

rekeningen die door zekerheden zijn afgedekt (ten behoeve van Anglo of INBS of enige andere persoon) en deposito’s in verband met een groep leningnemers van Anglo of INBS of Tracker Bond Accounts op het moment van overdracht van de deposito’s van Anglo en INBS aan twee andere Ierse banken (26);

c)

deposito’s in een andere valuta dan EUR, USD of GBP op het moment van de overdracht van de deposito’s. Deze worden niet vervangen op de vervaldatum;

d)

deposito’s die worden aangehouden of geboekt bij filialen op Jersey, in Düsseldorf of Wenen. Deze worden niet vervangen op de vervaldatum;

e)

alle rekeningen met een negatief saldo;

f)

rekeningen voor interne controle;

g)

rekeningen waarbij de rekening of de betrokken cliënt het onderwerp is geweest van een kennisgeving van verificatie door een politiële, fraudebestrijdings- of onderzoeksinstantie, en

h)

alle INBS-rekeningen die in de boeken van de overdragende partij zijn geïdentificeerd door filiaal „[…]”.

xi)

Monitoring trustee: de gefuseerde entiteit zal met goedkeuring door de Commissie een monitoring trustee benoemen die controleert of de gefuseerde entiteit de toezeggingen in bijlage I nakomt. De monitoring trustee wordt aangesteld voor een periode van drie jaar.

(64)

Ierland zal erop toezien dat de gefuseerde entiteit de toezeggingen in bijlage I nakomt. Ierland zal periodiek verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen om die toezeggingen na te komen. Het eerste verslag zal uiterlijk zes maanden na kennisgeving van dit besluit bij de Commissie worden ingediend en vervolgens met tussenpozen van zes maanden.

2.4.   De in dit besluit beoordeelde staatsmaatregelen

(65)

Zowel Anglo als INBS heeft een aanzienlijk bedrag aan staatssteun ontvangen. Daarnaast zal de gefuseerde entiteit diverse overheidsmaatregelen genieten. In dit punt worden die maatregelen gepresenteerd (zie ook tabel 1).

(66)

In de reddingsperiode ontving Anglo diverse malen staatssteun die de Commissie had goedgekeurd middels diverse besluiten over deze zaak (27), en die wordt beschreven onder a) tot en met v) van deze overweging en in de overwegingen 67, 68 en 69:

a)

een staatsgarantie uit hoofde van de Credit Institutions (Financial Support) Scheme (hierna „CIFS-regeling” genoemd) voor de periode 1 oktober 2008 tot en met 30 september 2010 op de deposito’s (particulier, commercieel, institutioneel en interbancair), gedekte obligaties, senior leningen en achtergestelde leningen met een vaste looptijd van Anglo (28);

b)

een eerste herkapitalisatie van Anglo voor een bedrag van 4 miljard EUR (29);

c)

staatsgaranties uit hoofde van de ELG-regeling op deposito’s, senior ongedekte depositocertificaten, senior ongedekt commercial paper, senior ongedekte obligaties en notes (30);

d)

een steunmaatregel voor probleemactiva in de vorm van de overdracht van 35 miljard EUR (31) aan in waarde verminderde commercieel-vastgoedleningen aan NAMA tegen een gemiddelde korting van [50-70] % (32);

e)

een tweede herkapitalisatie voor een bedrag van 10,44 miljard EUR, waarvan 10,3 miljard EUR daadwerkelijk is verstrekt door Ierland (33);

f)

een derde herkapitalisatie ten bedrage van 10,054 miljard EUR, waarvan 8,580 miljard EUR werd toegekend na goedkeuring en de resterende 1,474 miljard EUR samen met de vierde kapitaalinjectie werd verstrekt, zie maatregel h) (34);

g)

een garantie op de kortlopende verplichtingen van Anglo na hernieuwde toepassing van de ELG-regeling ter dekking van die effecten, met name commercial paper, depositocertificaten, interbancaire deposito’s en bedrijfsdeposito’s met een looptijd van minder dan drie maanden (gedekt bedrag van ongeveer […] miljard EUR per 31 december 2010) (35);

h)

een extra herkapitalisatie van 4,946 miljard EUR werd toegekend ter dekking van verdere verliezen als gevolg van de versnelde overdracht aan NAMA van in waarde verminderde leningen voor vastgoedontwikkeling en verliezen op de portefeuille van niet aan NAMA over te dragen leningen tot […]. Het resterende bedrag van de derde herkapitalisatie (maatregel f) van 1,474 miljard EUR is al geïnjecteerd met het bedrag van 4,946 miljard EUR (36);

i)

een garantie op bepaalde transacties buiten de balans voor een bedrag van naar schatting ongeveer […] miljard EUR (37).

(67)

INBS heeft tijdens de reddingsperiode de hierna onder j) tot en met o) beschreven steun ontvangen met goedkeuring van de Commissie:

j)

een garantie uit hoofde van de CIFS-regeling voor de periode 1 oktober 2008 tot en met 30 september 2010 op de deposito’s (particulier, commercieel, institutioneel en interbancair), gedekte obligaties, senior leningen en achtergestelde leningen met een vaste looptijd van INBS (38);

k)

een eerste herkapitalisatie van 2,7 miljard EUR (39);

l)

staatsgaranties uit hoofde van de ELG-regeling op deposito’s, senior ongedekte depositocertificaten, senior ongedekt commercial paper, senior ongedekte obligaties en notes (40);

m)

een steunmaatregel voor probleemactiva in de vorm van de overdracht van 8,9 miljard EUR (41) aan in waarde verminderde commercieel-vastgoedleningen aan NAMA tegen een gemiddelde korting van 64 % (42);

n)

een staatsgarantie op de kortlopende verplichtingen van INBS na hernieuwde toepassing van de ELG-regeling ter dekking van effecten, met name commercial paper, depositocertificaten, interbancaire deposito’s en bedrijfsdeposito’s met een looptijd van minder dan drie maanden (gedekt bedrag van ongeveer […] miljoen EUR per 31 december 2010) (43);

o)

een tweede herkapitalisatie van 2,7 miljard EUR (44).

(68)

Naast de in de overwegingen 66 en 67 onder a) tot en met o) bedoelde staatssteun werden voorafgaand aan de fusie de hierna onder p) en q) genoemde verdere reddingsmaatregelen ten uitvoer gelegd voor Anglo en INBS:

p)

Anglo ontving een staatsgarantie op een deel van de ELA die Anglo werd verstrekt door de Ierse centrale bank in de periode van maart 2009 tot de fusie met INBS. Die garantie dekt tot […] miljard EUR aan ELA (45);

q)

INBS ontving verder een staatsgarantie op een deel van de ELA die aan INBS werd verstrekt door de Ierse centrale bank in de periode van 24 februari 2011 tot de fusie met Anglo. Die garantie dekt tot […] miljard EUR.

(69)

Na de fusie zullen de onder de hierna punten r) tot en met v) genoemde maatregelen worden genomen voor de gefuseerde entiteit:

r)

een staatsgarantie voor de resterende deposito’s van cliënten tot een maximum van […] miljard EUR;

s)

een voortzetting van de staatsgarantie op transacties buiten de balans voor een bedrag van naar schatting ongeveer […] miljard EUR;

t)

een staatsgarantie op een deel van de door de Ierse centrale bank aan de gefuseerde entiteit verstrekte ELA, die in wezen een combinatie is van beide garanties op de aparte ELA aan Anglo en INBS. Die garantie is naar schatting maximaal […] miljard EUR bij aanvang van de fusie en neemt vervolgens af […];

u)

een extra herkapitalisatie, […] ter dekking van eventuele aanvullende verliezen in geval de situatie verder verslechterd, voor een bedrag van 3,3 miljard EUR;

v)

een staatsgarantie op de uitstaande, door de ELG-regeling gedekte wholesale funding die is overgedragen van Anglo naar de gefuseerde entiteit ter dekking van […] miljard EUR (46).

2.4.1.   Door de Commissie goedgekeurde reddingsmaatregelen

(70)

De in de overwegingen 66 en 67 onder a) tot en met o) genoemde maatregelen zijn al beoordeeld door de Commissie in het kader van de eerdere besluiten over Anglo en INBS en zijn aangemerkt als reddingssteun. In aanvulling op de reddingsmaatregelen heeft Ierland bij de Commissie maatregelen aangemeld om de afwikkeling van Anglo en INBS mogelijk te maken, namelijk de in de overwegingen 68 en 69 onder p) tot en met v) genoemde maatregelen.

(71)

Ten aanzien van de maatregelen die al zijn goedgekeurd door de Commissie (de in de overwegingen 66 en 67 onder a) tot en met o) genoemde maatregelen) dient te worden opgemerkt dat de CIFS-garantieregeling sinds 30 september 2010 niet meer van kracht is (maatregelen a) en j) in de overwegingen 66 en 67) en is vervangen door de ELG-regeling en de hernieuwde toepassing van de ELG-regeling op de kortlopende verplichtingen (maatregelen c), g), l) en n) in de overwegingen 66 en 67). Deze regelingen zullen na de fusie worden vervangen door individuele staatsgaranties (maatregelen r) en v) in overweging 69), wanneer de ELG-regeling heeft opgehouden te bestaan (zie overwegingen 77 en 81).

(72)

Wat de in de overwegingen 66 en 67 genoemde maatregelen d) en m) betreft, werd de overdracht van […] leningen aan NAMA voltooid in november 2010 onder toepassing van een verlaging (haircut) van 62 % voor Anglo en 64 % voor INBS.

(73)

Samen met de vierde herkapitalisatie ontving Anglo tevens een staatsgarantie op de transacties buiten de balans (maatregel i) in overweging 66). Die garantie, waarvoor Anglo geen vergoeding betaalt, biedt de wederpartijen van Anglo in wezen geruststelling bij derivatentransacties (meestal hedgingcontracten) en afwikkelingsregelingen.

2.4.2.   Verdere reddingsmaatregelen

(74)

Anglo en INBS hebben elk verdere steun ontvangen voorafgaand aan de fusie en derhalve voorafgaand aan de feitelijke herstructurering (maatregelen (p) en (q) in overweging 68). Van maart 2009 tot de fusie ontving Anglo reeds ELA van de Ierse centrale bank die deels door de staat was gegarandeerd (maatregel p)). Het door de staat gegarandeerde deel van de ELA heeft gefluctueerd, van […] miljard EUR in september 2010 tot […] miljard EUR in maart 2011. Anglo betaalt de Ierse centrale bank rente bestaande uit de ECB-basisrente (momenteel 125 basispunten) verhoogd met […] basispunten voor de ELA maar betaalt geen vergoeding voor de garantie.

(75)

Ook INBS heeft een staatsgarantie ontvangen op het deel van de door de Ierse centrale bank verstrekte ELA (maatregel q) in overweging 68). Van 24 februari 2011 tot de fusie met Anglo ontving INBS voor zijn ELA een staatsgarantie van in totaal […] miljard EUR. INBS betaalt de Ierse centrale bank voor de ELA eveneens een rente bestaande uit de ECB-basisrente (momenteel 125 basispunten) vermeerderd met […] basispunten en betaalt ook geen vergoeding voor de staatsgarantie.

2.4.3.   Maatregelen voor de gefuseerde entiteit

(76)

De gefuseerde entiteit […] van diverse staatsgaranties en een kapitaalinjectie van 3,3 miljard EUR in een stressscenario (maatregelen r) tot en met v) in overweging 69).

(77)

De gefuseerde entiteit zal een staatsgarantie genieten op de deposito’s die aan haar zullen worden overdragen door zowel Anglo als INBS (maatregel r) in overweging 69). Die deposito’s zullen maximaal 1,05 miljard EUR bedragen. Meer bepaald bestaan zij uit deposito’s die zijn afgedekt of gekoppeld zijn aan de rekening van een leningnemer die wordt overgedragen aan de gefuseerde entiteit, zodat zij niet zijn overgedragen uit Anglo en INBS. De gefuseerde entiteit zal een vaste vergoeding van 50 basispunten betalen voor de duur van de ELG-regeling en niets daarna.

(78)

Voorts geniet de gefuseerde entiteit een maatregel die aan Anglo werd toegekend voorafgaand aan de fusie, te weten de voortzetting van de staatsgarantie op transacties buiten de balans voor een bedrag van naar schatting rond […] miljard EUR (47) (maatregel s) in overweging 69). De gefuseerde entiteit zal geen vergoeding betalen voor die garantie.

(79)

Met het oog op de afwikkeling van Anglo en INBS is in het gezamenlijke herstructureringsplan voorzien dat de gefuseerde entiteit een staatsgarantie zal krijgen op een deel van de ELA die zij zal ontvangen (maatregel t) in overweging 69). In totaal krijgt de gefuseerde entiteit de beschikking over ELA van maximaal […] miljard EUR bij aanvang van de fusie, waarna dit bedrag afneemt […]. De gefuseerde entiteit zal de Ierse centrale bank een rente betalen van […] basispunten voor financiering in euro en […] basispunten voor financiering in vreemde valuta maar betaalt geen vergoeding voor de staatsgarantie.

(80)

Volgens het gezamenlijke herstructureringsplan […] in geval van een verdere verslechtering van haar financiële positie (stressscenario — maatregel u) in overweging 69). In dat geval […] tot 3,3 miljard EUR kapitaal […]. Die aanpak zal ervoor zorgen dat de gefuseerde entiteit voldoet aan de toepasselijke minimumkapitaalvereisten van de Ierse financiële toezichthouder (momenteel een totale kapitaalratio van 8 %).

(81)

Tot slot zal de gefuseerde entiteit een staatsgarantie genieten op de bestaande wholesale funding van rond de 3 miljard EUR die zal worden overgedragen van Anglo aan de gefuseerde entiteit (maatregel v) in overweging 69). De gefuseerde entiteit zal een vergoeding van 90 tot 125 basispunten betalen voor de duur van de ELG-regeling en zal daarna geen vergoeding betalen.

Overzicht van de maatregelen die zijn toegekend aan Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit (vermeld in de overwegingen 66 tot en met 69)

Maatregelen die zijn toegekend aan Anglo, Recovery Bank en Funding Bank

Nr.

