ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2011.319.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
54e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 28 november 2011
over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt inzake een wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst
(2011/780/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, en artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de overeenkomst”) bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake vervoer. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (2) heeft als belangrijkste doelstelling de totstandbrenging en instandhouding van een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in de Unie. |
(3) |
De activiteiten van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kunnen van invloed zijn op het veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in de Europese Economische Ruimte. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 216/2008 dient derhalve in de overeenkomst te worden opgenomen, zodat de EVA-staten volwaardig kunnen deelnemen aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. |
(5) |
De in de overeenkomst opgenomen Verordening (EG) nr. 1592/2002 (3) wordt bij Verordening (EG) nr. 216/2008 ingetrokken en dient derhalve uit de overeenkomst te worden geschrapt. |
(6) |
Bijlage XIII bij de overeenkomst moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De Unie moet in het Gemengd Comité van de EER derhalve het standpunt innemen dat is opgenomen in het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 28 november 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
K. SZUMILAS
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1).
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2011 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
van …
tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de overeenkomst”), en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage XIII bij de overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. …/… van het Gemengd Comité van de EER van … (1). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (2) heeft als belangrijkste doelstelling de totstandbrenging en instandhouding van een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in de Unie. |
(3) |
De activiteiten van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kunnen van invloed zijn op het veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in de Europese Economische Ruimte. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 216/2008 dient derhalve in de overeenkomst te worden opgenomen, zodat de EVA-staten volwaardig kunnen deelnemen aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. |
(5) |
De in de overeenkomst opgenomen Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt bij Verordening (EG) nr. 216/2008 ingetrokken en dient derhalve uit de overeenkomst te worden geschrapt, |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage XIII bij de overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op …, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, …
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) PB L …
(2) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(3) PB L 240 van 7.9.2002, blz. 1.
(4) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Verklaring van de EVA-staten bij Besluit nr. […] van het Gemengd Comité van de EER waarbij Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG in de overeenkomst wordt opgenomen
„Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad behandelt onder meer de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart. Het opnemen van deze verordening in de overeenkomst laat eventuele institutionele oplossingen met betrekking tot toekomstige besluiten waarbij bevoegdheden tot het opleggen van sancties worden verleend, onverlet.”
BIJLAGE
bij Besluit nr. … van het Gemengd Comité van de EER
Bijlage XIII bij de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In punt 66a (Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad) en in punt 66r (Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:
|
2) |
In punt 68a (Richtlijn 91/670/EEG van de Raad) wordt het volgende toegevoegd: „ , gewijzigd bij:
|
3) |
De tekst van punt 66n (Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad) wordt vervangen door het volgende: „32008 R 0216: Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1). De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:
|
VERORDENINGEN
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1244/2011 VAN DE RAAD
van 1 december 2011
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 442/2011 van de Raad van 9 mei 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), en met name artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 9 mei 2011 Verordening (EU) nr. 442/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië vastgesteld. |
(2) |
Gelet op de ernst van de situatie in Syrië en overeenkomstig Besluit 2011/782/GBVB van de Raad van 1 december 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (2), moeten personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen, entiteiten en lichamen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 442/2011, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening genoemde personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 442/2011.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 121 van 10.5.2011, blz. 1.
(2) Zie bladzijde 56 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE
Personen en entiteiten bedoeld in artikel 1
A. Personen
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Redenen |
Datum van plaatsing op de lijst |
1. |
Mohammad Al-Jleilati |
Geboortejaar 1945 Geboorteplaats Damascus |
Minister van Financiën. Verantwoordelijk voor de Syrische economie |
1.12.2011 |
2. |
Dr. Mohammad Nidal Al-Shaar |
Geboortejaar 1956 Geboorteplaats Aleppo |
Minister van Economie en Handel. Verantwoordelijk voor de Syrische economie |
1.12.2011 |
3. |
Luitenant-generaal Fahid Al-Jassim |
|
Stafchef. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
4. |
Generaal-majoor Ibrahim Al-Hassan |
|
Adjunct-stafchef. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
5. |
Brigadegeneraal Khalil Zghraybih |
|
14e divisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
6. |
Brigadegeneraal Ali Barakat |
|
103e brigade van de Republikeinse Garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
7. |
Brigadegeneraal Talal Makhluf |
|
103e brigade van de Republikeinse Garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
8. |
Brigadegeneraal Nazih Hassun |
|
Inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
9. |
Kapitein Maan Jdiid |
|
Presidentiële garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
10. |
Muahmamd Al-Shaar |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
11. |
Khald Al-Taweel |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
12. |
Ghiath Fayad |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
B. Entiteiten
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Redenen |
Datum van plaatsing op de lijst |
|||||
1. |
Cham Press TV |
|
Televisiezender; neemt deel aan desinformatie-campagnes en zet aan tot haat tegen de demonstranten. |
1.12.2011 |
|||||
2. |
Al Watan |
|
Krant; neemt deel aan desinformatiecampagnes en zet aan tot haat tegen de demonstranten. |
1.12.2011 |
|||||
3. |
Centre d’études et de recherches syrien (CERS) (alias. CERS, Centre d’Etude et de Recherche Scientifique; alias SSRC, Scientific Studies and Research Center; alias Centre de Recherche de Kaboun |
Barzeh Street, PO Box 4470, Damascus |
Steunt het Syrische leger bij het verwerven van materiaal dat rechtstreeks wordt gebruikt om betogers in de gaten te houden en te onderdrukken. |
1.12.2011 |
|||||
4. |
Business Lab |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS |
1.12.2011 |
|||||
5. |
Industrial Solutions |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
|||||
6. |
Mechanical Construction Factory (MCF) |
P.O. Box 35202, Industrial Zone, Al-Qadam Road, Damascus |
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
|||||
7. |
Syronics – Syrian Arab Co. for Electronic Industries |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
|||||
8. |
Handasieh – Organization for Engineering Industries |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
|||||
9. |
Syria Trading Oil Company (Sytrol) |
Prime Minister Building, 17 Street Nissan, Damascus, Syria. |
Staatsbedrijf, verantwoordelijk voor de gehele Syrische olie-export. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
|||||
10. |
General Petroleum Corporation (GPC) |
|
Oliemaatschappij die staatseigendom is. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
|||||
11. |
Al Furat Petroleum Company |
|
Joint venture, voor 50 % eigendom van GPC. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1245/2011 VAN DE RAAD
van 1 december 2011
houdende uitvoering van Verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 25 oktober 2010 Verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft de in bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 vervatte lijst van personen, entiteiten en lichamen, waarop artikel 16, lid 2, van die verordening van toepassing is, volledig opnieuw bezien. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door de betrokkenen zijn ingediend. |
(3) |
De Raad heeft geconcludeerd dat de personen, entiteiten en lichamen in de lijst van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 onderworpen moeten blijven aan de in die verordening vastgestelde specifieke beperkende maatregelen. |
(4) |
De Raad heeft tevens geconcludeerd dat de vermeldingen voor bepaalde entiteiten in bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 dienen te worden gewijzigd. |
(5) |
Gezien de niet aflatende bezorgdheid over de uitbreiding van Irans kern- en raketprogramma's waaraan de Europese Raad op 23 oktober 2011 uitdrukking heeft gegeven en overeenkomstig Besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (2) dienen bovendien bijkomende personen en entiteiten te worden geplaatst op de lijst van personen, entiteiten en lichamen jegens welke de beperkende maatregelen van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 zijn ingesteld. |
(6) |
De lijst van personen, entiteiten en lichamen als bedoeld in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 961/2010 moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 281 van 27.10.2010, blz. 1.
(2) Zie bladzijde 71 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE
Bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 961/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage VIII: I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten A. Personen
B. Entiteiten
II. Islamitische Revolutionaire Garde (IRG) A. Personen
B. Entiteiten
III. Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL) A. Personen
B. Entiteiten
|
(2) |
De vermeldingen voor de hierna genoemde entiteiten worden vervangen door de onderstaande vermeldingen: I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten B. Personen
III. Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL) B. Entiteiten
|
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/32 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1246/2011 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Mantecados de Estepa (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Mantecados de Estepa” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 32 van 1.2.2011, blz. 22.
BIJLAGE
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 genoemde levensmiddelen:
Categorie 2.4. Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren
SPANJE
Mantecados de Estepa (BGA)
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1247/2011 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Algirdas ŠEMETA
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||
(1) |
(2) |
(3) |
||
|
8538 90 99 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2.b) op afdeling XVI, en de tekst van de GN-codes 8538, 8538 90 en 8538 90 99. Omdat de module een interface vormt tussen externe apparaten en een toestel voor numerieke besturing van 8537, is indeling onder post 8471 als een invoereenheid uitgesloten. Omdat de module elektrische signalen ontvangt, omzet, verwerkt en naar de programmeerbare logische besturingseenheid stuurt, is indeling onder post 8536 als een schakelaar of relais voor het maken van verbindingen met of in elektrische stroomleidingen uitgesloten. Omdat de module op zichzelf geen externe apparaten bestuurt maar alleen de interface vormt tussen dergelijke apparaten en de programmeerbare logische besturingseenheid, is indeling onder post 8537 als een toestel voor elektrische bediening uitgesloten. Omdat de analoog/digitaal-omzetting slechts een tussenstap is, is indeling onder post 8543 als elektrische machine, apparaat of toestel met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 uitgesloten. Omdat het beoogde gebruik van de module bestaat in het ontvangen, omzetten en verwerken van signalen die metingen afkomstig van externe apparaten weergeven en deze naar de programmeerbare logische besturingseenheid te sturen, is de module essentieel voor de werking van de programmeerbare logische besturingseenheid bedoeld bij post 8537. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder post 8538 als deel van toestellen bedoeld bij post 8535 tot en met 8537. |
||
|
8538 90 99 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2.b) op afdeling XVI, en de tekst van de GN-codes 8538, 8538 90 en 8538 90 99. Omdat de module een interface vormt tussen externe apparaten en een toestel voor numerieke besturing van post 8537, is indeling onder post 8471 als een uitvoereenheid uitgesloten. Omdat de module elektrische signalen ontvangt, verwerkt, omzet en naar externe apparaten stuurt, is indeling onder post 8536 als een schakelaar of relais voor het maken van verbindingen met of in elektrische stroomleidingen uitgesloten. De uitvoeraansluitpunten (gevormd door elektromagnetische relais) zijn slechts een deel van de module die, naast de aansluitpunten uit de businterface, de verwerkingseenheid en de digitaal/analoog-omzetter bevat. Bovendien bestuurt de module op zichzelf geen externe apparaten maar vormt zij enkel de interface tussen de programmeerbare logische besturingseenheid en dergelijke apparaten. Indeling onder post 8537 als een toestel voor elektrische bediening is daarom uitgesloten. Omdat de digitaal/analoog-omzetting slechts een tussenstap is, is indeling onder post 8543 als elektrische machine, apparaat of toestel met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 uitgesloten. Omdat het beoogde gebruik van de module bestaat uit het ontvangen, verwerken en omzetten van signalen die een aan/uit-signaal afkomstig van de programmeerbare logische besturingseenheid weergeven en het sturen daarvan naar externe apparaten, is de module essentieel voor de werking van de programmeerbare logische besturingseenheid als bedoeld bij post 8537. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder post 8538 als deel van toestellen bedoeld bij post 8535 tot en met 8537. |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/37 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1248/2011 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er moet worden bepaald dat de houder van een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, deze inlichting nog drie maanden mag blijven gebruiken overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Algirdas ŠEMETA
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||
Een machine voor gebruik in liften, met afmetingen van ongeveer 83 × 70 × 30 cm en een gewicht van 418 kg, (zogenoemde „traploze motor”) bestaande uit:
De motor wordt geïnstalleerd in liftschachten voor het ophalen en neerlaten van de lift. |
8425 31 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2.a) op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8425 en 8425 31 00. De machine bestaat uit een elektromotor met een riemschijf op de motoras. Gezien haar kenmerken moet de machine worden beschouwd als een lier als bedoeld bij post 8425. De aanwezigheid van een remsysteem of het ontbreken van een kabel of riem sluit indeling als een lier niet uit (zie ook het GS-indelingsadvies 8425.31/1). De aanwezigheid van het veiligheidsbewakingsysteem verandert niets aan de kenmerken van een lier. Indeling als een deel van een lift onder post 8431 is daarom uitgesloten. De machine moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8425 31 00 als een lier aangedreven door een elektromotor. |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/39 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1249/2011 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2). |
(5) |
Het Comité douanewetboek heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Algirdas ŠEMETA
Lid van de Commissie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
||||||||||||||
(1) |
(2) |
(3) |
||||||||||||||
Een draagbaar, op batterijen werkend apparaat voor het opnemen en vastleggen van videobeelden, met afmetingen van ongeveer 10 × 5,5 × 2 cm (zogenoemde zakformaat-videorecorder), bestaande uit:
Het apparaat kan alleen videobestanden vastleggen en opnemen in MPEG4-AVI formaat. Videobeelden worden opgenomen met een resolutie van 640 × 480 pixels bij 30 beelden per seconde gedurende maximaal 2 uur. De met het apparaat opgenomen videobeelden kunnen worden overgebracht naar een automatische gegevensverwerkende machine via de USB-interface, zonder wijziging van het formaat van de videobestanden, ofwel naar een digitale videorecorder, een monitor of een televisietoestel, via de AV-interface. Videobestanden kunnen van een automatische gegevensverwerkende machine naar het apparaat worden overgebracht via de USB-interface. |
8525 80 99 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8525, 8525 80 en 8525 80 99. Omdat het apparaat alleen videobeelden kan opnemen, is indeling als een digitale camera onder GN-code 8525 80 30 uitgesloten. Gezien zijn kenmerken is het apparaat een videocamera-opnametoestel. Omdat het apparaat videobestanden kan opnemen van andere bronnen dan de ingebouwde televisiecamera, is indeling onder GN-code 8525 80 91 als videocamera-opnametoestellen enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid, uitgesloten. Het moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8525 80 99 als andere videocamera-opnametoestellen. |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/41 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1250/2011 VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Πατάτα Νάξου (Patata Naxou) (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Griekenland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Πατάτα Νάξου” (Patata Naxou) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 91 van 23.3.2011, blz. 15.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
GRIEKENLAND
Πατάτα Νάξου (Patata Naxou) (BGA)
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/43 |
VERORDENING (EU) Nr. 1251/2011 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2011
tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft hun toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name artikel 69,
Gezien Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (2), en met name artikel 78,
Gezien Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (3), en met name artikel 68,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) (4) voortvloeiende overeenkomsten heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna „de overeenkomst” genoemd) gesloten. De overeenkomst moet gelden voor elke overheidsopdracht met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in de overeenkomst zijn vastgesteld en in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt. |
(2) |
Een van de doelstellingen van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG is dat de aanbestedende diensten die deze richtlijnen volgen, tevens aan de verplichtingen van de overeenkomst voldoen. Daarvoor is het nodig dat de drempels die in deze richtlijnen zijn vastgesteld voor overheidsopdrachten die ook onder de overeenkomst vallen, zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro van de drempels die in de overeenkomst zijn vastgesteld, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro. |
(3) |
Omwille van de samenhang is het raadzaam ook de niet onder de overeenkomst vallende drempels in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG aan te passen. Tegelijkertijd moeten de drempels die in Richtlijn 2009/81/EG zijn vastgesteld, worden aangepast aan de herziene drempels die in artikel 16 van Richtlijn 2004/17/EG zijn vastgesteld. |
(4) |
De Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2004/17/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Richtlijn 2004/18/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 8, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 56 wordt „4 845 000 EUR” vervangen door „5 000 000 EUR”. |
4) |
In artikel 63, lid 1, eerste alinea, wordt „4 845 000 EUR” vervangen door „5 000 000 EUR”. |
5) |
Artikel 67, lid 1, wordt als volgt vervangen:
|
Artikel 3
Artikel 8 van Richtlijn 2009/81/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Onder a) wordt „387 000 EUR” vervangen door „400 000 EUR”; |
2) |
Onder b) wordt „4 845 000 EUR” vervangen door „5 000 000 EUR”. |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.
(3) PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76.
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/45 |
VERORDENING (EU) Nr. 1252/2011 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2011
tot vaststelling van een verbod op de visserij op zeeduivels in gebied VII door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (2), zijn de quota voor 2011 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2011 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2011 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Lowri EVANS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
76/T&Q |
Lidstaat |
Nederland |
Bestand |
ANF/07. |
Soort |
Zeeduivels (Lophiidae) |
Gebied |
VII |
Datum |
11.11.2011 |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/47 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1253/2011 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2011
tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1064/2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van EU-tariefcontingenten voor de invoer van granen uit derde landen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie van 29 december 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van gerst uit derde landen (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend van 306 215 t gerst van GN-code 1003 00. |
(2) |
Bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van maïs uit derde landen (3) is een jaarlijks tariefcontingent geopend van 242 074 t maïs van de GN-codes 1005 10 90 en 1005 90 00. |
(3) |
Bij artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1067/2008 van de Commissie van 30 oktober 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit uit derde landen en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (4) is een jaarlijks tariefcontingent geopend van 2 989 240 t zachte tarwe van GN-code 1001 90 99 van een andere dan van hoge kwaliteit. |
(4) |
Bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1064/2009 van de Commissie van 4 november 2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van brouwgerst uit derde landen (5) is een jaarlijks tariefcontingent geopend van 50 000 t brouwgerst van GN-code 1003 00 die bestemd is voor de bereiding van bier dat rijpt in tanks met beukenhout. |
(5) |
De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Argentijnse Republiek uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijsten van verbintenissen van de Republiek Bulgarije en Roemenië, in verband met hun toetreding tot de Europese Unie (6), (hierna de „overeenkomst” genoemd), die is goedgekeurd bij Besluit 2011/769/EU van de Raad (7), voorziet met name in de toevoeging van 122 790 t zachte tarwe (van gemiddelde en lage kwaliteit), 890 t gerst, 890 t brouwgerst en 35 914 t maïs aan de respectievelijke tariefcontingenten van de Unie. |
(6) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (8) worden, met ingang van 1 januari 2012, bepaalde GN-codes voor granen gewijzigd. |
(7) |
De Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1064/2009 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Met het oog op een doeltreffend administratief beheer van de contingenten dient deze verordening met ingang van 1 januari 2012 te worden toegepast. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 wordt vervangen door:
„1. Er wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 307 105 t gerst van GN-code 1003 (volgnummer 09.4126).”.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 969/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door: „1. Er wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 277 988 t maïs van de GN-codes 1005 10 90 en 1005 90 00 (volgnummer 09.4131).”. |
2) |
Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door: „1. Het contingent wordt opgesplitst in twee zesmaandelijkse tranches van 138 994 t, voor de volgende perioden:
|
Artikel 3
Verordening (EG) nr. 1067/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1, eerste alinea, wordt vervangen door: „In afwijking van artikel 135 en artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt het invoerrecht voor zachte tarwe van GN-code 1001 99 00 van een andere dan van hoge kwaliteit, zoals omschreven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 642/2010 van de Commissie (9), vastgesteld in het kader van een bij de onderhavige verordening geopend contingent. |
2) |
Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door: „1. Ieder jaar wordt op 1 januari een tariefcontingent geopend voor de invoer van 3 112 030 t zachte tarwe van GN-code 1001 99 00 van een andere dan van hoge kwaliteit.”. |
3) |
Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door: „1. Het totale invoertariefcontingent bestaat uit vier deelcontingenten:
|
4) |
In artikel 4, lid 2, wordt het eerste streepje vervangen door:
|
Artikel 4
Artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1064/2009 wordt vervangen door:
„1. Bij deze verordening wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 50 890 t brouwgerst van GN-code 1003 die bestemd is voor de bereiding van bier dat rijpt in tanks met beukenhout. Dit contingent heeft volgnummer 09.0076.”.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7.
(3) PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44.
(4) PB L 290 van 31.10.2008, blz. 3.
(5) PB L 291 van 7.11.2009, blz. 14.
(6) PB L 317 van 30.11.2011, blz. 11.
(7) PB L 317 van 30.11.2011, blz. 10.
(8) PB L 282 van 28.10.2011, blz. 1.
(9) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.”.
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/49 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1254/2011 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2011
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 2 december 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
62,0 |
IL |
98,1 |
|
MA |
39,4 |
|
MK |
68,6 |
|
TN |
143,0 |
|
TR |
85,0 |
|
ZZ |
82,7 |
|
0707 00 05 |
EG |
193,3 |
TR |
92,8 |
|
ZZ |
143,1 |
|
0709 90 70 |
MA |
35,4 |
TR |
131,7 |
|
ZZ |
83,6 |
|
0805 20 10 |
MA |
74,6 |
ZZ |
74,6 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
34,1 |
IL |
79,1 |
|
TR |
84,0 |
|
UY |
71,0 |
|
ZZ |
67,1 |
|
0805 50 10 |
TR |
62,9 |
ZZ |
62,9 |
|
0808 10 80 |
CA |
120,5 |
CL |
90,0 |
|
CN |
74,9 |
|
MK |
36,4 |
|
US |
107,2 |
|
ZA |
180,1 |
|
ZZ |
101,5 |
|
0808 20 50 |
CN |
59,0 |
TR |
133,1 |
|
ZZ |
96,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/51 |
BESLUIT 2011/781/GBVB VAN DE RAAD
van 1 december 2011
inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 8 december 2009 Besluit 2009/906/GBVB (1) inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH) vastgesteld. Dit besluit verstrijkt op 31 december 2011. |
(2) |
De EUPM moet worden voortgezet tot en met 30 juni 2012. |
(3) |
De commando- en controlestructuur van de EUPM dient de contractuele aansprakelijkheden van het hoofd van de missie ten aanzien van de Commissie voor de uitvoering van de begroting van de EUPM onverlet te laten. |
(4) |
Voor de EUPM moet de wachtdienst in werking worden gesteld. |
(5) |
De EUPM heeft mogelijk plaats in een verslechterende situatie die de voltooiing van haar externe optreden, uiteengezet in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), kan schaden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Missie
1. De politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina, ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2002/210/GBVB (2), wordt voortgezet van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012.
