ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.334.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 334

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
16 december 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren ( 1 )

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/841/EU

 

*

Besluit van de Raad van 5 december 2011 inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

6

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

7

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1313/2011 van de Commissie van 13 december 2011 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001 en (EG) nr. 1187/2009 wat de GN-codes voor zuivelproducten betreft

10

 

*

Verordening (EU) nr. 1314/2011 van de Commissie van 13 december 2011 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

12

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1315/2011 van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

14

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1316/2011 van de Commissie van 15 december 2011 inzake het minimumdouanerecht dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de tweede deelinschrijvingen in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1317/2011 van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2011

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1318/2011 van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1319/2011 van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

25

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/842/EU

 

*

Besluit van de Raad van 13 december 2011 betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in het Vorstendom Liechtenstein

27

 

 

2011/843/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 december 2011 inzake de financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan het nationale programma van het Koninkrijk Spanje voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9318)

29

 

 

2011/844/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 14 december 2011 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9169)  ( 1 )

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/1


RICHTLIJN 2011/91/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 december 2011

betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren

(codificatie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 89/396/EEG van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

(3)

Het handelsverkeer van levensmiddelen neemt in de interne markt een zeer belangrijke plaats in.

(4)

De aanduiding van de partij waartoe een levensmiddel behoort, beantwoordt aan het streven naar betere voorlichting over de identiteit van de producten. Deze aanduiding vormt uit dien hoofde een nuttige bron van inlichtingen wanneer levensmiddelen aanleiding geven tot een geschil of een gevaar voor de gezondheid van de consument inhouden.

(5)

In Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (5) is geen bepaling opgenomen over de aanduiding betreffende identificatie van een partij.

(6)

De verwijzing naar de productie- of verpakkingspartij van voorverpakte levensmiddelen is op internationaal niveau algemeen verplicht. De Unie dient tot de ontwikkeling van de internationale handel bij te dragen.

(7)

Het is derhalve wenselijk te voorzien in voorschriften van algemene en horizontale aard voor het beheer van een gemeenschappelijk systeem voor identificatie van de partijen.

(8)

De doeltreffendheid van dat systeem is afhankelijk van de toepassing daarvan in de verschillende stadia van het in de handel brengen. Bepaalde producten en verrichtingen dienen evenwel te worden uitgesloten, met name verrichtingen die plaatsvinden in het beginstadium van het in de handel brengen van landbouwproducten.

(9)

Rekening dient te worden gehouden met het feit dat bepaalde levensmiddelen zoals consumptie-ijs in individuele verpakkingen meteen na de aankoop worden verbruikt, waardoor de aanduiding van de partij rechtstreeks op de individuele verpakking overbodig wordt. Daarentegen dient het voor die producten verplicht te zijn de partij op de gezamenlijke verpakking aan te duiden.

(10)

Het begrip „partij” houdt in dat verscheidene verkoopeenheden van een zelfde levensmiddel vrijwel identieke kenmerken bezitten op het stuk van productie, vervaardiging of verpakking. Dit begrip dient derhalve niet van toepassing te zijn op onverpakt aangeboden producten of op producten die vanwege hun individuele specificiteit of vanwege hun heterogene karakter niet als een homogeen geheel kunnen worden aangemerkt.

(11)

Gezien het uiteenlopende karakter van de toegepaste identificatiemethoden, dient het de taak te zijn van het betrokken economische subject om de partij te bepalen en de desbetreffende aanduiding of het merkteken aan te brengen.

(12)

Om de voorlichtingstaak te vervullen waarvoor de aanduiding is bestemd, is het echter belangrijk dat deze aanduiding als zodanig duidelijk kan worden onderscheiden en herkend.

(13)

De datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum kan, overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG, worden beschouwd als aanduiding die het mogelijk maakt de partij te identificeren, op voorwaarde dat die datum nauwkeurig is aangegeven.

(14)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn heeft betrekking op de aanduiding die het mogelijk maakt de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren.

2.   Onder „partij” wordt in deze richtlijn verstaan een verzameling verkoopeenheden van een levensmiddel dat onder vrijwel identieke omstandigheden is geproduceerd, vervaardigd of verpakt.