Type maatregel

Bedrag (in miljard EUR)

Vergoeding

Goedgekeurde reddingsmaatregelen

Anglo Irish Bank

a

Garantie volgens de CIFS-regeling

Piek […] per september 2008 (48)

Vaste vergoeding van 18,5 bp oplopend tot 32 bp

b

Eerste herkapitalisatie

4

Geen vergoeding

c

Garantie volgens de ELG-regeling

[…] (49)

ECB-basisrente + 40 bp (50)

d

Steunmaatregel probleemactiva - overdracht in aanmerking komende leningen aan NAMA

35 overgedragen

N.v.t.

e

Tweede herkapitalisatie

10,44 (51) (10,3)

Geen vergoeding

f

Derde herkapitalisatie

10 054 miljoen EUR

Geen vergoeding

g

Garantie op kortlopende verplichtingen

ongeveer […] per december 2010

160 bp per december 2010 (50)

h

Vierde herkapitalisatie

4 946 miljoen EUR

Geen vergoeding

i

Garantie op bepaalde schulden buiten de balans

Bruto naar schatting maximaal […] (52)

Geen vergoeding

Irish Nationwide Building Society

j

Garantie volgens de CIFS-regeling

Piek […] per oktober 2008 (48)

Vaste vergoeding van 18,5 bp oplopend tot 25,6 bp

k

Eerste herkapitalisatie

2,7

De rechten op netto surplus aan activa van de vennootschap zekergesteld

l

Garantie volgens de ELG-regeling

[…] (49)

ECB-aanbeveling + 40 pb (50)

m

Steunmaatregel voor probleemactiva - overdracht desbetreffende leningen aan NAMA

8,9 overgedragen

N.v.t.

n

Garantie op kortlopende verplichtingen

ongeveer […] miljoen EUR per december 2010

160 bp per december 2010 (50)

o

Tweede herkapitalisatie

2,7

Geen vergoeding

Verdere reddingsmaatregelen

Anglo Irish Bank

p

Garantie op noodliquiditeitssteun (ELA)

Piek gegarandeerd […] tot 16 maart 2011 (53)

,[…] geen vergoeding voor garantie

Irish Natiowide Building Society

q

Garantie op ELA

Gegarandeerd […]

,[…] geen vergoeding voor garantie

Herstructureringsmaatregelen

Gefuseerde entiteit

r

Voortzetting van garantie op resterende deposito's

max. […]

Gegarandeerd voor de duur van de sanering, eerst volgens ELG en na afloop ad hoc tegen 50 bp

s

Voortzetting van garantie op transacties buiten balans

Naar schatting ongeveer […] (52)

Geen vergoeding

t

Voortzetting van garantie op ELA of andere vergelijkbare faciliteit

Naar schatting maximaal […]

3

u

Herkapitalisatie in stress-scenario

3,2

Geen vergoeding

v

Garantie op uitstaande ELG wholesale funding

Ongeveer […]

Volgens ELG voor de duur van de ELG, daarna geen vergoeding

3.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

(82)

De Commissie leidde de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van het eerste herstructureringsplan voor Anglo in op 31 maart 2010 met de vaststelling van het besluit over het advies. Vervolgens wijzigde Ierland het plan voor de herstructurering van Anglo diverse keren ingrijpend alvorens het gezamenlijke herstructureringsplan voor Anglo en INBS in te dienen op 31 januari 2011. De meeste twijfels in het besluit tot inleiding van de procedure (zie punt 4.3.1 van dat besluit (54)) hadden specifiek betrekking op het eerste herstructureringsplan voor Anglo, dat gebaseerd was op de aanname dat Anglo zou worden opgesplitst in een „goede bank” en een bad bank. Die twijfels doen derhalve niet meer ter zake, aangezien Anglo geen nieuwe activiteiten meer zal ondernemen maar zal fuseren met INBS en zich zal toeleggen op de geleidelijke sanering van zijn leningenportefeuille.

(83)

Volledigheidshalve is in punt 3.1 evenwel een overzicht opgenomen van de twijfels die de Commissie uitte in haar besluit tot inleiding van de procedure.

3.1.   Het besluit tot inleiding van de procedure

(84)

De Commissie zette vraagtekens bij het herstel van de levensvatbaarheid van de „goede bank” (in het besluit tot inleiding van de procedure ook „NewCo” genoemd) en de ordelijke afwikkeling van de bad bank (in het besluit tot inleiding van de procedure ook „Old Anglo” genoemd), omdat het op het moment van dat besluit ontbrak aan voldoende informatie over de bedrijfsplannen van beide entiteiten. Tevens betwijfelde de Commissie of de schatting van de bijzondere waardeverminderingen van zowel de aan NAMA over te dragen leningen als de niet aan NAMA over te dragen leningen wel voldoende was. Bovendien leken de macro-economische aannames van het eerste herstructureringsplan voor Anglo onvolledig, waardoor het de vraag was of ze wel redelijk waren. De Commissie had ook twijfel over bepaalde nieuwe activiteiten die de „goede bank” zou uitvoeren op gebieden waarop zij nog geen ervaring had opgedaan. De Commissie vroeg zich af of op basis van het plan zou kunnen worden voorzien in de behoeften van de „goede bank” aan financiering en liquiditeit.

(85)

Op het punt van lastenverdeling en eigen inbreng twijfelde de Commissie of Anglo zelf wel voldoende bijdroeg tot de herstructurering, gezien het feit dat de „goede bank” zich op nieuwe terreinen zou gaan begeven, iets waarvoor aanzienlijke investeringen nodig waren. Daarnaast wees de Commissie erop dat de Ierse autoriteiten in het eerste herstructureringsplan voor Anglo niet hadden onderzocht of Anglo kon bijdragen tot zijn herstructurering middels de verkoop van activa of met andere middelen.

(86)

Met betrekking tot de maatregelen ter beperking van de concurrentieverstoring als gevolg van de grootschalige staatssteun aan Anglo merkte de Commissie op, eraan te twijfelen of de in het plan gepresenteerde maatregelen afdoende waren om de verstorende effecten van de steun aan Anglo te compenseren.

4.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(87)

De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen na de bekendmaking van het besluit tot inleiding van de procedure in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5.   OPMERKINGEN VAN IERLAND

(88)

Ierland had geen opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure en diende in plaats daarvan het tweede herstructureringsplan voor Anglo in, en vervolgens, op 26 oktober 2010, het derde herstructureringsplan voor Anglo.

(89)

Het derde herstructureringsplan is inmiddels vervangen door het gezamenlijke herstructureringsplan dat Ierland op 31 januari 2011 indiende.

6.   BEOORDELING

6.1.   De vraag of er sprake is van staatssteun

(90)

Beoordeeld moet worden of de in het gezamenlijke herstructureringsplan vervatte maatregelen aangemerkt moeten worden als staatssteun. Artikel 107, lid 1, van het Verdrag stelt dat steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

6.1.1.   Maatregelen die reeds tijdelijk zijn goedgekeurd

(91)

Ten aanzien van de maatregelen die door de Commissie in haar eerdere besluiten betreffende Anglo en INBS reeds tijdelijk zijn goedgekeurd als reddingssteun (te weten maatregelen a) tot en met o) als uiteengezet in de overwegingen 66 en 67), heeft de Commissie reeds geconcludeerd dat deze maatregelen staatssteun ten faveure van Anglo en INBS vormen. Dientengevolge is het niet noodzakelijk in dit besluit opnieuw te beoordelen of ze staatssteun vormen.

(92)

De maatregelen die in dit besluit moeten worden beoordeeld om na te gaan of ze staatssteun vormen, zijn reeds beschreven in de overwegingen 68 en 69. De maatregelen waar het om gaat zijn: voor Anglo maatregel p), voor INBS maatregel q) en voor de gefuseerde entiteit de maatregelen r) tot en met v). In dit verband dient te worden opgemerkt dat Ierland accepteert dat de maatregelen staatssteun vormen.

6.1.2.   Staatsmiddelen

(93)

De maatregelen p) tot en met v) die worden in de overwegingen 68 en 69, worden gefinancierd uit staatsmiddelen, aangezien de maatregelen bestaan uit staatsgaranties en door de staat gefinancierde rechtstreekse subsidies. Derhalve dienen zij te worden aangemerkt als staatssteun.

6.1.3.   Selectiviteit

(94)

Het is tevens zaak te beoordelen of de in de overwegingen 66 tot en met 69 genoemde maatregelen een selectief voordeel opleveren voor de begunstigde of begunstigden van de staatssteun. De betreffende maatregelen zijn selectief aangezien ze uitsluitend ten goede komen van Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit.

6.1.4.   Voordeel

(95)

De maatregelen waarvan sprake in de overwegingen 66 tot en met 69, brengen een voordeel met zich voor de economische activiteiten van zowel Anglo als INBS die tot aan de fusie door hen en daarna door hun rechtsopvolger, de gefuseerde entiteit, worden verricht.

(96)

Anglo ontvangt voor […] miljard EUR aan noodliquiditeitssteun van de Ierse centrale bank (maatregel p) in overweging 68), hetgeen Anglo in staat stelt zijn activa te financieren. Deze staatsgarantie vormt een voordeel voor Anglo aangezien een dergelijke garantie niet voorhanden zou zijn op de markt en […]. Verder wordt de staatsgarantie ten behoeve van de ELA verstrekt zonder dat Anglo hiervoor een vergoeding hoeft te betalen. Ook dit is een voordeel voor Anglo.

(97)

Om dezelfde redenen vormt de ELA van […] miljard EUR die INBS vanaf 24 februari 2011 ontvangt een voordeel voor INBS (maatregel q) in overweging 68).

(98)

Wat de maatregelen ten faveure van de gefuseerde entiteit betreft, krijgt deze entiteit een voortzetting van diverse staatsgaranties, te weten ten behoeve van de resterende deposito’s (maatregel r) in overweging 68), ten behoeve van de transacties buiten de balans (maatregel s) in overweging 69), ten behoeve van de ELA (maatregel t) in overweging 69) en ten behoeve van de bestaande wholesale funding (maatregel v) in overweging 69). De gefuseerde entiteit betaalt slechts een vergoeding voor de garantie […], de deposito’s en de wholesale funding voor de duur van de ELG-regeling (daarna niet meer), maar is geen vergoeding verschuldigd voor de andere garanties. Die garanties vormen een voordeel voor de gefuseerde entiteit, aangezien ze voorkomen dat de gefuseerde entiteit in gebreke blijft bij het nakomen van haar verplichtingen. Een ordelijke afwikkeling is namelijk niet mogelijk zonder de noodzakelijke financiering via de gegarandeerde ELA, de resterende deposito’s en de resterende wholesale funding en zonder de garantie op haar buitenbalansverplichtingen. Daarnaast vormt het feit dat de gefuseerde entiteit geen vergoeding hoeft te betalen voor verscheidene van deze garanties, een voordeel aangezien hiermee hogere financieringskosten en derhalve grotere verliezen worden vermeden.

(99)

Tot slot […] 3,3 miljard EUR in het stressscenario om verdere verliezen als gevolg van de sanering van zijn leningenportefeuille te dekken. […] De herkapitalisatie […] een voordeel voor de gefuseerde entiteit aangezien deze ervoor zorgt dat zij tijdens de afwikkelingsperiode aan haar wettelijke kapitaalvereisten voldoet. […].

6.1.5.   Concurrentieverstoring en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten

(100)

Geconcludeerd moet worden dat de in overwegingen 66 en 67 genoemde maatregelen p) tot en met v) een concurrentieverstoring kunnen veroorzaken en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.

(101)

Zoals vermeld bij punt 6.1.4 zouden zowel Anglo als INBS zonder de staatssteunmaatregelen in gebreke zijn gebleven en volledig zijn verdwenen uit de markten waarin ze actief waren. Door de zeer omvangrijke staatssteun konden ze actief blijven op de depositomarkt (tot de overdracht van hun deposito’s aan Allied Irish Banks en Irish Life & Permanent in februari 2011) en in zeer beperkte mate op de kredietmarkt voor commercieel vastgoed en de markt voor woningkredieten (beheer van bestaande leningen). Deze staatssteun verstoorde derhalve de mededinging. Op deze markten concurreerden Anglo en INBS niet alleen met Ierse banken, maar ook met de buitenlandse aanbieders die actief zijn in Ierland. Anglo was ook actief in het Verenigd Koninkrijk (zowel voor deposito’s als voor commerciële kredietverschaffing) en heeft derhalve geconcurreerd met Britse banken en banken uit andere lidstaten die actief waren op die markt. Daarbij dient echter opgemerkt te worden dat de activiteiten van Anglo en INBS in de afgelopen jaren steeds verder zijn afgenomen, hetgeen de nadelige invloed op de concurrentie en het handelsverkeer heeft beperkt.

(102)

Wat de gefuseerde entiteit betreft, deze zal een aantal beperkte economische activiteiten verrichten in een markt waar zowel Ierse als buitenlandse banken actief blijven. Zij zal met name een kleine hoeveelheid deposito’s mogen aanhouden en enkele leningen mogen verstrekken aan haar bestaande klanten teneinde de NCW van de betreffende leningen te verhogen overeenkomstig de door Ierland gedane toezeggingen (zie punt 2.3.2). Zonder de staatssteunmaatregelen zou de entiteit niet in staat zijn deze activiteiten te verrichten. De balans van de gefuseerde entiteit zal als gevolg van haar afwikkeling worden ingekrompen en de gefuseerde entiteit zal nauwelijks meer transacties verrichten op concurrerende markten, waardoor de concurrentieverstoring en de ongunstige beïnvloeding op de handel aanzienlijk zal worden beperkt.

6.1.6.   Toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie

(103)

Het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie is niet van toepassing op de maatregelen genoemd in de overwegingen 66 tot en met 69, aangezien deze deel uitmaken van een omvangrijk pakket reddingsmaatregelen ten faveure van Anglo en INBS. Bovendien, zelfs als het beginsel wel van toepassing zou zijn, zijn deze maatregelen niet in overeenstemming met normaal marktgedrag. Geen enkele marktinvesteerder zou al deze maatregelen ten uitvoer leggen om Anglo en INBS te redden en ze vervolgens samenvoegen om de leningenportefeuille te saneren, daar de kans vrijwel nihil is dat de investeringen worden terugverdiend (in een basisscenario bedragen de aan Anglo en INBS toegekende kapitaalinjecties bij elkaar 34,7 miljard EUR). Geen enkele marktdeelnemer in een soortgelijke situatie als de staat zou de hoeveelheid kapitaal hebben kunnen verschaffen die nodig was om de afwikkeling van zowel Anglo als INBS mogelijk te maken. Gezien de situatie op de markten en de belangstelling voor Ierse activa en passiva, zou het voor een marktdeelnemer niet mogelijk zijn dit soort financiering te verkrijgen.