2. De EUPM treedt op in overeenstemming met de missieverklaring vervat in artikel 2 en verricht de kerntaken die omschreven zijn in artikel 3.
Artikel 2
Missieverklaring
Als onderdeel van de meer algemene rechtsstatelijke aanpak in Bosnië en Herzegovina en de regio, steunt de EUPM de betrokken rechtshandhavingsinstanties van BiH bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en corruptie, door de interactie tussen de politie en het OM te versterken en regionale en internationale samenwerking te bevorderen.
De EUPM zal operationeel advies verstrekken aan de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) om hem in zijn taak te steunen. Door haar werk en haar netwerk in het land draagt de EUPM bij tot het algemene streven om de Unie volledig op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in BiH.
Met het oog op de beëindiging van de missie, bereidt de EUPM de overdracht van de resterende kerntaken aan het Bureau van de SVEU voor.
De EUPM steunt de tijdelijke regeling voor de opslagvoorzieningen voor missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GBVB), in afwachting van een definitieve regeling inzake opslagvoorzieningen.
Artikel 3
Kerntaakstelling
Voor het verwezenlijken van haar missie heeft de EUPM de volgende kerntaken:
1. |
strategisch advies verlenen aan de rechtshandhavingsinstanties en politieke autoriteiten in BiH bij het bestrijden van georganiseerde criminaliteit en corruptie; |
2. |
bevorderen en vergemakkelijken van verticale en horizontale coördinatie- en samenwerkingsmechanismen tussen de betrokken rechtshandhavingsinstanties, met bijzondere nadruk op federale instanties; |
3. |
zorgen voor een succesvolle overdracht tussen de EUPM en het Bureau van de SVEU; |
4. |
de inspanningen van de Unie en de lidstaten op rechtsstatelijk gebied helpen coördineren. |
Artikel 4
Structuur van de missie
1. De structuur van de EUPM bestaat uit de volgende elementen:
a) |
een hoofdkwartier in Sarajevo, bestaande uit het hoofd van de missie en personeel als omschreven in het operatieplan (OPLAN); |
b) |
vier bijkantoren, in Sarajevo, Banja Luka, Mostar en Tuzla. |
2. Het bovenstaande zal nader worden uitgewerkt in het OPLAN.
Artikel 5
Civiele operationele commandant
1. De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen is de civiele operationele commandant van de EUPM.
2. De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), het commando en de controle op strategisch niveau uit op de EUPM.
3. De civiele operationele commandant zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede de besluiten van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie en door middel van het verlenen van advies en technische bijstand aan hem.
4. Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat of EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.
5. De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.
6. De civiele operationele commandant en de SVEU plegen indien nodig onderling overleg.
Artikel 6
Hoofd van de missie
1. Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor de EUPM op zich en oefent het commando en de controle erover uit in het veld.
2. Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de aan de EUPM ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.
3. Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de EUPM, met het oog op de effectieve uitvoering van de EUPM in het veld, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.
4. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de EUPM. Daartoe sluit het hoofd van de missie een contract met de Commissie.
5. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen door de betrokken nationale of EU-autoriteit genomen.
6. Het hoofd van de missie vertegenwoordigt de EUPM in het operatiegebied en zorgt voor goede zichtbaarheid van de EUPM.
7. Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere EU-actoren in het veld. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU.
Artikel 7
Personeel van de EUPM
1. De getalssterkte en het competentieniveau van de EUPM-personeelsleden zijn in overeenstemming met de in artikel 2 vastgestelde missieverklaring en de in artikel 4 vastgestelde structuur.
2. De EUPM bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten of de instellingen van de Unie wordt gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling van de Unie draagt de kosten voor ieder door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen, en ongemakken- en gevarentoeslagen.
3. Indien nodig, kan de EUPM ook internationaal civiel personeel en lokaal personeel op contractbasis aanwerven, voor zover de vereiste functies niet worden vervuld door personeel dat door de lidstaten gedetacheerd is. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde landen op contractuele basis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.
4. Alle personeelsleden houden zich aan de minimale operationele beveiligingsnormen die specifiek zijn voor de missie en het beveiligingsplan voor de missie ter ondersteuning van het EU-veiligheidsbeleid ter plaatse. Wat betreft de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens die aan personeelsleden bij de uitoefening van hun taken worden toevertrouwd, nemen alle personeelsleden de beveiligingsbeginselen en minimumnormen in acht die zijn vastgesteld in Besluit 2011/292/EG van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (3).
Artikel 8
Status van het personeel van de missie en van de EUPM
1. Er worden voor de duur van de EUPM de nodige regelingen getroffen voor de voortzetting van de overeenkomst tussen de Unie en BiH van 4 oktober 2002 betreffende de activiteiten van de EUPM in BiH.
2. De staat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadeclaims van of betreffende het personeelslid. De betrokken bijdragende staat of EU-instelling is verantwoordelijk voor het instellen van eventuele vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid.
3. De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke civiele personeel staan in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.
Artikel 9
Commandostructuur
1. De EUPM heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.
2. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de EUPM uit.
3. De civiele operationele commandant is, onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het PVC en onder algemeen gezag van de HV, de commandant van de EUPM op strategisch niveau en geeft in die hoedanigheid instructies aan het hoofd van de missie en verleent hem advies en technische ondersteuning.
4. De civiele operationele commandant brengt via de HV verslag uit aan de Raad.
5. Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle op het terrein uit over de EUPM en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele operationele commandant.
Artikel 10
Politieke controle en strategische leiding
1. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de EUPM uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om met het oog hierop de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, lid 3, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het concept van de operaties (CONOPS) en het OPLAN te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de EUPM blijven berusten bij de Raad.
2. Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.
3. Het PVC ontvangt, zoals voorgeschreven, op gezette tijden door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen.
Artikel 11
Deelneming van derde staten
1. Met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie van de Unie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan de EUPM, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico's, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar BiH, en dat zij in voorkomend geval bijdragen aan de werkingskosten van de EUPM.
2. De derde landen die aan de EUPM bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van de EUPM dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.
3. De Raad machtigt het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.
4. De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten gesloten op grond van artikel 37 VEU en artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De HV kan over deze regelingen onderhandelen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan EU-crisisbeheersingsoperaties hebben gesloten, zijn in het kader van de EUPM de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.
Artikel 12
Financiële regelingen
1. Het referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de EUPM van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 moet dekken, bedraagt 5 250 000 EUR.
2. De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Overeenkomstig het Financieel Reglement mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan de EUPM. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het beheer van een opslagplaats voor gebruikte uitrusting, die ook kan worden ingezet wanneer er in het kader van EVDB-operaties dringende behoeften ontstaan. Onderdanen van deelnemende derde landen en onderdanen van het gastland mogen inschrijven op aanbestedingen.
3. Het hoofd van de missie brengt volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat, over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten.
4. De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de EUPM, met inbegrip van de compatibiliteit van uitrusting en de interoperabiliteit van de teams van de missie.
5. De uitgaven in verband met de EUPM komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 januari 2012.
Artikel 13
Beveiliging
1. De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor de EUPM overeenkomstig de artikelen 5 en 9, in overleg met het directoraat Beveiliging van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).
2. Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de EUPM en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op de EUPM van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.
3. Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die verslag uitbrengt aan het hoofd van de missie en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met het directoraat Beveiliging van de EDEO.
4. Het hoofd van de missie wijst in overleg met het directoraat Beveiliging van de EDEO lokale veiligheidsfunctionarissen aan voor de vier regionale kantoren die, onder het gezag van de hoge veiligheidsfunctionaris, verantwoordelijk zijn voor het dagelijks beheer van alle veiligheidsaspecten van de respectieve onderdelen van de EUPM.
5. De personeelsleden van de EUPM volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.
Artikel 14
Coördinatie
1. Onverminderd de commandostructuur werkt het hoofd van de missie tevens in nauwe coördinatie samen met de delegatie van de Unie in BiH, met de bedoeling de samenhang van de EU-maatregelen ter ondersteuning van BiH te verzekeren.
2. Het hoofd van de missie werkt in nauwe coördinatie met de hoofden van de EU-missies in BiH.
3. Het hoofd van de missie werkt samen met de andere internationale actoren die in het land aanwezig zijn, met name de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de Raad van Europa en het internationale programma ter ondersteuning van opleidingen op recherchegebied.
Artikel 15
Vrijgave van gerubriceerde gegevens
1. De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de EUPM zijn opgesteld, indien dit passend en in overeenstemming met de behoeften van de EUPM is, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde landen.
2. Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de EUPM zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan het gastland. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan het gastland volgens de daartoe bestemde procedures voor de samenwerking tussen het gastland en de Unie.
3. De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de Unie betreffende de beraadslagingen van de Raad over de EUPM die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken (4).
Artikel 16
Wachtdienst
Voor de EUPM wordt de wachtdienst in werking gesteld.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 322 van 9.12.2009, blz. 22.
(2) PB L 70 van 13.3.2002, blz. 1.
(3) PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.
(4) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/56 |
BESLUIT 2011/782/GBVB VAN DE RAAD
van 1 december 2011
betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië en houdende intrekking van Besluit 2011/273/GBVB
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 9 mei 2011 Besluit 2011/273/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië vastgesteld (1). |
(2) |
De Europese Raad heeft op 23 oktober 2011 verklaard dat, zolang de burgerbevolking onderdrukt wordt, de Unie maatregelen tegen het Syrische regime zal blijven treffen. |
(3) |
Gelet op de ernst van de situatie in Syrië acht de Raad het noodzakelijk bijkomende beperkende maatregelen vast te stellen. |
(4) |
Er moeten bovendien bijkomende personen en entiteiten worden geplaatst op de lijst van personen en entiteiten waarop de beperkende maatregelen van bijlage I bij Besluit 2011/273/GBVB van toepassing zijn. |
(5) |
Duidelijkheidshalve moeten de bij Besluit 2011/273/GBVB opgelegde maatregelen en de aanvullende maatregelen in één rechtsinstrument worden opgenomen. |
(6) |
Besluit 2011/273/GBVB moet derhalve worden ingetrokken. |
(7) |
Ter uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig. |
(8) |
Om de doeltreffendheid van de in dit besluit vervatte maatregelen te verzekeren, moet het in werking treden op de dag waarop het wordt vastgesteld, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
UITVOER- EN INVOERBEPERKINGEN
Artikel 1
1. De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan Syrië door onderdanen van de lidstaten of vanaf of via het grondgebied van de lidstaten, of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of hun luchtvaartuigen, is verboden, ongeacht of de goederen oorspronkelijk van het grondgebied van de lidstaten afkomstig zijn.
2. Het is verboden:
a) |
rechtstreeks of onrechtstreeks technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten te verlenen in verband met de in lid 1 bedoelde goederen of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van dergelijke goederen, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië. |
b) |
rechtstreeks of onrechtstreeks financiering of financiële bijstand te verstrekken in verband met de in lid 1 bedoelde goederen, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, ten behoeve van de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen, of ten behoeve van de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandeldiensten of andere diensten aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië; |
Artikel 2
1. Artikel 1 is niet van toepassing op:
a) |
leveringen en technische ondersteuning die uitsluitend bedoeld zijn voor de ondersteuning van of het gebruik door de Troepenmacht van de Verenigde Naties voor het toezicht op het troepenscheidingsakkoord (UNDOF); |
b) |
de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie en de VN; |
c) |
de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Syrië; |
d) |
het verstrekken van technische bijstand, tussenhandeldiensten en andere diensten in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties; |
e) |
het verstrekken van financieringsmiddelen en financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma's en operaties; |
mits deze uitvoer en bijstand van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.
2. Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de Europese Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee verbonden personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Syrië worden uitgevoerd.
Artikel 3
De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van apparatuur of software voornamelijk bestemd voor gebruik bij het toezicht of de interceptie, door het Syrische regime of voor zijn rekening, op het internet en op telefonische communicatie via mobiele of vaste netwerken in Syrië, alsook het verlenen van bijstand bij het installeren, exploiteren of actualiseren van dergelijke apparatuur of software, zijn verboden.
De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke goederen onder deze bepaling dienen te vallen.
Artikel 4
1. Het is verboden om ruwe olie of petroleumproducten uit Syrië aan te schaffen, in te voeren of te vervoeren.
2. Het is verboden om al dan niet rechtstreeks financiering of financiële dienstverlening te verschaffen, waaronder ook financiële derivaten, alsmede verzekeringen of herverzekeringen, verwant aan de in lid 1 opgenomen verbodsbepalingen.
Artikel 5
De in artikel 4 bedoelde verboden laten onverlet dat tot en met 15 november 2011 verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 2 september 2011 zijn gesloten.
Artikel 6
1. De verkoop, levering of overdracht van essentiële uitrusting en technologie aan onderstaande sleutelsectoren van de aardolie- en aardgasindustrie in Syrië of aan Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten - ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen - of met gebruik van onder de rechtsmacht van de lidstaten vallende schepen of vliegtuigen, zijn verboden:
a) |
raffinage; |
b) |
vloeibaar aardgas; |
c) |
exploratie; |
d) |
productie. |
De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke goederen onder dit lid dienen te vallen.
2. Het is verboden het volgende aan te bieden aan ondernemingen in Syrië die actief zijn in de in lid 1 bedoelde sleutelsectoren van de Syrische aardolie- en aardgasindustrie of aan Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn:
a) |
technische bijstand of opleiding en andere diensten met betrekking tot essentiële uitrusting en technologie als bedoeld in lid 1; |
b) |
financieringsmiddelen of financiële bijstand voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van essentiële uitrusting en technologie als bedoeld in lid 1, of voor het aanbieden van daarmee verband houdende technische bijstand of opleiding. |
Artikel 7
1. Het in artikel 6, lid 1, bedoelde verbod laat onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 1 december 2011 zijn toegekend of gesloten en die betrekking hebben op de levering van goederen.
2. De in artikel 6 bedoelde verboden laten onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten die vóór 1 december 2011 zijn toegekend of gesloten en die betrekking hebben op investeringen die vóór 23 september 2011 in Syrië zijn gedaan door in de lidstaten gevestigde ondernemingen.
Artikel 8
De levering van bankbiljetten en munten in de Syrische munteenheid aan de Centrale Bank van Syrië is verboden.
BEPERKINGEN OP DE FINANCIERING VAN BEPAALDE ONDERNEMINGEN
Artikel 9
Het is verboden:
a) |
een financiële lening of krediet te verstrekken aan ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie of aan Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn; |
b) |
een financiële lening of krediet te verstrekken aan ondernemingen in Syrië die actief betrokken zijn bij de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales voor de opwekking van elektriciteit in Syrië; |
c) |
een deelneming te verwerven of uit te breiden in ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie of in Syrische ondernemingen of ondernemingen in Syrisch bezit die buiten Syrië in die sectoren actief zijn, alsook dergelijke ondernemingen volledig te verwerven en aandelen of effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen te verwerven; |
d) |
een deelneming te verwerven of uit te breiden in ondernemingen in Syrië die actief betrokken zijn bij de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales voor de opwekking van elektriciteit in Syrië, alsook dergelijke ondernemingen volledig te verwerven en aandelen of effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen te verwerven; |
e) |
een joint venture op te richten met ondernemingen in Syrië die actief zijn in de exploratie-, de productie- of de raffinagesector van de Syrische aardolie-industrie, en met dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap; |
f) |
een joint venture op te richten met ondernemingen in Syrië die actief betrokken zijn bij de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales voor de opwekking van elektriciteit in Syrië, en met dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap. |
Artikel 10
1. De in artikel 9, punten a) en c), neergelegde verboden:
i) |
laten onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten of overeenkomsten die vóór 23 september 2011 zijn gesloten; |
ii) |
beletten niet dat een deelneming wordt uitgebreid uit hoofde van een verplichting die voortvloeit uit een vóór 23 september 2011 gesloten overeenkomst. |
2. De in artikel 9, punten b) en d), neergelegde verboden:
i) |
laten onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten of overeenkomsten die vóór 1 december 2011 zijn gesloten; |
ii) |
beletten niet dat een deelneming wordt uitgebreid uit hoofde van een verplichting die voortvloeit uit een vóór 1 december 2011 gesloten overeenkomst. |
BEPERKINGEN OP INFRASTRUCTUURPROJECTEN
Artikel 11
1. Directe of indirecte deelname aan de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales voor de opwekking van elektriciteit in Syrië is verboden.
2. Het is verboden om technische bijstand te bieden of om financiering of financiële bijstand te bieden in verband met de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales in Syrië.
3. Het in de leden 1 en 2 neergelegde verbod laat onverlet dat verplichtingen worden uitgevoerd die voortvloeien uit contracten of overeenkomsten die vóór 1 december 2011 zijn gesloten.
BEPERKINGEN OP DE FINANCIËLE STEUN VOOR HANDEL
Artikel 12
1. Teneinde met name financiële steun voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië te voorkomen, betrachten de lidstaten terughoudendheid bij het aangaan van nieuwe verbintenissen op korte en middellange termijn om openbare en particuliere financiële steun voor handel met Syrië - het verstrekken van exportkredieten, garanties en verzekeringen daaronder begrepen - te verlenen aan hun onderdanen of entiteiten die bij deze handel zijn betrokken, met de bedoeling hun uitstaande bedragen te verminderen. Voorts gaan de lidstaten geen nieuwe langetermijnverbintenissen aan voor openbare en particuliere financiële steun voor handel met Syrië.
2. Lid 1 laat verbintenissen die zijn aangegaan vóór 1 december 2011 onverlet.
3. Lid 1 heeft geen betrekking op handel die bestemd is voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden.
HOOFDSTUK 2
FINANCIËLE SECTOR
Artikel 13
De lidstaten gaan geen nieuwe verbintenissen aan voor subsidies, financiële bijstand en concessionele leningen aan de regering van Syrië, ook niet via hun deelneming in internationale financiële instellingen, behalve voor humanitaire of ontwikkelingsdoeleinden.
Artikel 14
Er wordt een verbod ingesteld op:
a) |
elke vorm van betaling door de Europese Investeringsbank (EIB) die op grond van of in verband met lopende leningsovereenkomsten tussen Syrië en de EIB plaatsvindt; |
b) |
de verdere uitvoering door de EIB van alle lopende overeenkomsten inzake de verstrekking van technische bijstand voor staatsprojecten in Syrië. |
Artikel 15
De directe of indirecte verkoop, aankoop, tussenhandel of bijstand bij de uitgifte van Syrische overheidsobligaties of door de overheid gegarandeerde obligaties die na 1 december 2011 worden uitgegeven, aan en van de Syrische regering, Syrische overheidsorganen, -bedrijven en -agentschappen, de Centrale Bank van Syrië of in Syrië gevestigde banken, aan en van bijkantoren en dochtermaatschappijen, binnen en buiten de rechtsmacht van de lidstaten, van in Syrië gevestigde banken, aan en van financiële entiteiten die noch in Syrië gevestigd zijn noch onder de rechtsmacht van de lidstaten vallen maar wel onder zeggenschap van in Syrië gevestigde personen en entiteiten staan, aan en van personen of entiteiten die namens hen of op hun aanwijzing handelen of aan en van entiteiten ten aanzien waarvan zij de eigendom of de zeggenschap hebben, is verboden.
Artikel 16
1. Het openen van nieuwe bijkantoren, dochtermaatschappijen of vertegenwoordigingen van Syrische banken op het grondgebied van de lidstaten en het oprichten van nieuwe joint ventures, het nemen van een eigendomsbelang in banken op het grondgebied van de lidstaten of het aangaan van nieuwe correspondentbankrelaties door Syrische banken, inclusief de Centrale Bank van Syrië en haar bijkantoren en dochtermaatschappijen en andere financiële entiteiten die niet in Syrië gevestigd zijn maar wel onder zeggenschap van in Syrië gevestigde personen of entiteiten staan, met onder de rechtsmacht van de lidstaten vallende banken is verboden.
2. Het is financiële instellingen op het grondgebied of onder de rechtsmacht van de lidstaten verboden vertegenwoordigingen, dochtermaatschappijen of bankrekeningen in Syrië te openen.
Artikel 17
1. Het is verboden verzekeringen en herverzekeringen aan te bieden aan de Syrische regering en Syrische overheidsorganen, -bedrijven en -agentschappen, aan personen of entiteiten die namens hen of op hun aanwijzing handelen, of aan entiteiten ten aanzien waarvan zij - ook op onrechtmatige wijze - de eigendom of de zeggenschap hebben.
