ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.320.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 320

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
3 december 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie met betrekking tot de inwerkingtreding van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

1

 

 

2011/790/EU

 

*

Besluit van de Raad van 14 november 2011 inzake de ondertekening van een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Centraal-Afrikaanse Republiek inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van hout en houtproducten in de Europese Unie (FLEGT)

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1256/2011 van de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1257/2011 van de Commissie van 23 november 2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

12

 

*

Verordening (EU) nr. 1258/2011 van de Commissie van 2 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor nitraten in levensmiddelen betreft ( 1 )

15

 

*

Verordening (EU) nr. 1259/2011 van de Commissie van 2 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten voor dioxinen, dioxineachtige pcb's en niet-dioxineachtige pcb's in levensmiddelen ( 1 )

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1260/2011 van de Commissie van 2 december 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 945/2010 tot vaststelling van het programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2011 toe te rekenen financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Europese Unie en houdende afwijking van Verordening (EU) nr. 807/2010

24

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1261/2011 van de Commissie van 2 december 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

26

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/791/EU

 

*

Besluit van de Raad van 8 november 2011 tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

28

 

 

2011/792/GBVB

 

*

Besluit Atalanta/4/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 2 december 2011 tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

32

 

 

2011/793/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 oktober 2011 inzake het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Landbouwcomité dat is ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, wat betreft de wijziging van bijlage 9 bij die overeenkomst

33

 

 

2011/794/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Nederland in 2010 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8714)

37

 

 

2011/795/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van vesiculaire varkensziekte in Italië in 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8715)

39

 

 

2011/796/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8716)

41

 

 

2011/797/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8717)

43

 

 

2011/798/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Spanje in 2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8721)

45

 

 

2011/799/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Polen in 2007 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8722)

47

 

 

2011/800/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Duitsland in 2007 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8723)

49

 

 

2011/801/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Frankrijk in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8727)

50

 

 

2011/802/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Italië in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8728)

52

 

 

2011/803/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Oostenrijk in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8729)

54

 

 

2011/804/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Nederland in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8732)

56

 

 

2011/805/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Zweden in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8737)

58

 

 

2011/806/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Luxemburg in 2007 en 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8742)

60

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 228/2011 van de Commissie van 7 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de testmethode voor de grip van C1-banden op nat wegdek (PB L 62 van 9.3.2011)

62

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/1


Informatie met betrekking tot de inwerkingtreding van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (1) treedt op 6 december 2011 in werking.


(1)  PB L 317 van 30.11.2011, blz. 11.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/2


BESLUIT VAN DE RAAD

van 14 november 2011

inzake de ondertekening van een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Centraal-Afrikaanse Republiek inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van hout en houtproducten in de Europese Unie (FLEGT)

(2011/790/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 3, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In mei 2003 heeft de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd met als titel „Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT): voorstel voor een EU-actieplan”, waarin werd opgeroepen tot maatregelen ter bestrijding van illegale houtkap door middel van vrijwillige partnerschapsovereenkomsten met houtproducerende landen. In oktober 2003 heeft de Raad conclusies over het actieplan vastgesteld (1) en op 11 juli 2005 heeft het Europees Parlement een resolutie over dit onderwerp aangenomen (2).

(2)

Op 5 december 2005 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen te openen over partnerschapsovereenkomsten om het EU-actieplan met betrekking tot FLEGT ten uitvoer te leggen.

(3)

Op 20 december 2005 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 2173/2005 vastgesteld (3), waarbij een FLEGT-vergunningenstelsel wordt ingesteld voor de invoer van hout in de Europese Unie uit landen waarmee een vrijwillige partnerschapsovereenkomst is gesloten.

(4)

De onderhandelingen met de Centraal-Afrikaanse Republiek zijn afgerond en de Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Centraal-Afrikaanse Republiek inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van hout en houtproducten in de Europese Unie (FLEGT) (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 21 december 2010 geparafeerd.

(5)

De overeenkomst dient te worden ondertekend onder voorbehoud van de sluiting ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening, namens de Europese Unie, van de Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Centraal-Afrikaanse Republiek inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van hout en houtproducten in de Europese Unie (FLEGT) (hierna „de overeenkomst” genoemd) wordt toegestaan, onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst (4).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 14 november 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SAWICKI


(1)  PB C 268 van 7.11.2003, blz. 1.

(2)  PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 482.

(3)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.

(4)  De tekst van de overeenkomst wordt tegelijk met het besluit tot sluiting bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/3


VERORDENING (EU) Nr. 1256/2011 VAN DE RAAD

van 30 november 2011

tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 43, lid 3, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vaststelt voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid (1) moeten, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten, alsmede van alle van de regionale adviesraden ontvangen adviezen.

(3)

De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden nemen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief, voor zover nodig, bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zodanig over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserij geniet, onder inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijke visserijbeleid.

(4)

De totaal toegestane vangsten (total allowable catches — TAC’s) dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, met dien verstande dat een eerlijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, alsook in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht, met name tijdens de vergaderingen met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur en met de betrokken regionale adviesraden.

(5)

Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen en de beperkingen van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren (2) („plan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee”).

(6)

In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies kan in het beheer van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee flexibiliteit worden aangebracht zonder de doelstellingen van het plan voor kabeljauwbestanden in de Oostzee in gevaar te brengen en zonder dat zulks in verhoging van de visserijsterfte resulteert. Een dergelijke flexibiliteit zou een meer efficiënt beheer van de visserijinspanning mogelijk maken wanneer de quota niet gelijkelijk onder de vloot van een lidstaat zijn verdeeld en zou snel reageren op de overdrachten van quota vergemakkelijken. Een lidstaat moet daarom aan vaartuigen die zijn vlag voeren extra buitengaats doorgebrachte dagen kunnen toewijzen wanneer een zelfde aantal buitengaats doorgebrachte dagen van andere vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, wordt ingehouden.

(7)

In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies is het aangewezen om dergelijke flexibiliteit in het beheer van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee al in 2011 in te voeren. Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1124/2010 van 29 november 2010 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (3), moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in de onderhavige verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (4), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende, respectievelijk, de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en de informatie over de gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden.

(9)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (5) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen worden toegepast.

(10)

Om de onderbreking van de visserijactiviteiten te vermijden en het inkomen van de vissers in de Unie veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visserijtakken op 1 januari 2012 met hun activiteiten van start kunnen gaan. Aangezien Verordening (EU) nr. 1124/2010 sedert 1 januari 2011 van toepassing is, moeten de bepalingen van deze verordening waarbij flexibiliteit wordt toegelaten in het beheer van de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee echter met ingang van 1 januari 2011 van toepassing zijn. Om spoedeisende redenen dient deze verordening onmiddellijk na diens bekendmaking in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2012 in de Oostzee van toepassing zijn op bepaalde visbestanden en groepen visbestanden en wordt Verordening (EU) nr. 1124/2010 gewijzigd wat betreft het beheer van de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende EU-vaartuigen.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „de zones van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (International Council for the Exploration of the Sea — ICES)”: de geografische zones die zijn afgebakend in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (6);

b)   „de Oostzee”: ICES-deelsectoren 22-32;

c)   „EU-vaartuig”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

d)   „totaal toegestane vangsten (TAC’s)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

e)   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

f)   „buitengaats doorgebrachte dag”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode, waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC’s en verdeling

De TAC’s, de verdeling ervan over de lidstaten en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn, worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake de verdeling

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de onderhavige verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a)

het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

b)

een nieuwe verdeling op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

c)

het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

d)

het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

e)

verminderingen of kortingen op grond van de artikelen 37, 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   Tenzij anders vermeld in bijlage I bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor TAC’s bij wijze van voorzorgsmaatregel zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor analytische TAC’s zijn vastgesteld.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits:

a)

die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en dat quotum nog niet is opgebruikt, of

b)

die vis deel uitmaakt van een quotum van de Unie dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum nog niet is opgebruikt.

Artikel 7

Beperkingen van de visserijinspanning

1.   De beperkingen van de visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II.

2.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden ook voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten dat deze deelsectoren niet onderhevig zijn aan de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

3.   De in lid 1 vermelde beperkingen zijn niet van toepassing op ICES-deelsector 28.1, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten dat de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing zijn op die deelsector.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Gegevenstransmissie

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aangelande hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie toezenden, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 9

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010

Bijlage II van Verordening (EU) nr. 1124/2010 wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening:

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 9 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

(3)  PB L 318 van 4.12.2010, blz. 1.

(4)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(5)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(6)  PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.


BIJLAGE I

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’S VOOR EU-VAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC’S GELDEN

Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en in voorkomend geval de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn.

Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort.

Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt de volgende vergelijkende tabel met de Latijnse en de gewone namen vastgesteld:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

86 905

Analytische TAC

Zweden

19 095

Unie

106 000

TAC

106 000


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

2 930

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

11 532

Finland

1

Polen

2 719

Zweden

3 718

Unie

20 900

TAC

20 900


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EU-wateren van deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

1 725

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

457

Estland

8 810

Finland

17 197

Letland

2 174

Litouwen

2 289

Polen

19 537

Zweden

26 228

Unie

78 417

TAC

Niet relevant


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

14 120

Analytische TAC

Letland

16 456

Unie

30 576

TAC

30 576


Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 25-32

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

15 587

Analytische TAC

Duitsland

6 200

Estland

1 519

Finland

1 193

Letland

5 795

Litouwen

3 818

Polen

17 947

Zweden

15 791

Unie

67 850

TAC

Niet relevant


Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Deelsectoren 22-24

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

9 298

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

4 546

Estland

206

Finland

183

Letland

769

Litouwen

499

Polen

2 487

Zweden

3 312

Unie

21 300

TAC

21 300


Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-32

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

Denemarken

2 070

Voorzorgs-TAC

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

230

Polen

433

Zweden

156

Unie

2 889

TAC

2 889


Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-31

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

25 396 (1)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

2 826 (1)

Estland

2 581 (1)

Finland

31 667 (1)

Letland

16 153 (1)

Litouwen

1 899 (1)

Polen

7 704 (1)

Zweden

34 327 (1)

Unie

122 553 (1)

TAC

Niet relevant


Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied

:

EU-wateren van deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 581 (2)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Finland

13 838 (2)

Unie

15 419 (2)

TAC

Niet relevant


Soort

:

Sprot en bijvangsten

Sprattus sprattus

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-32

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

22 218

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

14 076

Estland

25 800

Finland

11 631

Letland

31 160

Litouwen

11 272

Polen

66 128

Zweden

42 952

Unie

225 237 (3)

TAC

Niet relevant


(1)  Aantal stuks

(2)  Aantal stuks

(3)  Ten minste 92 % van de TAC-aanlanding moet bestaan uit sprot. Bijvangsten van haring moeten in mindering worden gebracht op de resterende 8 % van de TAC.


BIJLAGE II

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

1.

De lidstaten kennen aan de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht toe op ten hoogste:

a)

163 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

b)

160 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 25-28, met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

2.

Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.

3.

