ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.099.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 99

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
5 april 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/184/EU

 

*

Besluit van de Raad van 19 december 2011 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

1

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 298/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 299/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 300/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 301/2012 van de Commissie van 2 april 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 302/2012 van de Commissie van 4 april 2012 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 303/2012 van de Commissie van 4 april 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

30

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 304/2012 van de Commissie van 4 april 2012 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die in de periode van 23 tot en met 30 maart 2012 zijn ingediend uit hoofde van deelcontingent I in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1067/2008 geopende tariefcontingent voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit

32

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/185/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 4 april 2012 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriumcyclamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die beperkt is tot twee Chinese producenten-exporteurs, Fang Da Food Additive (Shen Zhen) Limited en Fang Da Food Additive (Yang Quan) Limited

33

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008)

35

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 december 2011

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

(2012/184/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 186, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd namens de Unie te onderhandelen over een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking. Deze is op 14 oktober 2010 geparafeerd.

(2)

De overeenkomst moet worden ondertekend en voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, namens de Unie wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van de genoemde overeenkomst.

2.   De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) namens de Europese Unie de overeenkomst te ondertekenen.

Artikel 3

De overeenkomst is conform artikel 7, lid 2, ervan voorlopig van toepassing in afwachting van de voltooiing van de procedures die noodzakelijk zijn voor de sluiting ervan.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. KOROLEC


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Democratische Volksrepubliek Algerije inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

DE EUROPESE UNIE (hierna „de Unie” genoemd),

enerzijds, en

DE DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK ALGERIJE, (hierna „Algerije” genoemd),

anderzijds,

hierna "de partijen" genoemd,

OVERWEGENDE het belang van wetenschap en technologie voor de economische en sociale ontwikkeling van de twee partijen en de verwijzing hiernaar in artikel 51 van de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie wordt ingesteld tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Democratische Volksrepubliek Algerije anderzijds, welke overeenkomst op 1 september 2005 in werking is getreden;

OVERWEGENDE het Europees nabuurschapsbeleid en de strategie van de Unie tot versterking van de betrekkingen met de buurlanden;

OVERWEGENDE dat de Unie en Algerije gemeenschappelijke activiteiten voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie op diverse gebieden van gemeenschappelijk belang hebben ondernomen en dat zij er wederzijds voordeel bij zouden hebben op voet van wederkerigheid deel te nemen aan elkaars activiteiten voor onderzoek en ontwikkeling;

WENSENDE een formeel kader voor samenwerking op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek in te stellen dat het mogelijk zou maken de samenwerkingsactiviteiten op gebieden van gemeenschappelijk belang uit te breiden en te intensiveren en de toepassing van de resultaten van die samenwerking aan te moedigen teneinde de wederzijdse economische en sociale belangen van de partijen te bevorderen;

WENSENDE de Europese onderzoeksruimte open te stellen voor landen die geen deel uitmaken van de Unie en met name de mediterrane partnerlanden,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Strekking en beginselen

1.   De partijen bevorderen, ontwikkelen en vergemakkelijken samenwerkingsactiviteiten tussen de Unie en Algerije op gebieden van gemeenschappelijk belang waarop zij activiteiten inzake onderzoek en ontwikkeling op het gebied van wetenschap en technologie uitvoeren.

2.   De samenwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen:

a)

bevordering van een kennismaatschappij om de economische en sociale ontwikkeling van beide partijen te stimuleren;

b)

wederzijds voordeel op basis van een algemeen evenwicht wat de voordelen betreft;

c)

wederzijdse toegang tot de activiteiten van de programma's en projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling die door de twee partijen worden uitgevoerd;

d)

uitwisseling te gelegener tijd van informatie die samenwerkingsactiviteiten kan vergemakkelijken;

e)

passende uitwisseling en bescherming van de rechten van intellectueel eigendom;

f)

deelname en financiering conform de toepasselijke wet- en regelgeving van de partijen.

Artikel 2

Vormen van samenwerking

1.   In Algerije gevestigde natuurlijke personen of privaat- dan wel publiekrechtelijke rechtspersonen die juridische entiteiten zijn in de zin van bijlage I nemen deel aan samenwerkingsactiviteiten onder contract van het kaderprogramma van de Europese Unie voor acties op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (hierna „het kaderprogramma”) conform de regels en voorwaarden vastgesteld of vermeld in de bijlagen I en II.

In de lidstaten van de Unie gevestigde juridische entiteiten, in de zin van bijlage I, nemen aan de Algerijnse onderzoekprogramma's en -projecten deel in verband met soortgelijke thema's als die van het kaderprogramma, conform de regels en voorwaarden vastgesteld of vermeld in de bijlagen I en II.

2.   De samenwerking kan tevens de volgende vormen aannemen:

a)

regelmatige discussies over de koers en de prioriteiten van het onderzoeksbeleid en de onderzoeksplanning in Algerije en de Unie;

b)

discussies over de samenwerking, de ontwikkelingen en de vooruitzichten;

c)

verstrekking te gelegener tijd van informatie over de uitvoering van onderzoeksprogramma's en -projecten in Algerije en in de Unie en over de resultaten van de in het kader van deze overeenkomst verrichte werkzaamheden;

d)

gezamenlijke vergaderingen;

e)

bezoeken en uitwisselingen van onderzoekers, ingenieurs en technici, waaronder voor opleidingsdoeleinden;

f)

uitwisseling en deling van uitrusting, materialen en beproevingsdiensten;

g)

contacten tussen de programma- of de projecthoofden van Algerije en de Unie;

h)

deelname van deskundigen aan seminars, symposia en workshops;

i)

uitwisselingen van informatie over werkwijzen, wetgeving, regelgeving en programma's die betrekking hebben op de samenwerking in het kader van deze overeenkomst;

j)

opleiding op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;

k)

wederzijdse toegang tot wetenschappelijke en technische informatie in het kader van deze samenwerking;

l)

elke andere vorm van samenwerking die door het Gemengd Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking Europese Unie-Algerije, zoals gedefinieerd in artikel 4, zou worden vastgesteld en die in overeenstemming wordt geacht met de voor beide partijen van toepassing zijnde beleidslijnen en procedures;

m)

ondersteuning van de optimale valorisatie van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling door innoverende bedrijven om de verspreiding van nieuwe kennis en innovatie te bevorderen;

n)

bijstand bij het beheer van het wetenschappelijk onderzoek en ondersteuning van de opzet van een informatiesysteem over het onderzoek;

o)

onderzoek van de mogelijkheden voor samenwerking inzake het opzetten van starterscentra en incubators en het opzetten en creëren van onderzoekscentra, met name middels andere Europese programma's dan het kaderprogramma;

p)

bevordering van de samenwerking door middel van projecten inzake onderzoek en ontwikkeling;

q)

toegang tot de onderzoeksinfrastructuren;

r)

mogelijkheid tot medefinanciering en coördinatie van onderzoeksactiviteiten.

Artikel 3

Versterking van de samenwerking

De partijen stellen alles in het werk om in het kader van hun toepasselijke wetgeving het vrije verkeer en het verblijf van onderzoekers die aan onder deze overeenkomst vallende activiteiten deelnemen en het grensoverschrijdende verkeer van goederen die bestemd zijn om in het kader van die activiteiten te worden gebruikt, te vergemakkelijken.

Artikel 4

Beheer van de overeenkomst

Gemengd Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking Europese Unie-Algerije

1.   De coördinatie en facilitering van de activiteiten in het kader van deze overeenkomst gebeurt voor Algerije door het Ministerie voor Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek en voor de Unie door de Europese Commissie, die handelen als uitvoerend orgaan van de partijen (hierna „uitvoerende organen”).