2. Lid 1 is niet van toepassing op het aanbieden van:
a) |
ziekte- en reisverzekeringen aan natuurlijke personen; |
b) |
een verplichte verzekering of een verzekering jegens derden aan in de Europese Unie gevestigde Syrische personen, entiteiten of lichamen; |
c) |
een verzekering of herverzekering aan de eigenaar van een vaar-, vlieg- of voertuig dat gehuurd wordt door een Syrische persoon, entiteit of lichaam, mits laatstgenoemde niet is opgenomen in de lijsten in bijlagen I en II. |
HOOFDSTUK 3
TOEGANGSBEPERKINGEN
Artikel 18
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in bijlage I vermelde personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië, personen die baat hebben bij of steun verlenen aan het regime en personen die banden met hen hebben.
2. Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.
3. Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:
a) |
als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; |
b) |
als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de VN; |
c) |
krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of |
d) |
krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. |
4. Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.
6. De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Syrië rechtstreeks worden bevorderd.
7. Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde ontheffingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgenomen ontheffing te verlenen.
8. Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3 tot en met 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de op de lijst in bijlage I vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken persoon.
HOOFDSTUK 4
BEVRIEZING VAN TEGOEDEN EN ECONOMISCHE MIDDELEN
Artikel 19
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, of eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de op de lijsten in bijlage I en bijlage II vermelde personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking in Syrië, personen en entiteiten die baat hebben bij of steun verlenen aan het regime en personen en entiteiten die banden met hen hebben, worden bevroren.
2. Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de op de lijsten in bijlage I en bijlage II vermelde natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten.
3. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of andere economische middelen of het ter beschikking stellen van bepaalde tegoeden of andere economische middelen toestaan, nadat zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
a) |
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de op de lijsten in bijlage I en bijlage II vermelde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of |
d) |
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven; |
e) |
noodzakelijk zijn voor humanitaire doeleinden, zoals het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand, mede omvattende medische benodigdheden, voedsel, humanitaire hulpverleners en gerelateerde hulp, of evacuaties uit Syrië; |
f) |
gestort zullen worden op of betaald zullen worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
4. In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon of de entiteit, bedoeld in lid 1 van dit artikel, op de lijsten in bijlage I en bijlage II werd geplaatst, of van een gerechtelijke, administratieve of arbitrale beslissing die vóór die datum is gegeven; |
b) |
de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend benut om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen; |
c) |
het retentierecht of de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijsten in bijlage I of II vermelde natuurlijke of rechtspersoon of entiteit; en |
d) |
de erkenning van het retentierecht of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
5. Lid 1 belet niet dat een op de lijst in de bijlage vermelde persoon of entiteit een betaling verricht die verschuldigd is uit hoofde van een contract dat is gesloten vóór deze persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit.
6. Lid 1 belet niet dat een op de lijst in bijlage II vermelde entiteit, gedurende een tijdsbestek van twee maanden na de datum waarop zij op de lijst is geplaatst, uit bevroren tegoeden of economische middelen die zij heeft ontvangen nadat zij op die lijst is geplaatst, een betaling verricht die verschuldigd is uit hoofde van een overeenkomst in verband met de financiering van handelstransacties, mits de lidstaat in kwestie heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit.
7. Lid 2 is niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen; of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van overeenkomsten, afspraken of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop dit besluit op die rekeningen van toepassing werd, |
mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.
HOOFDSTUK 5
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 20
Geen vorderingen, ook niet tot schadeloosstelling of soortgelijke vergoedingen, bijvoorbeeld op grond van schuldvergelijking, van boetebedingen, van een garantie, van verlenging of betaling van een obligatie, van een financiële garantie, waaronder op grond van kredietbrieven en soortgelijke instrumenten, in verband met een overeenkomst of transactie waarvan de uitvoering, al dan niet rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk werd geraakt door maatregelen overeenkomstig dit besluit, worden toegewezen aan de op de lijsten in bijlage I en bijlage II vermelde personen en entiteiten, aan een andere persoon of entiteit in Syrië, met inbegrip van de regering van Syrië en Syrische overheidsorganen, -bedrijven en -agentschappen, of aan een persoon of entiteit die met behulp van of ten behoeve van de bedoelde personen en entiteiten optreedt.
Artikel 21
1. De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de in de bijlage I en bijlage II opgenomen lijsten en eventuele wijzigingen daarin vast.
2. De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit betreffende de opneming in de lijst, alsmede van de motivering hiervoor, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de publicatie van een kennisgeving, zodat de persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon of entiteit van de resultaten daarvan op de hoogte.
Artikel 22
1. In bijlage I en bijlage II worden de gronden voor opneming van de betrokken personen en entiteiten in de lijsten vermeld.
2. Bijlage I en bijlage II bevatten ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is voor het identificeren van de betrokken personen of entiteiten. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres indien bekend en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging omvatten.
Artikel 23
Het is verboden bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de in dit besluit opgenomen verbodsbepalingen worden omzeild.
Artikel 24
Om het effect van de in dit besluit opgenomen maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.
Artikel 25
Dit besluit is van toepassing gedurende een periode van 12 maanden. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.
Artikel 26
Besluit 2011/273/GBVB wordt hierbij ingetrokken.
Artikel 27
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 121 van 10.5.2011, blz. 11.
BIJLAGE I
Lijst van de in de artikelen 18 en 19 bedoelde personen en entiteiten
A. Personen
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Redenen |
Datum van plaatsing op de lijst |
1. |
Bashar Al-Assad |
Geboren op 11 september 1965 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. D1903 |
President van de republiek; opdrachtgever en coördinator van het harde optreden tegen demonstranten. |
23.05.2011 |
2. |
Mahir (alias Maher) Al-Assad |
Geboren op 8 december 1967; diplomatiek paspoort nr. 4138 |
Commandant van de vierde pantserdivisie, lid van het centraal comité van de Baath-partij, sterke man van de Republikeinse Garde; broer van president Bashar Al-Assad; belangrijkste opdrachtgever van het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
3. |
Ali Mamluk (alias Mamlouk) |
Geboren op 19 februari 1946 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 983 |
Chef van de Syrische algemene inlichtingendienst; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
4. |
Muhammad Ibrahim Al-Sha′ar (alias Mohammad Ibrahim Al-Chaar) |
|
Minister van Binnenlandse Zaken; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
5. |
Atej (alias Atef, Atif) Najib |
|
Voormalig hoofd politieke veiligheidsdienst in Deraa; neef van president Bashar Al-Assad; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
6. |
Hafiz Makhluf (alias Hafez Makhlouf) |
Geboren op 2 april 1971 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. 2246 |
Kolonel die de leiding heeft over een eenheid van de algemene inlichtingendienst, afdeling Damascus; neef van president Bashar Al-Assad; een van de getrouwen van Mahir Al-Assad; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
7. |
Muhammed Dib Zaytun (alias Mohammed Dib Zeitoun) |
Geboren op 20 mei 1951 te Damascus; diplomatiek paspoort nr. D000001300 |
Hoofd van de politieke veiligheidsdienst; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
09.05.2011 |
8. |
Amjad Al-Abbas |
|
Hoofd van de politieke veiligheid in Banyas, is betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten in Baida. |
09.05.2011 |
9. |
Rami Makhlouf |
Geboren op 10.7.1969 te Damascus, paspoort nr. 454224 |
Syrisch zakenman. Geassocieerd met Mahir Al-Assad; neef van president Bashar Al-Assad; financiert het regime en maakt daardoor het harde optreden tegen demonstranten mogelijk. |
09.05.2011 |
10. |
Abd Al-Fatah Qudsiyah |
Geboren in 1953 te Hama, diplomatiek paspoort nr. D0005788 |
Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst; betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
09.05.2011 |
11. |
Jamil Hassan |
|
Hoofd inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht; betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
09.05.2011 |
12. |
Rustum Ghazali |
Geboren op 3.5.1953 te Deraa; diplomatiek paspoort nr. D000000887 |
Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst voor het plattelandsgebied rond Damascus; betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
09.05.2011 |
13. |
Fawwaz Al-Assad |
Geboren op 18.6.1962 te Kerdala; paspoort nr. 88238 |
Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie. |
09.05.2011 |
14. |
Munzir Al-Assad |
Geboren op 1.3.1961 te Lattaquié; paspoort nr. 86449 en nr. 842781 |
Betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking als lid van de Shabiha-militie. |
09.05.2011 |
15. |
Asif Shawkat |
Geboren op 15.1.1950 te Al-Madehleh, Tartus |
Adjunct-stafchef voor veiligheid en verkenning, is betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
16. |
Hisham Ikhtiyar |
Geboren in 1941 |
Hoofd van het Syrische bureau van nationale veiligheid, is betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
17. |
Faruq Al Shar′ |
Geboren op 10.12.1938 |
Vicepresident van Syrië, is betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
18. |
Muhammad Nasif Khayrbik |
Geboren op 10.4.1937 (of 20.5.1937) te Hama, diplomatiek paspoort nr. 0002250 |
Plaatsvervangend vicepresident van Syrië belast met nationale veiligheidszaken, is betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
19. |
Mohamed Hamcho |
Geboren op 20.5.1966; paspoort nr. 002954347 |
Zwager van Mahir Al-Assad; zakenman en lokaal vertegenwoordiger van verscheidene buitenlandse bedrijven; financiert het regime en maakt daardoor het harde optreden tegen demonstranten mogelijk. |
23.05.2011 |
20. |
Iyad (alias Eyad) Makhlouf |
Geboren op 21.1.1973 te Damascus; paspoort nr. N001820740 |
Broer van Rami Makhlouf en officier van de algemene inlichtingendienst, betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
21. |
Bassam Al Hassan |
|
Adviseur van de president voor strategische zaken; betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
23.05.2011 |
22. |
Dawud Rajiha |
|
Stafchef van de strijdkrachten, verantwoordelijk voor de betrokkenheid van het leger bij het harde optreden tegen vreedzame demonstranten. |
23.05.2011 |
23. |
Ihab (alias Ehab, Iehab) Makhlouf |
Geboren op 21.1.1973 te Damascus; paspoort nr. N002848852 |
Vicepresident van SyriaTel en zaakwaarnemer voor het VS-bedrijf van Rami Makhlouf; financiert het regime en maakt daardoor het harde optreden tegen demonstranten mogelijk. |
23.05.2011 |
24. |
Zoulhima Chaliche (Dhu al-Himma Shalish) |
Geboren in 1951 of 1946 te Kerdaha. |
Hoofd van de presidentiële lijfwacht; is betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten; volle neef van president Bashar Al-Assad. |
23.6.2011 |
25. |
Riyad Chaliche (Riyad Shalish) |
|
Directeur van het Military Housing Establishment; financieringsbron van het regime; volle neef van president Bashar Al-Assad. |
23.6.2011 |
26. |
Brigadier Commandant Mohammad Ali Jafari (alias Ja'fari, Aziz; alias Jafari, Ali; alias Jafari, Mohammad Ali; alias Ja'fari, Mohammad Ali; alias Jafari-Najafabadi, Mohammad Ali) |
Geboortedatum: 1 sept. 1957; geboorteplaats: Yazd, Iran. |
Algemeen bevelhebber van de Iraanse revolutionaire wachten, betrokken bij het verstrekken van uitrusting en steun om het Syrische regime te helpen de protesten in Syrië te onderdrukken. |
23.6.2011 |
27. |
Generaal-majoor Qasem Soleimani (alias Qasim Soleimany) |
|
Bevelhebber van de Iraanse revolutionaire wachten, IRGC - Qods, betrokken bij het verstrekken van uitrusting en steun om het Syrische regime te helpen de protesten in Syrië te onderdrukken. |
23.6.2011 |
28. |
Hossein Taeb (alias Taeb, Hassan; alias Taeb, Hosein; alias TAEB, Hossein; alias Taeb, Hussayn; alias Hojjatoleslam Hossein Ta'eb) |
geboortedatum 1963; geboorteplaats Teheran, Iran. |
Plaatsvervangend bevelhebber inlichtingen van de Iraanse revolutionaire wachten, betrokken bij het verstrekken van uitrusting en steun om het Syrische regime te helpen de protesten in Syrië te onderdrukken. |
23.6.2011 |
29. |
Khalid Qaddur |
|
Zakenpartner van Maher Al-Assad; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
30. |
Ra'if Al-Quwatli (alias Ri'af Al-Quwatli) |
|
Zakenpartner van Maher Al-Assad; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
31. |
Mohammad Mufleh |
|
Hoofd van de Syrische militaire inlichtingendienst in de stad Hama; betrokken bij het harde optreden tegen demonstranten. |
1.8.2011 |
32. |
Generaal-majoor Tawfiq Younes |
|
Hoofd van de afdeling interne veiligheid van het directoraat algemene inlichtingen; betrokken bij het harde optreden tegen de burgerbevolking. |
1.8.2011 |
33. |
Mohammed Makhlouf (alias Abu Rami) |
Geboren op 19.10.1932 te Latakia, Syrië. |
Nauw verbonden met, en oom van moederszijde van Bashar en Mahir al-Assad; zakenpartner en vader van Rami, Ihab en Iyad Makhlouf. |
1.8.2011 |
34. |
Ayman Jabir |
Geboren te Latakia. |
Verbonden met Mahir al-Assad als lid van de Shabiha-militie. Direct betrokken bij het harde en gewelddadige optreden tegen de burgerbevolking en bij de coördinatie van de Shabiha-milities. |
1.8.2011 |
35. |
Generaal Ali Habib Mahmoud |
Geboren in 1939 te Tartous. Benoemd tot minister van Defensie op 3 juni 2009. |
Minister van Defensie. Verantwoordelijk voor (operaties van) de Syrische strijdkrachten die betrokken zijn bij het harde en gewelddadige optreden tegen de burgerbevolking. |
1.8.2011 |
36. |
Hayel Al-Assad |
|
Adjunct van Maher Al-Assad, hoofd van de militaire politie-eenheid van de vierde divisie van het leger, betrokken bij de repressie |
23.8.2011 |
37. |
Ali Al-Salim |
|
Directeur van de dienst aankopen van het Syrische ministerie van Defensie, langs welke alle wapenaankopen van het Syrische leger verlopen. |
23.8.2011 |
38. |
Nizar Al-Assad ( ) |
neef van Bashar Al-Assad; voormalig hoofd van de onderneming ‘Nizar Oilfield Supplies’. |
Zeer nauwe banden met belangrijke overheidsfunctionarissen. Financiert de Shabiha in regio Latakia. |
23.8.2011 |
39. |
Brigadegeneraal Rafiq Shahadah |
|
Hoofd Syrische Militaire Inlichtingendienst (SMI), afdeling 293 (Binnenlandse Zaken) in Damascus. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in Damascus. Adviseur van president Bashar Al-Assad voor strategische aangelegenheden en militaire inlichtingen. |
23.8.2011 |
40. |
Brigadegeneraal Jamea Jamea (Jami Jami) |
|
Afdelingshoofd Syrische Militaire Inlichtingendienst (SMI) in Dayr az-Zor. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in Dayr az-Zor en Alboukamal. |
23.8.2011 |
41. |
Hassan Bin-Ali Al-Turkmani |
Geboren in 1935 in Aleppo |
Plaatsvervangend vice-president, voormalig minister van Defensie, speciaal gezant van president Bashar Al-Assad. |
23.8.2011 |
42. |
Muhammad Said Bukhaytan |
|
Assistent-regionaal secretaris van de Socialistische Arabische Baath-Partij sedert 2005, van 2000 tot 2005 directeur nationale veiligheid van de regionale Baath-partij. Voormalig gouverneur van Hama (1998-2000). Nauwe bondgenoot van president Bashar Al-Assad en Maher Al-Assad. Belangrijkste besluitvormer binnen het regime waar het gaat om onderdrukking van de burgerbevolking. |
23.8.2011 |
43. |
Ali Douba |
|
Verantwoordelijk voor de moordpartij in Hama in 1980, teruggeroepen naar Damascus als speciaal adviseur van president Bashar Al-Assad. |
23.8.2011 |
44. |
Brigadegeneraal Nawful Al-Husayn |
|
Afdelingshoofd Syrische Militaire Inlichtingendienst (SMI) in Idlib. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in de provincie Idlib. |
23.8.2011 |
45. |
Brigadegeneraal Husam Sukkar |
|
Presidentieel adviseur voor veiligheidszaken. Presidentieel adviseur van de veiligheidsdiensten voor onderdrukking van en geweld tegen de burgerbevolking. |
23.8.2011 |
46. |
Brigadegeneraal Muhammed Zamrini |
|
Afdelingshoofd Syrische Militaire Inlichtingendienst (SMI) in Homs. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in Homs. |
23.8.2011 |
47. |
Luitenant-generaal Munir Adanov (Adnuf) |
|
Plaatsvervangend hoofd generale staf, afdeling operaties en opleiding van het Syrische leger. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in Syrië. |
23.8.2011 |
48. |
Brigadegeneraal Ghassan Khalil |
|
Hoofd inlichtingenafdeling van directoraat algemene inlichtingen (GID). Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking in Syrië. |
23.8.2011 |
49. |
Mohammed Jabir |
Geboren in Latakia |
Shabiha-militie. Bondgenoot van Maher Al-Assad bij de Shabiha-militie. Rechtstreeks betrokken bij de onderdrukking van en het geweld tegen de burgerbevolking en de coördinatie van de Shabiha-milities. |
23.8.2011 |
50. |
Samir Hassan |
|
Nauwe zakenpartner van Maher Al-Assad. Verlener van economische steun aan het Syrisch regime. |
23.8.2011 |
51. |
Fares Chehabi (Fares Shihabi) |
|
Voorzitter van de Kamer van koophandel en industrie van Aleppo. Verleent economische steun aan het Syrische regime. |
2.09.2011 |
52. |
Emad Ghraiwati |
geboortedatum: maart 1959; geboorteplaats: Damascus, Syrië |
voorzitter van de Kamer van industrie van Damascus (Zuhair Ghraiwati Sons). Verleent economische steun aan het Syrische regime. |
2.9.2011 |
53. |
Tarif Akhras |
geboortedatum: 1949; geboorteplaats: Homs, Syrië |
Stichter van de Akhras Group (grondstoffen, handel, verwerking en logistiek), Homs. Verleent economische steun aan het Syrische regime. |
2.9.2011 |
54. |
Issam Anbouba |
geboortedatum: 1949; geboorteplaats: Lattakia, Syrië |
voorzitter van Issam Anbouba Est. (agro-industrie). Verleent economische steun aan het Syrische regime. |
2.9.2011 |
55. |
Tayseer Qala Awwad |
geboortedatum: 1943; Geboorteplaats Damascus |
Minister van Justitie. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door de ondersteuning van het beleid en de praktijken van dat regime inzake het willekeurig aanhouden en vasthouden. |
23.09.2011 |
56. |
Dr. Adnan Hasan Mahmoud |
geboortedatum: 1966; Geboorteplaats Tartous |
Minister van Voorlichting. Geassocieerd met het Syrische regime, onder meer door het ondersteunen en uitdragen van het voorlichtingsbeleid van dat regime. |
23.09.2011 |
57. |
Generaal-majoor Jumah Al-Ahmad |
|