In afwijking van de punten 1 en 2, en indien het efficiënte beheer van de vangstmogelijkheden zulks vereist, kan een lidstaat aan de onder zijn vlag varende vaartuigen het recht toekennen op extra buitengaats doorgebrachte dagen, mits eenzelfde aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt ingehouden van andere onder zijn vlag varende vaartuigen die aan inspanningsbeperking in hetzelfde gebied zijn onderworpen en mits het motorvermogen in kilowatt van elk van de overdragende vaartuigen gelijk is aan of kleiner dan dat van de ontvangende vaartuigen. Het aantal ontvangende vaartuigen mag niet meer dan 10 % van het totale aantal vaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 1 bedragen.


BIJLAGE III

„BIJLAGE II

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

1.

De lidstaten kennen aan de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegens of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht toe op ten hoogste:

a)

163 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 22-24, met uitzondering van de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

b)

160 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 25-28, met uitzondering van de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

2.

Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de in punt 1, onder a) en b), bedoelde gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van deze twee gebieden is toegekend.

3.

In afwijking van de punten 1 en 2, en indien het efficiënte beheer van de vangstmogelijkheden zulks vereist, kan een lidstaat aan onder zijn vlag varende vaartuigen het recht toekennen op extra buitengaats doorgebrachte dagen, mits eenzelfde aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt ingehouden van andere onder zijn vlag varende vaartuigen die aan inspanningsbeperking in hetzelfde gebied zijn onderworpen en mits het motorvermogen in kilowatt van elk van de overdragende vaartuigen gelijk is aan of groter dan dat van de ontvangende vaartuigen. Het aantal ontvangende vaartuigen mag niet meer dan 10 % van het totale aantal vaartuigen van de lidstaat als bedoeld in punt 1 bedragen.”.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1257/2011 VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2011

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name artikel 1, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor rundvlees van hoge kwaliteit, vers, gekoeld of bevroren, van de GN-codes 0201 en 0202, voor producten van de GN-codes 0206 10 95 en 0206 29 91 en voor bevroren buffelvlees zonder been van GN-code 0202 30 90.

(2)

Krachtens artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt een hoeveelheid van 28 000 t rundvlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00 en 0206 10 95 toegewezen voor de invoer van nauwkeurig omschreven geselecteerde deelstukken van rundvlees.

(3)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Argentinië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (3), die is goedgekeurd bij Besluit 2011/769/EG van de Raad (4), voorziet in de toevoeging van 1 500 t aan het aan Argentinië toegewezen EU-tariefcontingent voor „vlees van runderen, vers of gekoeld, zonder been”. Tijdens de eerste vier jaren van de tenuitvoerlegging zal de toename 2 000 t per jaar bedragen. Bij die overeenkomst is ook een toewijzing aan Argentinië van 200 t geopend in het kader van het EU-tariefcontingent „bevroren buffelvlees zonder been”, waarbij de toewijzing aan Argentinië ook „vers en gekoeld” omvat.

(4)

Duidelijkheidshalve moet het land van oorsprong van het buffelvlees worden gespecificeerd.

(5)

Krachtens artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt een hoeveelheid van 1 300 t rundvlees zonder been van de GN-codes 0201 20 90, 0201 30, 0202 20 90, 0202 30, 0206 10 95 en 0206 29 91 toegewezen voor de invoer van nauwkeurig omschreven deelstukken van rundvlees van hoge kwaliteit.

(6)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (5), die is goedgekeurd bij Besluit 2011/767/EU van de Raad (6), voorziet in een wijziging van de definitie van het EU-tariefcontingent van 1 300 t „rundvlees van hoge kwaliteit”.

(7)

Verordening (EG) nr. 810/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 810/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

66 750 t rundvlees van hoge kwaliteit, vers, gekoeld of bevroren, van de GN-codes 0201 en 0202, alsmede de producten van de GN-codes 0206 10 95 en 0206 29 91. Voor de invoerperiode 2011/2012 bedraagt de totale hoeveelheid 66 625 t en voor de invoerperioden 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015 bedraagt de totale hoeveelheid 67 250 t.”;

b)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

2 250 t bevroren buffelvlees zonder been van GN-code 0202 30 90, uitgedrukt in vlees zonder been van oorsprong uit Australië. Dit contingent heeft volgnummer 09.4001.”;

c)

het volgende punt c) wordt toegevoegd:

„c)

200 t buffelvlees zonder been, vers, gekoeld of bevroren, van de GN-codes 0201 30 00 en 0202 30 90, uitgedrukt in vlees zonder been van oorsprong uit Argentinië. Dit contingent heeft volgnummer 09.4004.”.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

29 500 t vlees zonder been van de GN-codes 0201 30 00 en 0206 10 95 dat aan de volgende omschrijving voldoet:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees die zijn verkregen van ossen, jonge ossen of vaarzen die sinds het spenen ervan uitsluitend zijn gevoed door het weiden ervan op grasland. De geslachte ossen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „JJ”, „J”, „U” of „U2” en de geslachte jonge ossen en de geslachte vaarzen moeten zijn ingedeeld bij de categorie „AA”, „A” of „B” volgens de officiële indeling van rundvlees die is vastgesteld door het Argentijnse secretariaat voor Landbouw, Veehouderij, Visserij en Voedselvoorziening (Secretaría de Agricultura, Ganadería, Pesca y Alimentos — SAGPyA).”

Voor de invoerperiode 2011/2012 bedraagt de totale hoeveelheid echter 29 375 t en voor de invoerperioden 2012/2013, 2013/2014 en 2014/2015 wordt die verhoogd tot 30 000 t.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (7).

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.

Dit contingent heeft volgnummer 09.4450.

b)

in punt e) wordt de omschrijving vervangen door:

„Geselecteerde deelstukken van rundvlees afkomstig van uitsluitend op grasland gehouden ossen of vaarzen, met een karkasgewicht van niet meer dan 370 kg. De karkassen moeten zijn ingedeeld in categorie A, L, P, T of F, zijn getrimd tot een vetbedekking P of minder en een bespieringsclassificatie hebben van 1 of 2 volgens het classificatiesysteem voor karkassen dat wordt gehanteerd door de New Zealand Meat Board”.

3)

Artikel 8, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Bij invoer van het in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en het in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), bedoelde vlees moet, wanneer het in het vrije verkeer wordt gebracht, een invoercertificaat worden overgelegd dat overeenkomstig artikel 4, onder a) en b), en lid 2, van dit artikel wordt afgegeven.”.

4)

Artikel 10, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald, gelden voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en de in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 376/2008, hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en Verordening (EG) nr. 382/2008.”.

5)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder b), wordt vervangen door:

„b)

uiterlijk op 31 augustus na het einde van elke invoertariefcontingentperiode, voor de invoertariefcontingenten met de volgnummers 09.4001 en 09.4004, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor in de vorige invoertariefcontingentperiode invoercertificaten zijn afgegeven;”;

b)

lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door:

„De mededelingen betreffende de in artikel 1, lid 1, onder b) en c), en in artikel 2, onder a) tot en met e), en onder g), van de onderhavige verordening aangegeven hoeveelheden worden gedaan overeenkomstig de bijlagen IV, V en VI bij de onderhavige verordening.”.

6)

In bijlage I worden de definities vervangen door:

Rundvlees van hoge kwaliteit, van oorsprong uit …

(van toepassing zijnde definitie)

of buffelvlees van oorsprong uit Australië

of buffelvlees van oorsprong uit Argentinië.”.

7)

Bijlage II, eerste streepje, wordt vervangen door:

„—

MINISTERIO DE ECONOMÍA Y FINANZAS PÚBLICAS:

voor vlees van oorsprong uit Argentinië:

a)

dat voldoet aan de definitie van artikel 1, lid 1, onder c),

b)

dat voldoet aan de definitie van artikel 2, onder a);”.

8)

Aan de bijlagen IV, V en VI worden het volgende volgnummer en het volgende land van oorsprong toegevoegd:

„09.4004”

„Argentinië”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 november 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 3.

(3)  PB L 317 van 30.11.2011, blz. 11.

(4)  PB L 317 van 30.11.2011, blz. 10.

(5)  PB L 317 van 30.11.2011, blz. 3.

(6)  PB L 317 van 30.11.2011, blz. 2.

(7)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.;”


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/15


VERORDENING (EU) Nr. 1258/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor nitraten in levensmiddelen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (2) stelt maximumgehalten voor nitraten in bepaalde bladgroenten vast.

(2)

In sommige gevallen worden ondanks de ontwikkelingen in de goede landbouwpraktijk de maximumgehalten overschreden en daarom werd aan bepaalde lidstaten een tijdelijke afwijking verleend voor het in de handel brengen van bepaalde bladgroenten, gekweekt en bedoeld voor consumptie op hun grondgebied met nitraatgehalten die hoger zijn dan de vastgestelde maximumgehalten.

(3)

Sinds de toepassing van de maximumgehalten van nitraten in sla en spinazie zijn veel onderzoeken verricht naar de factoren die een rol spelen bij de aanwezigheid van nitraten in sla en spinazie en naar de maatregelen die moeten worden genomen om de aanwezigheid van nitraten in sla en spinazie zoveel mogelijk te verminderen. Ondanks de vooruitgang die in de goede landbouwpraktijk is geboekt om de aanwezigheid van nitraten in sla en spinazie te verminderen en een strikte toepassing van deze goede landbouwpraktijk is het niet mogelijk om in bepaalde regio's van de Unie op consistente wijze nitraatgehalten in sla en verse spinazie te bereiken die onder de huidige maximumgehalten liggen. De reden hiervoor is dat het klimaat en met name de lichtomstandigheden de belangrijkste beslissende factor voor de aanwezigheid van nitraten in sla en spinazie zijn. Deze klimaatomstandigheden kunnen niet door de producent worden beheerst of veranderd.

(4)

Om een actuele wetenschappelijke basis te verschaffen voor de strategie op de langere termijn voor het beheer van het risico van de aanwezigheid van nitraten in groenten, was een wetenschappelijke risicobeoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) nodig, rekening houdend met de nieuwe informatie. Bij deze beoordeling moest rekening worden gehouden met relevante overwegingen inzake risico's en voordelen, bijvoorbeeld het afwegen van het mogelijke negatieve effect van nitraat tegen de mogelijke positieve effecten van het eten van groenten, zoals antioxiderende activiteiten of andere eigenschappen die kunnen zorgen voor een compensatie of een evenwicht voor de risico's van nitraten en de daardoor gevormde nitrosoverbindingen.

