ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.024.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 24

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
27 januari 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/41/EU

 

*

Besluit van de Raad van 23 januari 2012 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake de oprichting van een gezamenlijke werkgroep om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten en tot vaststelling van zijn reglement van orde

1

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 68/2012 van de Commissie van 26 januari 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 69/2012 van de Commissie van 26 januari 2012 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode januari 2012 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

7

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/42/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 januari 2012 houdende benoeming van de voorzitter van de Europese Adviescommissie voor statistische governance

11

 

 

2012/43/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 januari 2012 tot machtiging van het Koninkrijk Denemarken om overeenkomsten met Groenland en de Faeröer te sluiten zodat geldovermakingen tussen Denemarken en elk van deze gebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen Denemarken worden behandeld (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 141)

12

 

 

2012/44/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 25 januari 2012 tot vaststelling van de voorschriften die van toepassing zijn op de veterinaire controles op levende dieren en producten van dierlijke oorsprong die in de Franse overzeese departementen uit derde landen worden binnengebracht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 222)  ( 1 )

14

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 23 januari 2012

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake de oprichting van een gezamenlijke werkgroep om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten en tot vaststelling van zijn reglement van orde

(2012/41/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, artikel 207, lid 2, en artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 10 bij de overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 76/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 30 juni 2009 (2), om een nieuw hoofdstuk II bis over douaneveiligheidsmaatregelen in te voegen.

(2)

Artikel 9 ter van Protocol nr. 10 bepaalt dat in het bilaterale handelsverkeer de overeenkomstsluitende partijen afzien van de toepassing van douaneveiligheidsmaatregelen, voor zover zij op hun respectieve grondgebied een gelijkwaardig veiligheidsniveau handhaven.

(3)

Artikel 9 septies van Protocol nr. 10 stelt bovendien dat het Gemengd Comité van de EER de regels vaststelt volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van dat protocol en controleren of de bepalingen van hoofdstuk II bis van dat protocol en van de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 in acht worden genomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde oprichting van een gezamenlijke werkgroep om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer en zijn reglement van orde vast te stellen, is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 januari 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

M. GJERSKOV


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 232 van 3.9.2009, blz. 40.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2011 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van …

inzake de oprichting van een gezamenlijke werkgroep om toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten en tot vaststelling van zijn reglement van orde

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de overeenkomst”), en met name de artikelen 92 en 94, lid 3, en op artikel 9 septies, lid 1, van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 76/2009 van het Gemengd Comité van de EER van 30 juni 2009 (1), om een nieuw hoofdstuk II bis over douaneveiligheidsmaatregelen in te voegen.

(2)

Artikel 9 ter van Protocol nr. 10 bepaalt dat in het bilaterale handelsverkeer de overeenkomstsluitende partijen afzien van de toepassing van douaneveiligheidsmaatregelen, voor zover zij op hun respectieve grondgebied een gelijkwaardig veiligheidsniveau handhaven.

(3)

Artikel 9 septies van Protocol nr. 10 stelt bovendien dat het Gemengd Comité van de EER de regels vaststelt volgens welke de overeenkomstsluitende partijen toezicht uitoefenen op de tenuitvoerlegging van hoofdstuk II bis van dat protocol en controleren of de bepalingen van hoofdstuk II bis van dat protocol en van de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 in acht worden genomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een gezamenlijke werkgroep „Douaneveiligheidsmaatregelen” („de werkgroep”), opgericht om te waarborgen dat toezicht wordt uitgeoefend op de uitvoering van de douaneveiligheidsmaatregelen van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst en om te controleren of de bepalingen van hoofdstuk II bis van dat protocol en van de bijlagen I en II bij dat protocol in acht worden genomen.

2.   De werkgroep volgt het reglement van orde dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

3.   De werkgroep brengt verslag uit aan het permanent subcomité I, verantwoordelijk voor het vrije verkeer van goederen, als bepaald in artikel 15, lid 1, onder a) van het reglement van orde van het Gemengd Comité van de EER (2).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op …, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, … .

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 232 van 3.9.2009, blz. 40.

