ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.322.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 322

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
6 december 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1262/2011 van de Commissie van 5 december 2011 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad wat betreft de kwantitatieve beperkingen voor bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1263/2011 van de Commissie van 5 december 2011 tot verlening van een vergunning voor Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus buchneri (DSM 12856), Lactobacillus paracasei (DSM 16245), Lactobacillus paracasei (DSM 16773), Lactobacillus plantarum (DSM 12836), Lactobacillus plantarum (DSM 12837), Lactobacillus brevis (DSM 12835), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121), Lactococcus lactis (DSM 11037), Lactococcus lactis (NCIMB 30160), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

3

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2011 van de Commissie van 5 december 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/807/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2012 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma's en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8719)

11

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit EULEX KOSOVO/1/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 14 oktober 2011 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (2011/688/GBVB) (PB L 270 van 15.10.2011)

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

6.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1262/2011 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2011

tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad wat betreft de kwantitatieve beperkingen voor bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (1), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 oktober 2007 hebben de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie een overeenkomst betreffende de handel in bepaalde ijzer- en staalproducten (2) gesloten (hierna „de overeenkomst” genoemd).

(2)

Artikel 3, lid 3, van de overeenkomst bepaalt dat in een bepaald jaar niet-benutte hoeveelheden voor ten hoogste 7 % van de maximale hoeveelheid voor de desbetreffende productgroep als vastgesteld in bijlage II bij de overeenkomst naar het eerstvolgende jaar kunnen worden overgeboekt.

(3)

Ingevolge artikel 3, lid 4, van de overeenkomst kan ten hoogste 7 % van de maximale hoeveelheid voor een bepaalde productgroep worden overgeboekt naar een of een aantal andere groepen binnen dezelfde productcategorie.

(4)

Rusland heeft de Europese Unie binnen de in de overeenkomst gestelde termijnen kennis gegeven van zijn voornemen om van de bepalingen van artikel 3, leden 3 en 4, gebruik te maken. Ingevolge Ruslands verzoek moeten de nodige aanpassingen in de kwantitatieve beperkingen voor het jaar 2011 worden aangebracht.

(5)

In artikel 10 van de overeenkomst wordt bepaald dat bij iedere jaarlijkse verlenging de hoeveelheden voor iedere productgroep met 2,5 % worden verhoogd.

(6)

Verordening (EG) nr. 1342/2007 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1342/2007 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 300 van 17.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 300 van 17.11.2007, blz. 52.


BIJLAGE

„BIJLAGE V

KWANTITATIEVE BEPERKINGEN

(ton)

Producten

Jaar 2011

Jaar 2012

SA. Platte producten

SA1. Rollen

1 230 897

1 142 446

SA2. Zware plaat

297 127

303 549

SA3. Andere platte producten

676 140

656 769

SA4. Gelegeerde producten

113 444

115 900

SA5. Gelegeerde kwartoplaat

27 011

27 595

SA6. Gelegeerde koudgewalste en beklede plaat

121 096

121 419

SB. Lange producten

SB1. Balken

63 570

60 710

SB2. Walsdraad

374 481

357 635

SB3. Andere lange producten

586 180

559 633

Opmerking

:

SA en SB zijn productcategorieën.

SA1 t/m SA6 en SB1 t/m SB3 zijn productgroepen.”


6.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1263/2011 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2011

tot verlening van een vergunning voor Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus buchneri (DSM 12856), Lactobacillus paracasei (DSM 16245), Lactobacillus paracasei (DSM 16773), Lactobacillus plantarum (DSM 12836), Lactobacillus plantarum (DSM 12837), Lactobacillus brevis (DSM 12835), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121), Lactococcus lactis (DSM 11037), Lactococcus lactis (NCIMB 30160), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 zijn aanvragen ingediend voor een vergunning voor Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus buchneri (DSM 12856), Lactobacillus paracasei (DSM 16245), Lactobacillus paracasei (DSM 16773), Lactobacillus plantarum (DSM 12836), Lactobacillus plantarum (DSM 12837), Lactobacillus brevis (DSM 12835), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121), Lactococcus lactis (DSM 11037), Lactococcus lactis (NCIMB 30160), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834). De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij de aanvragen gevoegd.

(3)

De aanvragen betreffen de verlening van een vergunning voor Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus buchneri (DSM 12856), Lactobacillus paracasei (DSM 16245), Lactobacillus paracasei (DSM 16773), Lactobacillus plantarum (DSM 12836), Lactobacillus plantarum (DSM 12837), Lactobacillus brevis (DSM 12835), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121), Lactococcus lactis (DSM 11037) Lactococcus lactis (NCIMB 30160), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle dieren, in de categorie technologische toevoegingsmiddelen.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 6 september 2011 over Lactobacillus buchneri (DSM 16774) (2), Lactobacillus buchneri (DSM 12856) (3) en Lactobacillus brevis (DSM 12835) (4) geconcludeerd dat deze micro-organismen geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu hebben en dat zij de productie van kuilvoer van alle voedergewassen kunnen verbeteren door de verhoging van de zuurproductie, wat leidt tot een grotere aerobische stabiliteit van het kuilvoer. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