(5)

Op verzoek van de Commissie heeft het Panel voor contaminanten in de voedselketen (het panel) op 10 april 2008 een wetenschappelijk advies over nitraat in groenten (3) goedgekeurd. Het panel heeft het risico en de voordelen van de blootstelling aan nitraat uit groenten vergeleken. Het is in het algemeen onwaarschijnlijk dat de geschatte blootstellingen aan nitraat uit groenten zullen leiden tot merkbare gezondheidsrisico's en daarom prevaleren de erkende gunstige effecten van de consumptie van groenten. Het panel erkende dat zich occasionele omstandigheden (bv. ongunstige plaatselijke/interne productievoorwaarden) kunnen voordoen voor groenten die een groot gedeelte van de dagelijkse voeding vormen of voor personen wier voeding in hoge mate uit groenten zoals rucola bestaat, die van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

(6)

Na een discussie over passende maatregelen en geuite zorgen over de mogelijke risico's voor zuigelingen en peuters ingevolge een acute blootstelling door de inname door voeding, heeft de Commissie de EFSA om een aanvullende wetenschappelijke verklaring over nitraten in groenten gevraagd, waarbij de mogelijke risico's voor zuigelingen en peuters in verband met de aanwezigheid van nitraten in verse groenten meer gedetailleerd worden beoordeeld, ook de blootstelling door de inname door voedsel in aanmerking nemend en rekening houdend met recente gegevens over het vóórkomen van nitraten in groenten, meer gedetailleerde gegevens over de consumptie van groenten door zuigelingen en peuters en de mogelijkheid tot vaststelling van gehalten voor nitraten in bladgroenten die licht hoger zijn dan de huidige maximumgehalten. Het panel heeft op 1 december 2010 een verklaring inzake de mogelijke volksgezondheidsrisico's voor zuigelingen en peuters als gevolg van de aanwezigheid van nitraten in bladgroenten (4) goedgekeurd.

(7)

In die verklaring concludeerde het panel dat het onwaarschijnlijk is dat de blootstelling aan nitraat in de huidige of beoogde maximumgehalten in van verse spinazie gekookte spinazie een probleem voor de gezondheid is, hoewel een risico voor sommige zuigelingen die meer dan één spinaziemaaltijd per dag eten, niet kan worden uitgesloten. De EFSA wees erop dat zij geen rekening heeft gehouden met mogelijke veranderingen van de nitraatinhoud als gevolg van de verwerking van de levensmiddelen, zoals wassen, schillen en/of koken, aangezien dit niet in aanmerking kon worden genomen wegens een gebrek aan representatieve gegevens. Het niet in aanmerking nemen van het kwantitatieve effect van de verwerking van levensmiddelen op de nitraatgehalten kan bijgevolg leiden tot een overschatting van de blootstelling. Verder werd geconcludeerd dat de nitraatgehalten in sla geen gezondheidsprobleem voor kinderen vormen. De handhaving van de huidige maximumgehalten voor nitraat in sla en spinazie of de beoogde maximumgehalten die 500 mg/kg hoger zijn dan de huidige maximumgehalten, zou een klein effect hebben.

(8)

Om te zorgen voor de nodige rechtszekerheid voor de producent in alle regio's van de Europese Unie die de goede landbouwpraktijken strikt toepast om de aanwezigheid van nitraten in spinazie en sla zoveel mogelijk te verminderen, is het daarom dienstig dat het maximumgehalte voor nitraten in verse spinazie en sla licht wordt verhoogd zonder dat de volksgezondheid daarbij in gevaar wordt gebracht.

(9)

Gezien de soms zeer hoge nitraatgehalten die in rucola worden aangetroffen, moet een maximumgehalte voor rucola worden vastgesteld. Het maximumgehalte voor rucola moet binnen 2 jaar opnieuw worden bekeken met het oog op de vermindering van de gehalten nadat de factoren zijn geïdentificeerd die van invloed zijn op de aanwezigheid van nitraat in rucola en de volledige toepassing van de goede landbouwpraktijk voor rucola om het nitraatgehalte tot een minimum te beperken.

(10)

Aangezien de EFSA van de Commissie de opdracht heeft gekregen om alle gegevens over het vóórkomen van verontreinigingen, waaronder nitraten, in levensmiddelen in één gegevensbank samen te brengen, moeten de resultaten rechtstreeks aan de EFSA worden meegedeeld.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 7 worden de leden 1, 2 en 3 geschrapt.

2)

Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten monitoren de nitraatgehalten in groenten die hoge gehalten kunnen bevatten, met name groene bladgroenten, en delen de resultaten daarvan regelmatig aan de EFSA mee.”.

3.

In de bijlage wordt afdeling 1: nitraat vervangen door de afdeling in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding. De in punt 1.5 van de bijlage vastgestelde maximumgehalten voor rucola zijn echter van toepassing vanaf 1 april 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(2)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.

(3)  Opinion of the Scientific Panel on Contaminants in the Food chain on a request from the European Commission to perform a scientific risk assessment on nitrate in vegetables, The EFSA Journal (2008)Journal number, 689, blz. 1. http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/689.pdf

(4)  EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen (CONTAM); Scientific Opinion on possible health risks for infants and young children from the presence of nitrates in leafy vegetables. EFSA Journal 2010;8(12):1935.doi:10.2903/j.efsa.2010.1935. http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/1935.pdf


BIJLAGE

„Afdeling 1:   Nitraat

Levensmiddelen (1)

Maximumgehalten (mg NO3/kg)

1.1

Verse spinazie (Spinacia oleracea) (2)

 

3 500

1.2

Spinazieconserven, ingevroren of diepgevroren spinazie

 

2 000

1.3

Verse sla (Lactuca sativa L.) (onder glas gekweekte en vollegrondsla), behalve de in punt 1.4 vermelde sla

Geoogst van 1 oktober t/m 31 maart:

 

onder glas gekweekte sla

5 000

vollegrondsla

4 000

Geoogst van 1 april t/m 30 september:

 

onder glas gekweekte sla

4 000

vollegrondsla

3 000

1.4

IJsbergsla

Onder glas gekweekte sla

2 500

Vollegrondsla

2 000

1.5

Rucola (Eruca sativa, Diplotaxis sp, Brassica tenuifolia, Sisymbrium tenuifolium)

Geoogst van 1 oktober t/m 31 maart

7 000

Geoogst van 1 april t/m 30 september

6 000

1.6

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (3) (4)

 

200”


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/18


VERORDENING (EU) Nr. 1259/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten voor dioxinen, dioxineachtige pcb's en niet-dioxineachtige pcb's in levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (2) zijn maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige pcb's in een aantal levensmiddelen vastgesteld.

(2)

Dioxinen behoren tot een groep van 75 polychloordibenzo-p-dioxinecongeneren (pcdd's) en 135 polychloordibenzofuraancongeneren (pcdf's), waarvan er 17 uit toxicologisch oogpunt van belang zijn. Polychloorbifenylen (pcb's) zijn een groep van 209 verschillende congeneren, die op basis van hun toxicologische eigenschappen in twee groepen kunnen worden verdeeld: twaalf congeneren bezitten toxicologische eigenschappen die lijken op die van dioxinen en worden daarom dikwijls „dioxineachtige pcb's” (dl-pcb's) genoemd. De andere pcb's vertonen geen dioxineachtige toxiciteit, maar hebben een ander toxicologisch profiel en worden „niet-dioxineachtige pcb's” (ndl-pcb's) genoemd.

(3)

Congeneren van dioxinen of dl-pcb's vertonen een verschillende toxiciteit. Voor de vaststelling van de toxiciteit van deze verschillende congeneren is het begrip toxiciteitsequivalentiefactor (TEF) geïntroduceerd om de risicobeoordeling en wettelijke controle te vergemakkelijken. Dat betekent dat de analyseresultaten voor alle dioxinecongeneren en dioxineachtige pcb-congeneren die uit toxicologisch oogpunt van belang zijn in één kwantificeerbare eenheid worden uitgedrukt, namelijk het „TCDD toxische equivalent” (TEQ).

(4)

Van 28 tot en met 30 juni 2005 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een workshop van deskundigen gehouden over de in 1998 door de WHO overeengekomen TEF-waarden. Een aantal TEF-waarden waren gewijzigd, met name voor pcb's, octachloorcongeneren en pentachloorfuranen. De gegevens over het effect van de nieuwe TEF-waarden en de recente concentratiemetingen zijn verzameld in het wetenschappelijk verslag van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) „Results of the monitoring of dioxin levels in food and feed” (Resultaten van de controle van het dioxinegehalte in levensmiddelen en diervoeders) (3). Daarom is het wenselijk de maximumgehalten van pcb's in het licht van deze nieuwe gegevens te herzien.

(5)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de EFSA heeft op verzoek van de Commissie een advies uitgebracht over de aanwezigheid van ndl-pcb's in diervoeders en levensmiddelen (4).

(6)

De som van de zes merker- of indicator-pcb's (pcb 28, 52, 101, 138, 153 en 180) omvat ongeveer de helft van alle in diervoeders en levensmiddelen aanwezige ndl-pcb's. Die som wordt beschouwd als een geschikte indicator voor de concentratie van en menselijke blootstelling aan ndl-pcb's en dient daarom als maximumgehalte te worden vastgesteld.

(7)

Er zijn met inachtneming van recente concentratiemetingen maximumgehalten vastgesteld, die zijn bijeengebracht in het wetenschappelijk verslag van de EFSA „Results of the monitoring of non dioxin-like PCBs in food and feed” (Resultaten van de controle van niet-dioxineachtige pcb's in levensmiddelen en diervoeders) (5). Hoewel het mogelijk is een lagere bepaalbaarheidsgrens (LOQ) te bereiken, kan worden geconstateerd dat een aanzienlijk aantal laboratoria een LOQ van 1 μg/kg vet of zelfs 2 μg/kg vet hanteert. Wanneer het analyseresultaat wordt uitgedrukt als bovengrens, zou dat in sommige gevallen een grens opleveren die dicht bij het maximumgehalte ligt indien zeer strikte maximumgehalten zouden worden vastgesteld, ook al zijn er geen pcb's gemeten. Ook werd erkend dat de gegevens voor bepaalde levensmiddelencategorieën niet erg uitvoerig waren. Daarom lijkt het wenselijk de maximumgehalten over drie jaar te herzien, op basis van een uitgebreider databank die is opgebouwd met behulp van een analysemethode met een voldoende gevoeligheid om lage gehalten te meten.

(8)

Er zijn afwijkingen toegestaan aan Finland en Zweden om uit het Oostzeegebied afkomstige en voor consumptie op hun grondgebied bestemde vis in de handel te brengen met hogere dioxinegehalten dan de voor dioxinen en de som van dioxinen en dl-pcb's in vis vastgestelde maximumgehalten. Deze lidstaten hebben voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot de verstrekking van informatie aan de consumenten over voedingsaanbevelingen. Jaarlijks delen zij de Commissie de resultaten mee van hun controles op de dioxinegehalten in vis uit het Oostzeegebied en de maatregelen om de menselijke blootstelling aan dioxinen uit het Oostzeegebied te verminderen.

(9)

Op grond van de resultaten van de door Finland en Zweden uitgevoerde controle op de gehalten aan dioxinen en dl-pcb's kan de toegestane afwijking tot bepaalde vissoorten worden beperkt. Gezien de hardnekkige aanwezigheid van dioxinen en pcb's in het milieu en derhalve in vis, moet deze afwijking voor onbepaalde tijd worden toegestaan.