Artikel 2

1.   Een levensmiddel mag alleen in de handel worden gebracht indien het vergezeld gaat van een aanduiding als bedoeld in artikel 1, lid 1.

2.   Lid 1 is niet van toepassing:

a)

op landbouwproducten, die vanuit de bedrijfszone:

i)

aan opslag-, behandelings- of verpakkingsbedrijven worden verkocht of geleverd;

ii)

naar producentenorganisaties worden overgebracht; of

iii)

voor onmiddellijke opneming in een operationeel bereidings- of verwerkingssysteem worden opgehaald;

b)

wanneer de levensmiddelen die op de plaats van verkoop aan de eindverbruiker niet zijn voorverpakt, aldaar op verzoek van de koper worden verpakt of voor onmiddellijke verkoop worden voorverpakt;

c)

op verpakkingen of recipiënten waarvan de grootste zijde een oppervlakte heeft van minder dan 10 cm2;

d)

op individuele porties consumptie-ijs. De aanduiding die het mogelijk maakt de partij te identificeren moet op de gezamenlijke verpakking worden aangebracht.

Artikel 3

De partij wordt in ieder geval aangeduid door de producent of fabrikant of de verpakker van het betrokken levensmiddel, of door de eerste verkoper die in de Unie is gevestigd.

De in artikel 1, lid 1, bedoelde aanduiding wordt vastgesteld en aangebracht onder verantwoordelijkheid van een van deze betrokkenen. Zij wordt voorafgegaan door de letter „L”, behalve in het geval waarin zij duidelijk van de overige aanduidingen op het etiket te onderscheiden is.

Artikel 4

Wanneer de levensmiddelen worden voorverpakt, wordt de in artikel 1, lid 1, bedoelde aanduiding en in voorkomend geval de letter „L”, op de voorverpakking of op een daaraan gehecht etiket aangebracht.

Wanneer de levensmiddelen niet worden voorverpakt, wordt de in artikel 1, lid 1, bedoelde aanduiding en in voorkomend geval de letter „L”, aangebracht op de verpakking of het recipiënt, of bij gebreke daarvan op de desbetreffende handelsdocumenten.

De aanduiding wordt in ieder geval zodanig aangebracht dat zij duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar is.

Artikel 5

Indien de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum in de etikettering voorkomt, behoeft het levensmiddel niet van de in artikel 1, lid 1, bedoelde aanduidingen vergezeld te gaan, op voorwaarde dat de aanduiding van deze datum duidelijk en in de juiste volgorde ten minste de dag en de maand omvat.

Artikel 6

Deze richtlijn is van toepassing, onverminderd de aanduidingen die volgens specifieke voorschriften van de Unie vereist zijn.

De Commissie maakt de lijst van de betrokken voorschriften bekend en werkt deze bij.

Artikel 7

Richtlijn 89/396/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 13 december 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. SZPUNAR


(1)  PB C 54 van 19.2.2011, blz. 34.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 mei 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2011.

(3)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21.

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn 89/396/EEG van de Raad

(PB L 186 van 30.6.1989, blz. 21)

Richtlijn 91/238/EEG van de Raad

(PB L 107 van 27.4.1991, blz. 50)

Richtlijn 92/11/EEG van de Raad

(PB L 65 van 11.3.1992, blz. 32)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 7)

Richtlijn

Omzettingstermijn

89/396/EEG

20 juni 1990 (1)

91/238/EEG

92/11/EEG


(1)  In overeenstemming met artikel 7, eerste alinea, van Richtlijn 89/396/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 92/11/EEG:

„Indien noodzakelijk wijzigen de lidstaten hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zodanig, dat:

de handel in producten die aan deze richtlijn voldoen, uiterlijk op 20 juni 1990 wordt toegestaan,

de handel in producten die niet aan deze richtlijn voldoen, vanaf 1 juli 1992 wordt verboden. Producten echter die vóór deze datum in het verkeer zijn gebracht of zijn geëtiketteerd en die niet aan de onderhavige richtlijn voldoen, mogen in de handel worden gebracht totdat de voorraden zijn opgebruikt.”.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 89/396/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 2, lid 3

Artikelen 3 t/m 6

Artikelen 3 t/m 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Bijlage I

Bijlage II


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 5 december 2011

inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

(2011/841/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 168, lid 5, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), punt v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (1) bepaalt in artikel 21 dat het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving open staat voor deelneming door alle derde landen die het belang van de Unie en van haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het Centrum delen.