Bevelhebber van de speciale strijdkrachten. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in heel Syrië. |
14.11.2011 |
58. |
Kolonel Lu’ai al-Ali |
|
Hoofd Syrische militaire inlichtingendienst, afdeling Deraa. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in Deraa. |
14.11.2011 |
59. |
Luitenant-generaal Ali Abdullah Ayyub |
|
Adjunct-chef generale staf (militair en burgerlijk personeel) Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in heel Syrië. |
14.11.2011 |
60. |
Luitenant-generaal Jasim al-Furayj |
|
Hoofd generale staf. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in heel Syrië. |
14.11.2011 |
61. |
General Aous (Aws) ASLAN |
Geboren in 1958 |
Majoor van de Republikeinse Garde. Een van de getrouwen van Maher al-ASSAD en van president al-ASSAD. Heeft deel aan het gewelddadig optreden tegen de burgerbevolking in heel Syrië |
14.11.2011 |
62. |
Generaal Ghassan Belal |
|
Generaal die het bevel voert over het veiligheidsbureau van de vierde divisie. Adviseur van Maher al-ASSAD en coördinator van de veiligheidsoperaties. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen de burgerbevolking in heel Syrië. |
14.11.2011 |
63. |
Abdullah Berri |
|
Leidt de milities van de Berri-clan Verantwoordelijk voor de regeringsgezinde milities die betrokken zijn bij de gewelddadige onderdrukking van de burgerbevolking in Aleppo. |
14.11.2011 |
64. |
George Chaoui |
|
Lid van het elektronisch leger van Syrië. Heeft deel aan de gewelddadige onderdrukking van en de aanmoediging tot geweld jegens de burgerbevolking in heel Syrië. |
14.11.2011 |
65. |
Generaal-majoor Zuhair Hamad |
|
Adjunct-chef van de algemene inlichtingendienst. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden in heel Syrië en voor de intimidatie en foltering van demonstranten. |
14.11.2011 |
66. |
Amar Ismael |
|
Civiele functionaris - Hoofd van het elektronisch leger van Syrië (inlichtingendienst van de landmacht). Heeft deel aan de gewelddadige onderdrukking van en de aanmoediging tot geweld jegens de burgerbevolking in heel Syrië. |
14.11.2011 |
67. |
Mujahed Ismail |
|
Lid van het elektronisch leger van Syrië. Heeft deel aan de gewelddadige onderdrukking van en de aanmoediging tot geweld jegens de burgerbevolking in heel Syrië. |
14.11.2011 |
68. |
Saqr Khayr Bek |
|
Vice-minister van Binnenlandse Zaken. Verantwoordelijk voor de gewelddadige onderdrukking van de burgerbevolking in Syrië. |
14.11.2011 |
69. |
Generaal-majoor Nazih |
|
Adjunct-directeur van de algemene inlichtingendienst. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden in heel Syrië en voor de intimidatie en foltering van demonstranten. |
14.11.2011 |
70. |
Kifah Moulhem |
|
Bataljoncommandant in de vierde divisie. Verantwoordelijk voor de gewelddadige onderdrukking van de burgerbevolking in Dair Al-Zor. |
14.11.2011 |
71. |
Generaal-majoor Wajih Mahmud |
|
Commandant 18e pantserdivisie. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in Homs |
14.11.2011 |
72. |
Bassam Sabbagh |
Geboren op 24/08/1959 in Damascus. Adres: Kasaa, Anwar Al Attar street, Al Midani building, Damascus. Syrisch paspoort nr. 004326765, afgiftedatum 2/11/2008, geldig tot november 2014. Advocaat bij de balie van Parijs. |
Leidt advocatenkantoor Sabbagh en partners (Damascus), Juridisch en financieel adviseur en zaakvoerder van Rami Makhlouf en Khaldoun Makhlouf. Partner van Bachar Al-Assad bij de financiering van een vastgoedproject in Latakia. Verstrekt financiële bijstand aan het regime. |
14.11.2011 |
73. |
Lt.-Generaal Mustafa Tlass |
|
Adjunct-chef generale staf (logistiek en bevoorrading) Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden tegen demonstranten in heel Syrië. |
14.11.2011 |
74. |
General-majoor Fu'ad Tawil |
|
Adjunct-chef inlichtingendienst Syrische luchtmacht. Verantwoordelijk voor het gewelddadig optreden in heel Syrië en voor de intimidatie en foltering van demonstranten. |
14.11.2011 |
75. |
Mohammad Al-Jleilati |
Geboortejaar 1945 Geboorteplaats Damascus |
Minister van Financiën. Verantwoordelijk voor de Syrische economie |
1.12.2011 |
76. |
Dr. Mohammad Nidal Al-Shaar |
Geboortejaar 1956 Geboorteplaats Aleppo |
minister van Economie en Handel. Verantwoordelijk voor de Syrische economie |
1.12.2011 |
77. |
Luitenant-generaal. Fahid Al-Jassim |
|
Stafchef. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
78. |
Generaal-majoor Ibrahim Al-Hassan |
|
Adjunct-stafchef. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
79. |
Brigadegeneraal Khalil Zghraybih |
|
14e divisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
80. |
Brigadegeneraal Ali Barakat |
|
103e brigade van de Republikeinse Garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
81. |
Brigadegeneraal Talal Makhluf |
|
103e brigade van de Republikeinse Garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
82. |
Brigadegeneraal Nazih Hassun |
|
Inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
83. |
Kapitein Maan Jdiid |
|
Presidentiële garde. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
84. |
Muahmamd Al-Shaar |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
85. |
Khald Al-Taweel |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
86. |
Ghiath Fayad |
|
Politieke veiligheidsdivisie. Militaire functionaris betrokken bij het geweld in Homs. |
1.12.2011 |
B. Entiteiten
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Redenen |
Datum van plaatsing op de lijst |
||||||
1. |
Bena Properties |
|
Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
||||||
2. |
Al Mashreq Investment Fund (AMIF) (alias Sunduq Al Mashrek Al Istithmari) |
|
Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
||||||
3. |
Hamcho International (alias Hamsho International Group) |
|
Onder zeggenschap van Mohamed Hamcho of Hamsho; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
||||||
4. |
Military Housing Establishment (alias MILIHOUSE) |
|
Maatschappij voor openbare werken onder zeggenschap van Riyad Chaliche en het ministerie van Defensie; financieringsbron van het regime. |
23.6.2011 |
||||||
5. |
Directoraat politieke veiligheid |
|
Dienst van de Syrische staat die rechtstreeks deelneemt aan de onderdrukking. |
23.8.2011 |
||||||
6. |
Directoraat algemene inlichtingen |
|
Dienst van de Syrische staat die rechtstreeks deelneemt aan de onderdrukking. |
23.8.2011 |
||||||
7. |
Directoraat militaire inlichtingen |
|
Dienst van de Syrische staat die rechtstreeks deelneemt aan de onderdrukking. |
23.8.2011 |
||||||
8. |
Inlichtingendienst luchtmacht |
|
Dienst van de Syrische staat die rechtstreeks deelneemt aan de onderdrukking. |
23.8.2011 |
||||||
9. |
Quds-divisie van de Revolutionaire Garde (IRGC) (ook Qods-divisie) |
Teheran, Iran |
De Quds-divisie is een gespecialiseerd onderdeel van de Iraanse Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC). De Quds-divisie levert uitrusting en verleent steun om het Syrische regime te helpen de protesten in het land de kop in te drukken. De Quds-divisie heeft de Syrische veiligheidsdiensten technische bijstand, uitrusting en ondersteuning verstrekt om de burgerprotest-beweging te onderdrukken. |
23.8.2011 |
||||||
10. |
Mada Transport |
Filiaal van de Cham Holding (Sehanya Daraa Highway, PO Box 9525, tel: 00 963 11 99 62) |
Economische entiteit die het regime financiert. |
2.09.2011 |
||||||
11. |
Cham Investment Group |
Filiaal van de Cham Holding (Sehanya Daraa Highway, PO Box 9525, tel: 00 963 11 99 62) |
Economische entiteit die het regime financiert. |
2.09.2011 |
||||||
12. |
Real Estate Bank |
|
Overheidsbank die het regime financiert. |
2.09.2011 |
||||||
13. |
Addounia TV (alias: Dounia TV) |
Tel.: +963-11-5667274, +963-11-5667271, Fax: +963-11-5667272 Website: http://www.addounia.tv |
Addounia TV heeft aangezet tot geweld tegen de burgerbevolking van Syrië. |
23.09.2011 |
||||||
14. |
Cham Holding |
|
Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; grootste holding van Syrië, die profijt trekt uit het regime en dat ook ondersteunt. |
23.09.2011 |
||||||
15. |
El-Tel Co. (alias El-Tel Middle East Company) |
|
Vervaardiging en levering van telecommunicatie-apparatuur voor het leger. |
23.09.2011 |
||||||
16. |
Ramak Constructions Co. |
|
Bouw van legerkazernes, grenspostgebouwen en andere gebouwen ten behoeve van het leger. |
23.09.2011 |
||||||
17. |
Souruh Company (alias SOROH Al Cham Company) |
|
Investeringen in plaatselijke militaire industriële projecten waarbij onderdelen van wapens en aanverwante producten worden vervaardigd. Rami Makhlouf is voor 100% eigenaar van het bedrijf. |
23.09.2011 |
||||||
18. |
Syriatel |
|
Onder zeggenschap van Rami Makhlouf; financieringsbron van het regime. Middels een licentieovereenkomst betaalt het bedrijf 50% van zijn winst aan de regering. |
23.09.2011 |
||||||
19. |
Cham Press TV |
|
Televisiezender; neemt deel aan desinformatie-campagnes en zet aan tot haat tegen de demonstranten. |
1.12.2011 |
||||||
20. |
Al Watan |
|
Krant; neemt deel aan desinformatie-campagnes en zet aan tot haat tegen de demonstranten. |
1.12.2011 |
||||||
21. |
Centre d’études et de recherches syrien (CERS) (alias. CERS, Centre d’Etude et de Recherche Scientifique; alias SSRC, Scientific Studies and Research Center; alias Centre de Recherche de Kaboun |
Barzeh Street, PO Box 4470, Damascus |
Steunt het Syrische leger bij het verwerven van materiaal dat rechtstreeks wordt gebruikt om betogers in de gaten te houden en te onderdrukken. |
1.12.2011 |
||||||
22. |
Business Lab |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS |
1.12.2011 |
||||||
23. |
Industrial Solutions |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
||||||
24. |
Mechanical Construction Factory (MCF) |
P.O. Box 35202, Industrial Zone, Al-Qadam Road, Damascus |
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
||||||
25. |
Syronics – Syrian Arab Co. for Electronic Industries |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
||||||
26. |
Handasieh – Organization for Engineering Industries |
|
Dekmantelbedrijf voor het verwerven van gevoelig materiaal door het CERS. |
1.12.2011 |
||||||
27. |
Syria Trading Oil Company (Sytrol) |
Prime Minister Building, 17 Street Nissan, Damascus, Syria. |
Staatsbedrijf, verantwoordelijk voor de gehele Syrische olie-export. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
||||||
28. |
General Petroleum Corporation (GPC) |
|
Oliemaatschappij die staatseigendom is. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
||||||
29. |
Al Furat Petroleum Company |
|
Joint venture, voor 50% eigendom van GPC. Financiert het regime. |
1.12.2011 |
BIJLAGE II
Lijst van in artikel 19, lid 1, bedoelde entiteiten
Entiteiten
|
Naam |
Identificatiegegevens |
Redenen |
Datum van plaatsing op de lijst |
||||
1. |
Commercial Bank of Syria |
Tel: +963 11 2218890 Fax: +963 11 2216975 general management: dir.cbs@mail.sy |
Overheidsbank die het regime financiert. |
13.10.2011 |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/71 |
BESLUIT 2011/783/GBVB VAN DE RAAD
van 1 december 2011
houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1), en met name artikel 23, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 juli 2010 heeft de Raad Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran aangenomen. |
(2) |
De Raad heeft een volledige evaluatie uitgevoerd van de in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB vervatte lijst van personen en entiteiten waarop artikel 19, lid 1, onder b), en artikel 20, lid 1, onder b), van dat besluit van toepassing zijn. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door de betrokkenen zijn ingediend. |
(3) |
De Raad heeft geconcludeerd dat de in Besluit 2010/413/GBVB vastgestelde specifieke beperkende maatregelen van toepassing moeten blijven op de personen en entiteiten in de lijst van bijlage II bij dat besluit. |
(4) |
De Raad heeft tevens geconcludeerd dat de tekst betreffende bepaalde entiteiten die vermeld staan in de lijst in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB gewijzigd moet worden. |
(5) |
Gezien de niet-aflatende bezorgdheid over de uitbreiding van Irans kern- en raketprogramma's, die op 23 oktober 2011 door de Europese Raad tot uitdrukking is gebracht, moeten bijkomende personen en entiteiten worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB. |
(6) |
De lijst van personen en entiteiten als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder b), en artikel 20, lid 1, onder b), van Besluit 2010/413/GBVB moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij het onderhavige besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 1 december 2011.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.
BIJLAGE
Bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage II: I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten A. Personen
B. Entiteiten
II. Islamitische Revolutionaire Garde (IRG) A. Personen
B. Entiteiten
III. Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL) A. Personen
B. Entiteiten
|
2) |
De vermeldingen betreffende de hieronder vermelde entiteiten worden vervangen door de onderstaande vermeldingen: I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten B. Personen
III. Islamic Republic of Iran Shipping Lines (IRISL) B. Entiteiten
|
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/92 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 25 augustus 2011
betreffende steunmaatregel C 39/09 (ex N 385/09) — Letland — Overheidsfinanciering voor haveninfrastructuur in de haven van Ventspils
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6043)
(Slechts de tekst in de Letse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2011/784/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Bij elektronische aanmelding van 26 juni 2009 heeft Letland, overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), een maatregel aangemeld inzake overheidsfinanciering voor de aanleg van haveninfrastructuur in de haven van Ventspils. |
(2) |
Bij brief van 15 december 2009 heeft de Commissie Letland in kennis gesteld van haar besluit de formele onderzoekprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden ten aanzien van een deel van de maatregel. |
(3) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) gepubliceerd (hierna „het besluit tot inleiding van de procedure” genoemd). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen te maken. |
(4) |
De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen ter zake ontvangen. Bij brieven van 16 maart 2010, 7 april 2010, 12 april 2010 en 14 april 2010 hebben de Letse autoriteiten hun opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure ingediend. |
(5) |
Bij brieven van 21 september 2010, 22 december 2010 en 18 maart 2011 verzocht de Commissie om aanvullende informatie over de maatregel. De Letse autoriteiten hebben de verzochte informatie verstrekt bij brieven van 8 oktober 2010, 20 januari 2011, 22 maart 2011 en 31 maart 2011. |
(6) |
Daarnaast hebben verschillende bijeenkomsten plaatsgevonden tussen de diensten van de Commissie en de Letse autoriteiten. De Letse autoriteiten hebben voor en na die bijeenkomsten aanvullende informatie verstrekt. |
2. BESCHRIJVING
2.1. HET PROJECT
(7) |
Doel van het project is de modernisering van de haveninfrastructuur. Het project omvat de volgende deelprojecten die in de periode 2010-2014 zullen worden opgezet:
|
2.2. REIKWIJDTE VAN DIT BESLUIT
(8) |
In haar besluit van 15 december 2009 (3) stelde de Commissie dat het niet nodig was na te gaan of de overheidsfinanciering voor de golfbreker, de versterking van de kanaaloever en de renovatie van de aanlegsteigers voor de schepen van de havenautoriteit staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhielden op het niveau van de havenautoriteit, aangezien dergelijke steun verenigbaar met de interne markt zou zijn. |
(9) |
Wat betreft de overheidsfinanciering voor de baggerwerken en de toegangssporen meende de Commissie dat daarbij sprake was van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en dat deze steun op het niveau van de havenautoriteit verenigbaar was met de interne markt. |
(10) |
Wat betreft de overheidsfinanciering voor de nieuwe terminal en de twee aanlegplaatsen was de Commissie van mening dat daarbij sprake was van staatssteun op het niveau van de havenautoriteit. De Commissie concludeerde dat de steun voor de havenautoriteit verenigbaar was met de interne markt. |
(11) |
De terminal voor droge bulkgoederen en de twee aanlegplaatsen zullen door particuliere partijen worden geëxploiteerd. Daartoe zal de havenautoriteit met leveranciers van havendiensten concessieovereenkomsten voor een periode van 35 jaar sluiten. Voor de toekenning van de concessieovereenkomsten wordt geen aanbesteding gehouden. De concessievergoedingen die door de desbetreffende leveranciers van havendiensten moeten worden betaald, werden vooraf vastgesteld op basis van een evaluatie van een onafhankelijke deskundige. |
(12) |
In haar besluit van 15 december 2009 uitte de Commissie twijfels over de vraag of de concessievergoedingen al dan niet staatssteun inhouden. De Commissie kon op basis van de in die fase beschikbare informatie niet oordelen over het steunkarakter van de overheidsfinanciering op het niveau van de drie concessiehouders van de gebruikersspecifieke haveninfrastructuur. |
(13) |
De Commissie stelde ook vast dat de eindgebruikers op niet-discriminerende voorwaarden toegang zullen hebben tot de nieuw aangelegde infrastructuur. |
(14) |
Bijgevolg valt alleen de potentiële steun op het niveau van de concessiehouders onder de formele onderzoekprocedure. |
2.3. CONCESSIEOVEREENKOMSTEN
2.3.1. DE TERMINAL VOOR DROGE BULKGOEDEREN
(15) |
De havenautoriteit is voornemens de concessieovereenkomst voor de exploitatie van de nieuwe terminal te verlenen aan […] (4). Deze exploitant voert momenteel vrachtbehandelingswerkzaamheden uit in het gebied dat door de havenautoriteit wordt verhuurd aan […] op basis van een met […] gesloten onderhuurcontract. |
(16) |
Volgens de Letse autoriteiten is […] voornemens zijn werkzaamheden uit te breiden en het verhuurde gebied volledig voor zijn eigen activiteiten te gebruiken, en is hij dus van plan het onderhuurcontract te beëindigen. |
(17) |
De havenautoriteit besloot een nieuwe terminal te bouwen en de concessie daarvoor vervolgens te verlenen aan […], zodat […] actief kan blijven in de haven. |
2.3.2. AANLEGPLAATS Nr. 35 VOOR VLOEIBARE LADINGEN
(18) |
Volgens de Letse autoriteiten kan de capaciteit voor vloeibare ladingen in de haven van Ventspils alleen op deze bijzondere locatie worden hersteld wegens de vereiste diepgang voor het aanmeren van vloeibareladingschepen met een passende tonnage. |
(19) |
Het volledige aanpalende gebied is momenteel verhuurd aan […]. De Letse autoriteiten zijn van plan de concessieovereenkomst voor de exploitatie van de nieuwe aanlegplaats te verlenen aan […], aangezien deze reeds vloeibare lading in de haven heeft behandeld en dus de daarvoor noodzakelijke overslaguitrusting, met inbegrip van de brandblusuitrusting, bezit. |
2.3.3. AANLEGPLAATS Nr. 12 VOOR STUK- EN BULKGOEDEREN
(20) |
Eén van de gebruikers van de aanlegplaats wordt een dochteronderneming van […], welke voornemens is een fabriek voor modulaire bouwsystemen in het havengebied te vestigen, op basis van een langdurige grondhuurovereenkomst met de havenautoriteit. De bouwmodules zullen via roroschepen naar de exportmarkten worden vervoerd. |
(21) |
Het vervoer van modules van de fabriek zelf naar de aanlegplaats zal gebeuren via het spoor en de weg, langs het grondgebied van de algemene terminal nr. 2, die wordt geëxploiteerd door […]. Te dien einde zal na de bouw van de aanlegplaats een trilaterale overeenkomst worden gesloten tussen […], […] en de havenautoriteit. |
(22) |
Volgens de Letse autoriteiten zijn […] en […] de enige potentiële exploitanten van aanlegplaats nr. 12. De havenautoriteit was oorspronkelijk van plan de concessie toe te kennen aan […]. |
2.4. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKPROCEDURE WAT BETREFT HET STEUNKARAKTER VAN DE MAATREGEL OP HET NIVEAU VAN DE CONCESSIEHOUDERS