(10)

Letland heeft om een afwijking voor in het wild gevangen zalm verzocht die vergelijkbaar is met de aan Finland en Zweden toegestane afwijking. Hiertoe heeft Letland aangetoond dat de menselijke blootstelling aan dioxinen en dl-pcb's op zijn grondgebied niet hoger is dan het hoogste gemiddelde niveau in alle andere lidstaten en dat het over een systeem beschikt waardoor de consumenten volledig op de hoogte worden gehouden over voedingsaanbevelingen betreffende beperkingen van de consumptie van vis uit het Oostzeegebied door kwetsbare bevolkingsgroepen om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen. Verder moeten de gehalten aan dioxinen en dioxineachtige pcb's in vis uit het Oostzeegebied worden gecontroleerd. Ook moet aan de Commissie verslag worden uitgebracht over de resultaten en de maatregelen die zijn genomen genomen ter vermindering van de menselijke blootstelling aan dioxinen en dioxineachtige pcb's in vis uit het Oostzeegebied. De maatregelen die moeten waarborgen dat vis en visproducten die niet voldoen aan de EU-maximumgehalten, niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht, zijn ingevoerd.

(11)

Gezien het feit dat het verontreinigingspatroon van ndl-pcb's in vis uit het Oostzeegebied overeenkomsten vertoont met de verontreiniging met dioxinen en dl-pcb's en dat ook ndl-pcb's zeer hardnekkig aanwezig zijn in het milieu, moet een zelfde afwijking voor zowel de aanwezigheid van ndl-pcb's als voor dioxinen en dl-pcb's in vis uit het Oostzeegebied worden toegestaan.

(12)

De EFSA is verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen over de aanwezigheid van dioxine en dioxineachtige pcb's in schapen- en hertenlevers en de wenselijkheid om maximumgehalten voor dioxinen en pcb's in lever en afgeleide producten op product- in plaats van op vetbasis vast te stellen, zoals momenteel het geval is. Wanneer het advies van de EFSA beschikbaar is, moeten daarom de bepalingen inzake lever en afgeleide producten worden herzien, met name de bepalingen ten aanzien van schapen- en hertenlever. In de tussentijd moet het maximumgehalte voor dioxinen en pcb's worden vastgesteld op vetbasis.

(13)

Levensmiddelen met minder dan 1 % vet waren tot nu toe uitgesloten van het maximumgehalte voor dioxinen en dl-pcb's, aangezien die levensmiddelen in het algemeen slechts in geringe mate bijdragen tot de menselijke blootstelling. Er hebben zich echter gevallen voorgedaan waarbij levensmiddelen minder dan 1 % vet bevatten, maar in het vet hoge gehalten aan dioxinen en dl-pcb's werden aangetroffen. Daarom is het wenselijk om het maximumgehalte op dergelijke levensmiddelen toe te passen, zij het op productbasis. Gelet op het feit dat er een maximumgehalte op productbasis wordt vastgesteld voor bepaalde levensmiddelen met een laag vetgehalte, is het wenselijk een maximumgehalte op productbasis toe te passen op levensmiddelen die minder dan 2 % vet bevatten.

(14)

In het licht van de controlegegevens voor dioxinen en dl-pcb's in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters is het raadzaam specifieke lagere maximumgehalten vast te stellen voor dioxinen en dl-pcb's in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters. Het Duitse Federale Instituut voor risicobeoordeling heeft een specifiek verzoek gericht tot de EFSA om het risico te beoordelen voor zuigelingen en peuters van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige pcb's in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters. Daarom moeten de bepalingen inzake levensmiddelen voor zuigelingen en peuters worden herzien wanneer het advies van de EFSA beschikbaar is.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EC) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De titel „Tijdelijke afwijkingen” wordt vervangen door „Afwijkingen”.

b)

Lid 4 wordt vervangen door:

„4.   In afwijking van artikel 1 worden Finland, Zweden en Letland gemachtigd uit het Oostzeegebied afkomstige en voor consumptie op hun grondgebied bestemde, in het wild gevangen zalm (Salmo salar) en de producten daarvan in de handel te brengen met gehalten aan dioxinen en/of dioxineachtige pcb's en/of niet-dioxineachtige pcb's die hoger zijn dan die welke vermeld zijn in punt 5.3 van de bijlage, mits er een systeem bestaat dat waarborgt dat de consumenten ten volle op de hoogte worden gehouden van voedingsaanbevelingen betreffende beperkingen van de consumptie van in het wild gevangen zalm en de producten daarvan uit het Oostzeegebied door kwetsbare bevolkingsgroepen om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen.

Finland, Zweden en Letland blijven de nodige maatregelen ten uitvoer leggen om ervoor te zorgen dat in het wild gevangen zalm en de producten daarvan die niet voldoen aan punt 5.3 van de bijlage, niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht.

Finland, Zweden en Letland brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de maatregelen die zij hebben genomen om de kwetsbare bevolkingsgroepen op doeltreffende wijze op de hoogte te brengen van de voedingsaanbevelingen en om ervoor te zorgen dat in het wild gevangen zalm en de producten daarvan die niet voldoen aan de maximumgehalten, niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht. Voorts leggen zij bewijzen van de doeltreffendheid van deze maatregelen over.”.

c)

Het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   In afwijking van artikel 1 worden Finland en Zweden gemachtigd uit het Oostzeegebied afkomstige en voor consumptie op hun grondgebied bestemde, in het wild gevangen haring met een lengte van meer dan 17 cm (Clupea harengus), in het wild gevangen meerforel (Salvelinus spp.), in het wild gevangen rivierprik (Lampetra fluviatilis) en in het wild gevangen forel (Salmo trutta) en de producten daarvan in de handel te brengen met gehalten aan dioxinen en/of dioxineachtige pcb's en/of niet-dioxineachtige pcb's die hoger zijn dan die welke vermeld zijn in punt 5.3 van de bijlage, mits er een systeem bestaat dat waarborgt dat de consumenten ten volle op de hoogte worden gehouden van voedingsaanbevelingen betreffende beperkingen op de consumptie van in het wild gevangen haring met een lengte van meer dan 17 cm, in het wild gevangen meerforel, in het wild gevangen rivierprik en in het wild gevangen forel uit het Oostzeegebied en de producten daarvan door kwetsbare bevolkingsgroepen om eventuele gezondheidsrisico's te voorkomen.

Finland en Zweden blijven de nodige maatregelen ten uitvoer leggen om ervoor te zorgen dat in het wild gevangen haring met een lengte van meer dan 17 cm, in het wild gevangen meerforel, in het wild gevangen rivierprik en in het wild gevangen forel en de producten daarvan die niet voldoen aan punt 5.3 van de bijlage, niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht.

Finland en Zweden brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de maatregelen die zij hebben genomen om de kwetsbare bevolkingsgroepen op doeltreffende wijze op de hoogte te brengen van de voedingsaanbevelingen en om ervoor te zorgen dat vis en de producten daarvan die niet voldoen aan de maximumgehalten, niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht. Voorts leggen zij bewijzen van de doeltreffendheid van deze maatregelen over.”.

(2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(2)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.

(3)  EFSA Journal 2010; 8(3):1385, http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/1385.pdf.

(4)  EFSA Journal (2005) 284, blz. 1, http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/284.pdf.

(5)  EFSA Journal 2010; 8(7):1701, http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/doc/1701.pdf.


BIJLAGE

Afdeling 5: „Dioxinen en pcb’s” van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Afdeling 5: „Dioxinen en pcb’s” wordt vervangen door:

Afdeling 5:   Dioxinen en pcb’s (31)

Levensmiddelen

Maximumgehalten

Som van dioxinen (WHO-PCDD/F-TEQ) (32)

Som van dioxinen en dioxineachtige PCB’S (WHO-PCDD/F-PCB-TEQ) (32)

Som van PCB 28, PCB52, PCB101, PCB138, PCB153 en PCB180 (ICES - 6) (32)

5.1.

Vlees en vleesproducten (met uitzondering van eetbare slachtafvallen) van de volgende dieren (6):

 

 

 

runderen en schapen

2,5 pg/g vet (33)

4,0 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

pluimvee

1,75 pg/g vet (33)

3,0 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

varkens

1,0 pg/g vet (33)

1,25 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

5.2.

Lever van landdieren zoals bedoeld in 5.1 (6), en afgeleide producten daarvan

4,5 pg/g vet (33)

10,0 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

5.3.

Vlees van vis en visserijproducten en producten daarvan (25) (34), met uitzondering van

in het wild gevangen aal

in het wild gevangen zoetwatervis, met uitzondering van in zoet water gevangen diadrome vissoorten

vislever en producten daarvan

mariene oliën

Het maximumgehalte voor schaaldieren geldt voor vlees van aanhangsels en buik (44). In geval van krabben en krabachtige schaaldieren (Brachyura en Anomura) geldt het voor vlees van aanhangsels.

3,5 pg/g vers gewicht

6,5 pg/g vers gewicht

75 ng/g vers gewicht

5.4.

Vlees van in het wild gevangen zoetwatervis, met uitzondering van in zoet water gevangen diadrome vissoorten en producten daarvan (25)

3,5 pg/g vers gewicht

6,5 pg/g vers gewicht

125 ng/g vers gewicht

5.5.

Vlees van in het wild gevangen aal (Anguilla anguilla) en producten daarvan

3,5 pg/g vers gewicht

10,0 pg/g vers gewicht

300 ng/g vers gewicht

5.6.

Vislever en afgeleide producten daarvan, met uitzondering van mariene oliën bedoeld in punt 5.7

20,0 pg/g vers gewicht (38)

200 ng/g vers gewicht (38)

5.7.

Mariene oliën (visolie, visleverolie en oliën van andere mariene organismen bestemd voor menselijke consumptie)

1,75 pg/g vet

6,0 pg/g vet

200 ng/g vet

5.8.

Rauwe melk (6) en melkproducten (6), inclusief botervet

2,5 pg/g vet (33)

5,5 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

5.9.

Kippeneieren en eiproducten (6)

2,5 pg/g vet (33)

5,0 pg/g vet (33)

40 ng/g vet (33)

5.10.

Vet van de volgende dieren:

 

 

 

runderen en schapen

2,5 pg/g vet

4,0 pg/g vet

40 ng/g vet

pluimvee

1,75 pg/g vet

3,0 pg/g vet

40 ng/g vet

varkens

1,0 pg/g vet

1,25 pg/g vet

40 ng/g vet

5.11.

Gemengde dierlijke vetten

1,5 pg/g vet

2,50 pg/g vet

40 ng/g vet

5.12.

Plantaardige oliën en vetten

0,75 pg/g vet

1,25 pg/g vet

40 ng/g vet

5.13.