2.   De uitvoerende organen richten een gemengd comité op, het „Gemengd Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking Europese Unie-Algerije” (hierna „het gemengd comité”), dat tot taak heeft:

a)

de uitvoering van deze overeenkomst te verzekeren, te evalueren en te herzien alsmede de bijlagen ervan te wijzigen of andere bijlagen vast te stellen om rekening te houden met de ontwikkelingen in het wetenschappelijke beleid van de partijen, op voorwaarde dat elke partij haar daartoe bepaalde interne procedures toepast;

b)

jaarlijks de potentiële sectoren vast te stellen waar de samenwerking zou moeten worden ontwikkeld en verbeterd en alle maatregelen te onderzoeken die daartoe kunnen worden vastgesteld;

c)

regelmatig de toekomstige richtsnoeren en prioriteiten van het onderzoeksbeleid en de onderzoeksplanning in Algerije en de Unie alsmede de vooruitzichten voor toekomstige samenwerking in het kader van deze overeenkomst te onderzoeken;

d)

met betrekking tot de uitvoering van deze overeenkomst aan de partijen aanbevelingen te doen, daaronder begrepen het aanwijzen en aanbevelen van toevoegingen aan de in artikel 2, lid 2, genoemde activiteiten en concrete maatregelen voor het verbeteren van de in artikel 1, lid 2, bedoelde wederzijdse toegang;

e)

mits naleving van de interne goedkeuringsprocedures van elke partij indien nodig technische wijzigingen aan deze overeenkomst aan te brengen.

3.   Het gemengd comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de uitvoerende organen, stelt zijn reglement van orde vast.

4.   Het gemengd comité komt normaal eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in de Unie en in Algerije. Buitengewone vergaderingen worden georganiseerd telkens wanneer dit nodig blijkt en tussen de partijen wordt overeengekomen. De conclusies en aanbevelingen van het gemengd comité worden ter informatie toegezonden aan het Associatiecomité van de Euro-mediterrane Overeenkomst tot instelling van een associatie tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds.

Artikel 5

Financiering

De deelname aan de onderzoeksactiviteiten in het kader van deze overeenkomst is geregeld overeenkomstig de voorwaarden in bijlage I en is onderworpen aan de wetgeving, regelgeving, beleidslijnen en voorwaarden voor de uitvoering van de programma's die van kracht zijn op het grondgebied van elke partij.

Indien de ene partij in verband met samenwerkingsactiviteiten onder contract financiële steun aan deelnemers van de andere partij verschaft, zijn alle subsidies en financiële of andere bijdragen die in dat verband door de ene partij aan deelnemers van de andere partij worden uitgekeerd, vrijgesteld van belastingen en douanerechten, overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving die op het moment dat deze subsidies en financiële of andere bijdragen worden uitgekeerd op het grondgebied van elke partij van kracht is.

Artikel 6

Verspreiding en gebruik van resultaten en informatie

De verspreiding en het gebruik van behaalde en/of uitgewisselde resultaten en informatie en het beheer, de toekenning en de uitoefening van rechten van intellectueel eigendom die voortvloeien uit de onderzoeksactiviteiten in het kader van deze overeenkomst zijn onderworpen aan de voorwaarden in bijlage II.

Artikel 7

Slotbepalingen

1.   De bijlagen I en II maken integrerend deel uit van deze overeenkomst. Alle kwesties en geschillen in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen geregeld.

2.   Deze overeenkomst treedt in werking wanneer de partijen elkaar in kennis hebben gesteld dat de interne procedures voor de sluiting ervan voltooid zijn. Totdat de partijen hun interne procedures voor de sluiting van deze overeenkomst voltooien, passen zij deze overeenkomst vanaf ondertekening ervan voorlopig toe. Mocht een partij de andere partij in kennis stellen dat zij de overeenkomst niet zal sluiten, dan wordt hierbij wederzijds overeengekomen dat projecten en activiteiten die in het kader van deze voorlopige toepassing zijn gestart en die op het moment van de hierboven bedoelde kennisgeving nog aan de gang zijn, onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden worden voortgezet totdat zij voltooid zijn.

3.   Elk van beide partijen kan deze overeenkomst te allen tijde beëindigen met een opzegtermijn van zes maanden. Projecten en activiteiten die op het ogenblik waarop deze overeenkomst wordt beëindigd nog lopen, worden onder de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden voortgezet totdat zij voltooid zijn.

4.   Deze overeenkomst blijft na de eerste termijn van kracht totdat een van de partijen aan de andere partij schriftelijk kennisgeving doet van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen. In dat geval treedt deze overeenkomst buiten werking zes maanden na ontvangst van die kennisgeving.

5.   Mocht een van de partijen besluiten haar onderzoeksprogramma's en -projecten als bedoeld in artikel 1, lid 1, te wijzigen, dan stelt het uitvoerend orgaan van die partij het uitvoerend orgaan van de andere partij in kennis van de precieze inhoud van die wijzigingen. In afwijking van lid 3 van dit artikel kan deze overeenkomst onder onderling overeengekomen voorwaarden worden beëindigd indien een van de partijen binnen één maand na de vaststelling van de in dit lid bedoelde wijzigingen de andere partij in kennis stelt van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen.

6.   Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de grondgebieden waar het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de voorwaarden waarin de genoemde Verdragen voorzien en, anderzijds, op het grondgebied van de Democratische Volksrepubliek Algerije. Deze bepaling sluit geen samenwerkingsactiviteiten uit die conform het internationale recht worden uitgevoerd in open zee, in de ruimte of op het grondgebied van derde landen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd door de Europese Unie, respectievelijk de Democratische Volksrepubliek Algerije, deze overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Algiers, negentien maart tweeduizend twaalf, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l’Union européenne

Per l’Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

Image

Image

За правителството на Алжирската демократична народна република

Por el Gobierno de la República Argelina Democrática y Popular

Za vládu Alžírské demokratické a lidové republiky

For regeringen for Den Demokratiske Folkerepublik Algeriet

Für die Regierung der Demokratischen Volksrepublik Algerien

Alžeeria Demokraatliku Rahvavabariigi valitsusele

Για την κυβέρνηση της Λαϊκής Δημοκρατίας της Αλγερίας

For the Government of the People’s Democratic Republic of Algeria

Pour le gouvernement de la République algérienne démocratique et populaire

Per il governo della Repubblica algerina democratica e popolare

Alžīrijas Tautas Demokrātiskās Republikas valdības vārdā –

Alžyro Liaudies Demokratinės Respublikos Vyriausybės vardu

Az Algériai Demokratikus és Népi Köztársaság kormánya részéről

Għall-Gvern tar-Repubblika Demokratika Popolari tal-Alġerija

Voor de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije

W imieniu rządu Algierskiej Republiki Ludowo-Demokratycznej

Pelo Governo da República Argelina Democrática e Popular

Pentru Guvernul Republicii Algeriene Democratice și Populare

Za vládu Alžírskej demokratickej ľudovej republiky

Za Vlado Ljudske demokratične republike Alžirije

Algerian demokraattisen kansantasavallan hallituksen puolesta

För Demokratiska folkrepubliken Algeriets regering

Image

Image

BIJLAGE I

Voorwaarden voor de deelname van juridische entiteiten die in de lidstaten van de Unie en in Algerije gevestigd zijn

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „juridische entiteit” verstaan: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, opgericht overeenkomstig het nationale recht van zijn vestigingsplaats of overeenkomstig het uniale of internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en in eigen naam ongeacht welke rechten en verplichtingen kan hebben.

I.   Voorwaarden voor de deelname van in Algerije gevestigde juridische entiteiten aan acties onder contract van het kaderprogramma

1.

De deelname van in Algerije gevestigde juridische entiteiten aan acties onder contract van het kaderprogramma is onderworpen aan de voorwaarden die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 183 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.

