ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2012.073.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
55e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2012/146/EU |
|
|
* |
||
|
|
2012/147/EU |
|
|
* |
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 9 maart 2012 tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2012 en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU wat betreft de maatregelen die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing van scrapie en de voorfinanciering door de Unie van programma’s voor de uitroeiing van rabiës voor het jaar 2012 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1406) ( 1 ) |
|
|
|
AANBEVELINGEN |
|
|
|
2012/148/EU |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
Rectificatie van de praktische aanwijzingen voor de partijen voor het Gerecht (PB L 68 van 7.3.2012) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 211/2012 VAN DE COMMISSIE
van 12 maart 2012
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 maart 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Algirdas ŠEMETA
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||
Product met de volgende samenstelling (in gewichtspercenten):
Het product wordt in bulk vervoerd. |
2207 20 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 a) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2207 en 2207 20 00. Bij toepassing van algemene regel 3 a) biedt post 2207 een meer specifieke omschrijving dan post 3824 die een meer algemene omschrijving geeft. Indeling onder post 3824 is daarom uitgesloten. Het product is een eenvoudig mengsel van ethylalcohol en benzine. Het percentage benzine in het product maakt het ongeschikt voor menselijke consumptie maar belet niet dat het gebruikt wordt voor industriële doeleinden (zie ook de GS-toelichting op post 2207, vierde alinea). Het product moet daarom als gedenatureerde ethylalcohol worden ingedeeld onder GN-code 2207 20 00. |
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 212/2012 VAN DE COMMISSIE
van 12 maart 2012
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 maart 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
121,2 |
MA |
64,4 |
|
TN |
80,4 |
|
TR |
108,1 |
|
ZZ |
93,5 |
|
0707 00 05 |
JO |
108,0 |
TR |
164,3 |
|
ZZ |
136,2 |
|
0709 91 00 |
EG |
76,0 |
ZZ |
76,0 |
|
0709 93 10 |
MA |
54,5 |
TR |
131,1 |
|
ZZ |
92,8 |
|
0805 10 20 |
EG |
51,8 |
IL |
68,0 |
|
MA |
55,4 |
|
TN |
59,0 |
|
TR |
71,8 |
|
ZZ |
61,2 |
|
0805 50 10 |
BR |
43,7 |
EG |
41,7 |
|
MA |
69,1 |
|
TR |
46,3 |
|
ZZ |
50,2 |
|
0808 10 80 |
BR |
90,5 |
CA |
121,2 |
|
CL |
103,5 |
|
CN |
108,7 |
|
MK |
31,8 |
|
US |
158,6 |
|
ZZ |
102,4 |
|
0808 30 90 |
AR |
81,8 |
CL |
105,0 |
|
CN |
41,0 |
|
ZA |
92,2 |
|
ZZ |
80,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/5 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 9 maart 2012
houdende benoeming van een Litouws lid en twee Litouwse plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s
(2012/146/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Litouwse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 22 december 2009 en 18 januari 2010 heeft de Raad de Besluiten 2009/1014/EU (1) en 2010/29/EU (2) aangenomen, houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015. |
(2) |
In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heer Vytas APUTIS. In het Comité van de Regio’s zijn twee zetels van plaatsvervangers vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijnen van de heer Gintautas BABRAVIČIUS en de heer Viktor TROFIMOV, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dit wil zeggen tot en met 25 januari 2015:
a) |
als lid:
en |
b) |
tot plaatsvervanger:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2012.
Voor de Raad
De voorzitster
I. AUKEN
(1) PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.
(2) PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/6 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 maart 2012
tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2012 en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU wat betreft de maatregelen die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing van scrapie en de voorfinanciering door de Unie van programma’s voor de uitroeiing van rabiës voor het jaar 2012
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 1406)
(Voor de EER relevante tekst)
(2012/147/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 27, leden 5 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen. |
(2) |
Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (2) bepaalt dat de door de lidstaten bij de Commissie ingediende programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen alleen kunnen worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregelen van de Unie indien zij ten minste voldoen aan de in de bijlage bij die beschikking vastgestelde criteria. |
(3) |
Portugal heeft een gewijzigd programma voor de bewaking en uitroeiing van bluetongue ingediend, Griekenland heeft een gewijzigd programma voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) en een gewijzigd programma voor de uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie en scrapie ingediend, en Bulgarije heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing van rabiës ingediend. |
(4) |
De Commissie heeft deze gewijzigde programma’s zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Deze programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria in de bijlage bij Beschikking 2008/341/EG. De door die lidstaten ingediende gewijzigde programma’s moeten dan ook worden goedgekeurd. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (3) stelt regels vast voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van TSE’s bij dieren. In bijlage VII bij die verordening zijn uitroeiingsmaatregelen vastgesteld die moeten worden getroffen na bevestiging van de uitbraak van een TSE bij runderen, schapen en geiten. |
(6) |
In hoofdstuk A, punt 2.3, onder d), van die bijlage, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 727/2007 van de Commissie (4), is bepaald dat de lidstaten zelf mogen beslissen om het doden en volledig vernietigen van bepaalde soorten schapen en geiten te vervangen door slacht voor menselijke consumptie op het bedrijf waar bij het dier een TSE werd vastgesteld, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. |
(7) |
Op 17 juli 2007 heeft Frankrijk in zaak T-257/07 bij het Gerecht beroep tegen de Europese Commissie ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 727/2007, met name tegen hoofdstuk A, punt 2.3, onder d), van bijlage VII bij die verordening. |
(8) |
Bij beschikking van 28 september 2007 (5) heeft het Gerecht de toepassing van hoofdstuk A, punt 2.3, onder b), iii), punt 2.3, onder d), en punt 4, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 727/2007, opgeschort totdat uitspraak was gedaan in de hoofdzaak. In die beschikking werd de evaluatie van de Commissie van de beschikbare wetenschappelijke gegevens over de mogelijke risico’s in twijfel getrokken door het Gerecht. |
(9) |
De Commissie heeft vervolgens de hulp van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) ingeroepen om de belangrijkste uitgangspunten voor Verordening (EG) nr. 727/2007 te verduidelijken. Naar aanleiding van de toelichtingen van de EFSA werd Verordening (EG) nr. 999/2001 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 746/2008 van de Commissie (6), waarbij de bepalingen die het Gerecht had opgeschort opnieuw werden ingevoerd. |
(10) |
Bij beschikking van 30 oktober 2008 (7) heeft het Gerecht de toepassing van hoofdstuk A, punt 2.3, onder b), iii), punt 2.3, onder d), en punt 4, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 746/2008, opgeschort totdat uitspraak was gedaan in de hoofdzaak van zaak T-257/07. |
(11) |
In het arrest van 9 september 2011 (8) werd het beroep van Frankrijk door het Gerecht verworpen. Ingevolge dat arrest is de toepassing van hoofdstuk A, punt 2.3, onder b), iii), punt 2.3, onder d), en punt 4, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 746/2008, niet langer opgeschort. |
(12) |
Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU van de Commissie van 30 november 2011 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2012 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (9) keurt bepaalde nationale programma’s goed en legt het percentage en maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Unie voor de door de lidstaten ingevoerde programma’s vast alsook de regels voor de betaling van subsidiabele bedragen. |
(13) |
Bepaalde lidstaten hebben verklaard dat zij in hun bij Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU goedgekeurde programma’s gebruik zouden maken van de mogelijkheid om het doden en volledig vernietigen van schapen en geiten te vervangen door slacht voor menselijke consumptie overeenkomstig hoofdstuk A, punt 2.3, onder d), van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001. |
(14) |
De financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing van scrapie zoals vastgesteld in Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU dekt momenteel niet de vergoeding die aan de eigenaars wordt betaald voor verplicht geslachte schapen en geiten overeenkomstig hoofdstuk A, punt 2.3, onder d), van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001. |
(15) |
Daarom moet de mogelijkheid worden geschapen om programma’s voor het verplicht slachten van schapen en geiten te financieren als alternatief voor de selectieve doding en vernietiging in het kader van de programma’s voor de uitroeiing van scrapie. Dit vereist geen verhoging van de in Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU aan de programma’s van de lidstaten voor de bewaking en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën toegekende bedragen. |
(16) |
Bovendien bepaalt Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU dat alleen de kosten die gemaakt zijn bij de uitvoering van de jaarlijkse of meerjarenprogramma’s, en die betaald zijn vóór de indiening van het eindverslag door de lidstaten, in aanmerking komen voor medefinanciering door middel van een financiële bijdrage van de Unie. De Commissie moet echter voor bepaalde uitgaven, op verzoek van de betrokken lidstaat, een voorschot van maximaal 60 % van het aangegeven maximumbedrag betalen binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek. De kosten voor oralevaccinatiecampagnes tegen rabiës worden niet volledig gedekt door deze mogelijkheid tot voorfinanciering. |
(17) |
De programma’s in de lidstaten voor de uitroeiing van rabiës door middel van oralevaccinatiecampagnes waren de afgelopen jaren een succes, waardoor de ziekte in een aanzienlijk deel van de Unie is uitgeroeid. Die programma’s moeten daarom worden voortgezet in de delen van de Unie waar rabiës endemisch is. |
(18) |
Sommige lidstaten hebben de Commissie medegedeeld dat zij problemen ondervinden bij het vinden van voorfinanciering voor hun oralevaccinatiecampagnes tegen rabiës. Soms moesten geplande campagnes in met rabiës besmette gebieden worden geannuleerd wegens het ontbreken van voorfinanciering. |
(19) |
Onderbrekingen in de regelmatige uitvoering van oralevaccinatiecampagnes tegen rabiës doen sterk afbreuk aan de doeltreffendheid van de programma’s, waardoor het langer duurt voordat de ziekte definitief uitgeroeid is. |
(20) |
Uitbreiding van de mogelijke voorfinanciering tot alle uitgaven van de lidstaten in het kader van de programma’s voor de uitroeiing van rabiës die bij Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU goedgekeurd zijn, is derhalve wenselijk. |
(21) |
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU moet gewijzigd worden wat betreft de definitie van voor vergoeding aan de eigenaars van geslachte dieren in aanmerking komende kosten, zodat ook verplichte slachting in het kader van de uitroeiingprogramma’s van scrapie hieronder valt. |
(22) |
Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(23) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van het door Portugal ingediende gewijzigde programma voor de bewaking en uitroeiing van bluetongue
Het op 31 januari 2012 door Portugal ingediende gewijzigde programma voor de bewaking en uitroeiing van bluetongue wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.
Artikel 2
Goedkeuring van de door Griekenland ingediende gewijzigde programma’s voor de bewaking en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën
De op 21 december 2011 door Griekenland ingediende gewijzigde programma’s voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en voor de uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie en scrapie worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.
Artikel 3
Goedkeuring van het door Bulgarije ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van rabiës
Het op 23 december 2011 door Bulgarije ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.
Artikel 4
Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU
Uitvoeringsbesluit 2011/807/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 9, lid 2, onder b) wordt vervangen door:
|
2) |
Artikel 9, lid 3, onder b), wordt vervangen door:
|
3) |
Artikel 13, lid 4, wordt vervangen door: „4. Niettegenstaande de bepalingen van lid 2 betaalt de Commissie voor de in de artikelen 10 en 11 bedoelde kosten op verzoek van de betrokken lidstaat binnen drie maanden na ontvangst van dat verzoek een voorschot van maximaal 60 % van het aangegeven maximumbedrag.”. |
4) |
Punt 2 van de bijlage wordt vervangen door:
|
Artikel 5
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2012.
Voor de Commissie
John DALLI
Lid van de Commissie
(1) PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.
(2) PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44.
(3) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(4) PB L 165 van 27.6.2007, blz. 8.
(5) PB C 283 van 24.11.2007, blz. 28.
(6) PB L 202 van 31.7.2008, blz. 11.
(7) PB C 327 van 20.12.2008, blz. 26.
(8) PB C 311 van 22.10.2011, blz. 33.
(9) PB L 322 van 6.12.2011, blz. 11.
AANBEVELINGEN
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/9 |
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 9 maart 2012
inzake de voorbereiding van de uitrol van slimme metersystemen
(2012/148/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Slimme meters zijn een nieuwe ontwikkeling waardoor consumenten meer zeggenschap krijgen, duurzame energiebronnen beter in het net kunnen worden geïntegreerd en de energie-efficiëntie wordt verhoogd, wat een aanzienlijke bijdrage kan leveren tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en tot de groei van de werkgelegenheid en technologische ontwikkeling in de Unie. |
(2) |
Bij Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (1) en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (2) zijn de lidstaten verplicht te zorgen voor de invoering van slimme metersystemen die de actieve participatie van de consumenten aan de markt voor levering van elektriciteit en gas ondersteunen; de invoering van dergelijke metersystemen kan worden onderworpen aan een economische langetermijnevaluatie van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek om na te gaan welke vorm van slim meten economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de invoering ervan. |
(3) |
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 12 april 2011 inzake „Slimme netwerken: van innovatie tot invoering” (3) worden diverse maatregelen aangekondigd, waaronder monitoring van de door de lidstaten geboekte vooruitgang, de vaststelling van richtsnoeren betreffende de belangrijkste voortgangsindicatoren en de vaststelling van richtsnoeren met betrekking tot een methodologie voor het opstellen van plannen door de lidstaten voor de invoering van slimme metersystemen en voor de kosten-batenanalyses daarvan. |
(4) |
De Digitale agenda voor Europa bevat een reeks passende maatregelen, in het bijzonder inzake gegevensbescherming in de Unie, netwerk- en informatiebeveiliging, cyberaanvallen en functionaliteiten voor slimme netwerken en slimme meters. In samenwerking met de bedrijfswereld, de Commissie en de andere belanghebbenden moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om een samenhangende aanpak te waarborgen. |
(5) |