Levensmiddelen voor zuigelingen en peuters4

0,1 pg/g vers gewicht

0,2 pg/g vers gewicht

1,0 ng/g vers gewicht”

b)

Voetnoot 31 wordt vervangen door:

„(31)

Dioxinen (som van polychloordibenzo-para-dioxinen (pcdd’s) en polychloordibenzofuranen (pcdf’s), uitgedrukt in toxiciteitsequivalenten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), onder gebruikmaking van de door de WHO vastgestelde toxiciteitsequivalentiefactoren (WHO-TEF’s), en som van dioxinen en dioxineachtige pcb’s (som van pcdd’s, pcdf’s en polychloorbifenylen (pcb’s), uitgedrukt in toxiciteitsequivalenten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), onder gebruikmaking van de WHO-TEF’s. WHO-TEF’s voor de beoordeling van de risico’s voor de mens, gebaseerd op de conclusies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) - bijeenkomst van deskundigen van het Internationaal Programma voor chemische veiligheid (IPCS) in juni 2005 in Genève (Martin van den Berg et al., The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds. Toxicological Sciences 93(2), 223-241 (2006))

Congeneer

TEF-waarde

Dibenzo-p-dioxinen („PCDD’s”)

2,3,7,8-TCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

OCDD

0,0003

Dibenzofuranen („PCDF’s”)

2,3,7,8-TCDF

0,1

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

„Dioxineachtige” pcb’s Non-ortho-pcb’s + mono-ortho-pcb’s

Non-ortho-pcb’s

PCB 77

0,0001

PCB 81

0,0003

PCB 126

0,1

PCB 169

0,03

Mono-ortho-pcb’s

PCB 105

0,00003

PCB 114

0,00003

PCB 118

0,00003

PCB 123

0,00003

PCB 156

0,00003

PCB 157

0,00003

PCB 167

0,00003

PCB 189

0,00003

Gebruikte afkortingen: „T” = tetra; „Pe” = penta; „Hx” = hexa; „Hp” = hepta; „O” = octa; „CDD” = chloordibenzodioxine; „CDF” = chloordibenzofuran; „CB” = chloorbifenyl.”.

c)

Voetnoot 33 wordt vervangen door:

„(33)

Het maximumgehalte, uitgedrukt per kg vet, is niet van toepassing op levensmiddelen die < 2 % vet bevatten. Het voor levensmiddelen met minder dan 2 % vet geldende maximumgehalte is het gehalte op productbasis dat overeenkomt met het gehalte op productbasis voor het levensmiddel dat 2 % vet bevat, berekend aan de hand van de op vetbasis vastgestelde maximumgehalten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende formule:

Het op productbasis uitgedrukte maximumgehalte voor levensmiddelen met minder dan 2 % vet = het maximumgehalte, uitgedrukt per kg vet, voor dat levensmiddel × 0,02.”.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1260/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2011

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 945/2010 tot vaststelling van het programma voor de toewijzing aan de lidstaten van aan het begrotingsjaar 2011 toe te rekenen financiële middelen voor de levering van levensmiddelen uit de interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Europese Unie en houdende afwijking van Verordening (EU) nr. 807/2010

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder f) en g), juncto artikel 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (2), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien er, in vergelijking met de vorige jaren, aanzienlijk minder interventievoorraden beschikbaar zijn waaruit kan worden geput voor de regeling voor voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in het kader van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 562/2011 van de Commissie (3) vastgestelde jaarprogramma voor 2012, is het dienstig de periode voor de uitvoering van het bij Verordening (EU) nr. 945/2010 van de Commissie (4) vastgestelde jaarprogramma voor 2011 te verlengen om de lidstaten in staat te stellen de in het kader van het jaarprogramma voor 2012 aan de eindbegunstigden te verstrekken levensmiddelen aan te vullen met middelen die in het kader van het jaarprogramma voor 2011 kunnen worden bespaard.

(2)

Als gevolg van tegen inschrijvingsprocedures ingestelde beroepen en vertragingen bij de betrokken gerechtelijke procedures heeft Griekenland de betalingen voor bepaalde aankopen van levensmiddelen op de markt niet kunnen afronden en een deel van de toegewezen hoeveelheid boter niet uit de interventievoorraden van de Unie kunnen uitslaan. De Griekse autoriteiten hebben de Commissie verzocht om een verlenging van de termijn die is vastgesteld in artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 807/2010 van de Commissie van 14 september 2010 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Unie (5), en van de termijn die is vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 945/2010. Portugal heeft een soortgelijk verzoek ingediend met betrekking tot de bij artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 807/2010 vastgestelde termijn voor de betalingstransacties. In het licht van de moeilijke financiële situatie waarin deze lidstaten zich bevinden, is het dienstig hun toe te staan de betalingstransacties voor op de markt aangekochte producten af te ronden en de resterende hoeveelheden interventievoorraden uit te slaan, opdat deze toewijzingen beschikbaar blijven om de aan de meest behoeftigen te verstrekken hoeveelheid levensmiddelen te vergroten. Daarom moeten deze twee termijnen worden verlengd. Met het oog op een gelijke behandeling van de lidstaten moeten de afwijkingen betrekking hebben op alle betalingstransacties voor op de markt aangekochte producten en alle uitslagen van zuivelproducten uit de interventievoorraden die in het kader van het jaarprogramma voor 2011 plaatsvinden. Aangezien de termijn voor de betalingstransacties voor op de markt aangekochte producten op 1 september was vastgesteld en de termijn voor de uitslag van zuivelproducten uit de interventievoorraden van de Unie op 30 september, moeten die twee afwijkingen van toepassing worden met terugwerkende kracht.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 945/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

In afwijking van artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 807/2010 eindigt de periode voor de uitvoering van het jaarlijkse distributieprogramma voor 2011 op 29 februari 2012.”.

2)

In artikel 4 wordt de eerste alinea vervangen door:

„In afwijking van artikel 3, lid 2, eerste en derde alinea, van Verordening (EU) nr. 807/2010 worden boter en mageremelkpoeder ten behoeve van het distributieprogramma voor 2011 uit de interventievoorraden uitgeslagen van 1 juni tot en met 31 december 2011. De kosten die ontstaan door het in interventievoorraad houden van de toegewezen hoeveelheden boter en mageremelkpoeder tussen 30 september en de datum van de feitelijke uitslag uit de interventieopslag, worden gedragen door de lidstaat waaraan de producten in het kader van het distributieprogramma voor 2011 zijn toegewezen.”.

3)

Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 5 bis

In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 807/2010 worden, wat het jaarlijkse distributieprogramma voor 2011 betreft, de transacties voor de betaling van de door de marktdeelnemer te leveren producten, als het gaat om producten die op de markt worden aangekocht op grond van artikel 2, lid 3, onder a), iii) en iv), van Verordening (EU) nr. 807/2010, vóór 31 december 2011 afgesloten.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punten 2 en 3, is van toepassing met ingang van 31 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(3)  PB L 152 van 11.6.2011, blz. 24.

(4)  PB L 278 van 22.10.2010, blz. 1.

(5)  PB L 242 van 15.9.2010, blz. 9.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1261/2011 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 3 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

58,8

IL

98,1

MA

39,1

MK

68,6

TN

143,0

TR

75,8

ZZ

80,6

0707 00 05

EG

193,3

TR

97,0

ZZ

145,2

0709 90 70

MA

31,4

TR

125,9

ZZ

78,7

0805 10 20

AR

36,9

BR

41,5

MA

56,6

UY

42,5

ZA

50,9

ZZ

45,7

0805 20 10

MA

66,2

ZZ

66,2

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

HR

31,3

IL

78,6

JM

129,1

TR

88,8

UY

71,0

ZZ

79,8

0805 50 10

TR

56,9

ZZ

56,9

0808 10 80

CA

120,5

CL

90,0

CN

74,9

US

119,9

ZA

180,1

ZZ

117,1

0808 20 50

CN

59,0

TR

133,1

ZZ

96,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/28


BESLUIT VAN DE RAAD

van 8 november 2011

tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

(2011/791/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 136, lid 1, onder a), VWEU voorziet in de mogelijkheid specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)

Overeenkomstig artikel 126 VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden; daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(3)

Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond.

(4)

Op 10 mei 2010 heeft de Raad op grond van artikel 126, lid 9, en artikel 136 Besluit 2010/320/EU (1) vastgesteld dat tot Griekenland is gericht en dat de versterking en verdieping beoogt van het begrotingstoezicht en Griekenland aanmaant maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen. De Raad stelde het volgende aanpassingstraject voor de correctie van het tekort vast: een overheidstekort van niet meer dan 18 508 miljoen EUR in 2010, 17 065 miljoen EUR in 2011, 14 916 miljoen EUR in 2012, 11 399 miljoen EUR in 2013 en 6 385 miljoen EUR in 2014.

(5)

Besluit 2010/320/EU is diverse malen ingrijpend gewijzigd (2). Aangezien verdere wijzigingen nodig waren, is dit besluit bij Besluit 2011/734/EU van de Raad (3) op 12 juli 2011 duidelijkheidshalve herschikt.

(6)

In september 2011 werd duidelijk dat, bij ongewijzigd beleid, de tekortdoelstelling voor 2011 gezien de uitvoering van de begroting tot september 2011 fors zou worden overschreden, waardoor de algehele geloofwaardigheid van het programma in gevaar zou komen. In oktober 2011 heeft de Griekse regering maatregelen aangekondigd om de budgettaire ontsporing in 2011 zoveel mogelijk te beperken en een ontwerpbegroting voor 2012 ingediend, met als doel de bij Besluit 2010/320/EU vastgestelde limiet voor 2012 na te leven. Deze maatregelen zullen uiterlijk eind oktober 2011 in wetten worden omgezet. De Griekse autoriteiten en de diensten van de Commissie hebben deze maatregelen uitvoerig besproken.

(7)

In het licht van het bovenstaande blijkt het wenselijk om Besluit 2011/734/EU op een aantal punten te wijzigen, met behoud van de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Besluit 2011/734/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„6 bis.   Griekenland stelt onverwijld de volgende maatregelen vast en voert ze onverwijld uit:

a)

verlaging van de belastingvrijstellingen, met name van de belastingvrije drempels voor de personenbelasting, met de bedoeling de inkomsten in 2012 met minstens 2 831 miljoen EUR te verhogen;

b)

een permanente heffing op onroerend goed, geïnd via de elektriciteitsrekening, met de bedoeling in 2011 minstens 1 667 miljoen EUR te innen, en 1 750 miljoen EUR per jaar vanaf 2012;

c)

onmiddellijke toepassing van de herziene salaristabel voor ambtenaren, wat de uitgaven in 2011 met minstens 101 miljoen EUR moet doen dalen en met een overloopeffect van minstens 552 miljoen EUR voor 2012, bovenop de besparingen waarin de BMTS tot en met 2015 voorziet. Deze hervorming geldt voor alle functionarissen van de centrale overheid, behalve degenen voor wie bijzondere loonstelsels gelden. Bij deze nettobesparingen wordt rekening gehouden met de impact van deze maatregel op de inkomstenbelasting en de sociale bijdragen, alsmede op de bonussen die aan specifieke categorieën functionarissen moeten worden betaald;

d)

verlaging van de basispensioenen en de aanvullende pensioenen en van de bij pensionering uitgekeerde forfaitaire bedragen, met als doel in 2011 minstens 219 miljoen EUR te besparen met een overloopeffect van 446 miljoen EUR in 2012, bovenop de besparingen waarin de BMTS voorziet;