De EFSA concludeerde in haar adviezen van 6 september 2011 over Lactobacillus paracasei (DSM 16245) (5), Lactobacillus paracasei (DSM 16773) (6), Lactobacillus plantarum (DSM 12836) (7), Lactobacillus plantarum (DSM 12837) (8), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121) (9), Lactococcus lactis (NCIMB 30160) (10), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) (11) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) (12), en in haar advies van 8 september 2011 over Lactococcus lactis (DSM 11037) (13) dat deze micro-organismen geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu hebben en dat zij de productie van kuilvoer van alle voedergewassen kunnen verbeteren door de verlaging van de pH en de verbetering van de bewaring van de droge stof. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus buchneri (DSM 12856), Lactobacillus paracasei (DSM 16245), Lactobacillus paracasei (DSM 16773), Lactobacillus plantarum (DSM 12836), Lactobacillus plantarum (DSM 12837), Lactobacillus brevis (DSM 12835), Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121), Lactococcus lactis (DSM 11037), Lactococcus lactis (NCIMB 30160), Pediococcus acidilactici (DSM 16243) en Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) blijkt dat aan de voorwaarden voor de verlening van een vergunning, als vastgesteld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003, wordt voldaan. Het gebruik van deze micro-organismen zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde micro-organismen, die behoren tot de categorie „technologische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „toevoegingmiddelen voor kuilvoer”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2011; 9(9):2359.

(3)  EFSA Journal 2011; 9(9):2361.

(4)  EFSA Journal 2011; 9(9):2368.

(5)  EFSA Journal 2011; 9(9):2363.

(6)  EFSA Journal 2011; 9(9):2370.

(7)  EFSA Journal 2011; 9(9):2367.

(8)  EFSA Journal 2011; 9(9):2362.

(9)  EFSA Journal 2011; 9(9):2365.

(10)  EFSA Journal 2011; 9(9):2366.

(11)  EFSA Journal 2011; 9(9):2364.

(12)  EFSA Journal 2011; 9(9):2369.

(13)  EFSA Journal 2011; 9(9):2374.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg vers materiaal

Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: toevoegingsmiddelen voor kuilvoer.

1k2074

Lactobacillus buchneri

(DSM 16774)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus buchneri (DSM 16774) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus buchneri (DSM 16774)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2075

Lactobacillus buchneri

(DSM 12856)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus buchneri (DSM 12856) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus buchneri (DSM 12856)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2076

Lactobacillus paracasei

(DSM 16245)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus paracasei (DSM 16245) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus paracasei (DSM 16245)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2077

Lactobacillus paracasei

(DSM 16773)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus paracasei (DSM 16773) met ten minste 4 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus paracasei (DSM 16773)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2078

Lactobacillus plantarum

(DSM 12836)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus plantarum (DSM 12836) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus plantarum (DSM 12836)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2079

Lactobacillus plantarum

(DSM 12837)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus plantarum (DSM 12837) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus plantarum (DSM 12837)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k20710

Lactobacillus brevis

(DSM 12835)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus brevis (DSM 12835) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus brevis (DSM 12835)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k20711

Lactobacillus rhamnosus

(NCIMB 30121)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121) met ten minste 4 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactobacillus rhamnosus (NCIMB 30121)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15787)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2081

Lactococcus lactis

(DSM 11037)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactococcus lactis (DSM 11037) met ten minste 5 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactococcus lactis (DSM 11037)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (ISO 15214)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2082

Lactococcus lactis

(NCIMB 30160)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Lactococcus lactis (NCIMB 30160) met ten minste 4 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Lactococcus lactis (NCIMB 30160)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (ISO 15214)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

 

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2102

Pediococcus acidilactici

(DSM 16243)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Pediococcus acidilactici (DSM 16243) met ten minste 5 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Pediococcus acidilactici (DSM 16243)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15786)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021

1k2103

Pediococcus pentosaceus

(DSM 12834)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Bereiding van Pediococcus pentosaceus (DSM 12834) met ten minste 4 × 1011 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof:

Pediococcus pentosaceus (DSM 12834)

 

Analysemethode (1):

 

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MSR-agar (EN 15786)

 

Identificatie: pulsed-field gelelektroforese (PFGE).

Alle diersoorten

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur en de houdbaarheid vermelden.

2.

Minimumdosis van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als toevoegingsmiddel voor kuilvoer: 1 × 108 CFU/kg vers materiaal.

3.

Voor de veiligheid: er wordt aanbevolen om tijdens de hantering gebruik te maken van ademhalingsbescherming en handschoenen.

26.12.2021


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


6.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1264/2011 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 6 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

58,4

MA

50,0

MK

68,6

TR

83,5

ZZ

65,1

0707 00 05

EG

193,3

TR

89,9

ZZ

141,6

0709 90 70

MA

33,8

TR

126,2

ZZ

80,0

0805 10 20

AR

40,6

BR

41,5

MA

56,6

TR

45,6

UY

42,5

ZA

48,9

ZZ

46,0

0805 20 10

MA

71,8

ZZ

71,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

32,0

IL

76,9

JM

129,1

TR

74,8

UY

71,0

ZZ

76,8

0805 50 10

TR

62,3

ZZ

62,3

0808 10 80

CA

120,5

CL

90,0

US

118,6

ZA

180,1

ZZ

127,3

0808 20 50

CN

82,4

TR

133,1

ZZ

107,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

6.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/11


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2012 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma's en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8719)

(2011/807/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 27, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

(2)

Bovendien moet krachtens artikel 27, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG worden voorzien in een financiële maatregel van de Unie om de uitgaven van de lidstaten voor de financiering van nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in de bijlage I bij die beschikking vermelde dierziekten en zoönosen te vergoeden.

