ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.080.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 80

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
20 maart 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 tot verlening van een vergunning voor alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22) geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Kerry Ingredients and Flavours) ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 238/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Sel de Guérande / Fleur de sel de Guérande (BGA)]

4

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 239/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 240/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 241/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 242/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

15

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/158/GBVB van de Raad van 19 maart 2012 houdende wijziging van Besluit 2011/173/GBVB betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina

17

 

*

Besluit 2012/159/GBVB van de Raad van 19 maart 2012 tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

18

 

 

2012/160/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 1 maart 2012 inzake de nationale bepalingen ter handhaving van de grenswaarden voor lood, barium, arseen, antimoon, kwik en nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed nadat Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed van toepassing is geworden, waarvan door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis is gegeven ( 1 )

19

 

 

2012/161/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 maart 2012 tot opening van een onderzoek op grond van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad, wat de effectieve tenuitvoerlegging van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen in Bolivia betreft

30

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/162/EU

 

*

Besluit nr. 1/2011 van het comité dat is ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling van 20 december 2011 betreffende de opneming in bijlage 1 van een nieuw hoofdstuk 19 over kabelbaaninstallaties en de actualisering van de verwijzingen naar wetgeving in bijlage 1

31

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 29/2012 van de Commissie van 13 januari 2012 betreffende de handelsnormen voor olijfolie ( PB L 12 van 14.1.2012 )

39

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 560/2009 van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 874/2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie ( PB L 166 van 27.6.2009 )

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 237/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

tot verlening van een vergunning voor alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22) geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Kerry Ingredients and Flavours)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlening van een vergunning voor alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604). De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij die aanvraag gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22) geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestkippen.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 17 november 2011 (2) geconcludeerd dat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden het preparaat van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik ervan het eindgewicht van mestkippen kan verhogen. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verteringsbevorderaars”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2011; 9(12):2451.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars.

4a17

Kerry Ingredients and Flavours

Alfa-galactosidase

(EC 3.2.1.22)

Endo-1,4-bèta-glucanase

(EC 3.2.1.4)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaat van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1.4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), vast, met een minimale activiteit van:

1 000 U (1) alfa-galactosidase/g

5 700 U (2) endo-1,4-bèta-glucanase/g

 

Karakterisering van de werkzame stof

Alfa-galactosidase, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1.4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604)

 

Analysemethode  (3)

Bepaling:

colorimetrische methode die door inwerking van alfa-galactosidase uit p-nitrofenyl-alfa-galactopyranosidesubstraat vrijgemaakte p-nitrofenol meet;

colorimetrische methode die de in water oplosbare kleurstof meet die door inwerking van endo-1,4-bèta-glucanase wordt vrijgemaakt uit met azurine vernette gerstbètaglucansubstraten.

Mestkippen

50 U alfa-galactosidase

285 U endo-1,4-bèta-glucanase

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Aanbevolen maximale dosis:

100 U alfa-galactosidase/kg

570 U endo-1,4-bèta-glucanase/kg.

3.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, bril en handschoenen tijdens hantering.

9 april 2022


(1)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 37 °C per minuut 1 μmol p-nitrofenol vrijmaakt uit p-nitrofenyl-alfa-galactopyranoside (pNPG).

(2)  1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 1 mg reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut vrijmaakt uit bèta-glucan.

(3)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 238/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Sel de Guérande / Fleur de sel de Guérande (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming “Sel de Guérande / Fleur de sel de Guérande” (BGA) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

(3)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 kan een overgangsperiode worden ingesteld voor ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaat waar het geografische gebied zich bevindt, als de betrokken ondernemingen de producten legaal in de handel hebben gebracht en daarbij de betreffende benamingen minstens vijf jaar vóór de in artikel 6, lid 2, van die verordening vermelde datum van bekendmaking continu hebben gebruikt en het probleem tijdens de in artikel 5, lid 5, van bovengenoemde verordening vermelde nationale bezwaarprocedure aan de orde is gesteld.

(4)

Op 22 februari 2011 heeft de Commissie een brief van de autoriteiten van de Franse Republiek ontvangen waarin deze bevestigen dat de op hun grondgebied gevestigde ondernemingen, die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij de onderhavige verordening, aan de in artikel 13, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 vastgestelde voorwaarden voldoen.

(5)

Aan de bovengenoemde ondernemingen moet derhalve toestemming worden verleend om de geregistreerde benaming „Sel de Guérande/Fleur de sel de Guérande” (BGA) te blijven gebruiken gedurende een overgangsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze verordening vermelde benaming wordt geregistreerd in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

De in de lijst in bijlage II bij deze verordening opgenomen ondernemingen krijgen evenwel toestemming om deze benaming te blijven gebruiken gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 189 van 29.6.2011, blz. 42.


BIJLAGE I

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 genoemde producten:

FRANKRIJK

Sel de Guérande / Fleur de sel de Guérande (BGA)


BIJLAGE II

Ondernemingen waaraan toestemming wordt verleend om de geregistreerde benaming „Sel de Guérande/Fleur de sel de Guérande” (BGA) te blijven gebruiken gedurende een overgangsperiode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening

Naam

Onderneming

Adres 1

Adres 2

Gemeente

ANEZO Thierry

 

Route du Lamy

 

44420 MESQUER

ARNOULD Nicolas

 

Pen d'Hué

 

44350 ST MOLF

AUBE Didier

 

Rue des Gabelous Boulay

 

44350 ST MOLF

BAHOLET Sylvain

 

133 av. de l'Océan

 

44510 LE POULIGUEN

BALAY Alain

 

3 rue de Treraly

 

44420 LA TURBALLE

BARON Julien

 

9 bis rue de la Gare

 

44740 BATZ SUR MER

BENISTY Daniel

 

59 route du Lany

 

44420 MESQUER

BERNIER Gilles

 

Village de Guéniguen

 

44350 GUERANDE

BILLAUD Anthony

 

46 bis rue de la Grand-Vallée

 

44740 BATZ SUR MER

BIRKER Philippe

 

50 rue des Cordiers

 

44490 LE CROISIC

BODIGUEL François Xavier

 

Kerneve

 

44350 GUERANDE

BOULEAU Stéphane

Sté l'Œillet de Guérande

Kergaigne no 25

 

44350 GUERANDE

BOURDIC Erwan

Sté LE NATURSEL

33 rue de Cornen

 

44510 LE POULIGUEN

BOURSE Jean-Philippe

 

14 route de Brandu

 

44420 PIRIAC SUR MER

CALAME Florence

 

La Métairie Neuve

La Petite Garenne

44350 GUERANDE

CHARTEAU Lionel

 

2 rue de Bellevue

 

44350 ST MOLF

CHOPIN-LEHUEDE A-Marie

 

6 rue des Saulniers

 

44740 BATZ SUR MER

CONSTANT Guy

 

12 chemin de Pelue

 

44510 LE POULIGUEN

CONSTANT Philippe

 

18 rue des Pradeleaux

 

44350 GUERANDE

DANIEL Laurent

 

9 ter route du Bas Brivin

 

44500 LA BAULE

DANIEL Patrick

 

4 av. de Kerban

 

44740 BATZ SUR MER

DELETTRE Serge

 

7 bis rue des Parcs du Bourg

 

44410 ST LIPHARD

DINELLI Danielle

 

20 rue du Ber

SAILLE

44350 GUERANDE

DIVOT Tony

 

77 rue du Port

 

56760 PENESTIN

DONINI Pascal

 

9 rue des Goélands

 

44740 BATZ SUR MER

DRUENNE Fabien

 

La Butte

 

44350 ST MOLF

DUPIN DE BEYSSAT Antoine

 

9 bd Guy de Champsavin

 

44800 LA BAULE

DURAND Damien

 

7 av. des Moulins

 

44380 PORNICHET

DURAND François

 

7 av. des Moulins

 

44380 PORNICHET

GRIVAUD Franck et Emmanuelle

 

Route de la Turballe

SAILLE

44350 GUERANDE

GUERCHAIS Chrystelle

 

62 route de Guérande

TREGATE

44740 BATZ SUR MER

GUERIN André Yves

 

12 rue de la Salinière

 

44740 BATZ SUR MER

GUERIN Nicolas

 

10 imp. de la Bordane

 

44740 BATZ SUR MER

GUIBERT Christophe

EURL GUIBERT

44 rue Lamartine

 

44350 GUERANDE

GUILLAUME Denis

 

54 rue H. Bournouveau

 

44420 LA TURBALLE

GUILLOTIN Dominique

 

7 rue de Kervaudet

 

44420 LA TURBALLE

HASPOT J-Paul

 

31 rue des Etaux

 

44740 BATZ SUR MER

HERVY Gilles

 

Meliniac

 

44420 PIRIAC SUR MER

JOACHIM Stéphane

 

Ile de Goben

Route de St André des Eaux

44350 GUERANDE

JUBE Daniel

 

5 rue Sully

 

44420 LA TURBALLE

JUBE René

 

22 rue Sully

 

44420 LA TURBALLE

JUVIN Hélène

 

Le Lany

 

44420 MESQUER

LACOURBAS Bruno

 

62 route de Guérande

TREGATE

44740 BATZ SUR MER

LARDEUX Sandrine

 

18 route de Berigo

Zone Artisanale

44740 BATZ SUR MER

LECERF-HASPOT Sandrine

 

31 rue des Etaux

 

44740 BATZ SUR MER

LEGAL Marc

 

4 rue de la Fontaine

MOUZAC

44350 GUERANDE

LEHUEDE Bernard

 

4 rue des Saulniers

 

44740 BATZ SUR MER

LEHUEDE Hervé

 

18 av. Marguerite Jean

 

44500 LA BAULE

LEHUEDE Marie-Thérèse

 

Le Fournil

TREGATE

44740 BATZ SUR MER

LEHUEDE Raphaël

 

54 route de Guérande

 

44740 BATZ SUR MER

LESCAUDRON J-Paul

 

39 route de Trégate

 

44740 BATZ SUR MER

LESCAUDRON Sébastien

 

11 Chemin de Kermabon

 

44740 BATZ SUR MER

MACE Antoine

 

24 rue Basse Saillé

 

44350 GUERANDE

MACE J-François

 

19 rue des Prés Garnier

 

44350 GUERANDE

MAGRE Alice

 

46 bis rue de la Grand-Vallée

 

44740 BATZ SUR MER

MENARD Philippe

 

3 Chemin de Barnabé

 

44420 LA TURBALLE

MOIZAN Damy

 

42 route de Kerlan

 

44740 BATZ SUR MER

MOIZAN-BOURSE Marcelle

 

42 route de Kerlan

 

44740 BATZ SUR MER

MORICE Denis

 

Imp. Des Prés Leberre

TREGATE

44740 BATZ SUR MER

MOUILLERON Olivier Yves Michel

 

Chemin Bérigo

 

44740 BATZ SUR MER

NIGET Paul

 

605 Bd de Lauvergnac

 

