ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.027.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 27

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
31 januari 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 74/2012 van de Commissie van 27 januari 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 75/2012 van de Commissie van 30 januari 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Miód z Sejneńszczyny / Łoździejszczyzny/Seinų / Lazdijų krašto medus (BOB)]

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 76/2012 van de Commissie van 30 januari 2012 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Holsteiner Katenschinken / Holsteiner Schinken / Holsteiner Katenrauchschinken / Holsteiner Knochenschinken (BGA)]

5

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 77/2012 van de Commissie van 30 januari 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

7

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 78/2012 van de Commissie van 30 januari 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

9

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/50/GBVB van de Raad van 27 januari 2012 tot wijziging van Besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië

11

 

 

2012/51/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 23 maart 2011 betreffende steunmaatregel C 39/07 die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van Legler SpA (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1758)  ( 1 )

12

 

 

2012/52/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 januari 2012 inzake de goedkeuring van de rekeningen van bepaalde betaalorganen in Duitsland en Nederland betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2010 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 369)

21

 

 

2012/53/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 januari 2012 tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 370)  ( 1 )

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 74/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2012

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)   PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)   PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een paneel samengesteld uit aluminium en gehard glas, met afmetingen van ongeveer 140 x 30 cm (zogenoemd "douchepaneel met hydromassage").

Het paneel is uitgerust met een mengkraan, 6 horizontale sproeikoppen voor hydromassage, een anti-kalk in de hand te houden douchekop, een breed sproeiende bovendouchekop, en een rek voor toebehoren. Het is ook uitgerust met bedieningsknoppen voor het instellen van de temperatuur van het water, de intensiteit, enz.

Het paneel is bestemd voor montage in daarvoor geschikte douchecabines. Naast de douchefunctie kan het paneel ook voorzien in hydromassage door dunne waterstralen die onder hoge druk uit de sproeikoppen komen.

9019 10 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 c) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 9019 , 9019 10 en 9019 10 90 .

Omdat het paneel bestaat uit een mengkraan met douchekoppen van post 8481 en een massagetoestel met 6 sproeikoppen voor hydromassage van post 9019 , wordt het aangemerkt als een samengesteld werk in de zin van algemene regel 3 b).

Het ontbreken van aanvullende kenmerken voor het verhogen van de waterdruk, zoals een pomp, sluit indeling van de delen van het massagetoestel onder post 9019 niet uit (zie ook de GS-toelichting op post 9019 , onder (ii), tweede alinea).

Gezien hun objectieve kenmerken en eigenschappen verleent geen van de componenten het paneel zijn wezenlijke karakter.

Het paneel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 9019 10 90 als een ander toestel voor massage.


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 75/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ["Miód z Sejneńszczyny / Łoździejszczyzny"/"Seinų / Lazdijų krašto medus" (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Polen en Litouwen ingediende aanvraag tot registratie van de benaming "Miód z Sejneńszczyny / Łoździejszczyzny" / "Seinų / Lazdijų krašto medus" bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)   PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)   PB C 116 van 14.4.2011, blz. 15.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.4.   Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

POLEN

Miód z Sejneńszczyny / Łoździejszczyzny (BOB)

LITOUWEN

Seinų / Lazdijų krašto medus (BOB)


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 76/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2012

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Holsteiner Katenschinken / Holsteiner Schinken / Holsteiner Katenrauchschinken / Holsteiner Knochenschinken (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Duitsland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming "Holsteiner Katenschinken / Holsteiner Schinken/ Holsteiner Katenrauchschinken/ Holsteiner Knochenschinken" bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)   PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)   PB C 109 van 8.4.2011, blz. 6.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

DUITSLAND

Holsteiner Katenschinken / Holsteiner Schinken / Holsteiner Katenrauchschinken / Holsteiner Knochenschinken (BGA)]


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 77/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

138,3

MA

58,6

TN

90,3

TR

119,7

ZZ

101,7

0707 00 05

EG

217,9

JO

241,9

MA

148,6

TR

180,8

ZZ

197,3

0709 91 00

EG

143,2

ZZ

143,2

0709 93 10

MA

124,4

TR

177,7

ZZ

151,1

0805 10 20

EG

49,6

MA

54,8

TN

58,8

TR

63,2

ZZ

56,6

0805 20 10

IL

185,7

MA

94,2

ZZ

140,0

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

CN

61,2

EG

88,5

IL

94,5

JM

118,0

KR

91,5

MA

55,4

PK

50,1

TR

97,0

ZZ

82,0

0805 50 10

TR

65,8

ZZ

65,8

0808 10 80

CA

118,4

CL

79,0

CN

74,5

US

155,0

ZZ

106,7

0808 30 90

CN

46,1

TR

95,1

US

120,1

ZA

97,6

ZZ

89,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 78/2012 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 59/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 voor het verkoopseizoen 2011/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)   PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)   PB L 19 van 24.1.2012, blz. 15.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 31 januari 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10  (1)

42,50

0,00

1701 12 90  (1)

42,50

1,86

1701 13 10  (1)

42,50

0,00

1701 13 90  (1)

42,50

2,15

1701 14 10  (1)

42,50

0,00

1701 14 90  (1)

42,50

2,15

1701 91 00  (2)

48,55

2,90

1701 99 10  (2)

48,55

0,00

1701 99 90  (2)

48,55

0,00

1702 90 95  (3)

0,49

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/11


BESLUIT 2012/50/GBVB VAN DE RAAD

van 27 januari 2012

tot wijziging van Besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 januari 2011 Besluit 2011/72/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Na toetsing van Besluit 2011/72/GBVB wordt het wenselijk geacht de toepassing van de restrictieve maatregelen te verlengen tot en met 31 januari 2013.

(3)

Besluit 2011/72/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5 van Besluit 2011/72/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 5

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 januari 2013. Het wordt voortdurend getoetst. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)   PB L 28 van 2.2.2011, blz. 62.


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/12


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 2011

betreffende steunmaatregel C 39/07 die Italië ten uitvoer heeft gelegd ten gunste van Legler SpA

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1758)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/51/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna het „Verdrag”), en met name de eerste alinea van artikel 108, lid 2,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Gezien het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van steunmaatregel C 4/03 (ex NN 102/02) (1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen kenbaar te maken, en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Op 5 april 2007, zes maanden nadat reddingssteun was verleend die door de Commissie was goedgekeurd omdat deze verenigbaar met de interne markt was bevonden (2), heeft Italië een herstructureringsplan ten gunste van Legler SpA. aangemeld.

(2)

Op 25 september 2007 heeft de Commissie een formele onderzoeksprocedure ten aanzien van dit herstructureringsplan ingeleid (3). Op 30 november 2007 heeft zij de opmerkingen van Italië ontvangen.

(3)

Op 10 december 2007 heeft de Commissie opmerkingen van een belanghebbende ontvangen die op 3 maart 2008 aan Italië zijn doorgezonden. Op 20 mei 2008 heeft Italië hierop gereageerd.