(2)  Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 1/94 van 8 februari 1994 tot goedkeuring van het reglement van orde van het Gemengd Comité van de EER (PB L 85 van 30.3.1994, blz. 60).

(3)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]

BIJLAGE

bij Besluit nr. …/2011 van het Gemengd Comité van de EER

REGLEMENT VAN ORDE VAN DE GEZAMENLIJKE WERKGROEP DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN

Artikel 1

Samenstelling

De werkgroep wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, vertegenwoordigers van de EVA-lidstaten en vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.

Artikel 2

Taken

1.   De werkgroep beoordeelt de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen die zijn vastgesteld in de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen. In het bijzonder zal de werkgroep toezicht houden op de tenuitvoeringlegging van wetgeving betreffende informatie vóór aankomst en vóór vertrek, douaneveiligheidscontroles en risicobeheer en de wetgeving betreffende geautoriseerde marktdeelnemers („authorised economic operators”). De werkgroep zal ook informatie uitwisselen over wijzigingen van de betrokken wetgeving.

2.   De werkgroep bespreekt de technische wijzigingen die moeten worden aangebracht in hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10.

3.   Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen organiseert de werkgroep een vergadering met een groep deskundigen om een bepaald aspect te bespreken. De werkgroep controleert de administratieve procedures van de overeenkomstsluitende partijen. Om een dergelijke controle uit te voeren, kan de werkgroep bezoeken ter plaatse organiseren.

4.   Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen bestudeert de werkgroep iedere aangelegenheid die hij relevant acht voor de tenuitvoerlegging van de douaneveiligheidsmaatregelen van hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10.

Artikel 3

Voorzitterschap

De vergaderingen van de werkgroep worden om de zes maanden afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van een van de EVA-staten waarop hoofdstuk II bis van Protocol nr. 10 van toepassing is.

Artikel 4

Vergaderingen

1.   De werkgroep komt regelmatig bijeen en ten minste eenmaal per jaar.

2.   De vergaderingen worden gehouden in Brussel of op een andere plaats als de voorzitter van de werkgroep daartoe beslist.

3.   De voorzitter roept de vergaderingen van de werkgroep bijeen. De uitnodigingen voor de vergadering worden uiterlijk tien werkdagen vóór de vergadering verzonden aan de in artikel 1 genoemde deelnemers. In spoedeisende gevallen kunnen de uitnodigingen op kortere termijn worden verzonden.

4.   De werktaal van de werkgroep is het Engels.

5.   De vergaderingen zijn niet openbaar tenzij anders overeengekomen.

Artikel 5

Agenda

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering de voorlopige agenda op. De voorlopige agenda wordt uiterlijk tien werkdagen vóór de vergadering verzonden aan de in artikel 1 genoemde deelnemers.

2.   De overeenkomstsluitende partijen kunnen verzoeken een punt op de agenda te plaatsen, ofwel met een schriftelijk verzoek aan de voorzitter ofwel voordat de agenda wordt goedgekeurd op de dag van de vergadering.

Artikel 6

Notulen

1.   Onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter worden van elke vergadering notulen opgesteld. Voor ieder agendapunt worden in de notulen de aanbevelingen en/of de conclusies van de werkgroep vermeld.

2.   De ontwerpnotulen worden uitgewisseld tussen de overeenkomstsluitende partijen en goedgekeurd binnen twintig werkdagen na de vergadering.

Artikel 7

Kosten

De vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen en de deskundigen van de douaneadministraties van de lidstaten van de Europese Unie dekken alle kosten die zij maken voor hun deelname aan de vergaderingen van de werkgroep.


VERORDENINGEN

27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 68/2012 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

160,4

MA

51,6

TN

83,0

TR

103,5

ZZ

99,6

0707 00 05

EG

217,9

JO

229,9

MA

148,6

TR

169,0

ZZ

191,4

0709 91 00

EG

143,2

ZZ

143,2

0709 93 10

MA

126,9

TR

160,1

ZZ

143,5

0805 10 20

EG

52,8

MA

54,0

TN

58,7

TR

63,6

ZZ

57,3

0805 20 10

MA

81,7

ZZ

81,7

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

61,5

EG

79,2

IL

84,0

KR

91,9

MA

39,3

PK

50,1

TR

99,3

ZZ

72,2

0805 50 10

TR

56,1

ZZ

56,1

0808 10 80

CA

126,3

CL

74,9

CN

97,5

MK

30,8

US

152,7

ZZ

96,4

0808 30 90

CN

55,6

TR

95,1

US

159,7

ZA

87,1

ZZ

99,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 69/2012 VAN DE COMMISSIE

van 26 januari 2012

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode januari 2012 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name artikel 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die uitvoeringsverordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden.