(2)

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna „de overeenkomst” genoemd) werd, onder voorbehoud van sluiting ervan, namens de Europese Unie ondertekend op 6 december 2010.

(3)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna „de overeenkomst” genoemd) wordt goedgekeurd namens de Unie.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon/personen aan die bevoegd is/zijn om namens de Unie de in artikel 10 van de overeenkomst genoemde diplomatieke nota te verzenden (2).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 5 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(2)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

DE EUROPESE UNIE (hierna „de Unie” genoemd),

enerzijds, en

DE REPUBLIEK KROATIË,

anderzijds,

ERAAN HERINNEREND dat de Europese Raad van Thessaloniki in 2003 een verdere versterking beoogde van de bijzondere betrekkingen tussen de Europese Unie en de westelijke Balkan op basis van de ervaringen die met de uitbreiding zijn opgedaan;

GEZIEN Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (herschikking) (1) (hierna respectievelijk „de verordening” en „het Centrum” genoemd);

OVERWEGENDE dat in artikel 21 van de verordening wordt bepaald dat het Centrum open staat voor deelneming door derde landen die het belang van de Unie en van haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het Centrum delen;

OVERWEGENDE dat de Republiek Kroatië de doelstellingen die in de verordening voor het Centrum zijn geformuleerd, deelt, en aangezien het de uiteindelijke doelstelling van de Republiek Kroatië is om lid te worden van de Europese Unie;

OVERWEGENDE dat de Republiek Kroatië de taakomschrijving, de werkmethode en de prioritaire werkterreinen van het Centrum zoals die in de verordening zijn geformuleerd, onderschrijft;

OVERWEGENDE dat in de Republiek Kroatië een instelling bestaat die kan worden aangesloten op het Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox);

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Deelneming

De Republiek Kroatië neemt volledig deel aan de werkzaamheden van het Centrum, volgens de voorwaarden van deze overeenkomst.

Artikel 2

Europees Netwerk voor informatie over drugs en drugsverslaving (Reitox)

1.   De Republiek Kroatië wordt aangesloten op Reitox.

2.   De Republiek Kroatië licht het Centrum binnen 28 dagen na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in over de belangrijkste elementen waaruit zijn nationale informatienetwerk bestaat, met inbegrip van het nationale waarnemingscentrum, en geeft daarbij aan welke andere gespecialiseerde instellingen een nuttige bijdrage aan de werkzaamheden van het Centrum kunnen leveren.

Artikel 3

Raad van bestuur

De raad van bestuur van het Centrum nodigt een vertegenwoordiger van de Republiek Kroatië uit om aan zijn vergaderingen deel te nemen. Deze vertegenwoordiger neemt volledig aan de vergaderingen deel, maar heeft geen stemrecht. Bij wijze van uitzondering kan de raad van bestuur uitsluitend de vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Europese Commissie bijeenroepen om te vergaderen over onderwerpen die in het bijzonder voor de Unie en haar lidstaten van belang zijn.

De raad van bestuur stelt in een vergadering met de vertegenwoordigers van de Republiek Kroatië nadere regelingen vast met betrekking tot de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Centrum.

Artikel 4

Begroting

De Republiek Kroatië draagt financieel bij tot de werkzaamheden van het Centrum, overeenkomstig de bepalingen van de bijlage bij deze overeenkomst, die er integrerend deel van uitmaakt.

Artikel 5

Bescherming en vertrouwelijkheid van gegevens

1.   Voor zover het Centrum uit hoofde van deze overeenkomst en overeenkomstig het recht van de Unie en het Kroatische recht gegevens aan de Kroatische autoriteiten verstrekt, is het gebruik van die gegevens alleen toegestaan voor het vermelde doel en onder de voorwaarden als gesteld door de autoriteit die deze gegevens verstrekt. Die informatie bevat geen persoonsgegevens.