44420 LA TURBALLE

NOURY Joël

 

44 rue des Goélands

 

44740 BATZ SUR MER

PAIN François

 

10 route de la Pigeonnière

 

44740 BATZ SUR MER

PAIN Gérard

 

Route de Beauregard

 

44740 BATZ SUR MER

PAIN Guillaume Hervé

 

4 allée des Avocettes

 

44740 BATZ SUR MER

PAIN Jonathan-Valérick

 

5 lot. de Trémondais

 

44740 BATZ SUR MER

PAIN-LESCAUDRON Brigitte

 

4 allée des Avocettes

 

44740 BATZ SUR MER

PAULAY Stéphane

 

Chemin des Prés Richard

TREGATE

44740 BATZ SUR MER

PICHON J-Paul

 

42 rue de Kerbouchard

 

44740 BATZ SUR MER

PICHON Patrick

 

7 route de Bérigo

 

44740 BATZ SUR MER

PICHON Théophile

 

55 av. Moreau

 

44510 LE POULIGUEN

PROCKTER Pascal

 

No 51 Kerlagadec

 

44420 MESQUER

PRAUD Didier

SEL QUE J'AIME

74 av. Guy de La Morandais

 

44500 LA BAULE

REMINIAC Sylvain

 

7 Faubourg St Michel

 

44350 GUERANDE

RIO Gwénaël

TRAD Y SEL SA

9 rue Olivier Guichard

La Masse

44740 BATZ SUR MER

RIO Louis-Charles

EURL RIO

ZA de Prad Velin

BP 37

44740 BATZ SUR MER

RIVALANT Aubin et Jean

GAEC HOLEN BREIZH

33 route de Kermoisan

 

44740 BATZ SUR MER

RIVALANT J-Yves

 

27 rue de Poulan

 

44740 BATZ SUR MER

RIVRON J. et E.

 

7 chemin des Pierreries

ST MARC SUR MER

44600 ST NAZAIRE

SORIN Anne-Laure

 

11 Chemin de Kermabon

 

44740 BATZ SUR MER

THIERY Sylvie

 

7 grand-Venelle

ROFFIAT

44740 BATZ SUR MER

TILLARD Pierrick

 

33 route de Pradel

 

44350 GUERANDE

TILLEUL Dominique

 

14 rue du commerce

 

44510 LE POULIGUEN

TRIGODET Joël

 

Le Haut Langâtre

 

44410 HERBIGNAC

TRIMAUD Mickaël

 

1930 ROUTE DE Fan Coispéan

 

44420 LA TURBALLE

VINET Daniel

 

19 rue de la Pigeonnière

 

44740 BATZ SUR MER

VINET Sylvain

 

11 rue de la Perseiverence

 

44490 LE CROISIC


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 239/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

139,1

JO

64,0

MA

53,3

TN

89,4

TR

101,8

ZZ

89,5

0707 00 05

JO

120,0

TR

175,0

ZZ

147,5

0709 91 00

EG

76,0

ZZ

76,0

0709 93 10

JO

225,1

MA

61,8

TR

122,7

ZZ

136,5

0805 10 20

EG

54,3

IL

75,8

MA

50,2

TN

60,6

TR

68,3

ZZ

61,8

0805 50 10

EG

69,3

TR

48,5

ZZ

58,9

0808 10 80

AR

89,5

BR

84,0

CA

125,0

CL

100,1

CN

87,5

MK

31,8

US

143,4

UY

74,9

ZA

119,9

ZZ

95,1

0808 30 90

AR

97,1

CL

136,8

CN

47,3

ZA

92,4

ZZ

93,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 240/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van maart 2012 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2012-30.6.2012

(%)

P1

09.4067

3,335053

P3

09.4069

0,378598


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 241/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De in de eerste zeven dagen van maart 2012 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2012-30.6.2012

(%)

E2

09.4401

26,424965


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 242/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2012 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

De in de eerste zeven dagen van maart 2012 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2012, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2012-30.6.2012

(%)

1

09.4410

0,320206

3

09.4412

0,362584

4

09.4420

0,365633

6

09.4422

0,369007


BESLUITEN

20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/17


BESLUIT 2012/158/GBVB VAN DE RAAD

van 19 maart 2012

houdende wijziging van Besluit 2011/173/GBVB betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/173/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2011/173/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 22 maart 2013 worden verlengd.

(3)

Besluit 2011/173/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6 van Besluit 2011/173/GBVB wordt het tweede lid vervangen door:

"Dit besluit is van toepassing tot en met 22 maart 2013."

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

M. GJERSKOV


(1)  PB L 76 van 22.3.2011, blz. 68.


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/18


BESLUIT 2012/159/GBVB VAN DE RAAD

van 19 maart 2012

tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/172/GBVB vastgesteld (1).

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2011/172/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 22 maart 2013 worden verlengd.

(3)

Besluit 2011/172/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Besluit 2011/172/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Dit besluit is van toepassing tot en met 22 maart 2013.

Dit besluit wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

M. GJERSKOV


(1)  PB L 76 van 22.3.2011, blz. 63.


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/19


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 1 maart 2012

inzake de nationale bepalingen ter handhaving van de grenswaarden voor lood, barium, arseen, antimoon, kwik en nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed nadat Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed van toepassing is geworden, waarvan door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland kennis is gegeven

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/160/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, leden 4 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

FEITEN

(1)

Op 20 januari 2011 heeft de Duitse Bondsregering overeenkomstig artikel 114, lid 4, VWEU de Commissie toestemming gevraagd om na de datum van inwerkingtreding van bijlage II, deel III, bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (1) (hierna „de richtlijn” genoemd) de bestaande bepalingen in het Duitse recht voor de vijf elementen lood, arseen, kwik, barium en antimoon, alsmede voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen die uit speelgoedmateriaal vrijkomen, te handhaven.

Artikel 114, leden 4 en 6, VWEU

(2)

Artikel 114, leden 4 en 6, VWEU bepaalt:

„4.   Wanneer een lidstaat het, nadat door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 36 of verband houdend met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, geeft hij zowel van die bepalingen als van de redenen voor het handhaven ervan, kennis aan de Commissie.”;

(…)

„6.   Binnen zes maanden na de kennisgeving keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten, of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in lid 4 […] bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar bestaat voor de gezondheid van de mens, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.”.

De richtlijn

(3)

De richtlijn omvat voorschriften voor de veiligheid van speelgoed en het vrije verkeer daarvan in de Europese Unie. Krachtens artikel 54 moeten de lidstaten nationale bepalingen in werking doen treden om uiterlijk 20 januari 2011 aan de richtlijn te voldoen en moeten zij die vanaf 20 juli 2011 toepassen. Deel III van bijlage II bij de richtlijn wordt met ingang van 20 juli 2013 van toepassing.

(4)

Bijlage II, deel III, punt 8, bij de richtlijn bevat specifieke waarden voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen. Het wordt verboden deze stoffen te gebruiken in speelgoed voor kinderen jonger dan 36 maanden en in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden, als de migratie van de stoffen gelijk is aan of groter is dan 0,05 mg/kg voor nitrosaminen en 1 mg/kg voor nitroseerbare stoffen. Bijlage II, deel III, punt 13, bij de richtlijn bevat specifieke migratielimieten voor verscheidene elementen, waaronder lood, arseen, kwik, barium en antimoon. Er zijn drie verschillende migratielimieten, afhankelijk van het type speelgoedmateriaal: droog, bros, poederachtig of flexibel speelgoedmateriaal, vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal en afgekrabd speelgoedmateriaal. De volgende limieten mogen niet worden overschreden: 13,5, 3,4 en 160 mg/kg voor lood, 3,8, 0,9 en 47 mg/kg voor arseen, 7,5, 1,9 en 94 mg/kg voor kwik, 4 500, 1 125 en 56 000 mg/kg voor barium, en 45, 11,3 en 560 mg/kg voor antimoon.

De Duitse nationale bepalingen

(5)

De Duitse Bedarfsgegenständeverordnung (verordening verbruiksgoederen) bevat voorschriften voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen. Deze bepalingen zijn in 2008 vastgesteld, bij het ontbreken van specifieke EU-bepalingen inzake nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed. In de Bedarfsgegenständeverordnung is bepaald dat bij speelgoed van natuurlijk of synthetisch rubber, bestemd voor kinderen jonger dan 36 maanden en bedoeld om in de mond te worden genomen of waarvan het waarschijnlijk is dat het in de mond zal worden genomen, de hoeveelheid nitrosaminen en nitroseerbare stoffen die door migratie vrijkomen zo klein moet zijn dat deze niet in een laboratorium kan worden gedetecteerd. Bovengenoemde Verordnung schrijft momenteel voor dat de migratie van nitrosaminen minder moet zijn dan 0,01 mg/kg en die van nitroseerbare stoffen minder dan 0,1 mg/kg. De nadere bepalingen voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen zijn opgenomen in bijlage 4, punt 1.b, en bijlage 10, punt 6, bij de Bedarfsgegenständeverordnung, die op 23 december 1997 is gepubliceerd en laatstelijk gewijzigd is bij de Verordnung van 6 maart 2007.

(6)

De Zweite Verordnung zum Geräte- und Produktsicherheitsgesetz (Verordnung über die Sicherheit von Spielzeug — 2. GPSGV) betreft met name de elementen lood, arseen, kwik, barium en antimoon. Deze Verordnung schrijft dezelfde grenswaarden voor deze elementen voor als Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed (2). Deze grenswaarden zijn sinds 1990 in de EU van toepassing. De maximale dagelijkse biologische beschikbaarheid bedraagt 0,7 μg voor lood, 0,1 μg voor arseen, 0,5 μg voor kwik, 25,0 μg voor barium en 0,2 μg voor antimoon. De nadere bepalingen voor deze elementen zijn opgenomen in § 2 van de Zweite Verordnung zum Geräte- und Produktsicherheitsgesetz (Verordnung über die Sicherheit von Spielzeug — 2. GPSGV).

PROCEDURE

(7)

Bij een eerste brief van het Bondsministerie voor Economische Samenwerking en Technologie, die op 20 januari 2011 is ontvangen, heeft de Duitse Bondsregering overeenkomstig artikel 114, lid 4, VWEU de Commissie toestemming gevraagd om na de datum van inwerkingtreding van bijlage II, deel III, bij de richtlijn de bestaande bepalingen in het Duitse recht voor de vijf elementen lood, arseen, kwik, barium en antimoon, alsmede voor nitrosaminen en nitroseerbare stoffen die uit speelgoedmateriaal vrijkomen, te handhaven. Een volledige motivering van het verzoek is door de Duitse Bondsregering bij brief van haar Permanente Vertegenwoordiging, gedateerd 2 maart 2011, aan de Commissie gezonden. Deze gedetailleerde motivering omvatte meerdere bijlagen, waaronder wetenschappelijke studies uit januari 2011 van het Bundesinstitut für Risikobewertung (hierna „BfR” genoemd) inzake de beoordeling van de gezondheidsrisico’s van de bovengenoemde stoffen.