Een absolute voorwaarde om slimme metersystemen te kunnen invoeren is dat passende technische en juridische oplossingen worden gevonden voor de beveiliging van de persoonsgegevens als fundamenteel recht overeenkomstig artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De lidstaten en betrokken partijen moeten erop toezien, met name in de eerste fase van de invoering van slimme meters, dat toepassingen voor slimme metersystemen gemonitord worden en dat de fundamentele rechten en vrijheden van individuen worden beschermd. |
(6) |
Slimme metersystemen maken de verwerking van gegevens mogelijk, inclusief gegevens die voornamelijk persoonsgebonden zijn. Bovendien moet de uitrol van slimme netwerken en slimme metersystemen het voor leveranciers en netwerkbeheerders mogelijk maken om van een breed overzicht van het energiegedrag over te gaan tot gedetailleerde informatie betreffende het energiegedrag van individuele eindgebruikers. |
(7) |
De rechten en verplichtingen, vervat in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en in Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (5), blijven volledig gelden bij het gebruik van slimme meters waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, met name bij het gebruik van publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten voor contractuele en commerciële relaties met klanten. |
(8) |
De adviezen van de bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG opgerichte Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens vormen een leidraad voor het opsporen en ontwikkelen van „beste beschikbare technieken” om persoonsgegevens te beveiligen en gegevensbeveiliging te waarborgen wanneer gegevens worden verwerkt in slimme metersystemen en slimme netwerken. |
(9) |
In het licht van het potentieel voor de ontwikkeling van slimme netwerken moet met name veel aandacht gaan naar de beveiliging en bescherming van in slimme metersystemen verwerkte persoonsgegevens. In dat verband moeten effectbeoordelingen met betrekking tot gegevensbescherming het mogelijk maken om van bij de start van de ontwikkeling van slimme metersystemen de risico’s voor de gegevensbescherming in te schatten. |
(10) |
Gegevensbescherming- en informatiebeveiligingselementen moeten zijn ingebouwd in slimme metersystemen voordat zij worden ingevoerd en intensief worden gebruikt. Dergelijke elementen kunnen de controle van de consument over de verwerking van hun persoonsgegevens versterken. |
(11) |
De lidstaten moeten samenwerken met de belanghebbenden van de bedrijfstak en het maatschappelijk middenveld, in het bijzonder met de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming, om de invoering van het beginsel van „beveiliging en gegevensbescherming van bij het ontwerp” ingang te doen vinden en te ondersteunen in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van slimme netwerken, met name bij de uitrol van slimme metersystemen. |
(12) |
Elke partij die in de context van slimme metersystemen persoonsgegevens verwerkt, moet alle redelijke maatregelen treffen om te waarborgen dat die gegevens niet kunnen worden teruggevoerd naar een geïdentificeerde of identificeerbare persoon door ongeacht welk middel dat naar verwachting kan worden gebruikt door hetzij de netwerkbeheerder hetzij een andere derde partij, tenzij die gegevens worden verwerkt met inachtneming van de toepasselijke beginselen en wettelijke voorschriften op het gebied van gegevensbescherming. |
(13) |
In de mededeling van de Commissie van 2 mei 2007 inzake de verbetering van de gegevensbescherming door technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer (6) worden duidelijk de maatregelen omschreven om de verwerking van persoonsgegevens zoveel mogelijk te beperken en waar mogelijk gebruik te maken van anonieme of pseudonieme data, meer bepaald door de ontwikkeling van technologieën ter bevordering van de persoonlijke levenssfeer te ondersteunen en deze technologieën door de voor de verwerking van persoonsgegevens verantwoordelijken en door particulieren te doen gebruiken. |
(14) |
Een op Unieniveau ontwikkeld model voor de uitvoering van effectbeoordelingen met betrekking tot gegevensbescherming zorgt ervoor dat de bepalingen van deze aanbeveling op samenhangende wijze in alle lidstaten in acht worden genomen. |
(15) |
Een evaluatie van de gegevensbeschermingseffecten, voorafgaand aan de uitrol van slimme metersystemen uitgevoerd door de netwerkbeheerders en betrokken partijen, zal de nodige informatie opleveren waarop passende beschermingsmaatregelen kunnen worden gebaseerd. Dergelijke maatregelen moeten worden gemonitord en moeten zo nodig worden herzien gedurende de levensduur van de slimme meters. |
(16) |
Krachtens Richtlijn 2009/72/EG moeten de lidstaten tegen 3 september 2012 een kosten-batenanalyse maken van de invoering van slimme metersystemen. Luidens de mededeling van de Commissie van 12 april 2011 vindt de Commissie het belangrijk dat criteria, een methodologisch model en meer algemene richtsnoeren worden vastgesteld die de diepgang en vergelijkbaarheid van de analyses kunnen verbeteren. Zoals voorgesteld door de taskforce voor slimme netwerken (7) moeten bij de criteria kwantificeerbare indicatoren worden gebruikt. |
(17) |
In samenwerking met de bedrijfstak, de Commissie en de andere betrokken partijen moeten de lidstaten passende maatregelen treffen om informatie te verspreiden en het bewustzijn te verhogen over de potentiële baten en risico’s van het gebruik van technologieën voor slimme meters. |
(18) |
In dit verband moeten de lidstaten, in samenwerking met de bedrijfstak, de organisaties van het maatschappelijk middenveld en de andere belanghebbenden voorbeelden van goede praktijken op het gebied van toepassingen van slimme meters verzamelen en verspreiden en passende maatregelen nemen — zoals grootschalige proefprojecten — om het publieke bewustzijn te vergroten als voorafgaande voorwaarde voor een bredere invoering van deze technologie. |
(19) |
De vaststelling van een reeks aanbevolen functionele eisen maakt het voor de lidstaten mogelijk om gemakkelijker en gelijktijdiger een optimaal niveau van kostenefficiëntie bij hun uitrolplannen te bereiken. Door eenzelfde reeks eisen vast te stellen krijgen de regelgevende instanties, de meterindustrie, de netwerkbeheerders en de leveranciers bovendien enige indicatie betreffende de naar verwachting gevolgde aanpak in deze sector. |
(20) |
Op basis van de richtsnoeren voor goede praktijken, opgesteld door de Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas (hierna „de ERGEG” genoemd) (8) en op basis van de analyse van de eerste door de lidstaten medegedeelde kosten-batenbeoordelingen is de Commissie van mening dat het nuttig is de lidstaten en regelgevende instanties een reeks van gemeenschappelijke minimumfunctionaliteiten voor slimme meters aan te bevelen. |
(21) |
Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
I. GEGEVENSBESCHERMING EN BEVEILIGING
1. |
In dit hoofdstuk wordt de lidstaten een leidraad verstrekt voor het ontwerp en de exploitatie van slimme netwerken en slimme metersystemen met inachtneming van de fundamentele rechten inzake de bescherming van persoonsgegevens. |
2. |
Dit hoofdstuk bevat ook richtsnoeren met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen bij de invoering van toepassingen van slimme metersystemen om te waarborgen dat de nationale wetgeving met het oog op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 95/46/EG in voorkomend geval in acht wordt genomen wanneer dergelijke technologieën worden ingevoerd. |
Definities
3. |
De lidstaten wordt verzocht akte te nemen van de volgende definities:
|
Effectbeoordeling met betrekking tot de gegevensbescherming
4. |
De effectbeoordeling met betrekking tot de gegevensbescherming moet een beschrijving bevatten van de geplande verwerkingsoperaties, een evaluatie van de risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen, de maatregelen die zijn gepland als reactie op die risico’s, de veiligheids- en beveiligingsmaatregelen en de mechanismen om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen en inachtneming van Richtlijn 95/46/EG aan te tonen, rekening houdend met de rechten en rechtmatige belangen van de gegevenssubjecten en betrokken personen. |
5. |