(2)

De maand januari is de eerste deelperiode voor de bij artikel 1, lid 1, onder a), b), c) en d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2012 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4154 – 09.4112 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 – 09.4119 – 09.4166, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheid, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2012 zijn ingediend voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4148 – 09.4149 – 09.4150 – 09.4152 – 09.4153, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Ook dient voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4148 – 09.4149 – 09.4150 – 09.4152 – 09.4153 – 09.4154 - 09.4112 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 – 09.4119 en 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 de totale hoeveelheid te worden vastgesteld die beschikbaar is voor de volgende deelperiode.

(6)

Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor afgifte van de invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4154 – 09.4112 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 – 09.4119 – 09.4166 die gedurende de eerste tien werkdagen van januari 2012 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.

2.   De totale hoeveelheid die in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4148 – 09.4149 – 09.4150 – 09.4152 – 09.4153 – 09.4154 - 09.4112 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 – 09.4119 en 09.4166 beschikbaar is voor de volgende deelperiode, wordt vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode januari 2012 moeten worden toegewezen, dan wel beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2012

(in %)

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode april 2012

(in kg)

Verenigde Staten

09.4127

 (1)

23 803 600

Thailand

09.4128

 (1)

9 812 999

Australië

09.4129

 (2)

1 019 000

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

1 805 000

b)

Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2012

(in %)

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2012

(in kg)

Alle landen

09.4148

 (3)

1 634 000

c)

Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2012

(in %)

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2012

(in kg)

Thailand

09.4149

 (4)

44 047 269

Australië

09.4150

 (5)

16 000 000

Guyana

09.4152

 (5)

11 000 000

Verenigde Staten

09.4153

 (4)

5 455 000

Andere landen van oorsprong

09.4154

1,447729

6 000 011

d)

Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode januari 2012

(in %)

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2012

(kg)

Thailand

09.4112

1,073576

0

Verenigde Staten

09.4116

2

0

India

09.4117

0,91078

0

Pakistan

09.4118

0,933048

0

Andere landen van oorsprong

09.4119

0,997548

0

Alle landen

09.4166

0,842279

17 011 014


(1)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(2)  Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.

(3)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.

(4)  De aanvragen hebben betrekking op hoeveelheden die kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de beschikbare hoeveelheden: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(5)  Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.


BESLUITEN

27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/11


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 januari 2012

houdende benoeming van de voorzitter van de Europese Adviescommissie voor statistische governance

(2012/42/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit nr. 235/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot instelling van de Europese Adviescommissie voor statistische governance (1), en met name artikel 3,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 maart 2009 heeft de Raad Besluit 2009/249/EC (2) vastgesteld waarbij de heer Johnny ÅKERHOLM met ingang van 23 maart 2009 voor drie jaar wordt benoemd tot voorzitter van de Europese Adviescommissie voor statistische governance.

(2)

Het is daarom aangewezen om een nieuwe voorzitter te benoemen die zal aantreden bij het verstrijken van de ambtstermijn die op 23 maart 2009 is begonnen.

(3)

Volgens artikel 3, lid 3, van Besluit nr. 235/2008/EG mag de voorzitter op dat moment geen lid zijn van een nationaal bureau voor de statistiek of van de Commissie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Thomas WIESER wordt per 23 maart 2012 voor drie jaar benoemd tot voorzitter van de Europese Adviescommissie voor statistische governance.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

M. VESTAGER


(1)  PB L 73 van 15.3.2008, blz. 17.

(2)  PB L 74 van 20.3.2009, blz. 30.