De Unie kan aan in Algerije gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan de in punt 1 bedoelde acties onder contract een financiering toekennen onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij het besluit (de besluiten) dat (die) door het Europees Parlement en de Raad is (zijn) vastgesteld conform artikel 183 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, conform het Financieel Reglement van de Unie en conform de andere bepalingen van het uniale recht die van toepassing zijn.

3.

De uitvoering van controles en audits door de Europese Commissie of de Europese Rekenkamer, of onder gezag van die instellingen, moet worden geregeld in een subsidieovereenkomst of een contract dat door de Unie met een in Algerije gevestigde juridische entiteit wordt gesloten voor het uitvoeren van een actie onder contract, of in het door de Unie vastgestelde besluit tot toekenning van de subsidie.

Met het oog op de samenwerking en de wederzijdse belangen verlenen de bevoegde Algerijnse autoriteiten, voor zover mogelijk en redelijk, alle hulp die noodzakelijk of nuttig kan zijn voor het uitvoeren van de bedoelde controles en audits en invorderingsacties.

II.   Voorwaarden voor de deelname van in de lidstaten van de Unie gevestigde juridische entiteiten aan Algerijnse onderzoeksprogramma's en -projecten

1.

Iedere in de Unie gevestigde juridische entiteit, opgericht overeenkomstig het nationale recht van een van de lidstaten van de Unie of overeenkomstig het uniale recht, kan in samenwerking met Algerijnse juridische entiteiten aan projecten van Algerijnse onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's deelnemen.

2.

Gezien de aard van de samenwerking tussen Algerije en de Unie op dit gebied, zijn de rechten en verplichtingen van in de Unie gevestigde juridische entiteiten die aan Algerijnse onderzoeksprojecten in het kader van programma's voor onderzoek en ontwikkeling deelnemen, en de voorwaarden voor de indiening en evaluatie van voorstellen en voor de toekenning en de plaatsing van opdrachten voor dergelijke projecten, onderworpen aan de Algerijnse wet- en regelgeving betreffende de uitvoering van de programma's voor onderzoek en ontwikkeling, zoals van toepassing op de Algerijnse juridische entiteiten en onder waarborging van gelijke behandeling.

De financiering van de in de Unie gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan Algerijnse onderzoeksprojecten in het kader van programma's voor onderzoek en ontwikkeling valt onder de op niet-Algerijnse juridische entiteiten toepasselijke Algerijnse wet- en regelgeving betreffende de uitvoering van de bedoelde programma's.

III.   Informatie over deelnamemogelijkheden

Algerije en de Europese Commissie verstrekken ten behoeve van in de twee partijen gevestigde juridische entiteiten regelmatig informatie over lopende programma's en deelnamemogelijkheden.

BIJLAGE II

BEGINSELEN INZAKE DE TOEKENNING VAN RECHTEN VAN INTELLECTUEEL EIGENDOM

I.   Toepassingsgebied

Voor de toepassing van deze overeenkomst heeft „intellectueel eigendom” de betekenis die het heeft in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gesloten in Stockholm op 14 juli 1967.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „kennis” verstaan de resultaten, met inbegrip van informatie, al dan niet beschermbaar, alsmede de auteursrechten of aan de genoemde resultaten verbonden rechten ten gevolge van de aanvraag of toekenning van octrooien, tekeningen en modellen, kwekersrechten, aanvullende beschermingscertificaten of soortgelijke vormen van bescherming.

II.   Rechten van intellectueel eigendom van juridische entiteiten van de partijen die deelnemen aan samenwerkingsactiviteiten onder contract

1.

Elke partij ziet erop toe dat de behandeling van de rechten en verplichtingen inzake intellectueel eigendom van de op het grondgebied van de andere partij gevestigde juridische entiteiten die deelnemen aan samenwerkingsactiviteiten onder contract welke ingevolge deze overeenkomst worden uitgevoerd en de gerelateerde rechten en verplichtingen die uit deze deelname voortkomen verenigbaar is met de wet- en regelgeving en de internationale verdragen die van toepassing zijn op de partijen, inclusief de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van het intellectuele eigendom, bijlage 1C van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, de Akte van Parijs van 24 juli 1971 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en de Akte van Stockholm van 14 juli 1967 van het Verdrag van Parijs tot bescherming van het industriële eigendom.

2.

Elke partij ziet erop toe dat de deelnemers aan samenwerkingsactiviteiten onder contract van de andere partij in het kader van de regels voor deelname van elk onderzoeksprogramma of -project of haar toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van intellectueel eigendom dezelfde behandeling genieten als haar eigen deelnemers.

III.   Rechten van intellectueel eigendom van de partijen

1.

Tenzij door de partijen anders overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op kennis die door de partijen is gecreëerd in de loop van de in conform artikel 2 van deze overeenkomst uitgevoerde activiteiten:

a)

de partij die deze kennis heeft voortgebracht, is eigenaar van deze kennis. Wanneer het respectieve aandeel van de partijen in het werk niet kan worden vastgesteld, is die kennis de gezamenlijke eigendom van de partijen;

b)

de partij die eigenaar is van die kennis verleent de andere partij rechten van toegang daartoe voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 2 van deze overeenkomst. Dergelijke toegangsrechten worden verleend vrij van royalty's.

2.

Tenzij door de partijen anders overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op wetenschappelijke publicaties van de partijen:

a)

wanneer een partij door middel van tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, alsmede videomateriaal en software, wetenschappelijke en technische gegevens, informatie en resultaten publiceert die voortkomen uit de krachtens deze overeenkomst uitgevoerde activiteiten, wordt aan de andere partij een wereldwijde, niet-exclusieve, onherroepelijke licentie vrij van royalty's verleend om dergelijke werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, over te brengen en openbaar te maken;

b)

op alle exemplaren van voor publicatie bestemde, auteursrechtelijk beschermde gegevens en informatie die onder de in dit punt vermelde voorwaarden zijn geproduceerd, dient de naam van de auteur(s) van het werk te worden vermeld, tenzij de auteur daar uitdrukkelijk van wenst af te zien. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats worden vermeld dat de partijen gezamenlijk steun hebben verleend.

3.

Behalve indien door de partijen anders overeengekomen, zijn de volgende regels van toepassing op vertrouwelijke informatie van de partijen:

a)

wanneer aan de andere partij informatie betreffende in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde werkzaamheden wordt meegedeeld, geeft elke partij middels vertrouwelijkheidsmarkeringen of -aanduidingen aan welke informatie zij niet openbaar wenst te maken;

b)

de ontvangende partij kan onder eigen verantwoordelijkheid speciaal ten behoeve van de toepassing van deze overeenkomst niet openbaargemaakte informatie meedelen aan instanties of personen die onder haar gezag vallen;

c)

indien de partij die niet openbaargemaakte informatie verstrekt hiermee vooraf schriftelijk instemt, mag de ontvangende partij die informatie op een ruimere schaal verspreiden dan volgens punt b) is toegestaan. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van de voorafgaande schriftelijke toestemming die noodzakelijk is voor de verspreiding op ruimere schaal; het is aan elke partij om deze goedkeuring te verlenen voor zover dit in het kader van haar interne beleid en wet- en regelgeving mogelijk is;

d)

niet openbaar te maken niet-documentaire informatie of andere vertrouwelijke informatie die wordt verstrekt tijdens krachtens deze overeenkomst georganiseerde seminars of andere bijeenkomsten van de vertegenwoordigers van de partijen, of informatie die voortkomt uit de detachering van personeel, het gebruik van installaties of samenwerkingsactiviteiten onder contract, blijft vertrouwelijk wanneer de ontvanger van deze niet openbaar te maken of andere vertrouwelijke of bevoorrechte informatie voordat deze is meegedeeld overeenkomstig punt a) op de hoogte is gebracht van het vertrouwelijke karakter van de meegedeelde informatie;

e)

elke partij ziet erop toe dat niet openbaargemaakte informatie die zij in overeenstemming met de punten a) en d) ontvangt, wordt beschermd conform de bepalingen van deze overeenkomst. Indien een van de partijen vaststelt dat zij niet in staat is of dat de kans bestaat dat zij niet in staat is de in de punten a) en d) vervatte bepalingen inzake de niet-verspreiding van informatie na te leven, stelt zij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis. De partijen voeren vervolgens overleg om de te nemen maatregelen vast te stellen.