e)

plafonnering van de uitgaven van het Groene Fonds op 5 procent van zijn tegoeden met het oog op een besparing van 360 miljoen EUR in 2012;

f)

ministeriële besluiten of rondzendbrieven over de in de BMTS opgenomen maatregelen inzake accijnzen op aardgas, inzake huisbrandolie en inzake voertuigenbelasting;

g)

ministeriële besluiten om de gezondheidsverstrekkingen van de diverse socialezekerheidsfondsen op uniforme wijze te regelen;

h)

wetgeving betreffende de inning van de solidariteitsheffing via belastinginhouding;

i)

ministeriële besluiten die de sluiting, samenvoeging of grondige afslanking van bepaalde entiteiten inleiden. Hierbij gaat het om KED, ETA, ODDY, het Nationaal instituut voor de jeugd, EOMEX, IGME, OSK, DEPANOM, THEMIS, ETHYAGE en ERT en 35 andere kleinere entiteiten;

j)

ministerieel besluit waarin de criteria voor een handicap op basis waarvan invaliditeitspensioenen worden toegekend, nader worden omschreven; deze criteria moeten van die aard zijn dat daarmee de besparingsdoelstellingen van de BMTS worden gehaald;

k)

een wet die de indexering van de basispensioenen en de aanvullende pensioenen tot en met 2015 bevriest;

l)

afronding van de positieve lijst van farmaceutische producten waarin is bepaald welke prijzen aan de socialezekerheidsfondsen worden aangerekend;

m)

overdracht naar het privatiseringsfonds „Fonds voor de ontwikkeling van activa van de Helleense Republiek” (Hellenic Republic Asset Development Fund — HRADF) van de volgende activa: Alfa Bank (0,619 % van de aandelen); Nationale bank van Griekenland (1,234 % van de aandelen); Piraeus Bank (1,308 % van de aandelen); havenautoriteit van Piraeus (23,1 % van de aandelen); havenautoriteit van Thessaloniki (23,3 % van de aandelen); de havenautoriteiten van Elefsina, Lavrio, Igoemenitsa, Alexandroepolis, Volos, Kavala, Korfoe, Patras, Rafina en Heraklion (100 %); het watervoorzienings- en rioleringsbedrijf van Athene (27,3 %); het watervoorzienings- en rioleringsbedrijf van Thessaloniki (40 %); de regionale staatsluchthavens (overdracht van concessierechten); de offshore-opslaginstallatie voor aardgas „Zuid-Kavala” (overdracht van huidige en toekomstige concessierechten); de Griekse autosnelwegen (overdracht van de bij huidige of toekomstige concessies verleende economische rechten); de „Egnatia odos” (100 %); de Griekse post (90 %); de nv OPAP (29 %); vier staatsgebouwen;

n)

aanstelling van de juridische, technische en financiële adviseurs voor minstens 14 van de voor uiterlijk eind 2012 geplande privatiseringen;

o)

verdere maatregelen die het mogelijk maken de lonen aan de economische omstandigheden aan te passen; hierbij wordt uitgegaan van een dialoog met de sociale partners, wordt rekening gehouden met het doel banen te scheppen en in stand te houden en wordt het concurrentievermogen van de bedrijven verbeterd. Meer bepaald gaat het hier om: tijdens de toepassingsperiode van de BMTS wordt de verlenging van collectieve sectorale en beroepsovereenkomsten en het zogenoemde beginsel van de gunstigste regeling geschorst, met dien verstande dat overeenkomsten op ondernemingsniveau boven sectorale en beroepsovereenkomsten prevaleren; collectieve overeenkomsten op ondernemingsniveau kunnen worden ondertekend door vakbonden of, als er op ondernemingsniveau geen vakbond is, door ondernemingsraden of andere vertegenwoordigingen van de werknemers, ongeacht de omvang van de onderneming.”.

2)

Lid 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

een begroting voor 2012 die in lijn is met de doelstellingen van de BMTS en de in dit besluit vastgestelde tekortlimieten; bijwerking en bekendmaking van informatie over de diverse maatregelen waarin de BMTS voorziet; tegelijk met de begroting, de voor de uitvoering van de begroting noodzakelijke wetgevingshandelingen inzake belastingen en uitgaven;”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

beoordeling van de resultaten van de eerste fase van de onafhankelijke functionele evaluatie van de centrale overheidsdiensten, wat zal resulteren in een actieplan voor de uitvoering van operationele beleidsaanbevelingen. In deze aanbevelingen wordt bepaald hoe de openbare diensten beter kunnen worden gestroomlijnd en efficiënter kunnen worden gemaakt, hoe de verantwoordelijkheden en de bevellijnen in de ministeriële diensten duidelijker kunnen worden omschreven waardoor overlappende bevoegdheden worden weggewerkt, en hoe de inter- en de intraministeriële mobiliteit kan worden verbeterd; voltooiing van de aan de gang zijnde functionele evaluatie van de bestaande sociale programma’s;”;

c)

de volgende punten worden toegevoegd:

„i)

aanstelling van adviseurs voor de overige voor 2012 geplande privatiseringstransacties die niet in lid 6 bis, onder n), van dit artikel zijn begrepen; bespoediging van de eigendomsregistratie van overheidsgrond en secundaire wetgeving betreffende huisvesting voor toeristen en landgebruik; oprichting en werking van een nieuw Algemeen secretariaat voor overheidseigendommen dat samenwerkt met de pas gefuseerde KED/ETA (instelling voor het beheer van onroerende goederen, respectievelijk instelling voor het beheer van toeristische onroerende goederen) en onroerende goederen moet klaarmaken voor de privatisering van de commerciële en verhandelbare activa. Het doel is het beheer van vastgoedactiva te verbeteren, ze vrij te maken van bezwaringen en gereed te maken voor privatisering; creatie van 6 vastgoedportefeuilles door het HRDAF; vaststelling van een rechtshandeling betreffende de overdracht aan de staat van de roerende en onroerende activa van de entiteiten die worden gesloten;

j)

hervorming van de belastinginningsdiensten door het volgende: activering van de eenheid voor grote belastingbetalers; opheffing van de belemmeringen voor een effectief werkende belastingdienst door de uitvoering van de essentiële hervormingen van de nieuwe belastingwet, met inbegrip van de vervanging van managers die niet aan de prestatiedoelstellingen voldoen; herbeoordeling van de kwalificaties van de belastingcontroleurs; werking van de pas opgerichte instantie voor de versnelde beslechting van administratieve geschillen, met als doel grote geschillen snel af te handelen (d.i. binnen 90 dagen); centralisering van de functies van ten minste 31 belastingkantoren en fusering van die kantoren;

k)

om de uitgaven beter in de hand te houden: benoeming van permanente rekenplichtigen in alle ministeries;

l)

bekendmaking van een personeelsplan voor de middellange termijn tot en met 2015 dat in overeenstemming is met de regel van 1 indienstneming voor 5 uitdiensttredingen en geldt voor de hele centrale overheid, zonder sectorale uitzonderingen; plaatsing in de arbeidsreserve van ongeveer 15 000 personeelsleden die nu bij de verschillende regeringsentiteiten in dienst zijn, en prepensionering van ongeveer 15 000 anderen. De in de arbeidsreserve geplaatste personeelsleden en de geprepensioneerde personeelsleden krijgen gedurende ten hoogste 12 maanden 60 procent van hun basissalaris (exclusief betalingen voor overuren of andere extra’s). Deze periode van 12 maanden kan tot 24 maanden worden verlengd voor personeelsleden die dicht bij hun pensioen staan. De betalingen aan in de arbeidsreserve geplaatste personeelsleden gelden voor een deel als ontslagvergoeding;

m)

herziening van de lijst van zware beroepen en vermindering van het toepassingsgebied ervan tot minder dan 10 % van de tewerkstelling. Een grondige herziening van de functionering van de secundaire/aanvullende openbare pensioenfondsen, inclusief de welzijnsfondsen en de regelingen waarbij forfaitaire bedragen worden uitgekeerd, met als doel de pensioenuitgaven te stabiliseren, de budgettaire neutraliteit van deze regelingen te garanderen en de houdbaarheid van het stelsel op de middellange en lange termijn te handhaven. De herziening bewerkstelligt: een verdere vermindering van het aantal bestaande fondsen; het wegwerken van onevenwichtigheden in de fondsen met tekorten; de stabilisatie van de lopende uitgaven op een houdbaar niveau door middel van passende correcties die vanaf 1 januari 2012 moeten worden doorgevoerd en de houdbaarheid op de lange termijn van de secundaire regelingen dankzij een strikte koppeling tussen bijdragen en uitkeringen.”.

3)

Aan lid 8 worden de volgende punten toegevoegd:

„c)

aanvang van de tweede fase van de bestaande functionele evaluatie van de sociale programma’s, die een meer gedetailleerde evaluatie van specifieke programma’s omvat en tot doel heeft de overmatige versnippering te verminderen, te besparen en voor efficiëntiewinst te zorgen;

d)

gebruik van elektronische voorschriften voor alle medische handelingen (geneesmiddelen, verwijzingen, diagnosen, heelkunde) bij de voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst, de door de EOPYY op contractbasis in dienst genomen zorgverleners en de socialezekerheidsfondsen; opstelling van gedetailleerde maandelijkse auditverslagen door de voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst en de contractuele zorgverleners; toewijzing van een lager kostendelingspercentage aan generieke geneesmiddelen met een duidelijk lagere prijs dan de referentieprijs (minder dan 60 percent van de prijs van merkproducten) op basis van de ervaring van andere lidstaten; publicatie door de socialezekerheidsfondsen van een jaarlijks verslag over het voorschrijven van geneesmiddelen; gebruik door alle ziekenhuizen van registers van vastleggingskredieten;

e)

overschakeling naar een nieuw systeem voor gecentraliseerde aankoop van farmaceutische producten en medische goederen voor de nationale gezondheidsdienst via het Comité voor de leveringscoördinatie, met behulp van het Comité voor de specificaties; hiervoor wordt gebruikgemaakt van het eenvormige coderingssysteem voor medische benodigdheden en farmaceutische producten;

f)

om de uitgaven beter in de hand te houden: vaststelling van wetgeving die de procedure voor de indiening en de goedkeuring van aanvullende begrotingen stroomlijnt; voortzetting van het proces tot instelling van registers van vastleggingskredieten, dat van toepassing is op de centrale overheid in haar geheel.”.

4)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„9.   Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind juni 2012:

a)

voorbereiding van de maatregelen die tegelijk met de begroting 2013 en tegelijk met de begroting 2014 moeten worden genomen, start van een evaluatie van de programma’s voor overheidsuitgaven, met als doel maatregelen te vinden ten belope van 3 % van het bbp. De evaluatie, waarvoor een beroep wordt gedaan op externe technische bijstand, focust op de pensioenen en de sociale transfers (met dien verstande dat de sociale basisbescherming behouden blijft); verlaging van de defensie-uitgaven zonder dat het defensievermogen van het land wordt aangetast; herstructurering van de centrale en de lokale bestuursdiensten; aanpassingen in de bijzondere loonstelsels; nadere omschrijving van een verdere rationalisering van de uitgaven voor geneesmiddelen, de operationele uitgaven van de ziekenhuizen en de sociale uitkeringen.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 8 november 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.