2.   De door het Centrum aan de Kroatische autoriteiten verstrekte gegevens over drugs en drugsverslaving mogen worden gepubliceerd onder voorbehoud van naleving van de voorschriften van de Unie en de Republiek Kroatië betreffende de verspreiding en de vertrouwelijkheid van informatie. Persoonsgegevens mogen niet worden gepubliceerd of voor het publiek toegankelijk worden gemaakt.

3.   De in de Republiek Kroatië aangewezen gespecialiseerde centra zijn niet verplicht krachtens de Kroatische wetgeving als vertrouwelijk aangemerkte informatie te verstrekken.

4.   Met betrekking tot de gegevens die de Kroatische autoriteiten aan het Centrum hebben verstrekt, gelden voor het Centrum de in artikel 6 van de verordening vastgestelde voorschriften.

Artikel 6

Juridische status

Het Centrum beschikt in de Republiek Kroatië over dezelfde status als rechtspersonen volgens Kroatisch recht.

Artikel 7

Aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van het Centrum wordt geregeld bij artikel 19 van de verordening.

Artikel 8

Voorrechten

Om het Centrum en zijn personeel in staat te stellen hun taken te vervullen, verleent de Republiek Kroatië dezelfde voorrechten en immuniteiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4, 5 en 6, 10 tot en met 13, 15, 17 en 18 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal gehechte Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.

Artikel 9

Personeelsstatuut

Overeenkomstig de voorwaarden van artikel 12, lid 2, onder a), van de in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (2) vervatte regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen Kroatische onderdanen die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de directeur van het Centrum in dienst worden genomen.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van ontvangst van de laatste diplomatieke nota ter bevestiging dat de desbetreffende overeenkomstsluitende partij heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften in verband met de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Artikel 11

Geldigheid en beëindiging

1.   Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten. De overeenkomstig wordt beëindigd op de datum van de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie.

2.   Elk van de overeenkomstsluitende partijen kan deze overeenkomst door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze overeenkomst vervalt zes maanden na de datum van ontvangst van een dergelijke kennisgeving.

Gedaan te Brussel op 6 december 2010 in tweevoud in de Engelse taal.

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Kroatië


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

BIJLAGE

FINANCIËLE BIJDRAGE VAN DE REPUBLIEK KROATIË AAN HET EUROPEES WAARNEMINGSCENTRUM VOOR DRUGS EN DRUGSVERSLAVING

1.

De financiële bijdrage van de Republiek Kroatië aan de algemene begroting van de Europese Unie met het oog op haar deelneming aan het Centrum stijgt geleidelijk gedurende een periode van vier jaar waarin de Republiek Kroatië stapsgewijs bij de werkzaamheden van het Centrum wordt betrokken. De financiële bijdrage beloopt:

tijdens het eerste jaar van deelneming

100 000 EUR,

tijdens het tweede jaar van deelneming

150 000 EUR,

tijdens het derde jaar van deelneming

210 000 EUR,

tijdens het vierde jaar van deelneming

271 000 EUR

Met ingang van het vijfde jaar van deelneming is de jaarlijkse financiële bijdrage van de Republiek Kroatië aan het Centrum gelijk aan de bijdrage van het vierde jaar, aangepast aan de stijging van de subsidie die de Unie aan het Centrum verleent.

De Republiek Kroatië mag voor de betaling van haar bijdrage aan het Centrum gedeeltelijk gebruikmaken van steun van de Unie, met een maximale bijdrage van de Unie van 75 % in het eerste jaar, 60 % in het tweede jaar en 50 % daarna. Via een afzonderlijke programmeringsprocedure worden de aangevraagde middelen van de Unie ter beschikking gesteld aan de Republiek Kroatië door middel van een apart financieringsmemorandum.

Het resterende deel van de bijdrage wordt betaald door de Republiek Kroatië.

2.

De bijdrage van de Republiek Kroatië wordt beheerd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2). De reis- en verblijfskosten van de vertegenwoordigers en deskundigen van de Republiek Kroatië voor deelneming aan werkzaamheden of vergaderingen van het Centrum in verband met de tenuitvoerlegging van het werkprogramma van het Centrum worden terugbetaald door het centrum op dezelfde grondslag en volgens de procedures welke momenteel gelden voor de lidstaten van de Unie.