VERORDENINGEN

5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 297/2012 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke bepalingen van de Unie is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Het is dienstig te bepalen, overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2), dat de houder van een door een douanedienst van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting over de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur daarop nog 60 dagen een beroep kan doen indien deze niet in overeenstemming is met onderhavige verordening, met inachtneming van de in de Unie geldende bepalingen inzake de dubbele controle en het voorafgaand toezicht en het toezicht achteraf op de invoer van textielproducten in de Unie.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Met inachtneming van de in de Unie geldende bepalingen betreffende de dubbele controle en het voorafgaande toezicht en het toezicht achteraf bij de invoer van textielproducten in de Unie kan de houder van een door een douanedienst van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met onderhavige verordening, daarop nog 60 dagen een beroep doen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een rechthoekig artikel met afmetingen van ongeveer 60 × 300 cm, samengesteld uit twee verschillende lagen (een laag van weefsel en een laag van papier) aaneengelijmd en met een totale dikte van ongeveer 0,26 mm.

De laag van weefsel bestaat uit gebonden synthetische (polyester-)vezels met een dikte van ongeveer 0,18 mm en een gewicht van ongeveer 48,3 g/m2. De laag van papier heeft een dikte van ongeveer 0,08 mm en een gewicht van ongeveer 20,9 g/m2.

De zichtbare zijde van de papieren laag vertoont een oppervlakkig patroon en heeft vier textielkoorden van katoen (in de vorm van garen) die verticaal over de hele lengte zijn gelijmd. Op dezelfde zijde lopen dunne bamboestaafjes horizontaal over de hele breedte met een tussenruimte van ongeveer 4 cm.

Het artikel kan voor verschillende doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld als gordijnwand, als kamerscherm, om een open opslagruimte te verbergen of om een deur te vervangen.

(gordijnpaneel)

(Zie foto nr. 657) (1)

6303 92 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 63, aantekening 7 e) op Afdeling XI en de tekst van de GN-codes 6303, 6303 92 en 6303 92 10.

Het gebonden textielvlies verleent het wezenlijk karakter aan het artikel op grond van de hoeveelheid, het gewicht en aan de belangrijkheid ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt (zie ook de GS-toelichting voor de interpretatie van algemene regel 3 b), punt VIII). Meer in het bijzonder zou het beoogde gebruik, zonder de versterkende functie van het gebonden textielvlies, niet mogelijk zijn. Daarom is indeling onder hoofdstuk 48 als een artikel van papier uitgesloten.

Omdat het artikel bestaat uit twee verschillende aaneengelijmde materialen (het gebonden textielvlies van polyester en het papier), wordt het artikel aangemerkt als een geconfectioneerd artikel in de zin van aantekening 7 e) op afdeling XI.

Omdat de dunne bamboestaafjes met een tussenruimte van ongeveer 4 cm zijn vastgelijmd, worden zij geacht enkel een decoratieve functie te vervullen en niet bij te dragen tot de versterking van het artikel. Daarom is indeling onder hoofdstuk 46 als een artikel van bamboe uitgesloten.

Gelet op de grootte van het artikel, de mogelijkheid om het door gewoon afknippen tot op de gewenste lengte in te korten en omdat het kan worden gebruikt voor verscheidene doeleinden die gerelateerd kunnen worden aan het gebruik als gordijn heeft het de objectieve kenmerken van een gordijn of rolgordijn.

Het moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6303 92 10 als een gordijn of rolgordijn, van synthetische vezels.

Image


(1)  De foto is louter ter informatie.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 298/2012 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke bepalingen van de Unie is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Het is dienstig te bepalen, overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2), dat de houder van een door een douanedienst van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting over de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur daarop nog 60 dagen een beroep kan doen indien deze niet in overeenstemming is met onderhavige verordening, met inachtneming van de in de Unie geldende bepalingen inzake de dubbele controle en het voorafgaand toezicht en het toezicht achteraf op de invoer van textielproducten in de Unie.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Met inachtneming van de in de Unie geldende bepalingen betreffende de dubbele controle en het voorafgaande toezicht en het toezicht achteraf bij de invoer van textielproducten in de Unie kan de houder van een door een douanedienst van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met onderhavige verordening, daarop nog 60 dagen een beroep doen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Geconfectioneerd artikel in de vorm van een mouwloos kledingstuk, bestemd om het bovenlichaam tot onder de heupen te bedekken. Het artikel bestaat uit drie aaneengenaaide panden. Ieder pand bestaat uit drie lagen, de twee buitenste lagen zijn van geweven textielstof van synthetische vezels (nylon) en een binnenste laag die dient ter bescherming tegen straling, vervaardigd van een mengsel van antimoonpoeder, wolfraampoeder en een polymeer. De drie lagen zijn langs alle randen aaneengenaaid met een opgebracht lint.

De twee voorpanden overlappen elkaar volledig, links over rechts. De twee voorpanden worden aan elkaar vastgemaakt met twee brede lange verticale klittenbandsluitingen vooraan en twee kortere klittenbandsluitingen op de schouders. De sluiting vooraan wordt rechts versterkt met drie drukgespen. Het artikel heeft een ronde halslijn, een borstzakje links en schoudervullingen.

(beschermende werk- en bedrijfskleding)

(Zie foto’s nr. 659 A en B) (1)

6211 33 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7 e) op afdeling XI, aantekening 8 op hoofdstuk 62 en de tekst van de GN-codes 6211, 6211 33 en 6211 33 10.

Het artikel is bestemd om te worden gedragen als beschermende kleding tegen straling tijdens werkzaamheden met röntgenstralen. Het dient te worden aangemerkt als werk- en bedrijfskleding, omdat het bestemd is om uitsluitend of hoofdzakelijk te worden gedragen ter bescherming van andere kleding en/of personen bij de uitoefening van industriële, beroepsmatige of huishoudelijke activiteiten (zie ook de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur, hoofdstuk 62, algemene opmerkingen, punt 4).

Beschermingspakken tegen stralingen zijn opgenomen onder post 6210 van afdeling XI (zie ook de GS-toelichting op post 6210, tweede alinea). Omdat het artikel echter niet uit weefsels van de posten 5602, 5603, 5903, 5906 of 5907 bestaat, is indeling onder die post uitgesloten.

Gelet op het algemene uiterlijk van het artikel als een kledingstuk, de vorm en het textielmateriaal van de twee buitenste lagen is indeling op grond van de binnenste laag uitgesloten. Daarom is indeling onder GN-code 8110 90 00 uitgesloten.

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 6211 33 10 als werk- en bedrijfskleding

Image

Image


(1)  De foto’s zijn louter ter informatie.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 299/2012 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een draagbaar, op batterijen werkend multifunctioneel elektronisch toestel in een enkele behuizing, met afmetingen van ongeveer 10 × 9,5 × 10,5 cm, voorzien van:

een monitor voor kleurenweergave met vloeibare kristallen met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 9 cm (3,5 inches), een beeldschermverhouding van 4:3 en een resolutie van 320 × 240 pixels,

luidsprekers,

een microfoon,

een wekker,

een geheugen van 2 GB,

een geheugenkaartlezer,

een USB-interface,

een aansluiting voor een FM-antenne,

bedieningsknoppen.

Het toestel kan de volgende functies verrichten:

het ontvangen van radio-omroep,

het opnemen van spraak,

het weergeven van geluid,

het weergeven van stilstaande beelden en videobeelden,

wekker.