27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/12


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2012

tot machtiging van het Koninkrijk Denemarken om overeenkomsten met Groenland en de Faeröer te sluiten zodat geldovermakingen tussen Denemarken en elk van deze gebieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad als geldovermakingen binnen Denemarken worden behandeld

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 141)

(Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)

(2012/43/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (1), en met name artikel 17,

Gezien het verzoek van het Koninkrijk Denemarken,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In april 2011 heeft Denemarken de in december 2006 ingediende aanvraag vervolledigd voor een afwijking krachtens artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1781/2006 voor geldovermakingen tussen Denemarken en Groenland en tussen Denemarken en de Faeröer.

(2)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1781/2006 worden geldovermakingen tussen Denemarken en Groenland en tussen Denemarken en de Faeröer sinds december 2006 tijdelijk als geldovermakingen binnen Denemarken behandeld.

(3)

Op 27 april 2011 werden de lidstaten ervan in kennis gesteld dat de Commissie meende alle benodigde gegevens voor de beoordelingen van de verzoeken van Denemarken te hebben ontvangen.

(4)

Noch Groenland, noch de Faeröer behoren tot het in artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) omschreven grondgebied van de Europese Unie, maar maken deel uit van de valutazone van Denemarken. Groenland en de Faeröer voldoen derhalve aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(5)

De betalingsdienstaanbieders van Groenland en de Faeröer nemen rechtstreeks deel aan de betalings- en afwikkelingssystemen in Denemarken, met name hetzij Kronos, hetzij Sumclearing. Zij voldoen derhalve aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(6)

Zowel Groenland als de Faeröer hebben in hun respectieve rechtsorde voorschriften opgenomen die overeenstemmen met die van Verordening (EG) nr. 1781/2006, met name voor Groenland door middel van Wet nr. 399 van 21 april 2010 betreffende bij geldoverdrachten te voegen informatie over de betaler en Wet nr. 6 van 19 mei 2010 betreffende bij geldoverdrachten te voegen informatie over de betaler, en voor de Faeröer door middel van Wet nr. 467 van 17 juni 2008 betreffende bij geldoverdrachten te voegen informatie over de betaler, met wijzigingen in Wet nr. 579 van 1 juni 2010.

(7)

Groenland en de Faeröer hebben wetgeving uitgevaardigd die bijdraagt tot de totstandbrenging van een deugdelijke antiwitwasregeling. In Groenland bestaat deze wetgeving met name uit Koninklijk Besluit nr. 1034 van 30 augustus 2010 betreffende maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en Wet nr. 5 van 19 mei 2010 betreffende maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Op de Faeröer omvat de antiwitwaswetgeving met name Koninklijk Besluit nr. 79 van 29 januari 2010 betreffende maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en de Wet betreffende maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, Wet nr. 56 van 9 juni 2008, met wijzigingen daterend van 26 mei 2010.

(8)

Groenland en de Faeröer beschikken over passende wetgeving om financiële sancties op te leggen aan entiteiten of personen die door de Verenigde Naties of de Europese Unie op een lijst zijn gezet.

(9)

Zowel Groenland als de Faeröer hebben derhalve dezelfde voorschriften uitgevaardigd als die welke bij Verordening (EG) nr. 1781/2006 zijn vastgesteld en verlangen van hun respectieve betalingsdienstaanbieders dat zij deze voorschriften toepassen. Zij voldoen daarmee aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder c), van genoemde verordening.

(10)

Het is bijgevolg dienstig Denemarken de gevraagde afwijking toe te staan.

(11)

In de tussen Denemarken en Groenland te sluiten overeenkomsten moet de naleving worden verzekerd van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), en in het bijzonder van de artikelen 25 en 26.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Koninkrijk Denemarken wordt gemachtigd overeenkomsten met Groenland en de Faeröer te sluiten zodat geldovermakingen tussen Denemarken en Groenland en tussen Denemarken en de Faeröer voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1781/2006 als geldovermakingen binnen Denemarken worden behandeld.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2012.

