ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.313.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 313

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
26 november 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 1219/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de inschrijving door de Europese Unie op nieuwe aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ingevolge het besluit dit kapitaal te verhogen

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1220/2011 van de Commissie van 25 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 867/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma’s van deze organisaties en de financiering daarvan

6

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1221/2011 van de Commissie van 25 november 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/755/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

11

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

13

 

 

2011/756/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

17

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

19

 

 

2011/757/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

25

 

 

2011/758/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

27

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

29

 

 

2011/759/EU

 

*

Besluit van het Europees Parlement van 25 oktober 2011 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

33

 

 

2011/760/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 23 november 2011 betreffende de toewijzing aan Spanje en Frankrijk van extra zeedagen in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8303)

35

 

 

2011/761/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 november 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8362)

37

 

 

2011/762/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 24 november 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van bèta-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8527)

41

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2011/763/EU

 

*

Besluit nr. 40/2011 van 14 november 2011 van de Gemengde Commissie die is ingesteld bij de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot opneming van overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit

45

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 491/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) ( PB L 154 van 17.6.2009 )

47

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/1


BESLUIT Nr. 1219/2011/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 november 2011

betreffende de inschrijving door de Europese Unie op nieuwe aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ingevolge het besluit dit kapitaal te verhogen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (2) (EBWO) hebben de gouverneurs van de EBWO op hun jaarbijeenkomst in Zagreb op 14 en 15 mei 2010 in Resoluties nr. 126 (3) en nr. 128 (4) besloten het maatschappelijk kapitaal van de EBWO met 10 miljard EUR te verhogen teneinde voldoende kapitaal aan te houden om de activiteiten in de begunstigde landen waar de bank actief is, op middellange termijn op een redelijk peil te houden binnen de statutaire grenzen.

(2)

Voorafgaand aan deze resoluties was het kapitaal van de EBWO vastgesteld op 20 miljard EUR, waarbij de Unie had ingeschreven op 60 000 aandelen met elk een nominale waarde van 10 000 EUR.

(3)

Overeenkomstig Resolutie nr. 126, wordt het maatschappelijk kapitaal van de EBWO verhoogd met 100 000 volgestorte aandelen en krijgt elk lid naar rato van zijn bestaande deelneming een naar beneden afgerond aantal hele aandelen toegewezen. Het gestorte gedeelte van de kapitaalsverhoging wordt betaald door in het kapitaal een deel van de onbeperkte algemene reserves van de EBWO op te nemen. Dit besluit heeft derhalve geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting van de Unie. Alle aandeelhouders van de EBWO hebben automatisch volgestorte aandelen ontvangen in verhouding tot hun bestaande deelneming, zonder dat zij daarvoor verdere procedurehandelingen hebben ondernomen. Dienovereenkomstig krijgt de Unie 3 031 nieuwe aandelen met elk een nominale waarde van 10 000 EUR toegewezen, waarmee het aantal volgestorte aandelen van de Unie op 63 031 komt.

(4)

Overeenkomstig Resolutie nr. 128 moet het maatschappelijk kapitaal van de EBWO worden verhoogd met 900 000 opvraagbare aandelen met elk een nominale waarde van 10 000 EUR, die aflosbaar zijn. Elk lid heeft het recht in te schrijven op een aantal hele opvraagbare aandelen tegen nominale waarde tot maximaal 42,857 % van het aantal aandelen dat dit lid onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum van de kapitaalsverhoging in eigendom had. De EU heeft bijgevolg het recht uiterlijk 31 december 2011 op maximaal 27 013 opvraagbare aandelen in te schrijven.

(5)

Overeenkomstig Resolutie nr. 128, dient het gebruik van het kapitaal van de EBWO te worden gecontroleerd ingevolge de vierde controle van de kapitaalmiddelen („fourth Capital Resources Review”, CRR4) voor de periode 2011-2015 (de CRR4-periode). De Raad van gouverneurs van de EBWO kan in 2015 in het kader van de CRR4 besluiten dat een deel van het ongebruikte opvraagbare kapitaal onder specifieke, in 2015 overeen te komen voorwaarden zou kunnen worden afgelost. Overeenkomstig Resolutie nr. 128 heeft de Raad van gouverneurs besloten dat dergelijke aflossing van opvraagbare aandelen automatisch zou zijn en zou gelden voor alle leden van de EBWO die hebben ingeschreven op de opvraagbare aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging. In een dergelijke situatie zou de Commissie nota nemen van de resolutie van de gouverneurs van de EBWO en deze uitvoeren.

(6)

Dit besluit moet de EBWO beter in staat stellen om zijn activiteiten in de begunstigde landen uit te breiden en zo waardevolle bijstand te verlenen aan de economieën van deze landen in economisch moeilijke tijden. Bijgevolg is het passend dat de Unie op deze nieuwe aandelen inschrijft om de doelstellingen van de Unie op het gebied van economische externe betrekkingen te verwezenlijken en haar huidige stemgewicht binnen de EBWO te handhaven.

(7)

De verhoging van het opvraagbare kapitaal waarin dit besluit voorziet draagt ertoe bij dat de toegang van de EBWO tot de financiële markten verzekerd blijft.

(8)

De Commissie dient tegen het einde van de CRR4-periode een verslag aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen, waarin de effectiviteit wordt beoordeeld van het bestaande stelsel van Europese openbare financieringsinstellingen die investeringen in de Unie en haar buurlanden bevorderen. Dat verslag dient aanbevelingen te bevatten voor de samenwerking tussen de verschillende banken en ook voor de optimalisatie en de coördinatie van hun activiteiten, zoals gevraagd door het Europees Parlement in zijn resolutie van 25 maart 2009 betreffende de jaarverslagen over 2007 van de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (5).

(9)

In begunstigde landen buiten de Unie waar de EBWO met anderen actief is, moet de EBWO worden aangemoedigd om zijn samenwerking met de andere Europese openbare financieringsinstellingen verder te ontwikkelen door middel van akkoorden als het tripartiete „Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie, de Europese Investeringsbank met het Europees Investeringsfonds en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling met betrekking tot samenwerking buiten de Europese Unie”, waardoor de banken in staat worden gesteld elkaar aan te vullen door gebruik te maken van elkaars relatieve voordelen.

(10)

De voorwaardelijke verplichting in verband met het opvraagbare gedeelte van het geplaatste kapitaal komt in de Uniebegroting tot uiting in een p.m.-vermelding in de lijn 01 03 01 02 „Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling — Opvraagbaar gedeelte van het geplaatste kapitaal”.

(11)

De vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO moeten de EBWO aanmoedigen: om de beste prudentiële bankpraktijken te blijven volgen ten einde zijn zeer sterke kapitaalpositie te behouden; om actief te worden op gebieden die aansluiten bij de centrale doelstellingen van de Europa 2020-strategie, ten einde de algemene beleidssamenhang van het externe optreden van de EU te vergroten; om financiële instrumenten verder te ontwikkelen op basis van medefinanciering tussen de begrotingen van de Unie en van de EBWO, zodat wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie met dien verstande dat een dergelijke samenwerking gepaard moet gaan met een doeltreffende controle op en zichtbaarheid van de openbare middelen van de Unie; en om adequate informatie op zijn website te verstrekken over de begunstigden, de invloed van zijn verrichtingen middels financiële tussenpersonen en de evaluaties van projecten.

(12)

De gouverneur bij de EBWO voor de Unie dient jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uit te brengen over de bevordering van de doelstellingen van de Unie, in het bijzonder wat betreft het externe optreden van de Unie, zoals bepaald in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Europa 2020-strategie en het streven naar een aanzienlijke toename van de overdracht van technologie voor hernieuwbare energie en efficiënt energiegebruik.

(13)

De vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO moeten alles in het werk stellen om elke activiteit te vermijden die door de EBWO in zijn begunstigde landen wordt uitgevoerd via een buitenlandse rechtsmacht die niet tot samenwerking bereid is en die met name gekenmerkt wordt door het ontbreken van belastingen of de toepassing van nominale belastingtarieven, een gebrek aan daadwerkelijke informatie-uitwisseling met buitenlandse belastingautoriteiten en het ontbreken van transparantie in wetgevings-, rechts- of bestuursbepalingen, of een niet tot samenwerking bereid zijnde buitenlandse rechtsmacht die door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling of de financiële taskforce is aangewezen,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie schrijft in op 27 013 nieuwe opvraagbare aandelen met een waarde van 10 000 EUR per aandeel in de EBWO, overeenkomstig Resolutie nr. 128 van de Raad van gouverneurs, waarvan de tekst aan dit besluit is gehecht.

Artikel 2

De gouverneur bij de EBWO voor de Unie verricht namens de Unie de neerlegging van de vereiste akte van inschrijving.

Artikel 3

De gouverneur bij de EBWO voor de Unie brengt jaarlijks aan het Europees Parlement verslag uit over het gebruik van het kapitaal, over de maatregelen om de transparantie van de verrichtingen van de EBWO via financiële tussenpersonen te garanderen, over de wijze waarop de EBWO tot de doelstellingen van de Unieheeft bijgedragen, over het nemen van risico’s en doeltreffendheid bij het aantrekken van extra financiering uit de particuliere sector, en over de samenwerking tussen de Europese Investeringsbank en de EBWO buiten de Unie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 16 november 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

W. SZCZUKA


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 oktober 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2011.

(2)   PB L 372 van 31.12.1990, blz. 4.

(3)  Resolutie nr. 126 „Verhoging van het maatschappelijk kapitaal, de uitgifte van volgestorte aandelen en de betaling via de nieuwe toewijzing van netto-inkomsten”.

(4)  Resolutie nr. 128 „Verhoging van het maatschappelijk kapitaal, de uitgifte van en inschrijving op opvraagbaar kapitaal en aflossing”.

(5)   PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 147.


BIJLAGE

RESOLUTIE Nr. 128

Verhoging van maatschappelijk kapitaal, uitgifte van en inschrijving op opvraagbaar kapitaal en aflossing

DE RAAD VAN GOUVERNEURS,

Ontvangen hebbende een verslag betreffende de vierde controle van de kapitaalmiddelen (CRR4) voor de periode 2011-2015 (de CRR4-periode), welke controle werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 5, lid 3, van de overeenkomst tot oprichting van de Bank (de overeenkomst);

Dit verslag ingezien hebbende en ten volle instemmende met de daarin vermelde bevindingen en aanbevelingen, met inbegrip van de strategische doelstellingen, de voorgestelde enveloppe voor een jaaromzet van 9 miljard EUR voor 2011 en 2012, verminderend tot 8,5 miljard EUR voor de rest van de CRR4-periode en de analyse inzake de kapitaalbehoeften;

Geconcludeerd hebbende dat het wenselijk en passend is het maatschappelijk kapitaal met 9 miljard EUR aan opvraagbare aandelen te verhogen en deze aandelen, onder voorwaarden die voorzien in de aflossing ervan en in de intrekking van de afgeloste aandelen, toe te wijzen aan alle leden die erop willen inschrijven naar rato van hun bestaande deelneming;

Instemmende met de in het verslag vermelde opmerking dat gezien de behoefte van de Bank om voldoende kapitaal aan te houden om de voorziene operationele activiteit in de volgende vijf jaar te ondersteunen, overwogen wordt dat in die periode alle jaarinkomsten aan het overschot worden toegewezen met uitzondering van mogelijke toewijzingen ter aanvulling van het speciale aandeelhoudersfonds van de EBWO, en

In uitoefening van zijn bevoegdheden overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de overeenkomst, met inbegrip van, voor zover nodig, zijn bevoegdheid om gezag uit te oefenen over enige aangelegenheid die overeenkomstig artikel 24, lid 2, van de overeenkomst aan de Raad van bewind wordt overgedragen of toegewezen,

HEEFT DE VOLGENDE RESOLUTIE AANGENOMEN:

Het maatschappelijk kapitaal van de Bank wordt verhoogd en onder de navolgende voorwaarden kan op aandelen van het aldus verhoogde kapitaal worden ingeschreven.