(8)

De Commissie heeft bij haar brieven van 24 februari 2011 en 14 maart 2011 de ontvangst van het verzoek bevestigd, en heeft overeenkomstig artikel 114, lid 6, VWEU de termijn voor haar reactie daarop vastgesteld op 5 september 2011.

(9)

Bij brief van 24 juni 2011 heeft de Commissie de andere lidstaten geraadpleegd over de van de Duitse Bondsregering ontvangen kennisgeving. De Commissie heeft ook een mededeling betreffende de kennisgeving gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) om andere belanghebbenden te informeren over de nationale bepalingen die de Duitse Bondsregering wenst te handhaven en de redenen die het land daarvoor aanvoert.

(10)

De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van Tsjechië, Polen, Zweden en verscheidene belanghebbenden.

(11)

Tsjechië is van mening dat de maatregelen waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, een handelsbelemmering vormen doordat zij marktdeelnemers die aan de richtlijn voldoen, verhinderen om speelgoed op de Duitse markt te brengen. De Tsjechische autoriteiten zijn voorstander van een hoger niveau van bescherming tegen gevaarlijke stoffen voor kinderen, maar zijn van mening dat dergelijke maatregelen op Europees niveau, in het kader van de richtlijn, moeten worden genomen.

(12)

Polen is van mening dat de Duitse maatregelen het vrije verkeer van speelgoed binnen de EU in de weg staan en daarom onaanvaardbaar zijn. Polen stelt zich op het standpunt dat een lidstaat niet eenzijdig afwijkende veiligheidsvoorschriften mag blijven hanteren waardoor de goede werking van de speelgoedmarkt wordt belemmerd.

(13)

Zweden is van oordeel dat de door Duitsland gegeven rechtvaardiging overtuigend is en steunt het verzoek.

(14)

Toy Industries of Europe, de Europese vereniging van schrijfwarenfabrikanten, de Franse vereniging van speelgoedfabrikanten en de European Balloons Council hebben in een brief aan de Commissie hun verontrusting geuit over de hinderpalen die voor de interne markt voor speelgoed zouden ontstaan als de Duitse maatregelen werden goedgekeurd.

(15)

Bij besluit van 4 augustus 2011 (4) heeft de Commissie de Duitse Bondsregering ervan in kennis gesteld dat overeenkomstig artikel 114, lid 6, derde alinea, VWEU de in de eerste alinea van dat lid bedoelde termijn van zes maanden om de nationale bepalingen inzake de vijf elementen lood, arseen, kwik, barium en antimoon alsmede nitrosaminen en nitroseerbare stoffen, waarvan Duitsland op 2 maart 2011 krachtens artikel 114, lid 4, kennis heeft gegeven, goed te keuren of af te wijzen werd verlengd tot 5 maart 2012.

BEOORDELING

Ontvankelijkheid

(16)

De Commissie heeft in haar besluit van 4 augustus 2011 geoordeeld dat het verzoek van Duitsland om toestemming te krijgen voor handhaving van zijn nationale bepalingen inzake de vijf elementen lood, arseen, kwik, barium en antimoon, alsmede nitrosaminen en nitroseerbare stoffen, ontvankelijk is.

Beoordeling ten gronde

(17)

Volgens artikel 114 VWEU moet de Commissie nagaan of voldaan is aan alle voorwaarden waaronder een lidstaat gebruik mag maken van de in dat artikel vervatte afwijkingsmogelijkheden. De Commissie moet nagaan of de bepalingen waarvan kennisgeving is gedaan hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen inzake bescherming als bedoeld in artikel 36 of verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu. Bovendien moet de Commissie nagaan of die maatregelen, indien zij gerechtvaardigd zijn, geen middel van willekeurige discriminatie of verkapte beperking van de handel tussen lidstaten zijn en geen hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

(18)

De Duitse Bondsregering heeft haar verzoek gebaseerd op de noodzaak om de menselijke gezondheid te beschermen. Ter staving van dat verzoek hebben de Duitse autoriteiten een gedetailleerde motivering verstrekt, onder meer bestaande uit wetenschappelijke studies van het Bundesinstitut für Risikobewertung (hierna „BfR” genoemd) inzake de beoordeling van de gezondheidsrisico’s van de bovengenoemde stoffen.

Rechtvaardiging op grond van gewichtige eisen

Opmerkingen vooraf

(19)

De grenswaarden voor arseen, lood, antimoon, barium en kwik in de Zweite Verordnung zum Geräte- und Produktsicherheitsgesetz (Verordnung über die Sicherheit von Spielzeug — 2. GPSGV) zijn dezelfde als in Richtlijn 88/378/EEG, die sinds 1990 in de EU gelden. Deze grenswaarden zijn vastgesteld op grond van de destijds beschikbare wetenschappelijke informatie, namelijk het wetenschappelijk advies van het Raadgevend Wetenschappelijk Comité voor het onderzoek naar de toxiciteit en de ecotoxiciteit van chemische verbindingen uit 1985, getiteld Report EUR 12964(EN), chapter III „Chemical properties of toys”. Voor het vaststellen van grenswaarden werd uitgegaan van geschatte voedselinnamegegevens voor volwassenen. Aangenomen werd dat de inname van kinderen, met een geschat lichaamsgewicht van ten hoogste 12 kg, maximaal 50 % van die van volwassenen zou bedragen en dat niet meer dan 10 % daarvan afkomstig zou zijn van speelgoed.

(20)

De richtlijn, die in 2009 is vastgesteld, kwam in de plaats van Richtlijn 88/378/EEG en behelsde een modernisering van het wettelijke kader voor chemische stoffen met inachtneming van de meest recente wetenschappelijke gegevens die ten tijde van de herziening beschikbaar waren.

(21)

De grenswaarden in de richtlijn voor arseen, lood, antimoon, barium en kwik zijn als volgt berekend: ingevolge de aanbevelingen van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in het rapport „Chemicals in Toys. A general methodology for assessment of chemical safety of toys with a focus on elements” uit 2008 mag de blootstelling van kinderen aan chemische stoffen in speelgoed een bepaalde waarde, de „toelaatbare dagelijkse inname”, niet overschrijden. Aangezien kinderen ook worden blootgesteld aan chemische stoffen uit andere bronnen dan speelgoed, mag slechts een percentage van de toelaatbare dagelijkse inname aan speelgoed worden toegekend. Het Wetenschappelijk Comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (WCTEM) is geraadpleegd en heeft in een verslag uit 2004 aanbevolen maximaal 10 % van de toelaatbare dagelijkse inname aan speelgoed toe te kennen. Voor bijzonder giftige stoffen (zoals arseen, lood en kwik) heeft de wetgever echter besloten dat maximaal 5 % van de toelaatbare dagelijkse inname aan speelgoed mag worden toegekend, om te garanderen dat er alleen sporen aanwezig zijn die verenigbaar zijn met een goede fabricagepraktijk. Voor de berekening van de grenswaarden moet het maximumpercentage van de toelaatbare dagelijkse inname vermenigvuldigd worden met het gewicht van een kind, dat op 7,5 kg wordt geschat, en gedeeld door de hoeveelheid ingeslikt materiaal, die door het RIVM wordt geschat op 8 mg per dag voor afgekrabd speelgoedmateriaal, 100 mg voor bros speelgoedmateriaal en 400 mg voor vloeibaar of kleverig speelgoedmateriaal. Het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s (WCGM) heeft deze grenswaarden in zijn advies van 18 mei 2010 getiteld „Risks from organic CMR substances in toys” onderschreven. Aangezien de toelaatbare dagelijkse innamen worden opgesteld op basis van wetenschappelijk onderzoek en zich daarin ontwikkelingen kunnen voordoen, heeft de wetgever voorzien in de mogelijkheid om die grenswaarden te wijzigen als er nieuwe gegevens beschikbaar komen.

(22)

In de richtlijn zijn migratielimieten vastgesteld, terwijl de nationale grenswaarden die Duitsland wil aanhouden als biologische beschikbaarheid zijn uitgedrukt. De biologische beschikbaarheid is gedefinieerd als de hoeveelheid chemische stoffen die feitelijk uit speelgoed vrijkomt; deze hoeveelheid wordt niet noodzakelijk volledig door het menselijk lichaam opgenomen. De migratie is gedefinieerd als de hoeveelheid chemische stoffen die feitelijk uit speelgoed vrijkomt en ook door het menselijk lichaam wordt opgenomen. De Commissie is zich ervan bewust dat de in 1990 vastgestelde grenswaarden voor de biologische beschikbaarheid in de norm EN 71-3 „Migratie van bepaalde elementen” in migratielimieten zijn omgezet. De daarbij uitgevoerde berekeningen waren echter benaderend van aard. De gehanteerde toelaatbare dagelijkse innamen waren gebaseerd op aanbevelingen uit 1985. Daarbij is uitgegaan van een dagelijkse inname van 8 mg speelgoedmateriaal en werden bepaalde correcties aangebracht, ten eerste om de blootstelling van kinderen aan giftige elementen zo klein mogelijk te maken door bijvoorbeeld de migratielimiet voor barium te verlagen, en ten tweede met het oog op de analytische haalbaarheid, zodat bijvoorbeeld de migratielimiet voor antimoon en arseen werd verhoogd.

(23)

De Commissie wijst erop dat normen niet verplicht zijn, maar door de industrie op vrijwillige basis worden gebruikt in het kader van de wettelijke conformiteitsbeoordelingsprocedures. Bovendien wordt norm EN 71-3 momenteel herzien om een vermoeden van conformiteit te creëren met de nieuwe grenswaarden van de richtlijn.

(24)

Aan de grenswaarden van de richtlijn liggen dus andere wetenschappelijke overwegingen ten grondslag dan aan die van de norm EN 71-3. De grenswaarden van de richtlijn zijn gebaseerd op een consistente, transparante wetenschappelijk-toxicologische benadering ter waarborging van de veiligheid en zijn dus adequater.

Arseen — algemene informatie

(25)

Arseen is een metaal dat van nature in de aardkorst voorkomt. Het wordt aangetroffen in anorganische vorm en in tal van organische vormen, die niet alleen qua fysische en chemische eigenschappen, maar ook qua voorkomen en toxiciteit verschillen. De belangrijkste werkzaamheden waardoor arseen in het milieu komt, zijn mijnbouw, afvalverbranding en houtconservering. Drinkwater en levensmiddelen (met name visserijproducten) zijn de voornaamste blootstellingsbron voor mensen. In speelgoed kunnen sporen arseen voorkomen door het gebruik van natuurlijke grondstoffen die van nature verontreinigd zijn. Arseen is zeer giftig voor de mens en kan de werking van het centrale zenuwstelsel remmen, waardoor de cognitieve functies achteruitgaan. Een chronische verhoogde inname van anorganisch arseen kan tot kanker leiden.