(3)

Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (2) bepaalt dat de door de lidstaten ingediende programma's alleen kunnen worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregelen van de Unie indien zij ten minste voldoen aan de in de bijlage bij die beschikking vastgestelde criteria.

(4)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (3) voorziet in jaarlijkse programma's van de lidstaten voor toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten.

(5)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (4) voorziet ook in bewakingsprogramma's die de lidstaten met betrekking tot pluimvee en in het wild levende vogels moeten uitvoeren, onder meer om door middel van regelmatig geactualiseerde risicobeoordelingen een beter inzicht te verkrijgen in de bedreiging door van vogels afkomstige influenzavirussen, die door in het wild levende vogels worden overgedragen. Die jaarlijkse programma's voor toezicht en de financiering ervan moeten ook worden goedgekeurd.

(6)

Bepaalde lidstaten hebben bij de Commissie jaarlijkse programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten, controleprogramma's ter voorkoming van zoönosen en jaarlijkse programma's voor de uitroeiing en bewaking van bepaalde TSE's ingediend waarvoor zij een financiële bijdrage van de Unie wensen te ontvangen.

(7)

Voor 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn bij de Beschikkingen 2007/782/EG (5), 2008/897/EG (6) en 2009/883/EG (7) en Besluit 2010/712/EU (8) van de Commissie bepaalde door de lidstaten ingediende meerjarenprogramma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten goedgekeurd.

(8)

De vastlegging van de uitgaven voor die meerjarenprogramma's werd goedgekeurd overeenkomstig artikel 76, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9). De eerste vastlegging in de begroting voor die programma's heeft plaatsgevonden nadat deze waren goedgekeurd. De daaropvolgende jaarlijkse vastleggingen worden door de Commissie in het licht van de uitvoering van het programma voor het vorige jaar verricht op basis van het in artikel 27, lid 5, van Beschikking 2009/470/EG bedoelde besluit om een bijdrage te verlenen.

(9)

Bepaalde lidstaten die met succes jarenlang medegefinancierde rabiësuitroeiingsprogramma's hebben uitgevoerd, grenzen aan derde landen waar die ziekte aanwezig is. Om rabiës volledig uit te roeien, moeten bepaalde vaccinatieactiviteiten worden uitgevoerd op het grondgebied van die aan de Unie grenzende derde landen.

(10)

Om de op het grondgebied van die aan de Unie grenzende derde landen uit te voeren rabiësvaccinatieactiviteiten te ondersteunen, moet de betaling van een voorschot van maximaal 60 % van het in het kader van de programma's van de lidstaten voor dergelijke activiteiten vastgestelde maximumbedrag mogelijk worden gemaakt.

(11)

De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende jaarlijkse programma's, alsmede de programma's voor het tweede, derde, vierde en vijfde jaar van de voor 2008, 2009, 2010 en 2011 goedgekeurde meerjarenprogramma's uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Die programma's zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG.

(12)

Gezien het belang van de jaarlijkse en meerjarenprogramma's voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake dier- en volksgezondheid en de verplichte toepassing van de programma's inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE) en aviaire influenza in alle lidstaten moet een passende financiële bijdrage van de Unie worden vastgesteld ter vergoeding van de kosten die de betrokken lidstaten voor de in dit besluit vermelde maatregelen maken, tot een bepaald maximumbedrag voor elk programma.

(13)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de door haar gedelegeerde autoriteiten.

(14)

De verificatie van individuele motiveringen van subsidiabele kosten veroorzaakt grote administratieve lasten, zonder dat daarbij het doelmatige gebruik van de middelen van de Unie of de transparantie aanzienlijk wordt verbeterd. Daarom is het dienstiger om de financiële bijdrage van de Unie zo mogelijk voor elk programma vast te stellen op een niveau dat voldoende is om de kosten te dekken die bij uitvoering voor elke soort maatregel worden gemaakt. De financiële bijdrage van de Unie ter ondersteuning van met name nader omschreven activiteiten zoals bemonstering, uitvoering van tests en vaccinatie moet dienovereenkomstig worden gespecificeerd als een vast bedrag, bestemd om alle kosten te vergoeden die normaliter worden gemaakt om de activiteit te verrichten of het respectieve testresultaat te produceren.

(15)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (10) worden programma's om dierziekten uit te roeien of te bestrijden, gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Met het oog op de financiële controle zijn de artikelen 9, 36 en 37 van die verordening van toepassing.

(16)

De financiële bijdrage van de Unie wordt verleend mits de voorgenomen acties efficiënt worden uitgevoerd en de bevoegde autoriteiten alle nodige inlichtingen binnen de in dit besluit vastgestelde termijnen verstrekken.

(17)

Voor de administratieve doelmatigheid moeten alle voor een financiële bijdrage van de Unie gedeclareerde uitgaven in euro's worden uitgedrukt. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 moet de omrekening van de uitgaven in een andere valuta dan de euro geschieden tegen de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door de betrokken lidstaat wordt ingediend.