6.1.7.   Vaststelling van de identiteit van de steunontvanger

(104)

Ierland is voornemens nieuwe steunmaatregelen in te voeren (maatregelen (r) tot en met (v) in overweging 69) teneinde de afwikkeling van Anglo en INBS te ondersteunen. Deze maatregelen zullen de samenvoeging van Anglo en INBS tot één rechtspersoon mogelijk maken. Hoofddoel van de gefuseerde entiteit is om de leningenportefeuilles van Anglo en INBS te saneren teneinde het rendement te maximaliseren en de kosten voor de Ierse belastingbetaler te beperken.

(105)

Krachtens het gezamenlijke herstructureringsplan zal de gefuseerde entiteit slechts krediet verschaffen voor zover vereist door bestaande contractuele verplichtingen en vervolgens enkel om ervoor te zorgen dat de NCW van de leningenportefeuille op peil blijft, zodat de situaties waarin ze concurreert met andere banken tot een minimum worden beperkt. De gefuseerde entiteit zal, volgens Ierland, haar activa alleen te gelde maken wanneer deze vervallen of door ze op de markt te verkopen. De gefuseerde entiteit zal de opbrengst van dergelijke verkopen gebruiken om haar opeisbare schulden af te lossen en om haar lopende exploitatielasten en eventueel resterende verplichtingen te financieren. Daarom moet worden geconcludeerd dat de gefuseerde entiteit na de fusie een aantal beperkte economische activiteiten zal blijven verrichten en derhalve moet worden aangemerkt als begunstigde van de staatssteunmaatregelen.

(106)

Anglo en INBS zijn beide, voorafgaand aan de beoogde fusie, actief kunnen blijven dankzij staatsgaranties voor hun verplichtingen, herkapitalisaties en een steunmaatregel voor probleemactiva (maatregelen a) tot en met o) in de overwegingen 67 en 68). Anglo en INBS zijn derhalve de begunstigden van deze maatregelen.

6.1.8.   Conclusie

(107)

Op basis van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de maatregelen a) tot en met v) in de overwegingen 68 en 69 aan te merken zijn als staatssteun.

6.2.   Steunbedrag

6.2.1.   Herkapitalisaties van Anglo en INBS

(108)

Zowel Anglo als INBS hebben individuele staatssteun ontvangen in de vorm van diverse herkapitalisaties. Anglo ontving in totaal 29,3 miljard EUR via vier kapitaalinjecties (55). INBS ontving bij elkaar 5,4 miljard EUR via twee kapitaalinjecties.

6.2.2.   Steunmaatregel voor probleemactiva voor Anglo en INBS

(109)

Zowel Anglo als INBS hebben deelgenomen aan NAMA (maatregelen d) en m) in de overwegingen 66 en 67). Wat het steunbedrag betreft dat gemoeid was met de maatregel voor probleemactiva (de overdracht van activa naar NAMA), dient te worden opgemerkt dat voetnoot 2 bij paragraaf 20, onder a), van de mededeling betreffende aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa (hierna „de mededeling besmette activa” genoemd) (56) het steunbedrag bij een steunmaatregel voor probleemactiva definieert als het verschil tussen de waarde waartegen de activa worden overgedragen, en de marktprijs. Het is echter heel moeilijk om de marktprijs van de betreffende activa te schatten, aangezien dit voor het merendeel leningen zijn die niet worden verhandeld. Verder kan het feitelijke steunbedrag alleen worden vastgesteld nadat de waardering door Ierland van de aan NAMA overgedragen activa is afgerond overeenkomstig het besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 725/09 (57), hetgeen zal uitmonden in slotconclusies betreffende de hoeveelheid steun waar het in dit geval om gaat. In dit verband is de Commissie geïnformeerd over de hoeveelheid steun die gemoeid was met de eerste en tweede tranche van aan NAMA overgedragen leningen, terwijl ze nog in afwachting is van gegevens over de laatste tranches.

(110)

Op grond van de beschikbare gegevens over de eerste en tweede tranches die aan NAMA zijn overgedragen, kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De eerste tranche van commercieel-vastgoedleningen die Anglo heeft overgedragen aan NAMA, had een nominale waarde van 9 251 miljoen EUR. Deze overdracht ging gepaard met een steunbedrag van 870 miljoen EUR, ofwel 9,4 % van de overgedragen nominale leningen. Bij de tweede tranche droeg Anglo leningen met een nominale waarde van 6 747 miljoen EUR over aan NAMA. Deze overdracht ging gepaard met een steunbedrag van 427 miljoen EUR en vertegenwoordigt 6,3 % van de overgedragen nominale leningen. Dienovereenkomstig bedraagt het gemiddelde steunpercentage voor nominale leningen voor de twee tranches 7,9 %. Wanneer het gemiddelde percentage wordt toegepast op de nog uitstaande tranches (19 miljard EUR), zou het steunbedrag voor deze tranches circa 1,5 miljard EUR bedragen. In totaal kan het bedrag aan staatssteun in verband met de overdracht door Anglo van leningen voor commercieel vastgoed en vastgoedontwikkeling evenals bijbehorende leningen aan NAMA dan ook worden geschat op circa 2 797 miljoen EUR (58).

(111)

INBS droeg in de eerste tranche leningen met een nominale waarde van 669 miljoen EUR over. Deze overdracht ging gepaard met een steunbedrag van 70 miljoen EUR, ofwel 10,5 % van de overdragen nominale leningen. In het kader van de tweede tranche droeg INBS leningen met een nominale waarde van 591 miljoen EUR over. Deze overdracht ging gepaard met een steunbedrag van 43,7 miljoen EUR, ofwel 7,4 % van de overgedragen nominale leningen. Dienovereenkomstig bedraagt het gemiddelde steunpercentage voor nominale leningen voor de twee tranches 9 %. Wanneer het gemiddelde percentage wordt toegepast op de nog uitstaande tranches (7,7 miljard EUR), kan het bijbehorende steunbedrag worden geschat op circa 693 miljoen EUR. In totaal kan het bedrag aan staatssteun in verband met de overdracht door INBS van leningen voor commercieel vastgoed en vastgoedontwikkeling evenals bijbehorende leningen aan NAMA dan ook worden geschat op circa 806 miljoen EUR (59).

(112)

Hoewel het precieze bedrag van de staatssteun voor de nog uitstaande tranches in een later stadium zal worden bepaald, is het niet noodzakelijk het precieze steunbedrag voor deze laatste tranches te kennen om te kunnen beoordelen of het gezamenlijke herstructureringsplan verenigbaar is met het Verdrag, aangezien: i) de wijze waarop de transferprijs zal worden bepaald door de Commissie reeds is vastgelegd in haar besluit betreffende NAMA (60); ii) eventuele wijzigingen van het steunbedrag geen invloed zullen hebben op de beoordeling door de Commissie van de steun in dit besluit gezien de grote bedragen waarvan reeds sprake is en het feit dat Anglo en INBS zich volledig uit de markt zullen terugtrekken, en iii) in het bijzonder, extra steun niet zou leiden tot een verdere verstoring van de mededinging die wordt veroorzaakt door de afwikkeling van de gefuseerde entiteit, aangezien het niet zou betekenen dat de gefuseerde entiteit meer concurrerende activiteiten gaat verrichten.

6.2.3.   Garanties voor Anglo en INBS

(113)

Anglo en INBS hebben eveneens een beroep gedaan op de CIFS- en ELG-garantieregelingen (maatregelen a), c), g), j), l) en n) in de overwegingen 66 en 67). Het bedrag van de uit hoofde van beide regelingen gedekte verplichtingen, heeft per instelling gefluctueerd. Zo bedroegen in het geval van Anglo de op grond van de CIFS-regeling gedekte verplichtingen op hun hoogtepunt […] miljard EUR in september 2008, en dit nam af tot […] miljard op 30 juni 2010, deels als gevolg van de invoering van de ELG. Als gevolg van de overdracht van zijn deposito’s aan Allied Irish Banks namen de door het ELG gedekte verplichtingen van Anglo af tot […] miljard EUR op 31 maart 2011, na op 30 juni 2010 een hoogtepunt van […] miljard EUR te hebben bereikt. Voor INBS tekent zich dezelfde trend af.

(114)

Verder hebben zowel Anglo als INBS staatsgaranties ten behoeve van de kortlopende verplichtingen en ELA ontvangen, terwijl Anglo eveneens een staatsgarantie […] heeft ontvangen voor zijn buitenbalansverplichtingen.

(115)

Opgemerkt dient te worden dat, wat bedrijven in financiële moeilijkheden betreft, als een bank niet in staat is voldoende niet-gegarandeerde leningen aan te gaan om aan al haar financieringsbehoeften te voldoen, het steunelement van dergelijke garanties kan toenemen tot het niveau van hun nominale waarde. Dat was klaarblijkelijk het geval toen Anglo en INBS in 2008 een beroep deden op de CIFS en in 2010 op de ELG, de garantie ten behoeve van de kortlopende verplichtingen, en op ELA, terwijl Anglo ook een staatsgarantie voor zijn buitenbalansverplichtingen ontving. Er bestond een forse overlap tussen de verschillende garanties, met name de CIFS- en ELG-regeling, hetgeen kon leiden tot dubbeltellingen. Tegelijkertijd schommelden de door de diverse garanties gedekte bedragen in de tijd (CIFS-/ELG-regeling en ELA). Ook zij erop gewezen dat geen rekening wordt gehouden met de deelname van deze twee banken aan staatsgarantieregelingen bij de berekening van het steunbedrag met betrekking tot hun risicogewogen activa teneinde vast te stellen of een grondige herstructurering noodzakelijk is. Met het steunelement in de garanties zal daarentegen wel rekening worden gehouden bij de herstructurering. Om die redenen heeft de Commissie het met deze staatsgaranties samenhangende steunbedrag niet berekend.

6.2.4.   Steunmaatregelen voor de gefuseerde entiteit

(116)

De gefuseerde entiteit […] 3,3 miljard EUR extra kapitaal indien het stressscenario werkelijkheid wordt.

(117)

De gefuseerde entiteit kan tevens een beroep doen op staatsgaranties ten behoeve van haar resterende deposito’s, voor een bedrag van ten hoogste 1 miljard EUR, haar buitenbalanstransacties, dat naar schatting een bruto maximumbedrag van […] vertegenwoordigt, en een voortzetting van de ELA of een andere soortgelijke kredietfaciliteit, die wordt geschat op maximaal […] bij aanvang van de fusie. Voor de berekening van het staatssteunbedrag komt de Commissie tot de bevinding dat de in overweging 115 ontwikkelde redenering van toepassing is op de aan de gefuseerde entiteit verstrekte garanties.

6.2.5.   Conclusie ten aanzien van het steunbedrag

(118)

Op basis van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat Anglo staatssteun heeft ontvangen in de vorm van herkapitalisaties en een steunmaatregel voor probleemactiva ter waarde van ten minste 32 miljard EUR (43,9 % van de risicogewogen activa). INBS heeft staatssteun ontvangen in de vorm van herkapitalisaties en een steunmaatregel voor probleemactiva ter waarde van ten minste 6,2 miljard EUR (59 % van de risicogewogen activa). Deze niveaus liggen ver boven de grens van 2 % die wordt vermeld in de herkapitalisatiemededeling (61) en de mededeling besmette activa.

(119)

Tot slot moet worden geconcludeerd dat het totaalbedrag aan staatssteun, wanneer de cijfers voor de herkapitalisaties en steunmaatregelen voor probleemactiva ten faveure van Anglo en INBS, alsmede de herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit in een stressscenario bij elkaar worden opgeteld, kan worden geschat op ten minste 41,5 miljard EUR (62).

6.3.   Verenigbaarheid van de steun

(120)

Bij het beoordelen van de verenigbaarheid van het gezamenlijke herstructureringsplan voor Anglo en INBS moet eerst worden nagegaan of artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag van toepassing is, alvorens te beoordelen of het gezamenlijke herstructureringsplan voldoet aan de vereisten van de herkapitalisatiemededeling en de herstructureringsmededeling.

6.3.1.   Rechtsgrondslag voor de verenigbaarheidsbeoordeling

(121)

Op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag kan de Commissie steun verenigbaar verklaren met de interne markt als deze bedoeld is om „een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen”. De wereldwijde marktomstandigheden zijn sinds het laatste kwartaal van 2008 moeilijk te noemen. Met name Ierland is zwaar getroffen door de financiële crisis. De economische neergang gekoppeld aan de daling van de onroerendgoedprijzen en de risicopositie van de Ierse banken in verband met leningen voor bouwprojecten en vastgoedontwikkeling hebben geleid tot aanzienlijke bijzondere waardeverminderingen voor Ierse banken. Ierse banken worden daarnaast geconfronteerd met aanhoudende problemen bij het aantrekken van financiering en kapitaal op de markten door de onzekerheid rond de vastgoedmarkt in Ierland. Hierdoor is ook de Ierse staat onder druk komen te staan, hetgeen uiteindelijk leidde tot het steunprogramma.

(122)

De Commissie heeft erkend dat de wereldwijde financiële crisis een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat kan veroorzaken en dat maatregelen ter ondersteuning van banken het aangewezen middel zijn om die verstoring op te heffen; deze zienswijze is bevestigd in de bankenmededeling (63), de herkapitalisatiemededeling, de mededeling besmette activa en de herstructureringsmededeling. Met betrekking tot de Ierse economie is dit bevestigd in de diverse besluiten van de Commissie ter goedkeuring van de maatregelen van Ierland ter bestrijding van de financiële crisis (64).

(123)

Gezien de specifieke omstandigheden in Ierland en de verbeterde maar nog niet gestabiliseerde situatie op de financiële markten is de Commissie van oordeel dat de maatregelen kunnen worden beoordeeld op grond van artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag.