Teneinde de bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie te waarborgen, moeten de lidstaten het model voor de effectbeoordeling met betrekking tot de gegevensbescherming vaststellen en toepassen, dat binnen een periode van twaalf maanden na de publicatie van deze aanbeveling in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt ontwikkeld door de Commissie en voorgelegd aan de Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. |
6. |
Wanneer zij dit model als basis gebruiken, moeten de lidstaten rekening houden met het advies van de Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. |
7. |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de netwerkbeheerders en de beheerders van slimme metersystemen, overeenkomstig hun verplichtingen krachtens Richtlijn 95/46/EG, afdoende technische en organisatorische maatregelen nemen om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen. |
8. |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de entiteit die de persoonsgegevens verwerkt de in artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG bedoelde Toezichthoudende autoriteit voor gegevensbescherming vóór de verwerking van de gegevens raadpleegt over de effectbeoordeling met betrekking tot de gegevensbescherming teneinde die autoriteit in staat te stellen de inachtneming van de verwerkingsvoorschriften en met name de risico’s voor de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokkene en de daarmee verband houdende beveiliging te evalueren. |
9. |
De lidstaten moeten waarborgen dat nadat het in punt 5 bedoelde model voor de effectbeoordeling met betrekking tot de gegevensbescherming is vastgesteld, de netwerkbeheerders de punten 7 en 8 dienovereenkomstig ten uitvoer leggen. |
Gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen
10. |
De lidstaten moeten er bij de netwerkbeheerders ten stelligste op aandringen om gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen te integreren bij de uitrol van slimme netwerken en de invoering van slimme meters. |
11. |
Gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen moeten worden geïntegreerd in de methodologieën van de partijen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van slimme netwerken wanneer persoonsgegevens worden verwerkt. |
12. |
Gegevensbescherming door ontwerp moet ten uitvoer worden gelegd op wetgevingsniveau (via wetgeving die in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermingswetten), op technisch niveau (door de vaststelling van passende eisen in de normen voor slimme netwerken die ervoor zorgen dat de infrastructuur volledig spoort met de gegevensbeschermingswetten) en op organisatorisch niveau (in verband met de verwerking). |
13. |
Gegevensbescherming door standaardinstellingen moet zodanig ten uitvoer worden gelegd dat de meest gegevensbeschermingsvriendelijke optie als standaardconfiguratie aan de klant wordt aangeboden. |
14. |
De lidstaten moeten er de Europese normalisatie-instellingen toe aanmoedigen de voorkeur te geven aan referentiearchitectuur voor slimme netwerken, gebaseerd op gegevensbescherming door ontwerp en op gegevensbescherming door standaardinstellingen. |
15. |
Teneinde de transparantie en het vertrouwen van de gebruikers te versterken, moeten de lidstaten het gebruik van passende privacycertificatiemechanismen en gegevensbeschermingsverzegelingen en -merktekens, verstrekt door onafhankelijke partijen, bevorderen. |
16. |
Krachtens artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag tot bescherming van de mens moet elke inbreuk op het recht op bescherming van persoonsgegevens worden verantwoord. De legitimiteit van de verstoring moet gevalsgewijs worden beoordeeld in het licht van de cumulatieve criteria van wettelijkheid, noodzakelijkheid, gegrondheid en evenredigheid. Elke verwerking van persoonsgegevens die een inbreuk vormt op het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens binnen het systeem van slimme netwerken en meters moet derhalve noodzakelijk en evenredig zijn om aanvaard te kunnen worden als volledig in overeenstemming met het Handvest. |
17. |
Teneinde de risico’s voor persoonsgegevens en beveiliging te beperken, moeten de lidstaten, in samenwerking met de desbetreffende bedrijfstak, de Commissie en de andere belanghebbenden, de vaststelling ondersteunen van de beste beschikbare technieken voor elke gemeenschappelijke functionele eis die is opgenomen in punt 42 van deze aanbeveling. |
Gegevensbeschermingsmaatregelen
18. |
Wanneer een beslissing wordt genomen over welke informatie in slimme netwerken kan worden verwerkt, moeten de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om voor te schrijven dat zoveel mogelijk gegevens worden gebruikt die anoniem zijn gemaakt op zulke wijze dat het desbetreffende individu niet langer identificeerbaar is. Wanneer persoonsgegevens moeten worden verzameld, verwerkt en opgeslagen, moeten de lidstaten erover waken dat de gegevens passend en relevant zijn. De gegevensverzameling moet beperkt zijn tot het minimum dat nodig is voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt, en de gegevens moeten worden bewaard in een vorm die de identificatie van de betrokkenen slechts mogelijk maakt zolang noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt. |
19. |
De verwerking van persoonsgegevens door of binnen een systeem van slimme meters moet legitiem zijn overeenkomstig één of meer van de in artikel 7 van Richtlijn 95/46/EG genoemde gronden. Er moet rekening worden gehouden met het advies van de Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in slimme metersystemen (11). |
20. |
De verwerking van persoonsgegevens door derden die energiediensten met toegevoegde waarde aanbieden, moet eveneens overeenkomstig de wet gebeuren en moet gebaseerd zijn op één of meer van de zes gronden die luidens artikel 7 van Richtlijn 95/46/EG legitiem zijn voor verwerking. Wanneer als grond voor verwerking „toestemming” is gekozen, moet de toestemming van de betrokkene vrijelijk gegeven, specifiek, geïnformeerd en uitdrukkelijk zijn en afzonderlijk worden gegeven voor elke dienst met toegevoegde waarde. De betrokkene moet het recht hebben op elk moment zijn of haar toestemming in te trekken. Intrekking van de toestemming brengt de wettelijkheid van de op toestemming gebaseerde verwerking die gebeurd is vóór de intrekking van de toestemming, niet in het gedrang. |
21. |
De lidstaten moeten duidelijk de rol en verantwoordelijkheid van de voor de gegevensverwerking verantwoordelijken en de gegevensverwerkers vastleggen. Die moeten verenigbaar zijn met hun respectieve verplichtingen overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG. |
22. |
Voordat zij verwerkingsoperaties opstarten, moeten de lidstaten een analyse uitvoeren om te bepalen in welke mate leveranciers en netwerkbeheerders persoonsgegevens moeten opslaan voor de doeleinden van instandhouding en exploitatie van het slimme netwerk en voor de facturering. Deze analyse moet de lidstaten in staat stellen onder meer vast te stellen of de momenteel in de nationale wetgeving vastgestelde tijdsduur waarin gegevens mogen worden opgeslagen niet langer is dan nodig voor de beoogde exploitatie van slimme netwerken. Dit moet een mechanisme omvatten om te waarborgen dat de termijnen die zijn vastgesteld voor het wissen van persoonsgegevens en voor een periodieke evaluatie van de noodzaak om persoonsgegevens bij te houden, in acht worden genomen. |
23. |
Voor de doelstellingen van deze analyse moet elke lidstaat met name rekening houden met de volgende beginselen: het beginsel van minimalisering van de gegevens, het beginsel van transparantie — door ervoor te zorgen dat de eindgebruiker op een gebruikersvriendelijke en begrijpelijke wijze met gebruikmaking van duidelijke en eenvoudige taal wordt geïnformeerd over het doel, het tijdschema, de omstandigheden, de verzameling, de opslag en alle andere verwerking van persoonsgegevens, en het beginsel van zeggenschap van het individu — door de vaststelling van maatregelen voor de beveiliging van de rechten van het individu. |
Gegevensbeveiliging