(2)  Besluit 2010/486/EU (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 12); Besluit 2011/57/EU (PB L 26 van 29.1.2011, blz. 15); Besluit 2011/257/EU (PB L 110 van 29.4.2011, blz. 26).

(3)  PB L 296 van 15.11.2011, blz. 38.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/32


BESLUIT ATALANTA/4/2011 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 2 december 2011

tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

(2011/792/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Atalanta), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten.

(2)

Het PVC heeft op 5 juli 2011 Besluit Atalanta/3/2011 (2) vastgesteld, waarbij viceadmiraal Thomas JUGEL werd benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

(3)

De operationeel commandant van de Europese Unie heeft aanbevolen kapitein Jorge MANSO te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

(4)

Het Militair Comité van de Europese Unie steunt deze aanbeveling.

(5)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Kapitein Jorge MANSO wordt benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 6 december 2011.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

O. SKOOG


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  PB L 177 van 6.7.2011, blz. 26.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/33


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2011

inzake het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Landbouwcomité dat is ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, wat betreft de wijziging van bijlage 9 bij die overeenkomst

(2011/793/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de Overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (1), en met name artikel 5, lid 2, tweede alinea, zesde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (2) (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 6 van de overeenkomst is een Gemengd Landbouwcomité opgericht (hierna „het comité” genoemd) dat is belast met het beheer van de overeenkomst en waakt over de goede werking ervan.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, leden 4 en 7, van de overeenkomst heeft het comité op 21 oktober 2003 zijn reglement van orde vastgesteld (3) en de werkgroepen opgericht die nodig zijn voor het beheer van de bijlagen bij de landbouwovereenkomst (4).

(4)

De bilaterale werkgroep „biologische producten” is bijeengekomen om met name het toepassingsgebied van bijlage 9, de invoerregels die door de Partijen worden toegepast en hun onderlinge informatie-uitwisseling te onderzoeken, teneinde in het comité aanbevelingen dienaangaande te formuleren met het oog op een aanpassing van bijlage 9 bij de overeenkomst.

(5)

Overeenkomstig artikel 11 van de overeenkomst kan het comité wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst vaststellen.

(6)

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie bij het Gemengd Landbouwcomité stemt in met de definitieve versie van het ontwerpbesluit van het gemengd comité.

(7)

De maatregelen waarin dit besluit voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 37 van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (5),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt van de Europese Unie in het bij artikel 6 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Landbouwcomité is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Landbouwcomité.

Artikel 2

Het besluit van het Gemengd Landbouwcomité wordt na de vaststelling ervan bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2011.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(3)  Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld op 21 juli 2003; Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité van 21 oktober 2003 tot vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 303 van 21.11.2003, blz. 24).

(4)  Gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld op 21 juli 2003; Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité van 21 oktober 2003 tot oprichting van de werkgroepen en tot vaststelling van de mandaten van deze groepen (PB L 303 van 21.11.2003, blz. 27).

(5)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.


BIJLAGE

ONTWERP

BESLUIT Nr. 2/2011 VAN HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ

van 25 november 2011

betreffende de wijziging van bijlage 9 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten

HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, en met name artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (hierna „de overeenkomst” genoemd) is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bijlage 9 bij die overeenkomst heeft tot doel de bilaterale handel in biologische producten van oorsprong uit de Europese Unie en Zwitserland te vergemakkelijken en te bevorderen.

(3)

Krachtens artikel 8 van bijlage 9 bij de overeenkomst onderzoekt de werkgroep „biologische producten” alle problemen in verband met bijlage 9 en de tenuitvoerlegging ervan en stelt zij voorstellen op die zij aan het Comité voorlegt. De groep is samengekomen om met name het toepassingsgebied van de overeenkomst, de door beide partijen bij de overeenkomst toegepaste invoerregels en hun onderlinge informatie-uitwisseling te onderzoeken. De werkgroep heeft geconcludeerd dat de inhoud van de in bijlage 9 opgenomen artikelen over deze onderwerpen moet worden aangepast aan de ontwikkeling van de biologische productie en van de markt voor biologische producten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage 9 bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de woorden „plantaardige producten” vervangen door „landbouwproducten”;

b)

lid 2 wordt geschrapt.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

Derde landen en controle-instanties in derde landen

1.   De Partijen stellen alles in het werk om te garanderen dat de invoerregelingen die van toepassing zijn op biologische producten van oorsprong uit derde landen, equivalent zijn.

2.   Om te garanderen dat derde landen en controle-instanties in derde landen volgens gelijkwaardige criteria worden erkend, zorgen de Partijen voor passende samenwerking teneinde hun ervaringen te benutten en plegen zij onderling overleg voordat zij een derde land erkennen en in de in het kader van hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen daartoe opgestelde lijst opnemen.”.

3)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Uitwisseling van informatie

1.   Krachtens artikel 8 van de overeenkomst wisselen de Partijen en de lidstaten met name de volgende informatie en documenten uit:

de lijst van de bevoegde autoriteiten, de controle-instanties en hun codenummers, alsmede de controleverslagen van de daarvoor bevoegde autoriteiten;

de lijst van de administratieve besluiten op grond waarvan de invoer van biologische producten uit een derde land is toegestaan;

de onregelmatigheden of de inbreuken ten aanzien van de in aanhangsel 1 opgenomen wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen waardoor het biologische karakter van een product wordt gewijzigd. Het niveau waarop een en ander wordt meegedeeld, hangt af van de ernst en de omvang van de geconstateerde onregelmatigheid of inbreuk overeenkomstig het aanhangsel.

2.   De Partijen garanderen de vertrouwelijke behandeling van de in lid 1, derde streepje, bedoelde informatie.”.

4)

De aanhangsels 1 en 2 worden vervangen door respectievelijk aanhangsel 1 en aanhangsel 2 die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2011.

Gedaan te Brussel, 25 november 2011.

Voor het Gemengd Landbouwcomité

Hoofd van de EU-delegatie

Nicolas VERLET

De voorzitter, hoofd van de delegatie van Zwitserland

Jacques CHAVAZ

De secretaris van het Comité

Michaël WÜRZNER

BIJLAGE

„Aanhangsel 1

Lijst van de in artikel 3 bedoelde wetten en besluiten betreffende biologische landbouwproducten en biologische levensmiddelen

Regelgeving die in de Europese Unie van toepassing is

Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 967/2008 van de Raad van 29 september 2008 (PB L 264 van 3.10.2008, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 426/2011 van de Commissie van 2 mei 2011 (PB L 113 van 13.5.2011, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2011 van 20 juni 2011 (PB L 161 van 21.6.2011, blz. 9).

Bepalingen die in de Zwitserse Bondsstaat van toepassing zijn

Verordening („Ordonnance”) van 22 september 1997 over de biologische landbouw en de aanduiding van de biologische producten en levensmiddelen („ordonnance sur l’agriculture biologique”), laatstelijk gewijzigd op 27 oktober 2010 (RO 2010 5859);

Verordening („Ordonnance”) van het departement van Economische Zaken van de Bondsstaat van 22 september 1997 over de biologische landbouw, laatstelijk gewijzigd op 25 mei 2011 (RO 2011 2369).

Uitsluiting van de equivalentieregeling

Zwitserse producten op basis van bestanddelen die in het kader van de regeling voor de omschakeling op de biologische landbouw zijn geproduceerd;

Producten van de Zwitserse geitenhouderij indien de dieren vallen onder de afwijkende regeling die is vastgesteld bij artikel 39d van de Verordening („ordonnance”) over de biologische landbouw en de aanduiding van de biologische producten en levensmiddelen (1).

„Aanhangsel 2

Uitvoeringsbepalingen

De in de wetgeving van de invoerende overeenkomstsluitende partij geldende etiketteringsregels met betrekking tot biologische diervoeders zijn van toepassing op de invoer van de andere partij.”


(1)  (RS 910.18)”


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/37


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Nederland in 2010

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8714)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2011/794/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om aviaire influenza zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/204/EU van de Commissie van 31 maart 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Denemarken en Nederland in 2010 (3) is door de Unie onder meer een financiële bijdrage toegekend in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Nederland in 2010. Op 20 mei 2011 heeft Nederland een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(5)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(6)

Nederland heeft de Commissie en de andere lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die krachtens de wetgeving van de Unie inzake kennisgeving en uitroeiing zijn toegepast en van de resultaten daarvan. Het verzoek om vergoeding was overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 vergezeld van een financieel verslag, bewijsstukken, een epidemiologisch rapport over elk bedrijf waar dieren zijn gedood of vernietigd en de resultaten van de desbetreffende onderzoeken.

(7)

De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn op 8 augustus 2011 aan Nederland meegedeeld. Nederland heeft hier per e-mail van 16 augustus 2011 mee ingestemd.

(8)

Bijgevolg kan nu het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in Nederland in 2010.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven in verband met de uitroeiing van aviaire influenza in Nederland in 2010 wordt vastgesteld op 54 203,48 EUR.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 86 van 1.4.2011, blz. 73.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/39


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van vesiculaire varkensziekte in Italië in 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8715)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2011/795/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om vesiculaire varkensziekte zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 3, lid 6, eerste streepje, van die beschikking behelst voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld voor de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Besluit 2010/143/EU van de Commissie van 5 maart 2010 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van vesiculaire varkensziekte in Italië in 2009 (3) is aan Italië een financiële bijdrage van de Unie toegekend voor de uitgaven die zijn gedaan voor de uitroeiing van deze ziekte.

(5)

Op 3 en 4 mei 2010 heeft Italië een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De slotconclusies van de Commissie zijn per e-mail van 29 juni 2011 aan Italië meegedeeld. Italië heeft hier per e-mail van 23 augustus 2011 mee ingestemd.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Italiaanse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de uitroeiing van vesiculaire varkensziekte in Italië in 2009.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven in verband met de uitroeiing van vesiculaire varkensziekte in Italië in 2009 wordt vastgesteld op 93 998,39 EUR. Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 56 van 6.3.2010, blz. 12.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/41


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8716)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2011/796/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om aviaire influenza zo spoedig mogelijk uit te roeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van die beschikking bepaalt welk percentage de Unie financieel kan bijdragen in de door de lidstaten gemaakte kosten.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Beschikking 2009/581/EG van de Commissie van 29 juli 2009 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009 (3), voorzag in een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Duitsland in december 2008 en januari 2009.

(5)

Op 3 september 2009 heeft Duitsland een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 bepaalt dat die financiële bijdrage van de Unie alleen wordt uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

Krachtens Beschikking 2009/581/EG moest een eerste tranche van 2 000 000 EUR worden betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie.

(8)

Bij een onderzoek dat de diensten van de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 349/2005 hebben uitgevoerd, zijn slechts geringe financiële problemen aan het licht gekomen.