 (1) Zie foto.

8527 13 99

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 3 op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8527, 8527 13 en 8527 13 99.

Omdat het toestel ontworpen is met het oog op het verrichten van verschillende functies van hoofdstuk 85, moet het met toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het toestel.

Gelet op de objectieve kenmerken van het toestel, namelijk het ontwerp en het concept ervan, is het beoogde gebruik dat van een wekkerradio. Het weergeven van geluid wordt secundair geacht. Vanwege de geringe afmetingen en de lage resolutie van het scherm wordt ook het weergeven van stilstaande beelden en videobeelden secundair geacht.

De hoofdfunctie van het toestel is daarom die van een ontvangtoestel voor radio-omroep, in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid en met een uurwerk.

Het toestel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8527 13 99, als een ander ontvangtoestel voor radio-omroep, dat zonder externe energiebron kan functioneren, gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid.

Image


(1)  De foto is louter ter informatie.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 300/2012 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een rechthoekige standaard met afmetingen van ongeveer 55 × 31 cm, gemaakt van glas van gesmolten siliciumdioxide, met een dikte van 8 mm.

De standaard bevat een 5 cm hoge glazen cilinder met een diameter van 5,5 cm en een speciaal ontworpen bevestigingsklamp.

Aan de bevestigingsklamp is een rechthoekige console van kunststof met afmetingen van ongeveer 17 × 10 × 2,5 cm bevestigd.

De standaard wordt gebruikt als steun voor een televisietoestel dat bijvoorbeeld op een tafel wordt geplaatst.

 (1) Zie foto.

7020 00 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 7020 00 en 7020 00 10.

De aanwezigheid van de standaard is niet onontbeerlijk voor de werking van een televisietoestel bedoeld bij post 8528. Indeling onder post 8529 als een deel dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik met toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528 is daarom uitgesloten.

De standaard moet daarom worden ingedeeld naar aard en samenstelling dat het product zijn wezenlijke karakter verleent (glas).

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 7020 00 10 als ander glaswerk van gesmolten siliciumdioxide.

Image


(1)  De foto is louter ter informatie.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 301/2012 VAN DE COMMISSIE

van 2 april 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Nieuw driewielig motorvoertuig met achterwielaandrijving, voor het vervoer van personen, met een motor met vonkontsteking en met op- en neergaande zuigers met een cilinderinhoud van 998 cm3.

De voorwielen staan ongeveer 130 cm uit elkaar. Het voertuig heeft geen differentieel.

Het voertuig heeft een stuursysteem zoals van een auto. Het wordt bestuurd met behulp van de stuurstang met twee handgrepen waarop de besturingselementen zitten.

Het voertuig heeft vijf versnellingen vooruit en een versnelling achteruit.

8703 21 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8703, 8703 21 en 8703 21 10.

Driewielige voertuigen worden ingedeeld onder post 8711 voor zover zij niet het karakter van motorvoertuigen van post 8703 hebben (zie ook de toelichting op het Geharmoniseerd Systeem op post 8711, vijfde alinea).

Onder post 8703 worden lichte driewielige voertuigen van eenvoudiger constructie ingedeeld, zoals die welke zijn uitgerust met een motor en wielen van een motorrijwiel, die door hun mechanische structuur de kenmerken van conventionele auto’s bezitten, d.w.z. een stuursysteem zoals van een auto (zie ook de toelichting op het Geharmoniseerd Systeem op post 8703, tweede alinea).

Omdat het voertuig een stuursysteem zoals van een auto heeft — een kenmerk van conventionele motorvoertuigen die worden ingedeeld onder post 8703 — is indeling onder post 8711 uitgesloten.

Bijgevolg moet het voertuig worden ingedeeld onder GN-code 8703 21 10 als een nieuw motorvoertuig hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 302/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2012

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name de artikelen 103 nonies en 127 juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 is een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten vastgesteld, die onder meer de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit omvat. Op grond van artikel 103 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007, gelezen in samenhang met artikel 125 sexies van die verordening, kan EU-steun worden toegekend aan producentengroeperingen die zijn gevormd in de lidstaten die recentelijk tot de Europese Unie zijn toegetreden, in de ultraperifere gebieden van de Unie en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee. Die steun is bedoeld om de vorming van producentengroeperingen te bevorderen, de administratieve werking ervan te vergemakkelijken en de producentengroeperingen in staat te stellen te voldoen aan de erkenningscriteria voor producentenorganisaties, de belangrijkste actoren van de sector groenten en fruit.

(2)

In de artikelen 36 tot en met 49 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 (2) van de Commissie zijn de uitvoeringsbepalingen betreffende de producentengroeperingen vastgesteld. Teneinde situaties te voorkomen waarin marktdeelnemers de omstandigheden waarin zij EU-steun kunnen krijgen, kunstmatig creëren om voordelen te verwerven die in strijd zijn met de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007, is het dienstig van de lidstaten te verlangen dat zij regels vaststellen om te voorkomen dat producenten van de ene producentengroepering naar de andere gaan om gedurende een langere periode dan de in artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde periode EU-steun te genieten, en te voorkomen dat lidstaten rechtspersonen of duidelijk omschreven delen daarvan als producentengroepering erkennen terwijl die entiteiten reeds aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kunnen voldoen.

(3)

Op grond van artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moeten producentengroeperingen een gefaseerd erkenningsprogramma bij de bevoegde lidstaat indienen. De lidstaten dienen te beoordelen of de looptijd van het voorgestelde erkenningsprogramma niet abnormaal lang is, en om wijzigingen te verzoeken als een producentengroepering aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kan voldoen vóór het einde van de in artikel 125 sexies, lid 1, bedoelde overgangsperiode.

(4)

In artikel 39, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 is bepaald dat de lidstaten de voorwaarden moeten vaststellen waaronder de producentengroeperingen kunnen verzoeken het programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Om voor een correcte toepassing van die verordening te zorgen, de financiële voorspelbaarheid te vergroten en een gezond begrotingsbeheer te voeren, moeten regels worden vastgesteld die voorzien in een maximumpercentage voor een voorgestelde verhoging van de uitgaven in het kader van een goedgekeurd erkenningsprogramma. Er moeten evenwel andere maxima gelden voor erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn goedgekeurd, en in het geval van fusies van producentengroeperingen.

(5)

Om voor de nodige begrotingdiscipline te zorgen en de financiële middelen zo optimaal mogelijk op duurzame en doeltreffende wijze toe te wijzen, is het dienstig een maximumpercentage vast te stellen voor de EU-financiering van de steun ter dekking van een gedeelte van de investeringen als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Met het oog op financiële en rechtszekerheid moet een lijst worden opgesteld van investeringen die niet in een erkenningsprogramma mogen worden opgenomen.

(6)

Om voor de nodige begrotingsdiscipline te zorgen is het ook nodig een maximum vast te stellen voor de uitgaven die door het Europees landbouwgarantiefonds (ELGF) worden gefinancierd met betrekking tot de in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun, en een meldingssysteem op te zetten waarmee de lidstaten de Commissie informeren over de financiële gevolgen van de erkenningsprogramma’s, voordat die worden goedgekeurd.

(7)

Om ongerechtvaardigde verrijking te voorkomen wanneer een lid zijn producentengroepering verlaat en nog van de investeringen op zijn eigen bedrijf profiteert, moeten regels worden vastgesteld om de producentengroepering in staat te stellen de investering of, als de afschrijvingsperiode nog niet is verstreken, de restwaarde daarvan terug te vorderen.

(8)

Met het oog op financiële voorspelbaarheid en de opstelling van begrotingsramingen is het dienstig preciezere regels vast te stellen voor de meldingen van de lidstaten aan de Commissie betreffende de financiële gevolgen van de erkenningsprogramma’s van de producentengroeperingen.