6.3.2.   Verenigbaarheidsbeoordeling

(124)

Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit zijn in aanmerking gekomen en zullen in aanmerking komen voor diverse staatssteunmaatregelen waarvan de verenigbaarheid nog niet eerder is beoordeeld door de Commissie. Hiertoe behoren de ELA voor zowel Anglo als INBS (maatregelen p) en q) in overweging 68) en de staatsgaranties en herkapitalisatie in het stressscenario […] (maatregelen r) tot en met v) in overweging 69). Verder zijn Anglo en INBS maatregelen verleend die door de Commissie verenigbaar zijn verklaard als reddingssteun (maatregelen a) tot en met o) in de overwegingen 66 en 67), maar waarvan nu zal moeten worden beoordeeld of ze verenigbaar zijn als herstructureringssteun. De verenigbaarheid van deze maatregelen met het gezamenlijke herstructureringsplan moet worden beoordeeld in de context van de bankenmededeling, de herkapitalisatiemededeling en de herstructureringsmededeling.

(125)

Anglo en INBS hebben weliswaar een beroep gedaan op steunmaatregelen voor probleemactiva bij de overdracht van activa aan NAMA, maar de afwikkeling van Anglo en INBS zelf vormt geen aanleiding voor staatssteun in de vorm van een steunmaatregel voor probleemactiva. Alle activa en passiva van Anglo en INBS zullen enkel tot één entiteit worden samengevoegd om in hun geheel te worden gesaneerd. Dienovereenkomstig is het niet noodzakelijk om de fusie en afwikkeling van de activa te beoordelen in de context van de mededeling besmette activa.

6.3.3.   De toepassing van de banken- en herkapitalisatiemededeling op de in de overwegingen 68 en 69 genoemde maatregelen p) tot en met v)

(126)

Overeenkomstig punt 15 van de bankenmededeling moet een steunmaatregel of steunregeling, wil deze verenigbaar zijn volgens artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag, de algemene verenigbaarheidscriteria op grond van artikel 107, lid 3, van het Verdrag vervullen, hetgeen veronderstelt dat ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

i)

passendheid: de steun moet er specifiek op gericht zijn een ernstige verstoring in de economie doeltreffend op te heffen. Dit zou niet het geval zijn indien de maatregel niet passend zou zijn om de verstoring op te heffen;

ii)

noodzaak: de steunmaatregel moet qua omvang en vorm noodzakelijk zijn om de doelstelling te verwezenlijken. Dit vereiste veronderstelt dat de maatregel een bedrag moet vertegenwoordigen dat minimaal vereist is om de doelstelling te verwezenlijken, en in de meest geschikte vorm moet worden gegoten om de verstoring op te heffen;

iii)

evenredigheid: de positieve effecten van de maatregel moeten naar behoren worden afgezet tegen de concurrentieverstoringen, opdat de verstoringen worden beperkt tot het minimum dat vereist is om de doelstellingen van de maatregel te verwezenlijken.

(127)

Deze algemene criteria gelden zowel voor herkapitalisaties als voor garanties. De herkapitalisatiemededeling bouwt voort op de drie uitgangspunten van de bankenmededeling en stelt dat herkapitalisaties kunnen bijdragen aan het herstel van de financiële stabiliteit. Met name stelt de herkapitalisatiemededeling in punt 6 dat herkapitalisaties een passend antwoord kunnen vormen op de problemen van financiële instellingen die te kampen hebben met insolventie.

i)   Passendheid van de maatregelen

(128)

De herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit in het stressscenario (maatregel u) in overweging 69) heeft tot doel de entiteit voldoende kapitaal te verschaffen om te voldoen aan haar wettelijke kapitaalvereisten terwijl zij de leningenportefeuilles van Anglo en INBS saneert. Een kapitaalinjectie is de meest doeltreffende en eenvoudige maatregel om het mogelijke kapitaaltekort dat kan ontstaan in het stressscenario op te vangen, aangezien deze injectie de totale kapitaalratio van de gefuseerde entiteit rechtstreeks verbetert.

(129)

[…]

(130)

De staatsgaranties ten gunste van Anglo en INBS ten behoeve van de aan hen verstrekte ELA (maatregelen p) en q) in overweging 68) en ten gunste van de gefuseerde entiteit ten behoeve van haar resterende deposito’s (maatregel r) in overweging 69), haar wholesale funding (maatregel v) in overweging 69), de ELA die ze ontvangt (maatregel t) in overweging 69) en de buitenbalansverplichtingen (maatregel s) in overweging 69) hebben tot doel in de kapitaalbehoefte van de gefuseerde entiteit te voorzien en te voorkomen dat de gefuseerde entiteit in gebreke blijft. De kapitaalinjectie is nodig om ervoor te zorgen dat Anglo en INBS over voldoende middelen beschikken om hun betalingsverplichtingen na te komen; de kapitaalinjectie die de gefuseerde entiteit ontvangt zal haar in staat stellen de leningenportefeuilles van Anglo en INBS mettertijd te saneren. […].

(131)

De herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit in een stressscenario is passend omdat deze er op doeltreffende wijze voor zorgt dat de gefuseerde entiteit voldoet aan haar wettelijke kapitaalvereisten. Met de maatregel wordt derhalve voorkomen dat de gefuseerde entiteit in gebreke blijft.

(132)

De garanties zijn passend omdat ze ervoor zorgen dat Anglo en INBS vóór de fusie en de gefuseerde entiteit nà de fusie over voldoende liquiditeit beschikken om hun activiteiten te verrichten, terwijl deze voorkomen dat de gefuseerde entiteit eventueel in gebreke blijft.

(133)

Verder zorgen de diverse staatssteunmaatregelen voor het behoud van de financiële stabiliteit in Ierland.

ii)   Noodzakelijkheid — beperking van de steun tot het minimum

(134)

Volgens de bankenmededeling moet de steunmaatregel qua omvang en vorm noodzakelijk zijn om de doelstelling van de steun te verwezenlijken. Dit veronderstelt dat de kapitaalinjectie en de garanties een bedrag moeten behelzen dat minimaal noodzakelijk is om de doelstelling te verwezenlijken. In dit verband kan worden opgemerkt dat de kapitaalinjectie alleen plaatsvindt in het stressscenario en beperkt is tot een bedrag van 3,3 miljard EUR. De herkapitalisatie zal ervoor zorgen dat de gefuseerde entiteit aan de relevante wettelijke kapitaalvereisten voldoet. De staatsgaranties zullen ervoor zorgen dat de gefuseerde entiteit over de liquiditeit beschikt om aan haar lopende verplichtingen te voldoen.

(135)

Wat de vergoeding betreft die de gefuseerde entiteit moet betalen voor de herkapitalisatie, de staat zal geen vaste vergoeding voor de herkapitalisatie ontvangen. Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit betalen evenmin een vergoeding voor de garantie ten behoeve van de ELA, terwijl de gefuseerde entiteit geen vergoeding betaalt voor de garantie ten behoeve van de buitenbalansverplichtingen. De gefuseerde entiteit zal daarnaast geen vergoeding voor de garantie ten behoeve van de wholesale funding en deposito’s meer verschuldigd zijn zodra de ELG-regeling komt te vervallen.

(136)

Wat de herkapitalisatie betreft, wordt in de punten 15 en 44 van de herkapitalisatiemededeling toegelicht dat in naar behoren gerechtvaardigde gevallen op korte termijn een lagere vergoeding kan worden geaccepteerd voor noodlijdende banken op voorwaarde dat de kosten van het overheidsoptreden tot uiting worden gebracht in het herstructureringsplan. De gefuseerde entiteit is in hoofdzaak een vehikel dat de ordelijke afwikkeling van Anglo en INBS zal faciliteren. Zij zal geen economische activiteiten verrichten, behalve die welke noodzakelijk zijn om de leningenportefeuille te saneren. Ierland heeft op dit punt de vereiste toezeggingen gedaan (zie punt 2.3.2). Anglo en INBS zullen beide uit de Ierse krediet- en depositomarkten verdwijnen. Geconcludeerd kan worden dat herstructurering in deze vorm compenseert voor het ontbreken van een vergoeding. Tot slot zijn Anglo en INBS volledig genationaliseerd en hun respectieve aandeelhouders hebben hun rechten en belangen in beide instellingen verloren. Dientengevolge zullen eventuele opbrengsten die worden verkregen na het afronden van de afwikkeling van de gefuseerde entiteit volledig toekomen aan de staat.

(137)

De bankenmededeling stelt in punt 26 dat voor garantieregelingen een passende vergoeding moet worden betaald. De vergoeding moet echter zo marktconform mogelijk zijn en rekening houden met de financiële draagkracht van begunstigden. Zoals uiteengezet in overweging 135, zal de gefuseerde entiteit worden belast met de afwikkeling van Anglo en INBS. Met het oog hierop is het gerechtvaardigd dat de gefuseerde entiteit geen vergoeding betaalt voor de garantie.

(138)

Geconcludeerd moet worden dat de herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit in een stressscenario en de staatsgaranties aan Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit noodzakelijk zijn om de kapitaaltoereikendheid van laatstgenoemde te waarborgen en ervoor te zorgen dat voldoende liquiditeit voorhanden is, terwijl tevens het potentiële risico wordt beperkt dat de gefuseerde entiteit in gebreke blijft. Wat betreft de vergoeding van de steunmaatregelen om de steun tot het minimum te beperken, is het met het oog op de afwikkeling van Anglo en INBS door de gefuseerde entiteit gerechtvaardigd dat geen vergoeding voor de steunmaatregelen wordt betaald.

iii)   Evenredigheid - maatregelen die negatieve overloopeffecten beperken

(139)

De gefuseerde entiteit zal zorg dragen voor de afwikkeling van Anglo en INBS, waarna beide instellingen uit de Ierse deposito- en kredietmarkten zullen verdwijnen. Zoals vermeld in overweging 105, zal de gefuseerde entiteit een aantal beperkte economische activiteiten voortzetten om de leningenportefeuilles van Anglo en INBS te saneren. De Commissie vindt het een positief element dat Ierland de vereiste toezeggingen heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de door de gefuseerde entiteit uitgevoerde economische activiteiten tot het minimum worden beperkt. De kredietverschaffing door de gefuseerde entiteit zal uitsluitend plaatsvinden in het kader van het beheer van de leningenportefeuilles van Anglo en INBS (herstructurering van leningen, behoud van de waarde van zekerheden) en zal aan strikte beperkingen onderworpen zijn. De gefuseerde entiteit zal geen deposito’s aanhouden noch nieuwe activiteiten opzetten. De concurrentieverstoring als gevolg van de omvangrijke steun aan Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit zal derhalve beperkt zijn.

(140)

Geconcludeerd moet worden dat: i) de herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit in een stressscenario en de garanties passend zijn om zorg te dragen voor de afwikkeling van Anglo en INBS; ii) Anglo en INBS uit de Ierse deposito- en kredietmarkten zullen verdwijnen; iii) het feit dat de investering in Anglo, INBS en de gefuseerde entiteit geen vergoeding of positief rendement oplevert met het oog op de specifieke omstandigheden gerechtvaardigd is, en iv) er voldoende maatregelen zijn die de negatieve overloopeffecten voor andere concurrenten beperken.

6.3.4.   De toepassing van de herstructureringsmededeling

(141)

De herstructureringsmededeling zet de staatssteunregels met betrekking tot de herstructurering van financiële instellingen in de huidige financiële crisis uiteen. Volgens de herstructureringsmededeling moet de herstructurering van een financiële instelling in het kader van de huidige financiële crisis, wil zij verenigbaar zijn met artikel 107, lid 3, onder b), van het Verdrag:

i)

leiden tot een herstel van de levensvatbaarheid van de bank, of tot de gecontroleerde liquidatie van de bank;

ii)

gepaard gaan met een voldoende eigen bijdrage door de begunstigde (lastenverdeling);

iii)

voorzien in voldoende maatregelen om de concurrentieverstoring te beperken.

6.3.4.1.   Ordelijke afwikkeling door de gefuseerde entiteit

(142)

Het gezamenlijke herstructureringsplan streeft naar de ordelijke afwikkeling van Anglo en INBS door de gefuseerde entiteit. Dienovereenkomstig is het niet noodzakelijk om de levensvatbaarheid van de gefuseerde entiteit te beoordelen.

(143)

Het gezamenlijke herstructureringsplan voorziet in een ordelijke afwikkeling van Anglo en INBS met behulp van staatssteun. De leningenportefeuilles van beide banken zullen over een periode van tien jaar worden gesaneerd. Ierland heeft de vereiste kapitaalinjecties om het risico uit te sluiten dat de gefuseerde entiteit in gebreke blijft geschat op […]. Daarnaast zal de gefuseerde entiteit in aanmerking komen voor staatsgaranties om transacties te verrichten die noodzakelijk zijn om de activa van Anglo en INBS te saneren.

(144)

Dientengevolge zijn de voorwaarden vervuld om de activa van de gefuseerde entiteit op ordelijke wijze te saneren.

6.3.4.2.   Eigen bijdrage/lastenverdeling

(145)

De herstructureringsmededeling stelt dat een passende bijdrage door de begunstigde noodzakelijk is om de steun tot een minimum te beperken en om mededingingsvervalsing en moreel risico te vermijden. Hiertoe: a) moeten zowel de herstructureringskosten als het steunbedrag worden beperkt en b) is een aanzienlijke eigen bijdrage vereist.

a)   Beperking van de herstructureringskosten en van het steunbedrag

(146)

De herstructureringsmededeling eist dat het steunbedrag tot het minimum wordt beperkt en dat banken eerst hun eigen middelen moeten aanwenden om de herstructurering te financieren.

(147)

Ierland heeft besloten dat Anglo en INBS hun activiteiten niet mogen voortzetten gezien de omvangrijke verliezen die beide instellingen hebben geleden en gezien de onzekerheid die een voortzetting van hun activiteiten op de markt teweeg zou brengen. Met name de staat zou het risico lopen voortdurend kapitaal in Anglo en INBS te moeten injecteren zolang beide banken actief zijn om de verliezen te dekken en ervoor te zorgen dat beide instellingen voldoen aan de nieuwe kapitaalvereisten die de Ierse toezichthouder (de Financial Regulator) heeft geformuleerd. Door te kiezen voor de afwikkeling van beide banken heeft Ierland marktspeculatie op Anglo en INBS een halt toegeroepen en duidelijkheid verschaft over de kosten van staatssteun aan beide banken.