1.   Verhoging van het maatschappelijk kapitaal

a)

Het maatschappelijk kapitaal van de Bank wordt op de in punt 4, onder a), van deze resolutie bepaalde ingangsdatum verhoogd met 900 000 opvraagbare aandelen met elk een nominale waarde van 10 000 EUR, die overeenkomstig punt 3 aflosbaar zijn.

b)

Van de aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging wordt overeenkomstig punt 2 van deze resolutie het naar beneden afgeronde aantal opvraagbare aandelen van maximaal 42,857 % (1) van de aandelen waarop elk lid onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum had ingeschreven, aan deze leden ter inschrijving aangeboden.

c)

De opvraagbare aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging waarop niet overeenkomstig punt 2 van deze resolutie is ingeschreven, worden in portefeuille gehouden voor eerste inschrijvingen door nieuwe leden en voor bijzondere verhogingen van de inschrijvingen van individuele leden, die door de Raad van gouverneurs op grond van artikel 5, leden 2 en 4, van de overeenkomst tot oprichting van de Bank kunnen worden vastgesteld.

2.   Inschrijvingen

a)

Elk lid heeft het recht in te schrijven op een aantal hele opvraagbare aandelen tegen nominale waarde tot maximaal 42,857 % van het aantal aandelen dat dit lid onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum in eigendom had. Een dergelijke inschrijving geschiedt telkens onder de in deze resolutie vastgestelde voorwaarden.

b)

Op of vóór 30 april 2011, dan wel op een latere, door de Raad van bewind op of vóór 30 april 2011 vast te stellen datum, doch uiterlijk op 31 december 2011 legt elk lid dat overeenkomstig deze resolutie wil inschrijven, de volgende documenten in een voor de Bank aanvaardbare vorm neer:

i)

een akte van inschrijving, waarbij het lid inschrijft op het aantal opvraagbare aandelen dat in die akte wordt vermeld;

ii)

een bevestiging dat het lid alle wettelijke en andere maatregelen van intern recht genomen heeft die noodzakelijk zijn om deze inschrijving te kunnen doen, en

iii)

een verbintenis dat het lid alle informatie over dergelijke maatregelen waar de Bank om kan verzoeken, zal verschaffen.

c)

Elke akte van inschrijving treedt in werking op de ingangsdatum en de inschrijving op grond van de akte wordt geacht op die datum te zijn gedaan, of op de datum waarop de Bank het inschrijvende lid meedeelt dat de door het lid overeenkomstig punt 2, onder b), van deze resolutie neergelegde documenten voor de Bank voldoende zijn, indien dit tijdstip later valt dan de ingangsdatum.

d)

Als documenten die voor de Bank voldoende zijn en waarmee wordt ingeschreven op het totale aantal aandelen dat in punt 4, onder a), van deze resolutie vermeld wordt, niet op de ingangsdatum zijn neergelegd, kan de Raad van bewind verklaren dat de reeds door de leden neergelegde akten van inschrijving en de daarmede gedane inschrijvingen met onmiddellijke ingang in werking treden, onverminderd enige andere bepaling van deze resolutie, mits een dergelijke maatregel door de Raad van bewind geacht wordt in het beste operationele belang van de Bank te zijn en mits de akten van inschrijving die reeds zijn neergelegd en naar verwachting in de nabije toekomst worden neergelegd, naar het oordeel van de Raad van bewind bij elkaar genomen het in punt 4, onder a), vermelde totale aantal aandelen voldoende benaderen.

3.   Aflossing

a)

De opvraagbare aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging worden door de Bank, zonder dat zij hiervoor kosten hoeft te dragen, na het verstrijken van de CRR4-periode afgelost met inachtneming van en zoals verder bepaald in de volgende bepalingen van dit derde punt.

b)

Met inachtneming van de overige bepalingen van dit derde punt worden alle of sommige van de opvraagbare aandelen afgelost op de dag die onmiddellijk volgt op de jaarvergadering van 2016, waarbij het aantal af te lossen aandelen wordt berekend aan de hand van een overeengekomen formule (de overeengekomen formule) op basis van het eventuele ongebruikte opvraagbare kapitaal aan het einde van de CRR4-periode in verhouding tot een wettelijke drempel voor kapitaalbenutting van 87 % aan het einde van de CRR4-periode. Ten behoeve van de berekening is dit eventuele ongebruikte opvraagbare kapitaal het laagste van de volgende twee bedragen: 9 000 000 000 EUR en ((87 % van A) – B), waarbij:

i)

A het totale bedrag is van het onaangetaste geplaatste kapitaal, de reserves en het overschot van de Bank aan het einde van de CRR4-periode, en

ii)

B het totale bedrag is van de bedrijfsactiva van de Bank aan het einde van de CRR4-periode.

Het overeenkomstig de overeengekomen formule bepaalde aantal af te lossen aandelen, indien daarvan sprake is, is gelijk aan dat bedrag gedeeld door de nominale waarde van de aandelen (10 000 EUR) (2).

c)

Elke aflossing van aandelen die overeenkomstig deze resolutie wordt verricht, is onderworpen aan de voorwaarde dat na elke aflossing aan alle relevante bepalingen van de overeenkomst voldaan blijft (bv. de in artikel 12 voorgeschreven ratio’s worden in acht genomen; er zijn geen opvraagbare aandelen opgevraagd om aan de verplichtingen van de Bank te voldoen (artikel 6, lid 4, en artikel 17 van de overeenkomst); en er is geen besluit genomen om de activiteiten van de Bank stop te zetten (artikel 41 en artikel 42, lid 2, van de overeenkomst)).

d)

In de periode onmiddellijk voorafgaand aan de jaarvergadering van 2015:

i)

stelt de leiding van de Bank op basis van bekende gegevens over de periode 2011-2014 alsook redelijke prognoses voor 2015 een evaluatie op van de financiële positie van de Bank en van de economische omstandigheden die naar verwachting tot het einde van de CRR4-periode zullen heersen, met name de ontwikkelingen inzake economische productie, investeringen, binnenlandse bankstelsels en internationale kapitaalmarkten en houdt zij daarna passend overleg met de Raad van bewind;

ii)

dient de voorzitter bij de Raad van bewind een ontwerpverslag aan de Raad van gouverneurs in, alsook twee ontwerpresoluties zoals hieronder beschreven;

iii)

bevat de eerste resolutie het aantal af te lossen opvraagbare aandelen en wordt deze als volgt opgesteld: x) als er overeenkomstig de overeengekomen formule geen sprake is van ongebruikt opvraagbaar kapitaal, houdt de resolutie in dat er nota van wordt genomen dat er overeenkomstig de overeengekomen formule geen aandelen zullen worden afgelost; y) als er overeenkomstig de overeengekomen formule sprake is van ongebruikt opvraagbaar kapitaal en de evaluatie van de financiële positie van de Bank en de heersende economische omstandigheden van die aard zijn dat de overeengekomen formule zonder aanpassing kan worden toegepast, houdt de resolutie in dat er nota van wordt genomen dat een gespecificeerd aantal aandelen, namelijk het maximumaantal aandelen dat overeenkomstig de overeengekomen formule mag worden afgelost, zal worden afgelost; of z) als er overeenkomstig de overeengekomen formule sprake is van ongebruikt opvraagbaar kapitaal en de evaluatie van de financiële positie van de Bank en de heersende economische omstandigheden van die aard zijn dat de overeengekomen formule niet mag worden toegepast, houdt de resolutie in dat een aantal aandelen wordt afgelost dat minder is dan het maximumaantal opvraagbare aandelen dat overeenkomstig de overeengekomen formule mag worden afgelost, en nul kan bedragen;

iv)

voorziet de tweede resolutie in een proces voor de aflossing van de opvraagbare aandelen die niet overeenkomstig punt 3, onder e) of f), na het verstrijken van de CRR4-periode zijn afgelost;

v)

wordt, niettegenstaande elke bepaling van de procedurevoorschriften van de Raad van gouverneurs en onverminderd de bevoegdheden van de Raad van gouverneurs overeenkomstig artikel 24 van de overeenkomst, de aangelegenheid betreffende de aflossing van de opvraagbare aandelen op de agenda van de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs van 2015 geplaatst, wordt het verslag ter inzage en worden de resoluties ter goedkeuring aan de Raad van gouverneurs voorgelegd.

e)

Op de jaarvergadering van 2015 besluit de Raad van gouverneurs over de eerste resolutie bij meerderheid van het totale aantal stemmen van de stemmende leden, op voorwaarde dat wanneer deze eerste resolutie niet bij een dergelijke meerderheid goedgekeurd wordt, het aantal af te lossen opvraagbare aandelen, indien daarvan sprake is, het maximumaantal aandelen is dat overeenkomstig de overeengekomen formule mag worden afgelost, in elk geval met inachtneming van de bepalingen van het onderstaande punt 3, onder f).

f)

Als aan het einde van de CRR4-periode de werkelijke financiële positie van de Bank en de op dat ogenblik heersende economische voorwaarden in materiële zin verschillen van die welke verwacht waren op basis van de eerder in 2015 door de leiding van de Bank aan de Raad van bewind verstrekte prognoses, wordt onverwijld en volgens een vergelijkbaar proces een nieuwe resolutie bij de Raad van gouverneurs ingediend ter goedkeuring bij dezelfde meerderheid op of vóór de jaarvergadering van 2016.

g)

Wanneer het besluit om een gespecificeerd aantal opvraagbare aandelen af te lossen, overeenkomstig het bovenstaande punt 3, onder e) of f), in werking treedt, geven alle leden die hebben ingeschreven op de opvraagbare aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging, hun aandelen geheel of gedeeltelijk aan de Bank terug naar rato van hun respectieve bezit van deze aandelen en worden deze afgeloste opvraagbare aandelen automatisch op de dag van de aflossing ingetrokken, terwijl het maatschappelijk kapitaal van de Bank dienovereenkomstig wordt verminderd zonder dat daarvoor een andere resolutie van de Raad van gouverneurs nodig is.

h)

De Raad van gouverneurs besluit op de jaarvergadering van 2015 over de tweede resolutie bij meerderheid van het totale aantal stemmen van de leden die hun stem uitbrengen.