(9)

De controles zouden zo moeten worden verricht dat de lidstaten snel kunnen reageren op elk mogelijk misbruik dat risico’s voor de EU-begroting met zich brengt. Daartoe is het dienstig om, als belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen, de controles te verscherpen.

(10)

In artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat in regio’s van de lidstaten waar de producenten bijzonder zwak georganiseerd zijn, de lidstaten, als zij daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen, door de Commissie kunnen worden gemachtigd om aan producentenorganisaties nationale financiële steun toe te kennen voor een bedrag van ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder a), van die verordening.

(11)

Op grond van artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan in regio’s van de lidstaten waar minder dan 15 % van de waarde van de productie van groenten en fruit door producentenorganisaties wordt afgezet en waar de productie van groenten en fruit ten minste 15 % van de totale landbouwproductie bedraagt, de nationale steun op verzoek van de betrokken lidstaat door de Unie worden vergoed.

(12)

Op grond van artikel 92, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet de Commissie het verzoek van de lidstaten om nationale financiële steun te mogen verlenen, uiterlijk drie maanden na de indiening ervan goedkeuren of afwijzen. Als de Commissie niet binnen die termijn reageert, wordt het verzoek als goedgekeurd beschouwd. De periode van drie maanden kan evenwel worden opgeschort als een lidstaat een onvolledig verzoek indient.

(13)

Uit de ervaring blijkt dat de procedure voor de vaststelling en de kennisgeving van een besluit van de Commissie aan de betrokken lidstaat vaak meer dan drie maanden vergt en dat de feitelijke datum vanaf wanneer een verzoek als goedgekeurd moet worden beschouwd, niet altijd kan worden achterhaald. Met het oog op de rechtszekerheid is het dienstig te bepalen dat de Commissie het verzoek via een formeel besluit moet goedkeuren of afwijzen.

(14)

Op grond van artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is de nationale financiële steun die mag worden toegekend, beperkt tot ten hoogste 80 % van de financiële bijdragen van de leden van een producentenorganisatie of van de producentenorganisatie zelf. Krachtens artikel 95, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 mag de Unie maximaal 60 % van de aan de producentenorganisaties verleende nationale financiële steun vergoeden. Met het oog op de begrotingsdiscipline moet voor de nationale financiële steun die de Unie mag vergoeden, een maximumpercentage worden vastgesteld met verwijzing naar het maximumbedrag van de financiële steun die de Unie aan door producentenorganisaties opgezette actiefondsen mag verlenen.

(15)

Met het oog op vereenvoudiging is het dienstig de procedure voor de vrijwillige melding van de producentenprijzen voor groenten en fruit op de interne markt te verfijnen.

(16)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

Om ervoor te zorgen dat de legitieme verwachtingen van de producenten worden ingelost, moet worden bepaald dat een aantal bij deze verordening aangebrachte wijzigingen niet geldt voor erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard. Niettemin moet worden bepaald dat, om de begrotingsuitgaven in de hand te houden en om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de marktdeelnemers, de erkenningsprogramma’s die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard, met betrekking tot de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde EU-bijdrage aan de steun op dezelfde manier moeten worden behandeld als de erkenningsprogramma’s die na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening worden goedgekeurd, wanneer de betrokken producentengroeperingen ten aanzien van de betrokken investeringen vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening nog geen financiële verbintenissen of nog geen wettelijk bindende regelingen met derden zijn aangegaan.

(18)

Met het oog op een vlotte overgang naar de nieuwe regels voor de vergoeding door de Unie van de nationale financiële steun, mag de betrokken, bij deze verordening aangebrachte wijziging niet gelden voor situaties waarin de Commissie het verzoek om nationale financiële steun te mogen betalen, vóór de inwerkingtreding van deze verordening heeft goedgekeurd, maar nog geen besluit inzake de vergoeding heeft genomen. In die situaties moet artikel 95, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van toepassing blijven als was het niet bij de onderhavige verordening gewijzigd.

(19)

Om de uitgaven van de Unie voor de sector groenten en fruit in de hand te houden, moet deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking treden.

(20)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 36, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

„e)

de regels om te voorkomen dat een producent meer dan 5 jaar van de EU-steun voor producentengroeperingen profiteert.”.

2)

Aan artikel 37 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea, onder c), bedoelde investeringen omvatten niet de in bijlage V bis opgesomde investeringen.”.

3)

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt binnen drie maanden na ontvangst van een ontwerperkenningsprogramma en alle bijbehorende bewijsstukken één van de in lid 3 bedoelde besluiten over dit ontwerp. De lidstaten kunnen een kortere termijn vaststellen.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Na de in artikel 111 bedoelde normcontroles kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat in voorkomend geval:

a)

het programma voorlopig aanvaarden en een voorlopige erkenning verlenen;

b)

verzoeken om het programma te wijzigen, onder meer met betrekking tot de looptijd ervan. Met name beoordeelt de lidstaat of de voorgestelde fasen niet abnormaal lang zijn en verzoekt hij om wijzigingen als een producentengroepering aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie kan voldoen vóór het einde van de periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 125 sexies, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007;

c)

het programma afwijzen, vooral wanneer de rechtspersonen of duidelijk omschreven delen daarvan die om een voorlopige erkenning als producentengroepering verzoeken, reeds aan de criteria voor erkenning als producentenorganisatie voldoen.;

De voorlopige aanvaarding, voor zover nodig, is slechts mogelijk als de overeenkomstig punt b) gevraagde wijzigingen in het programma zijn opgenomen.”;

c)

de volgende leden 4, 5 en 6 worden toegevoegd:

„4.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat meldt de Commissie elk jaar vóór 1 juli de besluiten waarbij erkenningsprogramma’s voorlopig worden aanvaard en de financiële implicaties van die programma’s, met gebruikmaking van de modelformulieren van bijlage V ter.

5.   Wanneer de in artikel 47, lid 4, tweede alinea, bedoelde toewijzingscoëfficiënten zijn vastgesteld, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de betrokken producentengroeperingen de mogelijkheid hun erkenningsprogramma te wijzigen of in te trekken. Wanneer een producentengroepering haar programma niet intrekt, aanvaardt de bevoegde autoriteit dat programma definitief, behoudens wijzigingen die de bevoegde autoriteiten nodig acht.

6.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat meldt de in de leden 3 en 5 bedoelde besluiten aan de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van de rechtspersoon.”.

4)

Artikel 39, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden de producentengroeperingen een verzoek kunnen indienen om hun programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Bij deze verzoeken moeten alle nodige bewijsstukken worden gevoegd.

De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden erkenningsprogramma’s tijdens een jaarlijkse of halfjaarlijkse periode mogen worden gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. De punten waarop de wijzigingen betrekking hebben, komen slechts in aanmerking voor steun indien zij onmiddellijk door de producentengroepering aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden meegedeeld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan de producentengroeperingen machtigen om in een bepaald jaar en met betrekking tot dat jaar het totale in het erkenningsprogramma vastgestelde uitgavenbedrag hetzij met ten hoogste 5 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te verhogen, hetzij met een door de lidstaten vast te stellen maximumpercentage te verlagen, in beide gevallen voor zover de algemene doelstellingen van het erkenningsprogramma worden behouden en voor zover de totale uitgaven van de Unie op het niveau van de betrokken lidstaat niet meer bedragen dan de bijdrage die de Unie overeenkomstig artikel 47, lid 4, aan die lidstaat heeft toegewezen.

Bij fusies van producentengroeperingen als bedoeld in artikel 48 geldt het maximum van 5 % voor het volledige uitgavenbedrag dat is vastgesteld in de erkenningsprogramma’s van de gefuseerde producentengroeperingen.”.