(148)

Dit besluit door Ierland, gekoppeld aan de in punt 2.3.2 uiteengezette toezeggingen, zal ervoor zorgen dat de steun niet wordt gebruikt om nieuwe activiteiten te ontwikkelen, hetgeen kapitaal en liquiditeit zou vereisen, en draagt er derhalve toe bij het steunbedrag tot het minimum te beperken. De gefuseerde entiteit zal zich met name onthouden van nieuwe kredietverschaffing en zal haar activiteiten beperken tot het onder strikte voorwaarden beheren van de resterende leningenportefeuille van Anglo en INBS.

(149)

In het kader van de afwikkeling van zowel Anglo als INBS heeft Ierland besloten de twee entiteiten samen te voegen teneinde slechts één afwikkelingsvehikel te beheren. Deze oplossing zal waarschijnlijk synergieën opleveren als het gaat om de sanering van de leningenportefeuilles, personele bezetting en kredietbeheer. Deze synergievoordelen, zij het beperkt, zullen de sanering van de activa vergemakkelijken. […] Door het samenvoegen van de twee entiteiten in dit specifieke geval hoeft Ierland minder kapitaal in deze banken te injecteren.

(150)

Meer in het algemeen zal het samenvoegen van de twee banken de afwikkelingsstructuur vereenvoudigen, en kunnen de structurele kosten mogelijk worden gereduceerd, zij het in beperkte mate.

(151)

Ierland zou ook kunnen besluiten tot een onmiddellijke liquidatie van Anglo en INBS. De Commissie is echter van oordeel dat een liquidatie kostbaarder zou zijn dan een ordelijke afwikkeling en meer staatssteun zou vereisen. […].

(152)

Wat de commerciële leningen betreft die vanuit Anglo worden overgedragen aan de gefuseerde entiteit, voorziet het gezamenlijke herstructureringsplan in verminderingen van de nominale waarde van […] (65). Gezien de in mei 2010 door de marktadviseurs van Anglo opgestelde ramingen betreffende het disagio zou de paniekverkoop van niet-NAMA-leningen van Anglo met aanzienlijk hogere verliezen gepaard gaan dan een ordelijke sanering van de leningenportefeuille ([…]) (66). Over de hele linie zouden in het geval van een onmiddellijke liquidatie van Anglo grotere verliezen worden geleden dan de verliezen op leningen als deze over een langere periode worden gesaneerd. Benadrukt moet worden dat er, met name wat de Ierse leningen betreft, geen transactie van de hier besproken omvang heeft plaatsgevonden. Dientengevolge zijn alle cijfers op het oordeel van deskundigen gebaseerde schattingen, en in het geval van een snelle verkoop is het allerminst zeker dat voor de buitengewoon omvangrijke activa een koper zou worden gevonden, zelfs tegen zeer lage prijzen.

(153)

Bij een liquidatie zou de opbrengst uit de verkoop van activa gebruikt worden om obligatiehouders, depositohouders en door de staat gegarandeerde kredieten van de ECB of de Ierse centrale bank af te lossen. […].

(154)

Binnen Anglo vallen circa […] miljard EUR aan ongedekte schulden niet onder de staatsgarantie (67). […]. De rest van de ongedekte schulden binnen Anglo (circa 3 miljard EUR) wordt door de staat gegarandeerd en de betrokken obligatiehouders zouden a pari worden betaald door de staat. In totaal zouden de houders van senior ongedekte obligaties in het geval van liquidatie dan ook voor een nettobedrag van maximaal […] miljard meebetalen aan de verliezen. Bij dat bedrag moeten de bijkomende verliezen die zouden voortvloeien uit paniekverkopen van Anglo-activa nog worden opgeteld.

(155)

Daarnaast zouden de achtergestelde obligatiehouders in het geval van liquidatie verliezen moeten nemen. Omdat de achtergestelde leningen in de laatste jaren echter zijn teruggekocht en de nog uitstaande achtergestelde leningen gering zijn, zouden deze verliezen niet opwegen tegen de extra staatssteun die nodig is om de andere obligatiehouders met een hogere seniority terug te betalen (68).

(156)

Een snelle liquidatie van de leningenportefeuille, aangenomen dat die haalbaar zou zijn — hetgeen allerminst zeker is —, zou voor Ierland meer kosten meebrengen dan een sanering over tien jaar van de activa van Anglo en INBS, waarbij de eenvoudiger te verkopen activa eerder worden verkocht terwijl de activa waarvoor geen markt bestaat, enkele jaren in portefeuille worden gehouden.

(157)

Voor INBS gelden soortgelijke overwegingen als voor Anglo wanneer het gaat om de commerciële leningenportefeuille van de bank (nagenoeg volledig overgedragen aan NAMA). Verreweg de meeste verplichtingen van INBS worden gegarandeerd door Ierland (69).

(158)

Wat de leningenportefeuille van INBS betreft, heeft Ierland in het herstructureringsplan voor INBS aangegeven dat, gezien de kwaliteit van de portefeuille en beschikbare marktgegevens over transacties met soortgelijke, kwalitatief hoogwaardigere activa in Ierland en het Verenigd Koninkrijk […], redelijkerwijs een hoog disagio op eventuele kortetermijntransacties betreffende de hypotheekportefeuille van INBS kan worden verwacht.

(159)

Het gezamenlijke herstructureringsplan voorziet totale verliezen op de hypotheekportefeuille van INBS van circa […], uitgaande van waardeverminderingen van […]. Indien de hypotheekportefeuille in 2011 zou worden verkocht, […]. Een ordelijke afwikkeling van INBS zou minder voordelig kunnen uitpakken als de afschrijvingen op de hypotheekportefeuille hoger uitvallen dan verwacht. Het is echter waarschijnlijk dat het disagio […].

(160)

Geconcludeerd moet worden dat de ordelijke afwikkeling van Anglo en INBS, door een gefuseerde entiteit, de herstructureringskosten en het staatssteunbedrag tot het noodzakelijke minimum beperkt.

b)   Aanzienlijke eigen bijdrage

(161)

De beginselen betreffende de eigen bijdrage van de begunstigde bank in de herstructureringsfase vereisen: i) dat de begunstigde bank voor zover mogelijk eigen middelen moet aanwenden om herstructurering te financieren, bijvoorbeeld door de verkoop van activa, en ii) dat de herstructureringskosten ook naar behoren worden gedragen door degenen die in de bank hebben geïnvesteerd, en wel door dekking van verliezen met beschikbaar kapitaal en door betaling van een adequate vergoeding voor overheidsoptreden. Met lastenverdeling wordt een tweeledig doel nagestreefd: de concurrentievervalsing beperken en moral hazard vermijden (70).

i)   Eigen bijdrage van de betreffende instellingen

(162)

Bij de afwikkeling van Anglo en INBS wordt de eigen bijdrage van beide instellingen aan hun herstructurering gemaximaliseerd omdat alle te verkopen activa in kaart worden gebracht en omdat de opbrengst volledig wordt gebruikt voor het financieren van de afwikkeling. De waarde van activa is echter zozeer verminderd dat de opbrengst van de verkoop ervan in het niet valt bij het kapitaal dat in beide banken wordt geïnjecteerd.

(163)

Daarnaast hebben beide banken hun depositoportefeuilles verkocht.

ii)   Lastenverdeling door aandeelhouders en achtergestelde schuldeisers

(164)

Wat lastenverdeling betreft, stelt de herstructureringsmededeling als eis dat de herstructureringskosten niet alleen worden gedragen door de staat, maar ook door de voormalige investeerders en aandeelhouders van de bank.

(165)

In het specifieke geval van Anglo zijn particuliere aandeelhouders volledig „van het toneel verdwenen” en is de bank volledig genationaliseerd.

(166)

INBS was voorafgaand aan de herkapitalisatie door de staat in handen van haar vennoten. Met name „share members” (personen die een depositorekening bij INBS hebben) hadden recht op een aandeel in het kapitaaloverschot dat eventueel wordt behaald in het geval van demutualisering (omvorming van INBS tot een gewone bank), afbouw of afwikkeling. Bij de eerste herkapitalisatie van INBS heeft de staat volledige zeggenschap gekregen over INBS via de uitgifte van Special Investment Shares, op grond waarvan de vennoten geen enkele aanspraak meer kunnen maken op een aandeel in kapitaaloverschotten die worden behaald ten faveure van de staat (bijvoorbeeld bij een verkoop van INBS). Dientengevolge zijn de economische rechten van de „share members” volledig „afgebouwd”.

(167)

Zowel aandeelhouders van Anglo als vennoten van INBS hebben derhalve zoveel mogelijk bijgedragen aan de herstructurering door de zeggenschap over en het eigendom van de instellingen weg te geven aan de staat.

(168)

Achtergestelde obligatiehouders hebben eveneens wezenlijk bijgedragen aan de herstructurering door middel van twee Liability Management Exercises (hierna „LME’s” genoemd) in Anglo en één in INBS. De twee LME’s in Anglo werden in respectievelijk augustus 2009 en december 2010 uitgevoerd, brachten grote verliezen met zich mee voor de obligatiehouders, genereerden winsten vóór belasting van circa 3,5 miljard EUR en leverden de bank extra core Tier 1-kapitaal op (71). INBS verrichtte in 2009 een LME, waarbij obligatiehouders hun effecten 42 % beneden pari van de hand deden, en daarmee 112 miljoen EUR core Tier 1-kapitaal ophaalden voor de instelling.

(169)

In totaal zal de gefuseerde entiteit 500 miljoen EUR achtergestelde verplichtingen in portefeuille hebben (per 31 december 2010), aanzienlijk minder dan de achtergestelde schulden van Anglo en INBS per 31 december 2008 (respectievelijk 5 miljard EUR en 300 miljoen EUR), hetgeen illustreert hoe groot de verliezen zijn die achtergestelde obligatiehouders hebben genomen. Ierland heeft daarnaast toegezegd dat de gefuseerde entiteit geen dividend zal uitkeren of calls zal uitoefenen op achtergestelde schuldinstrumenten en hybride kapitaalinstrumenten, tenzij zij hiertoe wettelijk verplicht is.

(170)

Gezien het buitengewoon grote bedrag aan staatssteun dat deze twee relatief kleine instellingen hebben ontvangen en de bijbehorende kosten voor de staat, is het legitiem om na te gaan of een aandeel van de senior schuldeisers tot de mogelijkheden behoort. In Ierland hebben senior obligatiehouders dezelfde rangorde als houders van depositorekeningen. […]. Zoals reeds vermeld zou liquidatie van de banken gepaard gaan met aanzienlijk meer staatssteun en hogere kosten voor de belastingbetaler. Tot dusver heeft de Commissie nog geen gedetailleerd voorstel ontvangen over hoe de senior schuldeisers kunnen bijdragen […] aan de lastenverdeling zonder dat dit extra afwikkelingskosten met zich brengt voor de staat.

(171)

Over de hele linie moet worden geconcludeerd dat, in het huidige juridische kader, de eigen bijdrage van Anglo en INBS aan hun ordelijke afwikkeling voldoet aan de in de herstructureringsmededeling vastgelegde voorwaarden.

6.3.4.3.   Maatregelen ter beperking van concurrentieverstoring

(172)

De herstructureringsmededeling stelt dat de maatregelen ter beperking van concurrentieverstoring gebaseerd moeten zijn op het steunbedrag en op het al dan niet op de markten aanwezig zijn van de gesteunde instelling na de herstructurering.

(173)

Zoals eerder beschreven bij punt 6.2.5, ontvangen Anglo, INBS en hun rechtsopvolger, de gefuseerde entiteit, buitengewoon grote bedragen, zowel in absolute termen als vergeleken met de omvang en de risicogewogen activa van de instellingen. Het steunbedrag illustreert hoe omvangrijk het faillissement van deze instellingen is.

(174)

Tegelijkertijd is de concurrentieverstoring beperkt, aangezien de instellingen vrijwel volledig zullen verdwijnen uit alle markten waar ze aanwezig waren. Ierland heeft toegezegd dat de commerciële activiteiten van de gefuseerde entiteit zoveel mogelijk zullen worden beperkt (zie punt 2.3.2). De gefuseerde entiteit zal de leningenportefeuille van Anglo en INBS saneren, en geen nieuwe activiteiten opzetten. Ook zal zij geen deposito’s meer aanhouden (72). Alle door Ierland gedane toezeggingen blijven van kracht totdat de activa volledig zijn gesaneerd.

(175)

Uit de onderstaande overwegingen blijkt waarom deze door Ierland gedane toezeggingen ervoor zorgen dat de concurrentieverstoringen tot het minimum worden beperkt.

(176)

De Commissie staat positief tegenover de toezegging van Ierland dat de gefuseerde entiteit geen nieuwe activiteiten zal ontwikkelen en niet zal toetreden tot nieuwe markten. De gefuseerde entiteit zal zich uitsluitend toeleggen op het saneren van de leningenportefeuille van Anglo en INBS en zal worden geliquideerd zodra de resterende activa volledig zijn gesaneerd.

(177)

Verder is het de gefuseerde entiteit niet toegestaan andere bedrijven over te nemen of er deelnemingen in te verwerven, om te voorkomen dat zij staatsmiddelen aanwendt voor de uitbreiding van haar activiteiten.

(178)

De gefuseerde entiteit mag geen krediet verstrekken aan nieuwe klanten en zal haar kredietactiviteiten beperken tot het beheer van de resterende leningenportefeuille van Anglo en INBS. Als zodanig zal de gefuseerde entiteit deze leningenportefeuille actief beheren op een wijze die de NCW van de activa maximaliseert, hetgeen goed koopmansgebruik is voor alle goed renderende banken.

(179)

Ten aanzien van de commerciële leningenportefeuille kan actief beheer ook beperkte aanvullende kredietverschaffing aan een leningnemer inhouden teneinde een vastgoedobject te voltooien of te verbeteren, op voorwaarde dat de NCW op peil blijft of wordt vergroot. Deze vorm van actief beheer is evenwel beperkt: de gefuseerde entiteit mag de in het gezamenlijke herstructureringsplan genoemde ramingen met niet meer dan […] overschrijden in een jaar tijdens de herstructureringsperiode. Behalve dit algemene plafond voor de waardestijging van de commerciële leningenportefeuille gelden voor specifieke leningnemers diverse plafonds als beschreven in punt 2.3.2.