(26)

De migratielimieten van de richtlijn voor arseen zijn, zoals aanbevolen door het RIVM, gebaseerd op een toelaatbare dagelijkse inname die door het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven (JECFA) van de Voedsel- en Landbouworganisatie en de Wereldgezondheidsorganisatie in 1989 is vastgesteld.

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(27)

De Duitse autoriteiten verwijzen ter staving van hun verzoek naar de studie van de EFSA uit 2009 (5) waarin de effecten van arseen op de gezondheid worden geëvalueerd. Volgens de EFSA is de in 1989 door het JECFA vastgestelde toelaatbare dagelijkse inname niet langer bruikbaar. De EFSA concludeerde dat er in verband met wetenschappelijke onzekerheden geen toelaatbare dagelijkse inname kan worden vastgesteld.

(28)

De Duitse autoriteiten wijzen erop dat de EFSA adviseert de blootstelling aan arseen zo klein mogelijk te maken, terwijl de grenswaarde van de richtlijn voor arseen in afgekrabd materiaal groter is dan die in norm EN 71-3.

(29)

Verder wijst Duitsland erop dat speelgoed na voedsel de belangrijkste bron van blootstelling van kinderen aan arseen is.

(30)

Duitsland verzoekt derhalve zijn nationale grenswaarden voor arseen te mogen handhaven.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(31)

De Commissie is in kennis gesteld van de EFSA-studie over arseen uit 2009 en beschouwt deze als nieuwe wetenschappelijke informatie die aanleiding kan geven tot een herziening van de grenswaarden voor arseen. De studie is naar het WCGM gestuurd. Het WCGM wijst er in zijn advies (6) op dat de EFSA geen toelaatbare dagelijkse inname heeft afgeleid, maar een risicogebaseerde waarde heeft gebruikt. Het WCGM heeft in eerdere adviezen (7) geconcludeerd dat arseen wat kanker betreft een niet-lineaire dosis-responsrelatie vertoont. Uitgaande van de huidige wettelijke grenswaarde voor drinkwater (10 μg/l) en de door de EFSA vastgestelde blootstelling van de gemiddelde consument via de voeding, concludeert het WCGM dat de dagelijkse blootstelling van de mens aan arseen ongeveer 1 μg/kg lichaamsgewicht per dag bedraagt en de incidentie van tumoren niet verhoogt. Deze waarde kan dienen als pragmatische toelaatbare dagelijkse inname; de blootstelling van kinderen via speelgoed mag dan niet meer dan 10 % van deze waarde bedragen.

(32)

De waarde waarop het WCGM zijn conclusie baseerde, komt overeen met de door het RIVM aanbevolen toelaatbare dagelijkse inname, die ook gebruikt is voor het berekenen van de migratie van arseen uit speelgoed in de richtlijn. Daarom concludeerde de Commissie dat de grenswaarden voor arseen niet gewijzigd hoeven te worden, aangezien er geen nieuwe toelaatbare inname is vastgesteld die twijfel zou oproepen over het beschermingsniveau van de richtlijn.

(33)

Verder wijst de Commissie erop dat de Duitse autoriteiten hun verzoek om de nationale niveaus voor arseen te mogen handhaven motiveren door te verwijzen naar een reeks van dagelijkse innamedoses die in de EFSA-studie van 2009 zijn vastgesteld. De Commissie merkt op dat de maatregelen waarvan kennis gegeven is, niet met deze motivering in overeenstemming lijken te zijn. De grenswaarden in die maatregelen zijn afgeleid van geschatte voedselinnamegegevens uit 1985 en niet van de doses die de EFSA in 2009 heeft aanbevolen.

(34)

De Duitse autoriteiten stellen ook dat de grenswaarde voor arseen in afgekrabd materiaal (47 mg/kg materiaal) hoger is dan de grenswaarde van de norm EN 71-3.

(35)

Volgens de Commissie liggen aan de grenswaarden van de richtlijn andere wetenschappelijke overwegingen ten grondslag dan aan die van de norm EN 71-3. De grenswaarden van de richtlijn zijn gebaseerd op een consistente, transparante wetenschappelijk-toxicologische benadering ter waarborging van de veiligheid en zijn dus adequater.

(36)

De migratielimiet voor arseen in afgekrabd speelgoedmateriaal is gebaseerd op de in 2007 door het RIVM aanbevolen toelaatbare dagelijkse inname en de aanname dat de bijdrage uit speelgoed niet meer dan 5 % bedraagt. Dit percentage is vermenigvuldigd met het geschatte gewicht van een kind (7,5 kg) en gedeeld door de geschatte hoeveelheid ingeslikt materiaal (8 mg/kg voor afgekrabd materiaal). De migratielimieten voor arseen in de norm EN 71-3 zijn afgeleid van de in Richtlijn 88/378/EEG vastgestelde grenswaarde voor de biologische beschikbaarheid, die gebaseerd was op geschatte voedselinnamegegevens uit 1985. Bij de berekening werd geen rekening gehouden met het gewicht van het kind, noch met verschillen tussen speelgoedmaterialen, wat in de richtlijn wel het geval is. De Commissie acht de grenswaarden van de richtlijn daarom adequater.

(37)

Duitsland wijst er voorts op dat speelgoed na voedsel de belangrijkste bron van blootstelling van kinderen aan arseen is. De Commissie merkt op dat afgaande op de beschikbare wetenschappelijke gegevens (8) grond en behandeld hout na voedsel de belangrijkste bijdrage aan de totale blootstelling van kinderen aan arseen leveren. De wetgever was echter van oordeel dat, ongeacht de werkelijke bijdrage van de verschillende compartimenten aan de totale blootstelling, om de veiligheid te waarborgen de bijdrage van speelgoed niet meer dan 5 % van die totale blootstelling mag bedragen.

(38)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van arseen waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, niet gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

Antimoon — algemene informatie

(39)

Antimoon is een semimetallisch chemisch element dat als metaal en als niet-metaal kan voorkomen. Antimoon is van nature in het milieu aanwezig, maar komt daar ook als gevolg van verscheidene industriële toepassingen in terecht. Het wordt gebruikt voor het vervaardigen van bepaalde halfgeleiderelementen zoals diodes en infrarooddetectoren. Antimoonlegeringen worden onder andere ook gebruikt in batterijen, wrijvingsarme metalen, lettermetaal en kabelmantels. Antimoonverbindingen worden gebruikt voor brandwerende materialen en verf. Bij inademing kan antimoon irritatie van ogen, huid en longen veroorzaken. Langdurige blootstelling kan leiden tot longaandoeningen, hartproblemen, diarree, hevig braken en maagzweren. In speelgoed kan antimoon als vlamvertrager worden gebruikt.

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(40)

De Duitse autoriteiten constateerden dat de grenswaarde voor antimoon in afgekrabd speelgoedmateriaal in de richtlijn hoger is dan in de norm EN 71-3. Duitsland erkent weliswaar dat bij de grenswaarden van de richtlijn geen nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid te verwachten zijn, maar beschouwt deze verhoging als onnodig. Daarom verzoekt Duitsland zijn nationale grenswaarden te mogen handhaven.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(41)

Zoals al opgemerkt acht de Commissie de grenswaarden van de richtlijn adequater omdat zij gebaseerd zijn op een consistente, transparante wetenschappelijk-toxicologische benadering ter waarborging van de veiligheid.

(42)

De migratielimieten voor antimoon in afgekrabd speelgoedmateriaal zijn gebaseerd op de in 2003 door de WHO (9) afgeleide en in 2007 door het RIVM aanbevolen toelaatbare dagelijkse inname, plus de aanname dat de bijdrage uit speelgoed niet meer dan 10 % bedraagt. Dit percentage is vermenigvuldigd met het geschatte gewicht van een kind (7,5 kg) en gedeeld door de geschatte hoeveelheid ingeslikt materiaal (8 mg/kg voor afgekrabd materiaal). De migratielimieten voor antimoon in de norm EN 71-3 zijn afgeleid van de in Richtlijn 88/378/EEG vastgestelde grenswaarden voor de biologische beschikbaarheid, die gebaseerd waren op geschatte voedselinnamegegevens uit 1985. Bij de berekening werd geen rekening gehouden met het gewicht van het kind, noch met verschillen tussen speelgoedmaterialen, wat in de richtlijn wel het geval is. De Commissie acht de grenswaarden van de richtlijn daarom adequater.

(43)

Bovendien constateert de Commissie dat Duitsland in zijn motivering erkent dat bij de grenswaarden van de richtlijn voor antimoon geen nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid te verwachten zijn. De Commissie merkt ook op dat Duitsland geen informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat de richtlijn kinderen geen adequate bescherming biedt of dat de Duitse maatregelen een hoger niveau van bescherming bieden.

(44)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van antimoon waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, niet gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

Barium — algemene informatie

(45)

Barium komt in de aardkorst voor, hoofdzakelijk als bariumsulfaat en bariumcarbonaat. Deze vormen zijn onoplosbaar in water. Andere bariumzouten, zoals bariumchloride en bariumnitraat zijn wel goed oplosbaar in water. Barium is van nature aanwezig in oppervlaktewater en drinkwater. Het bariumgehalte van drinkwater hangt af van de regionale geochemische omstandigheden. Levensmiddelen bevatten ook barium. Inname van barium kan leiden tot een verhoogde bloeddruk, maagirritatie, spierzwakte en lever-, nier-, hart- en miltschade. Barium heeft weinig industriële toepassingen. Aangezien het van nature in het milieu voorkomt, kunnen sporen barium voorkomen in speelgoed dat met natuurlijke grondstoffen is gemaakt.

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(46)

De Duitse autoriteiten zijn van mening dat er onzekerheid heerst omtrent de toelaatbare dagelijkse inname die voor de berekening van de migratielimieten voor barium in de richtlijn zijn gebruikt. Het RIVM heeft op grond van dierexperimentele gegevens (Engelen e.a. 2008) een toelaatbare dagelijkse inname van 600 μg/kg lichaamsgewicht per dag gehanteerd. Volgens Duitsland heeft deze toelaatbare dagelijkse inname geleid tot een hogere migratielimiet voor barium in afgekrabd materiaal in vergelijking met de norm EN 71-3. Duitsland plaatst vraagtekens bij de door het RIVM gekozen waarde, aangezien de WHO (10) aanzienlijk lagere toelaatbare dagelijkse innamen heeft vastgesteld. Daarom verzoekt Duitsland zijn nationale grenswaarden voor barium te mogen handhaven.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(47)

De Commissie constateert dat er onzekerheid heerst omtrent de toelaatbare dagelijkse inname voor barium. Hoewel gegevens over mensen als een beter uitgangspunt voor het afleiden van een toelaatbare dagelijkse inname worden beschouwd, was het RIVM van mening dat de studies die deze gegevens bevatten, belangrijke tekortkomingen vertoonden. Daarom zijn gegevens uit dierexperimenten gebruikt die betrouwbaarder waren voor het afleiden van een toelaatbare dagelijkse inname.