(4)

Op 23 juli 2008 hebben de Italiaanse autoriteiten de aanmelding van het herstructureringsplan ingetrokken, waarbij zij hebben verklaard dat zij ervan hadden afgezien.

(5)

Op 8 augustus 2008, 22 oktober 2008, 9 februari 2009, 4 september 2009 en 17 maart 2010 heeft de Commissie om aanvullende informatie verzocht. De Italiaanse autoriteiten hebben bij brieven van 26 september 2008, 1 december 2008, 3 juni 2009, 6 oktober 2009, 24 februari 2010 en 20 april 2010 hierop geantwoord.

II.   BESCHRIJVING

II.1.   De begunstigde onderneming

(6)

Legler SpA is de moedermaatschappij van een textielgroep (hierna „Legler”, „de groep” of „de onderneming”) die in 1863 is opgericht en die op het tijdstip waarop de formele onderzoeksprocedure werd ingeleid uit verscheidene ondernemingen bestond, met name uit Legler Ottana SpA, Legler Siniscola SpA en Legler Macomer SpA. Legler SpA bezat een minderheidsdeelneming in Legler Maroc SA en een participatie van 40 % in Legler Ottana SpA. Het meerderheidsaandeel in Legler SpA was in handen van de holding Piltar Ltd (hierna: „Piltar”).

(7)

In 2007 had Legler een personeelsbestand van 1 213 personen (4) en bezat de onderneming installaties op Sardinië (preciezer gezegd in Macomer, in de provincie Oristano, en in Siniscola en Ottana, in de provincie Nuoro) en in Lombardije (in Ponte San Pietro, in de provincie Bergamo). De omzet van de groep beliep in 2006 101 miljoen EUR en in september 2007 30,9 miljoen EUR.

(8)

Legler, dat is gespecialiseerd in de productie van hoogkwalitatief denim, was de leidende onderneming op de Italiaanse en de Duitse markt en heeft in Frankrijk en de Benelux omvangrijke hoeveelheden afgezet. Volgens de Italiaanse autoriteiten bestaat de markt voor denim uit twee segmenten: de prêt à porter, voor zeer bekende merken (sector waar Legler voornamelijk actief was) en het segment van de massaconsumptiegoederen, waar de concurrentie hoofdzakelijk op de prijzen is gebaseerd. De voornaamste concurrenten van Legler waren Italianen, Grieken, Fransen, Tunesiërs, Turken en Japanners. De groep geraakte voor het eerst in moeilijkheden in 2003 toen een aanzienlijk deel van de productie naar Azië of naar het zuidelijke deel van het Middellandse-zeegebied werd overgebracht.

(9)

Op 30 mei 2007 werd tijdens de bijeenkomst van de raad van bestuur van SFIRS SpA, een investeringsmaatschappij in de regio Sardinië, besloten om voor een bedrag van 450 000 EUR een schuldvordering over te nemen met een nominale waarde van 17 miljoen EUR van het in liquidatie verkerende Intex SpA op Legler SpA en Legler Siniscola SpA.

(10)

Tijdens dezelfde bijeenkomst is besloten een deel van de schuldvordering, ten belope van 14,5 miljoen EUR van de totale vordering van 17 miljoen EUR ten gunste van Legler in kapitaal om te zetten.

(11)

Op 31 mei 2007 werd SFIRS tijdens de aandeelhoudersvergadering van Legler aandeelhouder van Legler. Door een deel van de schuldvordering in kapitaal om te zetten („debt for equity swap”) voor een nominale waarde van 14,5 miljoen EUR, heeft SFIRS 49 % van de gewone aandelen van Legler SpA verworven (en 100 % van de preferente aandelen (5)). De resterende 51 % was in handen van Piltar.

(12)

In januari 2008 besloot SFIRS afstand te doen van haar deelneming in Legler SpA en van haar resterende schuldvordering op Legler en deed zij een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de gezamenlijke overname van haar deelneming en haar schuldvorderingen.

(13)

Het winnende bod van de onderneming Ferratex s.r.l. (hierna: „Ferratex”) betrof een totaalbedrag van 2 000 001 EUR. Volgens de Italiaanse autoriteiten weerspiegelde de prijs de marktwaarde van het totaal aan schuldvorderingen dat SFIRS op Legler en haar dochterondernemingen had en dat door een onafhankelijke deskundige werd geraamd op 2 miljoen EUR, waaraan de symbolische prijs van 1 EUR werd toegevoegd voor de deelneming van SFIRS in Legler, die eveneens conform de raming van een onafhankelijke deskundige was. De verkoop vond plaats op 25 januari 2008.

(14)

Legler heeft niettemin tussen december 2007 en augustus 2008 haar activiteiten gestaakt in haar verschillende vestigingen. Alle installaties zijn sedertdien niet meer gebruikt.

(15)

Op 23 juli 2008 veranderde Legler SpA haar naam in Texfer SpA, een wijziging die gevolgen had voor de benaming van haar dochterondernemingen, die de namen Texfer Ottana SpA, Texfer Siniscola SpA respectievelijk Texfer Macomer SpA kregen.

(16)

Op 18 augustus 2008 werd de moedermaatschappij van de groep door de bevoegde rechtbank insolvent verklaard en op 13 november 2008 werd de onderneming, tezamen met haar dochterondernemingen, toegelaten tot de insolventieprocedure, de procedure van „buitengewoon beheer” genoemd.

(17)

De bank heeft op de bij wijze van reddingssteun verleende garantie een beroep gedaan kort nadat was geconstateerd dat de reddingslening die aan Legler is verstrekt, niet door de onderneming was terugbetaald. Het bevoegde ministerie heeft daarom op 16 september 2008 de lening en rente daarover terugbetaald.

(18)

Op 21 oktober 2010 werd Texfer SpA failliet verklaard en op 17 en 18 november 2010 werden Ottana SpA, Texfer Siniscola SpA en Texfer Macomer SpA eveneens failliet verklaard.

Financiële situatie van de begunstigde onderneming

(19)

In 2006 stonden de netto-activa van Legler op - 8,6 miljoen EUR, terwijl zij in 2005 nog positief stonden (17,2 miljoen EUR). In 2006 bedroegen de verliezen van de onderneming 25,9 miljoen EUR, tegenover 28,1 miljoen EUR in 2005. In hetzelfde jaar beliep de omzet 101,4 miljoen EUR, tegen 124,2 miljoen EUR in 2005. De bruto-exploitatie (EBITDA) beliep - 10,9 in 2006 en - 0,7 in 2005. De rentelasten stegen eveneens.

(20)

Op 30 november 2007 stonden de netto-activa van Legler op - 16,3 miljoen EUR. In de periode 2003-2007 beliepen de verliezen 94,9 miljoen EUR en werd de situatie van de onderneming steeds slechter, met stijgende verliezen en een afnemende omzet.