24. |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de beveiliging van persoonsgegevens in een vroeg stadium is ontworpen als onderdeel van de architectuur van het netwerk, binnen een proces van gegevensbescherming door ontwerp. Dit moet maatregelen omvatten om persoonsgegevens te beschermen tegen onbedoelde of onwettige vernietiging of onbedoeld verlies en om elke onwettige vorm van verwerking, met name elke niet-goedgekeurde bekendmaking, verspreiding en wijziging van en toegang tot persoonsgegevens, te voorkomen. |
25. |
Het gebruik van versleutelde kanalen wordt aanbevolen aangezien dit een van de meest doeltreffende technische middelen is tegen misbruik. |
26. |
De lidstaten moeten er rekening mee houden dat alle huidige en toekomstige componenten van slimme netwerken overeenstemming waarborgen met alle „beveiligings-relevante” normen als ontwikkeld door de Europese normalisatie-instellingen, inclusief de essentiële eisen met betrekking tot de informatiebeveiliging in slimme netwerken overeenkomstig het normalisatiemandaat M/490 van de Commissie. Ook de internationale beveiligingsnormen, met name die van de ISO/IEC 27000 series („ISMS family of standards”), moeten in acht worden genomen. |
27. |
De lidstaten moeten erover waken dat de netwerkbeheerders beveiligingsrisico’s identificeren en passende beveiligingsmaatregelen nemen om een adequaat niveau van beveiliging en veerkracht van de slimme metersystemen te waarborgen. In dat verband moeten de netwerkbeheerders, in samenwerking met de nationale bevoegde instanties en organisaties van het maatschappelijk middenveld, bestaande normen, richtsnoeren en regelingen toepassen en, wanneer die niet bestaan, er nieuwe uitwerken. Tevens moet rekening worden gehouden met de door het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) gepubliceerde richtsnoeren. |
28. |
In overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 2002/58/EG moeten de lidstaten erover waken dat bij een inbreuk op de beveiliging van persoonsgegevens de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke onverwijld (bij voorkeur niet later dan 24 uur nadat de inbreuk op de beveiliging is vastgesteld) de toezichthoudende autoriteit en de betrokken persoon daarvan op de hoogte stelt wanneer de inbreuk op die beveiliging een negatief effect kan hebben op de beveiliging van zijn/haar persoonsgegevens. |
Informatie en transparantie in verband met slimme bemetering
29. |
Onverlet de verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijken moeten de lidstaten, overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, eisen dat de netwerkbeheerders voor elk van hun toepassingen een accuraat en duidelijk informatiebeleid uitwerken en bekendmaken. Dit beleid moet minimaal de in de artikelen 10 en 11 van Richtlijn 95/46/EG genoemde elementen omvatten. Wanneer persoonsgegevens met betrekking tot een persoon worden verzameld, moet de voor de verwerking van de persoonsgegevens verantwoordelijke de betrokkene ook minimaal de volgende informatie verstrekken:
|
II. METHODOLOGIE VOOR DE ECONOMISCHE EVALUATIE VAN DE LANGETERMIJNKOSTEN EN -BATEN VAN DE INVOERING VAN SLIMME METERSYSTEMEN
30. |
Dit hoofdstuk biedt een leidraad voor de lidstaten samen met een kader voor de kosten-batenanalyse als grondslag voor de uitvoering van een samenhangende, geloofwaardige en transparante economische evaluatie van de langetermijnkosten en -baten van de invoering van slimme metersystemen. |
31. |
De economische evaluatie moet in de bijlage opgenomen richtsnoeren volgen en moet altijd de volgende vier stappen bevatten:
|
Toesnijden op lokale omstandigheden
32. |
Wanneer er een economische evaluatie wordt gemaakt van de kosten en baten van invoering van slimme metersystemen moeten de lidstaten, of een door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instantie, als die beschikbaar zijn, proefprogramma’s waarbij slimme metersystemen reeds zijn ingevoerd, onderzoeken en daarmee rekening houden. Zij moeten tevens, wanneer mogelijk, gegevens over de feitelijke prestaties in het veld en pertinente ervaring uit de dagelijkse praktijk raadplegen teneinde hun aannamen inzake technologiekeuzes te verfijnen en de daarmee verbonden kosten en baten, alsook het engagement van de consument, te optimaliseren, zowel in termen van publiek bewustzijn als wat het gebruik van de slimme meters betreft. |
33. |
Om de kosten-batenanalyse uit te voeren, moeten de lidstaten, of een door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instantie, ervoor zorgen dat minimaal twee scenario’s voor de toekomstige ontwikkeling in overweging worden genomen, waarvan één het „business as usual”-scenario is („doe niets en niets gebeurt”). In het geval van elektriciteitsnetten moet het tweede scenario in overeenstemming zijn met de bij Richtlijn 2009/72/EG opgelegde verplichting om tegen 2020 80 % van alle meters „slim” te maken en moet de reeks minimumfunctionaliteiten als bedoeld in hoofdstuk III van deze aanbeveling in aanmerking worden genomen. Aanbevolen wordt om ook extra alternatieve scenario’s in beschouwing te nemen. In dergelijke scenario’s moet ook worden gekeken naar synergieën tussen bestaande en toekomstige energiebesparingsmaatregelen, samen met andere vormen van feedback van en advies aan de gebruikers, met name de invoering van frequente facturering of kostenstaten op basis van het feitelijke verbruik in plaats van een vast tarief of geraamd verbruik. In hun alternatieve scenario’s moeten de lidstaten ook rekening houden met de positieve rol die duidelijke voorlichting van de consument en tarieftransparantie, alsmede concurrentie tussen de producenten en leveranciers, kunnen spelen bij de uitrol van slimme metersystemen. |
34. |
Bij de vaststelling van de voorwaarden en de keuze van hypothesen voor de onderscheiden scenario’s moeten de lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, ervoor zorgen dat zij tijdig de nationale regulerende instanties, alsook de promotoren van en toezichthouders op de uitrol van slimme meters — wat in de meeste lidstaten de distributiesysteembeheerders zijn — en de uitvoerders van de eventuele proefprojecten, raadplegen. |
35. |
Bij het proces van vaststelling van kadervoorwaarden, moeten de lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met alle desbetreffende communicatie-infrastructuurtechnologieën, -architecturen en -maatregelen die vereist zijn om de interoperabiliteit en inachtneming van de beschikbare normen van de Unie of de internationale normen en beste praktijken te waarborgen. Voorts moeten de lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, erop toezien dat de ten grondslag van de analyse liggende aannamen zijn aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, rekening houdend met parameters zoals de geografische dekking, de elektriciteitsvraag, de piekbelasting en andere micro- en macro-economische omstandigheden. Punt 2 van de bijlage bij deze aanbeveling bevat een lijst van de parameters die de lidstaten bij deze operatie moeten hanteren. |
Kosten-batenanalyse (KBA)
36. |
De lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, moeten erop toezien dat de KBA gebeurt overeenkomstig de ondersteunende richtsnoeren en het methodologische kader (de stappenmethode met de zeven KBA-stappen) als geschetst in de bijlage bij deze aanbeveling. Voorts moeten de lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, een redelijke, transparante en goed gedocumenteerde berekening uitvoeren van alle verwachte kosten en baten in overeenstemming met het logische sequentiële proces dat wordt voorgesteld voor de raming daarvan. Eventueel door de consument te dragen kosten ten gevolge van de uitrol van slimme metersystemen moeten uitdrukkelijk in de KBA worden aangegeven en moeten worden afgewogen tegen de potentiële langetermijnbaten voor de consument. In de tabellen 4 en 5 van de bijlage wordt een niet-uitputtende lijst gegeven van de elementen die in de KBA moeten worden opgenomen. |
Gevoeligheidsanalyse
37. |
De lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, moeten de kritische variabelen voor de gevoeligheidsanalyse selecteren en moeten het bereik daarvan aangeven (de minimum- en maximumwaarden van de geselecteerde kritische variabelen) voor de positieve uitrolcondities waarin de baten de kosten overtreffen, als verkregen uit de door hen uitgevoerde gevoeligheidsanalyses. Bovendien kan hun analyse ook de volatiliteitsresponsiviteit en mogelijke controlemaatregelen omvatten om de variabele binnen het gewenste bereik te houden. |