Voor de Commissie

Michel BARNIER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/14


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 januari 2012

tot vaststelling van de voorschriften die van toepassing zijn op de veterinaire controles op levende dieren en producten van dierlijke oorsprong die in de Franse overzeese departementen uit derde landen worden binnengebracht

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 222)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/44/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name artikel 13,

Gezien Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG stellen de specifieke voorschriften vast voor de veterinaire controles op elke zending levende dieren en producten van dierlijke oorsprong uit een derde land en bestemd voor de Unie in een door de Unie erkende grensinspectiepost (GIP).

(2)

Artikel 13 van Richtlijn 91/496/EEG maakt het mogelijk dat bijzondere voorschriften worden vastgesteld voor controles op de invoer van voor lokaal gebruik bestemde slachtdieren, alsmede van fok- en productiedieren voor gebruik in afgelegen delen van de lidstaten. Deze voorschriften vereisen dat aan de Commissie plannen worden voorgelegd waarin de aard van de uit te voeren controles wordt beschreven. In deze plannen moet worden gepreciseerd welke controles moeten worden verricht om te vermijden dat de in de betrokken afgelegen regio’s binnengebrachte dieren of de van die dieren afkomstige producten onder welke omstandigheden ook naar andere delen van het grondgebied van de Unie worden verzonden.

(3)

Artikel 18 van Richtlijn 97/78/EG maakt het mogelijk dat bijzondere voorschriften worden vastgesteld voor controles op producten van dierlijke oorsprong die voor lokaal gebruik worden ingevoerd in afgelegen delen van onder meer de Franse Republiek. Deze voorschriften vereisen dat aan de Commissie plannen worden voorgelegd waarin de aard van de uit te voeren controles wordt beschreven. In deze plannen moet worden gepreciseerd welke controles moeten worden verricht om te vermijden dat de in de betrokken afgelegen regio’s binnengebrachte producten van dierlijke oorsprong onder welke omstandigheden ook naar andere delen van het grondgebied van de Unie worden verzonden.

(4)

Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (3) en Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (4), specificeren de procedures voor de kennisgeving van en veterinaire controle op producten van dierlijke oorsprong en levende dieren en de gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst (GVDB’s) die voor het documenteren van de resultaten van de veterinaire controles op dergelijke zendingen moeten worden gebruikt.

(5)

De Franse autoriteiten hebben aan de Commissie de respectieve plannen voorgelegd voor bepaalde punten van binnenkomst op het grondgebied van de Franse overzeese departementen Guadeloupe, Martinique en Frans-Guyana.

(6)

Uit de Franse plannen blijkt dat alle zendingen levende dieren of producten van dierlijke oorsprong bij aangewezen punten van binnenkomst in de departementen voor invoer moeten worden aangeboden, waar ze aan veterinaire controles worden onderworpen. Uit de plannen blijkt dat, wanneer zij worden toegepast, de verzending van zendingen die niet voldoen aan de voorschriften van de relevante wetgeving van de Unie op efficiënte wijze kan worden voorkomen. Dit wordt bereikt door het aanbrengen van een stempel op de GVDB’s van voor invoer goedgekeurde levende dieren of producten van dierlijke oorsprong die aangeeft dat deze beperkt zijn tot gebruik op het grondgebied van het betrokken departement. Importeurs worden ervan in kennis gesteld dat deze levende dieren, afgeleide producten ervan of producten van dierlijke oorsprong niet naar andere delen van het grondgebied van de Unie kunnen worden verzonden, en de bevoegde autoriteiten van de Franse overzeese departementen zien erop toe dat dit voorschrift wordt nageleefd bij de goedkeuring van de certificaten voor handelsverkeer binnen de Unie.

(7)

De Franse plannen specificeren eveneens de infrastructuur van de voorzieningen met voldoende grote lokalen voor hygiënische bemonstering en de noodzakelijke uitrusting voor de uitvoering van de vereiste veterinaire controles om te verifiëren of de voorschriften inzake volks- en diergezondheid voor levende dieren en producten van dierlijke oorsprong worden nageleefd. Bovendien zijn er lokalen en koelruimten beschikbaar voor de opslag van ter plaatse bemonsterde, vastgehouden of geïnspecteerde zendingen, en daarnaast zijn er voor levende dieren ook geschikte voorzieningen beschikbaar om deze daar in afwachting van de resultaten van het onderzoek in onder te brengen.