(21)

Vanaf 13 november 2008 is de groep het voorwerp van een collectieve procedure overeenkomstig de nationale wetgeving die eindigde met het faillissement van de onderneming (zie de overwegingen 16-18).

II.2.   De herstructureringsmaatregelen

(22)

Het door Italië aangemelde herstructureringsplan (businessplan) (hierna: „het plan”) zou over een periode van (2007-2009) worden uitgevoerd en bestond uit drie maatregelen: i) een garantie op middellange termijn van 13 miljoen EUR voor de duur van de herstructurering ter vervanging van de garantie van zes maanden die als reddingssteun was goedgekeurd (6), ii) een rechtstreekse subsidie van 13,2 miljoen EUR en iii) omzetting van de schuld in kapitaal ten belope van 13 miljoen EUR. Desondanks heeft SFIRS op 31 mei 2007 een schuld met een nominale waarde van de 14,5 miljoen EUR in kapitaal omgezet.

(23)

Hoewel hadden de Italiaanse autoriteiten het „businessplan” voor de periode 2007-2009 hadden gepresenteerd, hielden zij staande dat de herstructureringsperiode op 1 juni 2007 zou beginnen en eind 2012 zou aflopen. De enige elementen die zijn meegedeeld om aan te tonen hoe de herstructurering van de onderneming van 2009 tot 2012 zou verlopen, zijn de kasstromen en de ontwikkeling van de passiva van de nieuw opgerichte onderneming (Newco).

(24)

In deze bredere context bedroegen de totale kosten van het plan voor de uit de fusie van Legler SpA en haar Sardische dochterondernemingen ontstane nieuwe onderneming 106,2 miljoen EUR, waarvan 86,7 miljoen EUR bestemd was voor een grootschalige reorganisatie van de groep en het resterende deel zou dienen voor het herstel van het bedrijfskapitaal en om de verliezen te dekken.

(25)

De activiteiten van de nieuw opgerichte onderneming zouden voornamelijk gericht zijn op de kernactiviteit van de groep, namelijk de productie van hoogkwalitatief denim, terwijl de twee andere productielijnen (ribfluweel en vlakke stoffen) zouden worden stopgezet. Uit geografisch oogpunt zouden de activiteiten van de groep in slechts twee productie-installaties (Siniscola en Ottana) in dezelfde regio worden geconcentreerd. Door de verkoop van de resterende activa zou de eigen bijdrage van Legler gewaarborgd zijn en zouden terzelfder tijd de energie-, vervoers- en personeelskosten kunnen worden verminderd. De fabriek in Macomer was niet in het plan inbegrepen (7).

(26)

In het plan was tevens vastgelegd dat er naast SFIRS een nieuwe aandeelhouder zou komen; ook gaf het plan aan dat de private kredietlijnen nodig waren om de beoogde reorganisatie te financieren.

II.3.   Redenen voor de inleiding van de formele onderzoeksprocedure

(27)

In het besluit tot inleiding van de procedure uitte de Commissie er twijfels over dat de omzetting van de schuld geen steunelementen bevatte. De Commissie betwijfelde of een particuliere investeerder onder de huidige omstandigheden bereid zou zijn om zijn schuldvordering in kapitaalaandelen om te zetten, met name omdat een deel van de activiteiten van de onderneming al sinds enkele maanden was stopgezet en de Italiaanse autoriteiten geen ander scenario aan de Commissie hadden voorgelegd waaruit bleek dat de investering in de Legler-groep en de overname van de herstructureringskosten uit economisch oogpunt voordeliger waren voor SFIRS dan de liquidatie van de groep.

(28)

Wat de verenigbaarheid van de steun met de interne markt op basis van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (8) (hierna: „richtsnoeren betreffende reddings- en herstructureringssteun”) betreft, betwijfelde de Commissie vooral of de meerderheidsaandeelhouder Piltar de moeilijkheden van Legler kon oplossen en of er van willekeurige kostenverdeling binnen de groep sprake is.

(29)

Ten tweede betwijfelde de Commissie of met het plan de levensvatbaarheid op lange termijn kon worden hersteld, aangezien de geplande vervreemding van activa en productielijnen vrij onduidelijk was en een groot aantal hypothesen over de toekomstige exploitatievoorwaarden weinig realistisch leken, temeer daar Legler de productie had stopgezet. Daarnaast had zij twijfels over de vraag of de voorgestelde compenserende maatregelen reëel waren en verder gingen dan hetgeen nodig was om de levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen, of de eigen bijdrage voldoende was en of het beginsel van eenmalige steun in acht was genomen.

(30)

Tot slot verzocht de Commissie de Italiaanse autoriteiten haar informatie te verschaffen over de punten die bij haar twijfels hadden doen ontstaan (herkomst van de schuldvorderingen van SFIRS, gedetailleerde informatie over Piltar, kostenallocatie binnen het concern, compenserende maatregelen en concrete mogelijkheden om een nieuwe aandeelhouder te vinden en de voor de herstructurering van Legler benodigde particuliere financiering te verkrijgen).

III.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(31)

Bij brief van 14 december 2007 heeft een belanghebbende zijn opmerkingen gemaakt over het besluit tot inleiding van de procedure en nadrukkelijk gewezen op het concurrentieverstorende effect van de maatregelen in kwestie, waarbij hij staande hield dat in de sector van overcapaciteit sprake was. Voorts verstrekte de belanghebbende gegevens over de wereldwijde productiecapaciteit voor denimstoffen in 2006 en verklaarde hij dat de overcapaciteit wereldwijd 27 % bedroeg.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(32)

De Italiaanse autoriteiten hebben allereerst uiteengezet op welke wijze SFIRS de meerderheidsaandeelhouder van Legler was geworden. In maart 2007 had SFIRS voor de prijs van 450 000 EUR een schuldvordering van het zich in liquidatie bevindende Intex SpA op Legler SpA en Legler Siniscola SpA overgenomen. Op 31 mei 2007 had SFIRS een deel van deze vordering, met een nominale waarde van 14,5 miljoen EUR, in kapitaal omgezet en verwierf de maatschappij aldus 49 % van de gewone aandelen van Legler (waarvan Piltar de resterende 51 % bezat) en 100 % van de preferente aandelen (9).

(33)

Ten tweede gaven de Italiaanse autoriteiten aan dat Piltar een door natuurlijke personen gecontroleerde onderneming was, die alleen een instrumentele functie had. De onderneming zou met het oog op de verwerving van een deelneming in Legler zijn opgericht en oefende geen enkele andere commerciële activiteit uit. Ook wezen de Italiaanse autoriteiten er met klem op dat Piltar al sedert lange tijd zijn voornemen te kennen had gegeven de onderneming niet verder financieel te ondersteunen en haar aandelen in de groep geleidelijk te verkopen. Met de deelneming van 49 % zou SFIRS inderdaad ook het recht hebben verworven de resterende 51 % van de gewone aandelen te kopen.

(34)

Ten derde hebben de Italiaanse autoriteiten zich ertoe verbonden gegevens over de compenserende maatregelen te verschaffen.