2.4.1. IS ER SPRAKE VAN STEUN?
(23) |
In haar besluit tot inleiding van de procedure luidde het voorlopige standpunt van de Commissie dat bij de vaststelling van de concessievergoedingen die de toekomstige concessiehouders zouden worden aangerekend, niet volledig was voldaan aan de vereiste criteria om te concluderen dat de havenautoriteit handelde als een particuliere investeerder. |
(24) |
De Commissie uitte twijfels zowel over de methode die was gebruikt om de concessievergoedingen zelf vast te stellen als over het onafhankelijke karakter van de taxatie door de deskundige. |
2.4.1.1. Door de havenautoriteiten gebruikte methode voor de vaststelling van de concessievergoedingen
(25) |
De onafhankelijke deskundige heeft de concessievergoedingen getaxeerd volgens twee verschillende methoden, namelijk de benchmarking- en de inkomstenmethode. Voor de aanlegplaats voor vloeibare ladingen baseerde de deskundige zich alleen op de inkomsten. |
(26) |
Wat de benchmarking betreft, merkte de Commissie op dat deze vooral gebaseerd is op de lopende overeenkomsten in dezelfde haven, waardoor zij twijfels had over de betrouwbaarheid ervan. De Commissie meende dat een dergelijke benchmarking geen uitsluitsel kon geven aangezien er geen aanwijzingen waren dat overeenkomstig de referentieovereenkomsten een marktconforme concessievergoeding werd betaald. Daarenboven merkte de Commissie op dat de analyse was uitgevoerd ten aanzien van drie identieke concessieovereenkomsten, zowel voor de terminal voor droge bulkgoederen als voor aanlegplaats nr. 12 voor stuk- en bulkgoederen, hoewel die terminals zeer verschillend van aard lijken te zijn. |
(27) |
Wat betreft de bij de taxatie gebruikte inkomstenmethode, meende de Commissie dat deze in het geval van de terminal voor droge bulkgoederen en aanlegplaats nr. 12 niet alle investeringskosten leek te weerspiegelen. |
2.4.1.2. Onafhankelijk karakter van de taxatie door de deskundige
(28) |
Volgens de Commissie bleek uit een reeds in maart 2006 genomen besluit van het havenbestuur dat er een toezegging bestond om de concessie voor de exploitatie van aanlegplaats nr. 35 na afloop van de bouwwerkzaamheden aan […] toe te kennen. In dat besluit is de methode beschreven voor de berekening van de concessievergoeding, op basis van dezelfde beginselen als de onafhankelijke evaluatie. Bijgevolg uitte de Commissie twijfels over het onafhankelijke karakter van de taxatie als dusdanig. |
2.4.1.3. Conclusie
(29) |
De Commissie was van oordeel dat de overheidsfinanciering voor de bouw van de terminal en de twee aanlegplaatsen een selectief economisch voordeel leek te verlenen aan de betrokken exploitanten van de infrastructuur en derhalve staatssteun vormde in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. |
2.4.2. VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN
(30) |
Het voorlopige standpunt van de Commissie luidde dat alle eventuele steun voor de concessiehouders neerkomt op exploitatiesteun, die de kosten verlicht die zij normalerwijze moeten dragen. Volgens de jurisprudentie van het Hof is dergelijke exploitatiesteun in beginsel onverenigbaar met de interne markt (5). |
3. OPMERKINGEN VAN LETLAND
3.1.1. DE CONCESSIEHOUDERS
(31) |
De Letse autoriteiten stellen dat de drie exploitanten op objectieve gronden door de havenautoriteit zijn gekozen en het meest levensvatbare alternatief vormen om de nieuw aangelegde infrastructuur te exploiteren. |
3.1.1.1. De terminal voor droge bulkgoederen
(32) |
De havenautoriteit is voornemens de concessie voor de exploitatie van de terminal voor droge bulkgoederen toe te kennen aan […], die zich vooral bezighoudt met houtoverslag. De Letse autoriteiten leggen uit dat de aanwezigheid van […] in de haven van essentieel belang is wegens de bijzondere betekenis van de houtuitvoer in de regio. |
(33) |
Zoals hierboven reeds is uiteengezet, verleent […] momenteel vrachtbehandelingsdiensten aan […], op het grondgebied dat op basis van een onderhuurcontract met de […] door de havenautoriteit verhuurd is aan […]. Aangezien […] voornemens is zijn werkzaamheden uit te breiden en het verhuurde gebied in zijn geheel te gebruiken, nam het havenbestuur in oktober 2005 een besluit om een nieuwe terminal te bouwen en de concessie voor de exploitatie daarvan dan toe te kennen aan […] (zie bijlage I). |
(34) |
De Letse autoriteiten beweren dat het besluit tot toekenning van de concessieovereenkomst aan deze bijzondere exploitant gebaseerd is op zuiver objectieve commerciële voorwaarden. In dit verband onderstrepen de Letse autoriteiten dat […] de meest haalbare oplossing is om de terminal te exploiteren aangezien dit bedrijf reeds eigenaar is van de benodigde uitrusting voor de behandeling van droge ladingen. Bovendien heeft geen enkele andere potentiële concessiehouder belangstelling laten blijken om de terminal voor droge bulkgoederen te exploiteren. De Letse autoriteiten onderstrepen dat het in het belang van de havenautoriteit is om onderhandelingen met alle potentiële belangstellenden aan te gaan, vooral omdat een aanzienlijk deel van de havengronden nog ongebruikt zijn. |
(35) |
[…] heeft reeds een overslagvolume van meer dan […] duizend m3/jaar in de haven en beschikt dus reeds over een solide commercieel netwerk. De havenautoriteit meent dat de onderneming deze vrachtomzet in de toekomst in stand zou kunnen houden en dus de noodzakelijke garanties biedt voor de terugverdiening van de investeringen van de havenautoriteit. |
3.1.1.2. Aanlegplaats nr. 35
(36) |
Deze aanlegplaats moet aanlegsteiger nr. 1 voor de overlading van gevaarlijke vloeibare ladingen vervangen. De aanlegsteiger is verouderd en kan derhalve niet voor vrachtbehandeling worden gebruikt. Zoals hierboven reeds is vermeld, kan de capaciteit voor vloeibare ladingen in de haven van Ventspils alleen op deze bijzondere locatie worden hersteld omdat voor het aanmeren van vloeibareladingschepen met een passende tonnage bepaalde veiligheidsnormen en voorwaarden inzake de vereiste diepgang gelden. |
(37) |
De Letse autoriteiten stellen dat de concessie voor de exploitatie van aanlegplaats nr. 35 in de praktijk niet aan een andere onderneming kan worden toegekend precies wegens de specifieke locatie van deze infrastructuur in de haven. Momenteel is het aanpalende havengebied volledig verhuurd aan […] (zie bijlage II). |
(38) |
Bovendien voeren zij aan dat, net zoals in het geval van […], deze exploitant reeds vloeibare ladingen in de haven van Ventspils heeft behandeld, en dus alle noodzakelijke uitrusting voor de overlading van dergelijke ladingen bezit, hetgeen van essentieel belang is voor de exploitatie van de aanlegplaats. |
3.1.1.3. Aanlegplaats nr. 12
(39) |
Met dit project wordt een verhoging van de loscapaciteit voor stukgoederen beoogd. De Letse autoriteiten leggen uit dat de beslissing om de aanlegplaats te bouwen samenhangt met de sluiting van een langlopend grondhuurcontract tussen de havenautoriteit en een dochteronderneming van […]. De dochteronderneming van […] is voornemens een fabriek voor modulaire bouwsystemen in het havengebied te bouwen. De bouwmodules kunnen alleen via roroschepen naar de exportmarkten worden vervoerd. |
(40) |
De Letse autoriteiten onderstrepen evenwel dat de havenautoriteit vóór de ondertekening van het huurcontract met […], zonder succes had deelgenomen aan verschillende inschrijvingen georganiseerd door expediteurs en potentiële concessiehouders van aanlegplaats nr. 12, zoals […]. |
(41) |
Volgens de Letse autoriteiten kan het vervoer van de modules van de fabriek zelf naar de aanlegplaats alleen over de weg en via het spoor gebeuren, langs het grondgebied van de algemene terminal nr. 2, die geëxploiteerd wordt door […]. Daarvoor zal na de bouw van de aanlegplaats een trilaterale overeenkomst worden gesloten tussen […], […] en de havenautoriteit. |
(42) |
Voorts stellen de Letse autoriteiten dat er slechts twee potentiële exploitanten van de aanlegplaats zijn, namelijk […] en […]. Uit de opmerkingen die de Letse autoriteiten in het kader van de formele onderzoekprocedure hebben ingediend, bleek dat de concessieovereenkomst voor de exploitatie van de aanlegplaats zou worden toegekend aan […]. |
(43) |
Aangezien de bouwmodules alleen via de aan […] verhuurde grond van de fabriek naar aanlegplaats nr. 12 kunnen worden gebracht (zie bijlage III), beschouwt de havenautoriteit […] als het meest realistische alternatief. |
(44) |
De Letse autoriteiten onderstrepen daarenboven dat het oppervlak van het havenperceel naast de aanlegplaats niet geschikt is voor goederenopslag. Derhalve moet worden gezorgd voor betrouwbare verbindingen met andere gebieden van de haven waar opslag mogelijk is. |
(45) |
Ook stellen de autoriteiten dat deze aanlegplaats, rekening houdend met de locatie en de technische parameters ervan, expediteurs zal bedienen in een gebied van maximaal 12 ha, ongeacht de soort lading die wordt behandeld. |
3.1.2. TAXATIE DOOR EEN DESKUNDIGE
(46) |
Voor elk van de concessieovereenkomsten voor de gebruikersspecifieke infrastructuur werd een onafhankelijke taxatie uitgevoerd. De Letse autoriteiten geven aan dat deze waardebepalingen overeenkomstig de Letse en de internationale taxatienormen werden uitgevoerd. |
(47) |
Wat de gebruikte methode betreft, onderstrepen de Letse autoriteiten dat, gezien de locatie en de kenmerken van de havens van Riga en Liepaja, de benchmarking-exercitie (de zogenaamde comparatieve methode) volledig betrouwbaar is. De door de dienstverleners in deze havens betaalde concessievergoedingen werden door de havenautoriteiten zelf meegedeeld, en gelden derhalve als betrouwbaar. |
(48) |
Ook de herziene taxaties op basis van een cash flow-analyse zouden volgens de Letse autoriteiten de twijfels van de Commissie over het onafhankelijke karakter ervan moeten wegnemen. |
(49) |
Hieronder wordt de door de deskundige gebruikte methode om de concessievergoedingen vast te stellen, door de Commissie in detail beschreven. |
3.1.2.1. Terminal voor droge bulkgoederen
(50) |
De beoordeling is gebaseerd op twee methoden, namelijk: |
(51) |
De benchmarking-exercitie was toegespitst op drie vergelijkbaar geachte contracten in de haven van Ventspils. De deskundige maakte gebruik van correctiecoëfficiënten om een passende concessievergoeding vast te stellen. Daarbij werden de volgende factoren in aanmerking genomen: tijdstip en voorwaarden van ondertekening van de overeenkomst, locatie, beschrijving van de aanlegplaatsen, gehuurd perceel, technische staat van de terminals en toegang tot nutsvoorzieningen. |
(52) |
De concessievergoeding werd berekend op […] EUR per m2 per jaar. De taxateur stelde de concessievergoeding vast op […] EUR per m2 per jaar. |
(53) |
De inkomstenmethode wordt gebruikt om te beoordelen of de toekomstige inkomsten — uitgedrukt in contante waarde — de totale investeringskosten (met inbegrip van de kosten voor de uitbaggering, de laadzone en de toegangssporen) volledig kunnen dekken en levert financiële prognoses op voor een periode van 25 jaar. De geraamde inkomsten en kosten worden gecorrigeerd met een disconteringspercentage van 7,5 %, dat het investeringsrisico weergeeft. |
(54) |
De onafhankelijke beoordeling is gebaseerd op de inkomsten uit havengelden en -heffingen en de inkomsten uit het gebruik van havengronden en -infrastructuur. De totale investeringskosten worden in aanmerking genomen. |
(55) |
Op basis van verschillende niveaus van vrachtomzet worden de verwachte netto contante waarde (NPV), het intern rendement (IRR) en de kosten-batenverhouding (BCR) aangegeven voor concessievergoedingen die variëren van […] EUR per m2 tot […] EUR per m2 per jaar. Op basis van de financiële indicatoren is een concessievergoeding van ten minste […] EUR per m2 per jaar bij een gemiddelde vrachtomzet van […] ton per jaar en […] EUR per m2 per jaar bij een gemiddelde vrachtomzet van […] ton per jaar gerechtvaardigd. Indien de gemiddelde vrachtomzet […] ton per jaar zou overschrijden, kan een minimale concessievergoeding worden aangerekend. |
(56) |
Aangezien de verwachte gemiddelde vrachtomzet […] ton per jaar beloopt, concludeert de onafhankelijke taxateur dat een jaarlijkse concessievergoeding tussen […] EUR en […] EUR per m2 per jaar gerechtvaardigd is. |
(57) |
Rekening houdend met beide hierboven beschreven methoden stelde de onafhankelijke taxateur de concessievergoeding vast op […] EUR per m2 per jaar. |
(58) |
Onderstaande tabel bevat de financiële indicatoren van het project, rekening houdend met de berekende concessievergoeding: Vrachtomzet […] ton, concessievergoeding […] EUR per m2 per jaar, disconteringspercentage 7,5 %, groeipercentage 2,28 %
|
(59) |
Op basis van de beoordeling van de onafhankelijke taxateur kon dus worden bevestigd dat de concessievergoeding berekend zoals hierboven beschreven, d.w.z. […] EUR per m2 per jaar, passend is. |
3.1.2.2. Aanlegplaats nr. 35
(60) |
De inkomstenmethode levert financiële prognoses op voor een periode van 25 jaar. De geraamde inkomsten en kosten worden gecorrigeerd met hetzelfde disconteringspercentage van 7,5 %, dat het investeringsrisico weergeeft. |
(61) |
De onafhankelijke beoordeling houdt rekening met de inkomsten uit havengelden en -heffingen en de inkomsten uit het gebruik van havengronden en -infrastructuur. De totale investeringskosten worden in aanmerking genomen. |
(62) |
Op basis van verschillende niveaus van vrachtomzet worden de verwachte netto contante waarde (NPV), het intern rendement (IRR) en de kosten-batenverhouding (BCR) aangegeven voor concessievergoedingen die variëren van […] EUR tot […] EUR per jaar. Op basis van de financiële indicatoren is een jaarlijkse concessievergoeding van meer dan […] EUR per jaar bij een verwachte vrachtomzet van […] ton per jaar en […] EUR per jaar bij een verwachte vrachtomzet van […] ton per jaar gerechtvaardigd. In geval van een hogere vrachtomzet kan een minimale concessievergoeding worden aangerekend. |
(63) |
Rekening houdend met een afschrijvingsperiode van 30 jaar voor diepwateraanlegplaatsen, stelde de onafhankelijke taxateur de waarde van de concessievergoeding vast op […] EUR per jaar, of 1/30 van de investeringskosten voor de aanlegplaats, baggerwerken niet inbegrepen. |
(64) |
Onderstaande tabel bevat de financiële resultaten van het project voor een jaarlijkse vrachtomzet van […] ton, rekening houdend met een concessievergoeding van […] EUR per jaar. De totale investeringskosten, met inbegrip van baggerwerken, zijn opgenomen in de berekening. Vrachtomzet […] ton, concessievergoeding […] EUR per jaar, disconteringspercentage 7,5 %, groeipercentage 2,28 %
|
(65) |
Derhalve bepaalde de taxateur de concessievergoeding op […] EUR per jaar (in plaats van […] EUR per jaar, als oorspronkelijk voorzien). |
3.1.2.3. Aanlegplaats nr. 12
(66) |
De taxatie is gebaseerd op twee methoden, met name de comparatieve methode en de inkomstenmethode. |
(67) |
Eerst wordt de concessieovereenkomst vergeleken met drie vergelijkbaar geachte overeenkomsten in de haven van Ventspils. Rekening houdend met de specifieke kenmerken en eigenschappen van de infrastructuur waarop deze drie contracten betrekking hadden, paste de deskundige correctiecoëfficiënten toe. De volgende factoren werden in aanmerking genomen: tijdstip en voorwaarden bij ondertekening van de overeenkomst, locatie, beschrijving van de aanlegplaatsen, gehuurd perceel, technische staat van de infrastructuur en toegang tot nutsvoorzieningen. |
(68) |
De berekende concessievergoeding komt uit op […] EUR per m2 per jaar. De concessievergoeding werd vastgesteld op […] EUR per m2 per jaar. |
(69) |
De inkomstenmethode, die wordt gebruikt om te beoordelen of de toekomstige inkomsten - uitgedrukt in contante waarde - de totale investeringskosten (met inbegrip van de kosten voor de uitbaggering, de laadzone en de toegangssporen) volledig kunnen dekken, levert financiële prognoses op voor een periode van 25 jaar. De geraamde inkomsten en kosten worden gecorrigeerd met een disconteringspercentage van 7,5 %, dat het investeringsrisico weergeeft. |
(70) |
De onafhankelijke beoordeling is gebaseerd op de inkomsten uit havengelden en -heffingen en de inkomsten uit het gebruik van havengronden en -infrastructuur. De totale investeringskosten worden in aanmerking genomen, met inbegrip van de overheidsfinanciering. |
(71) |
Op basis van verschillende niveaus van vrachtomzet worden de verwachte netto contante waarde (NPV), het intern rendement (IRR) en de kosten-batenverhouding (BCR) aangegeven voor concessievergoedingen die variëren van […] EUR per m2 tot […] EUR per m2 per jaar. De onafhankelijke taxateur concludeerde dat op grond van de financiële indicatoren (de netto contante waarde is positief) een concessievergoeding van minstens […] EUR per m2 per jaar bij een verwachte vrachtomzet van […] ton per jaar en […] EUR per m2 per jaar bij een verwachte vrachtomzet van […] ton per jaar gerechtvaardigd is. |
(72) |
Gelet op het verwachte volume van […] ton per jaar, concludeerde de taxateur dat een concessievergoeding van minstens […] EUR per m2 per jaar gerechtvaardigd is. |
(73) |
Rekening houdend met de resultaten van beide hierboven beschreven methoden stelde de onafhankelijke taxateur de concessievergoeding vast op […] EUR per m2 per jaar. |
(74) |
Onderstaande tabel bevat de financiële indicatoren van het project rekening houdend met de berekende concessievergoeding: Vrachtomzet […] ton, concessievergoeding […] EUR per m2 per jaar, disconteringspercentage 7,5 %, groeipercentage 2,28 %
|
(75) |
Op basis van de beoordeling van de onafhankelijke taxateur kon dus worden bevestigd dat de concessievergoeding berekend zoals hierboven beschreven, d.w.z. […] EUR per m2 per jaar, passend is. |
3.1.3. DE CONCESSIEVERGOEDING
(76) |
Op basis van de taxaties van de onafhankelijke taxateur, besloten de Letse autoriteiten de concessievergoedingen als volgt vast te stellen:
|
4. BEOORDELING
4.1. IS ER SPRAKE VAN STAATSSTEUN?
(77) |
Volgens artikel 107, lid 1, VWEU zijn maatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt, tenzij anders is bepaald in het VWEU. |
(78) |
De criteria van artikel 107, lid 1, VWEU zijn cumulatief. Om te bepalen dat de aangemelde maatregel staatssteun is in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet derhalve aan alle bovenvermelde voorwaarden zijn voldaan. De financiële steun dient met name:
|
4.1.1. ECONOMISCH VOORDEEL
(79) |
Volgens de jurisprudentie (6) van het Hof bestaat er geen voordeel voor de concessiehouder indien een particuliere investeerder in soortgelijke omstandigheden een even hoge concessievergoeding zou hebben gehanteerd. |
(80) |
Om te beginnen merkt de Commissie op dat de concessievergoedingen in dit geval van tevoren werden vastgesteld door middel van afzonderlijke taxaties van een externe deskundige. De Letse autoriteiten hebben in dit verband bewezen dat de deskundige voldoende bekwaam is en genoeg ervaring heeft. |
(81) |
Zoals hierboven is uiteengezet, heeft de onafhankelijke taxateur de berekende concessievergoedingen vergeleken met de tarieven van drie vergelijkbaar geachte overeenkomsten in de haven van Ventspils. Rekening houdend met de specifieke eigenschappen en kenmerken van de infrastructuur waarop deze overeenkomsten betrekking hadden, heeft deze deskundige correctiecoëfficiënten toegepast om een passende concessievergoeding vast te stellen. |
(82) |
De Commissie kan evenwel op basis van de beschikbare informatie niet met zekerheid vaststellen of voor deze referentieovereenkomsten een inschrijving werd georganiseerd, en zij heeft momenteel geen aanwijzingen dat de krachtens deze overeenkomsten betaalde concessievergoedingen als een marktprijs kunnen worden beschouwd. |
(83) |
In het licht van het bovenstaande meent de Commissie dat de benchmarking-exercitie niet voldoende betrouwbaar is en dus niet kan volstaan om uit te sluiten dat de concessiehouders een voordeel zullen genieten. |
(84) |
Volgens de tweede methode van de onafhankelijke taxateur zouden de concessievergoedingen en andere inkomsten van de havenautoriteit de terugverdiening van de infrastructuurinvesteringskosten en een bepaald rendement garanderen over 25 jaar. De havenautoriteit besloot de concessievergoeding voor de terminal voor droge bulkgoederen vast te stellen op […] EUR per m2 in plaats van […] EUR per m2 per jaar) en voor aanlegplaats nr. 35 op […] EUR in plaats van […] EUR per jaar), hetgeen aanzienlijk boven de door de deskundige aanbevolen waarde is. Derhalve is het daadwerkelijke, door de havenautoriteiten verwachte rendement beduidend hoger dan de door de deskundige berekende waarde. |
(85) |
Derhalve concludeert de Commissie dat de havenautoriteit de volledige investeringskosten van de infrastructuur, met inbegrip van baggerwerken en toegangssporen, door middel van de concessievergoeding en de andere inkomsten kan terugverdienen en een opbrengst kan realiseren die overeenkomt met de opbrengst die een particuliere investeerder verlangt. |
(86) |
Daarenboven merkt de Commissie op dat er in dit geval geen aanwijzingen zijn dat de havenautoriteit de concessievergoedingen zou hebben vastgesteld op een niveau dat zij geen maximale inkomsten zou genereren. |
(87) |
Aangezien bovendien een herzieningsclausule is opgenomen, kan de concessievergoeding periodiek worden herzien. |
(88) |
Rekening houdend met het bovenstaande meent de Commissie dat in dit geval kan worden geconcludeerd dat de op bovenstaande wijze vastgestelde concessievergoeding geen onrechtmatige voordelen verleent aan de concessiehouders van de gebruikersspecifieke infrastructuur. |
(89) |
Dit besluit loopt niet vooruit op een eventuele verdere beoordeling door de Commissie wat betreft de naleving van de EU-regels inzake overheidsopdrachten of andere algemene beginselen van de VWEU. |
4.1.2. CONCLUSIE
(90) |
De Commissie is van mening dat de overheidsfinanciering van gebruikersspecifieke infrastructuur in de haven van Ventspils geen economisch voordeel met zich brengt voor de concessiehouders en dat de maatregel er derhalve niet toe leidt dat de gekozen dienstverleners een gunstigere concurrentiepositie verwerven dan hun concurrenten. |
(91) |
Volgens vaste rechtspraak kan een maatregel slechts als staatssteun worden aangemerkt indien aan alle voorwaarden van artikel 107, lid 1, VWEU is voldaan. (7) Aangezien de door de Letse autoriteiten voorgenomen maatregel geen economisch voordeel met zich brengt voor de toekomstige concessiehouders, voldoet hij niet aan alle cumulatieve voorwaarden om als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU te worden beschouwd. |
5. CONCLUSIE
(92) |
Gelet op het bovenstaande concludeert de Commissie dat de overheidsfinanciering voor de aanleg van gebruikersspecifieke infrastructuur in de haven van Ventspils geen steun inhoudt op het niveau van de concessiehouders. |
(93) |
Dit besluit heeft alleen betrekking op de staatssteunaspecten en laat de toepassing van andere VWEU-bepalingen, in het bijzonder betreffende dienstverleningsconcessies, onverlet. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De staatssteun die Litouwen voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van de havenautoriteit van Ventspils met betrekking tot de bouw van de terminal voor droge bulkgoederen, aanlegplaats nr. 12 en aanlegplaats nr. 35, is geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU op het niveau van de concessiehouders.