(8)

De Franse plannen specificeren dat voldoende veterinair en technisch personeel beschikbaar is om de veterinaire controles uit te voeren zoals bedoeld in artikel 4 van de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG en in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 136/2004 en in Verordening (EG) nr. 282/2004.

(9)

Hoewel veterinaire controles in de regel moeten worden uitgevoerd op alle zendingen producten van dierlijke oorsprong, voorziet artikel 10 van Richtlijn 97/78/EG in een vermindering van de frequentie van de materiële controles op bepaalde producten van dierlijke oorsprong die samen met de relevante frequentie voor materiële controles zijn opgenomen in bijlage I en II bij Beschikking 94/360/EG van de Commissie van 20 mei 1994 betreffende de verlaagde frequentie van de materiële controles van partijen producten die uit derde landen worden ingevoerd ingevolge Richtlijn 90/675/EEG (5). Om in overeenstemming te zijn met de veterinaire controles aan de grenzen van de Unie, kunnen deze verlaagde frequenties worden toegepast op de voor de drie Franse overzeese departementen bestemde veterinaire zendingen.

(10)

Het Trade Control and Expert System (Traces) van de Unie, dat is ingevoerd bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem (6) bepaalt dat de lidstaten Traces moeten invoeren en gebruiken, met name voor zendingen levende dieren en producten van dierlijke oorsprong uit niet-EU-landen.

(11)

Het gebruik van het Traces-systeem voor de invoer van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong vereist de afgifte van GVDB’s voor elke voor invoer aangeboden zending. Deze documenten moeten worden gebruikt om ervoor te zorgen dat dergelijke ingevoerde zendingen levende dieren of producten van dierlijke oorsprong niet naar andere delen van het grondgebied van de Unie worden verzonden en alleen lokaal worden gebruikt.

(12)

De punten van binnenkomst in de Franse overzeese departementen Guadeloupe, Martinique en Frans-Guyana moeten dus worden geïdentificeerd, en de exploitatievoorwaarden ervan moeten in dit besluit worden vastgelegd.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 13 van Richtlijn 91/496/EEG en artikel 18 van Richtlijn 97/78/EG zijn de toegestane punten van binnenkomst in de Franse overzeese departementen Guadeloupe, Martinique en Frans-Guyana opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   Elk in de bijlage opgenomen punt van binnenkomst valt onder de verantwoordelijkheid van een bevoegde autoriteit die indien nodig kan beschikken over officiële dierenartsen en aangewezen technici.

2.   Elk punt van binnenkomst dat is aangewezen om zendingen levende dieren of producten van dierlijke oorsprong in ontvangst te nemen, moet beschikken over alle voorzieningen, uitrusting en personeel om hierop veterinaire controles uit te voeren.

Artikel 3

De importeur of zijn vertegenwoordiger moet:

1.

de voor het punt van binnenkomst verantwoordelijke autoriteit vóór de materiële aankomst van de zending producten hiervan in kennis stellen onder gebruikmaking van het eerste deel van het GVDB overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 136/2004 en het Traces-systeem overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2004/292/EG;

2.

één werkdag van tevoren de bevoegde autoriteit waar de levende dieren voor invoer zullen worden aangeboden hiervan in kennis stellen en het nummer, de aard en het vermoede tijdstip van aankomst meedelen onder gebruikmaking van het eerste deel van het GVDB overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EG) nr. 282/2004 en het Traces-systeem overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2004/292/EG;

3.

een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd register bijhouden van de hoeveelheden ingevoerde producten of dieren en de naam en het adres van de koper(s);

4.

de koper(s) ervan in kennis stellen dat de producten die zijn afgeleid van de ingevoerde dieren of producten van dierlijke oorsprong uitsluitend bestemd zijn voor lokale consumptie en fok- of productiedieren onder geen omstandigheden naar andere gebieden van de Unie mogen worden verzonden;

5.

de koper(s) ervan in kennis stellen dat de koper(s) in geval van wederverkoop de nieuwe koper(s), indien deze laatste een commerciële actor is, ervan in kennis moet stellen dat de producten alleen bestemd zijn voor lokale consumptie en fok- en gebruiksdieren niet naar andere delen van het grondgebied van de Unie mogen worden verzonden.