(35)

In de vierde plaats heeft Italië gewezen op de bemoedigende trends die zijn waargenomen in de segmenten waar Legler voornemens was maatregelen in het kader van het herstructureringsplan te nemen om de rentabiliteit? te herstellen, zoals is beschreven in overweging 24, op het voornemen van de onderneming om particuliere kredietlijnen en een nieuwe aandeelhouder te vinden om een deel van het plan te financieren, en op de reeds in die zin genomen initiatieven.

(36)

Vervolgens hebben de Italiaanse autoriteiten, in antwoord op de opmerkingen van een belanghebbende, onderstreept dat het marktaandeel van Legler in 2006 beperkt was tot 0,27 %. Zij voegden daaraan toe dat in het plan, bij wijze van compenserende maatregel, een vermindering van de productiecapaciteit van de onderneming van 22 % ten opzichte van 2006 en van 40 % ten opzichte van 2005 was voorzien en dat de steun derhalve geen concurrentieverstoringen zou hebben veroorzaakt die het gemeenschappelijk belang zouden hebben geschaad.

(37)

In hun opmerkingen na de intrekking van het herstructureringsplan stelden de Italiaanse autoriteiten dat de omzetting van de schuld in kapitaal niet als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet worden beschouwd, omdat SFIRS volgens het beginsel van de investeerder tegen marktvoorwaarden had gehandeld. Volgens de Italiaanse autoriteiten zou een particuliere investeerder op dezelfde wijze hebben gehandeld om het faillissement te voorkomen en op de meest doeltreffende wijze ten minste een deel van zijn schuldvordering te innen, dat wil zeggen door deze in kapitaal om te zetten en door de onderneming samen met een nieuwe investeerder en met een nieuwe kredietlijn te herstructureren.

V.   BEOORDELING

(38)

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 (10) kan de betrokken lidstaat, zolang de Commissie geen besluit heeft vastgesteld overeenkomstig de artikelen 4 of 7, de aanmelding in de zin van artikel 2 ten gepaste tijde intrekken.

(39)

In dat geval beëindigt de Commissie, overeenkomstig artikel 8, lid 2, de eventueel door haar ingeleide formele onderzoeksprocedure.

(40)

De Commissie stelt vast dat Italië de rechtstreekse subsidie van 13,2 miljoen EUR niet heeft uitgekeerd en dit steunvoornemen niet zal uitvoeren. Aangezien het herstructureringsplan is ingetrokken, is er geen reden meer om de formele onderzoeksprocedure voort te zetten.

(41)

Aangezien de twee andere aangemelde herstructureringsmaatregelen onrechtmatig door Italië zijn uitgevoerd, moet de Commissie, voordat zij de formele onderzoeksprocedure kan afsluiten, nagaan of zij staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag en, zo ja, of de steun verenigbaar is met de interne markt.

(42)

Overeenkomstig artikel 107, lid 1, van het Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(43)

Wanneer staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag aan een onderneming in moeilijkheden moet worden verleend of is verleend, moet de verenigbaarheid ervan aan de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun worden getoetst. De steun kan dus slechts op basis van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag verenigbaar worden verklaard indien aan de voorwaarden in die richtsnoeren is voldaan.

V.1.   Is er sprake van staatssteun?

Verlenging van de als reddingssteun verleende garantie gedurende de gehele herstructureringsperiode

(44)

De als reddingssteun verleende garantie ten belope van 13 miljoen EUR is na afloop van de periode van zes maanden waarvoor zij door de Commissie werd goedgekeurd niet afgeschaft, maar was ook nadat de aanmelding van het herstructureringsplan was ingetrokken nog steeds beschikbaar (zie overweging 17).

(45)

De verlenging van de bij wijze van reddingssteun verleende garantie werd aangemeld als maatregel ten laste van de begroting van het bevoegde ministerie, en dus uit de staatsbegroting gefinancierd. Zij is dan ook met staatsmiddelen verleend en is toe te rekenen aan de staat. De garantie vormt een selectief voordeel omdat Legler op deze wijze toegang kon krijgen tot financiële middelen die de onderneming, gezien haar financiële situatie, anders niet zou hebben verkregen. Op deze wijze werden Legler kosten bespaard die de onderneming anders had moeten dragen. Aangezien Legler daarenboven was begonnen met de uitvoering van een op de productieactiviteit gericht herstructureringsproject, kon de steun concurrentieverstoringen op de markt van de Unie met zich brengen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Een belanghebbende heeft in zijn opmerkingen het verstorende effect van de maatregel beklemtoond en erop gewezen dat de sector door overcapaciteit wordt gekenmerkt.

(46)

De Commissie is derhalve van oordeel dat de verlenging van de bij wijze van reddingssteun verleende garantie, die ook een herstructureringsmaatregel is, staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag is.

(47)

Voor de bepaling van het steunbedrag verwijst de Commissie naar punt 4.1, onder a), van de mededeling van de Commissie betreffende de garanties (11) waarin wordt bepaald dat „in het geval van ondernemingen in moeilijkheden, een eventuele garant op de markt op het tijdstip van de garantieverstrekking een hoge premie in rekening zal brengen, gelet op het te verwachten risico op niet-terugbetaling dat hij loopt. Wordt de waarschijnlijkheid dat de kredietnemer niet in staat is de lening terug te betalen bijzonder groot, dan is dit marktpercentage misschien niet meer voorhanden en in uitzonderlijke omstandigheden kan het steunbestanddeel van de garantie uiteindelijk even hoog blijken te zijn als het daadwerkelijk door die garantie gedekte bedrag”.

(48)

Gelet op de ernstige financiële moeilijkheden van Legler op het tijdstip waarop de garantie werd verleend (toenemende verliezen, terugloop van de omzet en negatief eigen vermogen, zoals aangegeven in de overwegingen 19-21 en 51), is de Commissie van mening dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat de onderneming zonder overheidsingrijpen op de markt een banklening had kunnen krijgen en concludeert zij dat het steunbedrag met het totale bedrag van de lening overeenkomt (12).

Omzetting van de schuld in kapitaal

(49)

De Commissie merkt op dat de omzetting is verricht door SFIRS, een openbaar orgaan waarin de regio Sardinië een meerderheid van de aandelen bezit en op de besluiten waarvan zij een overheersende invloed uitoefent (13). Italië heeft dit feit nooit ontkend. De Commissie komt dan ook tot de conclusie dat de maatregel in kwestie aan de staat valt toe te rekenen en met staatsmiddelen is toegekend. Aangezien de maatregel één enkele onderneming, namelijk Legler, begunstigt, is zij selectief. Aangezien Legler bovendien bezig was met een herstructureringsproces waarmee werd beoogd de productieactiviteit weer op gang te brengen, kon de steun concurrentieverstoringen op de markt van de Unie met zich brengen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Het potentieel verstorende effect van de maatregel werd ook benadrukt in de opmerkingen van een belanghebbende, die er daarnaast op heeft gewezen dat de sector door overcapaciteit wordt gekenmerkt.