4.   Ingangsdatum en andere bepalingen

a)

Voor de toepassing van deze resolutie is de ingangsdatum uiterlijk 30 april 2011, dan wel een door de Raad van bewind vastgestelde latere datum, doch uiterlijk 31 december 2011, waarop overeenkomstig punt 2, onder b), van deze resolutie documenten zijn neergelegd die voor de Bank voldoende zijn en waarbij wordt ingeschreven op een totaal aantal van ten minste 450 000 (3) opvraagbare aandelen.

b)

Onder voorbehoud van de bepalingen van deze resolutie zijn de bepalingen van de overeenkomst tot oprichting van de Bank mutatis mutandis van toepassing op de opvraagbare aandelen van de bij deze resolutie vastgestelde kapitaalsverhoging, alsmede op de inschrijvingen ingevolge deze resolutie, alsof deze aandelen tot het aanvangskapitaal van de Bank behoorden en deze inschrijvingen en betalingen aanvankelijke inschrijvingen op en betalingen voor dit kapitaal waren.

(Aangenomen op 14 mei 2010)


(1)  Na de verhoging van het gestorte kapitaal zal het maatschappelijk kapitaal van de Bank 21 miljard EUR bedragen. De verhoging met 9 miljard EUR betekent een verhoging van het maatschappelijk kapitaal met 42,857 %; elke aandeelhouder zal bijgevolg gerechtigd zijn in te schrijven op maximaal 42,857 % van zijn deelneming op het ogenblik dat de verhoging wordt goedgekeurd, zodat de aandeelhoudersstructuur wordt gehandhaafd.

(2)  Volgens de overeengekomen formule zou het bedrag aan ongebruikt opvraagbaar kapitaal nul zijn als de bedrijfsactiva gelijk zijn aan of meer dan 87 % van het onaangetaste geplaatste kapitaal, de reserves en het overschot.

(3)  D.i. 50 % van het aantal nieuwe opvraagbare aandelen van de kapitaalsverhoging.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1220/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 867/2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma’s van deze organisaties en de financiering daarvan

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 103, lid 2, derde alinea, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gezien de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de activiteitenprogramma’s van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, moeten bepaalde wijzigingen in Verordening (EG) nr. 867/2008 van de Commissie (2) worden aangebracht.

(2)

Met het oog op een betere toepassing van artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de bescherming van de financiële belangen van de Unie als producentenorganisaties begunstigde zijn van plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3), moet worden bepaald dat de erkenning van organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt onverwijld moet worden geweigerd, geschorst of ingetrokken als die organisaties in het kader van de genoemde verordeningen een sanctie opgelegd hebben gekregen.

(3)

Wat de follow-up en het administratieve beheer van de markt betreft, is het nuttig zich toe te spitsen op onderwerpen die verband houden met de acties die in de activiteitenprogramma’s van de organisaties van marktdeelnemers zijn opgenomen, en wat de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven betreft, is het met het oog op de efficiëntie wenselijk te voorzien in nieuwe soorten technische bijstand.

(4)

Met het oog op een betere coherentie van de voor financiering door de Unie in aanmerking komende acties is het, wat de bestrijding van de olijfvlieg betreft, wenselijk de financiering te beperken tot de in artikel 5, lid 1, onder b), iii), van Verordening (EG) nr. 867/2008 vastgestelde acties.

(5)

Rekening houdend met de opgedane ervaring moet het minimumpercentage van de EU-financiering dat aan de verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt moet worden besteed, worden verhoogd om de belangrijke ontwikkelingen op dit gebied weer te geven. Tevens moet, om het gebruik van de voor de activiteitenprogramma’s bestemde middelen te optimaliseren, het percentage algemene kosten voor de uitvoering van die programma’s worden verminderd.

(6)

De administratieve procedures moeten worden vereenvoudigd als de wijziging van een programma betrekking heeft op de vervanging van een actie door een andere, het budget voor elk van die acties minder dan 10 000 EUR bedraagt en de oorspronkelijke doelstelling van het programma ongewijzigd blijft.

(7)

Om de uitvoering van de programma’s te vergemakkelijken moeten de voorwaarden voor de vrijgave van de met voorschotten verband houdende zekerheden worden versoepeld op voorwaarde dat de subsidiabele uitgaven werkelijk zijn verricht en gecontroleerd.

(8)

Er moet een nieuwe termijn worden vastgesteld voor de mededeling door de betrokken lidstaten van de nationale maatregelen die voor de uitvoering van deze verordening zijn genomen.

(9)

Verordening (EG) nr. 867/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 867/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 3, lid 5, wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

een sanctie opgelegd heeft gekregen voor een inbreuk tegen de bij artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingestelde regeling voor de financiering van activiteitenprogramma’s van organisaties van marktdeelnemers of voor een inbreuk in het kader van de toepassing van een bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (*1) vastgestelde plattelandsontwikkelingsmaatregel.

(*1)   PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.”."

2)

Artikel 5, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a), ii), wordt vervangen door:

„ii)

het verrichten van studies over onderwerpen die verband houden met de overige acties die zijn opgenomen in het activiteitenprogramma van de betrokken organisatie van marktdeelnemers;”;

b)

punt c) wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt i) wordt vervangen door:

„i)

verbetering van de omstandigheden waarin de olijven worden geteeld, geoogst, geleverd en opgeslagen vóór de verwerking ervan, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde technische specificaties;”;

ii)

punt iii) wordt vervangen door:

„iii)

verbetering van de opslagomstandigheden voor en de wijze waarop een meerwaarde wordt gegeven aan de restproducten van de productie van olijfolie en tafelolijven en verbetering van de omstandigheden waarin de olijfolie wordt gebotteld;”;

iii)

punt iv) wordt vervangen door:

„iv)

de verlening van technische bijstand voor de productie, de olijvenverwerkende industrie, de tafelolijvenproducerende bedrijven, de molens en de verpakking ten aanzien van aspecten die verband houden met de kwaliteit van de producten;”;

iv)

punt vi) wordt vervangen door:

„vi)

de opleiding van proevers voor de organoleptische controle van olijfolie van eerste persing en van tafelolijven;”.

3)

Artikel 6, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Op het niveau van elke lidstaat wordt aan het in artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde actieterrein ten minste 30 % besteed van het op grond van artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 beschikbare bedrag aan EU-financiering en wordt aan het in artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde actieterrein ten minste 12 % van dat bedrag aan EU-financiering besteed.”.

4)

Aan artikel 7, lid 1, wordt het volgende punt g) toegevoegd:

„g)

acties en activiteiten in verband met de bestrijding van de olijfvlieg, uitgezonderd de in artikel 5, lid 1, onder b), iii), vastgestelde acties.”.

5)

Artikel 8, lid 2, tweede alinea, onder d), wordt vervangen door:

„d)

het uitgavenplan, uitgesplitst naar actie en naar actieterrein zoals aangegeven in artikel 5, lid 1, en verdeeld in tranches van twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van het activiteitenprogramma, met aparte vermelding van de algemene kosten, die niet meer dan 5 % van het totaal mogen bedragen, en van de overige belangrijkste kostensoorten;”.

6)

Aan artikel 10 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

„6.   In afwijking van de leden 2 en 4 stelt de organisatie van marktdeelnemers, als de wijziging van een activiteitenprogramma betrekking heeft op de vervanging van een actie door een andere die tot hetzelfde actieterrein behoort en het budget voor elk van die acties kleiner is dan 10 000 EUR, de bevoegde autoriteit twee maanden vóór het begin van de uitvoering van de nieuwe actie in kennis van de wijziging. Als de bevoegde autoriteit binnen een maand na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt, wordt de wijziging geacht aanvaard te zijn. De kennisgeving gaat vergezeld van bewijsstukken die de reden voor en de aard en de gevolgen van de voorgestelde wijziging vermelden en aantonen dat de betrokken wijziging de oorspronkelijke doelstelling van het betrokken programma niet wijzigt.”.

7)

Artikel 11, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk aan het einde van elk jaar van uitvoering van het activiteitenprogramma kunnen de betrokken organisaties van marktdeelnemers een verzoek tot vrijgave van de in lid 4 bedoelde zekerheid indienen voor een bedrag dat gelijk is aan de volledige uitgaven van de eerste tranche die daadwerkelijk zijn verricht en door de lidstaat zijn gecontroleerd. De lidstaat bepaalt en controleert de bewijsstukken waarvan dit verzoek vergezeld gaat, en geeft de zekerheden voor de betrokken uitgaven vrij, uiterlijk in de loop van de tweede maand na die waarin het verzoek is ingediend.”.

8)

In artikel 18, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door:

„1.   Uiterlijk op 31 januari die volgt op elke periode van drie jaar welke op 1 april begint overeenkomstig artikel 8, stellen de olijfolieproducerende lidstaten de Commissie in kennis van de nationale maatregelen ter uitvoering van deze verordening, en met name van de maatregelen met betrekking tot:”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 november 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 237 van 4.9.2008, blz. 5.

(3)   PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1221/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 november 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 november 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

62,0

MA

42,5

MK

57,4

TN

143,2

TR

85,0

ZZ

78,0

0707 00 05

EG

188,1

TR

98,5

ZZ

143,3

0709 90 70

MA

40,1

TR

151,0

ZZ

95,6

0805 20 10

MA

74,2

ZZ

74,2

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

HR

38,9

IL

76,6

JM

134,1

TR

83,9

ZZ

83,4

0805 50 10

TR

58,4

ZA

49,5

ZZ

54,0

0808 10 80

CA

135,1

CL

90,0

CN

86,4

MK

36,4

NZ

41,5

US

119,5

ZA

107,9

ZZ

88,1

0808 20 50

CN

69,0

TR

137,2

ZZ

103,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ ZZ ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/11


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

(2011/755/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — (C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009, alsmede de daarbij gevoegde resolutie,

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0328/2011),

1.

verleent de secretaris-generaal van de Raad geen kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Raad voor het begrotingsjaar 2009;

2.

formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)   PB L 69 van 13.3.2009.

(2)   PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)   PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)   PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 23.