(9)

Duitsland heeft tot dusver dus voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(10)

Gezien het voorgaande moet nu een tweede tranche worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in Cloppenburg, Duitsland, in december 2008 en januari 2009.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Een tweede tranche van 4 000 000 EUR wordt aan Duitsland betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 198 van 30.7.2009, blz. 83.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/43


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8717)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2011/797/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om de ziekte van Newcastle zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 3, lid 6, eerste streepje, van die beschikking behelst voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/208/EU van de Commissie van 1 april 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009 (3) is door de Unie onder meer een financiële bijdrage toegekend in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009. Op 31 mei 2011 heeft Spanje een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(5)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(6)

Spanje heeft de Commissie en de andere lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die krachtens de wetgeving van de Unie inzake kennisgeving en uitroeiing zijn toegepast en van de resultaten daarvan. Het verzoek om vergoeding was overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 vergezeld van een financieel verslag, bewijsstukken, een epidemiologisch rapport over elk bedrijf waar dieren zijn gedood of vernietigd en de resultaten van de desbetreffende onderzoeken.

(7)

De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn op 20 oktober 2011 aan Spanje meegedeeld. Spanje heeft hier per e-mail van 20 oktober 2011 mee ingestemd.

(8)

Bijgevolg kan nu het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven in verband met de uitroeiing van de ziekte van Newcastle in Spanje in 2009 wordt vastgesteld op 103 219,22 EUR.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 87 van 2.4.2011, blz. 29.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/45


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Spanje in 2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8721)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2011/798/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om aviaire influenza zo spoedig mogelijk uit te roeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van die beschikking bepaalt welk percentage de Unie financieel kan bijdragen in de door de lidstaten gemaakte kosten.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Besluit 2010/148/EU van de Commissie van 5 maart 2010 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Tsjechië, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Italië in 2009 (3) voorzag in een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in onder meer Spanje in 2009.

(5)

Op 3 mei 2010 heeft Spanje een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 bepaalt dat die financiële bijdrage van de Unie alleen wordt uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

Bij een onderzoek dat de diensten van de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 349/2005 hebben uitgevoerd, zijn slechts geringe financiële problemen aan het licht gekomen.

(8)

Spanje heeft tot dusver dus voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(9)

Gezien het voorgaande moet nu een eerste tranche worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie aan Spanje in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in 2009.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Een eerste tranche van 500 000 EUR wordt aan Spanje betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 60 van 10.3.2010, blz. 22.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/47


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Polen in 2007

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8722)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(2011/799/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan zij bevoegdheden heeft gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om aviaire influenza zo spoedig mogelijk uit te roeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gedane subsidiabele uitgaven. Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje, van die beschikking bepaalt welk percentage de Unie financieel kan bijdragen in de door de lidstaten gemaakte kosten.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie van 28 februari 2005 tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Beschikking 2008/557/EG van de Commissie van 27 juni 2008 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Polen in 2007 (3) voorzag in een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Polen in 2007.

(5)

Op 13 maart 2008 heeft Polen een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 bepaalt dat die financiële bijdrage van de Unie alleen wordt uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

Krachtens Beschikking 2008/557/EG moest een eerste tranche van 845 000 EUR worden betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie.

(8)

Bij een onderzoek dat de diensten van de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 349/2005 hebben uitgevoerd, zijn slechts geringe financiële problemen aan het licht gekomen.

(9)

Polen heeft tot dusver dus voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(10)

Gezien het voorgaande moet nu een tweede tranche worden vastgesteld van de financiële steun van de Unie aan Polen in de in aanmerking komende uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in 2007.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Een tweede tranche van 750 000 EUR wordt aan Polen betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 180 van 9.7.2008, blz. 15.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/49


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Duitsland in 2007

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8723)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2011/800/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt, en dat is vastgesteld door de instelling of door de autoriteiten waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd.

(2)

Beschikking 2009/470/EG van de Raad stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk uit te roeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, eerste streepje, van die beschikking stelt het percentage van de financiële bijdragen van de Unie vast, die kunnen worden betaald ter compensatie van de door de lidstaten gemaakte kosten.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van 28 februari 2005 de Commissie tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake voor een financiële bijdrage van de Unie in aanmerking komende uitgaven.

(4)

Beschikking 2008/444/EG van de Commissie van 5 juni 2008 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Duitsland in 2007 (3) voorzag in een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Duitsland in 2007.

(5)

Op 6 juni 2008 heeft Duitsland een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005 wordt die financiële bijdrage van de Unie alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

Beschikking 2008/444/EG bepaalde dat een eerste tranche van 950 000 EUR als deel van de financiële bijdrage van de Unie moest worden betaald.

(8)

Een door de diensten van de Commissie uitgevoerde audit overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 349/2005 bracht slechts kleinere financiële kwesties aan het licht.

(9)

Duitsland heeft bijgevolg tot nu toe voldaan aan zijn technische en administratieve verplichtingen, als vastgesteld in artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(10)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu de tweede tranche worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele uitgaven voor de uitroeiing van bluetongue in Duitsland in 2007.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Een tweede tranche van 1 950 000 EUR wordt aan Duitsland betaald als deel van de financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 2

Dit besluit, dat een financieringsbesluit vormt in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement, is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 156 van 14.6.2008, blz. 18.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/50


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Frankrijk in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8727)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2011/801/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie (2) stelt voorschriften vast inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten. Artikel 3 van die verordening stelt voorschriften vast inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Frankrijk in 2007 en 2008.

(5)

Op 31 maart 2009 heeft Frankrijk een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(6)

Bij een inspectie door het VVB in Frankrijk op 24-28 november 2008 zijn een aantal technische gebreken vastgesteld. Deze gebreken hadden echter geen negatieve gevolgen voor de algemene uitvoering van het programma en leidden evenmin tot extra kosten voor de begroting van de Unie.

(7)

Uit een financiële controle in Frankrijk op 1-4 december 2009 is gebleken dat de door Frankrijk ingediende kosten subsidiabel waren.

(8)

De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 14 juli 2011 aan Frankrijk meegedeeld.

(9)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu — overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG — het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Frankrijk in 2007 en 2008.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Frankrijk in 2007 en 2008 is vastgesteld op 23 162 004,20 EUR. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Het saldo van de financiële bijdrage is vastgesteld op 2 041 295,20 EUR.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/52


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Italië in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8728)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(2011/802/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie tot vaststelling van voorschriften inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2) worden voorschriften vastgesteld inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Italië in 2007 en 2008.

(5)

Op 12 maart 2009 heeft Italië een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 28 maart 2011 aan Italië meegedeeld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Italiaanse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu — overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG — het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Italië in 2007 en 2008.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Italië in 2007 en 2008 is vastgesteld op 732 680,67 EUR. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Het saldo van de financiële bijdrage is vastgesteld op 1 336,20 EUR.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/54


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Oostenrijk in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8729)

(Alleen de Duitse tekst is authentiek)

(2011/803/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie stelt voorschriften vast inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2). Artikel 3 van die verordening stelt voorschriften vast inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Oostenrijk in 2007 en 2008.

(5)

Op 31 maart 2009 heeft Oostenrijk een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 28 maart 2011 aan Oostenrijk meegedeeld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Oostenrijkse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu - overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG - het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Oostenrijk in 2007 en 2008.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Oostenrijk in 2007 en 2008 is vastgesteld op 1 706 326,35 euro. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/56


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma’s ter bestrijding van bluetongue in Nederland in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8732)

(Alleen de Nederlandse tekst is authentiek)

(2011/804/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie stelt voorschriften vast inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2). Artikel 3 van die verordening stelt voorschriften vast inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Nederland in 2007 en 2008.

(5)

Op 26 maart 2009 heeft Nederland een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 27 september 2010 aan Nederland meegedeeld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Nederlandse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu — overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG — het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Nederland in 2007 en 2008.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Nederland in 2007 en 2008 is vastgesteld op 7 672 725 EUR. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Het saldo van de financiële bijdrage is vastgesteld op 1 120 985 EUR.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Nederland.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/58


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Zweden in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8737)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(2011/805/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie (2) stelt voorschriften vast inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten. Artikel 3 van die verordening stelt voorschriften vast inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Zweden in 2007 en 2008.

(5)

Op 30 maart 2009 heeft Zweden een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 28 maart 2011 aan Zweden meegedeeld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Zweedse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu — overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG — het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Zweden in 2007 en 2008.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Zweden in 2007 en 2008 is vastgesteld op 1 281 076,73 EUR. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/60


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2011

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van de noodvaccinatieprogramma's ter bestrijding van bluetongue in Luxemburg in 2007 en 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8742)

(Alleen de Franse tekst is authentiek)

(2011/806/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 3, leden 3 en 4 en lid 6, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75 van het Financieel Reglement en artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften moet de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie worden voorafgegaan door een door de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten vastgesteld financieringsbesluit waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave meebrengt.

(2)

Beschikking 2009/470/EG van de Raad stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, met inbegrip van urgente maatregelen. Om bluetongue zo spoedig mogelijk te helpen uitroeien, moet de Unie financieel bijdragen in de door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten. Artikel 3, lid 6, tweede streepje, van die beschikking bevat voorschriften inzake het op de door de lidstaten gemaakte kosten toe te passen percentage.

(3)

Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie stelt voorschriften vast inzake de communautaire financiering van de in Beschikking 90/424/EEG van de Raad bedoelde urgente maatregelen en maatregelen ter bestrijding van bepaalde dierziekten (2). Artikel 3 van die verordening stelt voorschriften vast inzake de uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie.

(4)

Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie (3), gewijzigd bij Beschikking 2009/19/EG (4), is een financiële bijdrage van de Unie verleend voor urgente maatregelen ter bestrijding van bluetongue in Luxemburg in 2007 en 2008.

(5)

Op 27 maart 2009 heeft Luxemburg een officieel verzoek om vergoeding ingediend overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 349/2005. De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 30 maart 2011 aan Luxemburg meegedeeld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt alleen uitbetaald als de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de autoriteiten alle noodzakelijke informatie binnen de vastgestelde termijnen hebben verstrekt.

(7)

De Luxemburgse autoriteiten hebben volledig voldaan aan hun technische en administratieve verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 349/2005.

(8)

Rekening houdend met het voorgaande moet nu — overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking 2008/655/EG — het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Unie in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Luxemburg in 2007 en 2008.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De financiële bijdrage van de Unie in de kosten voor de uitroeiing van bluetongue in Luxemburg in 2007 en 2008 is vastgesteld op 471 212,25 EUR. Het is een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

Artikel 2

Het saldo van de financiële bijdrage is vastgesteld op 18 202,25 EUR.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Groothertogdom Luxemburg.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(3)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.

(4)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 31.


Rectificaties

3.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/62


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 228/2011 van de Commissie van 7 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de testmethode voor de grip van C1-banden op nat wegdek

( Publicatieblad van de Europese Unie L 62 van 9 maart 2011 )

Bladzijde 13, in de bijlage, komt de wiskundige formule in punt 4.2.8.5 als volgt te luiden:

Formula