3.

Voor het eerste kalenderjaar van haar deelname betaalt de Republiek Kroatië een bijdrage die op pro-ratabasis wordt berekend vanaf de datum van het begin van haar deelname tot het einde van het jaar. Voor de hierop volgende jaren wordt de bijdrage vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


VERORDENINGEN

16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1313/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2011

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001 en (EG) nr. 1187/2009 wat de GN-codes voor zuivelproducten betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name de artikelen 144 en 148, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (2) zijn voor zuivelproducten van hoofdstuk 4 wijzigingen in de GN-codes vastgesteld.

(2)

Deel I.F van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (3), alsmede artikel 27 en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie van 27 november 2009 tot vaststelling van specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (4) moeten worden bijgewerkt.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel I.F van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1187/2009 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in artikel 27, lid 2, wordt code 0402 21 19 9900 vervangen door code 0402 21 18 9900;

(2)

in groep nr. 1 van bijlage II wordt code 0401 30 vervangen door de codes 0401 40 en 0401 50.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 282 van 28.10.2011, blz. 1.

(3)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.

(4)  PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

I, DEEL F

TARIEFCONTINGENTEN IN HET KADER VAN BIJLAGE II BIJ DE OVEREENKOMST INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN MET ZWITSERLAND

Contingentnummer

GN-code

Omschrijving

Douanerecht

Contingent van 1 juli tot en met 30 juni

(in tonnen)

09.4155

ex 0401 40

met een vetgehalte van meer dan 6 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten

vrijstelling

2 000”

ex 0401 50

met een vetgehalte van meer dan 10 gewichtspercenten

0403 10

yoghurt


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/12


VERORDENING (EU) Nr. 1314/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2011

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

84/T&Q

Lidstaat

Duitsland

Bestand

COD/N01514

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

Groenlandse wateren van NAFO 0 en 1; Groenlandse wateren van V en XIV

Datum

26.11.2011


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1315/2011 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

64,0

MA

67,8

TN

85,7

TR

96,0

ZZ

78,4

0707 00 05

TR

111,3

ZZ

111,3

0709 90 70

MA

39,9

TR

132,6

ZZ

86,3

0805 10 20

AR

27,1

BR

41,5

CL

30,5

MA

56,3

TR

53,2

ZA

59,4

ZZ

44,7

0805 20 10

MA

69,8

TR

79,7

ZZ

74,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

76,7

TR

85,2

ZZ

81,0

0805 50 10

AR

52,9

TR

49,5

ZZ

51,2

0808 10 80

CA

109,9

CL

90,0

US

121,4

ZA

80,2

ZZ

100,4

0808 20 50

CN

57,1

ZZ

57,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1316/2011 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

inzake het minimumdouanerecht dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de tweede deelinschrijvingen in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 187, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor het verkoopseizoen 2011/2012 voor de invoer van suiker van GN-code 1701 tegen een verlaagd douanerecht.

(2)

Overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 moet de Commissie, in het licht van de naar aanleiding van een deelinschrijving ontvangen offertes, besluiten al dan niet een minimumdouanerecht per achtcijferige GN-code vast te stellen.

(3)

Op basis van de voor de tweede deelinschrijving ontvangen offertes moet voor bepaalde onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker een minimumdouanerecht worden vastgesteld en moet voor de overige onder die GN-code vallende achtcijferige codes voor suiker geen minimumdouanerecht worden vastgesteld.

(4)

Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de tweede deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving, waarvan de termijn voor de indiening van offertes is verstreken op 14 december 2011, wordt voor de onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker al dan niet een minimumdouanerecht vastgesteld, zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 4.


BIJLAGE

Minimumdouanerechten

(EUR/t)

Achtcijferige GN-code

Minimumdouanerecht

1

2

1701 11 10

263,50

1701 11 90

1701 12 10

X

1701 12 90

X

1701 91 00

X

1701 99 10

1701 99 90

X

(—)

Geen vaststelling van een minimumdouanerecht (alle biedingen afgewezen).