(50)

Italië hield daarentegen in zijn opmerkingen staande dat de maatregel Legler geen voordeel had verschaft omdat zij in overeenstemming was met het beginsel van de investeerder in een markteconomie.

(51)

Volgens vaste rechtspraak (14), moet, om vast te stellen of Legler met staatsmiddelen een voordeel heeft verkregen, worden beoordeeld of, in soortgelijke omstandigheden, een particulier investeerder die vergelijkbare kenmerken heeft als SFIRS bereid zou zijn geweest om de schuld in kapitaal om te zetten, gelet op de op het tijdstip van de transactie beschikbare gegevens en te verwachten ontwikkelingen.

(52)

Allereerst stelt de Commissie, op basis van de jaarrekening van Legler, vast dat het kapitaal van de onderneming in 2007 1,8 miljoen EUR bedroeg en haar de netto-activa op - 16,3 miljoen EUR stonden, dat in de periode 2003-2007 de verliezen 94,9 miljoen EUR beliepen en de situatie van de onderneming steeds slechter werd met stijgende verliezen en een afnemende omzet.

(53)

De Commissie merkt voorts op dat SFIRS, ondanks de hierboven beschreven kritieke financiële situatie, geen alomvattende analyse had gemaakt van de rentabiliteit van de transactie noch een risicobeoordeling had uitgevoerd. De Italiaanse autoriteiten hebben inderdaad, ondanks de talrijke verzoeken van de Commissie in die zin, nooit een ander scenario aan haar voorgelegd waaruit had kunnen blijken dat de keuze van SFIRS verkieslijker was de liquidatie van Legler.

(54)

Soortgelijke opmerkingen zijn gemaakt door de Italiaanse centrale bank in een verslag (15) dat na een onderzoek naar de activiteiten van SFIRS was opgesteld. In het verslag bekritiseert de bank de handelwijze van SFIRS wegens de onvolledigheid van haar eerdere analyse van de omzetting van de schuldvordering in kapitaal en de tegenstrijdigheid die inherent is aan het doen van een „investering” die geen concrete vooruitzichten op rendement biedt.

(55)

Afgezien nog van deze beoordeling lijkt de financiële situatie van de onderneming van zodanige aard te zijn dat een voorzichtige investeerder in een markteconomie niet tot een dergelijk transactie zou zijn overgegaan.

(56)

De Commissie stelt wat dit betreft bovendien vast dat het door de onderneming aangemelde plan niet als betrouwbare basis voor een realistische prognose van de toekomstige ontwikkeling van de onderneming kan worden beschouwd. Alleen al het feit dat het plan niet de gehele herstructureringsperiode omvatte, maar slechts een deel daarvan, en dat het geen informatie over het verdere verloop van de herstructurering bevatte (zie overweging 23), toont duidelijk aan dat zo’n gebrek aan informatie een particuliere investeerder ervan zou hebben weerhouden de transactie in kwestie tot stand te brengen.

(57)

Ten tweede kan niet worden voorbijgegaan aan het feit dat, wat de concrete vooruitzichten betreft op invordering van de schuldvordering die SFIRS op Legler had, SFIRS na de omzetting van de schuldvordering in kapitaal zich als aandeelhouder in een zwakkere positie bevond dan toen de maatschappij preferente schuldeiser was.

(58)

De waarde en de vooruitzichten voor het aandelenbezit van SFIRS op het tijdstip van de omzetting van de schuldvordering in kapitaal leken te beperkt om een tegenwicht te bieden tegen de hierboven beschreven risico’s, met name gezien de kritieke financiële situatie van de onderneming. Dit kwam duidelijk naar voren in een rapport van een onafhankelijk deskundige over de waarde van de onderneming, die op het symbolische bedrag van 1 EUR werd vastgesteld.

(59)

Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat SFIRS, door de schuldvordering in kapitaal om te zetten, niet heeft gehandeld als een particuliere investeerder onder normale marktvoorwaarden. Een particuliere investeerder zou een soortgelijke transactie niet hebben verricht zonder een betrouwbare en realistische voorafgaande beoordeling waarmee zou worden aangetoond dat de omzetting van de schuld in kapitaal gunstiger was dan de preferente schuldeiser van Legler te blijven.

(60)

Door de schuld in kapitaal om te zetten heeft SFIRS dus een voordeel aan Legler verschaft.

(61)

Hieruit volgt dat de omzetting staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag is.

(62)

Wat de berekening van het steunbedrag betreft moet worden opgemerkt dat het begrip staatssteun beperkt is tot met staatsmiddelen bekostigde financiële steun. Het steunbedrag moet worden berekend op basis van de marktwaarde van de schuld die door SFIRS in kapitaal van Legler werd omgezet. Indien de schuldvordering van SFIRS op Legler een nominale waarde van 17 miljoen EUR had, terwijl haar marktwaarde op de dag voor de omzetting slechts 450 000 EUR bedroeg, komt de door SFIRS verrichte omzetting van 85,3 % van het totaalbedrag van de schuldvordering (dat wil zeggen een nominaal bedrag van 14,5 miljoen EUR) in kapitaal overeen met een marktwaarde van 383 850 EUR (dat wil zeggen 85,3 % van 450 000 EUR). Het met staatsmiddelen toegekende voordeel is dus 383 850 EUR. De nominale waarde van de omgezette schuldvordering kan daarentegen alleen in boekhoudtechnisch opzicht als voordeel worden beschouwd.

V.2.   Verenigbaarheid van de steun met de interne markt

(63)

Aangezien is vastgesteld dat de aangemelde maatregelen (overheidsgarantie en omzetting van de schuld in kapitaal) staatssteun zijn in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag, moet de Commissie beoordelen of de steun verenigbaar is met de interne markt.

(64)

De verenigbaarheid van de steunmaatregelen in kwestie met de interne markt moet worden beoordeeld op basis van de richtsnoeren betreffende reddings- en herstructureringssteun.

(65)

Wat de overheidsgarantie betreft moet, om de verenigbaarheid ervan te onderzoeken, een onderscheid worden gemaakt tussen verlenging van de reddingssteun enerzijds, en het verlenen van staatssteun in de vorm van een garantie op middellange termijn, wat eveneens een herstructureringsmaatregel is (voor de duur van de herstructureringsperiode), anderzijds.

(66)

Wat de verlenging van de reddingssteun betreft, wordt in punt 26 van de richtsnoeren bepaald dat, wanneer de lidstaat een herstructureringsplan heeft ingediend binnen zes maanden na de goedkeuring van de reddingssteun of, in het geval van niet-aangemelde steun, na de tenuitvoerlegging van de maatregel, de termijn voor de terugbetaling van de lening of het stopzetten van de garantie wordt verlengd totdat de Commissie over het plan een besluit heeft genomen, tenzij de Commissie besluit dat een dergelijke verlenging niet is gerechtvaardigd.