(48)

In de beoordeling van de WHO, die op gegevens over mensen is gebaseerd, wordt een lagere toelaatbare dagelijkse inname aanbevolen. De Commissie erkent dat deze beoordeling, die waarschijnlijk tot een hoger beschermingsniveau voor kinderen zal leiden, wellicht niet voldoende door het RIVM in aanmerking is genomen.

(49)

Daarom heeft de Commissie het WCGM om advies gevraagd en verzocht om een hernieuwde evaluatie van de migratielimieten voor barium en aanbevelingen voor de te gebruiken toelaatbare dagelijkse inname in het licht van het document van de WHO. Het advies wordt in maart 2012 verwacht.

(50)

Op grond van het advies van het WCGM kan de Commissie zo nodig de migratielimieten voor barium van de richtlijn herzien.

(51)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van barium waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

Lood — algemene informatie

(52)

Lood is een bijzonder toxisch metaal dat zowel in organische als in anorganische vorm voorkomt. Aangezien lood beschouwd wordt als een giftige stof zonder drempelwaarde voor neurotoxische effecten en kinderen bijzonder kwetsbaar zijn, moet de blootstelling van kinderen aan lood tot het uiterste beperkt worden. Bij kinderen kan blootstelling aan lood leiden tot beschadiging van het centrale zenuwstelsel, wat de ontwikkeling van het kind schaadt. De blootstelling aan lood gebeurt voornamelijk via de voeding, waarbij granen, groenten en kraanwater de grootste bijdrage leveren. Een andere belangrijke blootstellingsbron is het milieu, met name huisstof. Verder kan contact met consumentenproducten, waaronder speelgoed, tot blootstelling leiden. In verband met de hoge blootstelling door de voeding en het milieu zijn de grenswaarden voor lood in speelgoed zodanig vastgesteld dat de blootstelling uit speelgoed niet meer dan een bepaalde fractie van de blootstelling uit alle bronnen uitmaakt. Lood kan voorkomen in verf van speelgoed en in zacht plastic. Kinderen worden door inslikken aan lood blootgesteld, met name als gevolg van hand-mondcontact en sabbelen. Verf gaat na enige tijd afbladderen en verpulveren en kan zo worden ingeslikt, of de verfdeeltjes blijven aan de handen en vingers kleven en kunnen zo worden ingeslikt of ingeademd. Gezien de toxicologische kenmerken van lood lijkt blootstelling via de huid geen gezondheidsrisico te vormen (11).

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(53)

De Duitse autoriteiten verwijzen naar de studie van de EFSA uit 2010 met een uitvoerige beoordeling van lood. Volgens de EFSA bestaat er geen wetenschappelijk gerechtvaardigde drempeldosis voor de nadelige effecten van lood op de menselijke gezondheid. Daarom is Duitsland van mening dat de migratielimieten voor lood in de richtlijn geen wetenschappelijke basis meer hebben en verzoekt het zijn nationale maatregelen te mogen handhaven.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(54)

De Commissie erkent dat de migratielimieten voor lood in de richtlijn kinderen inmiddels onvoldoende bescherming bieden. Na de herziening van de speelgoedwetgeving hebben de EFSA en het JECFA in 2010 vraagtekens geplaatst bij de toelaatbare dagelijkse inname op basis waarvan de grenswaarden waren berekend. Naar aanleiding daarvan is de Commissie al begonnen met de herziening van die grenswaarden.

(55)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van lood waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

Kwik — algemene informatie

(56)

Kwik is een element dat van nature in de aardkorst voorkomt. De belangrijkste bron van kwikblootstelling is amalgaam in tandvullingen. Andere bronnen zijn drinkwater en het eten van vis en andere zeeproducten. Kwik wordt ook gebruikt in tl-buizen, batterijen en thermometers. Blootstelling aan kritieke kwikconcentraties kan leiden tot tremoren, emotionele veranderingen, slapeloosheid, neuromusculaire veranderingen, hoofdpijn, gevoelsstoornissen en een veranderde zenuwrespons. Hogere blootstelling kan leiden tot nierbeschadiging, ademhalingsinsufficiëntie en overlijden.

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(57)

Duitsland merkt op dat de grenswaarde voor de biologische beschikbaarheid van kwik in Richtlijn 88/378/EEG, en dus ook in de nationale maatregelen waarvan kennis is gegeven, is vastgesteld op 0,5 μg per dag, wat in de norm EN 71-3 is omgezet in migratielimiet van 60 mg/kg.

(58)

De migratielimiet voor afgekrabd materiaal in de richtlijn is hoger, namelijk 94 mg/kg, wat volgens Duitsland in strijd is met de Europese doelstelling om de blootstelling van de mens aan kwik te verlagen.

(59)

Daarom verzoekt Duitsland zijn nationale maatregelen te mogen handhaven, ook al verwacht het geen gezondheidsschade van de waarden in de richtlijn.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(60)

Zoals al eerder gezegd acht de Commissie de grenswaarden van de richtlijn adequater omdat zij gebaseerd zijn op een consistente, transparante wetenschappelijk-toxicologische benadering ter waarborging van de veiligheid.

(61)

De migratielimiet voor kwik in afgekrabd speelgoedmateriaal is gebaseerd op de in 2007 door het RIVM aanbevolen toelaatbare dagelijkse inname en de aanname dat de bijdrage uit speelgoed niet meer dan 10 % bedraagt. Dit percentage is vermenigvuldigd met het geschatte gewicht van een kind (7,5 kg) en gedeeld door de geschatte hoeveelheid ingeslikt materiaal (8 mg/kg voor afgekrabd materiaal). De migratielimieten voor kwik in de norm EN 71-3 zijn afgeleid van de in Richtlijn 88/378/EEG vastgestelde grenswaarden voor de biologische beschikbaarheid, die gebaseerd waren op geschatte voedselinnamegegevens uit 1985. Bij de berekening werd geen rekening gehouden met het gewicht van het kind, noch met verschillen tussen speelgoedmaterialen, wat in de richtlijn wel het geval is. De Commissie acht de grenswaarden van de richtlijn daarom adequater.

(62)

Bovendien constateert de Commissie dat Duitsland in zijn motivering erkent dat bij de grenswaarden van de richtlijn voor kwik geen nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid te verwachten zijn. De Commissie merkt ook op dat Duitsland geen informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat de Duitse maatregelen een hoger niveau van bescherming zouden bieden.

(63)

Overeenkomstig de Europese strategie voor kwik (12) zijn maatregelen genomen om de blootstelling aan kwik te beperken, met name op gebieden waar die blootstelling hoog is. Wat speelgoed betreft wordt kwik in batterijen gebruikt; die mogen daarom niet voor kinderen toegankelijk zijn. Doordat dit het geval is, worden kinderen niet via speelgoed aan kwik blootgesteld. Duitsland heeft geen blootstellingsgegevens verstrekt waaruit het tegendeel blijkt. Verder heeft — en dat heeft Duitsland in zijn motivering ook erkend — de laatste jaren geen enkele lidstaat de Commissie in kennis gesteld van maatregelen tegen kwik bevattend speelgoed dat op de markt werd aangetroffen.

(64)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van kwik waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, hoewel zij door volksgezondheidsoverwegingen zijn ingegeven, niet gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

Nitrosaminen en nitroseerbare stoffen — algemene informatie

(65)

Nitrosaminen vormen een klasse chemische verbindingen die onder bepaalde omstandigheden (zure pH, hoge temperatuur, aanwezigheid van bepaalde reducerende stoffen) in tal van compartimenten (consumentenproducten, biologische systemen, lucht enz.) kunnen ontstaan als nitrieten met nitroseerbare stoffen reageren. Nitrosaminen zijn als verontreiniging aangetoond in tal van producten, zoals levensmiddelen, bier, tabaksproducten, rubberproducten en cosmetica. De twee meest voorkomende nitrosaminen, N-nitrosodimethylamine (NDMA) en N-nitrosodiëthylamine (NDEA) zijn ingedeeld als kankerverwekkende stof: NDMA is in de EU ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 1B („kankerverwekkende eigenschappen voor mensen verondersteld”) (13). NDEA is door het Internationaal Instituut voor Kankeronderzoek (IARC) ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 2A („waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens”) (14). Wat speelgoed betreft, kunnen nitrosaminen voorkomen in rubber speelgoed en vingerverf.

(66)

Richtlijn 88/378/EEG bevat geen specifieke bepalingen over nitrosaminen en nitroseerbare stoffen. In de richtlijn zijn migratielimieten vastgesteld voor speelgoed dat bestemd is voor kinderen jonger dan drie jaar en ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden; deze limieten gelden vanaf 20 juli 2013. Zij zijn gebaseerd op het advies van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (WCC) uit 2007 over de aanwezigheid en afgifte van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen afkomstig van rubber ballonnen.

Het standpunt van de Duitse Bondsregering

(67)

Duitsland erkent dat bij de door het WCC aangegeven limieten voor ballonnen het risico verwaarloosbaar mag worden geacht. De Duitse autoriteiten zijn echter van mening dat deze limieten niet kunnen worden uitgebreid tot al het speelgoed van synthetisch of natuurlijk rubber dat bestemd is voor kinderen jonger dan drie jaar, omdat de blootstellingsparameters verschillen.

(68)

Het WCC ging ervan uit dat de kinderen vijf uur per jaar aan ballonnen worden blootgesteld. Duitsland merkt hierbij op dat kinderen jonger dan drie jaar zo’n drie uur per dag ergens op sabbelen. Daaruit concluderen de Duitse autoriteiten dat kinderen jonger dan drie jaar veel vaker aan rubber speelgoed worden blootgesteld dan alleen aan ballonnen.

(69)

Verder meent Duitsland dat kinderen via alle rubber speelgoed aan nitrosaminen en nitroseerbare stoffen worden blootgesteld, ongeacht waar het voor bestemd is. Deel III, punt 8, van bijlage II bij de richtlijn betreft volgens Duitsland alleen speelgoed voor kinderen jonger dan drie jaar en ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden. Daarom verzoekt Duitsland de Commissie na te gaan of de toepassing van de richtlijn kan worden uitgebreid tot speelgoed dat niet bestemd is om in de mond te worden genomen maar waarvan het waarschijnlijk is dat het in de mond genomen wordt, ongeacht de leeftijd van de gebruikers.

(70)

Bovendien merken de Duitse autoriteiten op dat volgens de huidige stand van de techniek de vorming van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen bij de productie van natuurlijk en synthetisch rubber grotendeels kan worden voorkomen door de juiste vulkanisatieversnellers te gebruiken.

(71)

Gezien het bovenstaande verzoekt Duitsland zijn nationale maatregelen betreffende nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed voor kinderen jonger dan drie jaar, die bestemd zijn om in de mond genomen te worden of waarbij dat waarschijnlijk is, en die gemaakt zijn van synthetisch of natuurlijk rubber, te mogen handhaven.