(X)

Geen biedingen.


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1317/2011 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 december 2011

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 december 2011, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 december 2011, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 16 december 2011 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Unie worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee of de Zwarte Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

1.12.2011-14.12.2011

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

242,03

175,28

Fob-prijs VSA

318,86

308,86

288,86

Golfpremie

15,77

Grote-Merenpremie

39,73

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

19,41 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

50,59 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1318/2011 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XV van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor rundvlees dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 168 en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de restitutie naargelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Unie kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt.

(6)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2011 van de Commissie (6). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel wordt voldaan.

2.   De op grond van lid 1 voor een restitutie in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en zij met name moeten zijn vervaardigd in een erkende inrichting en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

In het in artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van productcode 0201 30 00 9100 verminderd met 3,5 EUR/100 kg.

Artikel 3

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21.

(6)  PB L 246 van 23.9.2011, blz. 20.


BIJLAGE

Met ingang van 16 december 2011 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0102 10 10 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

12,9

0102 10 30 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

12,9

0201 10 00 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 10 00 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

24,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

14,4

0201 20 20 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

24,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

14,4

0201 20 30 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 20 50 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

30,5

B03

EUR/100 kg nettogewicht

17,9

0201 20 50 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 30 00 9050

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

0201 30 00 9060 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

11,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

3,8

0201 30 00 9100 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

42,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

24,9

EG

EUR/100 kg nettogewicht

51,7

0201 30 00 9120 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

25,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

15,0

EG

EUR/100 kg nettogewicht

31,0

0202 10 00 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 30 9000

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 50 9900

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 90 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 30 90 9100

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

0202 30 90 9200 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

11,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

3,8

1602 50 31 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

11,6

1602 50 31 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

10,3

1602 50 95 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

11,6

1602 50 95 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

10,3

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

B00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen).

B02

:

B04 en bestemming EG.

B03

:

Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, proviandering en bunkeren (bestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 33 en 42 en, indien toepasselijk, artikel 41 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

B04

:

Turkije, Oekraïne, Belarus, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saudi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen, Pakistan, Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Vietnam, Indonesië, Filipijnen, China, Noord-Korea, Hongkong, Sudan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (Republiek), Congo (Democratische Republiek), Rwanda, Burundi, Sint-Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Uganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Malawi, Zuid-Afrika, Lesotho.


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.

(2)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(3)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).

(4)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).

(5)  Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1041/2008 van de Commissie (PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3).

(6)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).

(7)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).

Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1319/2011 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143,

Gezien Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 15 december 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

109,5

0

AR

128,7

0

BR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

125,3

0

AR

143,2

0

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

272,5

8

AR

227,0

22

BR

321,6

0

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

222,0

0

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

249,8

0

BR

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

223,5

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

355,4

0

BR

407,5

0

CL

0408 11 80

Eigeel

303,9

2

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

313,9

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

296,2

0

BR

373,4

0

CL

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

498,7

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


BESLUITEN

16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/27


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 december 2011

betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in het Vorstendom Liechtenstein

(2011/842/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (1), en met name artikel 10, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10, lid 1, van bovengenoemd protocol bepaalt dat de bepalingen van het Schengenacquis door het Vorstendom Liechtenstein ten uitvoer worden gelegd krachtens een daartoe strekkend besluit van de Raad nadat de Raad zich ervan heeft vergewist dat Liechtenstein aan de voorwaarden voor de uitvoering van dat acquis heeft voldaan.

(2)

Nadat de Raad had vastgesteld dat het Vorstendom Liechtenstein voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van het gedeelte van het Schengenacquis dat op gegevensbescherming betrekking heeft, heeft hij, bij Besluit 2011/352/EU (2), de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem per 9 juni 2011 van toepassing verklaard op het Vorstendom Liechtenstein.

(3)

De Raad is, overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures in het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie (SCH/Com-ex (98) 26 definitief) (3), nagegaan of het Vorstendom Liechtenstein op alle andere gebieden van het Schengenacquis aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis voldoet.