(67)

De aanmelding van het herstructureringsplan maakte verlenging van de reddingssteun tot na de zes maanden mogelijk. Italië trok de aanmelding evenwel in. Uit punt 26 van de richtsnoeren vloeit voort dat de aanmelding van een herstructureringsplan een conditio sine qua non voor de verlenging van reddingssteun is. Daarom moet, indien een aangemeld herstructureringsplan later wordt ingetrokken, de verlenging van de reddingssteun worden onderbroken.

(68)

Uit de tot op heden door de Commissie vastgestelde besluiten (zaak Ernault (16) en zaak Huta Cynku (17)) blijkt dat, indien bij haar geen herstructureringsplan of vereffeningsplan is ingediend of indien, zoals in het onderhavige geval, het vereffeningsplan is ingetrokken, de herstructureringsteun niet meer rechtmatig kan worden verlengd vanaf de datum waarop de lidstaat de aanmelding van het herstructureringsplan heeft ingetrokken.

(69)

Aangezien de garantie op middellange termijn, die voor de duur van het herstructureringsplan was verleend en als herstructureringsteun was aangemeld, een verlenging was van de als reddingssteun verleende garantie, is zij tot de intrekking door Italië van de aanmelding van het plan verenigbaar.

(70)

Derhalve moet de verenigbaarheid worden onderzocht van de verlengde, als staatssteun verleende, garantie vanaf de dag volgend op de dag van de intrekking van de aanmelding door Italië (dat wil zeggen vanaf 24 juli 2008).

De vraag of de onderneming voor herstructureringssteun in aanmerking kwam

(71)

Verlening van staatssteun aan een onderneming in moeilijkheden kan alleen op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag als met de interne markt verenigbaar worden beschouwd, indien aan alle in de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun vastgelegde voorwaarden is voldaan.

(72)

Overeenkomstig punt 12, onder a), en punt 14 van die richtsnoeren komen alleen ondernemingen in moeilijkheden voor herstructureringssteun in aanmerking.

(73)

Volgens punt 9 van de richtsnoeren gaat de Commissie er van uit dat een onderneming in moeilijkheden verkeert wanneer zij niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden.

(74)

Overeenkomstig punt 10 van de richtsnoeren wordt een onderneming, in beginsel en ongeacht haar omvang, in de volgende gevallen als een onderneming in moeilijkheden beschouwd:

a)

in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

b)

in het geval van een vennootschap waarvan tenminste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan, of

c)

voor alle ondernemingsvormen: wanneer de onderneming volgens het nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve procedure te worden onderworpen.

(75)

Uit punt 10, onder a), van de richtsnoeren vloeit voort dat een onderneming waarvan een wezenlijk deel van het vermogen verloren is gegaan zonder hulp van buitenaf onvermijdelijk op korte of middellange termijn haar activiteiten moet staken. In een eerdere zaak (18) kwam de Commissie tot de conclusie dat een onderneming met een negatief eigen vermogen a fortiori als een onderneming in moeilijkheden wordt beschouwd. In het arrest in de zaak-Biria (19) bevestigde het Gerecht voorts dat een aanmerkelijk verlies van vermogen inderdaad een teken van moeilijkheden is en dat de Commissie terecht van oordeel was dat een onderneming met een negatief vermogen een onderneming in moeilijkheden is.

(76)

Legler beantwoordde aan het criterium bedoeld in punt 10, onder a), van de richtsnoeren aangezien het in 2006 een negatief eigen vermogen had (zie overweging 19).

(77)

De Commissie wijst er voorts op dat Legler al op 22 mei 2007, de datum waarop de reddingssteun werd goedgekeurd, werd beschouwd als een onderneming in moeilijkheden overeenkomstig punt 10, onder a), van de richtsnoeren.

(78)

De financiële situatie van Legler is daarna niet verbeterd, aangezien de onderneming in 2008 door de bevoegde rechtbank insolvent werd verklaard (zie overweging 14).

(79)

De Commissie merkt voorts op dat Legler geen nieuw opgerichte onderneming in de zin van punt 12 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun is.

(80)

Overeenkomstig punt 13 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun komt een onderneming die deel uitmaakt van of die wordt overgenomen door een concern, in beginsel niet voor reddings- of herstructureringssteun in aanmerking, behalve wanneer kan worden aangetoond dat de moeilijkheden van de onderneming een specifiek karakter hebben en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen het concern, en dat deze moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door het concern zelf te kunnen worden opgelost.

(81)

De Commissie merkt op dat Piltar een louter instrumentele functie had en naast de deelneming in het kapitaal van Legler geen andere economische activiteit uitoefende. Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt blijkt niet dat de moeilijkheden van de onderneming het gevolg waren van een arbitraire kostenallocatie binnen het concern. Bovendien was Piltar, aangezien niet al haar aandelen in handen van particulieren waren en de onderneming naast de deelneming in het kapitaal van Legler geen andere economische activiteit uitoefende, niet in staat om aan de herstructurering van Legler bij te dragen.

(82)

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat aan punt 9 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun is voldaan.

(83)

Aangezien Legler voor herstructureringssteun in aanmerking komt, moet worden nagegaan of aan de in de punten 32 tot en met 51 van de richtsnoeren vastgelegde voorwaarden voor de verenigbaarheid van de herstructureringssteun is voldaan.

Gevolgen van de intrekking van het plan voor de verenigbaarheid van de herstructureringsmaatregelen

(84)

Aangezien het herstructureringsplan van Legler echter door Italië is ingetrokken, bestaat er derhalve geen herstructureringsplan meer waartoe de betrokken lidstaat zich overeenkomstig punt 35 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun verbindt. De Commissie kan derhalve de onrechtmatig verleende steun niet beoordelen in het licht van de in de punten 32 tot en met 51 van de richtsnoeren vervatte criteria.

(85)

Bovendien is de Commissie van mening dat er ook geen andere rechtsgrond bestaat op basis waarvan de overheidsgarantie en de omzetting van de schuld in kapitaal als met de interne markt verenigbaar kunnen worden beschouwd.

VI.   CONCLUSIE

(86)

De formele onderzoeksprocedure op grond van artikel 108, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de rechtstreekse subsidie ten belope van 13,2 miljoen EUR, moet worden gesloten omdat Italië zijn aanmelding heeft ingetrokken en niet voornemens is de steunmaatregel in kwestie uit te voeren.

(87)

Naar de mening van de Commissie vallen de overheidsgarantie en de omzetting van de schuld in kapitaal binnen de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, van het Verdrag.

(88)

Deze twee maatregelen zijn door Italië in strijd met artikel 108, punt 3, van het Verdrag uitgevoerd.