(6)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)   PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

met de daarvan een integrerend deel uitmakende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, afdeling II — Raad

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (1),

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (SEC(2010) 963 — C7-0213/2010) (2),

gezien het jaarverslag van de Raad aan de kwijtingsautoriteit over de in 2009 uitgevoerde interne controles,

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2009, vergezeld van met de antwoorden van de instellingen (3),

gezien de verklaring van de Rekenkamer waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, als bedoeld in artikel 287 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (4),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (5) tot uitstel van het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009, alsmede de daarbij gevoegde resolutie,

gezien artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag, en artikel 314, lid 10, en de artikelen 317, 318 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

gezien Besluit nr. 190/2003 van de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid betreffende de vergoeding van de reiskosten van de afgevaardigden van de leden van de Raad (7),

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en goed financieel beheer (8),

gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0328/2011),

A.

overwegende dat „de burgers het recht hebben te weten hoe hun belastinggeld wordt besteed en hoe de bevoegdheden die in handen zijn gegeven van politieke organen, worden gebruikt” (9);

B.

overwegende dat de administratie van de Raad ten overstaan van de burgers van de Unie democratische verantwoording verschuldigd is voor de besteding van de financiële middelen van de Unie;

C.

overwegende dat de transparantie bij de toepassing van de wetgeving van de Unie eveneens moet worden verbeterd, en dat de Europese burgers ook het recht hebben om hierover beter te worden geïnformeerd; verwelkomt de met de Raad bereikte overeenstemming over de kwestie van de transponeringstabellen;

D.

overwegende dat het Parlement van alle instellingen van de Unie het enige rechtstreeks verkozen orgaan is en belast is met het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie;

Hangende zaken

1.

betreurt de problemen die zich bij de kwijtingsprocedures voor 2007 tot 2009 hebben voorgedaan en bekrachtigt het standpunt dat het in de eerdere kwijtingsresoluties betreffende deze begrotingsjaren heeft ingenomen;

2.

bevestigt de ontvangst, op 28 februari 2011, van een schrijven van de secretaris-generaal van de Raad, tezamen met een aantal documenten betreffende de kwijtingsprocedure voor de Raad voor 2009 (definitieve financiële staten van 2009, inclusief rekeningen, financieel activiteitenverslag en overzicht van de interne audits van 2009), en verwelkomt dit als een constructieve stap in de richting van het onderwerpen van de administratieve begroting van de Raad aan democratische controle;

3.

verwelkomt het feit dat de Raad de hierboven genoemde documenten bij het Parlement heeft ingediend en dat het voorzitterschap van de Raad het debat over de kwijting voor 2009 in de plenaire vergadering heeft bijgewoond; wijst er echter op dat de kwijting is uitgesteld omdat het Parlement geen antwoord had gekregen op een aantal hangende zaken betreffende de kwijting van de Raad voor 2009 die eerder aan de orde waren gesteld:

a)

de administratie van de Raad is nooit ingegaan op uitnodigingen van de parlementaire commissie die belast is met de kwijtingsprocedure om van gedachten te wisselen over vraagstukken betreffende de uitvoering van de begroting van de Raad van 2009; het Parlement is bijgevolg nog steeds in het ongewisse over de bereidheid van de secretaris-generaal van de Raad om persoonlijk aanwezig te zijn op een vergadering van de bevoegde commissie en vragen van de commissieleden te beantwoorden,

b)

het Parlement wacht nog steeds op de informatie van de administratie van de Raad waar het in zijn resolutie van 10 mei 2011 op had aangedrongen;

Het kwijtingsrecht van het Parlement

4.

neemt kennis van de brief van 2 juni 2011 van het voorzitterschap van de Raad aan de voorzitter van het Europees Parlement waarin de Raad van mening is dat door de stemming van 10 mei 2011 in het Parlement in overeenstemming met het EU-recht kwijting is verleend voor alle rekeningen van de Unie voor 2009, met inbegrip van zijn eigen rekeningen, overeenkomstig artikel 319 van het VWEU;

5.

wijst op het recht van het Parlement tot verlenen van kwijting, ingevolge de gezamenlijke lezing van de artikelen 316, 317 en 319 van het VWEU, die uitgelegd moeten worden in de context van deze artikelen en tegen de achtergrond van hun doelstelling, namelijk de uitvoering van de gehele begroting van de Europese Unie zonder enige uitzondering aan de controle en het onderzoek van het Parlement te onderwerpen en autonoom kwijting te verlenen, niet alleen voor de afdeling van de begroting die door de Commissie wordt uitgevoerd, maar ook voor de afdelingen van de begroting uitgevoerd door de andere instellingen, zoals in artikel 1 van het Financieel Reglement is vastgelegd;

6.

is van oordeel dat op grond van artikel 319 van het VWEU en artikel 50 van het Financieel Reglement de andere instellingen geacht worden dezelfde regels en voorwaarden toe te passen als de Commissie bij de uitvoering van haar begroting; is bijgevolg van oordeel dat niet alleen de Commissie maar elke instelling verantwoordelijk is voor de uitvoering van haar respectieve begroting;

7.

onderstreept dat, eventuele verschillen in juridische interpretatie van de autonome afsluiting van het begrotingsjaar ten spijt, het Parlement van mening is dat in ieder geval de politieke beoordeling van het financiële beheer van de instelling gedurende het jaar in kwestie afgesloten moet worden, waardoor het huidige institutionele evenwicht gehandhaafd wordt, dat inhoudt dat het Parlement verantwoordelijk is voor het garanderen van de democratische aansprakelijkheid ten aanzien van de burgers van de Unie;

8.

is van mening dat de hierboven genoemde juridische overwegingen en de staande praktijk, namelijk dat afzonderlijke kwijtingsbesluiten worden genomen voor iedere instelling en orgaan van de Unie, deze interpretatie schragen, en dat de kwijtingsbesluiten afzonderlijk moeten worden genomen om operationele redenen, om de continuïteit en de homogeniteit van het optreden van de Unie te garanderen;

9.

is van mening dat de juiste interpretatie van artikel 147 van het Financieel Reglement en artikel 265 van het VWEU inhoudt dat het nalaten van het nemen van maatregelen om gevolg te geven aan de opmerkingen die het Parlement in zijn kwijtingsbesluit heeft geformuleerd, het Parlement het recht verleent om een beroep wegens nalaten in te stellen;

De verschillende rol van Parlement en Raad in de kwijtingsprocedure

10.

wijst erop dat, volgens de verklaring van het voorzitterschap van de Raad op de vergadering van de Commissie begrotingscontrole van 21 juni 2011, het convenant waarover het Coreper op 2 maart 2011 een akkoord heeft bereikt geacht wordt als grondslag te fungeren voor de relaties tussen het Parlement en de Raad op het vlak van de kwijtingverlening voor hun respectieve begroting; wijst er voorts op dat dit „convenant” een volstrekte wederkerigheid veronderstelt tussen Parlement en Raad wat betreft de overlegging van stukken, antwoorden op vragen en een jaarlijks te beleggen bilaterale bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Raad en de voor het verlenen van kwijting bevoegde parlementaire commissie, alsook van de secretarissen-generaal van beide instellingen;

11.

respecteert ten volle de rol van de Raad als aanbevelende instantie in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure, overeenkomstig artikel 319 van het VWEU; zou het met de Raad oneens zijn indien deze ervan uit zou gaan dat zijn positie identiek is als die van het Parlement als het op het verlenen van kwijting aankomt;

12.

blijft erbij dat er, op grond van het feit dat het Parlement en de Raad een verschillende rol spelen in de kwijtingsprocedure, een onderscheid moet blijven bestaan en dat de administratie van de Raad (d.w.z. zijn secretariaat-generaal), evenals de administraties van de overige EU-instellingen, met inbegrip van de administratie van het Parlement zelf, onderworpen moeten zijn aan de controle van de Rekenkamer en via de in het VWEU omschreven kwijtingsprocedure ten volle verantwoording verschuldigd zijn aan de burgers van de Unie voor de uitvoering van hun respectieve begroting;

13.

wijst erop dat de Rekenkamer haar controle op deze instellingen los van de controles door de Commissie uitoefent en onderstreept dat het sluitstuk van de verantwoordingsketen de democratische controle door middel van de door het Parlement verleende kwijting moet zijn;

14.

herinnert de Rekenkamer aan het voorstel van het Parlement om de systemen voor toezicht en controle van de Raad op zo kort mogelijke termijn aan een diepgaande analyse te onderwerpen, net zoals hij in het kader van de voorbereiding van zijn jaarverslag met betrekking tot het begrotingsjaar 2010 heeft gedaan in het geval van het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

Hoofdpunten van de kwijtingverlening aan de Raad

15.

herhaalt zijn standpunt dat de uitgaven van de Raad op dezelfde wijze moeten worden onderzocht als die van de andere instellingen, en dat dit onderzoek zich hoofdzakelijk moet toespitsen op:

a)

het beleggen van een formele bijeenkomst van vertegenwoordigers van de Raad en de commissie van het Parlement die met de kwijtingsprocedure is belast, eventueel achter gesloten deuren, om te antwoorden op vragen van de commissieleden. Aan deze vergadering moet worden deelgenomen door de secretaris-generaal van de Raad, het bureau van de voor de kwijting bevoegde parlementaire commissie, de rapporteur en de leden die de fracties vertegenwoordigen (coördinatoren en/of schaduwrapporteurs),

b)

het feit dat, als aangegeven in zijn resolutie van 16 juni 2010 (10) betreffende de kwijting aan de Raad voor 2008, de kwijting gebaseerd moet zijn op de volgende schriftelijke stukken die door alle instellingen worden ingediend:

rekeningen over het voorgaande begrotingsjaar met betrekking tot de uitvoering van hun begroting;

een financieel verslag van hun activa en passiva;

een jaarlijks activiteitenverslag over het budgettair en financieel beheer;

het jaarverslag van hun interne financieel controleur.


(1)   PB L 69 van 13.3.2009.

(2)   PB C 308 van 12.11.2010, blz. 1.

(3)   PB C 303 van 9.11.2010, blz. 1.

(4)   PB C 308 van 12.11.2010, blz. 129.

(5)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 23.

(6)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(7)  Besluit dat voortvloeit uit het reglement van orde van de Raad van 22 juli 2002 (PB L 230 van 28.8.2002, blz. 7).

(8)   PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(9)  Europees Transparantie-Initiatief.