(4)

Op 13 december 2011 heeft de Raad geconcludeerd dat het Vorstendom Liechtenstein op elk van de genoemde gebieden aan de voorwaarden had voldaan.

(5)

Er kan een datum worden vastgesteld voor de toepassing van het volledige Schengenacquis door het Vorstendom Liechtenstein; met ingang van die datum kan de controle op personen aan de binnengrenzen met het Vorstendom Liechtenstein worden opgeheven.

(6)

De beperkingen op het gebruik van het Schengeninformatiesysteem overeenkomstig Besluit 2011/352/EU, moeten met ingang van die datum worden opgeheven.

(7)

Overeenkomstig artikel 15 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (4) en artikel 8 van het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (5), is laatstgenoemde overeenkomst vanaf 7 maart 2011 uitgevoerd.

(8)

In de Overeenkomst tussen het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Denemarken betreffende de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat gebaseerd is op bepalingen onder titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die op 18 maart 2011 is ondertekend, wordt bepaald dat de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd op dezelfde datum als die waarop de in artikel 2 van het protocol bedoelde bepalingen ten aanzien van het Vorstendom Liechtenstein ten uitvoer worden gelegd.

(9)

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, tweede alinea, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6) en als gevolg van de gedeeltelijke toepassing van het Schengenacquis door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van delen van het Schengenacquis (7), inzonderheid artikel 1, eerste alinea, dient in de betrekkingen van het Vorstendom Liechtenstein met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland slechts een gedeelte te worden toegepast van het Schengenacquis dat geldt voor de betrekkingen van het Vorstendom Liechtenstein met de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.

(10)

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, derde alinea, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en als gevolg van de gedeeltelijke toepassing van het Schengenacquis door de Republiek Cyprus, zoals bepaald in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, en door de Republiek Bulgarije en Roemenië, zoals bepaald in artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, dient in de betrekkingen van het Vorstendom Liechtenstein met deze lidstaten slechts het gedeelte van het Schengenacquis te worden toegepast dat in deze lidstaten van toepassing is,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Alle bepalingen bedoeld in de bijlagen A en B bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en alle bepalingen opgesomd in de bijlage bij het protocol bij die overeenkomst, alsmede elke handeling die een nadere uitwerking van een of meer van deze bepalingen vormt, is met ingang van 19 december 2011 van toepassing op het Vorstendom Liechtenstein, in zijn betrekkingen met het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Alle beperkingen op het gebruik van het Schengeninformatiesysteem door de in de eerste alinea vermelde lidstaten worden op dezelfde datum opgeheven.

2.   De bepalingen van het Schengenacquis die door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden toegepast op basis van artikel 1 van Besluit 2004/926/EG en elke handeling die een nadere uitwerking van een of meer van deze bepalingen vormt, worden op het Vorstendom Liechtenstein in zijn betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland toegepast met ingang van 19 december 2011.

3.   De bepalingen van het Schengenacquis die van toepassing zijn op de Republiek Cyprus, op basis van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, en op de Republiek Bulgarije en Roemenië, op basis van artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005, en elke handeling die een nadere uitwerking van een of meer van deze bepalingen vormt, is van toepassing op het Vorstendom Liechtenstein in zijn betrekkingen met de Republiek Cyprus, de Republiek Bulgarije en Roemenië met ingang van 19 december 2011.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. CICHOCKI


(1)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(2)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 84.

(3)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 138.

(4)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5.

(5)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 39.

(6)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(7)  PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70.


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/29


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2011

inzake de financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan het nationale programma van het Koninkrijk Spanje voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9318)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2011/843/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name artikel 24, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 861/2006 is vastgesteld tegen welke voorwaarden de lidstaten een bijdrage van de Europese Unie kunnen ontvangen voor uitgaven die zij in het kader van hun nationale programma’s voor het verzamelen en beheren van gegevens verrichten.

(2)

Deze programma’s moeten worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie van 14 juli 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (3).

(3)

Het Koninkrijk Spanje heeft het nationale programma voor 2011-2013 voorgelegd zoals bepaald in artikel 4, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 199/2008. Dit programma werd in 2011 goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad.