(18)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

JAARPROGRAMMA'S

Artikel 1

Runderbrucellose

1.   De door Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma's voor de uitroeiing van runderbrucellose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

0,2 EUR per bengaals-roodtest;

iii)

0,2 EUR per SAT-test;

iv)

0,4 EUR per complementbindingsreactie;

v)

0,5 EUR per ELISA-test;

vi)

10 EUR per bacteriologische test;

vii)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in lid 1 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de kosten van de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma's zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 375 EUR per geslacht dier;

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

4 800 000 EUR voor Spanje;

ii)

2 300 000 EUR voor Italië;

iii)

1 550 000 EUR voor Portugal;

iv)

2 000 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 2

Rundertuberculose

1.   De door Ierland, Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma's voor de uitroeiing van rundertuberculose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

1,5 EUR per tuberculinetest;

iii)

5 EUR per gamma-interferontest;

iv)

10 EUR per bacteriologische test;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in lid 1 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma's zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 375 EUR per geslacht dier;

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

14 000 000 EUR voor Ierland;

ii)

12 700 000 EUR voor Spanje;

iii)

5 000 000 EUR voor Italië;

iv)

2 650 000 EUR voor Portugal;

v)

31 200 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 3

Schapen- en geitenbrucellose

1.   De door Griekenland, Italië, Spanje, Cyprus en Portugal ingediende programma's voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

0,2 EUR per bengaals-roodtest;

iii)

0,4 EUR per complementbindingsreactie;

iv)

10 EUR per bacteriologische test;

v)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke in lid 1 genoemde lidstaat worden gemaakt voor de kosten van de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die in het kader van die programma's zijn geslacht en beloopt gemiddeld niet meer dan 50 EUR per geslacht dier;

c)

en mag niet meer bedragen dan:

i)

2 050 000 EUR voor Griekenland;

ii)

8 700 000 EUR voor Spanje;

iii)

3 700 000 EUR voor Italië;

iv)

190 000 EUR voor Cyprus;

v)

1 950 000 EUR voor Portugal.

Artikel 4

Bluetongue in gebieden waar de ziekte enzoötisch is, of in hoogrisicogebieden

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en Zweden ingediende programma's voor de uitroeiing en bewaking van bluetongue worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd landbouwhuisdier;

ii)

1 EUR per gevaccineerd landbouwhuisdier;

iii)

2 EUR per ELISA-test;

iv)

10 EUR per PCR-test;

v)

10 EUR per virologische test;

b)

bedraagt 50 % van de door elke in lid 1 genoemde lidstaat gedane uitgaven voor:

i)

de kosten van de uitvoering van laboratoriumtests voor entomologische bewaking;

ii)

de aankoop van vallen, en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

360 000 EUR voor België;

ii)

15 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

40 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

80 000 EUR voor Duitsland;

v)

10 000 EUR voor Estland;

vi)

40 000 EUR voor Ierland;

vii)

100 000 EUR voor Griekenland;

viii)

1 000 000 EUR voor Spanje;

ix)

1 700 000 EUR voor Frankrijk;

x)

400 000 EUR voor Italië;

xi)

20 000 EUR voor Letland;

xii)

10 000 EUR voor Litouwen;

xiii)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xiv)

30 000 EUR voor Hongarije;

xv)

10 000 EUR voor Malta;

xvi)

40 000 EUR voor Nederland;

xvii)

10 000 EUR voor Oostenrijk;

xviii)

50 000 EUR voor Polen;

xix)

2 350 000 EUR voor Portugal;

xx)

100 000 EUR voor Roemenië;

xxi)

40 000 EUR voor Slovenië;

xxii)

50 000 EUR voor Slowakije;

xxiii)

10 000 EUR voor Finland;

xxiv)

10 000 EUR voor Zweden.

Artikel 5

Salmonellose (zoönotische salmonella) bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo)

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma's voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo) worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   Het door Polen ingediende programma voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij koppels vleeskuikens van Gallus gallus en bij koppels kalkoenen (Meleagris gallopavo) wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

3.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

omvat een vast bedrag van 0,5 EUR per genomen officieel monster;

b)

bedraagt 50 % van de door elke in de leden 1 en 2 genoemde lidstaat gedane uitgaven voor de kosten van:

i)

de uitvoering van bacteriologische en serotyperingstests in het kader van een officiële bemonstering;

ii)

de uitvoering van bacteriologische tests ter controle van de doeltreffendheid van de ontsmetting;

iii)

de uitvoering van tests voor de opsporing van antimicrobiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect in weefsel van dieren van op salmonella geteste koppels;

iv)

de aankoop van vaccindoses;

v)

de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van:

de gedode fok- en legkippen van Gallus gallus,

de gedode fokkalkoenen van Meleagris gallopavo

de vernietigde eieren als bedoeld in lid 4; en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 300 000 EUR voor België;

ii)

60 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

1 500 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

250 000 EUR voor Denemarken;

v)

1 000 000 EUR voor Duitsland;

vi)

30 000 EUR voor Estland;

vii)

300 000 EUR voor Ierland;

viii)

1 000 000 EUR voor Griekenland;

ix)