(89)

Volgens het Verdrag en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie mag de Commissie beschikken dat een land steun moet afschaffen of wijzigen (20) wanneer zij vaststelt dat deze onverenigbaar is met de interne markt. Daarnaast is volgens ’s Hofs rechtspraak de verplichting van een staat tot afschaffing van steun die door de Commissie onverenigbaar wordt geacht met de interne markt bedoeld om de vroegere toestand te herstellen (21). In dat licht heeft het Hof bepaald dat deze doelstelling is verwezenlijkt wanneer de begunstigde de als onrechtmatige steun toegekende bedragen heeft terugbetaald, zodat hij het marktvoordeel verliest dat hij ten opzichte van zijn concurrenten genoot en de toestand van vóór de steunverlening wordt hersteld (22).

(90)

In navolging van die jurisprudentie bepaalt artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/99 van de Raad (23): „Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen”.

(91)

Aangezien de maatregelen in kwestie als onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun moeten worden beschouwd, moeten de bedragen van die maatregelen, ten belope van 13 miljoen EUR respectievelijk 383 850 EUR worden teruggevorderd om de toestand op de markt van vóór de steunverlening te herstellen.

(92)

Wat de overheidsgarantie betreft, dient de terugvordering te worden verricht vanaf de dag na de intrekking van de aanmelding van de herstructureringssteun door Italië, dat wil zeggen vanaf 24 juli 2008, en rente omvatten tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

(93)

Wat de omzetting van de schuld in kapitaal betreft, dient de terugvordering te worden verricht vanaf het ogenblik waarop de steun ter beschikking van de begunstigde is gesteld, dat wil zeggen vanaf 31 mei 2007, en rente omvatten tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De formele onderzoeksprocedure op grond van artikel 108, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de rechtstreekse subsidie ten belope van 13,2 miljoen EUR ten behoeve van Legler S.p.A. wordt gesloten.

Artikel 2

De overheidsgarantie ten belope van 13 miljoen EUR en de omzetting van schuldvorderingen in kapitaal ten belope van 383 850 EUR, die Italië in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag aan Legler SpA heeft toegekend, vormen met de interne markt onverenigbare staatssteun.

Artikel 3

1.   Italië moet de in artikel 2 bedoelde steun van de begunstigde terugvorderen.

2.   De terug te vorderen steun omvat rente tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

Wat de overheidsgarantie betreft, wordt deze rente berekend vanaf de dag volgende op de intrekking van de aanmelding van de herstructureringssteun door Italië.

Wat de omzetting van schuldvorderingen in kapitaal betreft, wordt de rente berekend vanaf het tijdstip waarop de steun de begunstigde ter beschikking is gesteld.

3.   De rente wordt berekend op samengestelde grondslag in overeenstemming met hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (24) en in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (25) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004.

4.   Italië schrapt met ingang van de datum van de kennisgeving van dit besluit alle nog uitstaande betalingen voor de in artikel 2 genoemde steun.

Artikel 4

1.   De terugvordering van de in artikel 2 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

2.   Italië zorgt ervoor dat dit besluit binnen vier maanden na de kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 5

1.   Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt Italië de volgende informatie aan de Commissie:

a)

het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

b)

een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen of de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde werd gelast de steun terug te betalen.

2.   Italië houdt de Commissie op de hoogte van de ontwikkelingen met betrekking tot de nationale maatregelen die het land heeft genomen om dit besluit ten uitvoer te leggen, totdat de in artikel 2 bedoelde steun volledig is teruggevorderd. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld informatie over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt tevens gedetailleerde informatie over de reeds van de begunstigde teruggevorderde steunbedragen en de rentepercentages voor terugvordering.

Artikel 6

Het onderhavige besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 23 maart 2011.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)   PB C 289 van 1.12.2007, blz. 22.

(2)   PB C 159 van 12.7.2007, blz. 2. De reddingssteun werd goedgekeurd voor de periode van 5 oktober 2006 tot en met 5 april 2007.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  Dit cijfer verwijst naar het aantal personen dat tijdens de gehele in aanmerking genomen periode voltijds bij de onderneming werkte.

(5)  Preferente aandelen verleenden de aandeelhouder een voorkeursrecht inzake verdeling van de winst en terugbetaling van het kapitaal in geval van ontbinding van de vennootschap.

(6)  Dat wil zeggen tot en met 31 december 2012.

(7)  Het plan bevatte voor deze vestiging een afzonderlijk businessplan.

(8)  Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2) en mededeling van de Commissie betreffende de verlenging van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 156 van 9.7.2009, blz. 3).

(9)  Zie voetnoot 6.

(10)   PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(11)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10).

(12)  Zie ook de beschikking van de Commissie in zaak C 59/07 van 28 oktober 2009 betreffende staatssteun ten behoeve van Ixfin (PB L 167 van 1.7.2010, blz. 39).

(13)  SFIRS SpA (een financiële tussenpersoon in de zin van de artikelen 106 en 107 van wetsbesluit nr. 385 van 1 september 1993) voert voor de autonome regio Sardinië plannen en programma’s uit en stelt richtsnoeren op voor de economische en sociale ontwikkeling van de regio. SFIRS wordt beschouwd als een operationeel instrument van de autonome regio Sardinië, die 93 % van de aandelen in SFIRS in handen heeft. De maatschappij wordt beheerd door een bestuur waarvan de leden door de autonome regio Sardinië worden benoemd. Daarnaast valt SFIRS onder dezelfde bestuurs- en controleautoriteit als de administratie van de autonome regio Sardinië.

(14)  Zaak C-482/99 Frankrijk tegen Commissie, punt 70. Zaak C-42/93 Spanje tegen Commissie, punt 13.

(15)  Door Italië ingediend als bijlage bij zijn brief van 29 mei 2009.

(16)  Zaak C 32/05 (ex N 250/05) van 4 april 2007 (PB L 277 van 20.10.2007, blz. 25).

(17)  Zaak C 32/06 (ex N 179/06) van 25 september 2007 (PB L 44 van 20.2.2008, blz. 36).

(18)  Zaak C 38/07 (ex N 45/07) van 7 oktober 2010, Arbel Fauvet Rail SA (PB L 238 van 24.10.2007, blz. 17).

(19)  Freistaat Sachsen (Duitsland) (T-102/07), MB Immobilien Verwaltungs en MB System & Co. (T-120/07) tegen Europese Commissie.

(20)  Zaak C-70/72, Commissie tegen Duitsland, punt 13.

(21)  Gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje tegen Commissie, punt 75.

(22)  C-70/75, België tegen Commissie, punten 64 en 65.

(23)   PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(24)   PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

(25)   PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1.


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/21


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2012

inzake de goedkeuring van de rekeningen van bepaalde betaalorganen in Duitsland en Nederland betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2010

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 369)

(Slechts de tekst in de Duitse en in de Nederlandse taal is authentiek)

(2012/52/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name artikel 30 en artikel 32, lid 8,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/272/EU van de Commissie (2) zijn voor begrotingsjaar 2010 de rekeningen van alle betaalorganen goedgekeurd, behalve die van het Duitse betaalorgaan „Rheinland-Pfalz”, het Griekse betaalorgaan „OPEKEPE”, het Italiaanse betaalorgaan „ARBEA” en het Nederlandse betaalorgaan „Dienst Regelingen”.