(4)

Deze lidstaat heeft voor de periode 2011-2013 jaarlijkse begrotingsramingen ingediend overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad wat betreft de uitgaven van de lidstaten voor de verzameling en het beheer van de basisgegevens over de visserij (4). De Commissie heeft de jaarlijkse begrotingsramingen van de lidstaat geëvalueerd overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1078/2008, daarbij rekening houdend met het goedgekeurde nationale programma.

(5)

Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 dient de Commissie zich voor de goedkeuring van de jaarlijkse begrotingsraming en het besluit over de jaarlijkse financiële bijdrage van de Unie voor elk nationaal programma te houden aan de in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 861/2006 bedoelde procedure en uit te gaan van de resultaten van de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1078/2008 bedoelde evaluatie van de jaarlijkse begrotingsraming.

(6)

Krachtens artikel 24, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 861/2006 dient de Commissie een besluit te nemen over het percentage van de financiële bijdrage. Krachtens artikel 16 van die verordening mag de medefinanciering die de Unie voor het verzamelen van basisgegevens verleent, niet meer bedragen dan 50 % van de uitgaven die de lidstaat voor de uitvoering van het programma voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector verricht.

(7)

Dit besluit dient te worden beschouwd als een financieringsbesluit in de zin van artikel 75, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5).

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het maximale totaalbedrag van de financiële bijdrage van de Unie die voor 2011 aan het Koninkrijk Spanje dient te worden uitgekeerd met het oog op het verzamelen, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector, alsmede het percentage van de financiële bijdrage van de Unie, worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 13 december 2011.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

(3)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 3.

(4)  PB L 295 van 4.11.2008, blz. 24.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.


BIJLAGE

NATIONAAL PROGRAMMA 2011-2013

SUBSIDIABELE UITGAVEN EN MAXIMALE BIJDRAGE VAN DE UNIE VOOR 2011

(in EUR)

Lidstaat

Subsidiabele uitgaven

Maximale bijdrage van de Unie

(medefinancieringspercentage van 50 %)

HET KONINKRIJK SPANJE

16 043 361,16

8 021 680,58

TOTAAL

16 043 361,16

8 021 680,58


16.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 334/31


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2011

tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9169)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/844/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (3), en met name artikel 18,

Gezien Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (4), en met name artikel 63, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (5) stelt bepaalde beschermende maatregelen vast die moeten worden toegepast bij een uitbraak van die ziekte, waaronder het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte. Die gebieden staan vermeld in de bijlage bij Beschikking 2006/415/EG. Die beschikking is van toepassing tot en met 31 december 2011.

(2)

Uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 hebben zich het laatst bij pluimvee in de Unie in Roemenië in maart 2010 voorgedaan en het virus is gevonden bij een in het wild levende vogel in Bulgarije in april 2010. Volgens de beschikbare informatie zijn er thans geen uitbraken van die ziekte in de Unie. Daarom moet Roemenië worden verwijderd uit de lijst die is vastgesteld in de bijlage bij Beschikking 2006/415/EG.

(3)

De maatregelen van Beschikking 2006/415/EG zijn zeer doeltreffend gebleken en de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de zones waarvoor de bevoegde autoriteit beperkingen heeft vastgesteld, heeft de transparantie en het vertrouwen van niet door de ziekte getroffen lidstaten en derde landen in de genomen maatregelen vergroot.

(4)

Bovendien is hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 nog steeds in verscheidene derde landen aanwezig en daarom blijft zij een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier in de Unie vormen. De toepassingsperiode van Beschikking 2006/415/EG moet daarom worden verlengd.

(5)

In september 2011 is begonnen met een externe evaluatie van het reactienetwerk van de Unie voor noodgevallen. De evaluatie heeft tot doel om de doeltreffendheid van het network te beoordelen. Die evaluatie moet uiterlijk augustus 2012 zijn voltooid. Met de resultaten van de evaluatie zal rekening worden gehouden bij een mogelijke herziening van de in Beschikking 2006/415/EG vastgestelde maatregelen.

(6)

Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2006/415/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 12 wordt de datum „31 december 2011” vervangen door „31 december 2013”.

2.

In de bijlage wordt de vermelding voor Roemenië geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(4)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(5)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51.