1 000 000 EUR voor Spanje;

x)

1 300 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

700 000 EUR voor Italië;

xii)

100 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

130 000 EUR voor Letland;

xiv)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xv)

2 000 000 EUR voor Hongarije;

xvi)

150 000 EUR voor Malta;

xvii)

3 000 000 EUR voor Nederland;

xviii)

800 000 EUR voor Oostenrijk;

xix)

500 000 EUR voor Polen;

xx)

200 000 EUR voor Portugal;

xxi)

200 000 EUR voor Roemenië;

xxii)

70 000 EUR voor Slovenië;

xxiii)

600 000 EUR voor Slowakije;

xxiv)

75 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

4.   Voor de in de leden 1 en 2 bedoelde programma's bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

voor een bacteriologische test (kweek/isolering):

7 EUR per test;

b)

voor de aankoop van vaccin:

0,05 EUR per dosis;

c)

voor de serotypering van relevante isolaten van Salmonella spp.:

20 EUR per test;

d)

voor een bacteriologische test ter controle van de doeltreffendheid van de ontsmetting van pluimveestallen na het ruimen van een salmonellapositief koppel:

5 EUR per test;

e)

voor een test voor de opsporing van antimicrobiële stoffen of een bacteriegroeiremmend effect in weefsel van dieren van op salmonella geteste koppels:

5 EUR per test;

f)

voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van:

 

 

i)

een gedood fokmoederdier van Gallus gallus:

4 EUR per dier;

 

ii)

een gedode commerciële legvogel van Gallus gallus:

2,20 EUR per dier;

 

iii)

een gedode fokmoederkalkoen van Meleagris gallopavo:

12 EUR per dier;

 

iv)

broedeieren van fokmoederdieren van Gallus gallus:

0,20 EUR per vernietigd broedei;

 

v)

tafeleieren van Gallus gallus:

0,04 EUR per vernietigd tafelei;

 

vi)

broedeieren van fokmoederdieren van Meleagris gallopavo:

0,40 EUR per vernietigd broedei.

Artikel 6

Klassieke varkenspest en Afrikaanse varkenspest

1.   De(Het) programma('s) voor de bestrijding en bewaking van:

a)

klassieke varkenspest die zijn ingediend door Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Hongarije, Roemenië, Slovenië en Slowakije, worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012;

b)

Afrikaanse varkenspest dat is ingediend door Italië, wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd als landbouwhuisdier gehouden varken;

ii)

5 EUR per bemonsterd wild varken;

iii)

1 EUR per aaspakketje met vaccin;

iv)

2 EUR per ELISA-test;

v)

10 EUR per PCR-test;

vi)

10 EUR per virologische test;

b)

mag niet meer bedragen dan:

i)

210 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

1 300 000 EUR voor Duitsland;

iii)

260 000 EUR voor Frankrijk;

iv)

100 000 EUR voor Italië;

v)

10 000 EUR voor Luxemburg;

vi)

340 000 EUR voor Hongarije;

vii)

900 000 EUR voor Roemenië;

viii)

30 000 EUR voor Slovenië;

ix)

500 000 EUR voor Slowakije.

Artikel 7

Vesiculaire varkensziekte

1.   Het door Italië ingediende programma voor de uitroeiing van vesiculaire varkensziekte wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per bemonsterd als landbouwhuisdier gehouden varken;

ii)

2 EUR per ELISA-test;

iii)

4 EUR per serumneutralisatietest;

iv)

10 EUR per PCR-test;

v)

10 EUR per virologische test;

b)

mag niet meer bedragen dan 900 000 EUR.

Artikel 8

Aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma's voor onderzoek naar aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag ter vergoeding van alle kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de volgende activiteiten en/of tests:

i)

0,5 EUR per monster uit pluimveekoppels;

ii)

5 EUR per bemonsterde in het wild levende vogel in het kader van de passieve bewaking;

iii)

1 EUR per ELISA-test;

iv)

1 EUR per agargel-immunodiffusietest;

b)

bedraagt 50 % van de door elke lidstaat gedane uitgaven ter dekking van de kosten voor de uitvoering van andere laboratoriumtests dan die vermeld onder a); en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

40 000 EUR voor België;

ii)

40 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

30 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

40 000 EUR voor Denemarken;

v)

80 000 EUR voor Duitsland;

vi)

10 000 EUR voor Estland;

vii)

60 000 EUR voor Ierland;

viii)

10 000 EUR voor Griekenland;

ix)

90 000 EUR voor Spanje;

x)

130 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

800 000 EUR voor Italië;

xii)

10 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

20 000 EUR voor Letland;

xiv)

10 000 EUR voor Litouwen;

xv)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

130 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

10 000 EUR voor Malta;

xviii)

190 000 EUR voor Nederland;

xix)

50 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

100 000 EUR voor Polen;

xxi)

20 000 EUR voor Portugal;

xxii)

250 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

30 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

20 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

10 000 EUR voor Finland;

xxvi)

40 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

100 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

3.   Voor de in het kader van de programma's uitgevoerde tests bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

HI-test voor H5/H7:

12 EUR per test;

b)

virusisolatietest:

40 EUR per test;

c)

PCR-test:

20 EUR per test.

Artikel 9

Overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's), boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie

1.   De door België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ingediende programma's voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) en voor de uitroeiing van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) en scrapie worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

bestaat uit een vast bedrag van:

i)

8,5 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van snelle tests om te voldoen aan de voorschriften van artikel 12, lid 2, en bijlage III, hoofdstuk A, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 of gebruikt als bevestigende tests overeenkomstig bijlage X, hoofdstuk C, bij die verordening;

ii)

15 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van snelle tests om te voldoen aan de voorschriften van artikel 12, lid 2, bijlage III, hoofdstuk A, deel II, punten 1 tot en met 5 en bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

iii)

4 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van genotyperingstests;

iv)

120 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van primaire moleculaire onderscheidende tests als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 3.2, onder c), i), bij Verordening (EG) nr. 999/2001; en

v)

25 EUR per test ter vergoeding van alle gemaakte kosten voor de uitvoering van bevestigende tests, met uitzondering van snelle tests, als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

b)

bedraagt 50 % van de kosten die door elke lidstaat zijn gemaakt voor de aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van hun dieren die overeenkomstig hun BSE- en scrapie-uitroeiingsprogramma's zijn gedood en vernietigd;

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 220 000 EUR voor België;

ii)

500 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

590 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

730 000 EUR voor Denemarken;

v)

7 690 000 EUR voor Duitsland;

vi)

120 000 EUR voor Estland;

vii)

2 890 000 EUR voor Ierland;

viii)

1 540 000 EUR voor Griekenland;

ix)

4 320 000 EUR voor Spanje;

x)

12 310 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

4 160 000 EUR voor Italië;

xii)

1 910 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

220 000 EUR voor Letland;

xiv)

420 000 EUR voor Litouwen;

xv)

80 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

1 000 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

20 000 EUR voor Malta;

xviii)

2 080 000 EUR voor Nederland;

xix)

1 410 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

2 690 000 EUR voor Polen;

xxi)

970 000 EUR voor Portugal;

xxii)

930 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

210 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

380 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

350 000 EUR voor Finland;

xxvi)

500 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

5 000 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma's bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

voor gedode en vernietigde runderen:

500 EUR per dier;

b)

voor gedode en vernietigde schapen of geiten:

70 EUR per dier.

Artikel 10

Rabiës

1.   De door Bulgarije, Estland, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije ingediende programma's voor de uitroeiing van rabiës worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

2.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

omvat een vast bedrag van 5 EUR per bemonsterd in het wild levend dier;

b)

bedraagt 75 % van de door elke in lid 1 genoemde lidstaat gedane uitgaven voor de kosten van:

i)

de uitvoering van laboratoriumtests voor de opsporing van rabiësantigeen of -antistoffen;

ii)

de isolatie en karakterisering van het rabiësvirus;

iii)

de opsporing van biomarker en de titrering van aaspakketjes met vaccin;

iv)

de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

v)

de aankoop en toediening aan grazende dieren van parenterale vaccins; en

c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 540 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

620 000 EUR voor Estland;

iii)

1 160 000 EUR voor Hongarije;

iv)

9 270 000 EUR voor Polen;

v)

4 000 000 EUR voor Roemenië;

vi)

540 000 EUR voor Slowakije.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma's bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

voor een serologische test:

12 EUR per test;

b)

voor een test om tetracycline in bot op te sporen:

12 EUR per test;

c)

voor een fluorescentieantistoffentest (FAT):

18 EUR per test;

d)

voor de aankoop van oraal vaccin en aaspakketjes:

0,60 EUR per dosis;

e)

voor de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes:

0,35 EUR per dosis;

f)

voor de aankoop van parenteraal vaccin:

1 EUR per dosis;

g)

voor de toediening van rabiësvaccins aan grazende dieren:

1,50 EUR per gevaccineerd dier, ongeacht het aantal gebruikte doses.

4.   Niettegenstaande lid 2, onder a) en b), en lid 3, geldt voor de financiële bijdrage van de Unie voor het gedeelte van het programma van Polen dat buiten zijn grondgebied zal worden uitgevoerd het volgende:

a)

de bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten van de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

b)

zij bedraagt 100 %, en

c)

zij mag niet meer bedragen dan 1 260 000 EUR.

5.   Voor de in lid 4 genoemde kosten bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding voor de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes 0,95 EUR per dosis.

HOOFDSTUK II

MEERJARENPROGRAMMA'S

Artikel 11

Rabiës

1.   Het door Finland ingediende meerjarenprogramma voor rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014.

2.   Het tweede jaar van de door Italië en Letland ingediende meerjarenprogramma's voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

3.   Het derde jaar van de door Litouwen en Oostenrijk ingediende meerjarenprogramma's voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

4.   Het vijfde jaar van het door Slovenië ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

5.   De financiële bijdrage van de Unie:

a)

omvat een vast bedrag van 5 EUR per bemonsterd in het wild levend dier;

b)

bedraagt 75 % van de door elke in de leden 1 tot en met 4 genoemde lidstaat gedane uitgaven voor de kosten van:

i)

de uitvoering van laboratoriumtests voor de opsporing van rabiësantigeen of -antistoffen;

ii)

de isolatie en karakterisering van het rabiësvirus;

iii)

de opsporing van biomarker en de titrering van aaspakketjes met vaccin;

iv)

de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

v)

de aankoop en toediening aan grazende dieren van parenterale vaccins; en

c)

mag voor 2012 niet meer bedragen dan:

i)

1 600 000 EUR voor Italië;

ii)

1 700 000 EUR voor Letland;

iii)

2 900 000 EUR voor Litouwen;

iv)

190 000 EUR voor Oostenrijk;

v)

810 000 EUR voor Slovenië;

vi)

360 000 EUR voor Finland.