Beoordeling van het standpunt van de Duitse Bondsregering

(72)

De Commissie merkt op dat de Duitse maatregelen inzake nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in 2008 zijn vastgesteld. Op dat moment was het gezondheidsrisico van blootstelling van kleine kinderen aan nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in rubber speelgoed nog niet in Richtlijn 88/378/EEG geregeld. Het risico werd door het WCC in 2007 bevestigd en door de wetgever in aanmerking genomen bij de herziening van die richtlijn.

(73)

Deel III, punt 8, van bijlage II bij de richtlijn verbiedt het gebruik van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed bestemd voor gebruik door kinderen onder de drie jaar en in ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden, als de migratie van de stoffen gelijk is aan of groter is dan 0,05 mg/kg voor nitrosaminen en 1 mg/kg voor nitroseerbare stoffen.

(74)

Deze grenswaarden zijn gebaseerd op de waarden waarbij het WCC bij de beoordeling van de blootstelling aan ballonnen het gezondheidsrisico als verwaarloosbaar inschatte. Omdat realistische gegevens om de blootstelling aan rubber speelgoed te beoordelen ontbraken — wat Duitsland in zijn motivering ook erkent — zijn de voor ballonnen aanbevolen grenswaarden ook toegepast op andere soorten speelgoed dat nitrosaminen of nitroseerbare stoffen kan bevatten.

(75)

Daar exacte gegevens ontbreken, is de Commissie het ermee eens dat voor speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden genomen gegevens over het sabbelgedrag van kinderen voor het bepalen van blootstellingsparameters relevanter zijn dan gegevens over het contact met ballonnen.

(76)

De Commissie erkent ook dat volgens de huidige stand van de techniek de vorming van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen bij de productie van natuurlijk en synthetisch rubber grotendeels kan worden voorkomen door de juiste vulkanisatieversnellers te gebruiken. Het WCC kwam in zijn advies uit 2007 tot dezelfde conclusie. Bovendien is bewezen dat het technisch uitvoerbaar is voor de vervaardiging van spenen en fopspenen van rubber, waar de migratie van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen niet meer dan 0,01, respectievelijk 0,1 mg/kg mag bedragen (15).

(77)

Verder wijst de Commissie erop dat het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) bezig is een specifieke norm op te stellen voor het testen op de aanwezigheid van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed. Het is de Commissie bekend dat de grenswaarden voor nitrosaminen in vingerverf door deze norm zullen worden verlaagd van 0,05 mg/kg tot 0,01 mg/kg om de blootstelling van kinderen beter te verdisconteren. De Commissie zal het CEN vragen gegevens over het sabbelgedrag van kinderen in aanmerking te nemen bij al het speelgoed dat onder deel III, punt 8, van bijlage II bij de richtlijn valt.

(78)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de maatregelen ten aanzien van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed van synthetisch of natuurlijk rubber voor kinderen jonger dan drie jaar waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid.

(79)

Over de toepassing van die maatregelen op speelgoed dat niet bestemd is om in de mond te worden genomen, maar dat waarschijnlijk wel in de mond genomen wordt, merkt de Commissie op dat dit noch in Duitsland, noch in enige nationale wetgeving waarvan krachtens artikel 114, lid 4, kennis is gegeven, wordt geëist. Dit verzoek is daarom niet ontvankelijk uit hoofde van artikel 114, lid 4.

(80)

De Commissie is echter van oordeel dat de categorie speelgoed dat waarschijnlijk nitrosaminen of nitroseerbare stoffen afgeeft, in de richtlijn adequaat geregeld is. Al het speelgoed voor kinderen jonger dan drie jaar valt hieronder, aangezien kinderen van deze leeftijd nu eenmaal graag sabbelen (zij hebben immers de neiging om alles in hun mond te stoppen, ook al is het er niet voor bedoeld). Speelgoed voor oudere kinderen valt alleen onder de bepalingen als het bestemd is om in de mond te worden genomen, omdat sabbelen bij deze kinderen een geringere rol speelt. De Commissie is zich ervan bewust dat kinderen jonger dan drie jaar in contact kunnen komen met speelgoed dat voor oudere kinderen bestemd is. Dit risico kan echter op andere, minder restrictieve manieren worden aangepakt, bijvoorbeeld met een waarschuwing dat het speelgoed niet geschikt is voor kinderen jonger dan drie jaar. De richtlijn bevat bepalingen betreffende zulke waarschuwingen.

Geen willekeurige discriminatie

(81)

Volgens artikel 114, lid 6, moet de Commissie nagaan of de nationale maatregelen waarvan krachtens artikel 114, lid 4, kennis is gegeven, geen middel tot willekeurige discriminatie zijn. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie houdt het ontbreken van discriminatie in dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet op vergelijkbare wijze mogen worden behandeld.

(82)

Aangezien de maatregelen inzake kwik, arseen en antimoon geen rechtvaardiging vinden in de noodzaak om de menselijke gezondheid te beschermen, behoeft de Commissie niet na te gaan of aan deze voorwaarde wordt voldaan.

(83)

De nationale Duitse maatregelen inzake lood, barium en nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed zijn zonder onderscheid op alle producten van toepassing, ongeacht of zij in Duitsland zijn gefabriceerd of uit andere lidstaten zijn ingevoerd. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de Duitse maatregelen zijn gebruikt als middel voor willekeurige discriminatie tussen marktdeelnemers in de EU.

Geen verkapte handelsbeperking

(84)

Nationale maatregelen die afwijken van de bepalingen van een Europese richtlijn vormen doorgaans een handelsbeperking. Producten die in de rest van de EU legaal in het verkeer kunnen worden gebracht, mogen in de betrokken lidstaat niet in het verkeer worden gebracht. Met artikel 114, lid 6, wordt beoogd te voorkomen dat nationale maatregelen waarvan krachtens artikel 114, lid 4, kennis is gegeven, om oneigenlijke redenen worden gebruikt en in feite economische maatregelen zijn waarmee indirect beoogd wordt de nationale productie te beschermen.

(85)

Aangezien de maatregelen inzake kwik, arseen en antimoon geen rechtvaardiging vinden in de noodzaak om de menselijke gezondheid te beschermen, behoeft de Commissie niet na te gaan of aan deze voorwaarde wordt voldaan.

(86)

Wat lood betreft, erkent de Commissie dat de migratielimieten in de richtlijn nu onvoldoende bescherming bieden, aangezien de wetenschappelijke basis voor die waarden is geëvolueerd. Daarom heeft de Commissie besloten die maatregelen te herzien. De Commissie is dan ook van oordeel dat het Duitse verzoek voortkomt uit werkelijke bezorgdheid omtrent de gezondheid van kinderen en geen verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten is.

(87)

Wat barium betreft, erkent de Commissie dat het RIVM bij zijn aanbeveling voor een toelaatbare dagelijkse inname onvoldoende rekening heeft gehouden met de beoordeling van de WHO. Er heerst daardoor onzekerheid over de mate van bescherming die de richtlijn biedt. De Commissie heeft het WCGM om verduidelijking gevraagd en zal nagaan of de grenswaarden moeten worden herzien zodra dit comité advies heeft uitgebracht. De Commissie is dan ook van oordeel dat het Duitse verzoek voortkomt uit werkelijke bezorgdheid omtrent de gezondheid van kinderen en geen verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten is.

(88)

Wat nitrosaminen en nitroseerbare stoffen betreft, erkent de Commissie dat bij de vaststelling van de grenswaarden van de richtlijn onvoldoende rekening is gehouden met blootstellingsparameters gerelateerd aan het sabbelgedrag van kinderen. De Commissie zal het CEN verzoeken die parameters in aanmerking te nemen om de grenswaarden in het kader van het normalisatieproces te verlagen. De Commissie is dan ook van oordeel dat het Duitse verzoek voortkomt uit werkelijke bezorgdheid omtrent de gezondheid van kinderen en geen verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten is.

Geen hinderpaal voor de werking van de interne markt

(89)

Artikel 114, lid 6, verbiedt dat nationale maatregelen worden goedgekeurd die de werking van de interne markt kunnen beïnvloeden. Dit mag echter niet zo worden uitgelegd dat alle maatregelen die van invloed kunnen zijn op de werking van de interne markt, verboden moeten worden. Alle maatregelen die afwijken van een harmonisatiemaatregel, kunnen immers de werking van de interne markt beïnvloeden. De Commissie is dan ook van oordeel dat het begrip hinderpaal voor de werking van de interne markt als bedoeld in artikel 114, lid 6, moet worden opgevat als een onevenredig effect in vergelijking met het nagestreefde doel.

(90)

Aangezien de maatregelen inzake kwik, arseen en antimoon geen rechtvaardiging vinden in de noodzaak om de menselijke gezondheid te beschermen, behoeft de Commissie niet na te gaan of aan deze voorwaarde wordt voldaan.

(91)

Wat lood en barium betreft, merkt de Commissie op dat fabrikanten die de bepalingen van de richtlijn naleven, in alle lidstaten behalve Duitsland speelgoed in de handel kunnen brengen. Het is niet waarschijnlijk dat fabrikanten speelgoed in twee versies zullen vervaardigen; zij zullen dan eerder de afwijkende bepalingen aanhouden zodat hun speelgoed in alle lidstaten in de handel gebracht kan worden. Verder wijst de Commissie erop dat de Duitse grenswaarden voor lood en barium de waarden zijn die sinds 1990 in de EU golden krachtens Richtlijn 88/378/EEG en dat de fabrikanten hier uit technisch oogpunt aan kunnen voldoen. De speelgoedfabrikanten hebben deze zienswijze bevestigd toen zij hun standpunt over de Duitse maatregelen te kennen gaven. De Commissie heeft derhalve redenen om aan te nemen dat het effect op de werking van de interne markt in verhouding staat tot het doel om de gezondheid van kinderen te beschermen.

(92)

Ten aanzien van nitrosaminen en nitroseerbare stoffen komt de Commissie tot eenzelfde conclusie. De Duitse maatregelen betreffende nitrosaminen en nitroseerbare stoffen zijn in Duitsland sinds 2008 van toepassing. Voor zover de Commissie bekend hebben de fabrikanten hun speelgoed niet in twee versies vervaardigd, maar zich aan de Duitse bepalingen gehouden zodat hun speelgoed in alle lidstaten in de handel gebracht kan worden. De Commissie verwacht dat de fabrikanten na het van toepassing worden van de richtlijn, die minder streng is dan de Duitse maatregelen, de strengste bepalingen zullen aanhouden zodat hun speelgoed in alle lidstaten in de handel gebracht kan worden. Verder wijst de Commissie erop dat het technisch mogelijk is de Duitse grenswaarden aan te houden, aangezien de fabrikanten dat al sinds 2008 doen. De Commissie heeft derhalve redenen om aan te nemen dat het effect op de werking van de interne markt in verhouding staat tot het doel om de gezondheid van kinderen te beschermen.