(180)

Ierland heeft verder toegezegd dat geen nieuwe woningkredieten zullen worden toegevoegd aan de hypotheekportefeuille van INBS (tenzij de bank hiertoe contractueel verplicht is). De leningenportefeuille zal zodanig worden beheerd dat de NCW wordt gemaximaliseerd en nieuwe kredietverstrekking strikt wordt beperkt, waarbij nieuwe woningkredieten geplafonneerd worden op 20 miljoen EUR voor de periode 2011 tot en met 2012, en daarna 5 miljoen EUR per jaar. Deze plafonds (jaarlijks gemiddelde 10 miljoen EUR in 2011 en 2012, en 5 miljoen EUR per jaar daarna) bedragen minder dan 1 % van de nominale waarde van de leningenportefeuille van de gefuseerde entiteit, die daardoor haar activiteiten op de hypotheekmarkt niet kan uitbreiden.

(181)

Over de hele linie zullen het plafond voor de leningenportefeuille en de door Ierland gedane toezeggingen ervoor zorgen dat de leningenportefeuilles van Anglo en INBS verstandig worden beheerd teneinde hun rendement te maximaliseren en te voorkomen dat de gefuseerde entiteit echt nieuwe kredietactiviteiten gaat verrichten voor nieuwe of bestaande klanten. De commerciële activiteiten van de gefuseerde entiteit zullen zich derhalve beperken tot het noodzakelijke minimum, en de toezeggingen van Ierland zullen waarborgen dat deze activiteiten niet of nauwelijks een concurrentieverstorend effect zullen hebben.

(182)

In overeenstemming met het steunprogramma werd de verkoop van Anglo- en INBS-deposito’s ter waarde van circa 12,2 miljard EUR en van NAMA-obligaties ter waarde van circa 15,9 miljard EUR op 24 februari 2011 afgerond (zie punt 2.3.1.1).

(183)

De gefuseerde entiteit heeft op de datum van de overdracht van de deposito’s echter nog altijd maximaal 1 miljard EUR aan deposito’s.

(184)

Sommige van deze bedrijfsdeposito’s worden aangehouden als zekerheid voor leningen die zijn verstrekt aan diverse bedrijven (income sweep accounts). Het aanhouden van deze deposito’s maakt deel uit van de contractuele afspraken over kredietverschaffing tussen de instellingen en een aantal van hun klanten, en is derhalve ook onderdeel van de ordelijke afwikkeling van de leningenportefeuilles van Anglo en INBS. De activiteiten van de gefuseerde entiteit zullen evenwel beperkt zijn, aangezien ze geen deposito’s van nieuwe klanten in bewaring zal nemen en de nog aangehouden deposito’s geleidelijk zullen worden verzilverd.

(185)

De gefuseerde entiteit zal de resterende deposito’s in grofweg hetzelfde tempo afbouwen als het tempo waarin de daarmee verband houdende activa worden afgewikkeld (of, als er geen gerelateerde of gekoppelde activa zijn, in grofweg hetzelfde tempo als de afbouw van de leningenportefeuille). Daarnaast heeft Ierland toegezegd dat de depositoportefeuille van de gefuseerde entiteit de ramingen van het gezamenlijke herstructureringsplan nooit met meer dan 200 miljoen EUR zal overschrijden.

(186)

De commerciële activiteiten van de gefuseerde entiteit op de depositomarkt worden drastisch teruggebracht en tot het strikte minimum beperkt om de leningenportefeuilles van Anglo en INBS op ordelijke wijze te saneren. De door Ierland gedane toezeggingen garanderen derhalve dat de depositoactiviteiten van de gefuseerde entiteit niet leiden tot een wezenlijke concurrentieverstoring op de Ierse depositomarkt.

(187)

Geconcludeerd moet worden dat de buitengewoon omvangrijke staatssteunbedragen niet leiden tot een onacceptabele concurrentieverstoring, aangezien ze worden gecompenseerd door een net zo omvangrijke inkrimping van de marktaanwezigheid. De maatregelen ter beperking van concurrentieverstoring voldoen aan de vereisten van de herstructureringsmededeling, omdat de gefuseerde entiteit geen nieuwe activiteiten zal ontplooien en niet langer deposito’s zal aanhouden, terwijl haar kredietactiviteiten zullen worden beperkt tot het normale beheer en de sanering van de leningenportefeuille van Anglo en INBS. De gefuseerde entiteit zal uiteindelijk volledig uit de Ierse krediet- en depositomarkten verdwijnen, en derhalve de concurrentie niet langer verstoren. Daarnaast moet de gefuseerde entiteit zich conformeren aan een verbod op acquisities.

6.3.4.4.   Toezicht

(188)

Punt 46 van de herstructureringsmededeling geeft aan dat, om na te gaan of het herstructureringsplan naar behoren wordt uitgevoerd, regelmatige, gedetailleerde verslagen van de lidstaten noodzakelijk zijn. Dienovereenkomstig moet Ierland om de zes maanden dergelijke verslagen voorleggen aan de Commissie, te beginnen vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit.

(189)

Tevens zal een monitoring trustee worden aangesteld voor een periode van drie jaar om toe te zien op de nakoming van de door Ierland gedane toezeggingen in verband met de herstructurering van Anglo en INBS. De monitoring trustee wordt belast met het toezicht op de naleving van alle toezeggingen (zie bijlage II). De monitoring trustee zal met name periodiek nagaan of de gefuseerde entiteit de leningenportefeuilles van Anglo en INBS overeenkomstig hetgeen is toegezegd beheert, en zal ervoor zorgen dat het beheer van de leningenportefeuilles van Anglo en INBS niet leidt tot concurrentieverstoring op de markt.

6.3.4.5.   Conclusie

(190)

Geconcludeerd moet worden dat het gezamenlijke herstructureringsplan van Anglo en INBS voldoet aan de vereisten van de herstructureringsmededeling. Het plan voorziet in een ordelijke sanering van de activa van Anglo en INBS. De eigen bijdrage van de banken is voldoende, terwijl de lastenverdeling aanzienlijk is en de staatssteun tot het minimum beperkt wordt. De maatregelen ter beperking van concurrentieverstoring zijn passend, en tot slot zal naar behoren worden toegezien op naleving van de gemaakte afspraken.

7.   CONCLUSIE

(191)

De in de overwegingen 66 tot en met 69 beschreven en in tabel 1 opgesomde maatregelen a) tot en met v) worden beschouwd als herstructureringssteun. De Commissie komt, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (73), tot de bevinding dat de steunmaatregelen die het voorwerp zijn van het besluit tot inleiding van de procedure van 31 maart 2010, verenigbaar zijn met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU. Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 659/1999 maakt de Commissie geen bezwaar tegen de overige maatregelen waarop dit besluit betrekking heeft, aangezien zij verenigbaar zijn met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder b),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende steunmaatregelen, die door Ierland zijn genomen ten gunste van Anglo Irish Bank en Irish Nationwide Building Society of die dat land beoogt te nemen ten gunste van de uit die twee banken ontstane gefuseerde entiteit, zijn in het licht van de aan Ierland opgelegde verplichtingen als vermeld in bijlage I, verenigbaar met de interne markt:

a)

[…] herkapitalisaties van Anglo Irish Bank ten bedrage van 29,44 miljard EUR;

b)

reeds voltooide herkapitalisaties van Irish Nationwide Building Society ten bedrage van 5,4 miljard EUR;

c)

reeds verstrekte staatsgaranties ten gunste van Anglo Irish Bank, waaronder garanties in het kader van de Credit Institutions (Eligible Liabilities Guarantee) Scheme (CIFS), de Eligible Liabilities Guarantee Scheme (ELG) en de Emergency Liquidity Assistance (ELA) en garanties voor verplichtingen op korte termijn en buitenbalansverplichtingen;

d)

reeds verstrekte staatsgaranties ten gunste van Irish Nationwide Building Society, waaronder garanties in het kader van de CIFS, de ELG en de ELA alsook garanties voor kortlopende verplichtingen;

e)

reeds ten uitvoer gelegde maatregel in verband met probleemactiva ten gunste van Anglo Irish Bank, bestaand in de overdracht van in aanmerking komende leningen ter waarde van 35 miljard EUR aan het National Assets Management Agency (NAMA);

f)

reeds ten uitvoer gelegde maatregel in verband met probleemactiva ten gunste van Irish Nationwide Building Society, bestaand in de overdracht van in aanmerking komende leningen ter waarde van 8,9 miljard EUR aan NAMA;

g)

[…] herkapitalisatie van de gefuseerde entiteit ten bedrage van 3,3 miljard EUR in een stressscenario;

h)

geplande garanties ten gunste van de gefuseerde entiteit voor haar wholesale funding, deposito’s en buitenbalansverplichtingen.

Artikel 2

Ierland deelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van dit besluit mee welke maatregelen het heeft getroffen om hieraan te voldoen. Voorts dient Ierland vanaf de datum van kennisgeving van dit besluit om de zes maanden gedetailleerde verslagen in over de maatregelen die zijn genomen om aan dit besluit te voldoen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Ierland.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2011.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  PB C 214 van 7.8.2010, blz. 3.

(2)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 9/09 — Anglo Irish Bank (PB C 177 van 30.7.2009, blz. 1).

(3)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 61/09 — Change of ownership of Anglo Irish Bank (PB C 177 van 30.7.2009, blz. 2).

(4)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 356/09 — Anglo Irish Bank (PB C 235 van 30.9.2009, blz. 3).

(5)  Volgens punt 40 van het besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 356/09 (zie voetnoot 4 van dit besluit) is de vaststelling van een herstructureringsplan in overeenstemming met punt 28 van de Credit Institutions Financial Support (CIFS) Scheme (de Ierse garantieregeling voor kredietinstellingen) en punt 30 van het goedkeuringsbesluit van de CIFS-regeling door de Commissie. (Zie ook besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 48/08 — Guarantee scheme for banks in Ireland (PB C 312 van 6.12.2008, blz. 2)). In het kader van CIFS heeft de Ierse minister van Financiën geëist dat een herstructureringsplan wordt opgesteld als de solvabiliteitsratio van een deelnemende instelling op materiële basis daalt tot onder het in de regelgeving vereiste minimum.

(6)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 12/10 en C 11/10 (ex N 667/09) — Tweede reddingsmaatregel ten faveure van Anglo Irish Bank (PB C 214 van 7.8.2010, blz. 3).

(7)  De aanmelding betrof oorspronkelijk tevens een individuele staatsgarantie op de schulden van Anglo op korte termijn (na afloop van de Irish Eligible Liabilities Guarantee-regeling op 29 september 2010). Op 4 augustus 2010 trok Ierland de aanmelding van de individuele staatsgarantie echter in en handhaafde het alleen de aanmelding van de derde herkapitalisatie.

(8)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 35/10 (ex N 279/10) — Temporary approval of the third recapitalisation in favour of Anglo Irish Bank (PB C 290 van 27.10.2010, blz. 4).

(9)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.32057 (2010/N) — Temporary approval of the fourth recapitalisation and guarantee in respect of certain liabilities in favour of Anglo Irish Bank (PB C 76 van 10.3.2011, blz. 4).

(10)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 11/10 — Rescue measure in favour of INBS (PB C 143 van 2.6.2010, blz. 23.).

(11)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 50/10 (ex N 441/2001) — Second emergency recapitalisation in favour of Irish Nationwide Building Society (PB C 60 van 25.2.2011, blz. 6).

(12)  Zie voor de documenten van het steunprogramma voor Ierland: http://ec.europa.eu/economy_finance/articles/eu_economic_situation/2010-12-01-financial-assistance-ireland_en.htm

(13)  Punt 10 van het MEFP van 28 november 2010.

(14)  Tegen 101 miljard EUR ultimo 2008.

(15)  Vertrouwelijke informatie.

(16)  Cijfers vermeld in de herstructureringsplannen.

(17)  INBS zal in totaal 8,9 miljard EUR aan leningen overdragen aan NAMA. Tot nu toe is 8,5 miljard EUR overgedragen; 400 miljoen EUR wordt nog overgedragen.

(18)  Mededeling van de Commissie betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels, PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.

(19)  Zie punt 35 van het besluit van de Commissie betreffende de steunmaatregelen NN 12/10 en C 11/10 (ex N 667/09) (voetnoot 6 van dit besluit).

(20)  http://www.ntma.ie/Publications/2011/NTMACompletesTransferAngloAndINBSDeposits.pdf

(21)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.32057 (zie voetnoot 9 van dit besluit).

(22)  De Commissie heeft voor Anglo in totaal 29,44 miljard EUR aan herkapitalisaties goedgekeurd. Ierland heeft in werkelijkheid 29,3 miljard EUR verstrekt (namelijk 0,14 miljard EUR minder).

(23)  Besluiten van de Commissie betreffende de steunmaatregelen N 356/09, C 11/10, NN 35/10 en SA.32057 voor Anglo, en besluiten van de Commissie betreffende de steunmaatregelen NN 11/10 en SA.31714 voor INBS (zie de voetnoten 4 en 6 en de voetnoten 8 tot en met 11 van dit besluit).

(24)  […]

(25)  […] De ECB heeft een kopie van het gezamenlijk herstructureringsplan.

(26)  Op 24 februari 2011 verwierf Allied Irish Banks 8,6 miljard EUR aan deposito’s van Anglo en verwierf Irish Life & Permanent plc 3,6 miljard EUR aan deposito’s van INBS.

(27)  Duidelijkheidshalve zal de Commissie in de beschrijving en beoordeling van de maatregelen dezelfde letters gebruiken als in de beschrijving van de maatregelen in de overwegingen 66 tot en met 69 in de rest van dit besluit.

(28)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 48/08 (zie voetnoot 5 van dit besluit).

(29)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 356/09 (zie voetnoot 4 van dit besluit).

(30)  Zie besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 349/09 — Credit Institutions Eligible Liability Guarantee Scheme (PB C 72 van 20.3.2010, blz. 6), vervolgens verlengd tot 30 juni 2010 bij besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 198/10 — Prolongation of the Credit Institutions Eligible Liabilities Guarantee Scheme (PB C 191 van 15.7.2010, blz. 1), verlengd tot 31 december 2010 bij besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 254/10 — Prolongation of the Credit Institutions Eligible Liabilities Guarantee Scheme tot 31 december 2010 (PB C 238 van 3.9.2010, blz. 2) en opnieuw verlengd tot 30 juni 2011 bij besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 487/10 — Prolongation of the Credit Institutions Eligible Liabilities Guarantee Scheme tot juni 2011 (nog niet bekendgemaakt), en bij besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.33006 — Prolongation of the Credit Institutions Eligible Liabilities Guarantee Scheme tot december 2011 (nog niet bekendgemaakt).