Prestatiebeoordeling, externe effecten en maatschappelijke impact
38. |
Bij het afwegen van de baten van de invoering van slimme meters, de externe effecten (zoals effecten op het milieu of de volksgezondheid), de impact van maatregelen van overheidsbeleid en de van de invoering van slimme metersystemen verwachte maatschappelijke baten, moeten de lidstaten, of de door hen voor dat doel aangewezen bevoegde instanties, ervoor zorgen dat rekening wordt gehouden met passende gewichtsfactoren die de kwantitatieve resultaten van de vorige stappen van de KBA aanvullen. In de bijlage bij deze aanbeveling wordt een lijst van referenties voor andere verwante baten gegeven. |
III. GEMEENSCHAPPELIJKE MINIMALE FUNCTIONELE EISEN VOOR SLIMME METERSYSTEMEN VOOR ELEKTRICITEIT
39. |
Dit hoofdstuk is gebaseerd op de beste praktijken van in 11 lidstaten reeds uitgevoerde KBA’s voor slimme meting van het elektriciteitsverbruik. Dit levert een leidraad op voor de maatregelen die moeten worden genomen om te waarborgen dat de lidstaten op afdoende wijze gebruikmaken van de passende interoperabiliteit en de normen voor slimme metersystemen die momenteel worden ontwikkeld in het kader van de mandaten M/441, M/468 en M/490 en van de beschikbare beste praktijken. |
40. |
De lidstaten wordt een leidraad verstrekt over de verzameling gemeenschappelijke minimale functionele eisen voor de slimme bemetering van het elektriciteitsverbruik die het hen mogelijk moet maken gemeenschappelijke middelen te identificeren om bij hun uitrolplannen kosteneffectief te zijn. Dit kan op zijn beurt voor de lidstaten, leveranciers van meters en netwerkbeheerders een gemeenschappelijke basis bieden voor hun eigen kosten-batenanalyses en investeringen om de aanbestedingen voor de aankoop van slimme meters te vergemakkelijken en de regulatoren te voorzien van Europese referentiedefinities. |
41. |
In dit hoofdstuk worden ook richtsnoeren gegeven inzake maatregelen om de baten voor de consument te waarborgen en bij te dragen tot een verbetering van de energie-efficiëntie. Dit moet de koppeling vergemakkelijken van slimme meters met gestandaardiseerde interfaces waarbij verbruiksgegevens en kosteninformatie worden gecombineerd en de belangstelling van de consument voor energiebesparingsacties en dynamische vraag wordt gestimuleerd. Deze aanpak moet steeds voor ogen worden gehouden wanneer de kosten en baten van de invoering van slimme elektriciteitsmeters worden geanalyseerd overeenkomstig de wetgeving van de Unie. |
Gemeenschappelijke minimale functionele eisen
42. |
Elk systeem van slimme elektriciteitsmeters moet minimaal de volgende functionaliteiten bevatten:
|
Follow-up
43. |
De lidstaten moeten alle nodige maatregelen treffen om deze aanbeveling op te volgen en onder de aandacht te brengen van alle partijen die betrokken zijn bij het ontwerp en het beheer van toepassingen van slimme netwerken in de Unie. |
44. |
De lidstaten moeten uiterlijk op 3 september 2012 bij de Commissie verslag uitbrengen over de resultaten van hun kosten-batenanalyse met betrekking tot de uitrol van slimme metersystemen en over de maatregelen en plannen die zij in het kader van deze aanbeveling hebben vastgesteld. |
45. |
De Commissie is voornemens om in het licht van deze aanbeveling de gerapporteerde economische analyses met betrekking tot de uitrol van slimme metersystemen te evalueren. |
Addressaten
46. |
Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten en tot alle door hen aangewezen bevoegde autoriteiten die worden betrokken bij de economische evaluatie van slimme metersystemen. |
Gedaan te Brussel, 9 maart 2012.
Voor de Commissie
Günther OETTINGER
Lid van de Commissie
(1) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.
(2) PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94.
(3) COM(2011) 202 final.
(4) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(5) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(6) COM(2007) 228 final.
(7) http://EG.europa.eu/energy/gas_electricity/smartgrids/taskforce_en.htm
(8) ERGEG Guidelines of Good Practice on regulatory aspects of smart meters for electricity and gas (Ref. E10-RMF-29-05).
(9) De Europese werkgroep inzake slimme meters definieert slimme netwerken als energienetwerken die op een doeltreffende wijze het gedrag van alle daarmee verbonden gebruikers kunnen integreren teneinde een economische efficiënt, duurzaam elektriciteitssysteem te waarborgen met minder verliezen en hoog niveau van kwaliteit, voorzieningszekerheid en beveiliging: http://EG.europa.eu/energy/gas_electricity/smartgrids/doc/expert_group1.pdf.
(10) Interpretatieve notitie in verband met Richtlijn 2009/72/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas — Retailmarkten, blz. 7.
(11) Advies nr. 183 van de artikel 29-werkgroep inzake slimme meters, april 2011.
BIJLAGE
Richtsnoeren betreffende de methodologie voor de economische evaluatie van de langetermijnkosten en -baten van de invoering van slimme metersystemen overeenkomstig bijlage I bij de Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG
1. REFERENTIES
1.1. |
Europese Commissie — Instituut voor Energie en Vervoer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (2012). „Guidelines for conducting a cost-benefit analysis of smart grid projects”, beschikbaar op: http://ses.jrc.ec.europa.eu/ |
1.2. |
Europese Commissie — Instituut voor Energie en Vervoer van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (2012). „Guidelines for cost-benefit analysis of smart metering deployment”, beschikbaar op: http://ses.jrc.ec.europa.eu/ |
1.3. |
Europese groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas: „Final Guidelines of Good Practice on Regulatory Aspects of Smart Metering for Electricity and Gas”, februari 2011, Ref.: E10-RMF-29-05 http://www.smartgridscre.fr/media/documents/ERGEG_Guidelines_of_good_practice.pdf |
1.4. |
Taskforce voor slimme netwerken van de Europese Commissie (2010), Deskundigengroep 3: Roles and responsibilities of actors involved in smart grids deployment, „Merit deployment matrix” beschikbaar op: http://EG.europa.eu/energy/gas_electricity/smartgrids/doc/expert_group3_annex.xls |
1.5. |
Voorstel voor een richtlijn betreffende energie-efficiëntie en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (COM(2011) 370 final, 22 juni 2011) |
1.6. |
SEC(2011) 288 final — Werkdocument van de diensten van de Commissie, Effectbeoordeling bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: „Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050” (COM(2011) 112 final) (SEC(2011) 289 final) |
2. NIET-UITPUTTENDE LIJST VAN DE IN HET GEVAL VAN ELEKTRICITEIT VAST TE STELLEN/TE VERZAMELEN VARIABELEN/GEGEVENS
Vast te stellen/te verzamelen variabelen/gegevens |
Eenheid |
Verwachte ontwikkeling van het energieverbruik |
% |
Verwachte ontwikkeling van de energietarieven |
% |
Piekbelastingsoverdracht |
% |
Elektriciteitsverliezen op transmissie-/distributieniveau |
% |
Geraamde minuten stroomonderbreking |
Aantal minuten |
Waarde van de verloren belasting; waarde van de voorziening |
EUR/kWh |
Disconteringsvoet |
% |
Hardwarekosten (bv. slimme meter, GPRS/PLC-modem enz.) |
EUR |
Aantal te installeren slimme metersystemen |
Aantal slimme meters |
Installatiekosten voor slimme metersystemen |
EUR |
Levensverwachting van slimme metersystemen |
Aantal jaren |
Kosten voor de uitlezing van de meters |
EUR/jaar |
Telecommunicatie-succespercentage |
% |
Inflatie |
% |
Kostenvermindering bij volwassen technologie |
% |
Tenuitvoerleggingsschema |
Aantal slimme meters/jaar |
Percentage meters geïnstalleerd in landelijke vs. stedelijke gebieden |
% |
Koolstofkosten |
EUR/t |
3. STROOMDIAGRAM VAN DE STAPPEN BIJ DE UITVOERING VAN DE KOSTEN-BATEN- EN GEVOELIGHEIDSANALYSE
In gevallen waarin de analyse de berekening van de kosten en baten van de resulterende wijziging van de koolstofemissie mogelijk maakt, wordt aanbevolen om in de analyse rekening te houden met de verwachte koolstofkosten in zowel het referentie- als het koolstofarme scenario van de Commissie (1).
4. NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN DE KOSTEN WAARMEE REKENING MOET WORDEN GEHOUDEN BIJ DE UITROL VAN SLIMME METERSYSTEMEN VOOR ELEKTRICITEIT
Algemene categorie |
Type van kosten die moeten worden gedetecteerd voor de uitrol en die moeten worden geraamd voor het basisscenario |
KAPITAALUITGAVEN |
Investering in het slimme metersysteem |
Investering in IT |
|
Investering in communicatie |
|
Investering in uitleesschermen voor binnenshuis (in voorkomend geval) |
|
Opwekking |
|
Transmissie |
|
Distributie |
|
Vermeden investeringen in conventionele meters (negatieve kosten, toe te voegen aan de lijst van baten) |
|
BEDRIJFSUITGAVEN |
IT-onderhoudskosten |
Netwerkbeheer en front-endkosten |
|
Kosten voor communicatie/dataoverdracht (incl. GPRS, draadloze verbinding enz.) |
|
Kosten voor scenariobeheer |
|
Vervanging/defect van slimme metersystemen (incrementeel) |
|
Vermindering van inkomsten (bv. door een efficiënter verbruik) |
|
Opwekking |
|
Distributie |
|
Transmissie |
|
Meteruitlezing |
|
Callcenter/klantenzorg |
|
Opleidingskosten (bv. personeel voor klantenzorg en installatie) |
|
Betrouwbaarheid |
Herstelkosten |
Milieu |
Emissiekosten (CO2-controleapparatuur, exploitatie- en emissievergunningen) |
Energievoorzieningszekerheid |
Kosten van voor de elektriciteitsproductie gebruikte fossiele brandstoffen |
Kosten van fossiele brandstoffen voor transmissie en bedrijf |
|
Andere |
Kosten van programma’s voor grotere betrokkenheid van de consument |
Niet-recupereerbare kosten van reeds geïnstalleerde (traditionele) meters |
5. NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN FORMULES VOOR DE KWANTIFICATIE VAN DE BATEN IN HET GEVAL VAN ELEKTRICITEIT
Baten |
Subbaten |
Berekening van de geldwaarde |
Vermindering van de kosten voor meterbedrijf en -uitlezing |
Verminderde kosten voor meterbedrijf |
Waarde (EUR) = [Geraamde kostenvermindering dankzij meteruitlezing op afstand (EUR/jaar)] Uitrol – [Geraamde kostenvermindering dankzij meteruitlezing op afstand (EUR/jaar) × Communicatiefalingspercentage (%/100)] Uitrolscenario |
Verminderde kosten voor meteruitlezing |
Waarde (EUR) = [kosten met lokale meteruitlezing (EUR)]Basisscenario – [Geraamde kosten van lokale „verspreide” meteruitlezing (EUR)] Uitrolscenario Waarin: [kosten met lokale meteruitlezing (EUR)] Basisscenario= aantal klanten in LV (2) × Historische kosten van meteruitlezing/klant/jaar (EUR) [Geraamde kosten van lokale „verspreide” meteruitlezing (EUR)] Uitrolscenario= [aantal klanten in LV × % klanten niet opgenomen in de uitrol × Gemiddelde verspreide uitleeskosten per klant (EUR/klant)] + [aantal klanten in LV × % klanten opgenomen in de uitrol × Communicatiefalingspercentage (%) × Gemiddelde verspreide uitleeskosten per klant (EUR/aantal klanten) |
|
Verminderde factureringskosten |
Waarde (EUR) = [aantal klanten in LV × Factureringskosten/klant/jaar (EUR)]Basisscenario – [aantal klanten in LV × Factureringskosten/klant/jaar (EUR)] Uitrolscenario |
|
Verminderde kosten voor callcenters/klantenzorg |
Waarde (EUR) = [aantal klanten in LV × Klantenzorgkosten/klant/jaar (EUR)]Basisscenario – [aantal klanten in LV × Klantenzorgkosten/klant/jaar (EUR)] Uitrolscenario |
|
Vermindering van de operationele en onderhoudskosten |
Verminderde kosten voor onderhoud van activa |
Waarde (EUR) = [Directe kosten van onderhoud activa (EUR/jaar)]Basisscenario – [Directe kosten van onderhoud activa (EUR/jaar)] Uitrolscenario |
Verminderde kosten ten gevolge van defecte apparatuur |
Waarde (EUR) = [Kosten ten gevolge van defecte apparatuur (EUR/jaar)] Basisscenario – [Kosten ten gevolge van defecte apparatuur (EUR/jaar)] Uitrolscenario |
|
Uitgestelde/vermeden investeringen in distributiecapaciteit |
Uitgestelde investeringen in distributiecapaciteit dankzij rendement op activa |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van toenemende capaciteit (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) × Rendement op investering (%/100) |
Uitgestelde investeringen in distributiecapaciteit dankzij afschrijving op activa |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van toenemende capaciteit (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) × aantal jaren afschrijving op capaciteitsactiva |
|
Uitgestelde/vermeden investeringen in transmissiecapaciteit |
Uitgestelde investeringen in transmissiecapaciteit dankzij rendement op activa |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van toenemende capaciteit (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) × Rendement op investering (%/100) |
Uitgestelde investeringen in transmissiecapaciteit dankzij afschrijving op activa |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van toenemende capaciteit (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) × aantal jaren afschrijving op capaciteitsactiva |
|
Uitgestelde/vermeden investeringen in productiecapaciteit |
Uitgestelde investeringen in productiecapaciteit voor piekbelasting |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van opwekking piekbelasting (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) |
Uitgestelde investeringen in productiecapaciteit voor reservecapaciteit („spinning reserve”) |
Waarde (EUR) = Jaarlijkse investering ter ondersteuning van opwekking reservecapaciteit (EUR/jaar) × Uitsteltermijn (aantal jaren) |
|
Vermindering van technische elektriciteitsverliezen |
Verminderde technische elektriciteitsverliezen |
Waarde (EUR) = Verminderde verliezen dankzij energie-efficiëntie (EUR/jaar) + Verminderde verliezen via spanningscontrole (EUR/jaar) + Verminderde verliezen op transmissieniveau (EUR/jaar) |
Besparing van elektriciteitskosten |
Vermindering van verbruik |
Waarde (EUR) = Energiewaarde (EUR/MWh) × Totaal energieverbruik in LV (MWh) × Geraamd % vermindering van verbruik bij uitrol (%/100) |
Overdracht van piekbelasting |
Waarde (EUR) = Wholesale-margeverschil tussen piek- en niet-piekproductiemarge (EUR/MWh) × % Overdracht van piekbelasting (%/100) × Totaal energieverbruik in LV (MWh) |