5)

In artikel 44 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„De investeringen kunnen worden uitgevoerd in individuele bedrijven en/of bedrijfsruimten van bij de producentengroepering aangesloten producenten, op voorwaarde dat die bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het erkenningsprogramma. Als het lid de producentengroepering verlaat, ziet de lidstaat erop toe dat de investering of, als de afschrijvingsperiode nog niet is verstreken, de restwaarde daarvan wordt teruggevorderd.”.

6)

Artikel 47 wordt vervangen door:

„Artikel 47

EU-bijdrage

1.   Met inachtneming van lid 4 van dit artikel bedraagt de EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun:

a)

75 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

50 % in andere regio’s.

De lidstaat kan zijn nationale steun als forfaitair bedrag betalen. In de steunaanvraag hoeft geen bewijsmateriaal inzake het gebruik van de steun te worden opgenomen.

2.   De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun, uitgedrukt in kapitaalsubsidie of kapitaalsubsidie-equivalent, mag in verhouding tot de subsidiabele investeringskosten niet meer bedragen dan:

a)

50 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

30 % in andere regio’s.

De betrokken lidstaten verbinden zich ertoe voor ten minste 5 % deel te nemen in de subsidiabele investeringskosten.

De bijdrage van de begunstigden in de subsidiabele investeringskosten bedraagt ten minste:

a)

25 % in de regio’s die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en

b)

45 % in andere regio’s.

3.   Met inachtneming van lid 4 van dit artikel wordt de EU-bijdrage in de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun voor elke producentengroepering bepaald op basis van de waarde van de door haar afgezette productie en gelden daarvoor de volgende regels:

a)

ten aanzien van producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, geldt in de eerste twee jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma geen maximum, en geldt in het derde, vierde en vijfde jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma een maximum van respectievelijk 70 %, 50 % en 20 % van de waarde van de door hen afgezette productie;

b)

ten aanzien van producentengroeperingen in de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 VWEU of op de kleinere Egeïsche Eilanden als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (3) bedraagt de EU-bijdrage in het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde jaar van de uitvoering van hun erkenningsprogramma respectievelijk maximaal 25 %, 20 %, 15 %, 10 % en 5 % van de waarde van de door hen afgezette productie.

4.   De totale uitgaven voor de EU-bijdrage aan de in artikel 103 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun bedragen niet meer dan 10 000 000 EUR per kalenderjaar.

Op basis van de in artikel 38, lid 4, bedoelde meldingen stelt de Commissie de toewijzingscoëfficiënten vast, alsmede, op basis van die coëfficiënten, de totale beschikbare EU-bijdrage per lidstaat per jaar. Indien het totale bedrag dat uit de in artikel 38, lid 4, bedoelde meldingen voortvloeit, voor elk jaar niet mee bedraagt dan het maximale bedrag voor de EU-bijdrage, wordt de toewijzingscoëfficiënt op 100 % vastgesteld.

De EU-bijdrage wordt overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde toewijzingscoëfficiënt verstrekt. Er wordt geen EU-bijdrage verstrekt voor de erkenningsprogramma’s die niet overeenkomstig artikel 38, lid 4, zijn gemeld.

Voor de EU-bijdrage per lidstaat geldt de wisselkoers die het kortst vóór de in artikel 38, lid 4, genoemde datum door de Europese Centrale Bank is gepubliceerd.

7)

Artikel 92, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het verzoek wordt binnen drie maanden door de Commissie via een besluit goedgekeurd of afgewezen. Die termijn gaat in op de dag volgende op die waarop de Commissie een volledig verzoek heeft ontvangen. Als de Commissie binnen de termijn van drie maanden niet om aanvullende informatie vraagt, wordt het verzoek als volledig beschouwd.”.

8)

Aan artikel 95, lid 4, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Het vergoede bedrag mag niet groter zijn dan 48 % van de financiële steun als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.”.

9)

In artikel 97 wordt punt c) vervangen door:

„c)

uiterlijk op 31 januari: de financiële bedragen die overeenkomen met elke komende jaarperiode voor de uitvoering van de erkenningsprogramma’s, met inbegrip van het lopende jaar van uitvoering. De opgegeven bedragen zijn goedgekeurd, dan wel geraamd. De melding omvat voor elke producentengroepering en elke komende jaarperiode voor de uitvoering van het programma de volgende gegevens:

i)

het totale bedrag dat in die jaarperiode met de uitvoering van het erkenningsprogramma is gemoeid, de bijdragen van de Unie, de lidstaten en de producentengroeperingen en/of de leden van de producentengroeperingen;

ii)

een opsplitsing van de steun in op grond van artikel 103 bis, lid 1, onder a) of onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 verleende steun.”.

10)

Artikel 98, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De in lid 3 bedoelde meldingen gebeuren volgens de modellen die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt. Deze modellen worden pas van toepassing nadat het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten ervan in kennis is gesteld.”.

11)

In artikel 112 worden de volgende leden 3 bis en 3 ter ingevoegd:

„3 bis.   De resultaten van de in lid 2 bedoelde controles ter plaatse worden geëvalueerd om vast te stellen of eventuele geconstateerde problemen van systemische aard zijn, wat erop zou wijzen dat zich ook bij vergelijkbare acties, begunstigden of instanties waarschijnlijk onregelmatigheden voordoen. Tevens moet de evaluatie duidelijkheid verschaffen over de oorzaken van dergelijke situaties, over eventueel vereist nader onderzoek en over de noodzakelijke corrigerende en preventieve maatregelen.

Als bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of met betrekking tot een bepaalde producentengroepering aan het licht komen, voert de lidstaat in het betrokken jaar aanvullende controles uit en verhoogt hij het percentage overeenkomstige aanvragen dat het volgende jaar moet worden gecontroleerd.

3 ter.   De lidstaat stelt op basis van een risicoanalyse vast bij welke producentengroeperingen controles ter plaatse moeten worden verricht.

Bij de risicoanalyse wordt met name rekening gehouden met:

a)

het steunbedrag;

b)

de bevindingen tijdens de controles in de voorafgaande jaren;

c)

een element dat de randomisatie garandeert; en

d)

andere door de lidstaten vast te stellen parameters.”.

12)

De in bijlage I bij deze verordening opgenomen bijlage V bis wordt ingevoegd.

13)

De in bijlage II bij deze verordening opgenomen bijlage V ter wordt ingevoegd.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

1.   Punt 2, punt 3, onder b), en punt 12 van artikel 1 van deze verordening zijn niet van toepassing op erkenningsprogramma’s die zijn aanvaard vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

2.   Artikel 1, punt 6, van deze verordening is, voor zover het betrekking heeft op artikel 47, leden 3 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, niet van toepassing op erkenningsprogramma’s die vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening zijn aanvaard en:

a)

hetzij waarvoor de betrokken producentengroep ten aanzien van de betrokken investeringen als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vóór de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening reeds financiële verbintenissen of wettelijk bindende regelingen met derden is aangegaan,

b)

hetzij uitsluitend betrekking hebben op steun als bedoeld in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3.   Voor erkenningsprogramma’s die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn aanvaard maar waarvoor de betrokken producentengroepering ten aanzien van de betrokken investeringen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening nog geen financiële verbintenissen of nog geen wettelijk bindende regelingen met derden is aangegaan, gelden de volgende regels:

a)

tegen 1 juli 2012 meldt de bevoegde autoriteit van de lidstaat de Commissie de erkenningsprogramma’s waarop dit lid van toepassing is;

b)

wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 toewijzingscoëfficiënten vaststelt, houdt zij rekening met de meldingen die zij overeenkomstig punt a) van dit lid heeft ontvangen. De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun wordt overeenkomstig die toewijzingscoëfficiënten verleend;

c)

de toewijzingscoëfficiënten die overeenkomstig artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn vastgesteld, zijn niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun;

d)

wanneer de in artikel 47, lid 4, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde toewijzingscoëfficiënten zijn vastgesteld, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de producentengroeperingen waarop dit lid betrekking heeft, de mogelijkheid hun erkenningsprogramma te wijzigen of in te trekken. Wanneer het erkenningsprogramma wordt ingetrokken, worden de door de producentengroepering na de aanvankelijke aanvaarding van het programma gemaakte kosten voor de vorming en de administratieve werking ervan door de Unie vergoed tot een bedrag van niet meer dan 3 % van de steun waarop de producentengroepering op grond van artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 recht had gehad als haar erkenningsprogramma was uitgevoerd.