(31)  Van de 35 miljard EUR aan leningen die aan NAMA zullen worden overgedragen, is tot nu toe 34 miljard EUR overgedragen, terwijl 1 miljard EUR in afwachting is van overdracht.

(32)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 725/09 — Establishment of a National Asset Management (NAMA) (PB C 94 van 14.4.2010, blz. 10.).

(33)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel C 11/10 (zie voetnoot 6 van dit besluit).

(34)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 35/10 (zie voetnoot 8 van dit besluit).

(35)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 347/10 — Prolongation of the guarantee for certain short-term liabilities and interbank deposits (PB C 37 van 5.2.2011, blz. 4).

(36)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.32057 (zie voetnoot 9 van dit besluit).

(37)  Zie voetnoot 33.

(38)  Zie voetnoot 26.

(39)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 11/10 (zie voetnoot 10 van dit besluit).

(40)  Zie voetnoot 28.

(41)  Van de 8,9 miljard EUR aan leningen die aan NAMA zullen worden overgedragen, is tot nu toe 8,5 miljard EUR overgedragen, terwijl 400 miljoen EUR in afwachting is van overdracht.

(42)  Zie voetnoot 29.

(43)  Zie voetnoot 32.

(44)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel NN 50/10 (zie voetnoot 11 van dit besluit).

(45)  Het is belangrijk op te merken dat het bedrag dat aan Anglo is verstrekt als door een staatsgarantie gedekte ELA aan schommelingen onderhevig is geweest. De staatsgarantie die in september 2010 ten uitvoer werd gelegd en in eerste instantie […] miljard EUR bedroeg, werd in december 2010 verhoogd tot […] miljard EUR. De staatsgarantie werd verder verhoogd tot […] miljard EUR om te voorzien in de financieringsbehoeften van Anglo na de overdracht van deposito’s aan Allied Irish Banks in februari 2011 en zal vervolgens naar verwachting afnemen tot ongeveer […] miljard EUR vóór de fusie met INBS.

(46)  Omdat de deposito’s van Anglo en INBS nu zijn overgedragen (behalve het bedrag van maximaal 1 miljard EUR), betreft dit ELG-schuldfinanciering, die geheel betrekking had op Anglo.

(47)  Dit is een geschat brutomaximum dat gedekt zou moeten worden door de staatsgarantie; het nettorisico per december 2010 was […] miljoen EUR.

(48)  De CIFS-regeling is op 30 september 2010 afgelopen.

(49)  De aangehaalde cijfers zijn per 31 december 2010. (De piek van het ELG-garantieniveau was echter […] miljard EUR per april 2010 voor Anglo en […] miljard EUR voor INBS per september 2010).

(50)  Volgens het laatste besluit van de Commissie over de regeling kan de vergoeding worden aangepast bij verlening van de regeling tot na 30 juni 2011.

(51)  Daadwerkelijk door de Ierse autoriteiten verstrekte bedrag tussen (haakjes).

(52)  Dit geschatte bedrag van […] miljard EUR is een geschat brutomaximum dat gedekt zou moeten worden door de staatsgarantie; de blootstelling was per december 2010 […] miljoen EUR.

(53)  Het bedrag van […] miljard EUR was nodig vanwege de overdracht van deposito's van Anglo en INBS; dit was op 16 maart 2011 afgenomen tot […] miljard EUR.

(54)  Zie voetnoot 4.

(55)  De Commissie stelt vast dat zij herkapitalisaties voor Anglo voor een bedrag van 29 440 miljoen EUR feitelijk heeft goedgekeurd. De 140 miljoen EUR van de tweede herkapitalisatie die op 31 maart 2010 werd goedgekeurd door het besluit tot inleiding van de procedure is echter nooit toegekend, en mag vanwege de structuur van deze specifieke herkapitalisatie nu niet meer worden toegekend. Om die reden is het passender om het cijfer van 29,3 miljard EUR te hanteren voor de totale herkapitalisatie, ofwel het bedrag dat Anglo feitelijk heeft ontvangen vóór de fusie met INBS.

(56)  Mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector, (PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1).

(57)  Zie voetnoot 29.

(58)  870 miljoen EUR + 427 miljoen EUR + 1,5 miljard EUR = 2 797 miljoen EUR.

(59)  70 miljoen EUR + 43,7 miljoen EUR + 693 miljoen EUR = 806,7 miljoen EUR.

(60)  Besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel N 725/09 (zie voetnoot 30).

(61)  Mededeling van de Commissie — De herkapitalisatie van financiele instellingen in de huidige financiele crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen (PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2).

(62)  32 miljard EUR (Anglo) + 6,2 miljard EUR (INBS) + 3,3 miljard EUR (herkapitalisatie in stress-scenario voor de gefuseerde entiteit) = 41,5 miljard EUR.

(63)  Mededeling van de Commissie — De toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiele crisis genomen met betrekking tot financiele instellingen (PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8).

(64)  Zie onder andere de Commissiebesluiten genoemd in de voetnoten 26 tot en met 33.

(65)  Deze waardevermindering is lager dan het in mei 2010 door […] geschatte niveau bij een gecontroleerde liquidatie van de leningenportefeuille.

(66)  De leningenportefeuille van Anglo heeft een boekwaarde van […] miljard EUR; als de door […] geschatte disagio’s voor een liquidatie worden toegepast op de bestaande leningenportefeuille, dan zou dit een verlies van meer dan […] opleveren. Gezien de verslechtering van de situatie in Ierland sinds deze ramingen werden opgesteld, zou het verlies waarschijnlijk nog hoger uitvallen.

(67)  Op 18 februari 2011 had Anglo i) ongedekte niet-gegarandeerde senior obligaties ter waarde van […] miljoen EUR; ii) ongedekte gegarandeerde senior obligaties ter waarde van […]miljoen EUR; en iii) […] gedekte niet-gegarandeerde senior obligaties.

(68)  Op 18 februari 2011 vertegenwoordigden de achtergestelde verplichtingen van Anglo een bedrag van slechts […] miljoen EUR.

(69)  Op 18 februari 2011 had INBS ongedekte niet-gegarandeerde senior obligaties ter waarde van […] miljoen EUR, geen ongedekte gegarandeerde senior obligaties en geen gedekte niet-gegarandeerde senior obligaties.

(70)  Zie punt 22 van de herstructureringsmededeling.

(71)  Op 22 juli 2009 gaf Anglo verscheidene vastrentende Tier 1-, Upper Tier 2- en Lower Tier 2-waardepapieren uit. De verkrijgingsprijs lag tussen 27 % en 55 % van de nominale waarde van de instrumenten. In totaal werd voor 2,5 miljard EUR aan waardepapieren uitgegeven (gewogen gemiddelde succespercentage 77 %) en de transactie leverde de bank een winst vóór belasting van 1,8 miljard EUR op.

Op 21 oktober 2010 voerde Anglo een Liability Management Exercise uit voor Lower Tier 2-effecten, waarbij 20 cent werd geboden voor een swap in een nieuwe door de staat gegarandeerde uitgifte die afloopt in december 2011. Obligatiehouders stemden in meerderheid in met de ruil tegen een koers (20 eurocent) die onder de marktwaarde lag, en met het opnemen van een calloptie in de betreffende waardepapieren waardoor Anglo de waardepapieren tegen een prijs van 1 cent kon terugkopen (geldig voor obligatiehouders die niet instemden met de ruil tegen 20 cent). De transactie had betrekking op Tier 2-instrumenten met een nominale waarde van 1 890 miljoen EUR en genereerde een winst vóór belasting van 1 588 miljoen EUR. Daarnaast werden waardepapieren van Amerikaanse particuliere beleggers die niet deelnamen aan de LME gekocht tegen een prijs van 25 cent, voor een nominale waarde van 200 miljoen USD, en dit leverde een winst vóór belasting van 150 miljoen USD op.

(72)  In dit verband zal de afdeling vermogensbeheer van Anglo hetzij in 2011 worden verkocht of over een periode van vijf jaar worden geliquideerd.

(73)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.


BIJLAGE I

TOEZEGGINGEN VAN IERLAND

Staatssteunzaak C 11/10 — Herstructurering van Anglo Irish Bank en INBS (hierna tezamen „de gefuseerde entiteit” genoemd)

1.

Duur van de toezeggingen. Tenzij anders is vermeld, blijven alle toezeggingen van Ierland geldig en van toepassing tot de activa van de gefuseerde entiteit volledig zijn gesaneerd, met inbegrip van de promesses.

Verbod op nieuwe activiteiten en betreding van nieuwe markten. De gefuseerde entiteit ontwikkelt uitsluitend activiteiten die verenigbaar zijn met het beheer van de sanering van de bestaande leningenportefeuille (waar gepast met inbegrip van de verkoop van leningen teneinde een zo groot mogelijke recuperatie te waarborgen en de verliezen tot een minimum te beperken). De gefuseerde entiteit zal geen nieuwe activiteiten ontwikkelen en geen nieuwe markten betreden. De gefuseerde entiteit zal haar bankvergunning alleen behouden en gebruiken zolang dat nodig is voor de sanering van de leningenportefeuille en zal deze niet gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe activiteiten. De gefuseerde entiteit zal worden geliquideerd zodra de activa van de gefuseerde entiteit volledig zijn gesaneerd.

2.

Beheer van bestaande activa. De gefuseerde entiteit zal de bestaande commerciële activa zodanig beheren dat een zo groot mogelijke netto contante waarde (NCW) van de activa wordt bereikt volgens goed koopmansgebruik. In het specifieke geval waarin een cliënt niet kan voldoen aan de voorwaarden van zijn of haar lening, zal de gefuseerde entiteit de leenvoorwaarden alleen herstructureren (uitstel van aflossingen of gedeeltelijke kwijtschelding van verschuldigde bedragen, (gedeeltelijke) omzetting van de vordering in kapitaal enz.) als dat gunstig is voor de contante waarde van de lening (met andere woorden, als de contante waarde van de verwachte kasstromen uit de herstructurering hoger is dan de contante waarde van de verwachte kasstromen uit liquidatie). Kortom, de gefuseerde entiteit zal haar portefeuille commerciële activa beheren zoals een particulier vermogensbeheerder de sanering van een vergelijkbare portefeuille ter hand zou nemen.

Wat de hypothecaire activa van de gefuseerde entiteit betreft, zijn de verplichtingen voor de commerciële activa van overeenkomstige toepassing. In het bijzonder mag de gefuseerde entiteit haar hypothecaire activa herstructureren middels de volgende wijzigingen in de bestaande hypotheekvoorwaarden: i) een aanpassing van de overeenkomst (bijv. aanbieding van een nieuwe vaste rentevoet); ii) overdracht van de bestaande hypotheekleningen naar nieuwe onroerende goederen, en iii) overdracht van vermogen (bijv. toevoeging van een leningnemer aan de overeenkomst of verwijdering van een leningnemer).

3.

Verbod op overnamen. De gefuseerde entiteit zal geen andere onderneming overnemen of erin deelnemen zonder de voorafgaande toestemming van de Commissie. Dit verbod op overnamen is niet van toepassing op kapitaaldeelnemingen die door de gefuseerde entiteit worden verworven in het kader van de herstructurering van de bestaande blootstelling aan een groep leningnemers (1) die zich in moeilijkheden bevindt (bijvoorbeeld door een debt-for-equity-swap, voor zover een dergelijke herstructurering in overeenstemming is met de in de toezegging onder punt 3 beschreven beginselen.

4.

Verbod op couponbetalingen en de uitoefening van callopties op achtergestelde schuld- en hybride kapitaalinstrumenten. De gefuseerde entiteit zal geen coupons uitbetalen of callopties uitoefenen op achtergestelde schuldinstrumenten en hybride kapitaalinstrumenten, tenzij zij daartoe wettelijk verplicht is.

5.

Limiet voor nieuwe leningen. Conform de doelstelling om de leningenportefeuille van de gefuseerde entiteit binnen een termijn van tien jaar te saneren en in overeenstemming met de toezegging onder punt 3 hierboven zal de portefeuille commerciële leningen van de gefuseerde entiteit de prognoses van het gezamenlijke herstructureringsplan tijdens de duur van het plan in geen enkel jaar netto met meer dan […] overschrijden, valutaschommelingen buiten beschouwing gelaten. Deze limiet is van toepassing op alle commerciële leningsactiviteiten van de gefuseerde entiteit, met inbegrip van leningen als bedoeld onder punt 7.

Daarnaast is de volgende leningsverplichting van toepassing op de portefeuille hypotheekleningen: de gefuseerde entiteit zal de verdere uitbetalingen van hypotheeksommen beperken tot contractueel vastgelegde bedragen en bedragen in verband met de herstructurering van bestaande hypotheken. Voor het totale bedrag aan verder hypothecair krediet geldt een limiet van maximaal […] voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012, en […] per jaar daarna.

Specifieke leningsverplichtingen met betrekking tot de portefeuille commerciële leningen. De volgende specifieke leningsverplichtingen zijn eveneens van toepassing op de portefeuille commerciële leningen.

a)

Contractueel vastgelegde maar nog niet betaalde bedragen: de gefuseerde entiteit zal betalingen kunnen verrichten in verband met contractueel vastgelegde maar nog niet betaalde leningfaciliteiten. Dergelijke betalingen zullen ten aanzien van de leningenportefeuille van de gefuseerde entiteit echter niet hoger zijn dan een cumulatief bedrag van 1,4 miljard EUR over de volledige duur van het herstructureringsplan; dit bedrag bestaat uit 1,1 miljard EUR aan contractueel vastgelegde, maar nog niet benutte kredietmiddelen en 0,3 miljard EUR aan contractueel vastgelegde garanties die niet in de balans zijn opgenomen (in de voorlopige rekeningen per 30 juni 2010). Doorlopende kredietvoorzieningen worden hierbij meegeteld op basis van de limiet van het totale kredietbedrag, en niet op basis van daadwerkelijk benutte bedragen.

b)

Aanvullende financiering van bestaande groepen van leningnemers: het is de gefuseerde entiteit niet toegestaan extra financiering te verstrekken die op het moment van de goedkeuring van het herstructureringsplan niet contractueel is vastgelegd (overeenkomstig de toezegging onder punt 2 hierboven). Als uitzondering op dit verbod kan de gefuseerde entiteit aanvullende bedragen ter beschikking stellen aan bestaande groepen van leningnemers als wordt voldaan aan de verplichting van punt 3 en indien:

dit strikt noodzakelijk is voor de handhaving van de waarde van de zekerheden voor de leningen (bv. ter dekking van de kosten voor de instandhouding van zekerheden, verzekering, belasting, beveiliging, insolventie of juridische procedures), of

de leenactiviteit anderszins bedoeld is om verliezen te beperken en/of een positieve uitwerking heeft op de verwachte recuperatiewaarde van een lening of ander actief op NCW-basis (bv. om te voorzien in essentiële behoeften aan werkkapitaal voor investeringen of liquiditeit van de onderliggende activiteiten/de groep leningnemers).