6.   Voor de in lid 1 genoemde programma's bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

voor een serologische test:

12 EUR per test;

b)

voor een test om tetracycline in bot op te sporen:

12 EUR per test;

c)

voor een fluorescentieantistoffentest (FAT):

18 EUR per test;

d)

voor de aankoop van oraal vaccin en aaspakketjes:

0,60 EUR per dosis;

e)

voor de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes:

0,35 EUR per dosis;

f)

voor de aankoop van parenteraal vaccin:

1 EUR per dosis;

g)

voor de toediening van rabiësvaccins aan grazende dieren:

1,50 EUR per gevaccineerd dier, ongeacht het aantal gebruikte doses.

7.   Niettegenstaande lid 5, onder a) en b), en lid 6, geldt voor de financiële bijdrage van de Unie voor het gedeelte van de meerjarenprogramma's van Polen, Litouwen en Finland dat buiten zijn grondgebied zal worden uitgevoerd het volgende:

a)

de bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten van de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes;

b)

zij bedraagt 100 %, en

c)

mag voor 2012 niet meer bedragen dan:

i)

520 000 EUR voor Letland;

ii)

1 260 000 EUR voor Litouwen;

iii)

80 000 EUR voor Finland.

8.   Voor de in lid 7 genoemde kosten bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding voor de aankoop en de verspreiding van oraal vaccin en aaspakketjes 0,95 EUR per dosis.

Artikel 12

Salmonellose (zoönotische salmonella) bij vermeerderingskoppels, legkoppels en koppels vleeskuikens van Gallus gallus

1.   De door Polen ingediende meerjarenprogramma's voor salmonellose (zoönotische salmonella) bij vermeerderingskoppels en bij legkoppels van Gallus gallus worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013.

2.   De financiële bijdrage van de Unie

a)

omvat een vast bedrag van 0,5 EUR per genomen officieel monster;

b)

bedraagt 50 % van de door Polen gemaakte kosten, als bedoeld in lid 1, voor de kosten van dezelfde maatregelen als in artikel 5, lid 3.

De maximale financiële bijdrage van de Unie voor de in artikel 5 vastgestelde maatregelen mag voor 2012 niet meer bedragen dan 2 500 000 EUR.

3.   Het maximumbedrag van de aan Polen terug te betalen kosten voor de in lid 1 bedoelde programma's mag niet meer bedragen dan die welke zijn vastgesteld in artikel 5, lid 4.

HOOFDSTUK III

Artikel 13

Subsidiabele uitgaven

1.   Onverminderd de maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Unie, als vastgesteld in de artikelen 1 tot en met 12, worden de subsidiabele uitgaven voor de in die artikelen bedoelde maatregelen beperkt tot de in de bijlage vermelde uitgaven.

2.   Alleen kosten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de jaarlijkse of meerjarenprogramma's als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 12 en die zijn betaald vóór de indiening van het eindverslag door de lidstaten, komen in aanmerking voor medefinanciering door middel van een financiële bijdrage van de Unie.

3.   Om het in de artikelen 1 tot en met 12 vastgestelde vaste bedrag in zijn geheel te ontvangen, bevestigen de lidstaten dat zij alle kosten voor de uitvoering van de activiteit of tests hebben betaald en dat geen kosten zijn gedragen door een andere derde partij dan een bevoegde autoriteit. Als een deel van de kosten door een derde partij is gedragen, geven de lidstaten het percentage of het aandeel van de door die derde partij gedragen totale kosten aan. Het vaste bedrag wordt dienovereenkomstig verlaagd.

4.   Niettegenstaande de bepalingen van lid 2 betaalt de Commissie voor de in artikel 10, lid 4, en artikel 11, lid 7, bedoelde kosten op verzoek van de betrokken lidstaat een voorschot van maximaal 60 % van het aangegeven maximumbedrag binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

1.   De aan de eigenaars te betalen vergoeding voor de waarde van de gedode of geslachte dieren en de vernietigde producten wordt toegekend binnen 90 dagen na de datum van:

a)

het slachten of doden van het dier;

b)

de vernietiging van de producten; of

c)

de indiening van het betalingsverzoek door de eigenaar.

2.   Artikel 9, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (11) is van toepassing op de betaling van vergoedingen na het verstrijken van de termijn van negentig dagen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 15

1.   De door de lidstaten gedeclareerde uitgaven voor een financiële bijdrage van de Unie worden uitgedrukt in euro's, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en alle andere belastingen.

2.   Wanneer de uitgaven van een lidstaat zijn gedaan in een andere valuta dan de euro, rekent de betrokken lidstaat deze om in euro's onder toepassing van de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag door de betrokken lidstaat wordt ingediend.