De steunmaatregel mag bijgevolg ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.
Gedaan te Brussel, 25 augustus 2011.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Vicevoorzitter
(1) PB C 62 van 13.3.2010, blz. 7.
(2) Zie voetnoot 1.
(3) Zie voetnoot 1.
(4) Valt onder de geheimhoudingsplicht.
(5) Zaak T-459/93 Siemens/Commissie, Jurispr. 1995, blz. II-1675, punt 48. Zie in dat verband ook het arrest van 8 juli 2010, Freistaat Sachsen en Land Sachsen-Anhalt/Commissie, punten 46-48; zaak C-156/98, Duitsland/Commissie, Jurispr. 1998, blz.. I-6857, punt 30.
(6) Gevoegde zaken C-328/99 en C-399/00, Italië en SIM 2 Multimedia/Commissie, Jurispr. 2003, blz. I-4053.
(7) Gevoegde zaken C-278/92 tot C-280/92 Spanje/Commissie, Jurispr. 1994, blz. I-4103, punt 20; zaak C-482/99 Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-4397, punt 68.
BIJLAGE I
BESTAAND EN NIEUW PERCEEL VAN DE TERMINAL VOOR DROGE BULKGOEDEREN
BIJLAGE II
PLAN VAN HET AAN […] VERHUURDE GEBIED (MET INBEGRIP VAN DE GEPLANDE AANLEGPLAATS Nr. 35)
BIJLAGE III
TRANSPORTROUTE VAN DE BOUWMODULES VAN HET AAN […] VERHUURDE PERCEEL NAAR AANLEGPLAATS Nr. 12
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/102 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 28 november 2011
tot wijziging van Beschikking 2008/911/EG tot vaststelling van een lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 7382)
(Voor de EER relevante tekst)
(2011/785/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (1), en met name artikel 16 septies,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau, dat op 15 juli 2010 door het Comité voor kruidengeneesmiddelen is opgesteld,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hamamelis virginiana L. kan in de zin van Richtlijn 2001/83/EG als kruidensubstantie, kruidenpreparaat of combinatie daarvan worden beschouwd en voldoet aan de eisen van deze richtlijn. |
(2) |
Het is derhalve aangewezen Hamamelis virginiana L. op te nemen in de lijst van kruidensubstanties, kruidenpreparaten en combinaties daarvan voor gebruik in traditionele kruidengeneesmiddelen die bij Beschikking 2008/911/EG van de Commissie (2) is vastgesteld. |
(3) |
Beschikking 2008/911/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II van Beschikking 2008/911/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 28 november 2011.
Voor de Commissie
John DALLI
Lid van de Commissie
(1) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
(2) PB L 328 van 6.12.2008, blz. 42.
BIJLAGE
De bijlagen I en II bij Beschikking 2008/911/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt de volgende substantie ingevoegd na Foeniculum vulgare Miller subsp. vulgare var. dulce (Miller) Thellung (Venkelvrucht, zoet): „Hamamelis virginiana L., folium et cortex aut ramunculus destillatum”. |
2) |
In bijlage II wordt de volgende tekst ingevoegd na Foeniculum vulgare Miller subsp. vulgare var. dulce (Miller) Thellung, fructus: „OPNAME OP DE COMMUNAUTAIRE LIJST VAN HAMAMELIS VIRGINIANA L., FOLIUM ET CORTEX AUT RAMUNCULUS DESTILLATUM Wetenschappelijke naam van de plant Hamamelis virginiana L. Botanische familie Hamamelidaceae Kruidenprepara(a)t(en)
Referentie monografie van de Europese Farmacopee Niet van toepassing. Indicatie(s) Indicatie a) Traditioneel kruidengeneesmiddel voor verlichting van lichte huidontsteking en droogheid van de huid. Indicatie b) Traditioneel kruidengeneesmiddel voor tijdelijke verlichting van een onaangenaam gevoel in het oog door droogheid of door blootstelling aan wind of zonlicht. Het betreft hier een traditioneel kruidengeneesmiddel voor gebruik bij specifieke indicaties, uitsluitend gebaseerd op langdurige gebruikservaring. Soort traditie Europees Gespecificeerde concentratie Zie „Dosering”. Dosering Kinderen ouder dan 6 jaar, jongeren, volwassenen en ouderen Indicatie a) Distillaat in een sterkte overeenkomend met 5-30 % in halfvaste preparaten, een aantal malen per dag. Het gebruik bij kinderen onder de 6 jaar wordt afgeraden (zie rubriek „Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Jongeren, volwassenen en ouderen Indicatie b) Oogdruppels (2): distillaat (2) verdund (1:10), 2 druppels per oog, 3-6 maal per dag. Het gebruik bij kinderen onder de 12 jaar wordt afgeraden (zie rubriek „Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik”). Toedieningswijze
Duur van gebruik of enige beperkingen ten aanzien van de duur van gebruik Kinderen ouder dan 6 jaar, jongeren, volwassenen en ouderen Indicatie a) Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel langer dan twee weken aanhouden, moet een arts of bevoegde zorgverlener worden geraadpleegd. Jongeren, volwassenen en ouderen Indicatie b) De aanbevolen behandelingsduur bedraagt vier dagen. Indien de symptomen tijdens het gebruik van het geneesmiddel langer dan twee dagen aanhouden, moet een arts of bevoegde zorgverlener worden geraadpleegd. Overige informatie voor een veilig gebruik Contra-indicaties Overgevoeligheid voor de werkzame stof. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Indicatie a) Het gebruik bij kinderen onder de 6 jaar wordt afgeraden wegens gebrek aan adequate gegevens. Indicatie b) In geval van oogpijn, veranderingen in het gezichtsvermogen, aanhoudende roodheid of oogirritatie, of als de aandoening verergert of langer dan 48 uur aanhoudt tijdens gebruik van het geneesmiddel, moet een arts of bevoegde zorgverlener worden geraadpleegd. Het gebruik bij kinderen onder de 12 jaar wordt afgeraden wegens gebrek aan adequate gegevens. Voor extracten met ethanol moet de toepasselijke tekst voor ethanol voor etikettering uit het „Richtsnoer voor hulpstoffen op etiket en in bijsluiter van geneesmiddelen voor menselijk gebruik” worden bijgevoegd. Wisselwerkingen met andere geneesmiddelen en andere vormen van onderlinge beïnvloeding Niet gerapporteerd. Zwangerschap en borstvoeding Veiligheid tijdens zwangerschap en borstvoeding is niet vastgesteld. Wegens het ontbreken van voldoende gegevens wordt het gebruik tijdens de zwangerschap en borstvoeding afgeraden. Invloed op de rijvaardigheid en op het gebruik van machines Er zijn geen onderzoeken verricht met betrekking tot de effecten van het middel op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Bijwerkingen Indicatie a) Bij gevoelige patiënten kan allergische contactdermatitis optreden. De frequentie is onbekend. Indicatie b) Gevallen van conjunctivitis zijn gemeld. De frequentie is onbekend. In geval van bijwerkingen die hierboven niet zijn genoemd, moet een arts of bevoegde zorgverlener worden geraadpleegd. Overdosering Er is geen geval van overdosering bekend. Farmaceutische gegevens [indien van toepassing] Niet van toepassing. Farmacologische effecten of werkzaamheid die aannemelijk zijn bij langdurig gebruik en ervaring [indien nodig voor een veilig gebruik van het middel] Niet van toepassing. |
(1) Conform USP (USP-31- NF 26, 2008 Vol 3:3526).
(2) Het geneesmiddel beantwoordt aan de monografie van de Europese Farmacopee over oogpreparaten (01/2008:1163).”
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/106 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen
(Voor de EER relevante tekst)
(2011/786/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name artikel 4, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat de Europese normalisatie-instellingen Europese normen moeten opstellen. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen. |
(2) |
Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt. |
(3) |
In artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG is de procedure vastgelegd voor de opstelling van Europese normen. Volgens die procedure stelt de Commissie de specifieke veiligheidseisen vast waaraan de Europese normen moeten voldoen en verleent zij vervolgens een mandaat aan de Europese normalisatie-instellingen om die normen uit te werken. |
(4) |
De Commissie maakt de referenties van de vastgestelde Europese normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2001/95/EG kunnen de referenties van Europese normen die de Europese normalisatie-instellingen vóór de inwerkingtreding van die richtlijn hebben vastgesteld, ook als de Commissie daarvoor geen mandaat heeft verleend, in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, indien de normen een waarborg bieden voor het in die richtlijn vastgestelde algemene veiligheidsvereiste. |
(6) |
De Commissie heeft bij Beschikking 2006/514/EG (2) in het Publicatieblad van de Europese Unie de referenties bekendgemaakt van de Europese normen EN 14764:2005 voor stads- en toerfietsen, EN 14766:2005 voor mountainbikes, EN 14781:2005 voor racefietsen en EN 14872:2006 voor bagagedragers voor fietsen. |
(7) |
De vier Europese normen waarop Beschikking 2006/514/EG betrekking heeft, berusten niet op een overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG verleend mandaat van de Commissie. |
(8) |
Het Europees Comité voor normalisatie (CEN) heeft een herziening aangekondigd van de Europese normen EN 14764:2005, EN 14766:2005, EN 14781:2005 en EN 14872:2006. De referenties van de nieuwe versies van die normen na herziening kunnen niet in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt zonder een mandaat van de Commissie waarin specifieke veiligheidseisen zijn opgenomen. |
(9) |
Daarom moet de Commissie specifieke veiligheidseisen vaststellen voor fietsen en bagagedragers voor fietsen, zodat zij de Europese normalisatie-instellingen kan opdragen om op basis van die eisen Europese normen op te stellen. |
(10) |
Kinderfietsen, die niet worden beschouwd als speelgoed in de zin van de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed (Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (3)), kunnen als zij onveilig zijn bij kinderen ernstige verwondingen aan het hoofd, de borstkas, de buik of de ledematen veroorzaken, vooral ten gevolge van een val. |
(11) |
Jonge fietsers raken doorgaans gewond als zij spelen of te hard rijden (4); zij hebben vooral eerder kans om te vallen, zowel omdat zij hun motorische vaardigheden nog moeten ontwikkelen als omdat zij de fiets nog moeten leren beheersen, zoals leren om obstakels, voetgangers of andere fietsers te ontwijken. Deze factoren, gevoegd bij het feit dat bij kinderen het zwaartepunt hoger ligt, maken het lastig om het evenwicht te bewaren. |
(12) |
Volgens de letselgegevensbank (IDB) betreft in de EU 37 % van de verwondingen waarbij een fietser betrokken is, kinderen van vijf tot negen jaar oud (5). Alhoewel het in een aanzienlijk deel van deze ongevallen om verkeersongevallen gaat, gebeuren er ook veel ongelukken tijdens het spelen, waarbij fietsende kinderen botsen tegen een object of persoon, of gewoon van hun fiets vallen. In het Verenigd Koninkrijk belanden naar schatting elk jaar meer dan 2 000 kinderen in het ziekenhuis na een fietsongeval thuis, en nog eens 21 000 kinderen na ongevallen op plaatsen als parken en speelplaatsen (6). |
(13) |
De Europese norm EN 14765:2005 + A1:2008 voorziet in nadere veiligheidseisen en testmethoden voor kinderfietsen, die niet onder het toepassingsgebied van de speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG) vallen. Deze norm berust echter niet op een mandaat van de Commissie. |
(14) |
Daarom moeten voor kinderfietsen, die niet worden beschouwd als speelgoed in de zin van de speelgoedrichtlijn (Richtlijn 2009/48/EG), veiligheidseisen worden vastgesteld en een verzoek worden gedaan om Europese normen overeenkomstig deze eisen te ontwikkelen. |
(15) |
Wanneer de desbetreffende normen beschikbaar zijn en de Commissie besluit de referentie daarvan in het Publicatieblad bekend te maken volgens de procedure van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG, moeten fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen die aan die normen voldoen, worden verondersteld ook te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG, wat de veiligheidseisen betreft waarop de normen betrekking hebben. |
(16) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité. Het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
a) „fiets”: een voertuig op twee wielen dat alleen of hoofdzakelijk wordt aangedreven door de spierkracht van de berijder, met uitzondering van voertuigen met twee of meer zadels.
b) „kinderfiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van meer dan 435 mm en minder dan 635 mm, bestemd voor berijders met een gemiddeld gewicht van 30 kilo.
c) „stads- en toerfiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, bestemd voor gebruik op openbare wegen, waaronder onverharde wegen.
d) „mountainbike”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, ontworpen voor gebruik buiten de wegen in ruw terrein, op openbare wegen en op openbare paden, uitgerust met een daarvoor geschikt versterkt frame en andere onderdelen en doorgaans met brede banden met grof profiel en veel versnellingen.
e) „racefiets”: een fiets met een maximale zadelhoogte van 635 mm of meer, bestemd voor gebruik bij hoge snelheid op openbare wegen. Deze fietsen zijn doorgaans bestemd voor gebruik op verharde wegen;
f) „bagagedrager voor een fiets”: een constructie of houder, met uitzondering van fietskarretjes, die gemonteerd en blijvend bevestigd is op en/of naast het achterwiel (achterbagagedrager) of het voorwiel (voorbagagedrager) van een fiets en die uitsluitend bestemd is voor het vervoer van bagage of van een kind in een kinderzitje.
Artikel 2
De specifieke veiligheidseisen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen waaraan de Europese normen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG moeten voldoen, worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
(2) PB L 200 van 20.7.2006, blz. 35.
(3) PB L 170 van 30.6.2009, blz. 1.
(4) http://www.rospa.com/roadsafety/info/cycling_accidents.pdf.
(5) IDB Database 2006-2008.
(6) http://www.capt.org.uk/resources/talking-about-cycle-safety.
BIJLAGE
DEEL I
Specifieke veiligheidseisen voor fietsen
AFDELING 1
Veiligheidseisen voor alle soorten fietsen
1. Algemene voorschriften
Bij het ontwerpen van alle soorten fietsen wordt rekening gehouden met de fietsvaardigheden en de fysieke toestand van de beoogde gebruiker. Er wordt vooral aandacht besteed aan het ontwerp van fietsen voor jonge kinderen.
Het risico op verwondingen of gezondheidsschade door het fietsen moet bij een redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product zo klein mogelijk zijn; het risico moet aanvaardbaar worden geacht vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid.
Alle tijdens normaal of beoogd gebruik voor de gebruiker toegankelijke delen mogen geen lichamelijk letsel voor de gebruiker opleveren.
De gebruikers worden in kennis gesteld van de mogelijke risico’s en gevaren en de mogelijkheden om deze te voorkomen (zie onder „Productveiligheidsinformatie”).
Fietsen worden uitgerust met verlichting en reflectoren aan voor- en achterkant en reflectoren aan de zijkanten, zodat fiets en berijder goed zichtbaar zijn. Deze onderdelen moeten voldoen aan de geldende bepalingen in het land waar het product wordt verkocht.
De fabrikant geeft de aanbevolen maximaal toegestane belading aan (bv. gewicht van de berijder en passagiers, bagage, bagagedrager enz.) waarop een fiets is berekend.
De fabrikant geeft aan of een fiets al dan niet geschikt is voor het bevestigen van een bagagedrager en/of kinderzitje.
2. Materiële eigenschappen
Gebruik
Een complete fiets moet stabiel rijden en goed kunnen remmen, draaien en sturen. Het moet mogelijk zijn om de fiets te besturen met één hand los van het stuur (zoals bij het uitsteken van de hand) zonder dat dit voor de berijder lastig of gevaarlijk is.
Stabiliteit
Alle onderdelen van een fiets moeten worden ontworpen voor een stabiliteitsniveau dat verenigbaar is met normaal gebruik door de beoogde gebruiker.
Het moet mogelijk zijn om de fiets te besturen met één hand los van het stuur (zoals bij het uitsteken van de hand) zonder dat dit lastig of gevaarlijk is voor de berijder. Een fiets met een beladen bagagedrager moet stabiel rijden en goed kunnen remmen, draaien en sturen.
Duurzaamheid/vermoeiing
Alle onderdelen van een fiets moeten voor de beoogde gebruiker tijdens de hele levensduur van het product veilig zijn. Indien mogelijk bevatten deze onderdelen een aanduiding van de uiterste gebruiksduur waarbij vervanging nodig is om de onderdelen optimaal te laten functioneren.
Weersomstandigheden (bv. regen) moeten zo min mogelijk van invloed zijn op de remsystemen.
Remsystemen
Een fiets is voorzien van ten minste twee onafhankelijke remsystemen, één aan het voorwiel en één aan het achterwiel. De remsystemen worden zodanig ontworpen dat de veiligheid bij zowel nat als droog remmen wordt gewaarborgd.
Het besluit of het remsysteem aan de achterkant door de hand of de voet van de berijder wordt bediend, moet worden genomen overeenkomstig de wetgeving, gewoonten of voorkeuren van het land waaraan de fiets zal worden geleverd.
Scherpe randen
Niet-afgeschermde randen die tijdens normaal gebruik of tijdens onderhoud in contact kunnen komen met het lichaam van de gebruiker, mogen niet scherp zijn.
Beknelling
Fietsen mogen geen gevaar voor beknelling opleveren dat bij het ontwerp kan worden vermeden.
Indien er bij normaal gebruik of onderhoud gevaar voor beknelling bestaat, wordt dit in de handleiding/waarschuwingen op de fiets vermeld.
Uitstekende delen
Er mogen geen uitstekende delen voorkomen als ze gevaar voor de gebruiker opleveren.
3. Mechanische eigenschappen
Uitklapbare mechanieken
Uitklapmechanieken (standaarden) zijn functioneel en stabiel, zodat ze niet onbedoeld opengaan tijdens het fietsen, en mogen geen letsel veroorzaken.
Bevestigingsmiddelen
Alle voor een fiets gebruikte bevestigingsmiddelen, bouten, schroeven, spaken, moeren en nippels moeten de correcte afmetingen hebben en gemaakt zijn van materiaal dat geen letsel veroorzaakt.
Alle bevestigingsmiddelen en schroeven die op voor de veiligheid cruciale punten aan een fiets bevestigd zijn, moeten worden geborgd ter voorkoming van onbedoeld losraken.
Verstelbaarheid en bediening
Fietsonderdelen die verstelbaar zijn naar gelang van de lengte of de bouw van de gebruiker, zoals het zadel of het stuur, moeten gemakkelijk kunnen worden bediend zonder gevaar voor de veiligheid van de gebruiker. In de instructies wordt aangegeven welk gereedschap daarvoor geschikt is, rekening houdend met de beoogde gebruiker. Alle onderdelen voor de bediening zijn bij normale gebruiksomstandigheden gemakkelijk en veilig bereikbaar. Zij zijn zodanig ontworpen en bevestigd dat de gebruiker de fiets goed kan blijven bedienen. De berijder moet vooral in staat zijn om te remmen en te schakelen met ten minste één hand aan het stuur.
4. Chemische eigenschappen
Er mag door de onderdelen waarmee de berijder in aanraking komt geen vergiftigingsgevaar voor de beoogde gebruiker ontstaan, met name wat betreft kinderfietsen.
5. Onderzoeksmethoden
De norm geeft een beschrijving van stabiliteitsproeven en van prestatieproeven voor de maximale belading, alsmede van belastings- en vermoeiingsproeven voor de aandrijving, de remmen, de stuurinrichting en de onderdelen van het frame.
6. Productveiligheidsinformatie
De productveiligheidsinformatie is geschreven in de taal of de talen van het land waar het product wordt verkocht.
De productveiligheidsinformatie wordt bij alle soorten fietsen verstrekt. Deze informatie is leesbaar, begrijpelijk en zo volledig mogelijk maar tegelijkertijd beknopt.
Visuele middelen zoals pictogrammen en plaatjes krijgen een belangrijke plaats in de productveiligheidsinformatie.
De veiligheidsinformatie bevat het volgende: aankoopinformatie, gebruiksaanwijzing, reiniging, controle en onderhoud, merktekens en waarschuwingen. Ook wordt gewezen op mogelijke gevaren en op voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongevallen.
De veiligheidsinformatie bevat eveneens instructies voor de bevestiging van de reflectoren en verlichting in verband met de optimale zichtbaarheid, overeenkomstig de geldende bepalingen van het land waarin het product wordt verkocht.
De bij het product verstrekte veiligheidsinformatie is in overeenstemming met het normale gebruik van het product.
Op het frame is duidelijk en blijvend een framenummer aangebracht op een goed zichtbare plaats, inclusief de naam en het adres van de handelaar (of diens vertegenwoordiger) die de fiets in elkaar heeft gezet.
AFDELING 2
Aanvullende veiligheidseisen voor specifieke fietsen
Naast de veiligheidseisen in afdeling I zijn op de in deze afdeling opgenomen fietsen de onderstaande aanvullende eisen van toepassing.