(10)   PB L 252 van 25.9.2010, blz. 22.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/17


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

(2011/756/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de Politieacademie (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 — C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de directeur van de Europese Politieacademie,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) (4), en met name artikel 16,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5) houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94,

gezien beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002,

gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA),

gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (Contract Ref. nr. CEPOL/2010/001),

gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (Contract Ref. No CEPOL/CT/2010/002),

gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,

gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Europese Politieacademie,

gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ref. Ares (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag en de bijlagen van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over „Kwijting 2009: Europese Politieacademie”,

gezien het verslag en de bijlage van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0330/2011),

1.

verleent de directeur van de Europese Politieacademie kwijting voor de uitvoering van de begroting van de academie voor het begrotingsjaar 2009;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 137.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 260.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de Politieacademie (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 - C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de directeur van de Europese Politieacademie,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) (4), en met name artikel 16,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5) houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94,

gezien beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002,

gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA),

gezien de externe audit met betrekking tot de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (Contract Ref. nr. CEPOL/2010/001),

gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (Contract Ref. No CEPOL/CT/2010/002),

gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,

gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Europese Politieacademie,

gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ref. Ares (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag en de bijlagen van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over „Kwijting 2009: Europese Politieacademie”,

gezien het verslag en de bijlage van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0330/2011),

A.

overwegende dat de Academie in 2001 is opgericht en per 1 januari 2006 is omgevormd tot een communautair orgaan in de zin van artikel 185 van het algemeen Financieel Reglement, waarop de financiële kaderregeling voor agentschappen van toepassing is,

B.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekeningen van de Academie voor de begrotingsjaren 2006 en 2007 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen op grond van het feit dat de aanbestedingsprocedures niet in overeenstemming met de voorschriften van het Financieel Reglement waren,

C.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van de Academie voor het begrotingsjaar 2008 een toelichting heeft gevoegd bij zijn oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen, zonder een uitdrukkelijk voorbehoud daarbij te maken, en dat hij een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

D.

overwegende dat het Parlement in zijn besluit van 7 oktober 2010 (6) heeft besloten de directeur van de Academie geen kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2008,

E.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2009 opnieuw een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen,

F.

overwegende dat het Parlement bij bovengenoemd besluit van 10 mei 2011 heeft besloten om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen,

G.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie heeft verklaard dat de Academie vooruitgang boekt bij het bereiken van de in het actieplan vastgestelde mijlpalen,

H.

overwegende dat de IAS in zijn nota van 4 juli 2011 aan de directeur van de Academie heeft verklaard dat de beschrijving van de uitvoering van het actieplan van de Academie in het voortgangsverslag weliswaar vrij algemeen blijft, maar een duidelijk overzicht biedt van de stand van zaken bij het bereiken van de mijlpalen en derhalve een toereikende basis vormt om de verschillende belanghebbende partijen te informeren,

I.

overwegende dat de Commissie bij beschikking C(2011)4680 van 30 juni 2011 heeft besloten de Academie een derogatie van de bepalingen van artikel 74 ter van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 te verlenen,

Algemene beoordeling

1.

neemt kennis van de door het nieuwe management en het nieuwe bestuur van de Academie genomen maatregelen om, in reactie op het verzoek van het Parlement om actie te ondernemen, de tekortkomingen aan te pakken, na de ernstige onregelmatigheden bij de uitvoering van de begroting voor 2009; verwelkomt in het bijzonder de volgende, op verzoek van het Parlement tijdig ondernomen acties:

a)

de herziening van het Financieel Reglement van de Academie door de invoering van een derogatie houdende vrijstelling van het uitvoeren van aanbestedingen voor de selectie van onderwijsdeskundigen om deskundigen van nationale politieopleidingsinstituten te kunnen gebruiken en op die manier zorg te dragen voor de kosteneffectiviteit en de vertegenwoordiging van deze instituten in het netwerk van de Academie;

b)

de verzekering van de Rekenkamer en de IAS dat het meerjarenactieplan van de Academie voor 2010-2014 een overzicht biedt van de stand van zaken bij het bereiken van de verschillende mijlpalen en dat de Academie vooruitgang boekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen ervan;

c)

een verslag over de toepassing van de handleiding voor aanbestedingen door de Academie in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011;

d)

het besluit van de raad van bestuur van de Academie om stemrechten aan de Commissie toe te kennen;

2.

ziet het nieuwe rechtskader voor de Academie dat in 2012 door de Commissie zal worden voorgesteld, en waarin die stemrechten van de Commissie in de werkprocedures van de raad van bestuur zullen zijn geïntegreerd, belangstellend tegemoet;

3.

onderstreept dat de kwijtingsautoriteit bij de komende kwijtingsprocedures nauwgezet zal blijven toezien op de mate waarin de toegezegde maatregelen worden uitgevoerd;

4.

merkt op dat het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Academie aantoont dat er goede gronden zijn voor een andere standplaats van de Academie; vraagt daarom de Rekenkamer om in de loop van 2012 een speciaal verslag uit te brengen met daarin een overzicht van de kosten en baten in financieel en operatief opzicht van een eventuele bundeling van de taken van de Academie met die van Europol;

Specifieke acties die de academie heeft ondernomen om tekortkomingen aan te pakken

Aanbestedingsprocedures

5.

stelt vast dat de Academie eindelijk haar handboek voor aanbestedingen voor intern gebruik heeft ontwikkeld en ten uitvoer heeft gelegd, zoals het Parlement in zijn kwijtingen van de Academie voor 2008 en 2009 had verzocht; stelt vast dat deze handleiding op 8 juni 2010 door de Academie is goedgekeurd en op 1 juli 2010 in werking is getreden, en dat er een aanbestedingscoördinator is benoemd;

6.

verwelkomt het eerste verslag van de Academie over de toepassing van haar handleiding in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011; wacht niettemin de evaluatie door de Rekenkamer af van de toepassing die de Academie aan de handleiding geeft;

7.

heeft het statistisch verslag van de Academie voor de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011 gecontroleerd; verwelkomt het feit dat dit document het Parlement volledig informeert over de aanbestedingsprocedures; constateert uit dit verslag en uit het verslag over de toepassing van de handleiding voor aanbestedingen dat de door de Academie gebruikte procedures voortdurend door de Academie zijn bewaakt en gecontroleerd;

Regelgeving inzake uitgaven aan cursussen

8.

stelt vast dat de Academie de Commissie op 28 april 2011 heeft verzocht om het Financieel Reglement te wijzigen door invoering van een artikel (artikel 74 quater) dat een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 omvat houdende vrijstelling van het uitvoeren van aanbestedingen voor de selectie van onderwijsdeskundigen om deskundigen van nationale politieopleidingsinstituten te kunnen gebruiken;

9.

verwelkomt het daaropvolgende besluit C(2011)4680 van 30 juni 2011 van de Commissie waarbij zij met bovenstaande derogatie instemde;

10.

is van mening dat de Academie rechtstreekse toegang moet geven tot haar gedetailleerde begroting, waarbij een lijst van alle door haar gesloten contracten en haar aanbestedingsbesluiten, en dat zij die lijst overeenkomstig het bepaalde in het Financieel Reglement op haar website moet publiceren, met weglating van nadere bijzonderheden van eventuele contracten waarvan de bekendmaking een veiligheidsrisico zou kunnen opleveren;

Overdracht van kredieten

11.

neemt kennis van het feit dat de Academie, als onderdeel van haar lopende begrotingsbeheer, een register van organisatorische risico’s heeft opgezet teneinde het risico van onderbesteding te verminderen; herinnert de Academie er niettemin aan dat het zaak is de uitvoering van de begroting te programmeren en te bewaken, om de overdracht van kredieten te minimaliseren; verzoekt voorts de Rekenkamer en de IAS om het Parlement te verzekeren dat er daadwerkelijke verbeteringen op dit gebied zijn doorgevoerd en dat alle instrumenten voor deze programmering en bewaking aanwezig zijn;

Fouten in de rekeningen

12.

neemt kennis van het feit dat ondanks de aanzienlijke vertragingen en fouten in de voorlopige rekeningen over 2009, de Academie het Parlement heeft verzekerd dat ze haar financiële discipline en interne controles sinds 2010 heeft verbeterd; ziet het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekeningen van de Academie voor 2010 met belangstelling tegemoet, om te kunnen vaststellen of die verzekering van de Academie terecht is;

13.

verwelkomt het besluit van maart 2011 van de raad van bestuur van de Academie om de internecontrolenormen van de Academie te vervangen door de recentelijk vastgestelde zestien internecontrolenormen van de Commissie;

14.

meent dat deze zestien nieuwe internecontrolenormen de directeur van de Academie beter in staat zullen stellen om controles in te stellen, maar ook om de beoogde werking van deze controles te bewaken;

15.

verzoekt de Academie daarom om het Parlement voortdurend op de hoogte te houden van de mate waarin deze zestien internecontrolenormen ten uitvoer zijn gelegd;

Personeelsbeheer

16.

neemt kennis van het feit dat de Academie een contract dat de Rekenkamer als „illegaal” had aangemerkt heeft beëindigd; merkt op dat de beëindiging van dit contract per 15 september 2011 van kracht is en dat de kennisgeving van vacature reeds is gepubliceerd; verzoekt de Academie om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in dit specifieke geval;

17.

stelt vast dat de mate waarin de wervingshandleiding van de Academie, waarmee de procedures op één lijn zijn gebracht met het Ambtenarenstatuut van de Europese Unie (7), ten uitvoer is gelegd door de Academie als voldoende wordt beoordeeld; verzoekt de Rekenkamer om het Parlement zekerheid te verschaffen omtrent de mate waarin de handleiding ten uitvoer is gelegd;

Kredieten die zijn aangewend voor particuliere doelen

18.

erkent dat als gevolg van een externe audit van een controle achteraf de huidige directeur een terugvorderingsopdracht heeft uitgevaardigd waarin van de vorige directeur wordt geëist dat hij een bedrag van 2 014,94 EUR terugbetaalt, waarvan tot op heden slechts 43,45 EUR is ontvangen; betreurt dat het teruggevorderde bedrag zo gering is in vergelijking met de financiële schade die de Academie onder het bewind van de vorige directeur heeft geleden; neemt kennis van het feit dat in 2011 een definitieve aanmaning is verzonden en dat de volgende stap bestaat in het voor een Engelse rechtbank aanhangig maken van een procedure om de rechtmatigheid van de uit 2007 daterende schuld vast te stellen, waarna, mocht daaruit de gewenste uitspraak resulteren, de handhavingsdienst zal trachten het resterende gedeelte van de niet-voldane schuld te innen; vraagt de huidige directeur dringend de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in deze aangelegenheid;

Het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie

19.

merkt op dat de grotere transparantie die de huidige directeur en het managementteam tot stand hebben gebracht, heeft geleid tot een beter begrip van de uitdagingen waarvoor de Academie staat en de nodige veranderingen teweeg heeft gebracht; verwelkomt in dit verband het beleid van de Academie om:

maandelijks een nieuwsbrief en regelmatig voortgangsverslagen te publiceren over haar activiteiten om de raad van bestuur van een duidelijkere analyse van de voortgang van de activiteiten van de Academie te voorzien;

het voortgangsverslag over de uitvoering van haar meerjarenactieplan regelmatig te actualiseren;

het Parlement de jaarverslagen van de IAS te doen toekomen krachtens de relevante bepalingen van het Financieel Reglement;

20.

verwelkomt de publicatie door de Rekenkamer, op verzoek van het Parlement, van een verslag over de uitvoering van het meerjarenactieplan (MAP) 2010-2014 van de Academie; merkt op dat de Rekenkamer in dit verslag verklaart dat bij de uitvoering van het MAP door de Academie vooruitgang wordt geboekt bij de tenuitvoerlegging van de mijlpalen; verwelkomt in dit verband dat de Academie heeft aangetoond dat ze MAP 1 (bestuur), MAP 4 (validatie van het financieel systeem), MAP 5 (financiële omgeving), MAP 6 (transparantie van de raad van bestuur), MAP 8 (strategieplan), MAP 9 (meerjarenwervingsplan) en MAP 12 (controleomgeving voor aanbestedingen) volledig ten uitvoer heeft gelegd en dat de verwezenlijking van de resterende doelstellingen van het meerjarenactieplan momenteel plaatsvindt of staat gepland;

21.

verzoekt de Academie om regelmatig met het Parlement te overleggen en het met haar voortgangsverslagen op de hoogte te blijven houden van de uitvoering van het meerjarenactieplan;

22.

verwelkomt voorts de nota van de IAS over het derde voortgangsverslag over de uitvoering van het meerjarenactieplan van de Academie; merkt met name op dat de IAS van mening is dat de Academie adequaat reageert op de opmerkingen en aanbevelingen van de IAS en dat de beschrijving in het voortgangsverslag weliswaar vrij algemeen blijft, maar een duidelijk overzicht biedt van de stand van zaken bij het bereiken van de mijlpalen en derhalve een toereikende basis zou moeten vormen om de verschillende belanghebbende partijen te informeren, waaronder de Commissie begrotingscontrole van het Parlement;

Structurele tekortkomingen

23.

onderstreept dat de beheerskosten van de Academie hoog zijn in verhouding tot haar activiteiten; verwelkomt daarom de inspanningen van de Academie om de beheerskosten te verminderen, waartoe is besloten tijdens de vijfentwintigste vergadering van de raad van bestuur van juni 2011, waarin is overeengekomen dat alle comités van de raad van bestuur in 2012 moeten zijn opgeheven en dat alle werkgroepen van de raad van bestuur kritisch tegen het licht moeten worden gehouden;

24.

verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 2011 (8) over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.