Artikel 16

1.   De financiële bijdrage van de Unie voor de in de artikelen 1 tot en met 12 genoemde jaarlijkse en meerjarenprogramma's („de programma's”) wordt verleend mits de betrokken lidstaten:

a)

de programma's uitvoeren overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, waaronder de mededingingsregels en de voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten;

b)

de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de programma's uiterlijk op 1 januari 2012 in werking doen treden;

c)

de tussentijdse technische en financiële verslagen over de programma's voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 uiterlijk op 31 juli 2012 bij de Commissie indienen overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder a), van Beschikking 2009/470/EG;

d)

alleen voor de in artikel 8 bedoelde programma's elke zes maanden overeenkomstig artikel 4 van Besluit 2010/367/EU van de Commissie (12) bij de Commissie via haar onlinesysteem verslag uitbrengen over de positieve en negatieve onderzoeksresultaten die zij bij de bewaking van pluimvee en in het wild levende vogels hebben geconstateerd;

e)

voor de programma's uiterlijk op 30 april 2013 overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder b), van Beschikking 2009/470/EG bij de Commissie een jaarlijks gedetailleerd verslag over de technische uitvoering van het betrokken programma indienen, tezamen met bewijsstukken betreffende de in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 door de lidstaat gedane uitgaven en behaalde resultaten;

f)

de programma's efficiënt uitvoeren;

g)

geen verdere verzoeken om andere bijdragen van de Unie voor die maatregelen indienen, en niet eerder dergelijke verzoeken hebben ingediend.

2.   Indien een lidstaat niet aan lid 1 voldoet, kan de Commissie de financiële bijdrage van de Unie verlagen, rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk en van het financiële verlies voor de Unie.

Artikel 17

Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 18

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 19

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44.

(3)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(4)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(5)  PB L 314 van 1.12.2007, blz. 29.

(6)  PB L 322 van 2.12.2008, blz. 39.

(7)  PB L 317 van 3.12.2009, blz. 36.

(8)  PB L 309 van 25.11.2010, blz. 18.

(9)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(10)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(11)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(12)  PB L 166 van 1.7.2010, blz. 22.


BIJLAGE

SUBSIDIABELE UITGAVEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13, LID 1

De uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie voor de in de artikelen 1 tot en met 12 bedoelde maatregelen en waarvoor geen vast bedrag is vastgesteld, worden beperkt tot de door de lidstaten gemaakte kosten voor de in de punten 1 tot en met 8 vastgestelde maatregelen.

1.

Uitvoering van laboratoriumtests:

a)

de aankoop van testkits, reagentia en alle identificeerbare benodigdheden die speciaal worden gebruikt voor de uitvoering van de laboratoriumtest;

b)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de uitvoering van de tests in het laboratorium; de kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten, en

c)

algemene kosten, gelijk aan 7 % van de som van de onder a) en b) bedoelde kosten.

2.

Vergoeding aan de eigenaars voor de waarde van hun geslachte of gedode dieren:

 

De vergoeding mag niet meer bedragen dan de marktwaarde van het dier, onmiddellijk voordat het werd geslacht of gedood.

 

Voor de programma's inzake runderbrucellose en -tuberculose en schapen- en geitenbrucellose wordt de eventuele restwaarde van de vergoeding afgetrokken.

3.

Vergoeding aan de eigenaars voor de waarde van hun gedode vogels en voor vernietigde eieren:

 

De vergoeding mag niet meer bedragen dan de marktwaarde van de vogels, voordat zij werden gedood of van de eieren onmiddellijk vóór de vernietiging daarvan.

 

De restwaarde van warmtebehandelde niet-uitgebroede eieren wordt van de vergoeding afgetrokken.

4.

De aankoop en opslag van vaccindoses en/of vaccin en aaspakketjes voor als landbouwhuisdier gehouden en in het wild levende dieren.

5.

De toediening van vaccindoses aan als landbouwhuisdier gehouden dieren:

a)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de uitvoering van de vaccinatie; de kosten worden beperkt tot het voor dit personeel betaalde honorarium of tot hun feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten, en

b)

de specifieke uitrusting en identificeerbare benodigdheden die speciaal voor de vaccinatie worden gebruikt.

6.

De verspreiding van vaccins en aaspakketjes voor in het wilde levende dieren:

a)

het vervoer van de vaccins en aaspakketjes;

b)

de kosten voor de verspreiding per vliegtuig of de manuele verspreiding van vaccins en aaspakketjes;

c)

personeel, ongeacht de status, dat geheel of gedeeltelijk specifiek is belast met de verspreiding van de aaspakketjes met vaccin; de kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten.


Rectificaties

6.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 322/23


Rectificatie van Besluit EULEX KOSOVO/1/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 14 oktober 2011 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (1), EULEX KOSOVO

(2011/688/GBVB)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 270 van 15 oktober 2011 )

Bladzijde 32, artikel 1:

in plaats van:

„Artikel 1

Het mandaat van de heer Xavier BOUT DE MARNHAC als missiehoofd van EULEX KOSOVO, wordt verlengd tot en met 14 juni 2012.”,

te lezen:

„Artikel 1

Het mandaat van de heer Xavier BOUT DE MARNHAC als missiehoofd van EULEX KOSOVO, wordt verlengd tot en met 14 december 2011.”.


(1)  Resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 1244 (1999).