1. Kinderfietsen
De maximale zadelhoogte en de gemiddelde begrenzing wat gewicht betreft zijn gebaseerd op antropometrische gegevens (gemiddeld gewicht en beenlengte naar leeftijd). Voor deze fietsen gelden de volgende eisen:
— |
Er mogen geen snel los te koppelen onderdelen, van welke soort ook, worden gebruikt. |
— |
Er mogen geen wreefbanden (toe straps) en toeclips worden aangebracht. |
— |
De remkracht van de voorremmen wordt begrensd, om te voorkomen dat door het blokkeren van de wielen de macht over de fiets wordt verloren. |
— |
Het is mogelijk om zijwieltjes te monteren of te demonteren zonder de ophanging van de achteras los te hoeven maken. |
— |
Kinderfietsen mogen bij geen enkele zadelstandverandering beknellingsgevaar opleveren. |
— |
Kinderfietsen zijn voorzien van ten minste twee onafhankelijke remsystemen, één aan de voorkant en één aan de achterkant. |
2. Mountainbikes
Bij mountainbikes zijn alle veiligheidsonderdelen ontworpen om bestand te zijn tegen grotere krachten dan bij normaal gebruik van andere soorten fietsen (bijvoorbeeld trillingen en klappen vanwege ruw terrein, grotere krachten op de aandrijf- en de stuurinrichting en de remmen) en om bestand te zijn tegen het lossen van de remmen.
3. Racefietsen
Bij racefietsen zijn alle veiligheidsonderdelen ontworpen om bestand te zijn tegen grotere krachten dan bij normaal gebruik van andere soorten fietsen (bijvoorbeeld een hogere snelheid, grotere krachten op de aandrijf- en de stuurinrichting en de remmen).
DEEL II
Specifieke veiligheidseisen voor bagagedragers voor fietsen
1. Algemene voorschriften
Specifieke eisen en testmethoden voor bagagedragers voor fietsen waarborgen de veiligheid van de gebruiker en van de kinderen die op de fiets worden vervoerd. Het product ondergaat stabiliteits- en duurzaamheidsproeven, alsmede vermoeiingsproeven en temperatuurbestendigheidsproeven.
2. Indeling
Bagagedragers worden ingedeeld in klassen naar draagvermogen, overeenkomstig het beoogde gebruik en het bevestigingspunt van de bagagedrager aan de fiets.
3. Maat
Bagagedragers die bestemd zijn voor kinderzitjes hebben de voor dit soort gebruik geschikte maat.
4. Stabiliteit
Alle onderdelen van een bagagedrager worden zodanig ontworpen dat het product bij normaal gebruik voldoende stabiliteit biedt voor de beoogde gebruiker.
Onderdelen van bagagedragers worden stevig bevestigd en vastgemaakt met gebruik van door de fabrikant geleverd of aangegeven bevestigingsmateriaal, overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Het bevestigingsmateriaal heeft de juiste maat.
Weersomstandigheden moeten zo min mogelijk van invloed zijn op de veiligheid van een bagagedrager.
5. Scherpe randen
Niet-afgeschermde randen die tijdens normaal gebruik of tijdens onderhoud met het lichaam van de berijder of het vervoerde kind in aanraking kunnen komen, mogen geen gevaar op letsel opleveren. Uiteinden van veren zijn afgerond of voorzien van een beschermkapje.
6. Uitstekende delen
Ter voorkoming of vermindering van het risico voor de gebruiker of het vervoerde kind, worden uitstekende delen vermeden dan wel voor het doel geschikt ontworpen.
7. Zichtbaarheid
Het ontwerp van het product waarborgt dat de fiets zichtbaar blijft in het donker of bij slecht zicht.
8. Productveiligheidsinformatie
Ongeacht of de bagagedrager afzonderlijk is verkocht als accessoire dan wel al op de fiets is gemonteerd, bevat het product ten minste de volgende consumenteninformatie:
a) |
hoe en waar de bagagedrager aan de fiets wordt bevestigd; |
b) |
het maximale draagvermogen van de bagagedrager en een waarschuwing het draagvermogen niet te overschrijden worden blijvend op het product aangebracht; |
c) |
een aanduiding of de drager geschikt is voor de bevestiging van een kinderzitje; |
d) |
een waarschuwing dat bagage veilig op de drager moet worden bevestigd; |
e) |
een waarschuwing om geen verandering aan de bagagedrager aan te brengen; |
f) |
een waarschuwing dat de bevestigingsmiddelen moeten worden geborgd en regelmatig gecontroleerd; |
g) |
een waarschuwing dat het rijgedrag van de fiets anders kan zijn (voornamelijk met betrekking tot het sturen en het remmen) als de bagagedrager beladen is; |
h) |
een waarschuwing om ervoor te zorgen dat op de bagagedrager bevestigde bagage of kinderzitjes veilig worden gemonteerd volgens de instructies van de fabrikant en om ervoor te zorgen dat er geen losse koorden in de wielen verstrikt kunnen raken; |
i) |
instructies voor de bevestiging van de reflectoren en de verlichting om altijd zichtbaar te zijn, met name wanneer bijvoorbeeld de bagagedrager beladen is; |
j) |
informatie met de naam en het adres van de fabrikant, de importeur of vertegenwoordiger, het handelsmerk, het model, het productienummer van de serie of een referentie wordt zichtbaar, leesbaar en blijvend op het product aangebracht; |
k) |
informatie over het soort fiets/de soorten fietsen waarvoor de bagagedrager bedoeld is, tenzij het product wordt verkocht als onderdeel van de fiets en al op de fiets bevestigd is. |
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/112 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2011
tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8618)
(2011/787/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. (ook bekend als Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith) is een organisme dat schadelijk is voor knollen van Solanum tuberosum L. en als zodanig is onderworpen aan de maatregelen, vastgesteld in Richtlijn 2000/29/EG en Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. (2). |
(2) |
Nadat in de Unie Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. op knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte was aangetroffen, heeft de Commissie Beschikking 2004/4/EG van 22 december 2003 houdende machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Egypte tijdelijk aanvullende maatregelen te nemen tegen de verspreiding van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith (3). Die beschikking verbood het binnenbrengen in de Unie van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte, tenzij aan bepaalde voorschriften werd voldaan. |
(3) |
De laatste jaren is opnieuw Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. aangetroffen op knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte. Daarom moeten de noodmaatregelen tegen de verspreiding van het betrokken schadelijke organisme van kracht blijven ten aanzien van het binnenbrengen in de Unie van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte. |
(4) |
Die noodmaatregelen moeten echter worden aangepast om in te spelen op een situatie die verbeterd is als gevolg van de door Egypte ondernomen acties, met name een door Egypte gepresenteerde nieuwe controleregeling voor de productie van knollen van Solanum tuberosum L. en de uitvoer daarvan naar de Unie. Bovendien is in het invoerseizoen 2010/2011 in de Unie geen Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. aangetroffen. |
(5) |
Daarom moet het binnenbrengen in de Unie van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte worden toegestaan als zij zijn gekweekt in bepaalde gebieden die door Egypte overeenkomstig de relevante internationale normen zijn vastgesteld. De Commissie moet de door Egypte ingediende lijst van die gebieden doorsturen naar de lidstaten om hen in staat te stellen invoercontroles uit te voeren en de zendingen te traceren. Er moet worden voorzien in de bijwerking van die lijst ingeval Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. wordt aangetroffen. Bovendien moeten de controlevoorschriften van de Unie voor de invoer van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte worden beperkt tot een intensieve inspectieregeling bij aankomst van die knollen in de Unie. |
(6) |
De lidstaten moeten de Commissie en de andere lidstaten na elk invoerseizoen gedetailleerde informatie over de invoer verstrekken zodat de toepassing van dit besluit kan worden beoordeeld. |
(7) |
Duidelijkheids- en redelijkheidshalve moet Beschikking 2004/4/EG daarom worden ingetrokken en worden vervangen door dit besluit. |
(8) |
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om dit besluit opnieuw te bekijken. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ziektevrije gebieden
1. Het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte wordt toegestaan, als zij zijn gekweekt in gebieden die zijn opgenomen in de lijst van ziektevrije gebieden, als bedoeld in lid 2, en als wordt voldaan aan de in de bijlage vastgestelde voorschriften.
2. De Commissie stuurt naar de lidstaten een door Egypte vóór elk invoerseizoen ingediende lijst van ziektevrije gebieden, die de ziektevrije gebieden bevat, die zijn vastgesteld overeenkomstig de „FAO International Standard for Phytosanitary Measures No 4: Pest Surveillance - Requirements for the Establishment of Pest-Free Areas”.
3. Wanneer aan de Commissie en Egypte wordt gemeld dat Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. is aangetroffen, wordt het gebied waaruit de desbetreffende knollen van Solanum tuberosum L. afkomstig zijn, uitgesloten van de in lid 2 bedoelde lijst van ziektevrije gebieden, in afwachting van de uitkomst van de door Egypte uitgevoerde onderzoeken. De Commissie stuurt aan de lidstaten de resultaten van die onderzoeken en, indien relevant, een bijgewerkte lijst van ziektevrije gebieden, zoals ingediend door Egypte, toe.
Artikel 2
Indiening van informatie en kennisgevingen
1. De invoerende lidstaten verstrekken aan de Commissie en de andere lidstaten elk jaar vóór 31 augustus informatie over de uit hoofde van dit besluit tijdens het vorige invoerseizoen ingevoerde hoeveelheden, een gedetailleerd technisch verslag over de in punt 4 van de bijlage bedoelde inspecties en de in punt 5 van de bijlage bedoelde tests op latente infecties en kopieën van alle officiële fytosanitaire certificaten.
2. Wanneer de lidstaten aan de Commissie kennisgeving doen van besmetting of van een vermoeden van besmetting met Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. overeenkomstig punt 6 van de bijlage, gaat die kennisgeving vergezeld van kopieën van de relevante officiële fytosanitaire certificaten en de daaraan gehechte documenten.
3. De in lid 2 bedoelde kennisgeving heeft betrekking op de hele zending, wanneer deze is samengesteld uit partijen die alle dezelfde herkomst hebben.
Artikel 3
Intrekking
Beschikking 2004/4/EG wordt ingetrokken.
Artikel 4
Herziening
De Commissie bekijkt dit besluit opnieuw uiterlijk op 30 september 2012.
Artikel 5
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 november 2011.
Voor de Commissie
John DALLI
Lid van de Commissie
(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.
(2) PB L 235 van 21.8.1998, blz. 1.
(3) PB L 2 van 6.1.2004, blz. 50.
BIJLAGE
Na te leven voorschriften, als bedoeld in artikel 1, naast de voorschriften voor knollen van Solanum tuberosum L., als vastgesteld in de delen A en B van de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 2000/29/EG.
1. Voorschriften betreffende de ziektevrije gebieden
De in artikel 1 bedoelde ziektevrije gebieden omvatten hetzij een „sector” (reeds vastgestelde administratieve eenheid die bestaat uit een groep „bekkens”), hetzij een „bekken” (irrigatie-eenheid) en worden geïdentificeerd met hun individuele officiële codenummers.
2. Voorschriften betreffende de in te voeren knollen van Solanum tuberosum L.
2.1. |
De in de Unie in te voeren knollen van Solanum tuberosum L. zijn in Egypte onderworpen aan een intensieve controleregeling die de afwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. garandeert. De intensieve controleregeling heeft betrekking op de kweekomstandigheden, de veldinspecties, het vervoer, de verpakking, de aan de uitvoer voorafgaande inspecties en tests. |
2.2. |
De in de Unie in te voeren knollen van Solanum tuberosum L. zijn:
|
3. Voorschriften betreffende de punten van binnenkomst
3.1. |
De lidstaten hebben de Commissie in kennis gesteld van de toegelaten punten van binnenkomst voor de invoer van knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte en de naam en het adres van de voor elk punt verantwoordelijke officiële instantie. De Commissie stelt de andere lidstaten en Egypte daarvan in kennis. |
3.2. |
Aan de verantwoordelijke officiële instantie van het punt van binnenkomst wordt vooraf gemeld wanneer de zending knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit Egypte naar verwachting zal aankomen en om welke hoeveelheid het gaat. |
4. Voorschriften betreffende inspecties
4.1. |
Op het punt van binnenkomst worden de knollen van Solanum tuberosum L. onderworpen aan de in artikel 13 bis, lid 1, van Richtlijn 2000/29/EG voorgeschreven inspecties en deze inspecties worden uitgevoerd op doorgesneden knollen van monsters die elk bestaan uit ten minste 200 knollen die zijn genomen uit elke partij in een zending of, indien de partij groter is dan 25 ton, uit elke 25 ton of deel daarvan in een dergelijke partij. |
4.2. |
Elke partij van de zending moet onder officieel toezicht blijven en mag pas in de handel worden gebracht of worden gebruikt als vaststaat dat bij deze inspecties de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. niet is vastgesteld of niet is vermoed. Bovendien worden, wanneer in een partij typische of verdachte symptomen van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. worden gevonden, alle resterende partijen van de zending en partijen in andere zendingen die uit hetzelfde gebied afkomstig zijn, onder officieel toezicht gehouden totdat de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. in de betrokken partij is bevestigd of weerlegd. |
4.3. |
Als tijdens de inspecties typische of verdachte symptomen van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. worden gevonden, wordt de bevestiging of weerlegging van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. bepaald aan de hand van tests overeenkomstig het in Richtlijn 98/57/EG vastgestelde testschema. Als de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. wordt bevestigd, wordt de partij waaruit het monster is genomen, afgewezen of aanvaard voor verzending naar een bestemming buiten de Unie dan wel vernietigd, en worden alle resterende partijen in de zending uit hetzelfde gebied getest overeenkomstig punt 5. |
5. Voorschriften betreffende de uitvoering van tests op latente infecties
5.1. |
Naast de in punt 4 bedoelde inspecties worden, overeenkomstig het in Richtlijn 98/57/EG vastgestelde testschema, ook tests op latente infecties uitgevoerd op monsters die zijn genomen uit elk van de in punt 1 vermelde gebieden. Tijdens het invoerseizoen wordt ten minste één monster uit elke sector of bekken per gebied, als aangegeven in punt 1, genomen naar rata van 200 knollen per monster uit één partij. Het voor de test op latente infecties geselecteerde monster wordt ook onderworpen aan een inspectie van de doorgesneden knollen. Wanneer een monster wordt getest en positief wordt bevonden, worden alle resterende knolextracten bijgehouden en op passende wijze bewaard. |
5.2. |
Elke partij waarvan monsters zijn genomen, wordt onder officieel toezicht gehouden en mag pas in de handel worden gebracht of gebruikt als vaststaat dat bij de test de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. niet is bevestigd. Als de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. wordt bevestigd, wordt de partij waaruit het monster is genomen, afgewezen of aanvaard voor verzending naar een bestemming buiten de Unie dan wel vernietigd. |
6. Voorschiften betreffende kennisgevingen
Wanneer de aanwezigheid van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. wordt vermoed of bevestigd, stellen de lidstaten de Commissie en Egypte daarvan onmiddellijk in kennis. De kennisgeving van een vermoede aanwezigheid geschiedt op basis van een positief resultaat bij de snelle screeningtest(s), als aangegeven in punt 1 van afdeling I en afdeling II van bijlage II bij Richtlijn 98/57/EG, of screeningtest(s), als aangegeven in punt 2 van afdeling I en afdeling III van bijlage II bij die richtlijn.
7. Etiketteringsvoorschriften
De lidstaten stellen passende etiketteringsvoorschriften voor knollen van Solanum tuberosum L. vast, waaronder een voorschrift om de Egyptische oorsprong aan te geven, om te voorkomen dat knollen van Solanum tuberosum L. worden geplant. Zij nemen ook passende maatregelen voor de verwijdering van het afval na de verpakking of verwerking van de knollen van Solanum tuberosum L. om de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. als gevolg van een mogelijke latente infectie te voorkomen.
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/116 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 3 november 2011
tot wijziging van Besluit ECB/2010/23 inzake de toedeling van monetaire inkomsten van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben
(ECB/2011/18)
(2011/788/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 32,
Overwegende:
(1) |
Besluit ECB/2010/23 van 25 november 2010 inzake de toedeling van monetaire inkomsten van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (1) voert een regeling in voor het poolen en toedelen van monetaire inkomsten uit monetairebeleidstransacties. |
(2) |
Besluit ECB/2011/17 van 3 november 2011 houdende de tenuitvoerlegging van het tweede programma voor de aankoop van gedekte obligaties (2) voorziet in de invoering van een tweede programma voor de aankoop van gedekte obligaties voor monetaire beleidsdoeleinden. |
(3) |
De Raad van bestuur is van mening dat aangaande aankopen krachtens Besluit ECB/2009/16 van 2 juli 2009 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (3), krachtens Besluit ECB/2011/17 aangekochte gedekte obligaties geacht moeten worden inkomsten te genereren tegen de in Besluit ECB/2010/23 vastgelegde referentierente. |
(4) |
Besluit ECB/2010/23 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging
Artikel 3, lid 1, van Besluit ECB/2010/23 wordt als volgt vervangen:
„1. Het bedrag van de monetaire inkomsten van elke NCB wordt bepaald door de feitelijke inkomsten vast te stellen die verkregen worden uit de in de boeken van de betreffende NCB opgenomen te oormerken activa. In afwijking daarvan wordt goud niet geacht inkomsten te genereren, en effecten die worden aangehouden voor monetairebeleidsdoeleinden krachtens Besluit ECB/2009/16 van 2 juli 2009 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (4) en krachtens Besluit ECB/2011/17 van 3 november 2011 houdende de tenuitvoerlegging van het tweede programma voor de aankoop van gedekte obligaties (5) worden geacht inkomsten te genereren tegen de referentierente.
Artikel 2
Slotbepaling
Dit besluit treedt op 31 december 2011 in werking.
Gedaan te Frankfurt am Main, 3 november 2011.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 17.
(2) PB L 297 van 16.11.2011, blz. 70.
(3) PB L 175 van 4.7.2009, blz. 18.
(4) PB L 175 van 4.7.2009, blz. 18.
(5) PB L 297 van 16.11.2011, blz. 70.”.
2.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 319/117 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 16 november 2011
tot vaststelling van gedetailleerde regels en procedures voor de tenuitvoerlegging van de geschiktheidscriteria voor centrale effectenbewaarinstellingen voor toegang tot TARGET2-Securities-diensten
(ECB/2011/20)
(2011/789/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 3.1, artikel 12.1, en de artikelen 17, 18 en 22,
Gezien Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (1), inzonderheid artikel 10,
Gezien Richtsnoer ECB/2010/2 van 21 april 2010 betreffende TARGET2-Securities (2), inzonderheid artikel 4, lid 2, onder d) en artikel 15,
Gezien Besluit ECB/2009/6 van 19 maart 2009 houdende de instelling van de TARGET2-Securities-Programmaraad (3)
Overwegende:
(1) |
Artikel 15 van Richtsnoer ECB/2010/2 legt de geschiktheidscriteria vast voor een centrale effectenbewaarinstelling („CSD”) voor toegang tot TARGET2-Securities-diensten (T2S). |
(2) |
Vaststelling is vereist van de aanvraagprocedure voor de toegang van een CSD tot T2S-diensten, alsook van de procedure voor verzoeken door een CSD om een vrijstelling van CSD-toegangscriterium 5, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
In dit besluit wordt bedoeld met:
1. „beoordelingsverslag”: schriftelijke documentatie die het volgende bevat: a) een verslag dat is opgesteld door de desbetreffende bevoegde autoriteiten die beoordelen of een CSD voldoet aan CSD-toegangscriterium 2; en b) een beoordeling door de CSD zelf of hij aan de CSD-toegangscriteria 1, 3, 4 en 5 voldoet;
2. „centrale bank (CB)”: de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken (NCB’s) van de lidstaten die de euro als munt hebben, de NCB’s van de lidstaten die de euro niet als munt hebben, (hierna: „NCB’s van buiten het eurogebied”), een centrale bank of desbetreffende bevoegde autoriteit binnen de Europese Economische Ruimte (EER) (hierna: „EER-centrale bank”) en een centrale bank of relevante bevoegde autoriteit van een land van buiten de EER (hierna: „andere centrale bank”), indien de munteenheid van een dergelijke NCB van buiten het eurogebied, EER-centrale bank of andere centrale bank wordt geacht in aanmerking te komen overeenkomstig artikel 18 van Richtsnoer ECB/2010/2;
3. „CSD-toegangscriterium 1”: het criterium zoals bepaald in artikel 15, lid 1, onder a), van Richtsnoer ECB/2010/2, d.w.z. CSD’s komen in aanmerking voor toegang tot T2S-diensten indien zij zijn aangemeld bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten op grond van artikel 10 van Richtlijn 98/26/EG, of in het geval van een CSD van een niet EER-land, zij opereren in een wettelijk en regelgevend kader dat gelijkwaardig is aan het in de Unie vigerende kader;
4. „CSD-toegangscriterium 2”: het criterium zoals bepaald in artikel 15, lid 1, onder b), van Richtsnoer ECB/2010/2, d.w.z. dat CSD’s in aanmerking komen voor toegang tot T2S-diensten indien zij door de bevoegde autoriteiten positief zijn beoordeeld in het licht van de aanbevelingen voor effectenafwikkelingingssystemen van het Europees Stelsel van centrale banken/Comité van Europese Effectenregelgevers (hierna: „CEER/ESCB-aanbevelingen”) (4)
5. „CSD-toegangscriterium 3”: het criterium zoals bepaald in artikel 15, lid 1, onder c), van Richtsnoer ECB/2010/2, d.w.z. CSD’s komen in aanmerking voor toegang tot T2S-diensten indien zij elk effect/internationaal identificatienummer voor waardepapieren waarvoor ze emittent-CSD of technische emittent-CSD zijn, op verzoek beschikbaar stellen aan andere CSD’s in T2S;
6. „CSD-toegangscriterium 4”: het criterium zoals bepaald in artikel 15, lid 1, onder d), van Richtsnoer ECB/2010/2, d.w.z. CSD’s komen in aanmerking voor toegang tot T2S-diensten indien zij zich ertoe verbinden niet-discriminerend basisbewaardiensten aan te bieden aan andere CSD’s in T2S;
7. „CSD-toegangscriterium 5”: het criterium zoals bepaald in artikel 15, lid 1, onder e), van Richtsnoer ECB/2010/2, d.w.z. CSD’s komen in aanmerking voor toegang tot T2S-diensten indien zij zich jegens andere CSD’s in T2S ertoe verbinden hun afwikkeling in centralebankgeld in T2S uit te voeren indien de valuta in T2S beschikbaar is;
8. „betreffende bevoegde autoriteiten”: de CB’s en de regelgevers met oversight- en/of toezichtsbevoegdheid ten aanzien van een specifieke CSD en die beoordelen of CSD’s voldoen aan toepasselijke erkende standaarden.