(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 137.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 260.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)   PB L 320 van 7.12.2010, blz. 11.

(7)   PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(8)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/25


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009

(2011/757/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van de Politieacademie (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 - C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de directeur van de Europese Politieacademie,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de Europese Politieacademie (EPA) (4), en met name artikel 16,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5) houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94,

gezien beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002,

gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling van privé-uitgaven (10/0257/KA),

gezien de externe audit met betrekking tot de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese Politieacademie opdracht heeft gegeven (Contract Ref. nr. CEPOL/2010/001),

gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese Politieacademie (Contract Ref. No CEPOL/CT/2010/002),

gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,

gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Europese Politieacademie,

gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ref. Ares (2011) 722479) over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van haar meerjarenactieplan 2010-2014,

gezien het verslag en de bijlagen van de Europese Politieacademie over de uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over „Kwijting 2009: Europese Politieacademie”,

gezien het verslag en de bijlage van de Europese Politieacademie over de toepassing van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0330/2011),

1.

gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2009;

2.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 137.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 260.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/27


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

(2011/758/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 - C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5) houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94,

gezien de brief van 17 juni 2011 van de voorzitter van de raad van bestuur van het Bureau aan de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement (EMA/441533/2011),

gezien de antwoorden van het Bureau op de resolutie van het Parlement van 10 mei 2011 (6) in verband met bovengenoemd kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2009,

gezien de door de dienst Interne audit (IAS) van de Commissie opgestelde jaarlijkse verslagen over de interne controle betreffende het Bureau voor de jaren 2009, 2008 en 2007,

gezien het definitieve follow-upverslag over de controles van het Bureau door de IAS in 2009, 2008 en 2006,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0329/2011),

1.

verleent de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2009;

2.

formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.

verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 28.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 173.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 174.


RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 - C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (5) houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name artikel 94,

gezien de brief van 17 juni 2011 van de voorzitter van de raad van bestuur van het Bureau aan de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement (EMA/441533/2011),

gezien de antwoorden van het Bureau op de resolutie van het Parlement van 10 mei 2011 (6) in verband met het kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2009,

gezien de door de dienst Interne audit (IAS) van de Commissie opgestelde jaarlijkse verslagen over de interne controle betreffende het Bureau voor de jaren 2009, 2008 en 2007,

gezien het definitieve follow-upverslag over de controles van het Bureau door de IAS in 2009, 2008 en 2006,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0329/2011),

A.

overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;

B.

overwegende dat het Parlement in zijn voornoemde besluit van 10 mei 2011 heeft aangegeven de verlening van de kwijting aan de uitvoerend directeur van het Bureau voor de uitvoering van de begroting van het Bureau betreffende het begrotingsjaar 2009 uit te stellen;

C.

overwegende dat de begroting van het Bureau betreffende 2009 194 000 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 6,28 % betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2008;

D.

overwegende dat de begroting van het Bureau tegelijk gefinancierd wordt uit de begroting van de Unie, die goed is voor 18,52 % van de totale ontvangsten van 2009, en, in hoofdzaak, met de vergoedingen die worden betaald door de farmaceutische bedrijven voor diensten die zich over meer dan één begrotingsjaar kunnen uitstrekken, en dat de algemene bijdrage van de Unie als gevolg hiervan van 2008 tot 2009 met 9,2 % is gedaald;

E.

overwegende dat de kwijtingsautoriteit na voornoemde resolutie van het Parlement van 10 mei 2011 antwoorden van het Bureau heeft ontvangen;

F.

overwegende dat het Bureau overeenkomstig zijn antwoorden aan het Parlement de kwijtingsautoriteit heeft ingelicht over de mate waarin de aanbevelingen van de IAS ten uitvoer zijn gelegd, onder vermelding dat:

een van de drie „zeer belangrijke” aanbevelingen genoemd in de in 2009 door de IAS uitgevoerde controle inzake personeelsbeheer, inmiddels ten uitvoer is gelegd en dat aan de tenuitvoerlegging van de andere twee aanbevelingen wordt gewerkt,

van de in 2008 door de IAS uitgevoerde controle inzake administratieve procedures voor selectie voor de ondersteuning van wetenschappelijke adviezen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik in het Bureau, de „kritieke” aanbeveling en één „zeer belangrijke” aanbeveling (omgang met belangenconflicten voor zijn personeel & specifieke richtsnoeren) zijn afgezwakt tot respectievelijk „zeer belangrijk” en „belangrijk”, terwijl drie „zeer belangrijke” aanbevelingen inmiddels ten uitvoer zijn gelegd,

een van de twee „zeer belangrijke” aanbevelingen genoemd in de IAS-controle van 2005 betreffende de tenuitvoerlegging van de interne controlenormen inmiddels is uitgevoerd;

Algemene beoordeling

1.

bevestigt de ontvangst van een brief van de voorzitter van de raad van bestuur van het Bureau van 17 juni 2011, volgens welke het Bureau maatregelen heeft genomen om de tekortkomingen van 2009 te verhelpen; neemt tevens kennis van de van het Bureau ontvangen documenten en bijlagen in antwoord op voornoemde resolutie van het Parlement van 10 mei 2011; bevestigt eveneens de ontvangst van een brief van de waarnemende directeur van het Bureau van 10 augustus 2011, die een antwoord vormt op de vragen die gesteld werden tijdens de gedachtewisseling over de verlening van kwijting aan het Bureau voor 2009 op de bijeenkomst van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement van 13 juli 2011; betreurt niettemin dat niet alle gevraagde informatie verstrekt werd;

2.

merkt evenwel op dat het Bureau de kwijtingsautoriteit op driemaandelijkse basis moet blijven inlichten over de resultaten van de door die autoriteit gevraagde acties;

3.

beklemtoont dat de kwijtingsautoriteit tijdens de op handen zijnde kwijtingsprocedures nauwlettend zal blijven toezien op de uitvoering van de maatregelen die genomen zijn om de door de verslagen van de Rekenkamer en de IAS aan het licht gebrachte ernstige tekortkomingen van het Bureau aan te pakken; verwacht daarom van het Bureau dat het de kwijtingsautoriteit op de hoogte brengt van de uitgevoerde acties en de resultaten ervan en de gevraagde documenten indient, vooral voor wat de volgende punten betreft:

a)

de vaststelling door de raad van bestuur van het actieplan met specifieke maatregelen en een tijdschema voor de uitvoering ervan om de tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures te verhelpen,

b)

een grondig verificatieproces waarin wordt nagegaan of de bestaande procedures betreffende de vaststelling van en de omgang met belangenconflicten voor zijn personeel en deskundigen doeltreffend worden toegepast,

c)

de indiening van de verslagen van de IAS in overeenstemming met het Financieel Reglement;

Specifieke opmerkingen

Aanbestedingsprocedures

4.

neemt kennis van de ontvangen informatie over het controlesysteem dat bedoeld is om de aanhoudende fouten in aanbestedingsprocedures te voorkomen dan wel tijdig aan het licht te brengen; verwacht het meerjarenplan voor aanbestedingen te ontvangen; herinnert het Bureau er in dit verband aan zijn aanbestedingsprocedures kwalitatief te blijven verbeteren en zich strikt te houden aan de bepalingen van de relevante voorschriften inzake openbare aanbestedingen met als doel de door de Rekenkamer aangewezen tekortkomingen te verhelpen;

5.

neemt kennis van de ingeleide maatregelen voor de ontwikkeling van een actieplan ter verbetering van de aanbestedingsprocedures; verzoekt het Bureau spoedig een actieplan vast te stellen dat de tekortkomingen in de aanbestedingsprocedures moet wegnemen, met name de onregelmatigheden in het beheer van de procedures voor de gunning van contracten, door voor strengere technische en procedurele controles te zorgen, en de kwijtingsautoriteit daarvan in kennis te stellen;

6.

herinnert eraan dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag over 2009 heeft aangegeven dat het Bureau onvoldoende controles had uitgevoerd om het risico van fouten te beperken in een aantal procedures voor de aanbesteding van grote IT-kaderovereenkomsten; herinnert er voorts aan dat de controle fouten aan het licht heeft gebracht die op de regelmatigheid van de verrichtingen van invloed waren en die de aanleiding vormden voor het voorbehoud dat de Rekenkamer heeft gemaakt ten aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen van het Bureau;

Overdracht van kredieten

7.

wijst erop dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag over het Bureau betreffende het jaar 2009 een overdracht meldt van 19 500 000 EUR (38 % van de vastleggingen van het Bureau) en dat circa 14 800 000 EUR hiervan bedoeld was voor activiteiten die aan het eind van het jaar nog niet waren uitgevoerd (of, in enkele gevallen, goederen die niet waren ontvangen voor diensten die zich over meer dan één begrotingsjaar kunnen uitstrekken); herinnert het Bureau er derhalve aan ter zake actie te ondernemen en hoopt ten aanzien hiervan een bevestiging van de Rekenkamer te verkrijgen;

Ontvangsten uit vergoedingen

8.

neemt kennis van informatie van het Bureau volgens welke het per 1 januari 2011 een geïntegreerd capaciteitsplanningssysteem (ERP) heeft ingevoerd, met SAP als aanbieder, om het probleem van de lange vertragingen bij invorderingsopdrachten te verhelpen; neemt er kennis van dat het Bureau met dit nieuwe systeem gegevens afkomstig van zijn huidige operationele systemen (bv. SIAMED) via een dashboard rechtstreeks overbrengt naar de financiële module van SAP;