CONCLUSIE

(93)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de nationale bepalingen ten aanzien van kwik, arseen en antimoon waarvan Duitsland kennis heeft gegeven, niet gerechtvaardigd zijn op grond van gewichtige eisen ter bescherming van de menselijke gezondheid. De Commissie is dan ook van oordeel dat die nationale bepalingen niet kunnen worden goedgekeurd.

(94)

Wat betreft de nationale maatregelen betreffende lood en barium waarvan Duitsland kennis gegeven heeft, concludeert de Commissie dat die maatregelen gerechtvaardigd zijn om de menselijke gezondheid te beschermen, geen middel van willekeurige discriminatie of verkapte beperking van de handel tussen lidstaten zijn en geen onevenredige hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen. De Commissie heeft derhalve redenen om de nationale maatregelen waarvan kennis is gegeven goed te keuren, op voorwaarde dat zij slechts voor een beperkte tijd geldig blijven.

(95)

Wat betreft de nationale maatregelen betreffende nitrosaminen en nitroseerbare stoffen waarvan Duitsland kennis gegeven heeft, concludeert de Commissie dat die maatregelen gerechtvaardigd zijn om de menselijke gezondheid te beschermen, geen middel van willekeurige discriminatie of verkapte beperking van de handel tussen lidstaten zijn en geen onevenredige hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen. De Commissie heeft derhalve redenen om de nationale bepalingen waarvan kennis is gegeven goed te keuren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Duitse maatregelen betreffende antimoon, arseen en kwik waarvan krachtens artikel 114, lid 4, VWEU kennis is gegeven, worden niet goedgekeurd.

De Duitse maatregelen betreffende lood waarvan krachtens artikel 114, lid 4, VWEU kennis is gegeven, worden goedgekeurd tot de datum van inwerkingtreding van EU-bepalingen waarin nieuwe grenswaarden voor lood in speelgoed worden vastgesteld, of tot en met 21 juli 2013 als dat eerder is.

De Duitse maatregelen betreffende barium waarvan krachtens artikel 114, lid 4, VWEU kennis is gegeven, worden goedgekeurd tot de datum van inwerkingtreding van EU-bepalingen waarin nieuwe grenswaarden voor barium in speelgoed worden vastgesteld, of tot en met 21 juli 2013 als dat eerder is.

De Duitse maatregelen betreffende nitrosaminen en nitroseerbare stoffen waarvan krachtens artikel 114, lid 4, VWEU kennis is gegeven, worden goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 1 maart 2012.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 16.7.1988, blz. 1.

(3)  PB C 159 van 28.5.2011, blz. 23.

(4)  Besluit 2011/510/EU van de Commissie van 4 augustus 2011 tot verlenging van de in artikel 114, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde termijn met betrekking tot de nationale bepalingen ter handhaving van de grenswaarden voor lood, barium, arseen, antimoon, kwik en nitrosaminen en nitroseerbare stoffen in speelgoed, waarvan door Duitsland krachtens artikel 114, lid 4, kennis is gegeven (PB L 214 van 19.8.2011, blz. 15).

(5)  EFSA Journal 2009; 7(10):1351.

(6)  WCGM, „Evaluation of the Migration Limits for Chemical Elements in Toys”, aangenomen op 1 juli 2010.

(7)  Advies inzake de Italiaanse afwijking voor arseen in drinkwater (WCGM 2010 c).

(8)  RIVM, Agency for toxic substances and Disease Registry (ATSDR) 2007.

(9)  WHO (2003) Antimony in Drinking-water.

(10)  Wereldgezondheidsorganisatie, 2001. Barium and barium compounds. Concise International chemical assessment document.

(11)  RIVM (2006) Chemicals in Toys — A general methodology for assessment of chemical safety of toys with a focus on elements of the migration of heavy elements. Revised Final Version, 12 oktober 2006, punt II.10.7, blz. 184.

(12)  COM(2010) 723 final.

(13)  Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(14)  IARC Monographs on the Evaluation of Carcinogenic Risks to Humans, deel 17.

(15)  Richtlijn 93/11/EEG van de Commissie van 15 maart 1993 betreffende de afgifte van N-nitrosamines en N-nitroseerbare stoffen door elastomeer- of rubberspenen en -fopspenen (PB L 93 van 17.4.1993, blz. 37).


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/30


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 maart 2012

tot opening van een onderzoek op grond van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad, wat de effectieve tenuitvoerlegging van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen in Bolivia betreft

(2012/161/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode vanaf 1 januari 2009 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (1), en met name artikel 17, lid 2,

Na raadpleging van het Comité algemene preferenties,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 juni 2011 heeft de regering van de Plurinationale staat Bolivia, hierna „Bolivia” genoemd, bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties een akte van opzegging van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen neergelegd. De opzegging trad voor Bolivia op 1 januari 2012 in werking.

(2)

Vervolgens heeft Bolivia een akte van hertoetreding tot het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen neergelegd, met een voorbehoud betreffende het traditionele gebruik van cocabladeren (met name om te kauwen en in de geneeskunde). Dit verzoek om hertoetreding wordt momenteel door de Verdragspartijen onderzocht.

(3)

Ingevolge artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 732/2008 kan de in afdeling 2 van hoofdstuk II genoemde bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur tijdelijk worden ingetrokken, met name als de in bijlage III vermelde verdragen die zijn geratificeerd om aan de in artikel 8, leden 1 en 2, gestelde eisen te voldoen, niet langer in de nationale wetgeving zijn opgenomen of als deze wetgeving niet effectief ten uitvoer wordt gelegd. Bolivia komt voor bedoelde regeling in aanmerking op grond van Beschikking 2008/938/EG van de Commissie (2).

(4)

Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen is opgenomen in bijlage III, deel B, punt 24, van Verordening (EG) nr. 732/2008.

(5)

In artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 732/2008 is bepaald dat, wanneer de Commissie informatie ontvangt die tijdelijke intrekking van een preferentiële regeling kan rechtvaardigen en zij van oordeel is dat er voldoende redenen zijn voor een onderzoek, zij het Comité algemene preferenties daarvan in kennis stelt en dat comité om overleg verzoekt. Ingevolge artikel 17, lid 2, kan de Commissie na dat overleg besluiten een onderzoek te openen.

(6)

Er moet worden onderzocht of de gevolgen van de opzegging van het verdrag in kwestie een tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling rechtvaardigen. Er zijn dus voldoende redenen om een onderzoek te openen.

(7)

Het overleg met het Comité algemene preferenties heeft op 27 februari 2012 plaatsgevonden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Commissie opent een onderzoek om vast te stellen of de opzegging van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen door Bolivia een tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur voor producten van oorsprong uit Bolivia rechtvaardigt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  PB L 334 van 12.12.2008, blz. 90.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/31


BESLUIT Nr. 1/2011 VAN HET COMITÉ DAT IS INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN DE OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING

van 20 december 2011

betreffende de opneming in bijlage 1 van een nieuw hoofdstuk 19 over kabelbaaninstallaties en de actualisering van de verwijzingen naar wetgeving in bijlage 1

(2012/162/EU)

HET COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling („de overeenkomst”), en met name artikel 10, lid 4, artikel 10, lid 5, en artikel 18, lid 2,

Overwegende dat in artikel 10, lid 5, van de overeenkomst wordt bepaald dat het comité op voorstel van een partij de bijlagen bij de overeenkomst kan wijzigen,

BESLUIT:

1.

Bijlage 1, Sectoren, bij de overeenkomst wordt gewijzigd teneinde er een nieuw hoofdstuk 19 over kabelbaaninstallaties in op te nemen overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel A van dit besluit.

2.

Bijlage 1, Sectoren, bij de overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel B van dit besluit.

3.

Dit besluit, opgemaakt in tweevoud, wordt ondertekend door vertegenwoordigers van het comité die gemachtigd zijn namens de partijen op te treden. Dit besluit treedt in werking op de datum waarop de laatste van deze handtekeningen is aangebracht.

Ondertekend te Bern, 20 december 2011.

Namens de Zwitserse Bondsstaat

Christophe PERRITAZ

Ondertekend te Brussel, 14 december 2011.

Namens de Europese Unie

Fernando PERREAU DE PINNINCK


AANHANGSEL A

In bijlage 1, Sectoren, wordt het volgende hoofdstuk 19 over kabelbaaninstallaties opgenomen:

„HOOFDSTUK 19

KABELBAANINSTALLATIES

AFDELING I

Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen

Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2

Europese Unie

Richtlijn 2000/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 21; hierna „Richtlijn 2000/9/EG” genoemd).

Zwitserland

Federale wet van 23 juni 2006 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (RO 2006 5753), laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2009 (RO 2009 5597).

Beschikking van 21 december 2006 betreffende kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (RO 2007 39), laatstelijk gewijzigd op 11 juni 2010 (RO 2010 2749).

AFDELING II

Overeenstemmingsbeoordelingsorganen

Het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité stelt volgens de in artikel 11 van deze overeenkomst omschreven procedure een lijst van overeenstemmingsbeoordelingsorganen vast en werkt deze bij.

AFDELING III

Aanwijzende autoriteiten

Het bij artikel 10 van deze overeenkomst ingestelde comité stelt een lijst op van de door de partijen aangemelde aanwijzende autoriteiten en werkt deze bij.

AFDELING IV

Bijzondere regels voor de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen

Bij de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen houden de aanwijzende autoriteiten zich aan de algemene beginselen van bijlage 2 bij deze overeenkomst en aan de minimumcriteria van bijlage VIII bij Richtlijn 2000/9/EG.

AFDELING V

Aanvullende bepalingen

1.   Informatie-uitwisseling

Krachtens de artikelen 9 en 12 van deze overeenkomst wisselen de partijen de nodige informatie uit om ervoor te zorgen dat dit hoofdstuk naar behoren ten uitvoer wordt gelegd.

De bevoegde autoriteiten in Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie wisselen in het bijzonder de in artikel 11 en artikel 14 van Richtlijn 2000/9/EG bedoelde informatie uit.

De overeenkomstig afdeling IV van deze bijlage aangewezen overeenstemmingsbeoordelingsorganen wisselen de in bijlage V bij Richtlijn 2000/9/EG bedoelde gegevens uit met betrekking tot module B, punten 7 en 8, module D, punt 6, en module H, punten 6 en 7.5.

2.   Technische documentatie

De fabrikanten, hun gemachtigden of de personen die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van producten kunnen ermee volstaan de door Richtlijn 2000/9/EG vereiste technische documentatie op het grondgebied van een van de partijen ter beschikking te houden.

De partijen verbinden zich ertoe alle relevante technische documenten op verzoek van de autoriteiten van de andere partij beschikbaar te stellen.

3.   Markttoezicht

De partijen stellen elkaar in kennis van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de tenuitvoerlegging van hun in afdeling I vermelde wetgeving.

De partijen stellen elkaar in kennis van hun activiteiten op het gebied van het markttoezicht in het kader van de daartoe aangewezen organen.”


AANHANGSEL B

WIJZIGINGEN IN BIJLAGE 1

HOOFDSTUK I

MACHINES

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van de Europese Unie en van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Europese Unie

1.

Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/127/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/42/EG met betrekking tot machines voor de toepassing van pesticiden (PB L 310 van 25.11.2009, blz. 29)

Zwitserland

100.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

101.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)

102.

Beschikking van 2 april 2008 betreffende de veiligheid van machines (RO 2008 1785), laatstelijk gewijzigd op 19 mei 2010 (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 2

PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

101.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 5

GASGESTOOKTE APPARATEN

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

101.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

102.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 6

DRUKAPPARATUUR

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 1, wordt de verwijzing naar de bepalingen van de Europese Unie geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Europese Unie

1.

Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1)”.

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

102.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

103.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)

104.

Beschikking van 20 november 2002 betreffende de veiligheid van drukvaten van eenvoudige vorm (RO 2003 38), laatstelijk gewijzigd op 19 mei 2010 (RO 2010 2583)

105.

Beschikking van 20 november 2002 betreffende de veiligheid van drukapparatuur (RO 2003 38), laatstelijk gewijzigd op 19 mei 2010 (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 7

RADIOAPPARATUUR EN EINDAPPARATUUR VOOR TELECOMMUNICATIE

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 30 april 1997 betreffende telecommunicatie (LTC); (RO 1997 2187), laatstelijk gewijzigd op 12 juni 2009 (RO 2010 2617)

101.

Beschikking van 14 juni 2002 betreffende telecommunicatieapparatuur (OIT); (RO 2002 2086), laatstelijk gewijzigd op 18 november 2009 (RO 2009 6243)

102.

Beschikking van 14 juni 2002 van de Federale Dienst voor Communicatie (OFCOM) betreffende telecommunicatieapparatuur; (RO 2002 2111), laatstelijk gewijzigd op 7 april 2011 (RO 2011 1391)

103.

Bijlage 1 bij de OFCOM-beschikking betreffende telecommunicatieapparatuur (RO 2002 2115), laatstelijk gewijzigd op 21 november 2005 (RO 2005 5139)

104.

In het Feuille Fédérale gepubliceerde lijst van technische normen met titels en verwijzingen, laatstelijk gewijzigd op 3 mei 2011 (FF 2011 0799)

105.

Beschikking van 9 maart 2007 betreffende telecommunicatiediensten (RO 2007 945), laatstelijk gewijzigd op 4 november 2009 (RO 2009 5821)”.

HOOFDSTUK 8

APPARATEN EN SYSTEMEN BESTEMD VOOR GEBRUIK IN EEN EXPLOSIEVE OMGEVING

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 24 juni 1902 betreffende elektrische zwak- en sterkstroominstallaties (RO 19 252 en RS 4 798), laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2008 (RO 2008 3437)

101.

Beschikking van 2 maart 1998 betreffende de veiligheid van apparaten en beveiligingssystemen bestemd voor gebruik in een explosieve omgeving (RO 1998 963), laatstelijk gewijzigd op 11 juni 2010 (RO 2010 2749)

102.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

103.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 9

ELEKTRISCH MATERIEEL EN ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 24 juni 1902 betreffende elektrische zwak- en sterkstroominstallaties (RO 19 252 en RS 4 798), laatstelijk gewijzigd op 20 maart 2008 (RO 2008 3437)

101.

Beschikking van 30 maart 1994 betreffende elektrische zwakstroominstallaties (RO 1994 1185), laatstelijk gewijzigd op 18 november 2009 (RO 2009 6243)

102.

Beschikking van 30 maart 1994 betreffende elektrische sterkstroominstallaties (RO 1994 1199), laatstelijk gewijzigd op 8 december 1997 (RO 1998 54)

103.

Beschikking van 9 april 1997 betreffende elektrisch laagspanningsmateriaal (RO 1997 1016), laatstelijk gewijzigd op 11 juni 2010 (RO 2010 2749)

104.

Beschikking van 18 november 2009 betreffende elektromagnetische compatibiliteit (RO 2009 6243), laatstelijk gewijzigd op 24 augustus 2010 (RO 2010 3619)

105.

Beschikking van 14 juni 2002 betreffende telecommunicatieapparatuur (OIT); (RO 2002 2086), laatstelijk gewijzigd op 18 november 2009 (RO 2009 6243)”.

HOOFDSTUK 11

MEETINSTRUMENTEN EN VOORVERPAKKINGEN

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

102.

Federale wet van 9 juni 1977 betreffende metrologie (RO 1977 2394), laatstelijk gewijzigd op 18 juni 2010 (RO 2010 5003)

103.

Beschikking van 23 november 1994 inzake meeteenheden (RO 1994 3109)

104.

Beschikking van 15 februari 2006 inzake meetinstrumenten (RO 2006 1453), laatstelijk gewijzigd op 8 september 2010 (RO 2010 4489)

105.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 16 april 2004 inzake niet-automatische weeginstrumenten (RO 2004 2093), laatstelijk gewijzigd op 2 oktober 2006 (RO 2006) 4189

106.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor lengtemeting (RO 2006 1433)

107.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor volumemeting (RO 2006 1525)

108.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake meetsystemen voor andere vloeistoffen dan water (RO 2006 1533), laatstelijk gewijzigd op 5 oktober 2010 (RO 2010 4595)

109.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake automatische weeginstrumenten (RO 2006 1545)

110.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor het meten van thermische energie (RO 2006 1569)

111.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor het meten van gashoeveelheden (RO 2006 1591)

112.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor het meten van uitlaatgassen van verbrandingsmotoren (RO 2006 1599)

113.

Beschikking van het Federaal Ministerie van Justitie en Politie van 19 maart 2006 inzake instrumenten voor het meten van elektrische energie en elektrisch vermogen (RO 2006 1613)

114.

Beschikking van 15 augustus 1986 inzake gewichten (RO 1986 2022), laatstelijk gewijzigd op 2 oktober 2006 (RO 2006 4193)”.

HOOFDSTUK 14

GOEDE LABORATORIUMPRAKTIJKEN, GLP

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 7 oktober 1983 inzake de bescherming van het milieu (RO 1984 1122), laatstelijk gewijzigd op 19 maart 2010 (RO 2010 3233)

101.

Federale wet van 15 december 2000 inzake bescherming tegen gevaarlijke stoffen en preparaten (RO 2004 4763), laatstelijk gewijzigd op 17 juni 2005 (RO 2006 2197)

102.

Beschikking van 18 mei 2005 inzake bescherming tegen gevaarlijke stoffen en preparaten (RO 2005 2721), laatstelijk gewijzigd op 10 november 2010 (RO 2010 5223)

103.

Beschikking van 18 mei 2005 betreffende de afgifte van vergunningen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (RO 2005 3035), laatstelijk gewijzigd op 17 juni 2011 (RO 2011 2927)

104.

Federale wet van 15 december 2000 betreffende geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (RO 2001 2790), laatstelijk gewijzigd op 8 september 2010 (RO 2010 4027)

105.

Beschikking van 17 oktober 2001 inzake geneesmiddelen (RO 2001 3420), laatstelijk gewijzigd op 8 september 2010 (RO 2010 3863)”.

HOOFDSTUK 15

GENEESMIDDELEN, GMP-INSPECTIE EN CERTIFICERING VAN CHARGES

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 15 december 2000 betreffende geneesmiddelen en medische hulpmiddelen (RO 2001 2790), laatstelijk gewijzigd op 8 september 2010 (RO 2010 4027)

101.

Beschikking van 17 oktober 2001 betreffende de vestigingsvergunningen (RO 2001 3399), laatstelijk gewijzigd op 25 mei 2011 (RO 2011 2561)

102.

Beschikking van de Zwitserse dienst voor therapeutische producten van 9 november 2001 inzake de voorwaarden waaraan de vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen moet voldoen (RO 2001 3437), laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2006 (RO 2006 3587)

103.

Beschikking van 17 oktober 2001 inzake klinische proeven met farmaceutische producten (RO 2001 3511), laatstelijk gewijzigd op 8 september 2010 (RO 2010 4043)”.

HOOFDSTUK 17

LIFTEN

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van de Europese Unie en van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Europese Unie

1.

Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften (PB L 213 van 7.9.1995, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24)

Zwitserland

100.

Federale wet van 12 juni 2009 betreffende de productveiligheid (RO 2010 2573)

101.

Beschikking van 19 mei 2010 over productveiligheid (RO 2010 2583)

102.

Beschikking van 23 juni 1999 betreffende de veiligheid van liften (RO 1999 1875), laatstelijk gewijzigd op 19 mei 2010 (RO 2010 2583)”.

HOOFDSTUK 18

BIOCIDEN

In afdeling I, Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, Bepalingen bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt de verwijzing naar de bepalingen van Zwitserland geschrapt en vervangen door de volgende tekst:

„Zwitserland

100.

Federale wet van 15 december 2000 inzake bescherming tegen gevaarlijke stoffen en preparaten (RO 2004 4763), laatstelijk gewijzigd op 17 juni 2005 (RO 2006 2197)

101.

Federale wet van 7 oktober 1983 inzake de bescherming van het milieu (RO 1984 1122), laatstelijk gewijzigd op 19 maart 2010 (RO 2010 3233)

102.

Beschikking van 18 mei 2005 betreffende het op de markt brengen en het gebruik van biociden (RO 2005 2821), laatstelijk gewijzigd op 4 april 2011 (RO 2011 1403)”.


Rectificaties

20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/39


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 29/2012 van de Commissie van 13 januari 2012 betreffende de handelsnormen voor olijfolie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 12 van 14 januari 2012 )

Bladzijde 17, artikel 5, tweede alinea:

in plaats van:

„1 november 2012”,

te lezen:

„1 november 2011”.


20.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/39


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 560/2009 van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 874/2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 166 van 27 juni 2009 )

Bladzijde 13, in de bijlage, onder CYPRUS:

in plaats van

:

„594.

μπέïκιοï”

te lezen

:

„594.

μπέικιοϊ”;

in plaats van

:

„595.

μπέλαπαïς”

te lezen

:

„595.

μπέλαπαϊς”;

in plaats van

:

„622.

ορτάκιοï”

te lezen

:

„622.

ορτάκιοϊ”.

Bladzijde 27, in de bijlage, onder IERLAND:

in plaats van

:

„12.

iρλανδία”

te lezen

:

„12.

ιρλανδία”.

Bladzijde 31, in de bijlage, onder SLOWAKIJE:

in plaats van

:

„22.

σλοßακικη-δημοκρατια”

te lezen

:

„22.

σλοβακικη-δημοκρατια”;

in plaats van

:

„41.

σλοßακικηδημοκρατια”

te lezen

:

„41.

σλοβακικηδημοκρατια”;

in plaats van

:

„55.

σλοßακικη”

te lezen

:

„55.

σλοβακικη”.

Bladzijde 35, in de bijlage, onder NOORWEGEN:

in plaats van

:

„17.

Νορßηγία”

te lezen

:

„17.

Νορβηγία”.