9. „rechtstreeks aangesloten partij”: een T2S-partij met een technische voorziening waarmee deze toegang heeft tot T2S en T2S-effectenafwikkelingsdiensten kan gebruiken zonder dat een CSD als technische interface moet optreden;
10. „T2S-partij”: een juridische entiteit, of in sommige markten, een natuurlijk persoon, die een contractuele relatie heeft met een CSD in T2S voor de verwerking van de afwikkelingsgerelateerde activiteiten in T2S en niet per se een effectenrekening bij de CSD aanhoudt;
11. „T2S-Programmaraad”: het beheerslichaam van het Eurosysteem dat werd opgericht krachtens Besluit ECB/2009/6, zoals omschreven in artikel 2 van Richtsnoer ECB/2010/2, of diens opvolger;
12. „T2S-adviesgroep (AG)”: het forum zoals omschreven in artikel 7 van Richtsnoer ECB/2010/2;
13. „valutadeelnameovereenkomst”: een door het Eurosysteem en een nationale centrale bank van buiten het eurogebied af te sluiten overeenkomst of een voor een andere munteenheid dan de euro verantwoordelijke autoriteit, ter afwikkeling van effectentransacties in centralebankgeld in andere munteenheden dan de euro.
Artikel 2
Onderwerp en werkingssfeer
1. De in artikel 15 van Richtsnoer ECB/2010/2 vastgelegde vijf criteria die bepalen of CSD’s in aanmerking komen voor toegang tot bepaalde T2S-diensten (hierna: de „vijf CSD-toegangscriteria”) worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de artikelen 3 tot en met 5 van dit besluit en de regels in de bijlage.
2. Dit besluit geldt niet voor rechtstreeks aangesloten partijen die een rechtsverhouding met de CSD’s hebben.
Artikel 3
Aanvraagprocedure
1. Een aanvraag om T2S-diensten noopt een CSD tot indiening van: a) een aanvraag bij de Raad van bestuur; en b) op het tijdstip van de migratie naar T2S, een beoordelingsverslag.
2. Het beoordelingsverslag onderbouwt dat de CSD op het tijdstip van de migratie naar T2S voldoet aan de vijf CSD-toegangscriteria en vermeldt uitgesplitst naar de volgende categorieën de mate van uitvoering van elk CSD-toegangscriterium: voldoet, voldoet deels en niet van toepassing, en beschrijft de redenen, de uitleg en het relevante bewijs van de CSD’s.
3. Inzake een aanvraag van een CSD tot toegang tot T2S-diensten, dient de T2S-Programmaraad op basis van bovenvermelde documentatie een voorstel in bij de Raad van bestuur. Ter fine van een voorstel kan de T2S-Programmaraad verduidelijkingen vragen van of vragen stellen aan de aanvragende CSD.
4. Na indiening van het voorstel door de T2S-Programmaraad, neemt de Raad van bestuur een besluit inzake de aanvraag van een CSD en deelt dit besluit schriftelijk aan deze CSD mee, uiterlijk twee maanden na: a) de ontvangstdatum van de aanvraag; of b) de ontvangstdatum van het antwoord op krachtens lid 3 door de T2S-Programmaraad ingediende verduidelijkingsverzoeken of vragen. De Raad van bestuur onderbouwt door hem afgewezen aanvragen.
Artikel 4
Vrijstellingsprocedure inzake CSD-toegangscriterium 5
1. Een CSD kan gezien zijn operationele of technische situatie een vrijstellingsverzoek inzake CSD-toegangscriterium 5 indienen.
2. Ter beoordeling van een vrijstellingsverzoek dient de CSD een verzoek in bij de T2S-Programmaraad en toont het volgende aan:
a) |
de vrijstelling betreft een zeer beperkt afwikkelingsvolume, gerelateerd aan de totale gemiddelde dagelijkse door de CSD gedurende een maand ontvangen levering-tegen-betalingsinstructies en de T2S-transactieafwikkelingskosten zouden voor de CSD buitensporig zijn; |
b) |
de CSD waarborgt technisch en operationeel dat de vrijstelling onder de in punt a) vermelde drempels blijft; |
c) |
de CSD heeft alles gedaan om aan CSD-toegangscriterium 5 te voldoen. |
3. Na ontvangst van een dergelijk vrijstellingsverzoek:
a) |
dient de T2S-Programmaraad het CSD-verzoek en zijn ontwerpbeoordeling in bij de T2S-adviesgroep; |
b) |
inzake het verzoek adviseert de T2S-adviesgroep ter overweging door de T2S-Programmaraad deze onverwijld en tijdig; |
c) |
na ontvangst van het T2S-adviesgroepadvies, bereidt de T2S-Programmaraad een eindbeoordeling voor die hij met alle documenten indient bij de Raad van bestuur. |
d) |
De Raad van bestuur neemt een onderbouwd besluit inzake het vrijstellingsverzoek; |
e) |
de T2S-Programmaraad informeert de CSD en de T2S-adviesgroep schriftelijk over het onderbouwde besluit van de Raad van bestuur. |
4. Een door een centrale bank aangemerkte CSD die een valutadeelnameovereenkomst heeft ondertekend en heeft geopteerd voor de afwikkeling van zijn monetairebeleidstransacties in centralebankgeld buiten T2S, dient een vrijstellingsverzoek in opdat hij dergelijke monetaire beleidstransacties in centralebankgeld buiten T2S kan afwikkelen. In een dergelijk geval wordt een vrijstelling toegekend mits: a) het Eurosysteem alle relevante informatie betreffende de technische werking van een dergelijke afwikkeling heeft ontvangen; en b) een dergelijke afwikkeling geen wijziging van de T2S-functionaliteit vereist noch de T2S-functionaliteit daardoor negatief wordt beïnvloed. Op verzoek adviseert de aanmerkende centrale bank inzake een dergelijk vrijstellingsverzoek.
5. Een vrijgestelde CSD rapporteert maandelijks aan de T2S-Programmaraad aantonende dat aan de vrijstellingsvoorwaarden wordt voldaan, waaronder de in lid 2, onder a), overeengekomen drempel. Een krachtens lid 4 vrijgestelde CSD rapporteert maandelijks inzake de situatie aan de T2S-Programmaraad.
6. Indien een vrijgestelde CSD zes maanden de overeengekomen drempel van lid 2, onder a), consistent overschrijdt, trekt de Raad van bestuur wegens niet-naleving van CSD-toegangscriterium 5 de vrijstelling in, hetgeen de T2S-Programmaraad aldus aan de CSD notificeert.
7. Na intrekking van een vrijstelling kan een CSD een nieuw vrijstellingsverzoek overeenkomstig de in dit artikel vermelde procedure indienen.
8. Een crisissituatie, die de financiële stabiliteit van een land of de taak van de betrokken centrale bank tot waarborging van de integriteit van haar munt zou kunnen beïnvloeden en die de CB van het betrokken land ertoe genoopt heeft als deel van haar crisisbeheersplan over te gaan tot noodafwikkelingen, vergt dat een door deze CB aangemerkte CSD bij de T2S-Programmaraad een verzoek voor een tijdelijke vrijstelling van CSD-toegangscriterium 5 indient, en mag deze CSD tijdelijk afwikkelingen op een andere wijze uitvoeren. De Raad van bestuur onderbouwt zijn besluit over een dergelijk verzoek, rekening houdend met het standpunt van de betrokken centrale bank over de situatie die de tijdelijke vrijstelling van het CSD-toegangscriterium 5 rechtvaardigt. De betrokken centrale bank rapporteert haar situatie-evaluatie aan de T2S-Programmaraad minstens maandelijks.
Artikel 5
Voortdurende naleving van de vijf CSD-toegangscriteria
1. Een CSD met toegang tot T2S-diensten leeft na zijn migratie naar T2S de vijf CSD-toegangscriteria voortdurend na en:
a) |
garandeert in het bijzonder via een betrouwbare, jaarlijks doorgevoerde met relevante documentatie gestaafde zelfbeoordeling dat hij nog steeds voldoet aan de CSD-toegangscriteria 1, 3, 4 en 5. Bij de zelfbeoordeling wordt de meest recente beoordeling door de betrokken bevoegde autoriteiten inzake de naleving door de CSD van criterium 2 gevoegd; |
b) |
verstrekt de T2S-Programmaraad onmiddellijk de meest recente periodieke of ad-hocbeoordeling door de betrokken bevoegde autoriteiten inzake de naleving van CSD-toegangscriterium 2; |
c) |
vraagt bij materiële wijzigingen aan het CSD-systeem een nieuwe beoordeling door de betrokken bevoegde autoriteiten van de naleving van CSD-toegangscriterium 2; |
d) |
stelt de T2S-Programmaraad in kennis van een beoordeling door een betrokken bevoegde autoriteit of een zelfbeoordeling die niet-naleving van één van de vijf toegangscriteria heeft vastgesteld, |
e) |
verstrekt na een verzoek van de T2S-Programmaraad een beoordelingsverslag dat aantoont dat de CSD de vijf CSD-toegangscriteria nog steeds naleeft. |
2. Behoudens CSD-toegangscriterium 2, kan de T2S-Programmaraad zijn eigen evaluaties uitvoeren en toezien op de naleving van de vijf CSD-toegangscriteria, dan wel informatie van een CSD vragen. Indien de T2S-Programmaraad beslist dat een CSD niet voldoet aan één van de vijf CSD-toegangscriteria, start hij de in de overeenkomsten met de CSD’s krachtens artikel 16 van Richtsnoer ECB/2010/2 vastgelegde procedure.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 16 november 2011.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.
(2) PB L 118 van 12.5.2010, blz. 65.
(3) PB L 102 van 22.4.2009, blz. 12.
(4) Beschikbaar op de website van de Europese Autoriteit voor effecten en markten onder www.esma.europa.eu.
BIJLAGE
GEDETAILLEERDE TENUITVOERLEGGINGSREGELS VOOR DE VIJF TOEGANGSCRITERIA VOOR CENTRALE EFFECTENBEWAARINSTELLINGEN
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
— „basisbewaardiensten”: het aanhouden en beheren van effecten en andere financiële instrumenten, die eigendom zijn van een derde, door een met dergelijke taken belaste entiteit. Dergelijke diensten omvatten de effectenbewaring, de uitkering van rente en dividenden op de effecten in bewaring en het verwerken van beheersdaden inzake dergelijke effecten;
— „investerende CSD”: in de context van centrale effectenbewaarinstelling (CSD)-links, een CSD die een rekening opent bij een andere CSD (de emittent-CSD) met het oog op de CSD-overschrijdende afwikkeling van effectentransacties;
— „emittent-CSD”: de CSD waar de effecten namens de emittent zijn uitgegeven en gedistribueerd. De emittent-CSD is verantwoordelijk voor het verwerken van beheersdaden in naam van de emittent. De emittent-CSD houdt in zijn boeken rekeningen aan in naam van de investerende CSD’s voor de overdracht van effecten aan de investerende CSD’s;
— „technische emittent-CSD”: een investerende CSD die effecten aanhoudt bij een emittent-CSD die niet aan T2S deelneemt en wordt beschouwd als een emittent-CSD voor de werking van T2S in verband met dergelijke effecten;
— „participaties in beleggingsfondsen”: delen van de eigendom van de nettoactiva van een beleggingsfonds die beleggers ontvangen in ruil voor hun kapitaalinbreng.
I. Tenuitvoerleggingsdetails voor CSD-toegangscriterium 1
Voor een positieve beoordeling op basis van dit criterium:
a) |
wat betreft een in een land van de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde CSD, moet de CSD worden opgenomen in de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 98/26/EG aangehouden lijst van aangemerkte systemen, en |
b) |
voor een in een niet-EER land gevestigde CSD, is indiening verplicht van een juridisch advies van een door de T2S-Programmaraad goedgekeurde firma, welk advies regelmatig wordt aangepast vanwege materiële wijzigingen die invloed zouden kunnen hebben op het juridische advies of wanneer de T2S-Programmaraad dit verzoekt, en waarin wordt bevestigd dat de CSD opereert in een wettelijk en regelgevend kader dat gelijkwaardig is aan het in de Unie geldende kader. |
II. Tenuitvoerleggingsdetails voor CSD-toegangscriterium 2
Indien een CSD alle ESCB-/CEER-aanbevelingen niet volledig naleeft, zal de betrokken CSD de T2S-Programmaraad op de hoogte brengen van de relevante details en uitleg en bewijsmateriaal verschaffen betreffende de ESCB/CEER-aanbevelingen waaraan niet is voldaan. De CSD zal de T2S-Programmaraad eveneens de conclusies van het beoordelingsverslag van de betrokken bevoegde autoriteiten verstrekken. Verwerking van de beoordelingsconclusies geschiedt overeenkomstig de relevante aanvraagprocedures voor toegang tot T2S-diensten en voortdurende naleving van de vijf CSD-toegangscriteria. Indien een CSD met toegang tot T2S-diensten niet langer voldoet aan één van de vijf CSD-toegangscriteria, zal de T2S-Programmaraad de in de overeenkomsten met de CSD’s vastgelegde procedure starten.
Een CSD voldoet aan dit CSD-toegangscriterium indien:
a) |
de betrokken bevoegde autoriteiten een in een EER-land gevestigde CSD krachtens de ESCB/CEER-aanbevelingen positief hebben beoordeeld, en |
b) |
de betrokken bevoegde autoriteiten een buiten de EER gevestigde CSD krachtens de ESCB/CEER-aanbevelingen of equivalente standaards, zoals eigendomsnormen van een betrokken bevoegde autoriteit of de CPSS/IOSCO-aanbevelingen (1), positief hebben beoordeeld. In het laatste geval moet de T2S-Programmaraad of de Raad van bestuur bewezen worden dat de CSD op basis van normen van een gelijk niveau en van gelijke aard is beoordeeld. |
Indien de beoordeling van de betrokken bevoegde autoriteiten vertrouwelijke informatie bevat, moet de CSD een algemene samenvatting of de beoordelingsconclusie verstrekken om de mate van naleving aan te tonen.
III. Tenuitvoerleggingsdetails voor CSD-toegangscriterium 3
Een CSD met toegang tot T2S-diensten moet niet voor alle door hem uitgegeven effect/ISIN-codes of waarvoor hij als de technische emittent-CSD optreedt al zijn rekeningen en tegoeden in T2S aanhouden. Hij moet echter onverwijld zonder extra kosten een effect/ISIN-code beschikbaar stellen, zulks met een overeenkomst zonder onredelijke voorwaarden voor verzoeken van gebruikers van de in T2S investerende CSD. Sommige participaties in beleggingsfondsen zijn wellicht niet automatisch beschikbaar voor de bij de emittent-CSD een rekening openende investerende CSD, zulks wegens voor de emittenten van de beleggingsfondsparticipaties geldende wettelijke beperkingen van grensoverschrijdende distributies.
Een emittent-CSD moet het nationale regelgevend kader naleven, maar mag uit de toepassing van dit kader voortvloeiende kosten niet aan andere CSD’s in T2S doorberekenen. Dit vereiste verzekert dat de kosten voor de naleving van het nationale regelgevend kader nationaal blijven en dat tussen CSD’s in T2S wederkerigheid bestaat. Bovendien bevordert dit vereiste zoveel mogelijk een geharmoniseerd T2S-afwikkelingsproces.
Een emittent-CSD moet het nationale regelgevend kader naleven, maar hij moet een om toegang verzoekende investerende CSD ondersteunen en mag geen extra afwikkelingskosten berekenen. Door de naleving van het nationale regelgevend kader veroorzaakt uitstel moet voor alle partijen gelijkelijk gelden.
De investerende CSD mag een nog niet in T2S beschikbare effect/ISIN-code aanvragen bij de emittent-CSD of de technische emittent-CSD. Na ontvangst van een dergelijk verzoek, voert de emittent-CSD of de technische emittent-CSD alle effectreferentiegegevens in T2S in en maakt deze toegankelijk binnen het tijdskader dat is omschreven in het Handboek van Operationele Procedures dat door het Eurosysteem aan de CSD’s en de CB’s wordt verstrekt.
Indien de investerende CSD de vereiste contractsvoorwaarden heeft ondertekend, opent de emittent-CSD onverwijld minstens één effectenrekening voor een specifieke effect/ISIN-code voor de investerende CSD. Een emittent-CSD die weigert een effectenrekening te openen en de investerende CSD toegang te verschaffen tot de effecten van emittent-CSD, schendt CSD-toegangscriterium 3.
De investerende CSD rapporteert elke niet-naleving van CSD-toegangscriterium 3 door een emittent-CSD aan de T2S-Programmaraad. Afhankelijk van de aard en de frequentie van niet-naleving, zal de T2S-Programmaraad bepalen of niet-naleving door de emittent-CSD consistent is, in welk geval de in de overeenkomsten met de CSD’s krachtens artikel 16 van Richtsnoer ECB/2010/2 vastgelegde procedure van toepassing is.
IV. Tenuitvoerleggingsdetails voor CSD-toegangscriterium 4
Dit CSD-toegangscriterium voldoet aan de Access and Interoperability Guideline (2) die bepaalt dat de investerende CSD’s toegang hebben tot emittent-CSD-diensten op basis van dezelfde voor elke andere standaarddeelnemer van de emittent-CSD geldende voorwaarden.
Opdat een investerende CSD afwikkelingsdiensten kan verstrekken voor door een emittent-CSD uitgegeven effecten, moet de investerende CSD zijn deelnemers eveneens met deze effecten verband houdende basisbewaardiensten verstrekken. T2S biedt kerndiensten aan inzake chartale en effectenafwikkeling in centralebankgeld, terwijl de basisbewaardiensten buiten T2S worden verstrekt.
De emittent-CSD moet de T2S Corporate Actions Subgroup Standards (3) en alle relevante T2S-standaarden of marktpraktijken naleven.
De investerende CSD moet als alle andere CSD-cliënten worden behandeld. Een emittent-CSD mag aan investerende CSD’s voor de toegang tot basisbewaardiensten geen technische belemmeringen opleggen of preferentiële voorwaarden aanbieden.
V. Tenuitvoerleggingsdetails voor CSD-toegangscriterium 5
Bij de tenuitvoerlegging van CSD-toegangscriterium 5 moeten gelijke omstandigheden worden gehandhaafd tussen markten die de effecten rechtstreeks aanhouden en markten die effecten middellijk aanhouden. Een CSD van een markt die effecten rechtstreeks aanhoudt, mag in beginsel naar T2S migreren, ofwel door al zijn effectenrekeningen in T2S te integreren, ofwel door gebruikmaking van het gelaagde model met rekeningen van technische deelnemers in T2S en de rekeningen van de eindbelegger die op het lokale CSD platform blijven. Aan CSD-toegangscriterium 5 is volledig voldaan wanneer een markt die effecten rechtstreeks aanhoudt ervoor kiest om al zijn effectenrekeningen volledig in T2S te integreren en aan te houden. Indien een markt die effecten rechtstreeks aanhoudt, ervoor kiest om met het gelaagde model naar T2S te migreren, moet de beoordeling van de T2S-Programmaraad van verbandhoudende procedures binnen en buiten T2S, rekening houdend met de kern van CSD-toegangscriterium 5, vermelden of de markt een vrijstelling van CSD-toegangscriterium 5 dient aan te vragen.
(1) Committee on Payment and Settlement Systems (CPSS)/Technical Committee of the International Organization of Securities Commissions (IOSCO) Recommendations for securities settlement systems, beschikbaar op de website van de Bank for International Settlements onder www.bis.org.
(2) De Access and Interoperability Guideline van 28 juni 2007 inzake de beginselen en voorwaarden voor toegang en interoperabiliteit tussen systemen overeenkomstig de Gedragscode, beschikbaar op de website van de Europese Commissie onder http://ec.europa.eu.
(3) Beschikbaar op de website van de ECB onder www.ecb.europa.eu.