Valutacontracten

9.

spreekt zijn goedkeuring uit over het vaste voornemen van het Bureau om de risico’s in verband met wisselkoersverschillen te beperken en over de door hem doorgevoerde herziening per 11 juni 2010 van het beleid inzake kasmiddelen door: oprichting van een interne adviescommissie die de rekenplichtige adviseert over indekkingsstrategieën; beperking van de indekking tot 50 % van de geraamde behoefte; en waarborging dat de te bedingen rentetarieven gelijk zijn aan of hoger dan het begrote kostenpercentage;

Omgang met belangenconflicten

10.

neemt kennis van de antwoorden van het Bureau waarin het aangeeft aan zijn eigen gedragscode te voldoen door vaststelling van beginselen en adviezen inzake onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid die gelden voor de leden van het bestuur en de comités, de deskundigen en het personeel van het Bureau; verwacht bijgevolg van het Bureau dat het, alvorens projectteamleiders aan producten toe te wijzen, grondig controleert of de verklaarde belangen van de personeelsleden van invloed zouden kunnen zijn op hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid; verwacht dat de documenten van het Bureau over de belangenconflicten zullen worden geactualiseerd;

11.

neemt kennis van het voornemen van het Bureau om uitvoering te geven aan de aanbeveling die de IAS vermeldt in zijn follow-upcontrole van 2010 door een risicogestuurde aanpak vast te stellen en zich te richten op controles inzake personeel dat belangen opgeeft; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit vóór eind 2011 in te lichten over het voornemen om deze aanbeveling van de IAS uit te voeren en de termijn waarbinnen dit zal gebeuren;

12.

bevestigt niettemin het antwoord van het Bureau waarin het aangeeft dat het niet aan het Bureau is om de jaarlijkse verklaring omtrent de financiële belangen van deskundigen die voor de beoordeling van geneesmiddelen verantwoordelijk zijn, op te vragen of te monitoren, maar aan de bevoegde instanties van de lidstaten (artikel 126 ter van Richtlijn 2001/83/EG (7) zoals gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (8)); vraagt daarom dat de Commissie de betrokken instanties in de lidstaten aan hun verplichtingen op dit vlak herinnert;

13.

benadrukt dat niet alleen de goede naam van het Bureau kan worden aangetast wanneer evaluaties kunnen worden aangevochten op grond van mogelijke belangenconflicten, maar dat dergelijke belangenconflicten ook betekenen dat de gezondheid van de Europese burgers niet gegarandeerd optimaal beschermd wordt;

14.

merkt op dat het nieuwe elektronische formulier voor de opgave van belangen (e-DoI) per 1 juli 2011 gelanceerd is, dat alle deskundigen gevraagd is het nieuwe e-DoI in te vullen en dat de e-DoI’s van alle in de deskundigendatabase opgenomen deskundigen vanaf 30 september 2011 op de website van het Bureau gepubliceerd zijn; merkt eveneens op dat het memorandum van overeenstemming tussen het Bureau en de bevoegde instanties van alle lidstaten over het toezicht op het wetenschappelijke niveau en de onafhankelijkheid van beoordelingen die worden uitgevoerd door de nationale bevoegde instanties in het kader van aan het Bureau te verlenen diensten, op 4 juli 2011 van kracht is geworden;

15.

verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van acties op punten met betrekking tot de doeltreffende naleving van zijn gedragscode inzake de omgang met belangenconflicten;

16.

wijst het Bureau erop, en waarschuwt het hier ook voor, dat alle maatregelen die vermeld worden in de respectieve controleverslagen, met inbegrip van dat voor 2010, volledig moeten worden uitgevoerd vóór het begin van de volgende kwijtingsprocedure;

Personeelsbeheer

17.

neemt kennis van het antwoord van het Bureau waarin het aangeeft dat het de door de IAS vastgestelde tekortkomingen op het gebied van arbeidscontractanten heeft verholpen, en dat herziene werkinstructies en modellen zijn ingevoerd en het personeel specifieke training heeft ontvangen; verzoekt dienovereenkomstig het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte te blijven houden van de uitvoeringsgraad van deze acties; hoopt dat het verslag van de Rekenkamer voor 2010 zal toelaten vast te stellen of de bevestiging van het Bureau gegrond is;

18.

verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei 2011 (9) over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.

(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 28.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 173.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 174.

(7)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

(8)   PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34.

(9)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/33


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 25 oktober 2011

over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009

(2011/759/EU)

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009,

gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2009, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (1),

gezien de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2011 (05892/2011 — C7-0052/2011),

gezien zijn besluit van 10 mei 2011 (2) om het besluit tot verlening van kwijting voor het begrotingsjaar 2009 uit te stellen, en de antwoorden van de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau,

gezien artikel 276 van het EG-Verdrag en artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3), en met name artikel 185,

gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,

gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5), en met name artikel 94,

gezien de brief van 17 juni 2011 van de voorzitter van de raad van bestuur van het Bureau aan de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement (EMA/441533/2011),

gezien de antwoorden van het Bureau op de resolutie van het Parlement van 10 mei 2011 (6) in verband met bovengenoemd kwijtingsbesluit voor het begrotingsjaar 2009,

gezien de door de dienst Interne audit (IAS) van de Commissie opgestelde jaarlijkse verslagen over de interne controle betreffende het Bureau voor de jaren 2009, 2008 en 2007,

gezien het definitieve follow-upverslag over de controles van het Bureau door de IAS in 2009, 2008 en 2006,

gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

gezien het tweede verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0329/2011),

1.

Gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009;

2.

Verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

De voorzitter

Jerzy BUZEK

De secretaris-generaal

Klaus WELLE


(1)   PB C 338 van 14.12.2010, blz. 28.

(2)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 173.

(3)   PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)   PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)   PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)   PB L 250 van 27.9.2011, blz. 174.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/35


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 november 2011

betreffende de toewijzing aan Spanje en Frankrijk van extra zeedagen in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8303)

(Slechts de teksten in de Franse en de Spaanse taal zijn authentiek)

(2011/760/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU, van toepassing zijn (1), en met name de punten 7.1, 7.3 en 7.6 van bijlage IIB,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In punt 5.1 van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 57/2011 is het maximumaantal dagen vastgesteld waarop EU-vaartuigen die een lengte over alles van ten minste 10 m hebben en gereglementeerd vistuig (trawls, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm, alsmede kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm of grondbeugen) aan boord hebben, in de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012 aanwezig mogen zijn in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz.

(2)

Op grond van punt 7.1 van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 57/2011 kan de Commissie lidstaten extra zeedagen toekennen waarop een vaartuig toestemming van zijn vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd vistuig aan boord, en wel op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten tussen 1 februari 2010 en 31 januari 2011.

(3)

Op grond van punt 7.6 van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 57/2011 kan de Commissie bij wijze van uitzondering extra dagen voor de beheersperiode 2011 toewijzen op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten tussen 1 februari 2004 en 31 januari 2010 als daarvoor nog niet eerder een verzoek om extra dagen was ingediend.

(4)

Op 3 en 21 juni 2011 heeft Spanje overeenkomstig punt 7.2 van de genoemde bijlage verzoeken ingediend met gegevens waaruit blijkt dat acht vissersvaartuigen hun activiteiten definitief hebben beëindigd tussen 1 februari 2004 en 31 januari 2010 en drie vissersvaartuigen hun activiteiten definitief hebben beëindigd tussen 1 februari 2010 en 31 januari 2011, en dat daarvoor nog niet eerder een verzoek om extra dagen was ingediend. Gelet op de verstrekte gegevens en op de in punt 7.1, tweede alinea, van die bijlage vastgestelde berekeningsmethode moeten aan Spanje 9 extra zeedagen voor de in punt 1 van die bijlage bedoelde vaartuigen worden toegewezen voor de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012.

(5)

Op 14 juli 2011 heeft Frankrijk overeenkomstig punt 7.2 van de bijlage een verzoek ingediend met gegevens waaruit blijkt dat zes vissersvaartuigen hun activiteiten tussen 1 februari 2004 en 31 januari 2010 definitief hebben beëindigd en dat daarvoor nog niet eerder een verzoek om extra dagen was ingediend. Gelet op de verstrekte gegevens en op de in punt 7.1, tweede alinea, van die bijlage vastgestelde berekeningsmethode moeten aan Frankrijk 23 extra zeedagen voor de in punt 1 van die bijlage bedoelde vaartuigen worden toegewezen voor de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in tabel I van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 57/2011 vastgestelde maximumaantal zeedagen waarop een vissersvaartuig dat de vlag van Spanje voert, gereglementeerd vistuig aan boord heeft en niet onder een van de in punt 5.2 van die bijlage vermelde bijzondere voorwaarden valt, in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz, aanwezig mag zijn, wordt verhoogd tot 167 dagen per jaar.

Artikel 2

Het in tabel I van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 57/2011 vastgestelde maximumaantal zeedagen waarop een vissersvaartuig dat de vlag van Frankrijk voert, gereglementeerd vistuig aan boord heeft en niet onder een van de in punt 5.2 van die bijlage vermelde bijzondere voorwaarden valt, in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz, aanwezig mag zijn, wordt verhoogd tot 165 dagen per jaar.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje en de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 23 november 2011.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)   PB L 24 van 27.1.2011, blz. 1.


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/37


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2011

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8362)

(Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek)

(2011/761/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 november 2007 heeft de onderneming KANEKA Pharma Europe bij de bevoegde autoriteiten van België een verzoek ingediend om flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. (Glavonoid) als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen.

(2)

Op 3 december 2008 heeft de bevoegde Belgische instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat de onderneming KANEKA voldoende informatie had verstrekt om een vergunning te verlenen voor het in de handel brengen van Glycyrrhiza glabra L. als nieuw voedselingrediënt.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 19 februari 2009 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde periode van 60 dagen werden overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van het product ingediend.

(5)

Daarom is op 22 juli 2009 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(6)

In het wetenschappelijk advies „Scientific opinion on the safety of „Glavonoid®”, an extract derived from the roots of or rootstock of Glycyrrhiza glabra L., as a Novel Food ingredient on request from the European Commission” (2) kwam de EFSA op 30 juni 2011 tot de conclusie dat Glavonoid bij een inname van maximaal 120 mg per dag veilig is voor de volwassen bevolking.

(7)

Om een inname van 120 mg Glavonoid per dag niet te overschrijden, heeft Kaneka Pharma Europe nv er op 11 augustus 2011 mee ingestemd het gebruik van Glavonoid als ingrediënt voor voedingssupplementen en dranken te beperken.

(8)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat Glavonoid voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. (hierna „Glavonoid” genoemd), zoals gespecificeerd in bijlage I, mogen in de Unie in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor het in bijlage II vermelde gebruik.

Glavonoid mag niet als zodanig aan de eindverbruiker worden verkocht.