(2)

Nadat nieuwe informatie is verstrekt en aanvullende controles zijn verricht, kan de Commissie nu een besluit nemen waarbij de door het Duitse betaalorgaan „Rheinland-Pfalz” en de door het Nederlandse betaalorgaan „Dienst Regelingen” ingediende rekeningen als volledig, juist en waarheidsgetrouw worden aangemerkt.

(3)

In artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (3) is bepaald dat het bedrag dat overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, wordt vastgesteld door de maandelijkse betalingen die voor het begrotingsjaar in kwestie, in dit geval 2010, zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na de vaststelling van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen.

(4)

Krachtens artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 moeten de financiële gevolgen van de niet-inning van in verband met onregelmatigheden verschuldigde bedragen voor 50 % door de betrokken lidstaat en voor 50 % door de EU-begroting worden gedragen als de inning niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank. In artikel 32, lid 3, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. De bepalingen over de wijze waarop de lidstaten de terug te vorderen bedragen moeten rapporteren, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006. In bijlage III bij die verordening is de modeltabel opgenomen die de lidstaten in 2011 moesten indienen. Op basis van de tabellen van de lidstaten moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van de niet-inning van de in verband met onregelmatigheden verschuldigde bedragen die na vier of na acht jaar nog openstaan. Een dergelijk besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 niet in de weg.

(5)

Overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het terug te vorderen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, moeten de financiële gevolgen van de niet-inning volledig ten laste komen van de EU-begroting. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen voor dat besluit worden vermeld in het in artikel 32, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde samenvattende overzicht. Deze bedragen worden niet ten laste van de betrokken lidstaten gebracht en worden dus gedragen door de EU-begroting. Het desbetreffende besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van de genoemde verordening niet in de weg.

(6)

Bij de goedkeuring van de rekeningen van de betrokken betaalorganen moet de Commissie rekening houden met de bedragen die op grond van Uitvoeringsbesluit 2011/272/EU reeds zijn ingehouden op de betalingen aan de betrokken lidstaten.

(7)

Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan latere besluiten van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de EU-voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan EU-financiering worden onttrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De rekeningen van het Duitse betaalorgaan „Rheinland-Pfalz” en het Nederlandse betaalorgaan „Dienst Regelingen” betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over begrotingsjaar 2010 worden goedgekeurd.

De bedragen die op grond van dit besluit van de betrokken lidstaten moeten worden teruggevorderd of aan hen moeten worden betaald, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk Nederland.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2012.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)   PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(2)   PB L 119 van 7.5.2011, blz. 70.

(3)   PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.


BIJLAGE

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

BEGROTINGSJAAR 2010

Van de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag

NB: Nomenclatuur 2012: 05 07 01 06, 05 02 16 02, 6701, 6702, 6803

LS

 

2010 - Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen zijn

Totaal a + b

Verlagingen en schorsingen voor het gehele begrotingsjaar (1)

Verlagingen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1290/2005

Totaal incl. verlagingen en schorsingen

Voor het begrotingsjaar aan de lidstaat verrichte betalingen

Van de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2)

Op grond van Uitvoeringsbesluit 2011/272/EU van de lidstaat teruggevorderd (–) of aan de lidstaat betaald (+) bedrag

Van de lidstaat terug te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2)

goedgekeurd

afgesplitst

= in de jaarlijkse declaratie opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten

= totaal van de in de maandelijkse declaraties opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten

 

 

a

b

c = a + b

d

e

f = c + d + e

g

h = f – g

i

j = h – i

DE

EUR

5 573 405 084,75

0,00

5 573 405 084,75

–7 108 483,29

– 779 304,45

5 565 517 297,01

5 565 435 172,87

82 124,14

84 373,43

–2 249,29

NL

EUR

895 187 155,61

0,00

895 187 155,61

–0,03

–5 835,72

895 181 319,86

894 473 110,44

708 209,42

0,00

708 209,42


LS

 

Uitgaven (3)

Bestemmingsontvangsten (3)

Suikerfonds

Artikel 32 (= e)

Totaal (= h)

Uitgaven (4)

Bestemmings-ontvangsten (4)

05 07 01 06

6701

05 02 16 02

6803

6702

k

l

m

n

o

p = k + l + m + n + o

DE

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

–2 249,29

–2 249,29

NL

EUR

714 045,14

0,00

0,00

0,00

–5 835,72

708 209,42


(1)  De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de in de maanden augustus, september en oktober 2010 geconstateerde overschrijdingen van de betalingstermijn.

(2)  Het bedrag waarvan is uitgegaan bij de berekening van het van de lidstaat terug te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag, is het totaal van de jaarlijkse declaratie voor de goedgekeurde uitgaven (kolom a) respectievelijk het totaal voor de afgesplitste uitgaven (kolom b).

Toe te passen wisselkoers: artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006.

(3)  Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 07 01 06.

(4)  Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten voor het Suikerfonds in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 02 16 02.

NB: Nomenclatuur 2012: 05 07 01 06, 05 02 16 02, 6701, 6702, 6803


31.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/24


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 januari 2012

tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 370)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/53/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2006/502/EG (2) van de Commissie worden de lidstaten verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden.

(2)

Beschikking 2006/502/EG is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG, waarbij de geldigheidsduur van de beschikking tot ten hoogste één jaar wordt beperkt maar telkens met ten hoogste één jaar verlengd kan worden.

(3)

De geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG werd telkens met één jaar verlengd, de eerste keer bij Beschikking 2007/231/EG (3) van de Commissie tot en met 11 mei 2008, de tweede keer bij Beschikking 2008/322/EG (4) van de Commissie tot en met 11 mei 2009, de derde keer bij Beschikking 2009/298/EG (5) van de Commissie tot en met 11 mei 2010, de vierde keer bij Besluit 2010/157/EU (6) van de Commissie tot en met 11 mei 2011, en de vijfde keer bij Besluit 2011/176/EU (7) van de Commissie tot en met 11 mei 2012.

(4)

Bij gebrek aan andere bevredigende maatregelen om de kinderveiligheid van aanstekers te waarborgen, moet de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG nogmaals met twaalf maanden worden verlengd.

(5)

Daarom moet Beschikking 2006/502/EG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, lid 2, van Beschikking 2006/502/EG komt als volgt te luiden:

„2.   Deze beschikking is van toepassing tot en met 11 mei 2013.”.

Artikel 2

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 11 mei 2012 aan dit besluit te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2012.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)   PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)   PB L 198 van 20.7.2006, blz. 41.

(3)   PB L 99 van 14.4.2007, blz. 16.

(4)   PB L 109 van 19.4.2008, blz. 40.

(5)   PB L 81 van 27.3.2009, blz. 23.

(6)   PB L 67 van 17.3.2010, blz. 9.

(7)   PB L 76 van 22.3.2011, blz. 99.