Aanvullende financiering mag alleen worden verstrekt op de volgende voorwaarden:

bij een nominale blootstelling aan de groep leningnemers van minder dan […] bedraagt de aanvullende financiering niet meer dan […] van de nominale blootstelling;

bij een nominale blootstelling aan de groep leningnemers tussen […] en […] bedraagt de aanvullende financiering niet meer dan […];

bij een nominale blootstelling aan de groep leningnemers van meer dan […] miljoen EUR bedraagt de aanvullende financiering niet meer dan […] % van de nominale blootstelling.

c)

Nieuwe groepen leningsnemers

Nieuwe leningen aan nieuwe groepen leningsnemers: de gefuseerde entiteit kan aan een nieuwe groep van leningnemers alleen leningen verstrekken als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

de opbrengsten worden gebruikt ter verlaging van het risico van een bestaande groep leningnemers, en

 

de algehele transactie leidt in totaal niet tot een groter nettorisico voor de gefuseerde entiteit, en

 

de nieuwe leenactiviteit leidt tot hogere verwachte recuperatiewaarden (op NCW-basis) dan andere herstructurerings- of afschermingsstrategieën, en

 

er is geen kapitalisatie van de rente.

6.

Specifieke leningsverplichtingen met betrekking tot de hypothekenportefeuille. De volgende specifieke leningsverplichtingen zijn eveneens van toepassing op de herstructurering van de bestaande hypothecaire leningen. Als het saldo van de lening hoger is dan de waarde van het verhypothekeerde goed, kan de gefuseerde entiteit de aflossing van de lening faciliteren door het vastgoed te verkopen middels extra financiering aan een verkoper om de betaling van het uitstaande saldo mogelijk te maken; tevens moet een dergelijke financiering in overeenstemming zijn met de toezegging onder punt 3.

7.

Bij wijze van uitzondering en als het nationale belang dit vereist, kunnen de nationale autoriteiten van Ierland bepalen dat uitzonderingen op de onder de punten 7 en 8 bedoelde leenbeperkingen nodig kunnen zijn ter verhoging van de verwachte recuperatiewaarden op NCW-basis. In dergelijke gevallen moet de Europese Commissie vooraf goedkeuring verlenen.

8.

Overdracht van deposito’s van Anglo en INBS. Na de overdracht van de bestaande deposito’s van Anglo en INBS (waarbij onder deposito’s niet zijn te verstaan intragroepdeposito’s, interbancaire deposito’s, wholesale funding, uitgegeven obligaties of financiële middelen verstrekt door centrale banken en/of soortgelijke instellingen) houdt de gefuseerde entiteit de hieronder genoemde categorieën deposito’s en rekeningen („uitgesloten verplichtingen”) over die bij de gefuseerde entiteit kunnen blijven mits aan de daarop van toepassing zijnde verplichtingen wordt voldaan:

Deposito’s die ten tijde van de overdracht van deposito’s door of namens een dochteronderneming van de overdragende partij worden aangehouden (uitgezonderd Isle of Man Co.);

a)

rekeningen die door zekerheden zijn afgedekt (ten behoeve van de overdragende partij of enige andere persoon) en deposito’s in verband met een groep leningnemers van de overdragende partij of Tracker Bond Accounts op het moment van overdracht van de deposito’s;

b)

deposito’s in een andere valuta dan EUR, USD of GBP op het moment van overdracht van de deposito’s. Deze worden niet vervangen op de vervaldatum;

c)

deposito’s die worden aangehouden of geboekt bij filialen op Jersey, in Düsseldorf of Wenen. Deze worden niet vervangen op de vervaldatum;

d)

alle rekeningen met een negatief saldo;

e)

rekeningen voor interne controle;

f)

rekeningen waarbij de rekening of de betrokken cliënt het onderwerp is geweest van een kennisgeving van verificatie door een politiële, fraudebestrijdings- of onderzoeksinstantie;

g)

alle INBS-rekeningen die in de boeken van de overdragende partij zijn geïdentificeerd door filiaal „[…]”.

9.

Limiet voor deposito’s en uitgesloten verplichtingen. De gefuseerde entiteit zal geen deposito’s van nieuwe klanten in ontvangst nemen. Het bedrag aan deposito’s van bestaande cliënten op de datum van de fusie zal in totaal op geen enkel moment hoger zijn dan 1 miljard EUR, terwijl alleen andere dan de onder punt 10 genoemde deposito’s mogen worden aangehouden. De gefuseerde entiteit zal de resterende deposito’s in grofweg hetzelfde tempo afbouwen als het tempo waarin de daarmee verband houdende activa worden afgewikkeld (of, als er geen gerelateerde of gekoppelde activa zijn, in grofweg hetzelfde tempo als de afbouw van de leningenportefeuille). Bovendien zal de depositoportefeuille van de gefuseerde entiteit de ramingen van het gezamenlijke herstructureringsplan op geen enkel tijdstip met meer dan 200 miljoen EUR overschrijden.

10.

Monitoring trustee. De gefuseerde entiteit zal met goedkeuring door de Europese Commissie een monitoring trustee benoemen die controleert of de hierboven genoemde toezeggingen worden nagekomen.

De monitoring trustee wordt aangesteld voor een periode van drie jaar. De regels voor de benoeming van de monitoring trustee en zijn taken worden in bijlage II omschreven. De monitoring trustee moet met name aantonen dat hij over de nodige ervaring beschikt op het gebied van de herstructurering van leningen en kredietbeheer om de naleving van de onder de punten 3 en 6 bedoelde toezeggingen te kunnen controleren.

11.

Handhaving en verslaglegging. De Ierse autoriteiten zien erop toe dat de gefuseerde entiteit de hierboven genoemde verbintenissen nakomen. De Ierse autoriteiten zullen op gezette tijden verslagen voorleggen over de maatregelen die zijn genomen om aan de verbintenissen te voldoen. Het eerste verslag zal uiterlijk zes maanden na de datum van kennisgeving van het besluit ter goedkeuring van het herstructurerings- en saneringsplan worden voorgelegd aan de Commissie, waarna om de zes maanden verdere verslagen zullen worden ingediend.


(1)  Voor alle duidelijkheid: een groep leningnemers kan uit één leningnemer bestaan of uit meerdere klanten aan wie de gefuseerde entiteit een lening heeft verstrekt. Indien een groep leningnemers uit meerdere klanten bestaat, kan het zijn dat de gefuseerde entiteit leningen heeft uitstaan waarvoor onderling zekerheden zijn verstrekt. Wanneer het erom gaat verliezen te beperken en een zo groot mogelijke recuperatie te waarborgen, kunnen leningen worden beschouwd op het niveau van de groep leningnemers in plaats van dat van de individuele leningnemer.


BIJLAGE II

BENOEMING EN TAKEN VAN DE MONITORING TRUSTEE

Anglo Irish Bank en INBS worden hierna tezamen „de gefuseerde entiteit” genoemd.

I.   De monitoring trustee

1.

De Ierse autoriteiten zien erop toe dat de gefuseerde entiteit een monitoring trustee benoemt, die voor een periode van drie jaar wordt aangesteld.

2.

De monitoring trustee(s) is (zijn) een (of meer) natuurlijke of rechtsperso(o)n(en) die door de gefuseerde entiteit met toestemming van de Commissie benoemd wordt (worden) en tot taak heeft (hebben) te controleren of de gefuseerde entiteit haar verbintenissen jegens de Commissie nakomt en het herstructurerings- en saneringsplan ten uitvoer legt.

3.

De monitoring trustee moet onafhankelijk zijn van de gefuseerde entiteit. Als bijvoorbeeld beleggingsbank, adviseur of accountant beschikt hij over de voor de uitoefening van zijn mandaat benodigde vakbekwaamheid. De monitoring trustee mag geen belangenconflict hebben. Om de naleving van de onder de punten 2 en 5 bedoelde toezeggingen te kunnen controleren, moet de monitoring trustee met name over ervaring beschikken op het gebied van de herstructurering van leningen en kredietbeheer. De monitoring trustee ontvangt van de gefuseerde entiteit een vergoeding die geen belemmering mag vormen voor de onafhankelijke en doeltreffende uitoefening van zijn mandaat.

II.   Benoeming van de monitoring trustee

Voorstel van de Ierse autoriteiten

Uiterlijk vier weken na de datum van het besluit ter goedkeuring van het herstructurerings- en saneringsplan van de gefuseerde entiteit stellen de Ierse autoriteiten twee of meer kandidaten voor de functie van monitoring trustee ter goedkeuring voor aan de Commissie en vermelden daarbij aan welke kandidaat zij de voorkeur geven. Het voorstel dient voldoende informatie over de kandidaten te bevatten zodat de Commissie kan nagaan of de voorgestelde monitoring trustee aan de onder punt 3 van deze bijlage vermelde voorwaarden voldoet, en moet met name het volgende omvatten:

 

de volledige voorwaarden waarop het voorgestelde mandaat dient te worden uitgeoefend, met inbegrip van alle bepalingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het mandaat van de monitoring trustee conform de hier omschreven toezeggingen;

 

het ontwerp van een werkplan waarin wordt beschreven hoe de monitoring trustee beoogt de hem opgedragen taken te vervullen.

Goedkeuring of afwijzing door de Commissie

De Commissie heeft de discretionaire bevoegdheid om de benoeming van de voorgestelde kandidaten voor de functie van monitoring trustee goed te keuren of af te wijzen en om het voorgestelde mandaat met eventuele wijzigingen goed te keuren die zij voor de vervulling van de taken van de monitoring trustee noodzakelijk acht. De monitoring trustee wordt binnen een week na goedkeuring door de Commissie benoemd met het oog op de uitoefening van het door de Commissie goedgekeurde mandaat.

Nieuw voorstel van de Ierse autoriteiten

4.

Indien alle voorgestelde kandidaten voor de functie van monitoring trustee door de Commissie worden afgewezen, stellen de Ierse autoriteiten binnen een week na kennisgeving van de afwijzing ten minste twee andere personen of instellingen voor met inachtneming van de onder de punten 1 en 5 van deze bijlage vermelde voorwaarden en procedures.

Benoeming van de monitoring trustee door de Commissie

5.

Indien ook alle verdere voorgestelde kandidaten voor de functie van monitoring trustee door de Commissie worden afgewezen, draagt de Commissie zelf een monitoring trustee voor die de gefuseerde entiteit met het oog op de uitoefening van het door de Commissie goedgekeurde mandaat zal aanstellen.

III.   Taken van de monitoring trustee

6.

De monitoring trustee heeft tot taak toe te zien op de inachtneming van de aan het besluit gehechte voorwaarden en verplichtingen en de tenuitvoerlegging van het herstructurerings- en saneringsplan.

Taken en verplichtingen van de monitoring trustee

7.

De monitoring trustee

i)

legt aan de Commissie binnen vier weken na de dag van zijn benoeming een uitvoerig werkplan voor, waarin hij beschrijft hoe hij beoogt toe te zien op de nakoming van de verbintenissen jegens de Commissie en de tenuitvoerlegging van het herstructurerings- en saneringsplan;

ii)

ziet toe op de nakoming van alle toezeggingen die de Ierse autoriteiten aan de Commissie hebben gedaan en op de tenuitvoerlegging van het herstructurerings- en saneringsplan;

iii)

stelt maatregelen voor die hij noodzakelijk acht om te waarborgen dat alle verbintenissen jegens de Commissie door de Ierse autoriteiten worden nagekomen;

iv)

legt aan de Commissie, de gefuseerde entiteit en de Ierse autoriteiten binnen 30 dagen na afloop van elk kwartaal een schriftelijk ontwerpverslag voor in de Engelse taal. Hierin wordt verslag gedaan van de uitoefening van het mandaat door de monitoring trustee, de nakoming van alle verbintenissen en de tenuitvoerlegging van het herstructurerings- en saneringsplan. De ontvangers van het verslag kunnen binnen vijf werkdagen na ontvangst opmerkingen indienen over het verslag. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de opmerkingen stelt de monitoring trustee een definitief verslag op, waarin hij naar eigen oordeel zo veel mogelijk rekening houdt met de opmerkingen, en legt dit definitieve verslag voor aan de Commissie. De monitoring trustee stuurt de Ierse autoriteiten en de gefuseerde entiteit een kopie van het definitieve verslag. Indien het ontwerpverslag of het definitieve verslag informatie bevat die niet bekend mag worden gemaakt aan de gefuseerde entiteit of de Ierse autoriteiten, ontvangen de gefuseerde entiteit en de Ierse autoriteiten slechts een niet-vertrouwelijke versie van het ontwerpverslag dan wel het definitieve verslag. De monitoring trustee zal de Ierse autoriteiten of de gefuseerde entiteit geen versie van een verslag verstrekken dat hij nog niet aan de Commissie heeft voorgelegd.

De Commissie kan de monitoring trustee opdrachten of instructies geven om ervoor te zorgen dat de verbintenissen jegens de Commissie worden nagekomen en het herstructurerings- en saneringsplan ten uitvoer wordt gelegd.

De Ierse autoriteiten en de gefuseerde entiteit zorgen voor de samenwerking, ondersteuning en informatie die voor de vervulling van de taken van de monitoring trustee redelijkerwijs nodig zijn. De monitoring trustee heeft onbeperkte toegang tot alle voor de vervulling van zijn taken in overeenstemming met de verbintenissen noodzakelijke boekhoudkundige gegevens, notities, documenten, leidinggevenden en andere personeelsleden, installaties, filialen en technische informatie van de gefuseerde entiteit.