Artikel 4

1.   De officiële dierenarts, bijgestaan door aangewezen technisch personeel, voert de controles uit op de in de bijlage bij dit besluit opgenomen punten van binnenkomst, overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 91/496/EEG en 97/78/EG en overeenkomstig de bepalingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 136/2004 en Verordening (EG) nr. 282/2004.

2.   Op bepaalde producten van dierlijke oorsprong kunnen materiële controles worden uitgevoerd met de in de bijlagen I en II bij Beschikking 94/360/EG bepaalde frequentie.

3.   De officiële dierenartsen zorgen ervoor dat alle gegevens uit het GVDB voor ter invoer aangeboden levende dieren en producten van dierlijke oorsprong in het Traces-systeem wordt ingevoerd, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2004/292/EG.

4.   De officiële dierenartsen zorgen ervoor dat na uitvoering van de veterinaire controles het afgegeven GVDB afgestempeld wordt om aan te geven dat de dieren of de producten van dierlijke oorsprong enkel voor lokaal gebruik mogen dienen en onder geen omstandigheden mogen worden verzonden naar andere delen van het grondgebied van de Unie.

5.   De officiële dierenarts voert regelmatige inspecties van de stallen en opslagplaatsen van de ingevoerde dieren of producten van dierlijke oorsprong uit, om na te gaan of de voorschriften inzake volks- en diergezondheid worden nageleefd en of de zendingen niet naar andere delen van het grondgebied van de Unie worden verzonden.

Artikel 5

De bepalingen van Richtlijn 91/496/EEG, met uitzondering van de bepalingen van artikel 6, en van Richtlijn 97/87/EG, met uitzondering van de bepalingen in artikel 6, blijven van toepassing.

Artikel 6

De Franse autoriteiten nemen passende bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen tegen inbreuken op dit besluit door natuurlijke personen of rechtspersonen.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2012.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2012.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

(2)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(3)  PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.

(4)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11.

(5)  PB L 158 van 25.6.1994, blz. 41.

(6)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63.


BIJLAGE

LIJST VAN ERKENDE PUNTEN VAN BINNENKOMST

1

2

3

4

5

Guadeloupe — haven van Baie-Mahault

FR09600

P

HC, NHC

 

Guadeloupe — luchthaven van Les Abymes

FR09600

A

HC, NHC-NT

 

Martinique — haven van Fort-de-France

FR09700

P

HC, NHC-T(CH), NHC-NT

 

Martinique — luchthaven Aimé Césaire

FR09700

A

HC-T(CH), HC-NT, NHC-T(CH), NHC-NT

O, E

Frans-Guyana — St Georges de l’Oyapock

FR09800

R

HC, NHC

O

Opmerkingen en afkortingen:

1

=

Naam

2

=

Traces-code van de lokale veterinaire eenheid

3

=

Soort: A = luchthaven, P = haven, R = weg

4

=

Producten:

HC

=

producten voor menselijke consumptie

NHC

=

andere producten niet voor menselijke consumptie

NT

=

geen temperatuurvereisten

T

=

bevroren/gekoelde producten

T(FR)

=

bevroren producten

T(CH)

=

gekoelde producten

5

=

Levende dieren:

E

=

geregistreerde paardachtigen in de zin van Richtlijn 90/426/EEG (1)

O

=

andere levende dieren (met inbegrip van dierentuindieren) dan E en U (hoefdieren zoals runderen, varkens, schapen, geiten, wilde en gedomesticeerde eenhoevigen)


(1)  Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42).


Rectificaties

27.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 24/18


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

( Publicatieblad van de Europese Unie L 268 van 12 oktober 2010 )

Bladzijde 6, artikel 17, lid 1, onder d):

in plaats van:

„d)

de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364 en 65 van Richtlijn 2006/112/EG vergaart, alsook, met ingang van 1 januari 2015, de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 369 quater, 369 epties en 69 cties van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.”,

te lezen:

„d)

de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364 en 365 van Richtlijn 2006/112/EG vergaart, alsook, met ingang van 1 januari 2015, de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 369 quater, 369 septies en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.”.