Artikel 2

1.   Het nieuwe voedselingrediënt flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, wordt in de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „Glavonoid”.

2.   In de etikettering van levensmiddelen waaraan het product als nieuw voedselingrediënt is toegevoegd, wordt vermeld dat:

a)

het product mogelijk niet geschikt is voor zwangere en borstvoedende vrouwen, kinderen en jonge adolescenten, en dat

b)

mensen die geneesmiddelen op recept nemen dit product alleen onder medisch toezicht mogen gebruiken;

c)

per dag niet meer dan 120 mg Glavonoid mag worden ingenomen.

3.   De hoeveelheid Glavonoid in het uiteindelijke levensmiddel wordt vermeld in de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat.

4.   Dranken die Glavonoid bevatten, moeten aan de eindverbruiker worden aangeboden als afzonderlijke porties.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Kaneka Pharma Europe nv, Triomflaan 173, 1160 Brussel, België.

Gedaan te Brussel, 24 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)   PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2011; 9(7): 2287.


BIJLAGE I

SPECIFICATIES VAN GLAVONOID

Beschrijving

Glavonoid is een extract verkregen uit de wortels of wortelstokken van Glycyrrhiza glabra door extractie met ethanol gevolgd door een verdere extractie van dit ethanolextract met triglyceriden met een middellange keten. Het is een donkerbruin gekleurde vloeistof, die 2,5 % tot 3,5 % glabridine bevat.

Specificaties

Parameter

 

Vochtgehalte

minder dan 0,5 %

Asgehalte

minder dan 0,1 %

Peroxidegetal

minder dan 0,5 meq/kg

Glabridine

2,5 tot 3,5 %

Glycyrrizinezuur

minder dan 0,005 %

Vetten

minimaal 99 %

Eiwitten

minder dan 0,1 %

Koolhydraten

niet aantoonbaar


BIJLAGE II

Levensmiddelencategorie

Maximaal gehalte aan Glavonoid

Dranken op basis van melk

Dranken op basis van yoghurt

Dranken op basis van groenten of fruit

120 mg per dagelijkse portie

Voedingssupplementen

120 mg per door de fabrikant aanbevolen dagelijkse dosis


26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/41


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2011

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van bèta-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 8527)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2011/762/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 september 2009 heeft de onderneming Biothera Incorporated bij de bevoegde autoriteit van Ierland een verzoek ingediend om bèta-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen voor gebruik in verscheidene levensmiddelen, waaronder dranken, voor de gehele bevolking, alsook in voedingssupplementen en in levensmiddelen voor bijzondere voeding, met uitzondering van zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding.

(2)

Op 23 december 2009 heeft de bevoegde Ierse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat bèta-glucanen uit gist als nieuw voedselingrediënt aanvaardbaar waren op voorwaarde dat de productspecificaties en de beoogde gebruiksconcentraties worden aangehouden en dat de reeks levensmiddelen beperkt is tot diewelke in het dossier van de aanvraag vermeld zijn.

(3)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 18 januari 2010 aan alle lidstaten toegezonden.

(4)

Binnen de in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde periode van 60 dagen werden overeenkomstig die bepaling met redenen omklede bezwaren tegen het in de handel brengen van het product ingediend.

(5)

Daarom is op 2 juli 2010 de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd.

(6)

Op 8 april 2011 kwam de EFSA in het „wetenschappelijk advies over de veiligheid van „bèta-glucanen uit gist” als een nieuw voedselingrediënt” (2) tot de conclusie dat bèta-glucanen uit gist onder de voorgestelde gebruiksomstandigheden veilig zijn. De EFSA heeft in haar advies niet gekeken naar de veiligheid voor kinderen jonger dan anderhalf jaar.

(7)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling van de EFSA en rekening houdend met Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (3), Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (4), Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (5), Richtlijn 1999/21/EG van de Commissie van 25 maart 1999 betreffende dieetvoeding voor medisch gebruik (6) en Richtlijn 2006/125/EG van de Commissie van 5 december 2006 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (7), is vastgesteld dat bèta-glucanen uit gist voldoen aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bèta-glucanen uit gist (Saccharomyces cerevisiae), zoals in bijlage I omschreven, mogen in de Unie als nieuw voedselingrediënt in de handel gebracht worden voor het gebruik en overeenkomstig de maximale gehalten zoals omschreven in bijlage II en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 en Richtlijn 2009/39/EG.

Artikel 2

De bèta-glucanen uit gist (Saccharomyces cerevisiae) waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, worden op de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „bèta-glucanen uit gist (Saccharomyces cerevisiae)”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Biothera Incorporated, 3388 Mike Collins Drive, Eagan, Minnesota, VS, 55121.

Gedaan te Brussel, 24 november 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)   PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2011; 9(5):2137 [22 blz.].

(3)   PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

(4)   PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

(5)   PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.

(6)   PB L 91 van 7.4.1999, blz. 29.

(7)   PB L 339 van 6.12.2006, blz. 16.


BIJLAGE I

SPECIFICATIES VAN BÈTA-GLUCANEN UIT GIST (SACCHAROMYCES CEREVISIAE)

Beschrijving

Bèta-glucanen zijn complexe, hoogmoleculaire (100-200 kDa) polysachariden, die worden aangetroffen in de celwand van vele gisten en granen. De chemische benaming voor bèta-glucanen uit gist is (1-3),(1-6)-β-D-glucanen.

Dit nieuwe levensmiddel bestaat zowel in oplosbare als onoplosbare vorm, geïsoleerd uit Saccharomyces cerevisiae. De onoplosbare producten bevatten ten minste 70 % koolhydraten in de vorm van bèta-glucanen; het oplosbare product bevat ten minste 75 % bèta-glucanen.

De tertiaire structuur van de glucaancelwand van Saccharomyces cerevisiae bestaat uit ketens van β-1,3-gebonden glucose-eenheden, vertakt met β-1,6-koppelingen, die een ruggengraat vormen waaraan chitine via β-1,4-bindingen, β-1,6-glucanen en enkele mannoproteïnen zijn gebonden.

Chemische kenmerken van bèta-glucanen uit gist (Saccharomyces cerevisiae)

 

Oplosbare vorm

Onoplosbare vorm

Totaal koolhydraten

Meer dan 75 %

Meer dan 70 %

Bèta-glucanen (1,3/1,6)

Meer dan 75 %

Meer dan 70 %

As

Minder dan 4 %

Minder dan 5 %

Vochtgehalte

Minder dan 8 %

Minder dan 8 %

Eiwitten

Minder dan 3,5 %

Minder dan 10 %

Vetten

Minder dan 10 %

Minder dan 20 %


BIJLAGE II

Levensmiddelencategorie

Gebruikshoeveelheid

Voedingssupplementen als omschreven in Richtlijn 2002/46/EG

375 mg

(door de fabrikant aanbevolen dagelijkse dosis)

Levensmiddelen voor bijzondere voeding (Parnuts), zoals omschreven in Richtlijn 2009/39/EG, maar met uitzondering van zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding

600 mg

(door de fabrikant aanbevolen dagelijkse dosis)

Dranken op basis van vruchtensap

130 mg/100 ml

Dranken met vruchtensmaak

80 mg/100 ml

Andere dranken

80 mg/100 ml (RTD)

700 mg/100 g (poeder)

Graanrepen

600 mg/100 g

Biscuits (koekjes)

670 mg/100 g

Biscuits (crackers)

20 mg/100 g

Ontbijtgranen

670 mg/100 g

Volkoren en vezelrijke instant warme ontbijtgranen

150 mg/100 g

Producten op basis van yoghurt, verse kaas en andere zuiveldesserten

160 mg/100 g

Soepen en soepmix

90 mg/100 g (RTE)

180 mg/100 g (gecondenseerd)

630 mg/100 g (poeder)

Chocolade en suikergoed

400 mg/100 g

Eiwitrepen en -poeders

600 mg/100 g

Afkortingen: RTD = drinkklaar; RTE = gebruiksklaar


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/45


BESLUIT Nr. 40/2011

van 14 november 2011

van de Gemengde Commissie die is ingesteld bij de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika tot opneming van overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit

(2011/763/EU)

DE GEMENGDE COMMISSIE,

Gezien de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, en met name de artikelen 7 en 14,

Overwegende dat de Gemengde Commissie een besluit moet nemen over de opneming van een of meer overeenstemmingsbeoordelingsorganen in een sectorbijlage,

BESLUIT:

1.

De in aanhangsel A vermelde overeenstemmingsbeoordelingsorganen worden toegevoegd aan de lijst van overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de kolom „Toegang van de EG tot de markt van de VS” in afdeling V van de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit.

2.

De specifieke reikwijdte, wat de producten en overeenstemmingsbeoordelingsprocedures betreft, van de in aanhangsel A vermelde overeenstemmingsbeoordelingsorganen is door de partijen overeengekomen en zal door hen worden gehandhaafd.

Dit besluit, opgesteld in tweevoud, wordt ondertekend door de vertegenwoordigers van de Gemengde Commissie die gemachtigd zijn de overeenkomst namens de partijen te wijzigen. Het besluit treedt in werking op de datum waarop de laatste handtekening wordt gezet.

Voor de Verenigde Staten van Amerika

James SANFORD

Ondertekend te Washington, 8 november 2011

Voor de Europese Unie

Fernando PERREAU DE PINNINCK

Ondertekend te Brussel, 14 november 2011


Aanhangsel A

Overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de EG die worden toegevoegd aan de lijst van overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de kolom „Toegang van de EG tot de markt van de VS” in afdeling V van de sectorbijlage betreffende elektromagnetische compatibiliteit

TÜV Rheinland-EPS bv

Smidshornerweg 18

9822 ZG Niekerk

NEDERLAND

Bicon Laboratories bv (BICON)

Waterdijk 3A, 5705 CW Helmond

Postbus 118, 5700 AC Helmond

NEDERLAND

SIQ — Slovenian Institute of Quality and Metrology

Tržaška cesta 2

SI-1000 Ljubljana

SLOVENIË


Rectificaties

26.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/47


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 491/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 154 van 17 juni 2009 )

Bladzijde 54, bijlage V, concordantietabel:

in plaats van:

„Verordening (EG) nr. 479/2008

Deze verordening

Artikel 64, lid 1, onder a), onder b) en onder c), de punten i) tot en met iv)

Artikel 122, tweede alinea

Artikel 64, lid 1, onder c), de punten v) tot en met viii)

Artikel 122, derde alinea

Artikel 64, lid 1, onder d)

Artikel 122, derde alinea

Artikel 66, lid 1

—”

te lezen:

„Verordening (EG) nr. 479/2008

Deze verordening

Artikel 64, lid 1, onder a)

Artikel 122, tweede alinea

Artikel 64, lid 1, onder b) en onder c), punten i) tot en met iv)

Artikel 122, derde alinea

Artikel 64, lid 1, onder c), punten v) tot en met viii)

Artikel 122, vierde alinea

Artikel 66, lid 1

Artikel 125 sexdecies, lid 3, onder b)”