|
Vermindering van commerciële verliezen |
Verminderde diefstal van elektriciteit |
Waarde (EUR) = % klanten dat energie steelt (%/100) × Geraamde gemiddelde tariefwaarde van niet-geregistreerde energielast/klant/jaar (EUR) × Totaal aantal klanten in LV (# klanten) |
Terugverdiende inkomsten in verband met fraude bij gecontracteerd vermogen |
Waarde (EUR) = % klanten met „fraude met gecontracteerd vermogen” (%/100) × Geraamde tariefwaarde van niet-betaald gecontracteerd vermogen/klant/jaar (EUR) × Totaal aantal klanten in LV (aantal klanten) |
|
Terugverdiende inkomsten in verband met incrementeel gecontracteerd vermogen |
Waarde (EUR) = % klanten dat incrementeel gecontracteerd vermogen aanvraagt na installatie van slim metersysteem (%/100) × Gemiddelde geraamde waarde van gerecupereerde inkomsten dankzij incrementeel gecontracteerd vermogen (EUR) × Totaal aantal klanten in LV (aantal klanten) |
|
Beperking van stroomonderbrekingen (dankzij geavanceerde monitoring en netwerkinformatie in realtime) |
Waarde van de dienst |
Waarde (EUR) = Totale hoeveelheid verbruikte energie in MV (3) +LV (MWh)/Minuten per jaar (aantal/jaar) × Gemiddeld aantal minuten met stroomonderbreking/jaar (aantal/jaar) × Waarde van verloren belasting (EUR/MWh) × % Afname van tijdsduur stroomonderbrekingen (%/100) |
Verminderde kosten van schadevergoedingen voor klanten |
Waarde (EUR) = Gemiddelde schadevergoeding van klanten per jaar (EUR) × % Vermindering van schadevergoedingen voor klanten |
|
Vermindering van CO2-uitstoot |
Verminderde CO2-uitstoot dankzij verminderde lijnverliezen |
Waarde (EUR) = [Lijnverliezen (MWh) × CO2-gehalte (t/MWh) × Waarde van CO2 (EUR/t)] Basisscenario – [Lijnverliezen (MWh) × CO2-gehalte (t/MWh) × Waarde van CO2 (EUR/t)] Uitrolscenario |
Verminderde CO2-uitstoot dankzij een bredere verspreiding van koolstofarme bronnen (als gevolg van de invoering van slimme meters) |
Waarde (EUR) = [CO2-emissies (t) × Waarde van CO2 (EUR/t)] Basisscenario – [CO2-emissies (t) × Waarde van CO2 (EUR/t)] Uitrolscenario |
|
Verminderde CO2-uitstoot dankzij minder verplaatsingskosten van personeel |
Waarde (EUR) = Vermeden aantal liter brandstof (aantal) × Kosten per liter brandstof (EUR) |
|
Verminderd brandstofgebruik dankzij minder verplaatsingskosten van personeel |
Waarde (EUR) = Vermeden aantal liter brandstof (aantal) × Kosten per liter brandstof (EUR) |
|
Vermindering van luchtverontreiniging (zwevende deeltjes, NOx, SO2) |
Verminderde luchtverontreiniging dankzij verminderde lijnverliezen |
Voor elke verontreinigende stof: Waarde (EUR) = [Lijnverliezen (MWh) × gehalte luchtverontreinigende stof (eenheid/MWh)× kosten van luchtverontreinigende stof (EUR/eenheid)] Basisscenario – Lijnverliezen (MWh) × gehalte luchtverontreinigende stof (eenheid/MWh)× kosten van luchtverontreinigende stof (EUR/eenheid)] Uitrolscenario |
|
Verminderde luchtverontreiniging dankzij bredere verspreiding van koolstofarme opwekking (als gevolg van de invoering van slimme meters) |
Voor elke verontreinigende stof: Waarde (EUR) = [Emissie luchtverontreinigende stof (eenheid) × kosten van luchtverontreinigende stof (EUR/eenheid)] Basisscenario – [Emissie luchtverontreinigende stof (eenheid) × kosten van luchtverontreinigende stof (EUR/eenheid)] Uitrolscenario |
|
Verminderde luchtverontreiniging dankzij minder verplaatsingskosten van personeel |
Waarde (EUR) = Vermeden aantal liter brandstof (aantal) × Kosten per liter brandstof (EUR) |
Opmerking: voor de „kosten van luchtverontreinigende stoffen” (zwevende deeltjes, NOx, SO2) wordt aanbevolen de richtlijn schone wegvoertuigen (Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen) (4) en het „CAFÉ”-proces (Clean Air For Europe — kwantificatie van de baten van goede luchtkwaliteit) te raadplegen.
(1) Bijlage 7.10 bij het werkdocument van de Commissiediensten SEC(2011) 288 final — „effectbeoordeling”: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2011:0288:FIN:EN:PDF.
(2) Low Voltage (Laagspanning).
(3) Medium voltage (Middenspanning).
Rectificaties
13.3.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 73/23 |
Rectificatie van de praktische aanwijzingen voor de partijen voor het Gerecht
( Publicatieblad van de Europese Unie L 68 van 7 maart 2012 )
Bladzijde 25, overweging 3:
in plaats van:
„Op grond van de door het Gerecht vastgestelde instructies voor de griffier van 5 juli 2007 (PB L 232, blz. 1), zoals gewijzigd op 17 mei 2010 (PB L 170, blz. 53) en 24 januari 2012 (PB L 68, blz. 23) (hierna: „Instructies voor de griffier”), ziet de griffier erop toe dat de aan het dossier toegevoegde processtukken in overeenstemming zijn met het bepaalde in het Statuut, in het Reglement voor de procesvoering, in deze praktische aanwijzingen voor de partijen (hierna: „Praktische aanwijzingen”) en in de Instructies voor de griffier. Hij heeft met name tot taak, te vragen dat onregelmatigheden in de stukken worden hersteld, en indien dit niet gebeurt, de stukken die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in het Statuut en het Reglement voor de procesvoering te weigeren;”,
te lezen:
„Op grond van de door het Gerecht vastgestelde instructies voor de griffier van 5 juli 2007 (PB L 232, blz. 1), zoals gewijzigd op 17 mei 2010 (PB L 170, blz. 53) en 24 januari 2012 (PB L 68, blz. 20) (hierna: „Instructies voor de griffier”), ziet de griffier erop toe dat de aan het dossier toegevoegde processtukken in overeenstemming zijn met het bepaalde in het Statuut, in het Reglement voor de procesvoering, in deze praktische aanwijzingen voor de partijen (hierna: „Praktische aanwijzingen”) en in de Instructies voor de griffier. Hij heeft met name tot taak, te vragen dat onregelmatigheden in de stukken worden hersteld, en indien dit niet gebeurt, de stukken die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in het Statuut en het Reglement voor de procesvoering te weigeren;”.