4.   Artikel 1, punt 8), geldt niet in die gevallen waarin de Commissie het verzoek om machtiging tot betaling van nationale financiële steun vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening overeenkomstig artikel 92, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 heeft goedgekeurd, maar nog geen besluit heeft genomen over de vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie overeenkomstig artikel 95 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(3)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.”.


BIJLAGE I

„BIJLAGE V bis

NIET-SUBSIDIABELE INVESTERINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 37, TWEEDE ALINEA

1.

Investeringen in vervoermiddelen voor de afzet en de distributie van goederen door de producentengroepering, met uitzondering van:

a)

investeringen in middelen voor intern vervoer; bij aankoop moet de producentengroepering ten genoegen van de betrokken lidstaat motiveren dat de investeringen uitsluitend worden gebruikt voor intern vervoer;

b)

extra truckvoorzieningen voor koeltransport of CA-vervoer.

2.

Aankoop van onbebouwde terreinen voor een bedrag dat hoger is dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken actie, tenzij de aankoop nodig is voor een in het erkenningsprogramma opgenomen investering.

3.

Tweedehands materiaal dat in de voorafgaande zeven jaar met uniale of nationale steun is aangekocht.

4.

Huur, tenzij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat huur aanvaardt als economisch verantwoord alternatief voor aankoop.

5.

Onroerend goed dat in de voorafgaande tien jaar met uniale of nationale steun is aangekocht.

6.

Investeringen in aandelen.

7.

Investeringen of soortgelijke acties die geen betrekking hebben op de bedrijven en/of bedrijfsruimten van de producentengroepering of haar leden.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE V ter

Modelformulieren voor de melding per producentengroepering als bedoeld in artikel 38, lid 4

Image Image


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 303/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

CR

48,1

IL

135,3

MA

71,2

TN

102,9

TR

107,4

ZZ

93,0

0707 00 05

JO

225,1

TR

163,4

ZZ

194,3

0709 91 00

EG

68,9

ZZ

68,9

0709 93 10

JO

225,1

MA

46,5

TR

173,3

ZZ

148,3

0805 10 20

EG

49,3

IL

76,9

MA

51,3

TN

74,5

TR

61,6

ZA

47,4

ZZ

60,2

0805 50 10

EG

69,2

MX

39,8

TR

57,0

ZZ

55,3

0808 10 80

AR

87,5

BR

84,3

CA

120,7

CL

93,0

CN

91,1

MA

49,8

MK

31,8

US

165,2

UY

72,9

ZA

85,0

ZZ

88,1

0808 30 90

AR

100,2

CL

108,7

CN

67,1

US

107,0

ZA

118,1

ZZ

100,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 304/2012 VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2012

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen die in de periode van 23 tot en met 30 maart 2012 zijn ingediend uit hoofde van deelcontingent I in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1067/2008 geopende tariefcontingent voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1067/2008 van de Commissie (3) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van 3 112 030 ton zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit. Dit contingent bestaat uit vier deelcontingenten.

(2)

In artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 is de hoeveelheid van deelcontingent I (volgnummer 09.4123) voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2012 vastgesteld op 572 000 ton.

(3)

Uit de overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 gedane mededeling blijkt dat de overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van die verordening in de periode van 23 maart 2012 tot en met 30 maart 2012 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) ingediende aanvragen betrekking hebben op hoeveelheden die de beschikbare hoeveelheden overschrijden. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Ook moet worden bepaald dat in het kader van het in Verordening (EG) nr. 1067/2008 bedoelde deelcontingent I geen invoercertificaten meer mogen worden afgegeven voor de lopende contingentperiode.

(5)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor elke invoercertificaataanvraag in het kader van het in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 bedoelde deelcontingent I die in de periode van 23 maart 2012 tot en met 30 maart 2012 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) is ingediend, wordt een certificaat afgegeven voor de gevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met een toewijzingscoëfficiënt van 16,678529 %.

2.   De afgifte van certificaten in het kader van het in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 bedoelde deelcontingent I, waarvoor de aanvraag is ingediend met ingang van 30 maart 2012 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), wordt voor de lopende contingentperiode geschorst.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 290 van 31.10.2008, blz. 3.


BESLUITEN

5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/33


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2012

tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriumcyclamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die beperkt is tot twee Chinese producenten-exporteurs, Fang Da Food Additive (Shen Zhen) Limited en Fang Da Food Additive (Yang Quan) Limited

(2012/185/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

Op 3 januari 2011 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van de basisverordening, volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van natriumcyclamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en vervaardigd door Fang Da Food Additive (Shen Zhen) Limited en Fang Da Food Additive (Yang Quan) Limited („de Fang Da-groep”).

(2)

De klacht was ingediend door Productos Aditivos SA („de klager”), die als enige producent in de Unie de volledige productie van natriumcyclamaat in de Unie voor haar rekening neemt.

(3)

Op 17 februari 2011 heeft de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) de inleiding van een tot de Fang Da-groep beperkte antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriumcyclamaat van oorsprong uit de VRC aangekondigd.

(4)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de klager, de Fang Da-groep en de haar bekende importeurs en gebruikers. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord.

(5)

Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

B.   INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(6)

Per brief van 17 januari 2012 aan de Commissie heeft de klager zijn klacht formeel ingetrokken.

(7)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij dit strijdig is met het belang van de Unie.

(8)

De Commissie is van oordeel dat deze procedure moet worden beëindigd, daar bij het onderzoek niet is gebleken dat dit indruist tegen het belang van de Unie. De belanghebbenden zijn hiervan in kennis gesteld en zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen die erop wijzen dat beëindiging van de procedure niet in het belang van de Unie zou zijn.

(9)

Zij komt dan ook tot de conclusie dat de tot de Fang Da-groep beperkte antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriumcyclamaat van oorsprong uit de VRC moet worden beëindigd.

(10)

Het nieuwe onderzoek op grond van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad (3) kan dus eveneens worden beëindigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriumcyclamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die beperkt is tot twee Chinese producenten-exporteurs, Fang Da Food Additive (Shen Zhen) Limited en Fang Da Food Additive (Yang Quan) Limited, wordt beëindigd.

Artikel 2

Het nieuwe onderzoek op grond van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1515/2001 wordt beëindigd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 50 van 17.2.2011, blz. 9.

(3)  PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10.


Rectificaties

5.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/35


Rectificatie van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 312 van 22 november 2008 )

Bladzijde 9, artikel 2, eerste lid, onder f):

in plaats van:

„f)

uitwerpselen, indien niet vallend onder lid 2, punt b), stro en ander natuurlijk, niet-gevaarlijk materiaal rechtstreeks afkomstig uit de land- of bosbouw dat wordt gebruikt in …”,

te lezen:

„f)

uitwerpselen, indien niet vallend onder lid 2, punt b), stro en ander natuurlijk, niet-gevaarlijk landbouw- of bosbouwmateriaal dat wordt gebruikt in …”.

Bladzijde 11, artikel 5, eerste lid, onder b):

in plaats van:

„b)

de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;”,

te lezen:

„b)

de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder enige verdere verwerking anders dan die welke bij normale productiepraktijken gangbaar is;”.